Verwerking van de foto

advertisement
Verwerking van de foto
Deze foto is genomen toen de slag aan de Somme net begonnen was, juli 1916.
Op 1 juli 1916 om half acht precies, werd het sein gegeven voor de aanval, de
slag aan de Somme begon. De Duitse ondergrondse tunnels waren al een paar
minuten voor de aanval begon opgeblazen. De Fransen en Britten waren in totaal
met 16 divisies, de Duitsers met 3 divisies. Ze vernietigden op de eerste dag de
eerste rij loopgraven van de Duitsers. De geallieerden gingen er vanuit dat ze
deze strijd zouden winnen, maar door een paar belangrijke oorzaken liep de
aanval totaal verkeerd. Een groot deel van de granaten waren gericht op het
tweede Duitse loopgraaf terwijl de Duitsers vooral in het eerste loopgraaf zaten
en vanuit dáár aanvielen. Ook lukte het de Fransen en Britten niet om de Duitse
artillerie uit te schakelen. De soldaten droegen 30 kilo aan wapens en bepakking
met zich mee, en de aanval vond niet plaats in de avondschemering, maar ’s
ochtends, in de volle zon. Het was een slachting. Op de eerste dag verloren de
Britten in totaal 57 470 man waarvan 19 240 doden, 35 493 gewonden, 2 152
vermisten en 585 krijgsgevangenen. De Duitsers verloren in totaal 8 000 man.
Nog nooit had het Britse leger zo veel soldaten verloren. De legerleiding wilde
het falen van de actie niet inzien, dus de strijd ging nog 3 maanden door. Aan
het begin van die winter waren maar een paar honderd vierkante meters
veroverd, ten koste van zo veel levens. Op 18 november 1916 stopten de
geallieerden pas met aanvallen. Het Verenigd Koninkrijk (de Britten) verloor 420
000 soldaten, Frankrijk 200 000 en Duitsland 450 000.
Op de foto zie je Britse soldaten in een Britse loopgraaf. De soldaat rechts is op
zijn hoede, de rest(4 soldaten) is aan het rusten.
Om de drie steden Albert, Bapaume en Péronne heen, vormde het slagveld een
driehoek. De Britse loopgraven in het slagveld zagen er zo uit als op de foto. Alle
loopgraven waren met elkaar verbonden door verbindingsloopgraven. Deze
liepen vaak door tot in een stad of dorp. Elk loopgraaf was minstens 2 meter
diep. De Duitsers hadden soms loopgraven van 9(!) meter diep. De Britten
hadden simpele en vaak ondiepe loopgraven.
De Duitse loopgraven waren veel beter en luxer gebouwd. Er stonden pompen in
die het water uit de loopgraven pompten, ondergrondse kamers hadden
deurbellen, watertanks met kranen, spiegels en kasten. Kamers van de officieren
in de loopgraven hadden zelfs elektrisch licht en een soort meubilair.
Elke soldaat had een pioniersschop bij zich. Dat was een schop waarmee hij
eenvoudige loopgraven kon graven als hij op een open veld werd beschoten door
de vijand of een in elkaar zakkende loopgraaf kon verbeteren. Elke loopgraaf had
een naambord, zodat niemand zou kunnen verdwalen tijdens het aanvallen.
De soldaten verveelde zich het grootste deel van de tijd dat ze in een loopgraaf
zaten om vervolgens weer voor korte tijd in onmenselijke angst te zitten, aan te
vallen en te verdedigen. Overdag was het meestal rustig. De meeste soldaten
probeerden dan wat slaap in te halen terwijl andere soldaten (wachtposten) alles
in de gaten hielden.
Tijdens de ochtend- en avondschemering was de kans op een aanval het grootst.
Alle soldaten waren dan klaar om te vechten.
‘s Nachts werd het meeste werk verricht. Groepen soldaten werden op pad
gestuurd om de loopgraven van de vijand te onderzoeken en overvallen.
Loopgraven werden hersteld, en er werden (vanuit de achterhoede) zandzakken,
geteerd zeil, golfplaten, hout en pompen naar de loopgraven gesleept. Als de
soldaten ’s nachts tijdens het patrouilleren een vijandelijke soldaten tegenkwam,
werd er meestal niet aangevallen of op elkaar geschoten om een extra gewonde
te voorkomen. Ze gingen meestal door met waar ze mee bezig waren of
wisselden soms sigaretten uit. Dit was natuurlijk een heel raar idee, want
overdag probeer je elkaar dood te schieten.
Een week lang bleven de soldaten in de frontlinies vechten. Dan werden ze naar
de reseverve-linies overgeplaatst, dan mochten ze verder weg naar een gebied in
het achterland om uit te rusten, bij te komen en zichzelf te wassen om
vervolgens weer terug te gaan naar de frontlinie. Naar de rondsnuffelende
ratten, luizen en vlooien. Iedereen die uit de loopgraaf kwam, of er bovenuit
stak, al was het om een eigen man (kameraad) te helpen, werd beschoten.
Er kwamen veel enge ziektes voor in de loopgraven. De loopgravenkoorts was
een ziekte die alleen in de oorlor voorkwam. Het was een vorm van tyfus, die
veel soldaten hadden opgelopen. Het veroorzaakte koorts en pijn in de
gewrichten, botten en spieren. De koorts liep op tot 39 graden en soldaten
stierven hier zelfs aan. Het werd overgebracht door een bacil op de lichaamsluis
die bij een beet in het bloed terecht kwam. Ook had je de loopgravenvoet. Dit
kwam voor de eerste Wereldoorlog, in de tijd van Napoleon ook al voor. Doordat
het in de loopgraven vochtig en nat was, en soldaten vaak tot hun knieën in de
modder zaten zwollen de voeten eerst op, werden gevoelloos, rood, en er
ontstonden bloedblaren. Dan nam de zwelling weer af, en werd de pijn erger.
Ook gingen te zenuwen in de voeten er aan kapot. Soms moest de voet
geamputeerd worden.
Psychische problemen kwamen ook veel voor. Dit werd Schelshock genoemd. Dat
kon een hersenschudding zijn, emotionele geschoktheid, zenuw uitputtingen,
oververmoeidheid, etc. zijn. Dit kwam omdat het onmenselijk was wat de
soldaten moesten doen en meemaakten.
Download