PowerPoint-presentatie

advertisement
“De zin van kinderzinnen”
Gastcollege Taalverwerving
ATW-Groningen
Welke kinderen?
1
1.5
2
3
4
5
veel gevarieerd brabbelen
enkele woorden, nog niet goeduitgesproken
2-woordzinnen waarbij woorden nog steeds
niet allemaal goed uitgesproken worden
3- tot 5-woordzinnen met een nog niet
helemaal volwassen grammatica
eenvoudige enkelvoudige zinnen met
een bijna volledige grammaticale structuur
volledige, soms lange zinnen
Wat? Fenomenen en factoren
 De relatie tussen
 Semantiek (betekenis)
 Morfologie (woordbouw)
 Syntaxis (zinsbouw)
 Effecten van cognitieve ontwikkeling
 Eén soort zin: de “Root Infinitive”
Hoe? De rol van methodologie
 Spontane spraak (“natuurlijk”),
opgenomen op tape en
getranscribeerd (CHILDES)
 Experimentele data, verzameld in een
gecontroleerde setting
Root Infinitives (“RI”)
 De meest bestudeerde constructie in
vroege kindertaal.
 Declaratieve (mededelende) zin.
 Werkwoord staat in infinitiefvorm.
Voorbeelden








Jij de walvis maken (Daan 2;04.28)
Mij doen (Laura 2;3)
Ik even doen (Tim 2;02.15)
Peter bal pakken (Peter 2;01.27)
Vrachtwagen emmer doen (Matthijs 2:04.24)
Ah, mij bril vallen (Abel 2:05.27)
Poffie ginke (Daan 2;01.21)
Op kist zitten (Josse 2;08.04)
Diagnostiek: waarom infinitief?
 Syntaxis: Positie ten opzichte van
object, negatie of adverbium.
(1)Elma eet [niet graag een appel]
(2)Elma wil [niet graag een appel] eten
 Morfologie: infinitiefsuffix –en.
Van Ginneken (1922) zag het al
“Van de werkwoordsvormen komt de
Infinitief altijd het vroegst bij kinderen
voor. Keesje gebruikt zoo al heel vroeg rij
(rijen) en memmemm (hebben). En vóór
de 20ste maand zegt hij reeds: kiel
(kriebelen), sitt (zitten), kaaik , kak ,kijk
(kijken), d i (draaien), b i (vallen), bow
(bouwen), daai (dragen), chooi (gooien)
enz.” Jac. Van Ginneken, De roman van een kleuter, 2de
onveranderde uitgave, 1922, p. 75.
http://www.dbnl.org/tekst/ginn001roma01/ginn001roma01_00
6.htm
Alleen kinderen?
 Nee, maar volwassen RIs zijn erg
contextgebonden en meestal niet
declaratief:
(7) Hij de brief van haar aan stukken scheuren…
(8) Dus dan iets afspreken?
(9) Parel altijd bij ons blijven? Dat zie ik al gebeuren! (niet
dus)
(10) En nu ophoepelen!
Observatie 1
 De grammatica van Nederlandstalige
kleine kinderen lijkt dus anders te
werken dan die van volwassenen:
 Volwassen grammatica vereist in
declaratieve zinnen een finiet
werkwoord.
 De kindergrammatica staat root
infinitives toe.
Alleen in het Nederlands?
 Nee, ook (onder andere) Franse, Russische
en Hebreeuwse kinderen gebruiken zinnen
met als enige werkwoord een infinitief:
(1) Pas tomber la poupee
Niet vallen-INF de pop
(2) Papa peeku topit
papa kachel aanhouden-INF
(3) Tapuax lishtot
appel drinken-INF
(Nathalie 2;2.2)
(Zhenya 1;9)
(Lior 1;8.08)
Observatie 2
 Root infinitives zijn in het algemeen
een kenmerk van kindertaal, in ieder
geval van de Germaanse kindertalen
en sommige Romaanse ...
Cross-linguïstische verschillen
French
English
Swedish
Child
Age
%Root Infinitive
Nathalie
1;9–2;3
49 %
Philippe
1;9–2;6
20 %
Daniel
1;8–1;11
43 %
Eve
1;6-1;10
78 %
Adam
2;3-3;0
81 %
Nina
2;4-2;5
75 %
Freja
1;11-2;0
38 %
Tor
1;11-2;2
56 %
Embla
1;8-1;10
61 %
Cross-linguïstische verschillen
German
Dutch
Icelandic
Child
Age
% Root Infinitive
S
2;1
46 %
2;2
40 %
Laura
1;8-2;1
36 %
Tobias
1;10-1;11
36 %
Fedra
1;10-2;1
26 %
Hein
2;4-3;1
16 %
Birna
2;0-2;3
36 %
(percentages based on Sano & Hyams, 1994)
Cross-linguïstische verschillen
Based on Guasti, 2002
Observatie 3:
 RIs komen niet alleen in Nederlandse
kindertaal voor.
 Maar, ze komen ook niet in alle
kindertalen voor (bijv. niet in
Italiaans of Catalaans).
 In bepaalde “RI talen” zijn RIs
frequenter dan in andere.
Verschillen tussen twee RI talen
 Twee Germaanse RI talen: Nederlands en
Engels
 Voorbeelden Engelse RIs
(1) Eve sit floor (Eve 1;7)
(2) That truck fall down (Nina 2;0.24)
 Wat zijn vormverschillen met Nederlandse
RIs?
Nederlands - Engels
(1)Eve sit floor
(2)Peter bal pakken
(Eve 1;7)
(Peter 2;01.27)
 Positie van het werkwoord
 Infiniefmorfologie (aanwezig in
Nederlands, afwezig in Engels)
Van vorm naar betekenis
 Plek van het werkwoord en
werkwoordsmorfologie zijn allemaal
vormkenmerken van RIs.
 Hebben RIs een specifieke betekenis?
Semantiek
 Finiete werkwoorden zorgen voor de
temporele verankering van een zin:
(1) Eric ziet een schildpad
(2) Eric zag een schildpad
 Een finiet werkwoord lijkt in RIs te
ontbreken.
 Wat is de interpretatie van RIs? Kan de
betekenis van RIs ons meer vertellen over
dit soort kinderzinnen?
Observatie 4 (Zinsbetekenis)
 RIs zijn modaal (“Modal Reference
Effect”)
 Wens, intentie, bevel, nabije toekomst
 Kortom: de handeling vindt niet in het
hier-en-nu plaats, maar mogelijk in de
toekomst
 Ferdinand (1996), Ingram & Thompson
(1996), Wijnen (1997), Blom (2003)
Maar ook dit zag Van Ginneken
Terwijl er nu echter allanger hoe meer 3de
persoonsvormen opkomen, ontwikkelt zich
gaandeweg een beteekenis-verschil
tusschen deze persoonsvormen en de
infinitieven. Terwijl Keesje toch de
onbepaalde meer en meer voor de uiting
van wenschen en verlangens gaat
beperken, deelt hij met den persoonsvorm
meestal een oogenblikkelijk waargenomen
handeling mee. (Jac. Van Ginneken)
Zoo beteekenen…
Oppap@ [@ = schwa]: wil moeder dit eens voor me
oprapen?
Kees chap@: ik wil gaan slapen.
Maan kijk@: ik wou graag naar de maan gaan kijken.
Fesje uik@: laat me eens aan het fleschje ruiken.
Toem ij@: zet den stoel eens andersom, om erop te rijen.
Kees chaan: ik zal slaan hoor!
(Cha)peer@: mag ik op vaders knie galoppeeren?
Moen@ komm@: mag ik bij moeder komen?
Oo Piet kijk@: ik ga naar Oom Piet kijken.
Maar
Kees vaat beteekent: ik val.
foot@ faat beteekent: het vogeltje valt.
Meisj@ cheit beteekent: het meisje schreit.
Gaat @ oed! beteekent: daar gaat m'n muts!
Sit fas beteekent: ik zit vast.
siet @ mor@ beteekent: daar zie ik den molen!
(Jac. Van Ginneken, p. 78)
Observatie 5 (Predicaattype)
 RIs zijn eventief (“Eventivity
Constraint”)
 Weten, kosten, hebben, willen, bestaan
 Leren, kopen, pakken, praten, dansen
 Wat is het verschil tussen deze twee
lijstjes werkwoorden?
Statief versus Eventief
 “State-verbs” zijn [-dynamisch]
 “Event-verbs” zijn [+dynamisch]
 Testjes o.a.:




Is aan het + infinitief
Imperatief
Adverbia als vrijwillig, voorzichtig
Complement van dwingen
Voorbeelden van testjes






*Het huis is veel aan het kosten
*Weet het antwoord!
*Ik heb voorzichtig een fiets
*Ik besta vrijwillig
*Hij is het antwoord aan het weten
...
Contrast kindertaal: RI - Finiet
 RIs zijn eventief:
(1) Toesje teke
Buite pele
Mama auto rijden
93 –97 %
Contrast kindertaal: RI - Finiet
 Finiete zinnen bevatten vaak state
verbs (de state verbs zitten dus wel
in het woordenschat van het kind!):
(2) Hoeft niet
Is papa nou?
Baby heet Sarah
18 %
36 – 57 %
Verklaringen Betekenis van RIs
 Auxiliary Drop hypothese
 Hoekstra & Hyams’ hypothese
Auxiliary Drop
 Kinderen realiseren het (modale)
hulpwerkwoord niet, er is sprake van
een “silent auxiliary”.
 Gevolgen voor syntaxis: infinitief in
eindpositie …
(1)Elma wil
(2)Elma
een appel eten
een appel eten
Gevolgen voor semantiek
 RIs zijn modaal (immers alleen de
fonetische realisatie ontbreekt, de
semantische kenmerken van het
hulpwerkwoord blijven behouden).
 Omdat de RIs een onuitgesproken
modaal hulpwerkwoord bevatten, zijn
ze eventief ... Hoe werkt dit? Waarom
leidt modaliteit tot eventiviteit?
Soorten modaliteit
 Modale werkwoorden zijn polyseem:
 Dynamische modaliteit
 Deontische modaliteit
 Epistemische modaliteit
(1)Ik kan trombone spelen, maar ik kan
nu niet trombone spelen
(2)Jan kan de moordenaar zijn
Soorten modaliteit en predicaattype
 Welke interpretatie krijgt het modale
hulpwerkwoord (epistemisch of
deontisch)?
(1)Jan moet Frans leren
(2)Jan moet het antwoord weten
Soorten modaliteit en predicaattype
(1) Jan moet Frans leren
(2) Jan moet het antwoord weten
 Eventief (leren)  deontisch
 Statief (weten)  epistemisch
Cognitieve ontwikkeling
 Epistemische modaliteit gaat over
redeneringen, mentale processen en
vereist een “Theory of Mind”
 Wat is ToM? De klassieke ToM test ...
 ToM “ontstaat” tussen 3de en 4de jaar
(RI periode is tussen 2de en 3de jaar).
Cognitieve ontwikkeling
 Dus: door cognitieve beperkingen
kunnen kinderen RIs geen “silent
epistemic modal auxiliary” bevatten.
 “Silent auxiliaries” in RIs zijn
deontisch; het predicaat is daardoor
eventief.
Wat pleit tegen Auxiliary Drop?
 De Auxiliary Drop hypothese
voorspelt dat RIs zich net zo
gedragen als finiete zinnen:
 Als ze RIs gebruiken, gebruiken kinderen
nog geen uitgesproken hulpwerkwoorden
 RIs hebben vaak weggelaten
onderwerpen, terwijl finiete zinnen dat
veel minder vaak hebben.
Onderwerpen
Based on Guasti, 2002
Conclusie
 De Auxiliary Drop hypothese verklaart
veel van de syntaxis en semantiek
van RIs, maar deze hypothese maakt
doet ook voorspellingen die niet
uitkomen.
 Een alternatief?
Hoekstra & Hyams (1998)
 Aanwezigheid van een infiniefsuffix is
cruciaal.
 Het infiniefsuffix heeft een modale
betekenis.
 Afwezigheid van dit suffix leidt tot
afwezigheid van een specifieke
modale betekenis.
Nederlands versus Engels
 Voorspellingen van Hoekstra &
Hyams:
 Engelse RIs zijn niet overwegend modaal
 Engelse RIs bevatten vaker (dan
Nederlandse RIs) state verbs.
Spontane data
Modality
State verbs
Dutch
73.2 – 94 %
< 10 %
English
20 %
25 – 40 %
Conclusie
 De spontane taaldata lijken Hoekstra
& Hyams’ hypothese te bevestigen:
 Nederlandse RIs zijn modaal en (dus)
eventief.
 Engelse RIs zijn niet noodzakelijk modaal
en (dus) ook niet eventief.
PAUZE
Een preciezere blik
 Wat voorspellen Hoekstra & Hyams
precies?
 Wat laten de data precies zien?
Data van 6 Nederlandse kids
Modal RIs
1 00
80
%
60
40
20
0
A bel
Daan
Josse
Lau ra
Matth ijs
Peter
A v erage
Overzicht modale RIs
 Nederlands:
 Blom (2003, 2007): 64 – 80%
 Wijnen (1997): 73.2 – 94.3 %
 Haegeman (1995): 56%
 Duits:
 Lasser (1997): 69 - 73%
 Ingram & Thompson (1996): 20 – 70%
 Behrens (1993): overlap in betekenis
van kale stammen en infinitief
Probleempje
 Niet alle RIs in Nederlandse (en
Duitse) kindertaal zijn modaal terwijl
ze wel allemaal een infiniefsuffix
hebben
 Dit is strijdig met de hypothese van
Hoekstra & Hyams.
Bovendien
 Is de vergelijking in betekenissen
van Nederlandse en Engelse RIs op
grond van spontane taaldata niet fair.
Niet fair, omdat:
 Engelse RIs alleen 3de persoon
enkelvoud onderwerpen hebben:
(1) I sit floor
(2) You sit floor
(3) Eve sit floor
Finiet of RI?
Finiet of RI?
RI
En:
 Nederlandse RIs allerlei verschillende
onderwerpen hebben (een RI is door
de combinatie van specifieke
plaatsing en morfologie altijd te
onderscheiden van een finiete zin):
(1)
(2)
(3)
(4)
Ik zit op de vloer
Ik op de vloer zitten
Jij zit op de vloer
Jij op de vloer zitten
Finiet
RI
Finiet
RI
Waarom doet dit ertoe?
 Kinderen zeggen in hun RIs vooral
 ik wil X
 jij moet X
 In het Engels zijn juist de zinnen met
1ste en 2de persoon onderwerpen
niet meegeteld  juist de modale RIs
zijn in het Engels uitgesloten van de
analyse!
Modal Bias hypothese
 Nederlandse RIs zijn vaker modaal
dan Engelse RIs omdat RIs met 1ste
en 2de persoon onderwerpen zijn
meegeteld in het Nederlands en in
het Engels zijn uitgesloten van de
analyse.
Her-analyse 1
 Wat gebeurt er als we de Nederlandse
data meer vergelijkbaar maken met
de Engelse en alleen de RIs met
onderwerpen in 3de persoon
enkelvoud tellen?
Resultaat
All subjects
Abel
Daan
Josse
Laura
Matthijs
Peter
Average
%-modal
76 (120)
73 (157)
73 (206)
64 (314)
78 (154)
80 (197)
74 (1248)
Only 3rd
person
%-modal
44 (16)
48 (27)
69 (26)
34 (82)
45 (76)
72 (93)
52 (320)
Conclusie
 De Modal Bias hypothese wordt
bevestigd: als we de Nederlandse
data meer vergelijkbaar maken aan
de Engelse dan daalt het aantal
modale RIs in Nederlandse kindertaal
significant.
Maar
 Nog steeds lijken de Nederlandse RIs
vaker modaal te zijn. Hoe komt dit?
Inflectie Drop hypothese
 Engelse RIs bevatten finiete zinnen
met weggelaten inflectie (in
tegenstelling tot Nederlandse RIs):
(1) Hij pak-t de bal
(2) He get-s the ball
Geen RI
RI
Her-analyse 2
 Komt weglating van finiete inflectie voor in
kindertaal?
 Voorbeelden Nederlandse kindertaal:
(1) die heef snor
(2) Audrey slaap nog een tijdje
(3) Hij zeg toettoet
Let op: in Nederlands worden (1)-(3) nooit
verward met RIs.
Resultaat van inflectie drop
 Hier-en-nu (want finiete zinnen
hebben in vroege kindertaal vaak een
hier-en-nu interpretatie)
 State-verbs (want finiete zinnen zijn
overwegend statief, in zowel Engels
als Nederlandse kindertaal)
 Engelse RIs zijn vaker hier-en-nu en
statief dan Nederlandse RIs.
Resultaat
N-RI+Bare stems
%-modal
Abel
26
27
Daan
43
30
Josse
45
40
Laura
104
27
Matthijs
84
40
Peter
69
46
371 (total)
35 (average)
Samenvatting
 Infinietsuffix heeft geen specifiek
modale betekenis
 Semantische verschillen tussen
Engelse en Nederlandse RIs zijn het
effect van:
 Modal Bias in de spontane taaldata
 Inflectie Drop (leidt tot “finiete” RIs in
Engels)
Methodologische noot
 Spontane taaldata zijn niet ideaal
(veel data kunnen niet
geinterpreteerd worden).
 Is er een manier om het verschil in
betekenis tussen Engelse en
Nederlandse RIs experimenteel te
onderzoeken?
Picture-Matching Task
 Begripstaak: welk plaatje kiest een
kind bij een bepaalde zin.
 De betekenis van RIs in Engels en
Nederlands is op deze manier getest
door Schönenberger et al. (1995)
Voorbeeld van een item
I like the one best
in which
a. Grover sits on
couch
b. Grover is
sitting on the
couch
c. Grover wants
to sit on the
couch
d. Grover sit on
the couch
Nadeel begripstaak
 Zelfs bij zinnen met een een modaal
hulpwerkwoord + infinief kiezen de
kinderen nog in ca. 40% de “ongoing
picture” kiezen.
 Het kind kiest eenvoudigweg voor het
plaatje met de actie (en negeert de
modaliteit/niet-modaliteit in de
aangeboden zin).
Movie-Description Task
 Productie: welke zin gebruikt het kind
bij een getoonde handeling?
 Blom (to appear)
Voorbeeld van filmpjes
 Website:
http://home.hum.uva.nl/oz/eblom/projects.html
Resultaten
Modal RIs
Dutch
68 – 61 %
English
44 – 36 %
Conclusie
 Experimentele resultaten komen
overeen met impressie op grond van
geheranalyseerde corpusdata.
 Resultaten zijn compatibel met de
Modal Bias hypothese in combinatie
met de Inflection Drop hypothese.
Take-home message(s)
 RIs bevatten geen onuitgesproken
hulpwerkwoord & Infiniefmorfologie
heeft geen specifieke betekenis
 Let bij kindertaalonderzoek op
methode & data-analyse model, want
het kan je conclusies sterk
beinvloeden.
 Wees voorzichtig met snelle (crosslinguïstische) vergelijkingen.
BEDANKT!
Download