1 II. Stoichiometrie Academiejaar 2013-2014 Examenstof Hoofdstuk 2 belangrijke vaardigheden •massa% ⇔ moleculaire/empirische formule •berekenen moleculaire/empirische formule van onbekende (C/H/Y)verbinding •interconversie gram, mol, aantal chemische entiteiten •schrijven en in evenwicht brengen van een reactievergelijking •herkennen types chemische reacties •bepalen van stoichiometrische verhoudingen reactanten/produkten •identificeren van reactant in ondermaat/overmaat •berekenen massa reactanten/produkten ook: reacties in sequentie, reacties met reactant in ondermaat •berekenen van conversie, selectiviteit en opbrengst •berekenen concentraties bij bereiden en verdunnen van oplossingen •berekenen volume reactanten •bepalen van het oxidatiegetal van alle atomen in een verbinding •identificeren van redox-reacties/oxidans/reductans •in evenwicht brengen redox-reacties (half-reactie methode) zie p II-34 & 35 2 3 Stoichiometrie van verbindingen 4 •Voor elk element i in een verbinding geldt: γ m,i mi Ni × AMi ni × AMi = = = m verb Nverb × MM MM ⇒ mi = γ m,i × m verb mi ni × AMi m% i = 100 × = 100 × MM ∑ mi i •Voor elke verbinding i in een mengsel geldt: mi mi ⇒ mi = γ m,i × mmengsel γ m,i = = mmengsel ∑ mi i 5 Voorbeeld 1 Bepaal de massafractie C en H in caffeïne (C8H10N4O2). Bepaal het m% N en het m% O in caffeïne. O N N O N N element m% C 49.48 H 5.15 N 28.87 O 16.49 6 7 Bepaling formule onbekende verbinding Hoeveel atomen van welke elementen zijn er in de verbinding? C/H-verbinding + O2 → CO2, H2O, O2, overmaat... afgewogen hoeveelheid onbekende verbinding ⇒ massa CO2 en H2O gevormd bij verbranding ? formule verbinding Zie p II-2 Volledige verbranding = reactie met zuurstof waarbij CO2 en H2O gevormd worden 8 9 Studie-opgave 3 Cumeen is een verbinding die enkel C en H bevat en wordt industrieel gebruikt voor de productie van aceton en fenol. Verbranding van 47.515 mg cumeen geeft 156.8 mg CO2 en 42.8 mg water. De molaire massa van cumeen is 120 g/mol. Bepaal de empirische en de moleculaire formule. nC NC = = 0.75 ⇒ C0.75H ⇒ C3H4 nH NH MM = n × FM ⇒ n = MM = 3 ⇒ C9H12 FM 10 •Methode 1: bruikbaar voor CxHy •mC in mCO2 gevormd = mC in mcumeen verbrand 12 g C = 42.7636 mg C 156.8 mg CO2 × 44 g CO2 •mH in mH2O gevormd = mH in mcumeen verbrand 2 gH 42.8 mg H2O × = 4.7556 mg H 18 g H2O massa CO2 H2O 156.8 mg 42.8 mg mi mol i nC/nH C: 42.7636 mg C: 3.564 H: 4.7556 mg H: 4.756 Empirische formule cumeen: C0.75H ⇒ C3H4 0.75 11 •Methode 2: algemeen bruikbaar •mC in mCO2 gevormd = mC in mcumeen verbrand 12 g C = 42.7636 mg C 156.8 mg CO2 × 44 g CO2 •mH in mH2O gevormd = mH in mcumeen verbrand 2 gH 42.8 mg H2O × = 4.7556 mg H 18 g H2O •massafractie C en H in cumeen γ m,C = γ m,H = mC mcumeen mH mcumeen 42.7636 mg C = = 0.9000 47.515 mg cumeen 4.7556mg H = = 0.1000 47.515 mg cumeen 12 γm,i mol i mol/mol C: 0.9000 C: 0.075 C: 1 H: 0.1000 H: 0.1 H: 1.33 Empirische formule cumeen: CH1.33 ⇒ C3H4 MM = n × FM MMcumeen 120 g n= = =3 FMC3H4 40 g ⇒ Moleculaire formule cumeen: C9H12 13 Studie-opgave 23 Een verbinding bevat enkel C, H, N en O. Verbranding, d.i. reactie met een overmaat O2, van 0.157 g van de verbinding geeft 0.213 g koolstofdioxide en 0.0310 g water. In een ander experiment, wordt er uit 0.103 g van de verbinding 0.0230 g ammoniak gevormd. Wat is de empirische formule van deze verbinding? X: C2.35H1.67NO2 ⇒ C7H5N3O6 14 15 Stoichiometrie van reacties Types chemische reacties 16 •gasfasereactie C2H6(g) → H2(g) + C2H4(g) •verbrandingsreactie CH4(g) + 2 O2(g) → CO2(g) + 2 H2O(A) •neerslagreactie (precipitatiereactie) K2CrO4(aq) + Ba(NO3)2(aq) → BaCrO4(v) + 2 KNO3(aq) •neutralisatiereactie zuur + base → zout + water 2 HNO3(aq) + Ba(OH)2(aq) → Ba(NO3)2(aq) + 2 H2O(A) •gasvormende reactie KClO3(v) → KCl(v) + O2(g) Zie ook p II-2 Massa’s reactanten en producten 17 aA+bB→cC+dD mA nA = nA mB mA MMA b nB = n A × a c nC = n A × a mB = nB × MMB nB nc mC = nC × MMC mC Zie p II-15 18 Voorbeeld 2 Zie p II-20 In een poging om waterstofperoxide (H2O2) te bereiden werden in een reactievat 1.1 mol waterstofgas en 1 mol zuurstofgas met elkaar gemengd. Na stopzetten van de reactie werd het reactiemengsel geanalyseerd. Uit deze analyse blijkt dat het reactiemengsel 0.6 mol H2O, 0.3 mol H2O2, 0.2 mol H2 en 0.4 mol O2 bevat. Bereken de conversie, de selectiviteit en de molaire opbrengst van de reactie. XH2 = 0.82 SH2O2 = 0.33 mol / mol H2,omgezet YH2O2 = 0.27 mol / mol H2,o XO2 = 0.60 SH2O = 0.67 mol / mol H2,omgezet YH2O = 0.55 mol / mol H2,o 19 Volumes reactanten en producten 20 aA+bB→cC+dD VA nA = nA VB cA VA VB = b nB = n A × a c nC = n A × a nB cB nB nc CC = cC nC VA + VB Zie p II-23 Verdunnen van een oplossing 21 aantal mol opgeloste stof n blijft constant bij verdunning ni ci = V ni = c i,o × Vo = c i,f × Vf Vi c i,f = c i,o × Vf Zie p II-21 22 Voorbeeld 3 Een oplossing wordt bereid door 40 ml van een 0.3 M ammoniumsulfaatoplossing aan te lengen tot 250 ml, gevolgd door een 1:10 verdunning en door een 1:50 verdunning. Bereken de concentratie aan ammoniumionen in de resulterende oplossing. Verklaar je antwoord. (1:X verdunning = 1 ml aanlengen tot X ml) . c (NH 4) + = 1.92 × 10 −4 M 23 c (NH V1 V3 V5 = 2 × c (NH4 )2 SO4 ,o × × × V2 V4 V6 c (NH 0.3 mol 40 mA 1 mA 1 mA = 2× × × × A 250 mA 10 mA 50 mA c (NH = 1.92 × 10 −4 M + ) 4 + ) 4 4) + Dissociatie in waterige oplossingen: elektrolyten en niet-elektrolyten 24 Zie p II-12 Geleidbaarheid in waterige oplossing solvatatie ionen in water •oplossing: ionen zijn beweeglijk anode katode ⇒ ionen zijn ladingsdragers ⇒ geleidbaarheid 25 26 Reactievergelijkingen in waterige oplossing •Moleculaire reactievergelijking neerslag waterige oplossing K2CrO4(aq) + Ba(NO3)2(aq) → BaCrO4(v) + 2 KNO3(aq) bij oplossen in water splitsen ionaire verbindingen in ionen CuCl2 (aq) = Cu2+(aq) + 2 Cl−(aq) gehydrateerd koperion: Cu2+(aq) = [Cu(H2O)6]2+ gehydrateerd chloride ion: Cl−(aq) = [Cl(H2O)6]− Zie p II-8 & II-11 27 •Ionaire reactievergelijking AgNO3 (aq) + NaCl (aq) → AgCl (v) + NaNO3 (aq) spectatorionen zijn niet rechtstreeks betrokken in reactie netto-ionaire reactievergelijking: Ag+(aq) + Cl−(aq) → AgCl (v) spectatorionen zijn wel van belang voor stoichiometrische berekeningen 1 mol AgCl(aq) = 1 mol Ag+(aq) + 1 mol Cl−(aq) 1 mol CuCl2(aq) = 1 mol Cu2+(aq) + 2 mol Cl−(aq) 28 Neerslagreacties Anion Nitraat (NO3-) Oplosbaar Matig oplosbaar Onoplosbaar (> 10 g/l) (0.1 tot 10 g/l) (< 0.1 g/l) Alle Acetaat (CH3COO-) Meeste Chloraat (ClO3-) Be(CH3COO)2 Alle Perchloraat (ClO4-) Meeste KClO4 Fluoride (F-) Groep I, AgF, BeF2 SrF2, BaF2, PbF2 MgF2, CaF2 Chloride (Cl-) Meeste PbCl2 AgCl, Hg2Cl2 Bromide (Br-) Meeste PbBr2, HgBr2 AgBr, Hg2Br2 Jodide (I-) Meeste Sulfaat (SO42-) Meeste Sulfiet (SO32-) Groep I, (NH4)2SO4 Meeste Sulfide (S2-) Groep I en III, (NH4)2S Meeste Carbonaat (CO32-) Groep I, (NH4)2CO3 Meeste Fosfaat (PO43-) Groep I, (NH4)3PO4 Meeste Hydroxide (HO-) Groep I, Ba(OH)2 AgI, Hg2I2, PbI2, HgI2 CaSO4, Ag2SO4, Hg2SO4 SrSO4, BaSO4, PbSO4 Sr(OH)2, Ca(OH)2 Meeste Tabel 2.4 (p II-14); bijlage 5 29 Voorbeeld 4 Veronderstel dat 50 ml van een 0.05 M oplossing van lood(II)nitraat gemengd wordt met 40 ml van een 0.2 M oplossing van natriumjodaat bij 25°C en dat het gevormde lood(II)jodaat volledig neerslaat. Bereken de massa van het gevormde neerslag. Bereken de concentratie van de ionen in de resulterende oplossing. mPb(IO3 )2 = 1.39 g c NO − = 0.056 M 3 c Na+ = 0.089 M cIO − 3 = 0.033 M 30 •50 ml 0.05 M Pb(NO3)2 bevat nPb(NO3 )2 = M × V = 0.05 mol 1× 103 mA × 50 mA = 2.5 × 10 −3 mol nPb 2+ = nPb(NO3 )2 = 2.5 × 10 −3 mol n NO3 − = 2 × nPb(NO3 )2 = 5 × 10 −3 mol •40 ml 0.2 M NaIO3 bevat nNaIO3 = M × V = 0.2 mol 1× 103 mA × 40 mA = 8 × 10 −3 mol nNa + = nNaIO3 = 8 × 10 −3 mol n IO3 − = nNaIO3 = 8 × 10 −3 mol 31 •50 ml 0.05 M Pb(NO3)2 + 40 ml 0.2 M NaIO3 Pb2+(aq) + 2 NO3−(aq) + 2 Na+(aq) + 2 IO3−(aq) → Pb(IO3)2(v) + 2 Na+(aq) + 2 NO3− (aq) stoichiometrische verhouding 2 mol IO3 − actuele verhouding 8 × 10 −3 mol IO3 − 2 = 1 mol Pb2 + 1 2.5 × 10 −3 mol Pb2 + = 3 .2 1 •2.5 × 10-3 mol Pb2+ reageert met 2.5 × 10 −3 mol Pb2 + × 2 mol IO3 − 1 mol Pb2 + = 5 × 10 −3 mol IO3 − •mol Pb(IO3)2 dat neerslaat = mol Pb2+ gereageerd •massa van het gevormde lood(II)jodaatneerslag mPb(IO3 )2 = 2.5 × 10 −3 557 g = 1.39 g mol × mol 32 •90 ml oplossing bevat = 8 × 10 −3 mol − 5 × 10 −3 mol = 3 × 10 −3 mol n IO3 − M IO 3 − n NO3 − n 3 × 10 −3 mol = = = 0.033 M − 3 V 90 × 10 A = 5 × 10 −3 mol M NO3 − n 5 × 10 −3 mol = 0.056 M = = V 90 × 10 −3 A nNa + = 8 × 10 −3 mol n 8 × 10 −3 mol MNa + = = = 0.089 M − 3 V 90 × 10 A 33 Gasmengsels: definities HII: p. II-24-27 34 Gasmengsels: partieeldruk pi Ptot = ∑ pi = ∑ n RT i i i ntot = ∑ ni V i molfractie i: γ i = ni ntot Ptot = ∑ pi = i ni ci = V ∑ n RT 35 i i V Ptot = RT∑ c i i niRT Vi = Ptot ∑ niRT Vtot = ∑ Vi = i Vi vol%i = × 100 Vtot i geldt enkel voor gasmengsels ni mol%i = × 100 = vol%i n tot molfractie i Ptot Omrekenen vol% naar m% verbinding N2 O2 Ar CO2 Ne He CH4 Kr zie Minerva/documenten/handouts lucht vol% 78.08 20.95 0.93 0.036 1.82×10−3 5.24×10−4 1.7×10−4 1.14×10−4 m% 75.52 23.14 1.29 0.05 1.27×10−3 7.24×10−5 9.4×10−5 3.3×10−4 36 37 Normaalomstandigheden temperatuur en druk: T = 0°C, P = 1 bar STP (Standard conditions of Temperature and Pressure) zie H9 !!!!LET OP: normaalomstandigheden ≠ TD standaardcondities 38 Voorbeeld 5 HII: p. II-24 Een vat van 5.00 liter bevat 32.1 gram van een gas bij 25°C en een druk 2.45 atm. Welk gas is er aanwezig in het vat? a. Cl2 b. F2 c. NO2 d. SO2 SO2 39 mX PV m XRT = ⇒ MMX = nX = MMX RT PV 0.08206 A atm × 298.15 K 32.1g × g mol K = 64.1 MMX = 2.45 atm × 5.00 A mol X = SO2 40 Redoxreacties In evenwicht brengen redoxreacties: enkel halfreactiemethode is examenstof oxidatiegetalmethode wordt NIET GEVRAAGD en OOK NIET GEBRUIKT op examen Redoxreactie: oxidatie/reductie reductans A oxidans e A wordt geoxideerd en staat elektronen af B+ B wordt gereduceerd en neemt elektronen op A+ •Oxidatie: produceert elektronen •Reductie: verbruikt elektronen B e 41 42 Fe(v) + Cu2+(aq) + SO42-(aq) − 2e ⇒Fe: reductans + 2e ⇒Cu: oxidans Cu(v) + Fe2+(aq) + SO42-(aq) 43 Redoxkoppel: oxidans/reductans reductans oxidatie: Fe( s ) → Fe 2+ ( aq) + 2e − reductie: Cu2+ ( aq) + 2e − → Cu(s) •Redoxkoppels: ox/red Fe2+/Fe Cu2+/Cu Fe e oxidans Cu2+ e Cu2+ wordt gereduceerd en neemt elektronen op Fe wordt geoxideerd en staat elektronen af e Fe2+ •Reductans: reduceert het oxidans •Oxidans: oxideert het reductans e Cu 44 Studie-opgave 20c Breng de volgende reactie in evenwicht in basisch milieu (gebruik de halfreactiemethode) − CoCl2( aq) + HO 2( aq) → Co(OH)3( aq) + − 2 Cl( aq) 2CoCl2( aq) + HO 2−( aq) + H2O( A ) + 3HO − → 2 Co(OH)3( aq) + 4 Cl(−aq) 45 46 Oefening 2.51 Om te bepalen of een bestuurder onder invloed van alcohol rijdt, maakt de politie gebruik van een ademtest. Deze test bestaat uit het leiden van de adem van de bestuurder doorheen een ampule die kaliumdichromaat in zwavelzuur bevat. Indien de adem ethylalcohol bevat dan reageert het ethylalcohol met de dichromaatanionen met vorming van azijnzuur en Cr3+-ionen. Schrijf de globale reactie (in evenwicht) voor dit proces. oplossing van dichromaatanionen oplossing van Cr3+ 3 CH3CH2OH + 2 K 2Cr2O7 + 8 H2SO 4 → 3 CH3COOH + 2 Cr2 (SO 4 )3 + 2 K 2SO 4 + 11 H2O 47