Tropische ziekten en importaandoeningen bij 1763 patiënten op de

advertisement
9
10
Ohga S, Okada K, Mitsui K, Aoki T, Ueda K. Outbreaks of group
A beta-hemolytic streptococcal pharyngitis in children: correlation
of serotype T4 with scarlet fever. Scand J Infect Dis 1992;24:599605.
Perks EM, Mayon-White RT. The incidence of scarlet fever. J Hyg
(Lond) 1983;91:203-9.
11
Velden J van der, Bakker DH de, Claessens AAMC, Schellevis
FG. Nationale studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk. Basisrapport Morbiditeit in de huisartspraktijk. Utrecht:
NIVEL; 1991.
Aanvaard op 3 juli 2000
Oorspronkelijke stukken
Tropische ziekten en importaandoeningen bij 1763 patiënten op de polikliniek
voor Tropische Ziekten van het Academisch Medisch Centrum, Amsterdam
(1996-1997)
j.c.f.m.wetsteyn, s.o.driessen, p.j.de vries, f.g.j.cobelens en p.a.kager
‘Travelling is the ruin of all happiness’1
Ondanks deze sombere uitspraak van Burney uit 1782
reizen momenteel 1 miljoen Nederlanders jaarlijks naar
de (sub)tropen.2 Soms vragen mensen zich af of het plezier van reizen wel opweegt tegen de risico’s en willen zij
weten hoe groot de kans is om belangrijke ziekten als
malaria, buiktyfus of knokkelkoorts (dengue) op te lopen. Zo’n vraag is gemakkelijker gesteld dan beantwoord, omdat wij weinig weten over risico’s voor reizigers. Er zijn nauwelijks gerandomiseerde, prospectieve
onderzoeken, wel enkele cohortonderzoeken, die zich
meestal beperken tot een bepaalde ziekte, een bepaalde
reisgroep of specifieke bestemming.3 4 Wij weten niet
hoeveel mensen per jaar naar een bepaalde bestemming
reizen (de noemer) en voor slechts enkele ziekten bestaat een meldingsplicht (de teller). Kortom, zowel over
de teller als over de noemer zijn wij slecht geïnformeerd.
Op de polikliniek voor Tropische Ziekten van het
Academisch Medisch Centrum zien wij patiënten uit de
regio Amsterdam, uit de rest van Nederland, direct vanaf Schiphol of na repatriëring. Wij analyseerden voor de
jaren 1996 en 1997 waarom patiënten onze polikliniek
bezochten, welke diagnosen wij stelden en of wij hieruit
lessen konden trekken voor de toekomstige patiënt en
reiziger.
patiënten en methoden
Sedert 1995 worden van alle patiënten bij het eerste consult de volgende gegevens in een database opgenomen:
geslacht, leeftijd, postcode, land van geboorte, verwijzende instantie, reisanamnese, klachten ten tijde van de
presentatie, al dan niet opname en definitieve diagnose,
waarschijnlijkheidsdiagnose en eventuele nevendiagnose. Maximaal 3 klachten worden genoteerd, bij meer
klachten de 3 belangrijkste. Wanneer meer dan 3 landen
Academisch Medisch Centrum, afd. Infectieziekten, Tropische Geneeskunde en Aids, Postbus 22.660, 1100 DD Amsterdam.
Mw.dr.J.C.F.M.Wetsteyn, dr.P.J.de Vries en prof.dr.P.A.Kager, internisten; S.O.Driessen, arts; dr.F.G.J.Cobelens, arts-epidemioloog.
Correspondentieadres: mw.dr.J.C.F.M.Wetsteyn ([email protected].
nl).
2152
Ned Tijdschr Geneeskd 2000 4 november;144(45)
samenvatting
Doel. Analyseren van het databestand van de patiënten die de
polikliniek voor Tropische Ziekten van het Academisch Medisch Centrum, Amsterdam, bezochten in 1996 en 1997.
Opzet. Beschrijvend, dwarsdoorsnedenonderzoek.
Methode. Uit de bestaande database werden gegevens betreffende leeftijd, geboorteland, reisbestemming, belangrijkste
klachten, opnamepercentage en belangrijkste diagnosen binnen de klachtencategorieën geanalyseerd, alsmede bepaalde
groepen patiënten en reisbestemmingen.
Resultaten. In 1996 en 1997 bezochten 1763 patiënten de
polikliniek. Buikklachten, koorts, algemene malaise en huidafwijkingen omvatten tweederde van alle klachten. Buikklachten
werden vaker uit Azië meegebracht, koorts uit Afrika, huidafwijkingen uit Zuid-Amerika en voor algemene malaise/moeheid maakte de reisbestemming niet uit. Parasitaire verwekkers waren het frequentst in de eerste drie klachtencategorieën, bacteriële bij de huidafwijkingen. Malaria was de belangrijkste importziekte: 1 op de 3 Nederlanders en 9 op de 10
Ghanese patiënten met koorts uit tropisch Afrika hadden malaria.
Conclusie. De analyse van het databestand leverde nuttige
gegevens op over patiënten met importziekten in Nederland en
met het oog op reizigers naar de tropen.
zijn bezocht, dan worden die 3 landen genoteerd waar de
meeste tijd is doorgebracht. Voor onze analyse werden
de landen tot 7 regio’s samengevoegd.
Definities. Een diagnose werd als definitief beschouwd
als een micro-organisme werd geïsoleerd of aangetoond,
als de diagnose op serologische gronden (4-voudige titerstijging; positieve IgM-antistoffen) vast stond of als
een andere aanvaarde standaard (thoraxfoto, geaccepteerde klinische bepaling zoals een thyreoïdstimulerendhormoon(TSH)-bepaling) voorhanden was. Een nevendiagnose was een met zekerheid gestelde diagnose, die
echter niet de verklaring van de klachten kon zijn (bijvoorbeeld een asymptomatische worminfestatie bij een
patiënt met malaria). Een waarschijnlijkheidsdiagnose
voldeed niet aan deze criteria, maar was een diagnose
die op klinische of serologische gronden (eenmalig onderzoek, hoge titer) of op grond van de reactie op specifieke therapie uiterst aannemelijk leek.
De woonplaatsen, gerangschikt naar de eerste 3 cijfers van de
postcode van de 1763 patiënten, die in 1996 en 1997 de polikliniek voor Tropische Ziekten van het Academisch Medisch
Centrum, Amsterdam, bezochten.
resultaten
In de periode 1 januari 1996-31 december 1997 werden
1763 (898 mannen) patiënten gezien met een gemiddelde en mediane leeftijd van respectievelijk 36 en 33,7 jaar
(uitersten: 1-85). De figuur toont de woonplaatsen van
de patiënten, gerangschikt naar de eerste 3 cijfers van de
postcode.
Verwijzing. Vanuit de eerste lijn werden 1409 (80%)
patiënten verwezen; vanuit de tweede 98 (6%). Een
klein deel kwam om een tropische ziekte te laten uitsluiten (129; 7%); 21(1%) patiënten wilden een tweede
mening en de overige 106 (6%) kwamen om zeer diverse redenen. Geboorteland en reisbestemming staan vermeld in tabel 1.
Klachten. In totaal werden 2652 klachten genoteerd;
1763 patiënten hadden 1 duidelijke klacht; 728 patiënten
een 2e klacht en 161 nog een 3e. Derhalve kon een patiënt in meerdere klachtencategorieën voorkomen. De
frequentste klachten, ingedeeld in 4 categorieën, staan in
tabel 2, waarin tevens een nadere indeling naar geboorteland, reisbestemming, eventuele opname en diagnose
wordt vermeld. Van de 564 patiënten met buikklachten
had het merendeel buikpijn, al dan niet met diarree; 254
hadden alleen diarree. Van de patiënten waren 238 moe
zonder verdere klachten. Een klein deel van de patiënten (46) kwam met klachten van de luchtwegen.
Per klachtencategorie waren er de navolgende ziekteoorzaken/diagnosen.
Buikklachten. Buikklachten kwamen vaker voor bij
reizen naar Azië dan naar de andere bestemmingen (zie
tabel 2). Bij 120 patiënten werd een pathogeen organisme geïsoleerd, 71 maal een parasitair, 41 maal een bacterieel, eenmaal een viraal; 19 (3%) patiënten werden
opgenomen wegens bacillaire dysenterie (4) en niet-tropische aandoeningen als pyogeen leverabces, cholangitis, diverticulitis. Bij 61% van de patiënten werd geen
oorzaak (meer) gevonden. Onderzoek naar pathogene
Escherichia coli-stammen en virale oorzaken werd respectievelijk niet en zelden verricht.
Koorts. Van de patiënten met koorts was een groot
aantal oorspronkelijk afkomstig uit Afrika (86), vooral
uit West-Afrika (79; 92%), met name Ghana (62) en
Nigeria (11). Malaria was de belangrijkste oorzaak van
koorts (166/470; 35%); 74 patiënten met malaria waren
van Afrikaanse geboorte, van wie 73 uit West-Afrika, en
van hen 57 uit Ghana en 9 uit Nigeria. Andere parasitaire oorzaken waren amoebenabces van de lever en
acute schistosomiasis bij respectievelijk 2 en 7 patiënten.
Tot de 53 bacteriële oorzaken behoorden onder andere
rickettsiosen (12), buiktyfus (9), shigellosen (9), Campylobacter-infecties (8), leptospirosen (3), tuberculose
(3), en meningokokkensepsis (2). Bij 18 patiënten werd
een acute virale infectie bevestigd, onder andere Epstein-Barr-virus (EBV) (6), cytomegalovirus (CMV) (6)
en denguevirus (4). Bij 10% van de patiënten werd een
niet-tropische oorzaak, bijvoorbeeld pyelonefritis, vastgesteld. Bij 33% van de patiënten kon geen definitieve
1. Geboorteland en reisanamnese van 1763 patiënten van de
polikliniek voor Tropische Ziekten van het Academisch Medisch
Centrum te Amsterdam in 1996 en 1997
TABEL
aantal patiënten (%)
geboorteland/-regio
Nederland
westers land
Afrika*
Ghana
Nigeria
Azië
Indonesië
Turkije
Midden- en Zuid-Amerika
Suriname
Midden-Oosten/Noord-Afrika
Marokko
onbekend
1 410 (80)
50 (3)
170 (10)
93
14
56 (3)
14
13
45 (3)
30
23 (1)
10
9 (0,5)
totaal
1 763 (100)
reisanamnese†
Afrika*
Azië
Zuid-Amerika
Midden-Amerika
Noord-Afrika
Midden-Oosten
niet in de tropen
totaal aantal regio’s
706 (34)
703 (33)
197 (9)
160 (8)
122 (6)
86 (4)
132 (6)
2 106
*Afrika ten zuiden van de Sahara.
†Sommige patiënten bezochten meerdere regio’s.
Ned Tijdschr Geneeskd 2000 4 november;144(45)
2153
TABEL 2. Belangrijkste 4 klachtencategorieën waarmee 1763 patiënten de polikliniek voor Tropische Ziekten van het Academisch Medisch
Centrum te Amsterdam bezochten in 1996 en 1997
klachtencategorie*
buikklachten
(n = 564)
koorts
(n = 470)
algemene malaise/moeheid
(n = 450)
huidafwijking
(n = 269)
geboorteland (%)
Nederland
westers
Afrika†
Nederland
Afrika†
Ghana
Nigeria
Nederland
Afrika†
Ghana
Nederland
Suriname
475 (84)
12
24
340 (72)
86
62
11
379 (84)
38
23
243 (91)
8
reisbestemming/totaal
naar die regio
opgenomen
(%)
diagnose
geen (%)
frequentste
ziekteoorzaak
Azië
Afrika†
Zuid-Amerika
Afrika†
Azië
Zuid-Amerika
284/703
157/706
62/197
263/706
156/703
24/197
19 (3)
341 (61)
parasitaire
bacteriële
80
39
83 (18)
155 (33)
malaria
166
bacteriële
53
niet-tropische 46
Azië
Afrika†
Zuid-Amerika
Afrika†
Azië
Zuid-Amerika
207/703
171/706
51/197
90/706
86/703
51/197
26 (6)
286 (64)
malaria
CVS
42
12
4 (2)
73 (27)
bacteriële
parasitaire
72
37
CVS = chronischevermoeidheidsyndroom.
*Deze belangrijkste klachten kwamen voor bij 1753/1763 patiënten en betroffen 66% van alle 2652 gerapporteerde klachten.
†Afrika ten zuiden van de Sahara.
diagnose worden gesteld, bij allen verdwenen de klachten. Koorts was wel de belangrijkste reden van opname,
bij 83/470 (18%) van de patiënten.
Algemene malaise/moeheid. Afrikaanse patiënten met
algemene malaise in hun klachtenpatroon bleken nogal
eens malaria te hebben; bij navraag hadden zij vaak ook
wel koorts gehad. Parasitaire infecties (giardiasis) en virale infecties (EBV) werden soms nog vastgesteld; onverwachte diagnosen waren difterie en Q-koorts. Bij 18
(4%) patiënten werd een niet-tropische aandoening gevonden, waaronder acute leukemie en schildklierfunctiestoornissen. Bij 64% van de patiënten werd geen definitieve diagnose gesteld. Van de patiënten werden 26
(6%) opgenomen, meestal wegens een intern-geneeskundige aandoening.
Huidafwijkingen. Vooral Nederlanders kwamen wegens huidafwijkingen op de polikliniek (zie tabel 2).
Onder de bacteriële verwekkers (27%) waren streptokokken het frequentst, onder de parasitaire aandoeningen larva migrans cutanea (‘creeping eruption’) en cutane leishmaniasis. De laatste werd voornamelijk opgelopen in Midden- en Zuid-Amerika. Ectoparasieten omvatten zandvlooien (‘jiggers’), schaamluizen, scabiës en
de maden die myiasis veroorzaken. Bij 24 patiënten was
de huidafwijking (erythema nodosum, erythema van
Bazin, erythema chronicum migrans) aanleiding tot gericht verder onderzoek. De huidafwijkingen bij rickettsiosen waren vaker reden voor bezoek aan de polikliniek dan de meestal ook aanwezige koorts. Vier patiënten werden opgenomen met als belangrijkste indicatie erysipelas of cellulitis. Bij 73 patiënten (27%) werd
geen etiologische, wel een beschrijvende diagnose gesteld.
Diagnosen. Bij 838 (47,6%) patiënten werden een of
meer definitieve diagnosen gesteld; in totaal werden 612
maal pathogene micro-organismen aangetoond, waaronder 447 parasieten, 104 bacteriën en 61 virussen (tabel 3). Bij 164 patiënten werd een niet specifiek tro2154
Ned Tijdschr Geneeskd 2000 4 november;144(45)
pische ziekte vastgesteld zoals meningokokkensepsis,
trombosebeen, (hematologische) maligniteit, coeliakie,
hypo- en hyperthyreoïdie, parasietenwaan of een met de
reis samenhangend ongemak zoals ciguatera-intoxicatie,
steek van een vis of mefloquinebijwerking. Bij 925 patiënten kon geen definitieve diagnose worden gesteld;
bij 232 van deze patiënten wel een waarschijnlijkheidsdiagnose en bij 417 patiënten een nevendiagnose, meestal een parasitaire, soms een virale, zoals een doorgeTABEL 3. Microbiologische diagnosen (n = 612 ) bij 1763 patiënten van
de polikliniek voor Tropische Ziekten van het Academisch Medisch
Centrum te Amsterdam in 1996 en 1997
parasitaire infectie
ectoparasiet
worminfectie
darmnematode
filaria
trematode
cestode
overige
protozoaire infectie
Plasmodium
Giardia
Dientamoeba
overige
447
bacteriële infectie
Campylobacter
Shigella
Salmonella
rickettsiose
overige
104
virale infectie
virale hepatitis
acute EBV-infectie
acute CMV-infectie
dengue
overige
13
123
57
17
24
23
2
311
166
34
53
58
27
23
17
12
25
61
17
12
9
7
16
EBV = Epstein-Barr-virus; CMV = cytomegalovirus.
maakte EBV- of CMV-infectie bij respectievelijk 79 en
10 patiënten, of beide (54 patiënten).
Enkele bijzondere patiëntengroepen waren de navolgende.
Patiënten met malaria. Van de 166 patiënten met malaria waren 71 (43%) van Nederlandse en 74 (45%) van
Afrikaanse geboorte, van wie 57 uit Ghana. Er waren
128 Plasmodium falciparum-infecties, 34 Plasmodium
vivax- of Plasmodium ovale-infecties, 1 Plasmodium malariae-infectie en 1 menginfectie met P. falciparum en
P. ovale. Tweemaal was classificatie niet mogelijk. Van
de 128 P. falciparum-infecties waren 123 opgedaan in
tropisch Afrika, waarvan 102 in West-Afrika. Van de
166 patiënten met malaria werden er 46 (28%) opgenomen. De verhouding van klinische-poliklinische behandeling van malaria tropica was 1 op 3, voor de goedaardige malariavormen 1 op 10.
Ghanese patiënten. Onder de 93 uit Ghana afkomstige patiënten waren 65 mannen. De belangrijkste klacht
was koorts en bij circa 9 van de 10 patiënten bleek malaria de oorzaak. Een tweede reden om naar de polikliniek te komen was algemene malaise en dan bleek bij
circa 7 van de 10 ook malaria de oorzaak. In totaal werd
57 maal malaria vastgesteld (54 maal P. falciparum, 2
maal P. ovale en 1 maal P. malariae). Van het totale aantal van 166 patiënten met malaria was daarmee eenderde van Ghanese geboorte, van de 128 patiënten met malaria tropica zelfs 42%. Bij 17 Ghanese patiënten werd
geen diagnose gesteld, bij de overige 19 werden zeer
diverse diagnosen gesteld, voornamelijk parasitaire.
Nederlandse reizigers naar Indonesië. Van de 259 patiënten die Indonesië bezochten, waren 239 Nederlanders. Gastro-intestinale klachten waren vaker reden
voor polibezoek dan koorts (zie tabel 2). Bij 96 patiënten werd een oorzaak gevonden; 10 patiënten hadden
malaria, meestal P. vivax-infectie (9), zelden malaria
tropica (1). Buiktyfus werd bij 4 patiënten gevonden.
Nederlandse patiënten met koorts uit tropisch Afrika.
Van de 159 Nederlanders die zich met koorts uit tropisch
Afrika meldden, bleken er 48 (30%) aan malaria (van
wie 41 aan malaria tropica) te lijden; 11 patiënten hadden tekenbeetkoorts en 6 acute schistosomiasis. Bij 60
patiënten werd geen diagnose gesteld.
beschouwing
Dit inventariserend onderzoek onder de patiënten van
een gespecialiseerde polikliniek voor Tropische Ziekten
geeft geen representatief beeld van ‘het’ klachten- en
ziektepatroon van ‘de’ reizigerspopulatie, maar wel een
indruk van het brede scala van klachten en aandoeningen waarmee reizigers hun (huis)arts bezoeken en waarmee vele artsen in Nederland weinig ervaring hebben.
Het bepalen van risico’s blijft lastig door het ontbreken
van de noemer, maar ook doordat onbekend is in welk
gebied van het land men heeft gereisd, in welk seizoen
(regentijd of droge tijd), wat de reiziger deed (belangstelling), hoe vaak en waar de reiziger voordien heeft gereisd, welke infecties reeds zijn doorgemaakt en tegen
welke infectieziekten derhalve een zekere bescherming
is opgebouwd.5
Veelvuldig worden de risico’s aangehaald uit publicaties van Steffen: 15-78% van de reizigers had enig gezondheidsprobleem ervaren, veelal diarree, 8% bezocht
een dokter, 6% had enkele dagen het bed gehouden,
0,5% werd opgenomen en 3% was niet in staat tot werken na terugkeer.6 7 De incidentie van malaria tropica,
die mede afhankelijk is van het (trouw) toepassen van
de juiste malariaprofylaxe, varieerde voor West-Afrika
van 24,2/1000 persoonsmaanden tot 15,2/1000 voor
Oost-Afrika wanneer geen malariaprofylaxe was toegepast, terwijl onder meer volgens eigen onderzoek naar
de beste profylaxe voor Oost-Centraal- en Zuidelijk
Afrika in dezelfde tijdsperiode de incidentie 4,9/1000
persoonsmaanden bleek te zijn.3 8
Onze patiënten toonden een klachtenpatroon vergelijkbaar met dat in Schotse en Franse onderzoeken:
vooral klachten van het maag-darmkanaal, koorts en
huidafwijkingen.1 9-12 Opvallend in onze populatie was
de klacht ‘moeheid/algemene malaise’, hetgeen een recent probleem lijkt. Wellicht speelt hier een rol dat er
geen oorzaak en geen therapie zijn voor het chronischevermoeidheidsyndroom. De patiënt met een tropenverleden die met moeheid op de polikliniek komt, hoopt
wellicht op een behandelbare tropische aandoening.
Deze hoop blijkt ijdel in 80%; bij de Nederlandse patiënten met de klacht ‘moeheid’ werd zelden een ‘tropische’ oorzaak gevonden, soms een intern-geneeskundige oorzaak zoals hypothyreoïdie. Bij Afrikaanse patiënten met malaise, in onze situatie veelal Ghanezen, dient
men evenwel ook als koorts ontbreekt, bedacht te zijn
op malaria.
Buikklachten bleven vaak onverklaard (61%). Belangrijke oorzaken hiervoor zijn het interval tussen het
ontstaan van de klachten en het onderzoek, maar ook de
reeds voorgeschreven of zelf ingenomen medicatie.
Vaak ziet patiënt of huisarts het – terecht – even aan.13
Routinematig onderzoek levert niet altijd een diagnose.14 Bovendien wordt naar frequente oorzaken van
diarree (pathogene E. coli-stammen, virussen) geen onderzoek gedaan. Sommige patiënten met langdurige
diarree lijden aan giardiasis of (secundaire) lactasedeficiëntie, sommige aan coeliakie. Men kan zich afvragen
hoever de diagnostiek moet gaan bij deze patiënten. Als
de anamnese past bij giardiasis, wordt de patiënt als
zodanig behandeld met een eenmalige dosis tinidazol
alvorens meer belastend onderzoek in te stellen.
Het is aannemelijk gemaakt dat zich na een bacteriële gastro-enteritis een zogenaamd postinfectieus spastischedarmsyndroom kan voordoen.15 Met moderne parasitologische technieken wordt tegenwoordig frequent
Dientamoeba fragilis aangetoond, een parasiet waarvan
de pathogeniteit niet vast staat. Besmetting gaat meer
met buikpijn dan met diarree gepaard. De behandeling
is nog niet uitgekristalliseerd; bij 70% van onze patiënten leek clioquinol effectief; spontaan herstel is mogelijk.
Bij tweederde van de patiënten met koorts werd een
diagnose gesteld, hetgeen vergelijkbaar is met de bevindingen van eerder Brits onderzoek.16 Ten dele komt dit
doordat onderzoek slechts beperkt mogelijk is in NederNed Tijdschr Geneeskd 2000 4 november;144(45)
2155
land of niet wordt ingezet omdat het geen therapeutische consequenties heeft, zoals bij arbovirusinfecties.
Terwijl 1 op de 3 Nederlanders met koorts uit tropisch
Afrika malaria had, bleken 9 op de 10 Ghanezen met
koorts aan malaria te lijden. Voor artsen uit Amsterdam
en omgeving is dit een belangrijk gegeven.
Zoals ook in andere reizigersonderzoeken kwamen
huidafwijkingen frequent voor, veroorzaakt door bacteriën, met name Streptococcus pyogenes, en parasieten
als larva migrans cutanea en ectoparasieten.11-13 Cutane
leishmaniasis wordt regelmatig vastgesteld bij patiënten
met ulcera uit de oerwouden van Zuid- en MiddenAmerika (waaronder Suriname).
conclusie
Het klachtenpatroon van de patiënten op de polikliniek
voor Tropische Ziekten was voor het grootste deel in 4
categorieën onder te brengen, te weten: buikklachten,
koorts, algemene malaise en huidafwijkingen. Afhankelijk van de klacht werd bij 27-64% van de patiënten
geen definitieve diagnose gesteld. Dit klinkt negatief,
maar de betekenis voor de volksgezondheid is positief:
zowel patiënt als (huis)dokter kon meestal worden gerustgesteld: er was geen tropische ziekte die nog behandeling behoefde.
In de regel is een tropische aandoening snel, met relatief goedkope en eenvoudige middelen vast te stellen,
de therapie is vaak kortdurend en effectief en de patiënt
snel beter en weer aan het werk. Voor Amsterdam, maar
ook voor elders, geldt dat bij patiënten die ziek zijn na
een bezoek aan de tropen niet alleen de bezochte regio
richting geeft aan het medisch denken, maar ook het
geboorteland van de patiënt.
Mw.G.Sandstra verleende administratieve ondersteuning en
de parasitologische diagnostiek werd verricht op het laboratorium voor Parasitologie van de afdeling Medische Microbiologie van het Academisch Medisch Centrum, door dr.T.van
Gool en zijn medewerkers.
abstract
Tropical diseases and imported disorders in 1763 patients seen
at the Outpatient Department for Tropical diseases of the Academic Medical Centre in Amsterdam during 1996 and 1997
Objective. To describe an analysis of the patients seen at the
Outpatient Department (OPD) for Tropical Diseases in the
Academic Medical Centre, Amsterdam, during 1996 and 1997.
Design. Descriptive cross-sectional study.
Method. From our database of OPD-patients the following
data were analysed: age, country of birth, travel destination and
most frequent complaints at presentation. These were further
analysed in relation to travel destination, diagnosis and need of
admission.
Results. In 1996 and 1997 1763 patients visited the OPD.
Abdominal complaints, fever, general malaise and skin diseases were the main problems. Abdominal complaints were
more often acquired in Asia, fever in sub-Saharan Africa and
skin problems in South America. General malaise was not related to a specific travel destination. Abdominal complaints,
fever and general malaise were more often caused by parasites,
and skin problems by bacteria. Plasmodia were the most frequently encountered microbial cause. Malaria was found in 1
2156
Ned Tijdschr Geneeskd 2000 4 november;144(45)
out of every 3 Dutch, and 9 out of every 10 Ghanaian patients
with fever from Africa.
Conclusion. The analysis of the database yielded useful information regarding patients with import diseases in the
Netherlands and with respect to travellers to tropical areas.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
literatuur
Burney F. Cecilia book 4; 1782. Aangehaald in: Cossar JH.
Traveller’s health – a review. Travel Medicine International 1993;21:
17-26.
Ontwikkeling van de buitenlandse vakanties van Nederlanders per
bestemming en seizoen. Rijswijk: Centraal Bureau voor de Statistiek, Sector Cultuur, Toerisme en Recreatie; 1996 en 1997.
Wetsteyn JCFM, Geus A de. Comparison of three regimens for malaria prophylaxis in travellers to east, central, and southern Africa.
BMJ 1993;307:1041-3.
Cobelens FGJ, Leentvaar-Kuijpers A, Kleijnen J, Coutinho RA.
Incidence and risk factors of diarrhoea in Dutch travellers: consequences for priorities in pre-travel health advice. Trop Med Int
Health 1998;3:896-903.
Cobelens FGJ. Epidemiology of travel-related infections [proefschrift]. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam; 2000.
Steffen R, Rickenbach M, Wilhelm U, Helminger A, Schar M.
Health problems after travel to developing countries. J Infect Dis
1987;156:84-91.
Steffen R. Travel medicine-prevention based on epidemiological
data. Trans R Soc Trop Med Hyg 1991;85:156-62.
Phillips-Howard PA, Radalowicz A, Mitchell J, Bradley DJ. Risk of
malaria in British residents returning from malarious areas. BMJ
1990;300:499-503.
Reid D, Dewar RD, Fallon RJ, Cossar JH, Grist NR. Infection and
travel: the experience of package tourists and other travellers. J
Infect 1980;2:365-70.
Caumes E, Belanger F, Brucker G, Danis M, Gentilini M.
Pathologie observée au retour de voyages en dehors de l’Europe.
109 observations. Presse Med 1991;20:1483-6.
Caumes E, Brucker G, Brousse G, Durepaire R, Danis M, Gentilini
M. Travel-associated illness in 838 French tourists in Nepal in 1984.
Travel Medicine International 1991;19:72-6.
Le Bras M, Mazaudier E, Bigaignon-Receveur MC, Schmitt de la
Brelie N, Becquart JP, Longy-Boursier M. Epidemiologie et clinique des maladies tropicales d’importation. Rev Med Interne 1992;
13:205-10.
Lamers HJ, Dongen AM van, Jamin R, Brühl PhC, Dijkstra RH,
Geijer RMM. NHG-standaard Acute diarree. Huisarts Wet 1993;
36:294-9.
Mank ThG, Zaat JOM, Polderman AM. Onderschatting van darmprotozoa als oorzaak van diarree in de huisartspraktijk. Ned Tijdschr Geneeskd 1995;139:324-7.
Rodriguez LA, Ruigomez A. Increased risk of irritable bowel syndrome after bacterial gastroenteritis: cohort study. BMJ 1999;318:
565-6.
Doherty JF, Grant AD, Bryceson ADM. Fever as the presenting
complaint of travellers returning from the tropics. QJM 1995;88:27781.
Aanvaard op 30 juni 2000
Bladvulling
Censuur
Bourneville klaagt in le Progrès médical van 30 Dec. erover,
dat de Engelsche politie beslag heeft gelegd, in naam der openbare zedelijkheid, op twee geneeskundige boeken: ch. féré,
La Pathologie des émotions en havelock ellis, Studies in the
Psychology of Sex.
(Berichten Buitenland. Ned Tijdschr Geneeskd 1900;44I:114.)
Download