Plakvallen en afdekking: een goede combinatie

advertisement
Thema
en eventueel te registreren. Vangsten van gemiddeld meer dan drie vliegen per val wijzen
op een verhoogde activiteit.
In de gangbare teelt vormt het monitoringssysteem de basis voor een verantwoorde bestrijding van de vliegen. Alleen bij het overschrijden van de drempelwaarde van drie vliegen
per val wordt een bestrijdingsmiddel ingezet.
In de biologische teelt van (knol)selder en wortelen is de inzet van bestrijdingsmiddelen echter geen optie en staat preventie voorop. Niettemin kunnen plakvallen ook hier nuttig zijn.
co
py
rig
ht
Pro
eft
uin
nie
uw
s
Plakvallen en afdekking:
een goede combinatie tegen
wortelvlieg in knolselder
Het afdekken van knolselder met insectengaas of klimaatnet verhindert eiafleg door wortelvlieg en levert bij vroeg planten ook een
groeivoordeel op. Inagro toonde in veldproeven aan dat er met deze
strategie ook een behoorlijke meeropbrengst te halen valt in de biologische teelt. Je kan de afdekperiode beperken door de vliegen op je
perceel te monitoren met oranje plakvallen.
Knolselder is een gekende waardplant voor
de wortelvlieg. De periode na het planten valt
in de meeste gevallen samen met de eerste
vlucht van het insect, van mei tot eind juni. Een
wortelvlieg kan één dag na ontluiken al eitjes
afleggen en na zeven tot tien dagen komen de
maden uit. De maden van de eerste generatie
vreten aan de wortels van de jonge selderplanten. Vanaf ongeveer drie weken na planten kan
je de eerste zichtbare symptomen in het perceel vaststellen. De oudste bladeren vergelen,
wat verder leidt tot groeiachterstand of het
wegvallen van planten. Op percelen met een
hoge druk van wortelvlieg kan een opbrengstverlies ontstaan van meer dan 10 ton/ha.
Drie factoren bepalend voor
wortelvliegschade
In welke mate de vliegen eitjes afleggen en
de maden schade aanrichten, hangt af van
een aantal factoren. De aanwezige populatie
wortelvliegen, de plantdatum en het weer
zijn de drie belangrijkste. De lokale aanwezigheid en activiteit van de wortelvlieg kan je
monitoren met behulp van oranje plakvallen.
Zo kan je de start en de duur van de vluchtperiode detecteren op jouw perceel. De plantdatum bepaalt hoe lang de vliegen eitjes kunnen afleggen. En het weer ten slotte heeft een
sterke invloed op de vluchtactiviteit, de plantomstandigheden en de impact van de schade
op de uiteindelijke knolopbrengst. In dit samenspel van factoren moeten we de mogelijke
strategieën voor beheersing van de wortelvlieg
in biologische knolselder evalueren.
Monitoring met plakvallen
ook nuttig voor bioteelt
Door oranje plakvallen aan de rand van het
perceel te plaatsen, kan je de wortelvliegactiviteit op je perceel monitoren. De vlieg is met
wat hulp en enige ervaring gemakkelijk te herkennen op de vangplaten. Voor de rest hoef je
alleen wekelijks de gevangen vliegen te tellen
Wortelvliegschade wordt bij knolselder pas zichtbaar bij het marktklaar maken van
de knollen.
| 18 |
Proeftuinnieuws 9 | 12 mei 2017
Biologische beheersingsstrategieën uitgetest
Op het biologische proefbedrijf van Inagro is
de druk van wortelvlieg de laatste jaren toegenomen. Vooral in vroeg geplante knolselder en
laat gerooide wortelen stellen we schade vast.
Binnen het demonstratieproject Bioroots konden we in 2015 en in 2016 enkele (potentiële)
beheersingsstrategieën in de teelt van knolselder uittesten:
- de teelt afdekken met insectengaas gedurende de vluchtperioden van de wortelvlieg;
- een plantbakbehandeling met een toegelaten
biologisch bestrijdingsmiddel;
- het gebruik van natuurlijke middelen met een
‘repellent’ (afwerende) werking op de maden.
In 2015 zijn alleen de eerste twee strategieën
in knolselder uitgetest. In 2016 zijn er twee
extra middelen met een repellent werking in
de proef opgenomen. Het planttijdstip bepaalt
het risico op schade en dus ook het effect van
de behandeling. Daarom hebben we de proef
in 2016 op twee plantdata aangelegd met vijf
behandelingsvarianten (inclusief onbehandelde controle). Een eerste proef is geplant op
2 mei en een tweede op 17 mei 2016.
Door de vangsten goed op te volgen kan je de afdekperiode en het extra werk dat
gepaard gaat met het afdekken, beperken.
Vroeg planten én monitoren
Aan het weer kan je als teler niet veel doen
en onder gegeven teeltomstandigheden heb
je ook weinig of geen impact op de aanwezige
populatie wortelvliegen. Het risico op wortelvliegschade kan ook verschillen naargelang de
plantdatum. Planten onder goede omstandigheden is uiteraard van primair belang.
14
12
10
8
6
co
py
rig
ht
Pro
eft
uin
nie
uw
s
Gemiddeld aantal wortelvliegen
16
4
2
01
/2
/9
23
9/
20
16
6
6
9/
26
/8
/2
01
/2
01
6
6
/8
12
/7
/2
01
6
01
29
/2
/7
15
7/
20
16
6
1/
01
/2
/6
16
20
6/
3/
17
01
/2
/5
20
6/
5/
20
16
6
0
Figuur 1. - Gemiddeld aantal wortelvliegen per val in 2016 op het biologisch proefperceel knolselder (Inagro)
Minder extra werk door af te
dekken in functie van de
vluchten
De proeven in 2015 toonden aan dat het afdekken van de teelt met klimaatnet of insectengaas de meest effectieve methode is om
schade door wortelvlieg te voorkomen. De
knolselder afdekken gedurende de vluchtperioden leverde toen een meeropbrengst van
maar liefst 25 ton/ha op.
Je moet natuurlijk wel rekening houden met
de investeringskost voor het net. Daarnaast
blijft het afdekken ook lastig toe te passen op
grotere schaal. Vooral de combinatie met het
mechanische wiedwerk weerhoudt veel telers
om het gewas af te dekken. Over de volledige
teeltduur waren op het proefperceel ongeveer
tien mechanische wiedbeurten nodig. Je moet
het net telkens van het gewas verwijderen en
na de bewerking terugleggen.
Door de wortelvliegen wekelijks te monitoren
op je perceel, kan je het extra werk beperken.
De vangsten geteld op het proefperceel in
2016 zijn weergegeven in Figuur 1. Pas wanneer de vangsten gedurende twee opeenvolgende weken nihil of laag zijn (in juni), kan je
de afdekking verwijderen. Vanaf eind juli moet
je het gewas sowieso opnieuw afdekken om de
tweede vlucht vóór te zijn. Door de vangsten
goed op te volgen kan je dus de afdekperiode
en het extra werk dat gepaard gaat met het
afdekken, beperken. Op basis van de tellingen
konden we in 2016 de afdekking verwijderen
vanaf 9 juni tot eind juli. Gedurende deze periode zijn er vijf wiedbewerkingen in de teelt
uitgevoerd waarbij geen extra werk voor de
afdekking nodig was. In 2015 was de afdekvrije
periode korter doordat de eerste vlucht langer
aanhield in juni.
Geen verschillen in 2016 door
slechte proefomstandigheden
In 2016 waren de teeltomstandigheden veel
minder gunstig: zware regen in de periode
na het planten (mei - juni) en droogte in de
periode van knolvorming (augustus - september). Hierdoor was de opbrengst zeer laag
(< 30 ton/ha). Bovendien was de proef door externe factoren (onafhankelijk van de proefopzet) zodanig beïnvloed dat er geen verschillen
in opbrengst tussen de verschillende objecten
werden aangetoond.
De geoogste knollen zijn na het wassen en
bijsnijden van de wortelen ook beoordeeld
op zichtbare wortelvliegschade. Deze schade
wordt veroorzaakt door maden van de tweede of derde generatie, die pas later in de teelt
de knol aantasten. De knolselder die onder
afdekking was geteeld, vertoonde gemiddeld
de minste schade vergeleken met de controle
en alle andere objecten. Maar ook dit verschil
was niet significant vanwege de te grote variabiliteit.
Verder onderzoek nodig naar
effectiviteit van biopesticiden
We testten in de knolselderproef ook enkele
middelen met een (potentiële) werking tegen
wortelvlieg. Slechts één middel, toegepast als
plantbakbehandeling, toonde een goede effectiviteit. De andere werden alleen nog maar in
2016 beproefd en konden onder de heterogene
proefomstandigheden geen significante meeropbrengst realiseren. Verder onderzoek naar
het potentieel van deze middelen moet uitwijzen of er in de toekomst ook biopesticiden
kunnen worden ingezet tegen wortelvlieg. In
2017 zullen we twee van deze middelen verder
uittesten in een gangbare veldproef knolselder.
Wanneer de omstandigheden gunstig zijn
en de druk van wortelvlieg laag is, dan levert
vroeg planten altijd een meeropbrengst op. In
de proef in 2016 gaf de planting op 2 mei een
hogere knolopbrengst dan de latere planting
op 17 mei. De zware neerslag van eind mei en
begin juni heeft immers een grotere impact
gehad op de jongere planten. In 2013 waren
de plant- en groeiomstandigheden goed en
bracht knolselder die begin mei was geplant
meer dan 25 ton/ha meer op dan drie weken
later geplante knolselder.
In 2016 had het planttijdstip geen effect op de
schade veroorzaakt door de eerste vlucht van
wortelvlieg. Een proef in 2014 bewees het tegendeel: in dat seizoen veroorzaakte de eerste
vlucht van de wortelvlieg de meeste schade bij
de vroegste planting (eind april). De uiteindelijke knolopbrengst lag hierdoor lager dan bij
een latere planting (5 mei). Nog later planten
(22 mei) leverde dan weer nadeel op wegens
slechtere plantomstandigheden (in dat seizoen) en de aantasting door Septoria. Na een
goede beginontwikkeling kan knolselder een
groeiachterstand wel inlopen maar Septoria
kan in deze fase roet in het eten gooien. Hoe
vroeger de bladvlekkenziekte optreedt, hoe
groter het opbrengstverlies.
Om het risico op wortelvliegaantasting in te
schatten, kan je al vóór het planten starten
met de monitoring. Plaats de vallen altijd aan
de rand van het perceel waar zich de meeste
opgaande begroeiing (bomenrij, haag, struikgewas …) bevindt. Daar overwinteren of vertoeven de wortelvliegen vooraleer ze eitjes
gaan afleggen. Monitoring kan je helpen bij de
beslissing om al dan niet vanaf het planten af
te dekken als preventieve maatregel.
F. Temmerman & J. Rapol
Inagro, Rumbeke-Beitem
Proeftuinnieuws 9 | 12 mei 2017
| 19 |
Download