MILIEUDEFENSIE MAGAZINE MAART 2007 Het luchtkasteel van de emissiehandel Handel in emissierechten krijgt steeds meer kritiek: ze belemmert duurzame energie, maakt het lucratief om vervuilend te produceren en benadeelt arme landen. Han van de Wiel Wie goed luistert kan het niet ontgaan: er wordt driftig gezaagd aan de poten van het Kyoto-protocol. Een groeiend aantal organisaties heeft zijn vertrouwen in de uitvoering van het klimaatverdrag opgezegd, of heeft het nooit gehad. Hebben ze een punt? Zwendelgeld Steen des aanstoots is de handel in emissierechten, een van de pijlers van het klimaatverdrag. Die handel wordt gekenmerkt door ‘bogus money’, zwendelgeld, zegt specialiste Jutta Kill, van de Europese campagneorganisatie FERN die zich onder meer inzet voor het behoud van bossen. “Het is een duur en ineffectief instrument om tot een koolstofarme economie te komen.” Ze doelt met name op het zogeheten Clean Development Mechanism (CDM), een instrument van het Kyoto-protocol, waarbij een ontwikkelingsland geld krijgt van een industrieel land voor de aanschaf van technologie die tot de uitstoot van minder broeikasgassen leidt. Het verschil tussen de uitstoot van broeikasgassen met en zonder die technologie kan het ontwikkelingsland in de vorm van emissierechten verkopen aan landen of bedrijven met een Kyoto-verplichting. De inkomsten kan het ontwikkelingsland gebruiken voor de aanschaf van de technologie. Iedereen blij: het ontwikkelingsland heeft schone technologie, het rijke land/bedrijf kan de vermeden broeikasgassen aftrekken van zijn reductieverplichting. Toch zijn er organisaties die hier niet blij mee zijn. FERN en andere organisaties hebben zich verenigd in de Durban Group for Climate Justice, genoemd naar de Zuid-Afrikaanse plaats waar ze in oktober 2004 bij elkaar kwamen. De Durban Declaration on Carbon Trading die daar is opgesteld is inmiddels ondertekend door circa tweehonderd organisaties en enige tientallen individuen. Met deze Declaration verklaren zij zich tegenstanders van emissiehandel en het gebruik van fossiele brandstoffen en uiten ze kritiek op het CDM. Opvallend is het grote aantal grassroots organisaties uit zuidelijke landen onder de ondertekenaars. Jutta Kill: “Zij maken in de praktijk de effecten van de emissiehandel mee, terwijl de noordelijke milieuorganisaties zich blindstaren op de fraaie beloftes op papier.” Kosteneffectief Emissiehandel is geen enkele garantie dat het gebruik van fossiele brandstoffen afneemt, meent de Durban Group. Integendeel, handel in emissierechten kan juist ook een prikkel zijn om vervuilende bedrijven langer open te houden. Dat is immers het idee achter de handel: bedrijven nemen steeds de kosteneffectiefste beslissingen. Bijvoorbeeld de aankoop van extra emissierechten voor een verouderd bedrijf. Emissiehandel belemmert daarmee bovendien de overgang naar duurzame energie. Een andere grief is dat de rijke landen de emissierechten gratis hebben verdeeld naar de energieintensiteit per land, dus uitgerekend onder de vervuilende bedrijven. Zo heeft dit systeem politieke steun gekregen. Slechts voor alles wat zij meer uitstoten moeten zij rechten kopen. Ze kregen dus gratis een economisch begeerd goed, waar anderen voor zullen betalen. De Durban Group is ervan overtuigd dat de rekening terechtkomt bij de arme bevolkingsgroepen in landen, die part noch deel hebben aan het veroorzaken van klimaatverandering. In het lijvige boek Carbon Trading (september 2006) onderbouwt Larry Lohmann van de Britse organisatie The Corner House de visie van de Durban Group met talloze gedocumenteerde voorbeelden en feiten. De Durban Group staat niet alleen. De Engelse media berichten steeds gedetailleerder en vaker over de vele voetklemmen en angels van de emissiehandel. In Nature beschrijft Michael Wara begin februari hoe Chinese producenten van koelmiddelen goud geld verdienen aan de uitstoot van het afvalgas trifluormethaan (HFK-23), dat vrijkomt bij de productie van het koelmiddel HCFK-22. Indiase producenten van hetzelfde koelmiddel melden trots winststijgingen van 250 procent. Dankzij het Clean Development Mechanism. Reken mee met Wara. Een ton HFK-23 heeft hetzelfde broeikaseffect als 11.700 ton CO2. Aangezien de internationale emissiehandel wordt uitgedrukt in CO2-equivalanten, is een ton HFK-23 dus 11.700 keer meer waard dan een ton CO2. Tegen de huidige prijzen van ongeveer 10 euro per ton CO2 tikt het afvangen van HFK-23 dus lekker aan voor de Chinese producenten van koelmiddelen. Zij incasseren gigantische bedragen om simpele technologie aan te schaffen die de uitstoot verhindert: volgens Wara zijn de HFK-23 emissierechten in totaal zo’n 4,7 miljard euro waard. Het zure is dat de naverbranders die nodig zijn om te voorkomen dat deze gassen in de atmosfeer komen, volgens Wara nog geen 100 miljoen euro kosten voor alle fabrieken samen. Met andere woorden: rijke landen betalen Chinese en Indiase bedrijven miljarden euro’s om ogenschijnlijk een grote bijdrage te leveren aan de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Dat geld had ook in duurzame energieprojecten in ontwikkelingslanden gestoken kunnen worden. Toch zijn rijke landen als Nederland er niet rouwig om dat het op deze manier gaat. Dit levert veel meer CO2-rechten voor rijke landen op, die zij vervolgens van hun Kyoto-verplichting kunnen aftrekken. Additionaliteit Dat is ook precies wat gebeurt. Volgens de Wereldbank draait zestig procent van de CDM-projecten om het afvangen en vernietigen van HFK-23 en verdient slechts tien procent van de projecten het predicaat ‘hernieuwbare energie’. Bovendien zijn landen met een Kyoto-verplichting in het algemeen vooral happig op de projecten die in één keer miljoenen tonnen CO2-rechten opleveren, zoals de HKF-23 projecten. Een continent als Afrika mist daarom de boot. Maar de kritiek van de Durban Group gaat verder. CDM-projecten moeten duurzaam en additioneel zijn. Over duurzaamheid beslissen de ontwikkelingslanden zelf, additioneel betekent dat een project zonder CDM-geld niet zou doorgaan. Die laatste verplichting is bijna niet hard te maken. “Natuurlijk zijn er goede projecten”, zegt Jutta Kill. “Bijvoorbeeld in Zuid-Afrika, waar huizen van arme townshipbewoners worden voorzien van zonneboilers. Kleinschalige, duurzame energie voor arme mensen. Dat is het probleem niet. Wel dat ook deze projecten niet kunnen zeggen hoeveel emissies ze besparen en ook niet wat er was gebeurd zonder CDM-geld.” Dus ook hier bogus money. Perverse prikkel Donald Pols, de campagneleider Klimaat van Milieudefensie, kent de kritiek van de Durban Group. “En die kritiek klopt! Het Clean Development Mechanism werkt niet. Er zit een perverse prikkel in: een ontwikkelingsland moet eerst foute technologie toepassen voordat die fout met behulp van CDM wordt verbeterd. De additionaliteit is niet te bewijzen en leidt tot corruptie. Maar de kritiek van de Durban Group op CDM is zo fundamenteel, dat ze Kyoto afschrijft. Dan moet ze wel de gevolgen onder ogen zien en met een werkbaar alternatief op de proppen komen.” Als we hem spreken is Pols net terug van een conferentie in Kyoto, over de toekomst van het Kyotoprotocol. Hij heeft daar een plan gepresenteerd om CDM te hervormen tot een instrument dat duurzame energieprojecten in ontwikkelingslanden ontwikkelt. “In mijn plan is CDM puur innovatiegeld voor ontwikkelingslanden. En ik wil het loskoppelen van de huidige verplichting voor ontwikkelingslanden dat ze de uitstoot van CO2 moeten verminderen.” Hij verwacht dat ook kleine CDM-projecten in bijvoorbeeld Afrikaanse landen zo een kans krijgen, omdat ze een stuk goedkoper worden. Dure externe controle van uiterst ingewikkelde regels komt immers te vervallen. Of zijn handreiking de critici van de Durban Group kan overtuigen, is maar de vraag. Zij willen dat de winning van fossiele brandstoffen stopt. Niets meer en niets minder. De rekkelijken staan weer tegenover de preciezen. Nederland moet volgens de Kyoto-afspraken tussen 2008 en 2012 circa 200 megaton broeikasgassen minder uitstoten dan in 1990. Om dit te bereiken koopt Nederland in het buitenland emissierechten in. De helft van de te besparen 200 megaton wordt op deze wijze verantwoord. De aangekochte emissierechten zijn afkomstig uit Oost-Europa (34 megaton) en ontwikkelingslanden (67 megaton). Deze laatste projecten worden aangeduid met Clean Development Mechanism.