Het einde van de strijd van de Heere Jezus Ds. D. Rietdijk – Mattheüs 26: 45-46 (Lijdenstijd) Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen: Psalm 115: 1, 9 Mattheüs 26: 36-46 Psalm 116: 2, 3, 4 Psalm 69: 7 Psalm 69: 14 Gemeente, wij willen met u het Woord van de Heere overdenken, zoals u dat vindt in Mattheus 26 vers 45 en 46. Daar lezen wij: Toen kwam Hij tot Zijn discipelen en zeide tot hen: Slaapt nu voort en rust; zie, de ure is nabijgekomen, en de Zoon des mensen wordt overgeleverd in de handen der zondaren. Staat op, laat ons gaan; ziet, hij is nabij die Mij verraadt. Wij letten op: Het einde van de strijd van de Heere Jezus. Daarbij gaan we drie dingen overdenken: 1. De strijd is voorbij 2. De ure is nabij 3. De verrader is nabij 1. De strijd is voorbij In het gedeelte van Mattheüs 26 over het verblijf van de Heere Jezus in de hof van Gethsémané komt driemaal dat woordje ‘toen’ voor. Het markeert als het ware de bijzondere momenten in het gebeuren in de hof van Gethsémané. U vindt het aan het begin van vers 36, bij het begin van vers 38, en nog eens bij het begin van onze tekst in vers 45. Kennelijk wil Mattheus laten zien wat ‘toen’ gebeurd is. Je kunt daardoor als het ware met je vinger aanwijzen hoe het lijden van de Heere Jezus van stap tot stap verliep. Uur na uur gaat Hij verder op Zijn lijdensweg, en steeds dieper wordt het lijden. Maar Hij zal een volkomen voldoening aanbrengen. De eerste keer dat wij het woordje ‘toen’ lezen, wordt het gebruikt als Jezus met Zijn discipelen Zich op weg begeeft naar Gethsémané. Toen ging Jezus met hen in een plaats, genaamd Gethsémané (Matth.26:36). Het woordje ‘toen’ heeft dan betrekking op wat zojuist gebeurd is. Het wijst op het gebeuren in de paaszaal, waar de Heere Jezus met Zijn discipelen het paasmaal heeft gegeten. www.prekenweb.nl 1/12 Ds. D. Rietdijk – Het einde van de strijd van de Heere Jezus Nadat zij de lofzang – de Psalmen 113 tot en met 118 – gezongen hadden, vertrok Jezus, gevolgd door Zijn discipelen, door het duister van de nacht heen, op weg naar Gethsémané. Het woordje ‘toen’ wijst niet alleen op het vertrek naar Gethsémané, maar ook op de gesprekken die toen zijn gevoerd door de discipelen. Welke gesprekken waren dat? Wel, zij spraken onder elkaar over de vraag wie van hen toch wel de meeste zou zijn. Wat is het beschamend dat juist tijdens de gang van Jezus naar de hof van Gethsémané, dit gesprek plaatsvond. We lezen ook van de waarschuwing die Simon Petrus kreeg: ‘Denk erom, Simon, eer de haan zal gekraaid hebben, zul je Mij driemaal verloochenen.’ Gemeente, zo ziet u dat er geen verwachting is van de mens; zelfs niet van een mens met genade. Wij willen zo graag beluisteren wat de mens meegemaakt heeft. Maar in de geschiedenis van het lijden, in het bijzonder in de nacht van Gethsémané, komt openbaar dat er van de mens niets te verwachten is, zelfs niet na ontvangen genade. Voor de Meester uit zien we de voetstappen van Judas in de richting van het paleis van de hogepriester gaan. Voor Judas is geen verwachting meer. Simon Petrus en de andere discipelen vergezellen de Heere Jezus. Maar ook van hen is niets te verwachten. Zij zullen in deze nacht allen vluchten, en Petrus zal bovendien zijn Meester verloochenen. Geen enkele verwachting is er van de mens! Maar des te meer mag men verwachten van de Meester. Wij zien dat in het gebeuren dat Mattheüs beschrijft: Toen ging Jezus met hen in een plaats, genaamd Gethsémané. De hof van Gethsémané, ofwel de Olijfhof, ontleende haar naam aan de olijfbomen en de olijvenpers die zich daar bevonden. Het was een plaats waar de Heere wel meer met Zijn discipelen in de nacht vertoefde; om te bidden of om onderwijs te geven. Is het niet opmerkelijk dat de belangrijkste gebeurtenissen uit de menselijke geschiedenis plaatsvinden in een hof? In een hof van Eden genoot de mens na zijn schepping het licht van Gods tegenwoordigheid. Maar de mens is God ongehoorzaam geworden en is peilloos diep van Hem afgevallen. Mattheüs beschrijft ons ook een hof, de hof van Gethsémané, waar het donker is door Gods afwezigheid. De hof van Eden en de hof van Gethsémané hebben alles met elkaar te maken. In de eerste hof stond de eerste Adam in het licht en hij is daar gevallen. In de tweede hof staat de tweede Adam, omringd door duisternis en vervuld van angst, vrees en droefheid. Maar Hij is staande gebleven. www.prekenweb.nl 2/12 Ds. D. Rietdijk – Het einde van de strijd van de Heere Jezus In Gethsémané aangekomen laat Jezus acht discipelen achter bij de ingang. De overige drie neemt Hij mee wat verder de hof in. Het zijn Petrus, Johannes en Jakobus; drie van Zijn vertrouwelingen, drie discipelen die het dichtst in Zijn nabijheid hebben geleefd. Dan lezen we in deze geschiedenis voor de tweede keer het woordje ‘toen’. Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot de dood toe; blijft hier en waakt met Mij (Matth.26:38). Het is een opdracht: Blijft hier en waakt met Mij. Het is opmerkelijk dat juist deze drie discipelen deze opdracht kregen. Johannes en Jakobus waren de twee mannen die nog maar kort geleden met elkaar spraken over de plaatsen aan de linker- en de rechterhand van de Heere Jezus. De plaats die zij zo graag zouden willen innemen als Hij in Zijn koninkrijk gekomen zou zijn. De derde discipel, Petrus, heeft gezegd: Al werden zij ook allen aan U geërgerd, ik zal nimmermeer geërgerd worden (Matth.26:33). Juist deze drie discipelen krijgen de opdracht: Blijft hier en waakt met Mij. Ze hoeven niet te strijden. Jezus vraagt hen niet om bijzondere dingen te doen. Ze hoeven alleen maar in de nabijheid van hun Meester te blijven. Terwijl de Heere Zich een steenworp van hen verwijdert, moeten zij slechts blijven waken. Nadat Jezus Zich een steenworp van Zijn discipelen heeft verwijderd, horen we Hem zeggen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot de dood toe. Hij haalt woorden aan uit Psalm 42: Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? (Ps.42:12) Geheel bedroefd, tot de dood toe. Dat wil zeggen: tot stervens toe is Hij bedroefd. Nee, het gaat hier niet om een kreet van wanhoop van de Heere Jezus. Het gaat ook niet om een schreeuw van verdriet vanwege de dreigende dood. Maar het gaat vooral om de verbondenheid met Zijn Vader, om het vertrouwen in Hem, en om het vasthouden aan God, te midden van alle verdriet. De berijmde psalm drukt dit treffend uit: O mijn ziel, wat buigt g’ u neder? Waartoe zijt g’ in mij ontrust? Voed het oud vertrouwen weder. In Zijn diepe verdriet spreekt de Heere tot Zijn Vader: Mijn ziel is geheel bedroefd tot de dood toe. Wij zien dat de Heere ook niet zonder de gemeenschap met Zijn discipelen kan. Hij is immers ook waarachtig mens. Daarom neemt Hij drie van Zijn meest vertrouwde discipelen wat verder mee de hof in. Want het alleen-zijn van de mens, juist in de diepste noden van het leven, is zo ontzaglijk erg. In het alleen-zijn zit de wortel van de angst. Overvallen door angst neemt de Heere Jezus drie van Zijn discipelen mee tot vlakbij Zijn bidvertrek. Hij wil er niet alleen binnengaan, maar zoekt hun gemeenschap. U vindt dat ook bij Paulus, toen hij in Rome gevangen zat. Toen hij gescheiden was van allen die met hem waren, benauwde hem dat. www.prekenweb.nl 3/12 Ds. D. Rietdijk – Het einde van de strijd van de Heere Jezus David heeft dat ook meegemaakt. Hij was verschrikt toen zijn metgezellen hem allen verlaten hadden. De Heere neemt daarom drie vertrouwelingen mee de hof in, maar laat ze op een steenworp afstand achter, en zegt: Blijft hier en waakt met Mij. Jezus heeft de strijd die Hij moest strijden alleen gestreden. Het was de bange worsteling om de drinkbeker, die Zijn Vader Hem aanreikte, te drinken. Wij horen Hem dan bidden: Indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker van Mij voorbijgaan (Matth.26:39). De drinkbeker is in de Bijbel een beeld van wat God ons toeschikt. De Heere Zelf kan onze beker zijn. David schrijft dat in Psalm 16: De HEERE is het Deel mijner erve en mijns bekers (Ps.16:5). Dat wil zeggen: wat de Heere mij toeschikt, dat is Hijzelf. Of wanneer het hem in het leven goed gaat en hij het overvloedig goed heeft, dan zingt dezelfde dichter: Mijn beker is overvloeiende (Ps.23:5). Maar de beker die Jezus ontvangt, is een beker van bitter lijden. In de oude kerk werd de uitdrukking ‘de beker drinken’ gebruikt voor het martelaarschap. De beker drinken is: martelaar zijn. Gemeente, de drinkbeker die Jezus moet gaan drinken is een beker die door u gevuld is. Het deel dat God Hem toeschikt en dat op Hem afkomt, hebben wij Hem bereid door onze zonden en door onze ongerechtigheid. Het menselijk geslacht heeft die beker der zonde tot de rand gevuld. Die beker moet Christus nu ledigen, tot de laatste druppel toe. De Heere Jezus heeft altijd geweten dat Hij die beker leeg moest drinken. Maar als het zo nabij komt, gaat het zo zwaar wegen en gaat de nood drukken. Als Christus in de hof van Gethsémané is gekomen, is Hij neergeknield, zegt de ene evangelist. De andere zegt: Hij is ter aarde gevallen. En de derde zegt: Hij is op Zijn aangezicht gevallen. Hij heeft gebeden: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker van Mij voorbijgaan. Het is een ontzaglijke beker, gemeente. Het is de last van de zonde van het hele menselijke geslacht, en de toorn van God over het hele menselijke geslacht heeft die beker gevuld. Nogmaals horen wij: Indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker van Mij voorbijgaan. Let erop, dat Jezus Zelf geen mogelijkheden daartoe heeft. Hij zegt niet: ‘Vader, laat deze drinkbeker aan Mij voorbijgaan’, maar: ‘Vader, als er bij U een mogelijkheid is, laat dan deze drinkbeker aan Mij voorbijgaan.’ Uit het stellen van de vraag ‘als het bij U kan’, blijkt de gehoorzaamheid van Jezus aan Zijn Vader. Hij geeft het in de hand van de Vader over: ‘Indien er een mogelijkheid is, laat dan deze lijdensbeker aan Mij voorbijgaan. Maar niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede.‘ Wat is Jezus’ worsteling in Gethsémané diep en groot geweest. Hij heeft geworsteld in het stof van Gethsémané. Hij knielde daar neer. Hij is daar met Zijn aangezicht ter aarde gevallen. Als een worm en geen man heeft Hij gekropen in het stof. Lukas deelt ons mee dat Zijn worsteling zó bitter, zó diep en zó zwaar is geweest, dat grote druppels van Zijn bloed op de aarde afliepen. Zijn zweet werd als grote druppels bloed. De tweede Adam www.prekenweb.nl 4/12 Ds. D. Rietdijk – Het einde van de strijd van de Heere Jezus heeft Zijn bloed gemengd met het stof van deze aarde, het stof van de hof van Gethsémané. Driemaal heeft Hij gebeden en driemaal is Hij teruggekeerd tot Zijn discipelen. Elke keer als de Heere terugkomt, vindt Hij hen slapend. Terwijl de Heere Zijn zware gebedsstrijd strijdt om de lijdensbeker te aanvaarden, om hem voor Zijn discipelen leeg te drinken, liggen zij te slapen. Wat heeft dat slapen van Zijn discipelen Jezus ontzaglijk veel smart gekost; want het betekende het alleen-zijn, en het verlaten-zijn in Zijn lijden in de hof van Gethsémané. Wat heeft die eenzaamheid in het lijden Hem een geweldige smart gekost. Ik heb de pers alleen getreden en er was niemand van de volken met Mij (Jes.63:3). Dat blijkt in de hof van Gethsémané. Daar vindt u Hem alléén, kruipend door het stof, terwijl de discipelen slapen. De Heere Jezus heeft ook door hun slapen geleden, want elke druppel van verkwikking en vriendschap is Hem daar ontnomen. Alle vriendschap en belangstelling ontviel Hem daar. Geen meeleven en geen meelijden. Alléén heeft Hij daar de kelk van het lijden aanvaard. Geen mens ondersteunde Hem daarbij. Wat is dat tot beschaming van de discipelen en van ons. Gemeente, wij moeten ook daaruit leren dat er alleen bij de Heere verlossing is. Bij ons is er alleen maar beschaamdheid van aangezicht. Maar bij Hem zijn barmhartigheden en gerechtigheden te vinden. Bij Hem is genade. Bij ons is niets anders te vinden dan beschaamdheid. Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak (Matth.26:41). Waakt en bidt. Slechts dat vroeg Hij Zijn discipelen, maar Hij vond ze slapend. Voor Hem geen hulp, geen enkele steun. Hoe diep zal dat Zijn hart gekrenkt hebben! En Zijn Vader? Wat heeft Zijn Vader in de hof gezegd? Heeft Hij gezegd: ‘Mijn Zoon, Ik zal die beker van U afnemen en Ik zal hem aan een ander geven?’ Nee, de Vader heeft in de hof van Gethsémané gezwegen. Als Jezus tot drie keer bidt: Vader, indien het mogelijk is, laat deze beker aan Mij voorbijgaan, krijgt Hij geen antwoord. De Vader zegt dan niet: ‘Ik zal hem wel drinken.’ Hij zegt evenmin: ‘Ik zal hem aan een ander geven.’ Nee, de Vader zwijgt. Jezus’ discipelen slapen en Zijn Vader zwijgt. Ontzettend! Zo heeft Jezus worstelend, met tranen en groot geroep tot Zijn Vader, de strijd alléén gestreden. Al strijdend heeft Hij die beker aanvaard. Zelfs als het door de angsten van de dood en de angsten van de hel heenging. Het was immers de wil van Zijn Vader. En als het de wil van de Vader is, dan is het Jezus’ spijze en drank. Dan zegt Hij: Zie, Ik kom, om Uw wil te doen, o God (Hebr.10:9). Daar staat de Borg alleen, onder een zwijgende hemel, op een machteloze aarde. Hij heeft er in toegestemd de beker leeg te drinken. Het was de wil van de Vader. Hij sprak: www.prekenweb.nl 5/12 Ds. D. Rietdijk – Het einde van de strijd van de Heere Jezus Ik heb lust, o Mijn God, om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden Mijns ingewands (Ps.40:9). Hij heeft de beker aanvaard en hem gewillig aangenomen. Dan staat Hij op en gaat Hij voor de laatste maal, voor de derde keer, naar Zijn discipelen toe. De angst is weg, de strijd is gestreden, Hij heeft het lijden aanvaard. In de Hebreeënbrief staat dat Hij verlost is uit de vreze. Lukas zegt op dit moment voor de derde maal ‘toen’. Toen kwam Hij tot Zijn discipelen en zeide tot hen: Slaapt nu voort en rust. De strijd in Gethsémané is nu voorbij. Gemeente, wat heeft dat voorbij zijn van de strijd in Gethsémané en het aanvaarden van de beker, nu voor betekenis? Waarom moest het nu zo gaan? Wel, veronderstel eens dat de worsteling van de Heere Jezus om de aanvaarding van die beker niet had plaatsgevonden. In dat geval was Zijn lijden geen offer geweest. Zonder deze worsteling had het niet het karakter van een offer gehad. In de gewillige aanvaarding van de lijdensbeker komt nu juist het offerkarakter van Christus’ lijden zo duidelijk openbaar. Ondanks alles wat er van Zijn menselijke natuur tegen dat zware en bittere lijden indruist, aanvaardt het Lam van God het gewillig. Hij offert Zichzelf als het zwaarste offer, dat een geheel enige waarde heeft. De eeuwige Zoon van God verklaart Zich bereid om de dood in te gaan. Hier ziet u Christus, Die Zichzelf als een offer overgeeft. Wanneer offeren wij? Als je van je overvloed een beetje weggeeft? Nee, dan offer je niet. Maar wel wanneer je iets afstaat wat je eigenlijk niet missen kunt. Welnu, Christus gaat Zichzelf offeren, Zijn leven opofferen. Als de eeuwige God gaat Hij de dood van een mens sterven. Hij zal Zijn leven afleggen. Hoewel Hij als waarachtig mens dat leven – evenmin als anderen – eigenlijk niet missen kan. Maar toch gaat Hij het afleggen. ‘Vader, Uw wil geschiede.’ Dit is het offer dat verzoent, het zondoffer en het schuldoffer voor Zijn kerk. Voor de derde maal komt Hij terug bij Zijn discipelen. Maar nu zegt Hij: Slaapt nu voort en rust. Er zijn verklaarders die denken dat de Heere dit enigszins ironisch tot Zijn discipelen zegt. ‘Slaapt nu maar voort en rust. Nu heeft het geen zin meer om te waken.’ Maar dit is niet wat Jezus bedoelt. Dat zou namelijk in strijd zijn met de rest van onze tekst. Daar staat: Zie, de ure is nabijgekomen, en de Zoon des mensen wordt overgeleverd in de handen der zondaren. Staat op, laat ons gaan; zie, hij is nabij die Mij verraadt. Nee, het heeft deze betekenis: ‘Ik heb het kruis aanvaard. Ik zal nu met vaste schreden verder gaan naar het kruis.’ Hij heeft Zich onstraffelijk opgeofferd. Het waken is nu, voor zover het de strijd in Gethsémané betreft, niet meer nodig. Hij heeft Zichzelf als een offer beschikbaar gesteld en zal de lijdensweg alléén gaan. De waakzaamheid en steun van de discipelen zijn nu ter verkwikking niet meer nodig. Slaapt nu voort en rust. De Zaligmaker heeft het kruis aanvaard en de kerk mag rusten. Er is nu rust voor een mens, die zich in de nood en de dood van zijn leven, onvoorwaardelijk mag overgeven in de handen van Hem, Die hier gebeden heeft: Mijn Vader, indien deze www.prekenweb.nl 6/12 Ds. D. Rietdijk – Het einde van de strijd van de Heere Jezus drinkbeker van Mij niet voorbij kan gaan, tenzij dat Ik hem drinke, Uw wil geschiede (Matth.26:42). En wij, gemeente? Zijn wij in staat om één uur met Hem te waken? Nee, zeker niet! Zijn discipelen waren daartoe niet in staat, en wij ook niet. Denk maar niet dat u met al uw ijver en liefde voor de Heere Jezus, ooit in staat zult zijn Hem ook maar iets te bieden. De Heere zal het niet van ons moeten hebben, maar wij zullen wel alles van de Heere moeten hebben. Als wij niet die volle Jezus hebben, met al Zijn lijden tot de laatste druppel toe, dan hebben we net niet genoeg. Wij, verloren mensenkinderen, denken Hem helemaal niet nodig te hebben. Wij zullen al het onze moeten verliezen, om uit louter genade door Hem gezaligd te worden. Gemeente, de nacht van Gethsémané is de nacht van het verlies van alle medewerking van mensen, verlies van alle waardigheid van mensen, van alle gerechtigheden van mensen. Niets blijft er over. Jezus gaat alléén Zijn weg. Het tweede dat wij met elkaar gaan overdenken is: 2. De ure is nabij Onze tekst zegt vervolgens: Zie, de ure is nabijgekomen, en de Zoon des mensen wordt overgeleverd in de handen der zondaren. Wat zullen die drie discipelen beschaamd zijn geweest toen de Heere hen voor de derde maal wakker maakte, en wat zullen ze zich ellendig hebben gevoeld! De Meester heeft geworsteld. Zijn gelaat zal ongetwijfeld de sporen hebben vertoond van het bloed dat Hij gezweten heeft. En zij? Zij hebben geslapen! Gemeente, kent u dat beschaamd staan voor het aangezicht van de Heere? Wij hebben de Heere al zoveel beloofd en Hem al heel wat geloften gedaan. Als we achter de Heere aankomen, houden we er niets van over. De discipelen zullen in de nacht van Gethsémané alles verliezen. Stuk voor stuk moeten zij alles afgeven. Bent u die weg van de discipelen ook wel eens gegaan? Dat is een weg tegen vlees en bloed in. Dat is een weg tegen wil en dank, een weg die u niet begeert. U had het zich zo anders voorgesteld; met uw levensverandering en uw levensverbetering, met uw levenskeus en de geloofsoefeningen die u gehad hebt, met de hoop die u koesterde en de liefde die u dacht te hebben. Waar liep het op uit? Gemeente, in het uur van de nacht van Gethsémané gaat alle trouw en alle betrouwbaarheid eraan. De discipelen slapen, terwijl de Heere lijdt en worstelt. Hun moed gaat eraan. Straks, als de bende eraan komt, met stokken en met zwaarden, vluchten ze. Er is geen standvastigheid. Simon Petrus – met zijn standvastige geloofsbelijdenis – bezwijkt later zelfs voor de ogen van een dienstmeisje. www.prekenweb.nl 7/12 Ds. D. Rietdijk – Het einde van de strijd van de Heere Jezus Gemeente, in die nacht worden ze allemaal geschud. Ze gaan op de zeef van satan. En die zeef gaat zó vaak heen en weer, dat alles wat geen God en Christus is, er doorheen valt. Dat raken ze kwijt. Wat blijft er dan alleen maar over? De goudkorrel van het lijden van de Heere Jezus Christus! De ure is nabij. Onze tekst zegt: Zie, de ure is nabijgekomen, en de Zoon des mensen wordt overgeleverd in de handen der zondaren. Met grote nadruk maakt de Heere Zijn discipelen er opmerkzaam op dat Zijn ure nabijgekomen is. De Heere heeft dikwijls over ‘de ure’ gesproken. De ure van de macht der duisternis en de ure van de zondige mensen en de ure van het verraad. Nu is de ure nabij dat de Zoon des mensen zal overgeleverd worden. Dat ‘nabij’ is een heel wonderlijk woordje. In onze tekst komt het twee keer voor. Eén keer in vers 45: Zie, hij is nabij die Mij verraadt. De tweede keer in vers 46: De ure is nabijgekomen. Dit woord van de Heere staat nog drie keer in het Mattheüs-evangelie, en dan telkens in de tekst: Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen (Matth.3:2; 4:17; 10:7). Het lijden is nabij en het verraad is nabij. Dit hoort bij elkaar. Er kan geen sprake van zijn dat het koninkrijk der hemelen nabijkomt, als Jezus niet zal lijden. Als Zijn ure niet nabijgekomen was, dan was ook het koninkrijk niet nabijgekomen. Dan was bekering niet mogelijk. Dan was er geen verlossing en geen zaligheid mogelijk. Het koninkrijk komt nabij door het lijden van de Heere Jezus, door het lijden van de Zaligmaker. Daardoor is de zaligheid nabij. Híj is nabij en hét is nabij. Jezus noemt Zich in vers 45 ‘de Zoon des mensen’. De Zoon des mensen wordt overgeleverd in de handen der zondaren. Dit is een bijzondere benaming voor de Heere Jezus die aan Daniël 7 ontleend is. In het gezicht dat daar beschreven wordt, ziet Daniël ‘de Zoon des mensen’, komend op de wolken. In vers 14 zegt hij dan van Hem: En Hem werd gegeven heerschappij en eer en het koninkrijk, dat Hem alle volken, natiën en tongen eren zouden; Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en Zijn koninkrijk zal niet verdorven worden (Dan.7:14). In dit nachtgezicht hoort u van de Zoon des mensen. Daar ziet u die heerlijke Zoon des mensen, de Messias in Zijn grootheid en Zijn heerlijkheid getekend. Dat is de heerlijkheid die Hij verkrijgen zal. De Heere Jezus zegt vervolgens in onze tekst: De Zoon des mensen wordt overgeleverd in de handen der zondaren. Eer Hij die heerlijkheid waarover Daniël spreekt, zal ontvangen, eer dat koninkrijk dat niet vergaan en niet verdorven zal worden, in bezit genomen kan worden, eer Hij de eer zal krijgen van alle volken, talen, natiën en tongen, moet Hij overgeleverd worden in de handen van de zondaren. www.prekenweb.nl 8/12 Ds. D. Rietdijk – Het einde van de strijd van de Heere Jezus Hij moet met de misdadigers gerekend worden en als een eerloze aan het kruis genageld worden. Verraad en bedrog zullen tegen Hem ingezet worden. Hij zal als een onschuldige, onrechtvaardig ter dood veroordeeld worden. Hij, de Zoon des mensen, zal overgeleverd worden in de handen der zondaren. Maar eens zal Hij komen op de wolken des hemels aan de rechterhand der majesteit Gods. Dan zal alle oog Hem zien, ook de ogen van degenen die Hem doorstoken hebben. Deze nacht is ‘de ure van het lijden’. Hij is de Knecht des Vaders Die lijden gaat, Die in opdracht van de Vader dat werk moet verrichten. Zo zal Hij de zondelast van de wereld dragen. Hij zal door Zijn bloed een eeuwige vrijspraak verwerven. Zo zal Hij Zaligmaker en Heiland zijn. Het offer dat de Zoon des mensen zal brengen is de enige grond waarop degenen die op Christus betrouwen en in Hem hun Verlosser hebben gevonden, de lijdenshof van deze aarde eenmaal zullen verwisselen met de lusthof van de hemel. Deze wereld is een lijdenshof. De Zoon des mensen heeft dat ervaren. In de hof van Gethsémané is Hij daar diep mee geconfronteerd. Ook degenen die Hem volgen, zullen ondervinden dat deze wereld een lijdenshof is. We gaan het menselijk lijden niet breed uitmeten, want dat staat in geen enkele verhouding tot het lijden van de Heere Jezus. Evenwel is ons lijden voor ons soms al zwaar genoeg! Men zegt wel eens: ‘Het paradijs werkt nog na in ons.’ Daarom druist alles wat ‘lijden’ heet tegen ons in. We willen het niet. Het kruis dat God ons oplegt, vinden wij eigenlijk te zwaar. En dan bidden we: ‘Heere, neemt U deze beker van mij weg.’ Uit alle macht proberen wij het lijden te voorkomen of te verminderen. Maar, gemeente, we moeten leren met de Heere mee te bidden. De overwinning ligt alleen daar, waar we met Hem gaan buigen in het stof, en waar we mee gaan bidden: ‘Vader, leer ons de beker te aanvaarden uit Uw hand en leer ons dan door Uw Geest erbij te bidden: Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede. Niet gelijk ik wil, maar gelijk Gij wilt.’ Jezus wordt ons hier voorgesteld als de volmaakte Bidder. Volmaakt eenswillend met de Vader is Hij gekomen om de weg van lijden te gaan. Hij zegt nu tot Zijn discipelen: Zie, de ure is nabijgekomen, en de Zoon des mensen wordt overgeleverd in de handen der zondaren. Hij betreedt gewillig het strijdperk van het lijden. Zo staat Hij in dit Schriftgedeelte uitgetekend voor Zijn kerk. Wat een voorbeeld heeft Hij voor ons nagelaten! We zingen nu Psalm 69 vers 7: Hoor mij, o HEER’, Uw goedertierenheid Is goed; zie mij dan aan met gunstig’ ogen. Hoe teer, hoe groot is mij Uw mededogen! Verhoor Uw knecht, die hete tranen schreit. Verberg voor hem Uw aangezicht toch niet, www.prekenweb.nl 9/12 Ds. D. Rietdijk – Het einde van de strijd van de Heere Jezus Want ik bezwijk door angst en tegenheden; Ai, haast U mij ter hulp in mijn verdriet; De nood klimt hoog; verhoor mijn smeekgebeden. Wij vragen nu uw aandacht voor onze derde gedachte: 3. De verrader is nabij De Heere zegt nogmaals: Staat op, laat ons gaan; ziet, hij is nabij die Mij verraadt. Hier ziet u weer de gewilligheid van de Heere Jezus. Hij wil gaan. Hij verschuilt Zich niet in het duister van de hof. Hij wil Zich niet ergens voor de verrader verbergen. Jezus weet alles wat er gebeuren zal en nu zegt Hij: Staat op, laat ons gaan. Bewust van wat komen zal, voegt Hij eraan toe: Hij is nabij die Mij verraadt. Hij werd niet overvallen in de hof. Hij is ook niet gevallen in de handen van een dief of van een moordenaar. Vol majesteit weet de Zoon des mensen dat de verráder nabij is. De gangen van het lijden worden door Hem bepaald. Judas heeft dat niet bepaald, Kajafas evenmin, en ook Pilatus niet, maar Jezus doet dat Zelf. Staat op, laat ons gaan; ziet, hij is nabij die Mij verraadt. Vaders Knecht voert gewillig het werk uit dat Hem opgedragen is. Voor de tweede maal zegt Hij: Staat op, hij is nabij die Mij verraadt. Daar hebt u weer dat ‘nabij’. Het is niet veraf! Elk ogenblik kan Judas er zijn. Het werk begint. Jezus neemt de leiding. We zien hoe het gebed van de Heere Jezus bekroond is. Bekroond met de macht en de wil van God de Vader, om het werk te doen dat Hem opgelegd is. U ziet dat het gebed bekroond is; dat Hij verlost is uit de vreze en gewillig is om het verlossingswerk te doen, en dat Hij niet achterwaarts keert. Hij gaat het offer brengen; de beker ledigen tot de laatste druppel toe. Nu moeten de discipelen weer met Hem mee. Staat op, laat ons gaan. Hij zegt niet: ‘Ik ga’, maar: ‘laat óns gaan, laten wíj gaan’. Ze moeten met Hem mee, achter de grote Voorloper en Voleinder van het geloof aan. Niet omdat Hij verwacht dat zij of wij ooit iets kunnen bijdragen tot de zaligheid. Wij kunnen Hem niet helpen, hoezeer Petrus zich ook voorgenomen heeft om het beter te gaan doen. Petrus heeft mogelijk onder zijn mantel alvast getast naar het korte zwaard, dat hij bij zich heeft en waarmee hij straks Malchus het oor zal afslaan. Maar hij zal het er niet goed van afbrengen. Jezus heeft Petrus niet nodig, maar Petrus heeft Jezus wel nodig. En daarom zegt Jezus: ‘Kom achter Mij aan, Simon Bar-Jona, want Ik ben voor de volle honderd procent uw Zaligmaker en uw Verlosser, want u bent in uzelf alleen maar een verloren mens.’ Achter Hem aan. Maar voor Petrus wordt het wel de verliesnacht bij uitstek. Hij slaapt niet alleen in de hof als Jezus strijdt, maar hij zal Jezus ook verloochenen. www.prekenweb.nl 10/12 Ds. D. Rietdijk – Het einde van de strijd van de Heere Jezus Met de discipelen gaat het eigenlijk van kwaad tot erger. Ze worden steeds meer beschaamd. Ze lopen straks rond door Jeruzalem met het schaamrood op hun gezicht. Want hun Meester wordt gekruisigd, en ze hebben niet één uur met Hem gewaakt. Ze zijn zelfs niet bij Hem gebleven. En Petrus loopt straks in grote wanhoop rond. Hij heeft zijn Meester verloochend. En nu is hij alles kwijt. De discipelen worden beschaamd in hun valse roem. Heel het kleed van hun eigengerechtigheid wordt in die nacht verscheurd. Elke draad van hun ijver en van hun goede wil wordt verbroken. Het gaat van kwaad tot erger! De Heere Jezus wist welk lijden komen zou en Hij doet het gewillig: Zie, Ik kom, om Uw wil te doen, o God (Hebr.10:9). Hoewel Hij de Zoon was, heeft Hij nochtans gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij heeft geleden (Hebr.5:8). Dat wil niet zeggen dat de Heere Jezus voordien niet gehoorzaam was. Hij was gehoorzaam en blijft gehoorzaam. Maar dat Hij gehoorzaamheid heeft geleerd, wil zeggen dat Hij ondervonden heeft hoeveel die gehoorzaamheid aan de wil van de Vader Hem kost. De eerste Adam was ongehoorzaam, de tweede Adam bleef gehoorzaam tot de laatste adem op het kruishout toe. Hij betaalde! Hij volbracht! Vanuit het duister van Gethsémané gaat iets oplichten van de eeuwige dag die Hij bereid heeft. De kroon die de Zoon des mensen eenmaal dragen zal, zal gaan schitteren door de doornenkroon heen. De doornenkroon die Hij straks op Zijn hoofd gedrukt krijgt. Het gaat door lijden tot heerlijkheid. Achter Hem aan komt de kerk. De kerk wordt door het lijden gevormd tot de vreugde, die voor haar bereid is. Die vreugde zullen alleen zij ontvangen, die in Hem geloofd hebben en die door het geloof gewandeld hebben. Alleen zij die achter Hem zijn aangekomen, door bezaaide en onbezaaide velden heen. Zalig zijt gij, die nu hongert; want gij zult verzadigd worden. Zalig zijt gij, die nu weent; want gij zult lachen (Luk.6:21). Zij zullen getroost worden. Rampzalig zijn allen die zich aan Hem en aan Zijn zalige dienst geërgerd hebben. De mensen die zich geërgerd hebben aan de dienst van de Heere en aan het woord van Christus, zullen met Judas voor eeuwig omkomen. Hun worm zal niet sterven en het vuur zal niet worden uitgeblust. Gemeente, het zal toch wat zijn als er voor u geen Borg is! Een Heiland, Die dat lijden gewillig gedragen heeft, Die de beker heeft leeggedronken, die u hebt gevuld. Indien Hij de uwe niet is, moet u dan die beker, gevuld met de toorn van God en van het Lam, zelf drinken. Daar komt nooit een eind aan. Die moet u drinken tot in alle eeuwigheid. Hun worm zal niet sterven en het vuur zal niet worden uitgeblust. Zalig is hij die als een arme, verloren zondaar, in wie totaal geen goed is, het verliezen mag voor Jezus. Die het kleed van zijn eigengerechtigheid verloren heeft. Die al zijn ijver en alle roem in zichzelf kwijt is, en die alleen maar kan smeken: Gij Zone Davids, ontferm U mijner (Luk.18:38). Dat betekent uzelf verliezen, maar tegelijk eeuwig winst behalen. www.prekenweb.nl 11/12 Ds. D. Rietdijk – Het einde van de strijd van de Heere Jezus Wie zalig wordt, mag ingaan en de kroon ontvangen, die weggelegd is voor allen die Zijn verschijning hebben liefgehad. Zij mogen voor eeuwig binnengaan. Zalig hij, die deze lijdende Borg mag volgen. Zo wie achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf, en neme zijn kruis op en volge Mij (Matth.16:24). Amen. Slotzang: Psalm 69:14 Gij, hemel, aard’ en zee, vermeldt Gods lof; Laat al wat leeft Zijn trouw en goedheid prijzen; Want God zal aan Zijn Sion hulp bewijzen, En Juda’s steên herbouwen uit het stof. Daar zal Zijn volk weer wonen naar Zijn raad, God eeuwig hun Zijn volle gunst betonen; Daar zullen zij, Gods knechten met hun zaad, Zij, die Zijn naam beminnen, erf’lijk wonen. www.prekenweb.nl 12/12