Opdrachten les 2 Onderscheid tussen gebitten, gebitsformule, belangrijke begrippen en schedelvorm 1. Leg het verschil uit tussen homodonte en heterodonte tanden? 2. Het aantal tandwisselingen is niet bij alle dieren gelijk. Benoem de verschillen. 3. Het gebit bij Rodentia en Lagomorpha kennen een voortdurende groei. Verklaar hoe dit komt. 4. Honden en paarden kennen beiden een anelodonte groei van het gebit. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen hypsodonte en brachyodonte tanden. Wat is het verschil? 5. Wat is het verschil tussen horizontale en verticale tandwisseling. 6. A. Tussen welke elementen maakt men onderscheid bij heterodonte dieren? B. Hoe wordt het melkgebit aangeduid en hoe het blijvende gebit? C. Wat wordt verstaan onder kwadranten? D. Wat is het Triadan systeem en leg uit hoe dit systeem werkt. 7. Welke drie typen schedelvormen kunnen we onderscheiden bij honden? Benoem tevens de belangrijkste kenmerken en per type twee rassen waarbij een dergelijk gebit voorkomt. 8. Waardoor wordt de beet bepaald? 9. Wanneer spreekt men van een normale beet? 10. Leg het verschil uit tussen prognathisme en brachynathisme.