artrose Els-Heidi Bakker-voetman, medisch trainer afdeling Medical Services, maart 2002 artrose » wat is artrose? » pathofysiologie » epidemiologie » risicofactoren » diagnostiek » behandeling ! reumatische aandoeningen ‘reuma’ of ‘reumatische aandoeningen’: het geheel van aandoeningen van het houdings- en bewegingsapparaat, omvattende spieren, pezen, gewrichten en botten, die niet door een trauma zijn veroorzaakt (definitie Nationaal Reumafonds) ! artritis artritis = ontstoken gewricht • arthron = gewricht • itis = ontsteking indeling artritiden (oorzaak): • infectieus bacterieel • kristallen jicht • auto-immuun reumatoïde artritis (RA) • degeneratief ‘osteo-artritis’ (OA) = artrose ! definite artrose (ACR) aandoeningen die leiden tot objectieve en subjectieve symptomen aan de gewrichten die gepaard gaan met structurele aantasting van het gewrichtskraakbeen en aanverwante veranderingen in het onderliggende bot tot aan de gewrichtsrand American College of Reumatology artrose • primair • secundair primaire artrose • zonder onderliggende oorzaak • • • • • • leeftijd-gerelateerd (ouder worden) erfelijke aanleg, raciale verschillen chronische aandoening met sluipend begin degeneratieve verandering gewrichtskraakbeen slechts één of enkele gewrichten aangedaan geen systemische symptomen ! meest betrokken gewrichten bij primaire artrose • hand, vingers en duim – DIP – PIP – MCP (MC 1 = duim) • knie • heup • wervelkolom DIP = distale interphalangeaal gewricht PIP = proximale interphalangeaal gewricht MCP = metacarpophalangeaal gewircht phalanx = vinger ; os metacarpale = middenhandsbeentje DIP PIP MCP secundaire artrose • onderliggende ziekte/aandoening is oorzaak – trauma, operatie – metabole afwijkingen – infectie – anatomische afwijkingen • geen specifieke voorkeurslocalisatie artrose » kenmerken en symptomen » pathofysiologie » epidemiologie » risicofactoren » diagnostiek » behandeling ! pathofysiologie (1) kraakbeenbeschadiging • verstoring evenwicht afbraak en herstel • verhoogde afbraak – proliferatie chondrocyten – afgifte lytische enzymen en cytokinen (interleukine-1, TNF-) – ulceraties, scheurtjes • verhoogde synthese, echter abnormale proteoglycanen • gevolg – afslijting gewrichtskraakbeen – versmalling gewrichtsspleet ! pathofysiologie (2) veranderingen bot • osteoblasten (botaanmaak) gestimuleerd • nieuwe botformaties rond gewricht – osteofyten – Heberden noduli (DIP) – Bouchard noduli (PIP) • subarticulaire botcysten pathofysiologie (3) synovitis • • • • • • • ontsteking niet altijd aanwezig in vroeg stadium afbraakproducten kraakbeen in synoviaal vocht opname afbraakproducten in synovium immuunmechanisme wordt in gang gezet veroorzaakt chronische ontsteking synovium ontstoken synovium geeft proteasen en cytokinen af verdere afbraak gewrichtskraakbeen ! pathofysiologie (3) synovitis • • • • • • • ontsteking niet altijd aanwezig in vroeg stadium afbraakproducten kraakbeen in synoviaal vocht opname afbraakproducten in synovium immuunmechanisme wordt in gang gezet veroorzaakt chronische ontsteking synovium ontstoken synovium geeft proteasen en cytokinen af verdere afbraak gewrichtskraakbeen • vicieuze cirkel ! pathofysiologie (4) prostaglandinen prostaglandinen (PGE2) • productie geïnduceerd door IL-1 en TNF- • effecten PGE2: – remming collageensynthese – pro-inflammatoir – pijn artrose » kenmerken en symptomen » pathofysiologie » epidemiologie » risicofactoren » diagnostiek » behandeling epidemiologie artrose • meest voorkomende vorm van ‘artritis’ – 50% van alle gewrichtsaandoeningen • frequenter bij vrouwen (> 55 jaar) – m.n. hand en knie • frequentie neemt toe met de leeftijd – > 65 jaar circa 1/3 populatie symptomen artrose – toename prevalentie (vergrijzing bevolking) • betreft > 17 Mio mensen in West Europa epidemiologie artrose Prevalentie van artrose (%) Mannen Vrouwen 1. DIP 2. Knie 3. Heup Leeftijd (jaren) Bewerkt naar Cooper, Rheumatology (chapter 2), 1998 artrose » kenmerken en symptomen » pathofysiologie » epidemiologie » risicofactoren » diagnostiek » behandeling ! risicofactoren • • • • • • toenemende leeftijd vrouwelijk geslacht overgewicht (artrose knie) erfelijkheid trauma herhaalde belasting (beroep, sport) artrose » kenmerken en symptomen » pathofysiologie » epidemiologie » risicofactoren » diagnostiek » behandeling diagnose • • • • anamnese (symptomen) lichamelijk onderzoek radiologisch onderzoek laboratoriumonderzoek ! symptomen • pijn – bij bewegen – maar in later stadium soms ook in rust • (start)stijfheid – duurt zelden meer dan 30 minuten • geen roodheid (ontstekingsverschijnselen) • incidenteel zwelling • gewrichtsmisvormingen • functieverlies ! lichamelijk onderzoek • • • • benige zwellingen rond gewrichtsranden pijnlijkheid bij bewegen crepitaties bij bewegen (lichte) ontstekingsverschijnselen – ‘koele effusie’ • bewegingsbeperking • instabiliteit Heberden noduli ! radiologisch onderzoek • röntgenfoto(s) van aangedane gewricht(en) – versmalling gewrichtsspleet – subchondrale sclerose – osteofyten – (pseudo)cysten subchondrale bot • slechte correlatie ernst afwijkingen foto en klinische verschijnselen röntgenfoto normale knie röntgenfoto bij artrose knie osteofyten cysten smalle gewrichtsspleet röntgenfoto normale knie + artrose röntgenfoto bij artrose hand laboratoriumonderzoek • bloedonderzoek • urine-onderzoek • onderzoek synoviaal vocht • geen afwijkingen bij artrose (normale BSE!) • ter uitsluiting andere aandoeningen • evt. in synoviaal vocht: – lichte verhoging leucocyten – kraakbeenfragmenten artrose » kenmerken en symptomen » pathofysiologie » epidemiologie » risicofactoren » diagnostiek » behandeling ! niet-farmacologische behandeling • dieet bij overgewicht • lichaamsbeweging – instandhouden spierkracht – houding – evt. onder begeleiding fysiotherapeut • ondersteunende hulpmiddelen – stok, schoenaanpassing e.d. • thermotherapie, hydrotherapie • chirurgie – knie-, heupprothese farmacologische behandeling • gewone pijnstillers – paracetamol • niet steroïdale anti-inflammoire drugs (NSAID’s) • COXIBs • corticosteroïden, per injectie • (cremes, balsems) ! paracetamol • • • • analgetisch en antipyretisch niet anti-inflammatoir eerste keus bij (poly)artrose dosering maximaal 3 (2?) gram per dag • paracetamol is zwak, maar veilig analgeticum ! NSAID’s • meest voorgeschreven bij artrose • werkingsmechanisme: – remming cyclo-oxygenase – verminderde synthese prostaglandinen – vermindering pijn – vermindering ontstekingsverschijnselen • anti-inflammatoire werking alleen in hoge doseringen • bijwerkingen (dosis-afhankelijk) vormen beperking voorbeelden NSAID’s Generische naam Merknaam diclofenac Voltaren ibuprofen Brufen nabumeton Mebutan naproxen Naprosyne indometacine Indocid (MSD !) meloxicam Movicox (bij)werkingsmechanisme: COX-remming oude theorie arachidonzuur cyclo-oxygenase (COX) prostaglandinen mediëren pijn, ontsteking, koorts gastro-intestinale bescherming, stolling ! (bij)werkingsmechanisme: COX-remming nieuwe hypothese arachidonzuur COX-1 COX-2 constitutief induceerbaar prostaglandinen mediëren gastro-intestinale bescherming, stolling, nierdoorbloeding prostaglandinen mediëren pijn, ontsteking, koorts ! (bij)werkingsmechanisme NSAID’s • oudere NSAID’s remmen zowel COX-1 als COX-2 • remming COX-2: – anti-inflammatoir – antipyretisch – pijnbestrijding • echter ook remming COX-1: – gastro-intestinale bijwerkingen – plaatjesdysfunctie – verminderde nierfunctie ! NSAID’s en gastropathie • hindersymptomen (20%): misselijkheid, dyspepsie • complicaties gastropathie: PUB’s – perforaties – ulcera – bloedingen • 2-4% patienten in eerste jaar • grootste risico eerste 3 maanden • 16.500 doden jaarlijks in VS • slechte correlatie hindersymptomen en PUB’s NSAID geïnduceerde gastropathie morbiditeit, mortaliteit en kosten in VS diagnose aantal ptn geschatte incidentie/jaar RA 2 Mio ziekenhuisopname 30.000 wrs. RA 3 Mio 21.000 3.300 artrose 8 Mio 56.000 8.800 totaal 13 Mio 107.000 16.500 totale kosten: $ 1.337.500.000 Singh, Am J Med 1998;105(Sup 1B):325-385 sterfte 4.400 geschatte jaarlijks aantal doden NSAID mortaliteit vs andere doodsoorzaken VS 50000 45000 40000 35000 30000 25000 20000 15000 10000 5000 0 # # # * NSAID AIDS * Singh, Am J Med 1998;105(Sup 1B):325-385 # National Center for Health Statistics, based on 1991 data diabetes verkeer NSAID’s en gastro-intestinale beschadiging gezonde vrijwilligers korte termijn gebruik • aspirine 650 mg (1 dag) – aanwijzing oppervakkige bloedingen bij 100% • aspirine 650 mg 4 dd (1 dag) – erosies bij 100% proefpersonen regelmatig gebruik (> 7 dagen) – erosies bij 40-60% – ulcera bij 15-30% Laine, Gastrointest Endosc Clin N Am 1996;6:489-504 erosie versus ulcus erosie mucosa spierlaag serosa ulcus perforatie m sp.l s sp.l s duur NSAID-gebruik en risico GI complicaties meta-analyse 9 8 odds ratio 7 6 5 4 3 2 1 0 < 1 maand Gabriel et al, Ann Inter Med 1991;115:787-796 1-3 maanden > 3 maanden dagelijks aspirine-gebruik en ziekenhuisopname voor ulcus Aspirine dosis Odds ratio (95% BI) 75 mg 2,3 (1,2-4,4) 150 mg 3,2 (1,7-6,5) 300 mg 3,9 (2,5-6,3) Weil et al. BMJ 1995;310:827-830 locale versus systemische effecten • parenterale en rectale toediening NSAID’s geven ook ulcera! • prodrug sulindac geeft weinig acute beschadiging, maar geeft ook aanleiding tot ulcera en bloedingen NSAID-gebruik en dyspepsie • dyspepsie veel voorkomende bijwerking • frequent endoscopische laesies • slechte correlatie dyspepsie en endoscopische afwijkingen • correlatie dyspepsie en PUB’s onduidelijk strategie bij NSAID-geïnduceerde dyspepsie • • • • • • • stop NSAID, gebruik alternatieve pijnstiller verlaag dosering NSAID neem NSAID in tijdens maaltijd gelijktijdig gebruik antacidum eradicatie Helicobacter Pylori endoscopie bij ernstige pijn of alarmsymptomen switch andere klasse …. ! risicofactoren PUB (!) • • • • • • • PUB in verleden hogere leeftijd vrouwelijk geslacht co-morbiditeit (RA > OA) co-medicatie (prednison, bloedverdunners) hogere dosering NSAIDs combinatie meerdere NSAIDs