M.B. ter Borg - Religie en haat M.B. ter Borg Religie en haat Reserves ten aanzien van het spreken over haat Haat is een bijzonder belangrijke emotie. Het lijkt wel of de wereldgeschiedenis er voor een belangrijk deel door is bepaald. Wanneer we om ons heen kijken, en de slachtpartijen zien, bijvoorbeeld in Bosnië off Rwanda, en als we de wereldgeschiedenis in ogenschouw nemen, met zijn niet aflatende slachtpartijen,, die uit haat voortkomen, dan komen we daar niet onderuit. Toch, wanneer je de Encyclopedia Brittannica of de Winkler Prins openslaat, kom je het lemma "haat" niet tegen. De Brockhaus wijdt er slechts enkele regels aan, gevolgd door een bibliografie met voornamelijk vooroorlogse titels. Als je het elders zoekt, bijvoorbeeld in het recente grote psychologische overzichtswerk De Emoties van de Amsterdamse hoogleraar Frijda, vind je het woord slechts één keer. De aandacht, die er voor haat bestaat, lijkt zo op het eerste gezicht in schril contrast te staan met het belang dat het fenomeen toch heeft. Ik zie voor deze relatieve veronachtzaming drie oorzaken, die onderling ook nog samenhangen. De eerste is die van de norm van wetenschappelijkheid. "Haat" is een term uit het dagelijks taalgebruik. Hij is bijzonder weinig precies en beladen met bijbetekenissen en waardeoriëntaties. Dit maakt het tot een moeilijk hanteerbaar begrip. Dat ervaart iemand, die in een onbewaakt moment heeft toegezegd een lezing te houden over religie en haat, aan den lijve. We weten wat haat is, dat hoeft niet uitgelegd te worden. Maar probeer het maar eens in kaart te brengen. Probeer de grenzen ervan maar eens ondubbelzinnig aan te geven. Maar dit probleem heeft "haat" gemeen met vele andere termen uit de sociale wetenschappen, die niettemin volop gebruikt worden, zoals "macht" of "gezag". Daarom kan dit niet de enige oorzaak zijn van de relatieve veronachtzaming. Een tweede oorzaak zou kunnen liggen in het civilisatieproces. Dit vraagt van ons een zekere ingetogenheid ten aanzien van emoties. Liever verlaten we ons op rationaliteit, dan op emoties. We spreken met schroom over emoties. Wat dit betreft verschilt "haat" niet van "liefde" of "verdriet". Daar spreken we ook niet over. Afstandelijkheid ten aanzien van emoties, het weren van spreken over emoties uit het openbare discours, het beschouwen van emoties als privé-aangelegenheid: het zijn normen geworden in onze maatschappij, en ze verklaren ten dele, waarom er zo weinig geschreven is over haat. Spreken over haat is verbannen naar die domeinen, waar onbekommerd over emoties kan worden gesproken: het privé-domein, dat wil zeggen het 1 M.B. ter Borg - Religie en haat huwelijk, het gezin en de vriendenkring, dan wel het surrogaat hiervoor: de behandelkamer van de psychotherapeut. Daarnaast zijn er de kunst en de sport. Hier vieren emoties hoogtij, hier worden ze getolereerd. Hier lijken ze thuis te horen. Kunst wordt vaak opgevat als het vorm geven van emoties. Sportverslaggevers proberen met hun geschreeuw emoties op te roepen. In hun interviews vragen ze steevast: "wat ging er door je heen?" Het gaat bij kunst en sport om duidelijk in tijd een ruimte afgebakende domeinen. Het vieren van de emoties heeft daardoor iets van een ritueel. Wat hierbij opvalt, is dat de emoties vreugde en verdriet hier veel belangrijker zijn dan emoties als liefde en haat. Dus ook waar emoties toegestaan zijn, zo lijkt het, zijn sommige emoties meer toegestaan dan andere. Vreugde mag men tonen, agressie eventueel ook, maar liefde en haat: nee! Terwijl dit toch minsten even belangrijke emoties lijken te zijn. Er moet dus nog een oorzaak zijn. Deze derde oorzaak kan gevonden worden in onze Christelijke erfenis. Als duizend jaar leven we in de Westerse wereld met een god, die Liefde is. We laten ons inspireren, althans we geven dikwijls voor ons te laten inspireren door een evangelie, dat liefde centraal stelt en haat en verwante emoties afwijst. Hebt U vijanden lief als uzelve. Dit maakt liefde tot een heilige waarde, en het tegendeel, haat, tot een anti-heilige waarde (ik gebruik "heilig" hier in een godsdienstwetenschappelijke zin). Deze status van heiligheid, respectievelijk van anti-heiligheid, is al voldoende, om er slechts met schroom over te kunnen spreken. Spreken over de anti-heilige haat, en ook de vermaledijde haat zelf worden taboe. Dit vermindert niet door het secularisatie-proces. In tegendeel. Men kan wel eens de indruk krijgen, dat het er nog door versterkt wordt. "All you need is love" zongen de Beatles in mijn tijd al, en "hate nothing except hatred" zong Bob Dylan, en dat had meer betekenis dan een gemakkelijk tekstje voor een hit. Het is ironisch, en ook buitengewoon interessant, dat voorvechters van de secularisatie zich vaak op het Christelijke standpunt stellen bij het verwerpen van de haat. Soms zijn zij anti-godsdienstig, juist omdat de religie zoveel haat heeft opgeroepen. Friedrich Nietzsche heeft het Christendom verweten dat ze de haat heeft gezaaid onder het mom van de liefde. Hij probeert het Christendom verdacht te maken door het te presenteren als een geraffineerde vorm van haat. Maar ook minder hoogdravende, meer feitelijk ingestelde figuren beweren dit soort dingen, en ze kunnen het staven met feiten. Inderdaad is de gang van de liefdesgodsdienst door de geschiedenis besmeurd met bloed. Moordpartijen, martelingen, godsdienstoorlogen, vervolgingen van ketters en Joden, kruistochten, gewelddadige kolonisering in naam van de Heer: het valt allemaal niet te ontkennen. 2 M.B. ter Borg - Religie en haat Met dat al blijft het merkwaardig, dat ook niet-christenen, zij die de kerk zeggen te verachten, vaak met schroom over liefde en haat blijven spreken. Hebben zij het Christendom zozeer geïnternaliseerd, dat ze er niet onderuit kunnen? Dat lijkt mij zonder meer het geval. Onze samenleving mag dan in belangrijke mate geseculariseerd zijn, het is wèl een geseculariseerde Christelijke samenleving. Sommige elementen van dat Christendom zijn in het zogenaamde secularisatieproces sterker als cultuurgoed aanwezig gebleven dan anderen. Er zijn bijvoorbeeld vele mensen, die het gebod van naastenliefde hoog in hun vaandel hebben staan, maar daarbij graag en uit de grond van hun hart mogen vloeken. Daarbij kom ik op een vierde oorzaak van de relatieve veronachtzaming van haat (en ook van liefde), en dat is dat het hier gaat om begrippen, hoe vaag ook, die niet alleen in het Christendom taboe zijn, maar daarnaast een basale betekenis hebben voor het menselijk samenleven, en dus voor het menselijk overleven. Deze vierde oorzaak zal het eigenlijke onderwerp zijn van mijn betoog. De andere drie oorzaken van het feit dat ik als uitgangspunt heb genomen, de betrekkelijke verontachtzaming van de haat, zullen daarbij hopelijk ook enigszins verhelderd worden. Ik ontkom er daarbij niet aan, het begrip haat zelf (en daarmee ook liefde) eveneens enigszins te verhelderen, waarbij ook de wetenschappelijke kilheid zal toeslaan. Het gaat hier, zoals gezegd, om emoties. Maar wel om emoties, die zeer direct te maken hebben met sociale relaties. Het gaat immers over het algemeen om een kwaliteit van bindingen, die we met andere mensen hebben. Bij liefde gaat het om aanvaarding van de anderen, bij haat om afwijzing. Deze aanvaarding en afwijzing kunnen zeer sterk verschillen in intensiteit. De menselijke conditie Hoe wij het ook wenden of keren, de mens is een kuddedier met een voorstellingsvermogen. Dat hij een kuddedier is, wil zeggen dat hij voor zijn overleven niet alleen afhankelijk is van zijn natuurlijke omgeving, maar ook van zijn medemensen. De manier waarop hij dat doet, is voor een aanzienlijk deel een produkt van het menselijk voorstellingsvermogen. Het gaat hierbij niet om het individuele voorstellingsvermogen, maar om collectief, historisch voorstellingsvermogen. Het persoonlijke voorstellingsvermogen schiet in de complexe werkelijkheid te kort. De menselijke geschiedenis is in de eerste plaats de geschiedenis van de vorming van een gemeenschappelijk wereldbeeld. Heel geleidelijk komt dat tot stand in interacties van mensen met elkaar. De betekenissen die mensen vormen worden gestandaardiseerd. Ze worden als objectief ervaren. Het beeld van de werkelijkheid wordt als het 3 M.B. ter Borg - Religie en haat enig mogelijke beeld van de werkelijkheid. Zo ontstaat ons wereldbeeld. Dat wereldbeeld moet beschermd worden. Interessant genoeg tegen datgene, wat het tot stand heeft gebracht: het menselijk voorstellingsvermogen. Je voorstellen, dat iets is, zoals het is, impliceert de mogelijkheid dat we ons ook kunnen voorstellen dat het anders is dan het is. Voorstellingsvermogen, met andere woorden, impliceert het vermogen tot relativering en tot twijfel. Nu kan men gemakkelijk aan een paar dingen twijfelen. Maar twijfelen aan een peer dingen, betekent dat ook het overigen wel eens van nul en generlei waarde zou kunnen zijn. Dat impliceert dat het hele wereldbeeld eigenlijk ondeugdelijk is. Dit impliceert weer, dat datgene, bij de gratie waarvan mensen overleven, ondeugdelijk is. Dat gaat tegen de instincten, die we met de andere dieren gemeen hebben in: de drang om te overleven, als individu en als soort. Ons vermogen tot twijfelen boezemt ons angst in, die in laatste instantie doodsangst is. Nu beschikken mensen over een groot aantal strategieën om met alles wat de twijfel zou kunnen veroorzaken af te rekenen. Maar al deze strategieën kunnen ook weer in twijfel getrokken worden. Ze nemen dus niet per se de angst weg. Wat nodig is, is iets dat onbetwijfelbaar is. Iets waarop niets valt af te dingen. Iets dat verheven is boven de menselijke twijfel. Het gaat hier om iets, dat niet vatbaar is voor twijfel voor kritiek. Het gaat hier om een gevoel van zekerheid. Het gaat om een emotie. Laten we dit ultieme gevoel van zekerheid de religieuze emotie noemen. Ik zie de religieuze emotie als het sluitstuk van het vertrouwen dat we hebben in ons wereldbeeld. Als zodanig meen ik dat de mens fundamenteel religieus is. Hij kan niet buiten zijn religieuze gevoelens. Mensen moeten hun fundamentele twijfels afstoppen met iets, waarin zij geloven. Hierin verschillen ze niet van elkaar. Waar de mensen verschillen is de mate en de aard van hun religiositeit. Waarin mensen ook sterk van elkaar verschillen is het voorwerp van hun religieuze gevoelens. Ik wil ten eerste iets zeggen over de mate van religiositeit: naarmate het wereldbeeld adequater is, op meer vragen en problemen een antwoord heeft, is de behoefte aan religieuze gevoelens minder. Als die adequaatheid afneemt, nemen de twijfels toe. Er ontstaat een toestand, die sinds Durkheim anomie, letterlijk regelloosheid, wordt genoemd. Ik meen dat we hier kunnen spreken van een sociologische wetmatigheid. Ik meen ook dat we momenteel in de wereld een toename van anomie kunnen waarnemen. Ik wil ten tweede iets zeggen over de aard van de religiositeit. Het gaat om een emotie, die voortkomt uit de angst. Angst is sinds lang een vrees zonder object. We vrezen niets in het bijzonder, maar alles. Dat we alles vrezen, komt omdat het wereldbeeld ons in de steek lijkt te 4 M.B. ter Borg - Religie en haat laten. We weten niet meer wat we moeten vrezen. We weten het niet meer, we weten niets meer. Bij vrees staan ons twee wegen open: we kunnen ergens onze toevlucht zoeken, en we kunnen het gevaar dat ons bedreigt aanvallen. We kunnen ons, met andere woorden, richten op, ons toevertrouwen aan een heiland en we kunnen ons afzetten tegen het gevaar. Het eerste zou ik positieve religiositeit willen noemen, het tweede negatieve religiositeit. Zo hebben we twee modaliteiten van religiositeit. Maar daarbij gaat het vooralsnog om formele begrippen. Ze zijn nog niet ingevuld. Dat brengt mij op het derde punt: het voorwerp van religieuze emoties. Voor de invulling van deze emoties is de mens toch weer aangewezen op zijn voorstellingsvermogen. En dat is onbegrensd. Zowel zijn negatieve als zijn positieve religieuze gevoelens kunnen een veelheid aan objecten krijgen. Om met de positieve te beginnen: hij kan ze richten op God en op Jezus Christus, maar ook op Boeddha en ook op allerlei onbestemde New Age ideeën. Maar hij kan ze ook richten op allerlei binnen-wereldlijke personen en zaken: bijvoorbeeld op politieke leiders, of op de wetenschap. Gandhi, Lenin en Hitler zijn figuren die als heiland hebben gefungeerd. Het vooruitgangsgeloof en het communistische heilsideaal hebben als zodanig gefungeerd. Luther schijnt gezegd te hebben: de mens heeft een god of een afgod. Ik beweer hier in feite niets anders. Alleen zet ik mij, in mijn rol van wetenschapsman, even tussen haakjes wat een ware god is en wat een afgod. Het richten van religieuze gevoelens wordt vaak weer geïnstitutionaliseerd. Het gaat, zeker als de mensen er succesvol door gerustgesteld worden, een traditie vormen en zo deel uitmaken van het wereldbeeld. Ook negatieve religieuze gevoelen kunnen worden gericht op een veelheid aan mensen en dingen. Een voor de hand liggend voorbeeld is de satan. Maar we kunnen alles demoniseren. Maar ook hier bestaat wat we een negatieve religieuze traditie zouden kunnen noemen. De Joden zijn sinds lang in Europa een voorwerp van veel negatieve charismatische projecties. Hetzelfde geldt voor de zigeuners. Het zelfde heeft gegolden voor heksen, voor ketters, voor lijders aan bepaalde ziekten. Tegenwoordig zijn het voor veel Nederlanders de Duitsers en voor weer anderen alles wat naar fascisme zweemt. Voor fascistoïde types zelf zijn het de buitenlanders. De positieve en negatieve religieuze projecties zijn nog niet erg sterk in ons land. Maar de anomisering neemt wat toe, en daarmee ook de diverse positieve en negatieve religieuze toeschrijvingen. In landen waar de anomisering ernstiger is, is zijn de religieuze toeschrijvingen heviger. We zien dat in sommige landen van het voormalige Oostblok. Joegoslavië, van oudsher het meest vooruitstrevende land uit het Oostblok, loopt ook hier voorop. 5 M.B. ter Borg - Religie en haat Het is interessant dat deze beide typen emotie gemakkelijk in elkaar over kunnen gaan. Wanneer de heiland teleur stelt, kan hij van het ene op het andere moment tot een satan worden gemaakt. Dat hebben we gezien bij Adolf Hitler, en ook, zij het op minder dramatische wijze, bij iemand als de Amerikaanse president Jimmy Carter. De positieve en de negatieve toeschrijvingen kunnen sterk alterneren. Dat zien we bijvoorbeeld in de tot op heden voortdurende discussie over John F. Kennedy. Heeft hij de natie nu in het ongeluk gestort, of zou hij, als hij was blijven leven, van Amerika een gelukkig land hebben gemaakt. Was hij een goody of een baddy? Dit is een vraag, die Amerika nog immer bezig houdt, en die ook te maken heeft net de identiteit van de Amerikanen. Een ander punt, dat nog hangt, is de medicalisering van de maatschappij. Ook hier zien we, dat wat het ene moment als de heilbrenger wordt ervaren, kan op het volgende moment als de brenger van het onheil worden gezien. Dit heeft onmiddellijke consequenties voor het wereldbeeld. Het gaat bij dit alles om een oude wijsheid, die wij kennen uit het nieuwe testament: Het ene moment is het Hosanna; het volgende moment is het: kruisigt hem. Gradaties Uit mijn voorbeelden blijkt, dat de negatieve religiositeit zeer veranderlijk is, waar het de heftigheid van de emoties betreft. Het kan uitlopen op genocide en dat is precies wat we in onze eeuw vele malen hebben zien gebeuren, en dat op het moment dat ik dit uitspreek aan de gang is in Rwanda. Maar het kan zich ook beperken tot racistische scheldpartijen. Deze grote variatie-breedte hoeft niet te verbazen. Ten eerste is ook anomie er in gradaties, en daarmee zou de mate van negatieve religiositeit kunnen corresponderen. Maar zij is natuurlijk van meer afhankelijk, zoals de mate nee het belang van positieve religiositeit. Maar er is nog meer, zoals het temperament van de actoren. Religieuze haat Wat ik hier negatieve religieuze toeschrijvingen noem, dat kan men ook zonder veel bezwaar religieuze haat noemen. Dan lijkt het duidelijker, waar we het over hebben. Ik zeg lijkt. Want het zou nog wel eens tegen kunnen vallen. Ten eerste moeten we er op bedacht zijn dat religieuze haat niet de enige vorm van haat is. Men kan haten, zonder dat het wereldbeeld in het geding is, zonder dat er anomie is of dreigt en dan heeft het haten niets met religiositeit te maken. Hetzelfde laat zich zeggen waar het gaat om positieve religiositeit. Bewondering en liefde kunnen religieus van aard zijn, maar wanneer ze niet op de en of andere manier zijn te herleiden tot het behoud van het wereldbeeld, hebben ze met 6 M.B. ter Borg - Religie en haat religiositeit niets van doen. Deze opmerking dient onmiddellijk weer te worden gerelativeerd. Overal waar gehaat of bewonderd wordt, is de eigen identiteit in het geding, en deze is weer nauw verbonden met het eigen wereldbeeld. Haat, maar ook liefde en bewondering, zijn uiterst complexe emoties en ik denk dat de meeste haat, net als de meeste bewondering, wel degelijk een religieuze component bevat. Ten tweede moeten we niet de fout maken op voorhand al de religieuze haat te koppelen aan de traditionele religies. Wat ik op het oog heb, gaat verder. Het betreft ook allerlei seculiere vormen van religie en allerlei functionele alternatieven voor de traditionele religie. Het gaat hier om een bepaalde manier om het menselijke, al te menselijke wereldbeeld te versterken. Het hachelijke van de haat Het is een voor de hand liggende en bijna natuurlijke manier om dit te doen, maar het is ook een zeer problematische wijze. Haat motiveert tot agressie, en maar al te vaak zien we dat het daar ook op uitloopt. . Normaliter is de agressie jegens de medeschepselen bepaald en dus ook begrensd op natuurlijke wijze. De rem op de agressie is gegeven in het DNA. De agressie, zo zou je kunnen zeggen, is instinctief gereguleerd. Dieren weten wie de vijanden zijn, en hoever de agressie jegens die vijanden moet gaan, ligt min of meer vast. Bij mensen is dit alles ook weer in belangrijke weer een kwestie van sociale definitie. Er zijn om te beginnen geen vaste vijanden. Men kan plotseling besluiten de vijanden als vrienden te nemen in de strijd tegen andere vijanden. Men kan ook proberen, de concurrentie als geheel af te zweren en er liefde voor in de plaats te zetten. In de tweede plaats is de agressie niet instinctief begrensd (Girard). Wanneer is het genoeg? Je kunt zeggen: wanneer de agressie-drift bevredigd is. Maar agressie roept agressie op. Het wordt beantwoord. Het gevolg is dat men heel gemakkelijk terecht komt in een geweldspiraal. Wie de vijand is, en op welke wijze hij moet worden aangepakt, is dus cultureel bepaald. Dit betekent, dat erop geanticipeerd moet worden. en moet van te voren bedenken wat voor mensen vijandig gezind zijn, en waarom. Deze anticipatie betekent, dat de emoties jegens de vijand, waarmee agressie gepaard gaat, ook reeds van tevoren kunnen worden opgebouwd. Wanneer deze gevoelens niet willen komen, kunnen ze door middel van groepsfantasie worden opgewekt en aangewakkerd. Deze fantasieën en de bijbehorende gevoelens kunnen gigantische 7 M.B. ter Borg - Religie en haat proporties aannemen. Dit kan zich afspelen op het niveau van het individu. De meesten van ons zullen dit gevoel kennen. Gekrenkte trots, gefrustreerde illusies, een aangetast ego: wij haten degene, die ons dit heeft aangedaan. Het is opvallend, in dit verband, dat vooral de haat jegens degenen, die we eerder hebben liefgehad, zo bijzonder sterk kan zijn. Dat komt omdat het contrast tussen de bevestiging van onze identiteit en het ondermijnen ervan zo bijzonder groot is. We kunnen het goede recht van onze haat voor onszelf en voor anderen uitgebreid beredeneren. De slechtheid van de gehate kunnen we breed uitmeten en de schuld kunnen we hem in de schoenen schuiven. Als de feiten ons naar onze smaak in de steek laten, kunnen we er nog feiten aan toepassen. Eventueel kunnen we dit plaatsen in wijder perspectief, eventueel in een theologisch kader. We zouden dat erg graag doen. We zouden wie we haten het liefst als een duivel afschilderen, als iets dat met een goddelijke sanctie vernietigd zou moeten kunnen worden. Maar daarmee moeten we uitkijken. Wie bijvoorbeeld op een zeer onheuse manier wordt behandeld, en dan van zichzelf zegt: "Christus is weer gekruisigd", maakt zichzelf belachelijk en verspeelt zijn fantasie. Wie zijn haat, met andere woorden, in verband brengt met religieuze betekenissen, loopt de kans zijn sympathie te verspelen. Maar dit hoeft niet per se in alle gevallen zo te lopen. Er zijn mensen handig genoeg die de religieuze sanctie op hun eigen haat aannemelijk weten te maken. Het kan nog verder gaan. Hij kan buiten de gemeenschap worden geplaatst. Hij kan van wanen worden beschuldigd. Hij kan zelf het voorwerp worden van haat, omdat hij op zijn beurt de groepsidentiteit aantast. Die haat kan ook weer in religieuze termen. Hij kan een godslasteraar genoemd worden. Hij kan het voorwerp worden van religieuze haat. De sociale controle op de verbinding van persoonlijke haat en religie is dus zeer groot, en dat is niet verbazend. Religie bepaalt voor een belangrijk deel de identiteit van de groep, en wordt dus in aanzienlijke mate bewaakt. Deze sociale controle is veel minder, wanneer de groepsidentiteit wordt verzwakt. Wanneer zich hier wanen voordoen, eventueel met een religieuze inhoud, zijn ze veel moeilijker te onderdrukken. Een figuur met een grote mate van gezag zou hier nog iets kunnen uitrichten. Het probleem van collectieve haat is, dat de collectieve controle op de collectieve wanen per definitie heel erg moeilijk is. Wie het waagt, collectieve wanen in twijfel te trekken loopt het gevaar zelf voorwerp van collectieve haat te worden. Juist omdat de sociale controle op collectieve haat zo moeilijk is, en juist omdat gemeenschappelijke haat zo'n geriefelijke wij-gevoel geeft, een gevoel van solidariteit, wordt het gemakkelijk als iets bovenmenselijks gezien. De rem, die de religieuze sanctie op de persoonlijke haat zozeer bemoeilijkt, is hier in feite afwezig. Dat is aangenaam. Dit betekent dat 8 M.B. ter Borg - Religie en haat de collectieve haat de religieuze sanctie heeft, die ze nodig heeft. We zien dat dan ook in de geschiedenis: de haat wordt van een religieuze lading voorzien. Hier is het niet krankzinnig om mensen te vervolgen, omdat ze Christus hebben vermoord. Hier worden mensen De haat en de bijbehorende strijd tussen groepen, zoals gezegd: de geschiedenis hangt er tot op de dag van vandaag van aan elkaar. Het leidt tot moord en doodslag, en dat gebeurt vaak op grond van religieuze overtuigingen en met religieuze sancties. Dat is zelfs zozeer het geval, dat de religie de oorzaak lijkt van deze verschrikkelijke waarheid. Is het moorden en het roven niet vaak verpakt als godsdienstoorlogen en als ketterjacht? Christendom Alle godsdiensten zijn voor een groot deel pogingen om de haat te beperken en te reguleren. De haat, zo hebben we voorlopig geconstateerd, is de oplossing voor een probleem. Twijfels ten aanzien vaan onze eigen identiteit en ten aanzien van de loyaliteiten, die we hebben, kunnen ermee worden aangepakt. Maar daarnaast is de haat ook een probleem. Een onbegrensde haat maakt dat mensen van allerlei andere besognes worden afgehouden. Wie zich ongelimiteerd overgeeft aan de haat, mist de tijd om zich bezig te houden met bijvoorbeeld de voedselvoorziening. We zien dit op het ogenblik in Bosnië. De economie wordt er ernstig door in gevaar gebracht. Bovendien roept haat haat op. Represailles zijn te verwachten en voor men het weet komt men terecht in een uitzichtloze geweldspiraal. Ook dit is dagelijkse kost voor de krantenlezer. In religies probeert men dit zoveel mogelijk tegen te gaan. Volgens de Frans Amerikaanse literatuurhistoricus René Girard is dit zelfs het wezen of althans de betekenis van alle religies. De haat en wraakgevoelens worden gestileerd en beperkt tot duidelijke gebeurtenissen, met name het offerritueel. In het offer-ritueel wordt de in de samenleving aanwezige haat gekanaliseerd en gericht op één enkel wezen, dat bovendien niets terug kan doen. Girard laat vervolgens zien, hoe het Christendom dit mechanisme doorziet en daarmee afwijst. De geschiedenis van het Christendom is voor hem de geschiedenis van het onderdrukken en het langzaam doordringen van dit idee. Volgens hem gebeurt dat eigenlijk pas in de twintigste eeuw. De anti-sacrificiële tendens in het Christendom komt dan pas tot volledige ontplooiing, mat name in de werken van Girard zelf. In hoeverre dit idee juist is, is een tweede. In ieder geval zijn een paar dingen duidelijk. Om te beginnen speelt vanaf het begin het offerritueel een ondergeschikte rol in het Christendom. Daarnaast echter wordt door de verschillende Christelijke kerken de haat en de vervolging buiten de kerken wel degelijk gebruikt: in de ketterjacht, in de godsdienstoorlogen, tot op de dag van 9 M.B. ter Borg - Religie en haat vandaag toe. Maar voor een deel ook keert de kerk zich vol afschuw af van de vervolging en van het zaaien van haat. Zij laat dit aan de wereldlijke overheid over en verliest daarmee er voor een deel de controle over. De anti-sacrificiële tendens in de kerk kan zelfs een paradoxale werking hebben. Wanneer de kerken zich werkelijk afwenden van het vervolgingsgeweld, kunnen wereldlijke overheden zelf hun ideologieën, in de vorm bijvoorbeeld van racistische theorieën op de vijand loslaten. Nationalisme en racisme kunnen daarbij een religieuze lading krijgen, in die zin, dat ze een bovenmenselijke feitelijkheid krijgen. De maatschappelijke consequenties van de door Girard ontdekte anti-sacrificiële tendens van het Christendom, zijn dus nogal dubbelzinnig. Eén van de zwakheden van Girard is ongetwijfeld dat hij het offer als enige manier heeft gezien, om de haat te reguleren. Er is een tegenhanger: het positieve charisma. Men kan het Christendom en ook de Islam tot op grote hoogte zien als pogingen om althans de haat als een welhaast noodzakelijk correlaat van de menselijke onzekerheid ten aanzien van het bestaan, te overwinnen. Beide godsdiensten zijn universalistisch. Ze wijzen het positieve groepscharisma van de eigen stam, en het negatieve charisma ten aanzien van de andere stammen af. De identiteit is in sterke mate afhankelijk van toewijzing aan God, en niet van het je afzetten tegen anderen. Dat het hier gaat om bijna onbegonnen werk, heeft de geschiedenis laten zien. Er ontstaan bijna onmiddellijk nieuwe in- en uit-groepen, nu niet meer in het kader van het traditionele stamverband, maar in het kader van bijvoorbeeld de nieuwe godsdienst. Voor de andere stammen komen de niet-gelovigen in de plaats. De haat blijft even groot, of wordt zelfs nog vergroot, omdat er nu een universele dimensie aan de haat komt. Het is zelfs nog erger. Juist doordat het Christendom zich afzet tegen de haat van de buitenstaander, de ander, de vijand, wordt de haat in Christelijke naties moeilijker beheersbaar. Dit vraagt, zo komt het mij voor, om een nadere uitleg. De modernisering van de haat Ik heb eerder aangegeven, dat sommige voorstanders van secularisatie van mening waren en zijn, dat veel ellende voorkomen zou kunnen worden, als de religie zou verdwijnen. Dat is oppervlakkig. Het berust op een zeer beperkt beeld van religie. Het is bovendien zelf, historisch gezien, niet vrij van een negatieve religieuze projectie. 10 M.B. ter Borg - Religie en haat Wie naar de geschiedenis kijkt moet vaststellen, dat de negatieve religiositeit zelve is gemoderniseerd. Nu is modernisering zelf een verzamelbegrip. Het betreft hier een proces, dat bestaat uit een veelheid aan deelprocessen. Ik zal er een drietal kort de revue laten passeren. Ten eerste is er het proces van seculering. Seculering is een begrip dat ik heb geïntroduceerd. Het moet onderscheiden worden van een begrip als secularisering. Secularisering houdt in het minder belangrijk worden voor de maatschappij van de geïnstitutionaliseerde godsdienst. Daarover heb ik het hier niet. Met seculering doel ik op het meer binnen-wereldlijk, meer seculier worden van het wereldbeeld als geheel. De motivering van de haat jegens heel veel groeperingen had vroeger rechtstreeks te maken met Bijbelse betekenissen en werd uiteindelijk op de één of andere manier teruggevoerd op een strijd tussen God en Satan, waarin de mens partij moest kiezen. Vanaf de negentiende eeuw kregen dit soort theorieën concurrentie van op de biologie terug te voeren rassen-theorieën. De retoriek werd van een traditioneel-religieuze vaak een medische. Het uitroeien van de Joden werd bijvoorbeeld door de Nazi's als een hygiënische maatregel voorgesteld. Ook de opkomst van het nationalisme is in deze termen te begrijpen. In plaats van het behoren tot een foute geloofsrichting, wordt tegenwoordig het behoren tot een foute nationaliteit een reden om te haten. We zijn hier bij een tweede proces gekomen, dat van de rationalisering. Het haten krijgt rationele of zelfs wetenschappelijke motivaties. Vaak is daarom haat helemaal niet meer als haat te herkennen, en ook de gevolgen niet. Een voorbeeld moge het beleid van de regering zijn ten aanzien van woonwagenbewoners en zigeuners. Werden ze vroeger moeilijk getolereerd en gehaat omdat ze niet zouden deugen, tegenwoordig omdat ze niet in allerlei als noodzakelijk opgevatte regelingen passen. Een derde proces, dat ik kort wil aanstippen, is dat van pluralisering. Zoals de hele samenleving, zo is ook de haat is in sterke mate aan het pluralisering. Er is differentiatie in de wereldbeelden en daarbij begint alles steeds meer door elkaar te lopen. We zijn voor de punkers en tegen de kakkers. We haten de kakkers. Daarbij zijn we voor Ajax. Als er ook kakkers voor Ajax zijn, dan zijn we samen met de kakkers voor Ajax tegen Feijenoord. "Feijenoord, ik zie traantjes in je ogen". Maar wordt er een interland gespeeld, dan zijn we samen met Feijenoord tegen dat andere land. En zo verder. Dit schema doet zich overal voor, en voor Ajax, Feijenoord, kakkers en punkers mag U invullen wat U wilt. 11 M.B. ter Borg - Religie en haat Conclusie Ik vat samen. Ik heb religieuze haat, negatieve religiositeit, het sluitstuk genoemd van ons wereldbeeld. Het helpt ons in laatste instantie ons wereldbeeld in stand te houden, dwars tegen de twijfel in. Als zodanig is de religieuze haat de tegenhanger van de positieve religiositeit. Ik heb religiositeit hier uitsluitend bekeken vanuit zijn functionaliteit. Laten we kijken, wat het heeft opgeleverd. Het uitgangspunt van onze lezing kunnen we nu begrijpen. We begrijpen het belang van de haat voor de samenleving. Daarmee begrijpen we ook waarom er vaak met zoveel schroom over haat gesproken wordt. Het is een belangrijk mechanisme, dat zijn werk wellicht niet meer doet, als we het doorzien. Maar leidt het inzicht in het belang van het mechanisme niet tot een uiterst somber beeld? Niet noodzakelijk. We hebben ook gezien, dat de religieuze haat niet het enige mechanisme is, dat mensen ten dienste staat. We hebben gezien, hoe het Christendom heeft getracht de negatieve religiositeit uit te bannen. We hebben daarvan de grandeur en de misère van deze poging gezien. We hebben ook gezien, hoe dit geworden is tot een algemeen beschavings-gegeven. Dat neemt niet weg, dat we zo verstandig moeten zijn om de negatieve religiositeit te erkennen, ook in onszelf. Het is niet waarschijnlijk, dat dit mechanisme geheel uit te roeien zal zijn. Deze erkenning lijkt mij de enige manier, om hem van zijn al te scherpe kanten te ontdoen. Dat kan door hem toe te laten op een bepaald niveau, bijvoorbeeld op een speelse manier. De sport geeft daar goede voorbeelden van. Van belang is voorts een democratische besluitvorming. Deze zorgt ervoor dat er een cultuur ontstaat, waarin de uiting van de haat zich beperken tot het verbale vlak dat het haten meer tot het verbale 25 mei 1994 12