bechnische gegevens holec zakboekje

advertisement
KENNIS VAN ZAKEN
Een veilige en bedrijfszekere distributie van elektriciteit,
daar richt Holec zich op als vooraanstaande Nederlandse
fabrikant van systemen en componenten voor de elektrische energietechniek. Holec ontwikkelt, produceert en
levert schakelsystemen en schakelcomponenten voor de
distributie van elektrische energie en voor de elektrische
voeding van industriële processen. De producten en
diensten van Holec vinden toepassing in verdeelstations,
in residentiële en utiliteitsaansluitingen en voor lichte en
zware industrievoedingen.
Een jarenlange ervaring in het vakgebied heeft de kennis
opgeleverd die Holec toepast in producten en diensten.
Die kennis stellen we ook graag aan u ter beschikking.
Vandaar dit boekje. Hier vindt u een verzameling van
gegevens die in de dagelijkse praktijk van de elektrische
energietechniek onmisbaar is.
Suggesties die dit boekje nog completer kunnen maken
verwerken wij graag in een volgende uitgave.
Stuur uw reacties naar:
Holec Holland N.V. afdeling Corporate Communications,
Postbus 23, 7550 AA Hengelo. Of per e-mail aan
[email protected]
www.et-installateur.nl
Veel gebruikte informatie uit dit boekje, aangevuld met
handige toepassingen om berekeningen te maken staan
op de site www.et-installateur.nl. Deze site richt zich op
de dagelijkse praktijk van de elektrotechnisch installateur.
Allerlei wetenswaardigheden en praktijkgegevens zijn
hier na te kijken. Uw vraagbaak op internet.
Holec biedt u ook persoonlijke ondersteuning via het
Steunpunt (telefoon 074 – 246 32 22, fax 074 246 33 02
of e-mail [email protected]). Daar kunt u met al uw
vragen terecht en levert een technische staf u de antwoorden die aansluiten bij uw praktijk.
september 2001, Hengelo
1
ADRESSEN HOLEC HOLLAND N.V. NEDERLAND
Holec Holland N.V.
Holec Middenspanning
Holec Laagspanning
Europalaan 202, 7559 SC Hengelo
Postbus 23, 7550 AA Hengelo
Tel: 074-246 91 11 Fax: 074-246 44 44
Holec Algemene Toelevering B.V.
Europalaan 210, 7559 SC Hengelo
Postbus 13, 7550 AA Hengelo
Tel: 074-246 48 00 Fax: 074-246 41 30
Holec Service Organisatie
Europalaan 202, 7559 SC Hengelo
Postbus 23, 7550 AA Hengelo
Tel: 074-246 91 11 Fax: 074-246 69 06
Industrieterrein Het Rondeel
Ringveste 1A, 3992 DD Houten
Tel: 074-246 69 32 Fax: 074-246 69 55
HLK Energietechniek B.V.
Industrieweg 40, 2651 BD Berkel en Rodenrijs
Postbus 97, 2650 AB Berkel en Rodenrijs
Tel: 010-511 65 55 Fax: 010-511 82 10
2
ADRESSEN HOLEC HOLLAND N.V. NEDERLAND
AUSTRALIË
Holec Pty. Ltd.
1-5 Carter Street
Homebush Bay NSW2127
Tel: 00 61 293 64 1777 Fax: 00 61 29748 1011
Postadres:
Locked Bag 103
Silverwater DC, NSW 1811
BELGIË
Schréder-Hazemeyer S.A.
Lusambostraat 67
B-1190 Brussel
Tel: 00 32 233 220 40 Fax: 00 32 233 221 60
CHINA
Zhenjiang Holec Electrical Systems Co. Ltd.
(Middenspanning)
South side of Ming Zhu Square, Da Qiao Rd.
Yangzhong City 212200, Jiangsu Province
Peoples Republic of China
Tel: 00 86 511 822 2000
Fax: 00 86 511 822 1717
DENEMARKEN
Holec A/S
Niels Bohrsvej 2
P.O. Box 410
DK-7100 Vejle
Tel: 00 45 758 248 11Fax: 00 45 758 273 17
Naverland 15
DK-2600 Glostrup
Tel: 00 45 434 411 22
Fax: 00 45 434 411 20
3
FINLAND
Holec OY
Sinikalliontie 3a
Fin-02630 Espoo
Tel: 00 359 9 439 34.00 Fax:00 358 9 439 34 033
POLEN
Holec SP. z o.o
ul. Piekary 1961-823
Poznan
Tel: 00 48 61 6659860 Fax: 00 48 61 8529871
SPANJE
H.E.S.
Ctra. de Tiana s/n. Esq. N-11
08911 Badalona (Barcelona)
Tel: 00 34 3 389 42 62 Fax: 00 34 3 384 35 86
TSJECHIË
ETS Teplice a.s.
Modlanská
415 02 Teplice
Tel: 00 420 417 46 300 Fax: 00 420 417 531 247
ZWEDEN
Holec AB
Hammarvägen 19 Arlöv
Malmö
Tel: 00 46 404 309 70 Fax: 00 46 404 355 70
Holec Holland N.V. maakt deel uit van de Elektrische
Divisie Delta
Delta plc.
1 Kingsway, London, WC2B 6XF, Engeland
Telefoon +44 171 836 3535
Delta Electrical Ltd.
Reddings Lane, Birmingham, B11 3EZ, United Kingdom
Tel: +44 121 685 2100 Fax: +44 121 706 6157
4
OVERZICHT VAN PRODUCTEN EN ACTIVITEITEN
MIDDENSPANNINGSSCHAKEL- EN VERDEELSYSTEMEN
Unitole:
metaalomsloten, luchtgeïsoleerd schakelmaterieel
met uitrijdbare vacuümvermogenschakelaars,
-contactoren en -lastschakelaars. (12 en 24 kV)
Innovac MMS: metaalomsloten, luchtgeïsoleerd schakelmaterieel,
met vaste vacuümvermogenschakelaars.
(12 en 24 kV)
Capitole HC:
gietharsgeïsoleerd schakelmaterieel, in metalen
omhulling met uitrijdbare vacuüm- of oliearmevermogenschakelaars en oliearme-lastschakelaars.
(12 en 24 kV)
Innovac SVS:
gietharsgeïsoleerd schakelmaterieel, in metalen
omhulling met vaste vacuümlastscheiders,
vacuümlastscheidercombinaties met veiligheden
en vacuümvermogenschakelaars. (12 en 24 kV)
Magnefix:
volledig gietharsgeïsoleerd schakelmaterieel met
hardgaslastscheiders en lastscheiders met
veiligheden, max. 15 kV.
MIDDENSPANNINGSSCHAKELCOMPONENTEN
Vacuümonderbrekers
voor toepassing als vermogenschakelaar of
lastschakelaar. (12 tot 36 kV)
Vacuümvermogenschakelaars
type COMPACT en STANDAARD met Holec
vacuümonderbrekers.
LAAGSPANNINGSSCHAKEL- EN VERDEELSYSTEMEN
Capitole 40:
schakel- en verdeelsysteem en Motor Control
Centres in plaatstalen omhulling met afgaande
velden in plug-in uitvoering.
Toepassing: industrie en utiliteit.
Clink:
automatiseringssysteem voor MCC’s en schakel- en
verdeelsystemen t.b.v. intelligent motor
management en power monitoring.
Toepassing: (Proces)industrie.
5
Capitole 20:
schakel- en verdeelsysteem in plaatstalen
omhulling met afgaande velden in plug-in
uitvoering.
Toepassing: bedrijfs-, kantoor- en utiliteitsgebouwen alsmede industrie.
Tabula:
plaatstaalomhuld schakel- en verdeelsysteem voor
paneelbouwers voor hoofd- en onderverdelingen
en Motor Control Centres.
Halyester:
schakel- en verdeelsysteem voor binnen- en
buitenopstelling tot 1600 A.
Toepassing: industrie, utiliteit, winkels.
Viditole:
schakel- en verdeelsysteem tot 1600 A, ook in
volledig geïsoleerde uitvoering met voorgemonteerde of los te leveren inbouwmodulen.
Toepassing: utiliteitsbouw, lichte industrie,
woningen, winkels en kantoren.
Medusa
kunststof schakel- en verdeelsysteem tot 80 A,
gebaseerd op systeem 55, met maximale mogelijkheden voor inbouw van een groot aantal
modulaire componenten
Toepassing: utiliteitsbouw, lichte industrie,
woningen, winkels en kantoren.
Systeem 55:
modulair kunststof schakel- en verdeelsysteem voor
woningen, winkels en kantoren tot 125 A.
Systeem 55
FLEX:
flexibel kunststof schakel- en verdeelsysteem met
voorbedrade componenten voor het zelf samenstellen van installaties tot 125 A.
Multima:
energie- en informatiecentrale waarin nutsvoorzieningen zoals gas, water en elektriciteit worden
gecombineerd met functies zoals CAI en telefoon.
Tiara:
decentraal schakel- en verdeelsysteem voor
woningen, winkels, kantoren en andere zakelijke
gebouwen.
Xanura:
Modulair huisautomatiseringssysteem voor aansturing van audio, video, verlichting en beveiliging
Toepassing: zowel nieuwbouw als bestaande bouw.
Distonet:
(schakelbare) veilighedenstroken en kunststof
kabelverdeelkasten t.b.v. energiedistributie in
verdeelnetten.
6
LAAGSPANNINGSCOMPONENTEN
Modulaire componenten
Installatie-automaten
Aardlekautomaten
Aardlekschakelaars
Pulsschakelaars
Relais
Trappenhuisschakelaars
Schemerschakelaars
Schakelklokken
Beltransformatoren
Overspanningsafleiders
Contactdozen
Veilighedenlastscheiders
Patroonlastscheiders
Omschakelaars/6-polige
schakelaars
Lastscheiders
Lastscheiders
Type E8./E, 6 A-63 A
Alamat type NE, 6 A-32 A
Type HD, 6 A-50 A
Type NPFI, 25 A - 100 A
Type NFS, 16 A
Type NFR, 10 - 16 A
Type AE 68, 16 A
Type IC 68 L20000, 16 A
Type IH 68, 16 A
Type NTR 0,5 - 2 A, NTF 1 A
Type OVP, 16 A-63 A
Type NST, 16 A
Pasco, type LPC, 2 A - 50 A
Paco, type PHM, 2 A - 50 A
Type QM, 63 A-100 A
Duco, type DMV, 40 A-63 A
Dumeco, type DMM, 125 A
Niet-modulaire componenten
Lastscheiders
Dumeco, type DMV, 160 A-3600 A
Lastscheiders
Q-Line, 40 A - 3600 A
Veilighedenlastscheiders
Type QSA, 40 A - 800 A
Type Q-Quick, 40 A - 400 A
Patronenlastscheiders
Type FSC, 160 A-400 A
Draaischakelaars
Type RSD, 25 A
Schroefpatroonhouders
Isocoupe, 25 A-63A
Mespatroonhouders
Isodin, 160 A-1250 A
Mespatronen
Isodin, 2 A-1000 A
Vermogenschakelaars
Aeromat, 1000 A-3200 A
Stroomtransformatoren
Type HF, 30 A-5000 A
Industriestopcontacten
Haceno, 16 A-125 A
Industriestopcontacten
Holec, 16 A-32A
Herinschakelingsrelais
ERM/TDRM/TDRM2
Aardlekmonitoren
Type ELM, 25 A-125 A
Knoppen en handels
K-line, voor schakelaars met as
6, 8 , 10 , 12 en 14 mm vierkant
7
lengte
massa
tijd
elektrische stroom
thermo-dynamische temperatuur
lichtsterkte
hoeveelheid stof
symbool
grondeenheid
eenheid
l
m
t
I
T
l
n
meter
kilogram
seconde
ampère
kelvin
candela
mol
m
kg
s
A
K
cd
mol
1018
1015
1012
109
106
103
102
101
=
=
=
=
=
=
=
=
exa
peta
tera
giga
mega
kilo
hecto
deca
=
=
=
=
=
=
=
=
E
P
T
G
M
k
h
da
∝
Ω
radiaal
steradiaal
rad
sr
10-1
10-2
10-3
10-6
10-9
10-12
10-15
10-18
=
=
=
=
=
=
=
=
deci
centi
milli
micro
nano
pico
femto
atto
=
=
=
=
=
=
=
=
d
c
m
µ
n
p
f
a
aanvullende grootheden
(vlakke) hoek
ruimtehoek
SI-EENHEDEN
basisgrootheid
voorvoegsels
(Gegevens ontleend aan NEN 999)
basisgrootheden en grondeenheden
8
9
afgeleide eenheden
SI-eenheden
grootheid
naam
SI-eenheid
symbool
naam
eenheid
lengte
breedte
hoogte
dikte
middellijn
straal
weg(lengte)
l
b
h
d;δ
d
r
s
meter
m
oppervlak
A;S
vierkante meter
m2
volume, inhoud
V
kubieke meter
m3
hoek
α, β,γ,..
radiaal
rad
algemeen
SI-eenheden
grootheid
naam
SI-eenheid
symbool
naam
eenheid
tijd
periode (duur)
tijdconstante
t
T
τ
seconde
s
massa
dichtheid
m
ρ
kilogram
kilogram per kubieke meter
kg
kg / m3
arbeid
energie
hoeveelheid warmte
W;A
E
Q
joule
J
vermogen
wrijvingscoëfficiënt
volumestroom
massastroom
P
f;µ
qv
qm
watt
dimensieloos
kubieke meter per seconde
kilogram per seconde
W
m3/s
kg/s
10
11
mechanica
SI-eenheden
grootheid
naam
SI-eenheid
symbool
vaste stoffen
rekgrens
druk
elasticiteitsmodules
afschuivingsmodules
normaalspanning
schuifspanning
relatieve rek
Rp
p
E
G
σ
τ
∈
gassen/vloeistoffen
druk (spanning)
p
naam
Pascal
eenheid
Pa
(dimensieloos)
Pascal
Pa
mechanica
SI-eenheden
grootheid
naam
SI-eenheid
symbool
naam
eenheid
moment van kracht
moment van koppel
M
T
newton meter
newton meter
N.m
N.m
weerstandsmoment
(massa)traagheidsmoment
W
I, J
meter tot de derde
kilogram meter kwadraat
m3
kg.m2
veerstijfheid
c, k
newton per meter
N/m
snelheid
v
meter per seconde
m/s
versnelling
versnelling van de vrije val
a
g
meter per seconde kwadraat
meter per seconde kwadraat
m/s2
m/s2
rotatiefrequentie
hoeksnelheid
hoekversnelling
n
ω
∝
per seconde
radiaal per seconde
radiaal per seconde kwadraat
1/s
rad/s
rad/s2
12
13
warmte
SI-eenheden
grootheid
naam
SI-eenheden
symbool
naam
eenheid
temperatuur
liniaire uitzettingscoëfficient
T
α, λ
kelvin
per kelvin
K
1/K
hoeveelheid warmte
warmtestroom
warmtestroomdichtheid
warmtegeleiding
warmtegeleidingscoëfficiënt
warmteoverdrachtscoëfficiënt
Q
ϕ
q
G
λ
a, h
joule
watt
watt per
watt per
watt per
watt per
J
W
W/m2
W/K
W/(m.K)
W/(m2.K)
warmtedoorgangscoëfficiënt
warmteweerstand
warmte-isolatiecoëfficiënt
warmtecapaciteit
K
R
M
C
kelvin
kelvin per watt
kelvin vierkante meter per watt
joule per kelvin
vierkante meter
kelvin
meter kelvin
vierkante meter kelvin
K
K/W
K.m2/W
J/K
elektriciteit en magnetisme
SI-eenheden
grootheid
naam
SI-eenheden
symbool
naam
eenheid
elektrische spanning
U
volt
V
elektrische weerstand
soortelijke weerstand
soortelijke geleiding
R
ρ
σ ,γ
ohm
ohm meter
siemens per meter
Ω
Ωm
S/m
werkzaam vermogen
P
watt
W
energie
arbeid
hoeveelheid warmte
E; W
W;A
Q
joule
joule
joule
J
J
J
golflengte
frequentie
λ
f
meter
hertz
m
Hz
14
15
elektriciteit en magnetisme
SI-eenheden
grootheid
naam
SI-eenheden
symbool
naam
eenheid
elektrische veldsterkte
E
volt per meter
V/m
stroomdichtheid
elektrische lading
capaciteit
J
Q
C
ampère per vierkante meter
coulomb
farad
A/m2
C
F
magnetische flux
magnetische inductie
magnetische veldsterkte
φ
B
H
weber
tesla
ampère per meter
Wb
T
A/m
zelfinductie
permeabiliteit
L
µ
henry
henry per meter
H
H/m
omrekeningsfactoren
grootheid
druk
energie
energie, arbeid
gewicht
hoek
hoeveelheid warmte
magnetische inductie
magnetische veldsterkte
massastroom
moment van kracht
SI-eenheden
eenheid
kgf/cm2=at
torr
lbf/ft2
atm
bar
kcal
kgf.m
kWh
Btu
lbf
kgf.m
kgf
rad
minuut
cal
Gs
Oe
kg/h
kgf.m
→x
9,80665,104
1,333.102
4,78803.101
1,01325.105
105
4,1868.103
9,80665
3,6.106
1,05506.103
4,4482
9,80665
9,80665
5,7029578.101
1/60
4,1868
10-4
79,58.101
2,7778.10-4
9,80665
x←
1,01972,10-5
7,502.10-3
2,089.10-2
9,86923.10-6
10-5
2,388410-4
1,01972.10-1
2,8.10-7
9,47813.10-4
2,2481.10-1
1,01972.10-1
1,01972.10-1
1,7445329.10-2
60
2,3885.10-1
104
1,257.10-2
3,600.103
1,01972.10-1
eenheid
N/m2 = Pa
Pa
Pa
Pa
Pa
J
J
J
J
J
J
N
graden
graden
J
T
A/m
kg/s
N.m
16
17
omrekeningsfactoren
grootheid
rotatiesnelheid
snelheid
soortelijke warmte
soortelijke weerstand
spanning (werktuigbouw)
temperatuur
vermogen
volumestroom
warmtestroom
SI-eenheden
eenheid
omw/min
km/h
kcal/(kg.°C)
Ω.mm2/m
kgf/mm2
UK tonf/in2
lbf/in2
lbf/in2
°C
°F
kgf.m/s
pk
kcal/h
m3h
kcal/h
→x
1,047198.10-1
2,7778.10-1
4,1868.103
10-6
9,80665
1,54443.101
6,8947.10-3
6,8947
(273,15 + T)
(255,37 + 5/9T)
9,80665
7,35499.102
1,163
2,778.10-4
1,163
x←
9,549292
3,6000
2,3885.10-4
106
1,01972.10-1
6,4750.10-2
1,45040.102
1,45040.10-1
(T - 273,15)
(9/5T-459,67)
1,01972.10-1
1,35962.10-3
8,598.10-1
3,600.103
8,598.10-1
eenheid
rad/s
m/s
J/kg.K
Ω.m
N/mm2 = MPa
N/mm2 = MPa
N/mm2 = MPa
kPa
K
K
W
W
W
m3/s
W
omrekeningsfactoren
grootheid
lengte
oppervlak
volume
gewicht
dichtheid
vermogen
energie
soortelijke warmte
SI-eenheden
eenheid
18
inch
foot
yard
mile
sq. inch
cu. ft
UK gallon
US gallon
Ib
short ton = 2000 Ib
us long ton = 2240 Ib
metric ton = 2205 Ib
psi
psi
hp
hp
Btu
Btu
Bt/ft3
Bt/ft3
Btu/Ib.°F
Btu/Ib.°F
→x
2,54
30,48
91,44
1609
6,452
0,02832
4,456
3,785
0,4536
907
1016
1000
0,070307
6,8948
1,013
745,700
0,252
1,05506
8,899
37,2589 k
1
4,1868
x←
eenheid
0,394
0,033
0,099
0,0006215
0,155
35,3148
0,224
0,264
2,205
0,00110
0,00098
0,001
14,223
0,145
0,987
0,00134
3,968
0,948
0,112
0,02684
1
0,239
cm
cm
cm
m
cm2
m3
I
l
kg
kg
kg
kg
kg/cm2
mPa
pk
W
cal
kJ
kcal/m3
J/m3
kcal/kg.°C
kJ/(kg.K)
19
omrekeningsfactoren europese valuta
land
munteenheid
België
Duitsland
Finland
Frankrijk
Griekenland
Ierland
Italië
Luxemburg
Nederland
Oostenrijk
Portugal
Spanje
Frank (BEF)
Mark (DEM)
Markka (FIM)
Franc (FRF)
Drachme (GRD)
Pond (IEP)
Lire (ITL)
Frank (LUF)
Gulden (NLG)
Schilling (ATS)
Escudo (PTE)
Peseta (ESP)
SI-eenheden
→x
0,024789
0,511291
0,168187
0,152449
0,002934
1,269738
0,000516
0,024789
0,453780
0,072672
0,004987
0,006010
x←
40,3399
1,95583
5,94573
6,55957
340,750
0,787564
1936,27
40,3399
2,20371
13,7603
200,482
166,386
euro
euro
euro
euro
euro
euro
euro
euro
euro
euro
euro
euro
euro
(EUR)
(EUR)
(EUR)
(EUR)
(EUR)
(EUR)
(EUR)
(EUR)
(EUR)
(EUR)
(EUR)
(EUR)
ENKELE FORMULES
Vermogen en energie
elektrisch schijnbaar vermogen
elektrisch werkzaam vermogen
elektrisch blind vermogen
elektrische energie
Spanning en stroom
1e wet Kirchhoff
2e wet Kirchhoff
gemiddelde waarde sinus
effectieve waarde sinus
impedantie
S
P
Q
E
=
=
=
=
U.I
U.I.cos ϕ
U.I.sin ϕ
U.I.t
∑I (knooppunt)
∑U (kring)
Ugem
U
Z
=
=
=
=
=
O
O
0
û/√2
U/I
Weerstand
wet van Ohm
soortelijke weerstand
temperatuurcoëfficiënt
serieschakeling weerstanden
parallelschakeling weerstanden
U
ρ
α
Rtot
1/Rtot
=
=
=
=
=
I.R
R. A/l
∆T.∆R/R
∑R
∑ 1/R
Capaciteit
capaciteit
serieschakeling capaciteiten
parallelschakeling capaciteiten
energie-geladen condensator
sterschakeling
driehoekschakeling
C
1/Ctot
Ctot
W
Ul
Ul
=
=
=
=
=
=
Qc/U
∑1/C
∑C
0,5. CU2
Uf.√3; Il = If
Uf ; Il =If.√3
L
W
XL
Xc
=
=
=
=
N. Ø/I
0,5.L.I2
ω. L
1/(ω. C)
Zelfinductie
zelfinductie
energie spoel
reactantie
20
ELEKTROTECHNISCHE SYMBOLEN
Gegevens ontleend aan LOS 5152
naam
symbool
motor
M
roterende generator
G
driepolige contactdoos (tafelcontactdoos)
met verplaatsbare leidingen
relaisspoel met één
actieve wikkeling
licht(aansluit)punt
voltmeter
V
ampèremeter
A
(bel)transformator
kilowatt-uurmeter
gelijkstroom, gelijkspanning
wisselstroom, wisselspanning
gelijk- of wisselstroom,
gelijk- of wisselspanning
driefasenwisselstroom (draaistroom)
met neutrale geleider (nul), 50 Hz
driefasig stelsel in Y- of sterschakeling
driefasig stelsel in D-, delta of
driehoeksschakeling
driefasig stelsel in Z- of
zigzagschakeling
21
naam
symbool
leiding, geleider
nul (N)
beschermingsleiding (PE)
(hoofd) aardleiding (E),
functionele aarde (E)
gecombineerde beschermingsleiding
en nul (PEN)
drie fasen, beschermingsleiding en nul
losneembare aansluitklem
losneembare aansluitklem, aarde
losneembare aansluitklem, nul
wikkeling, spoel, smoorspoel
(zelf) inductie
weerstand
condensator
spanningsbron
stroombron
22
naam
maakcontact
verbreekcontact
wisselcontact
schakelaar, algemeen
scheider
lastschakelaar
lastscheider
lastscheider, 4-polig
veilighedenlastscheider,
combinatie lastscheider met
smeltveiligheden
patronenlastscheider
23
symbool
naam
symbool
contactor
vermogenschakelaar
minimumspanningsschakelaar
vermogenschakelaar met
elektromagnetische overstroombeveiliging
vermogenschakelaar met thermische en
elektromagnetische overstroombeveiliging
(installatie-automaat)
aardlekautomaat
aardlekschakelaar
smeltveiligheid
smeltveiligheid waarbij de voedende
zijde is aangegeven door een dikke lijn
tweepolige (licht) groepsschakelaar
24
KLEURENCODES
weerstanden en condensatoren
eenheden: weerstand in Ω
condensator in pF
A BD
T
A BC D T
T
A B D
TC A B D T
AB D T
}
kool- of metaalweerstanden
}
keramische condensatoren
ABDTV
folie-condensatoren
ABV
+
elektrolytische condensatoren
(waarden in µF)
D
DBA
NTC-weerstanden
(waarden bij 25°C)
T
25
A
B
C
D
T
TC
V
:
:
:
:
:
:
:
eerste cijfer
tweede cijfer
derde cijfer
n
vermenigvuldigen met 10
tolerantie
code voor temperatuurcoëfficient
code voor toelaatbare spanning
A/B/C
zwart
bruin
rood
oranje
geel
groen
blauw
violet
grijs
wit
D
n = zwart 0
bruin 1
rood 2
orange 3
geel
4
groen 5
blauw 6
wit
-1
grijs -2
violet -3
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
goud -1
zilver -2
T
bruin
rood
goud
zilver
geen kleur
±1%
±2%
±5%
±10%
±20%
bruin
rood
groen
wit
zwart
±1%
±2%
±5%
±10%
±20%
}
}
bruin
rood
groen
wit
±0,1pF
±0,25pF
±0,5pF
±1pF
}
}
C
}R
R en NTC
C > 10pF
C > 10pF
Gegevens ontleend aan NEN 10062
26
D-patronen type DII en DIII
De grootte van de nominale stroom van de
D-patroon is te herkennen aan de kleur van de
melderknop.
De in de tabel genoemde waarden zijn de meest voorkomende patronen.
DII
In
2A
4A
6A
10A
16A
20A
25A
kleur
rose
bruin
groen
rood
grijs
blauw
geel
DIII
In
35A
50A
63A
kleur
zwart
wit
koper
D-patronen t/m 25A passen in patroonhouder DII,
patronen 35 A t/m 63A in houder DIII.
Gegevens ontleend aan NEN-HD-IEC 60269-3-1
27
ENERGIETRANSFORMATOREN
Algemeen
toegekende stroom, toegekende spanning
secundaire spanningsverandering bij belasten,
rendement en kortsluitstroom.
Voor het bepalen van deze grootheden worden de
volgende symbolen en hun eenheden toegepast:
cos ϕ
It
Ik
n
:
:
:
:
Pi
Po
St
:
:
:
Ss
∆u
:
:
εr,εx,εk :
Ut
:
Zt,Zs
:
arbeidsfactor van de belasting
toegekende stroom
symmetrische kortsluitstroom
belasting als fractie van het
toegekende vermogen
kortsluitverlies
nullastverlies
toegekend vermogen van de
transformator
kortsluitvermogen van het net
spanningsverandering bij belasting in
procenten van U
weerstand-, reactantie- of kortsluitspanning bij toegekende stroom in
procenten van U
toegekende spanning tussen de
faseklemmen
kortsluitimpedantie van de
transformator of het net
A
kA
kW
kW
kVA
MVA
%
%
kV
Ω
toegekende stroom
Dit is de waarde van de door de faseklem vloeiende
stroom die door het toegekende vermogen en de
toegekende spanning als volgt wordt gegeven:
It = St /(Ut .√3)
De toegekende secundaire stroom van een 1000 kVA,
10,5 kV / 420V transformator is dus 1375 A.
28
toegekende spanning
Dit is de vastgestelde waarde van de spanning tussen
de faseklemmen die bestemd is om te worden
aangelegd of bij nullast te worden opgewekt.
De secundaire spanning verandert bij belasting.
secundaire spanningsverandering bij belasten
∆u = n . uI + 0,5 (n . uII)2 / 102 + ...
waarin : uI = εr . cos ϕ + εx . sin ϕ
uII = εr . sin ϕ- εx . cos ϕ
met
: εr = (Pi/St) . 100%
εx = √ (εk2 _ εr2)
rendement
η = ( 1-
29
Po + n2. Pi
n. St . cos ϕ + Po + n2 . Pi
) . 100%
schakelbeeld
Het schakelbeeld van transformatoren wordt
gekenmerkt door drie letters en een cijfer.
De eerste hoofdletter geeft de schakeling van de
primaire aan en de tweede kleine letter geeft de
schakeling van de secundaire windingen aan.
We kennen de volgende letters:
• D of d
• Y of y
• Z of z
Als het sterpunt uitwendig is uitgevoerd, wordt een N of n
toegevoegd. bijvoorbeeld: YNd7 of Dyn5.
Het cijfer geeft het klokgetal van de transformator
aan. Het klokgetal geeft het aantal malen 30° faseverdraaiing tussen primaire en secundaire spanningen
weer.
30
Voorbeelden:
Yy6
Primair →
6 . 30° = 180°
draaiing van
het driefasen
stelsel
Secundair →
Dy5
Primair →
5 . 30° = 150°
draaiing van
het driefasen
stelsel
Secundair →
parallelbedrijf
Noodzakelijke voorwaarden voor het parallel
bedrijven van twee of meer transformatoren zijn:
- verhouding van de vermogens tussen 0,5 en 2.
- gelijke transformatieverhoudingen1).
- gelijke kortsluitspanningen1).
- onderling verenigbare schakelbeelden.
Verenigbare schakelbeelden zijn:
- schakelbeelden met een zelfde klokgetal.
(parallelbedrijf door verbinden van de gelijkbenoemde aansluitklemmen)
- schakelbeelden met verschillend klokgetal die tot
dezelfde groep( I, II, III of IV) behoren2).
(parallelbedrijf door cyclisch verwisselen van de
aansluitklemmen)
2)
- schakelbeelden van groep III en IV . (parallelbedrijf
door omkeren van de fasevolgorde)
1)
2)
Binnen de toelaatbare tolerantie
Toelichting zie pagina 35
31
normale bedrijfsomstandigheden
Hieronder vallen de hoogte van de opstellingsplaats en
de grenstemperaturen van de koellucht.
- opstellingshoogte: niet meer dan 1000 m boven de
zeespiegel
- koelluchttemperatuur: nooit hoger dan 40 °C en
nooit lager dan -5 °C bij binnenopstelling; voor
buitenopstelling gelden de grenzen -25 °C en +40 °C.
Bovendien gemiddeld niet hoger dan 30 °C genomen
over een etmaal en 20 °C genomen over een jaar.
Overschrijdt de temperatuur van de koellucht deze
grenswaarden, dan beperkt dit de belastbaarheid of
dient de transformator aan lagere temperatuurverhogingsgrenzen te voldoen. Bij grotere opstellingshoogten gelden andere diëlektrische beproevingseisen
en temperatuurverhogingsgrenzen.
inschakelen van transformatoren
Bij het inschakelen van transformatoren kunnen grote
inschakelstromen, zogenaamde inrushes, ontstaan.
De hoogte van deze stromen hangt af van:
• De vorm en het ijzer van het juk.
• Olie of giethars isolatie.
• Belast of onbelast inschakelen.
• Moment van het inschakelen op de sinusvormige
spanning.
• Aanwezigheid van remanentie.
De top van deze inrushstromen kan soms wel 100 maal zo
hoog zijn als de nominale stroom van de transformator
en de inrushstromen kunnen tot enkele seconden duren.
2) Toelichting pagina 34
Er zijn vier verschillende schakelbeeldgroepen:
Groep
I
elk schakelbeeld
met klokgetal
0, 4, 8
II
III
IV
2, 6, 10
1, 5
7, 11
32
olietransformatoren
normen:
NEN-EN-IEC 60076
Spanningen:
- hoogspanning : 11250-11000-10750-10500-10250 V
- laagspanning : 420 V
Schakeling: Dyn 5
Benaming: volgens NEN 10616
- 1U-1V-1W / 2U-2V-2W-2N
vermogen nullastverlies
kortsluit- kortsluit- gewogen
totaal
verlies
gewicht afmetingen
spanning
geluids-
hoofd-
vermogenniveau
A
(kVA)
(watt)
(watt)
(%)
(dB(A))
(kg)
B
C
(mm) (mm) (mm)
50
115
840
4
46
470
840 1190
510
100
190
1350
4
49
720
950 1205
510
160
260
1905
4
52
925
1050 1290
630
250
365
2640
4
54
1360
1160 1390
630
400
515
3750
4
56
1850
1300 1570
780
630
745
5200
4
58
2650
1475 1680
790
1000
970
8800
6
61
3300
1720 1825
975
1600
1400
12900
6
64
4730
2040 1910
1190
Kortsluitverlies en -spanning bij overzetverhouding 10750/420 en bij 75°C.
B
A
33
C
gietharstransformatoren
normen:
NEN-EN-IEC 60076
NEN 2754
Spanningen:
- hoogspanning: 11250-11000-10750-10500-10250V
- laagspanning: 420V
Schakeling: Dyn 5
Onderstaande gegevens hebben betrekking op de
standaardreeks.
vermogen1 nullast- kortsluit- kortsluit- totaal
verlies
verlies
hoofdafmetingen
spanning gewicht
geluidsdruk
niveau
A
B
C
op 1m
(mm)
(mm)
(mm)
(dB(A))
(kVA)
(watt)
(watt)
(%)
(kg)
100
480
2200
4,0
640
960
640
1160
54
160
600
2850
4,0
860
1034
640
1300
53
250
800
3450
4,0
1110
1115
640
1415
55
315
850
4300
4,0
1460
1250
830
1415
51
400
1200
4850
4,0
1520
1246
830
1415
57
500
1450
5400
4,0
1820
1305
830
1555
58
630
1750
6100
4,0
1960
1305
830
1560
60
630
1420
7100
6,0
2445
1530
830
1635
54
800
1850
8600
6,0
2430
1380
830
1805
60
1000
2020
8850
6,0
3070
1590
980
1810
58
1250
2500
9250
6,0
3410
1590
980
1810
61
1600
3300
11700
6,0
4430
1785
980
1975
62
2000
4050
12500
6,0
5200
1890
1230
2021
63
2500
4550
15100
6,0
6320
1845
1230
2560
64
3150
6000
17700
6,0
7950
2060
1230
2620
66
4000
7920
22060
7,0
9790
2350
1270
2700
67
Kortsluitverlies en -spanning bij overzetverhouding 10750/420 en bij 75°C.
V
W
C
U
A
B
1) Dit vermogen geldt bij natuurlijke koeling en bij vrije luchtcirculatie
zonder omhulling.
34
temperatuurklassen van de isolatie
Voor gietharstransformatoren kan gebruik worden
gemaakt van isolatiesystemen met de volgende
temperatuurklassen en bijbehorende temperatuurgrenzen:
temperatuurklasse: 130(B)
155(F)
180(H)
gemiddelde wikkelingstemperatuurverhoging:
80 °C
100 °C
125 °C
koeling van de transformatorruimte
Bij plaatsing van een transformator in een bedrijfsruimte moeten de totale verliezen W worden
afgevoerd door de ventilatieopeningen. Dit is mogelijk
bij natuurlijke luchtcirculatie met voldoende grote
ventilatieopeningen S. Daarbij ontstaat echter steeds
een verhoging ∆T van de koelluchttemperatuur,
afhankelijk van de weerstand die de lucht ondervindt
en van de plaats van de ventilatie-openingen. De
belastbaarheid neemt daardoor af, bepaald door de
gemiddelde luchttemperatuurverhoging ∆ T/2.
S
H
S
35
Voor de vrije luchtdoorlaat A in m2 geldt bij
benadering:
A = 4,25 . W . (ε/(h . ∆T3))
waarin:
W = Po + Pi
ε
= luchtweerstandsfactor
h = hoogteverschil van de ventilatieopeningen
boven en onder
∆T = temperatuurverhoging van de uittreedlucht
kW
m
°C
De waarde van ε is afhankelijk van de ruimte.
Bij gebrek aan gegevens hierover kan worden aangenomen ε = 6.
geforceerde koeling
De opgewekte warmte kan ook worden afgevoerd
met behulp van ventilatoren.
Dan is hiervoor ca. 2,5 m3/min/kW nodig bij 10 oC
gemiddelde luchttemperatuurverhoging. Grotere
luchtopbrengst van de ventilatoren verlaagt ∆T
waardoor de belastbaarheid enigszins toeneemt.
Verdere vergroting van de belastbaarheid is dan alleen
mogelijk door speciaal aan de onderkant van de
transformator opgestelde ventilatoren te plaatsen,
eventueel met luchtgeleidingskanalen. Hiermee is een
belastingtoename van 40% te bereiken.
De geforceerde koeling komt automatisch in werking
bij overschrijding van de ingestelde wikkelingstemperatuur.
36
belastbaarheid
Onder de normale bedrijfsomstandigheden kan een
gietharstransformator continu vol belast worden.
Dan geldt de normale levensduurverwachting. Bij een
gemiddelde jaartemperatuur van de koellucht lager of
hoger dan de 20 °C vastgelegd in NEN-EN-IEC 60076-1,
is een hogere of lagere continue belasting toegestaan.
Bij een niet-continue belasting kunnen, afhankelijk
van de heersende koelluchttemperatuur en het
belastingspatroon, de grenzen van de belastbaarheid
worden bepaald aan de hand van de leidraad voor het
belasten van droge transformatoren, NPR 10905. Als
voorbeeld is op pagina 41 de belastbaarheid weergegeven voor een periodieke overbelasting K 2, gedurende tp uur, voorafgegaan en gevolgd door een voorbelasting K1, geldend voor een 24 uur belastingscyclus.
Hierbij wordt de grenstemperatuur van de isolatie niet
overschreden en blijft een normale levensduurverwachting van kracht. De belastbaarheid is behalve
van de koelluchttemperatuur afhankelijk van de
thermische tijdconstante van de transformatorwikkeling en - in mindere mate - van de temperatuurklassen
van de wikkelingsisolatie. Een grotere tijdconstante
betekent bij eenzelfde voorlast K1 een grotere overbelastbaarheid, gegeven door K2 en tp; een hogere
temperatuurklasse geeft een wat lagere overbelastbaarheid.
K
1.1
1,0
0,9
0,8
0
10
20
30
40
θ
a
(°C)
Continue belastbaarheid
K = belastingsfactor als fractie van de toegekende stroom
θa = koelluchttemperatuur
37
Voorbeeld: Periodieke overbelastbaarheid bij een
koelluchttemperatuur van 20 oC, gegeven voor een
giethars-transformator met temperatuurklasse F en
een thermische tijdconstante van 1 uur, waarbij:
K1 = voorbelastingsfactor als fractie van de toegekende stroom
K2 = overbelastingsfactor als fractie van de toegekende stroom
tp = tijdsduur van de overbelasting (uur)
24 uur
K
K2
K1
t
tp
t p = 0,5 h
t p = 1,0 h
K2
1,5
1,4
2
1,3
4
1,2
8
12
24
1,1
1,0
0,9
0,2
0,4
0,6
0,8
1,0
1,2 K 1
38
INSTALLATIES VOLGENS DE NEN 1010
Veilige spanningen
Gegevens ontleend aan NEN 1010-4
10 000
t (ms)
1000
100
10
10
100
1000
Ut (V)
De grafiek geeft voor zowel wissel- als gelijkspanning
de aanrakingsspanning (Ut) weer als functie van de tijd.
Indien men links van de getrokken lijn blijft, is de
veiligheid gewaarborgd. Hierbij is uitgegaan van
normale omstandigheden. Uit de grafiek is duidelijk te
zien dat het menselijk lichaam minder problemen heeft
met gelijk- dan met wisselspanning.
39
Stroomstelsels en stroomketens
gegevens ontleend aan NEN 1010-3
Voor de indeling van stroomstelsels wordt gebruik
gemaakt van twee letters:
1e letter: Wijze van aarding van de voedingsbron
2e letter: Wijze van aarding van het metalen gestel.
L1
L2
L3
N
PE
metalen gestel
metalen gestel
PE
bedrijfsaarde
UVWN
TN-S-stelsel, nul en beschermingsleiding van het sterpunt af gescheiden.
L1
L2
L3
PEN
S PEN ≥ 10 mm2
metalen gestel
S < 10
mm 2
metalen gestel
PE
bedrijfsaarde
U VWN
TN-C-stelsel, nul en beschermingsleiding
gecombineerd.
40
L1
L2
L3
N
PE
PEN
2
SPEN ≥ 10 mm
metalen
gestel
2
2
S ≥ 10 mm
PE
bedrijfsaarde
UVWN
S < 10 mm
PE
UVWN
metalen gestellen
PE
UVWN
TN-C-S-stelsel, nul en beschermingsleiding gedeeltelijk
gescheiden en gedeeltelijk gecombineerd.
L1
L2
L3
N
metalen gestel
metalen gestel
bedrijfsaarde
U V W N PE
TT-stelsel, met nul, metalen gestellen onafhankelijk
van de bedrijfsaarde ter plaatse met aarde verbonden.
L1
L2
L3
N
metalen gestel
metalen gestel
geïsoleerd van aarde
of verbonden met aarde
via een hoge impedantie
U V W N PE
IT-stelsel, met nul, metalen gestellen onafhankelijk van
een eventuele bedrijfsaarde ter plaatse met aarde
verbonden.
41
L1
L2
L3
N
PU
PU
metalen gestel
PU
PU
UVWN
PU
UVWN
UVWN
metalen gestellen
IU-stelsel, metalen gestellen onderling verbonden, maar
niet opzettelijk met aarde verbonden.
L1
L2
L3
N
PU
PU
metalen gestel
PU
UVWN
metalen gestel
IM-stelsel, metalen gestellen met sterpunt verbonden,
maar niet opzettelijk met aarde verbonden.
Te schakelen en beveiligen polen
stroomstelsel
TT
TN-S
***)
TN-C
IT
IU
IM
*)
**)
***)
schakelen
1-fase
3-fasen
L, N
L1, L1, L3,
*)
L, N
L1, L2, L3,
L
L1, L2, L3
L, N
L1, L2, L3,
L, N
L1, L2, L3,
L, N
L1, L2, L3,
N
**)
N
N
N
N
beveiligen
1-fase 3-fasen
L
L1, L2, L3
L
L1, L2, L3
L
L1, L2, L3
L, N
L1, L2, L2, N
L, N
L1, L2, L3, N
L
L1, L2, L3
volgens NEN 1010 moet 2-geleidergroep 2-polig geschakeld
worden (uitzondering TN-C)
schakelen N mag, maar is niet verplicht
gecombineerde N en PE: (PEN-geleider) mag nooit worden geschakeld
42
Beschermingsklassen
Voor elektrisch materieel is er een indeling in
beschermingsklassen. De klasse-indeling heeft geen
betrekking op het niveau van de bescherming, maar
uitsluitend op de uitvoering waarmee de bescherming
wordt verkregen.
Toestellen Symbool Uitvoering
Voorbeeld
Klasse 0
Alleen fundamentele isolatie. Wel Schemerlamp
metalen delen, geen mogelijkheid
voor het aanbrengen van een
beschermingsleiding.
Klasse 0I
Alleen fundamentele isolatie. Wel
metalen delen. Wel de mogelijkheid voor het aanbrengen van
een beschermingsleiding.
Klasse I
Als klasse 0, echter uitgevoerd
met beschermingsleiding.
Wasautomaat
Diepvrieskast
Klasse II
Voorzien van dubbele of
versterkte isolatie. Geen
beschermingsleiding.
Haarföhn
Boormachine
Keukenmachine
Klasse III
Toestellen die moeten worden
gevoed met een veilige, zeer
lage spanning. (SELV-keten)
Speelgoed
Gegevens ontleend aan NEN 1010-3
43
Kenmerken van elektrisch materieel, leidingen en
bijbehoren, afhankelijk van uitwendige invloeden
code
uitwendige invloeden
AA
AB
AC
AD
AE
AF
omgevingstemperatuur
vochtigheidsgraad van de lucht
hoogte
aanwezigheid van water
aanwezigheid van voorwerpen of stof
aanwezigheid van corrosieve of verontreinigde gassen, dampen of (vloei)stoffen
stootbelasting
trilling
andere mechanische belasting
plantengroei en/of schimmelvorming
dieren
elektromagnetische, elektrostatische of
ioniserende invloeden
zonnestraling
seismische invloed
bliksem, keraunisch niveau
luchtverplaatsing
wind
bekwaamheid van personen
elektrische impedantie van het menselijk
lichaam
personen in contact met aardpotentiaal
mogelijkheden van ontruiming in noodsituaties
aard van het materiaal dat wordt verwerkt
of opgeslagen
bouwmateriaal
structuur
AG
AH
AJ
AK
AL
AM
AN
AP
AQ
AR
AS
BA
BB
BC
BD
BE
CA
CB
Achter de twee letters wordt met een cijfer de mate
van aanwezigheid aangegeven.
Voorbeeld:
AD
aanwezigheid van water
AD1
te verwaarlozen
AD4
spatwaterdicht
AD7
onderdompeling
Voor gedetailleerde gegevens kan de NEN 1010-3
geraadpleegd worden.
44
Wel of geen aardlekbeveiliging?
Bij de toepassing van aardlekschakelaars kan onderscheid gemaakt worden tussen:
• verplichte toepassing (daar waarin de NEN 1010
(april 2000) letterlijk naar een 30mA of 300mA
aardlekschakelaar verwezen wordt)
• toepassing die voortkomt uit andere eisen, met
name indirect aanrakingsgevaar.
Onderstaand een checklist, die informatie geeft over
de (eind)groepen die volgens de NEN 1010 voorzien
moeten worden van een aardlekbeveiliging.
De aardlekbeveiliging mag aangebracht worden in
de vorm van een aardlekschakelaar volgens
NEN-EN-IEC 61008 of een aardlekautomaat volgens
NEN-EN-IEC 61009
Checklist
• Als één of meerdere eindgroepen contactdozen
voeden die deel uitmaken van een voedingspunt
voor een standplaats op campings, dan moeten deze
eindgroepen beveiligd zijn door een aardlekschakelaar met een aanspreekstroom kleiner of gelijk aan
30mA (bepaling 708.537.02).
• Er mogen maximaal 3 contactdozen, die deel
uitmaken van aansluitpunten op een camping,
beveiligd worden door één aardlekschakelaar met
een aanspreekstroom kleiner of gelijk aan 30mA
(bepaling 708.537.02).
• Als één of meerdere eindgroepen contactdozen
voor aansluitpunten in jachthavens voeden, moeten
deze eindgroepen beveiligd zijn door een aardlekschakelaar met een aanspreekstroom kleiner of
gelijk aan 30mA (bepaling 8.709.537.104).
45
• Er mogen maximaal 3 contactdozen voor aansluitpunten in jachthavens beveiligd zijn door één aardlekschakelaar met een aanspreekstroom kleiner of
gelijk aan 30mA (bepaling 8.709.537.104).
• Als één of meerdere (eind)groepen bedrijfsruimten
en -terreinen voor landbouw, tuinbouw en/of veeteelt voeden, dan moeten deze (eind)groepen, als
bescherming tegen brand, beveiligd zijn door een
aardlekschakelaar met een aanspreekstroom kleiner
of gelijk aan 300mA (bepaling 705.422).
• Voeden één of meerdere eindgroepen contactdozen
in bedrijfsruimten en -terreinen voor landbouw,
tuinbouw en/of veeteelt, dan moeten deze eindgroepen beveiligd zijn door een aardlekschakelaar
met een aanspreekstroom kleiner of gelijk aan 30mA
(bepaling 705.412.5).
Uitzondering hierop zijn contactdozen uitsluitend
bestemd voor het aansluiten van vast opgesteld
materieel, mits zowel de contactdozen als het
materieel buiten handbereik zijn aangebracht
(bepaling 8.705.412.5).
• Voeden één of meerdere eindgroepen verwarmingssystemen voor grond-, wegdek- en vloerverwarming,
maar niet met doel als ruimteverwarming, dan
moeten deze eindgroepen beveiligd zijn door een
aardlekschakelaar met een aanspreekstroom kleiner
of gelijk aan 300mA (bepaling 8.763.3).
• Voeden één of meerdere eindgroepen wandcontactdozen in zone 1 van kleine zwembaden, dan moeten
deze eindgroepen beveiligd zijn door een aardlekschakelaar met een aanspreekstroom kleiner of
gelijk aan 30mA tenzij:
- elk wandcontactdoos afzonderlijk gevoed wordt
door een beschermingstransformator waarbij de
beschermingstransformator zich niet in zone 0, 1
of 2 bevindt (bepaling 702.53).
46
• Voeden één of meerdere eindgroepen: besturingsen beveiligingstoestellen, schakelaars, scheiders of
wandcontactdozen in zone 2 van zwembaden, dan
moeten deze eindgroepen beveiligd zijn door een
aardlekschakelaar met een aanspreekstroom kleiner
of gelijk aan 30mA tenzij:
- elke wandcontactdoos afzonderlijk gevoed wordt
door een beschermingstransformator
- wandcontactdozen gevoed worden door een SELV
keten (bepaling 702.53).
• Voeden één of meerdere eindgroepen toestellen van
klasse I die gebruikt worden in zone 2 van zwembaden, dan moeten deze eindgroepen beveiligd zijn
door een aardlekschakelaar met een aanspreekstroom kleiner of gelijk aan 30mA (bepaling 702.55).
• Voeden één of meerdere eindgroepen wandcontactdozen in ruimten met een bad of douche (zone 3),
dan moeten deze eindgroepen beveiligd zijn door
een aardlekschakelaar met een aanspreekstroom
kleiner of gelijk aan 30mA tenzij:
- elk wandcontactdoos afzonderlijk gevoed wordt
door een beschermingstransformator
- wandcontactdozen gevoed worden door een SELV
keten (bepaling 701.53).
• In het geval dat er eindgroepen zijn die uitsluitend
dienen voor de verlichting van
- tot bewoning bestemde gebouwen;
- woonschepen;
- logiesverblijven;
- basisscholen;
- scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs;
- kinderdagverblijven;
- tentoonstellingsgebouwen;
dan moeten deze eindgroepen beveiligd zijn door
een aardlekschakelaar met een aanspreekstroom
kleiner of gelijk aan 30mA. Dit geldt niet voor eindgroepen uitsluitend bestemd voor de voeding van
verlichtingstoestellen in verkeersruimten (bepaling
8.720.1.1 en 8.720.1.2).
47
• Voeden één of meerdere eindgroepen elektrische of
elektronische instrumenten en hun bijbehoren die
niet van klasse II zijn maar wel geplaatst zijn in ruimten bestemd voor meting en beproeving, dan moeten
deze eindgroepen beveiligd zijn door een aardlekschakelaar met een aanspreekstroom kleiner of gelijk
aan 30mA. Uitzondering hierop zijn de instrumenten
die deel uitmaken van SELV-ketens of S-ketens
(bepaling 8.722.3.2.1).
• Voeden één of meerdere eindgroepen proefopstellingen met een wisselspanning groter dan 50V in
ruimten bestemd voor meting en beproeving in
onderwijsgebouwen en kan om technische of
praktische redenen niet voldaan worden aan hetgeen gesteld is in bepaling 8.722.4.2.1.2 of bepaling
8.722.4.2.1.3, dan moeten deze eindgroepen
beveiligd zijn door een aardlekschakelaar met een
aanspreekstroom kleiner of gelijk aan 30mA
(bepaling 8.722.4.2.1.4).
• Voedt de eindgroep contactdozen met een toegekende waarde van ten hoogste 32A en zijn deze contactdozen onderdeel van tijdelijke installaties op bouwen sloopterreinen, dan moet de eindgroep beveiligd
zijn door een aardlekschakelaar met een aanspreekstroom kleiner of gelijk aan 30mA. Uitzondering hierop zijn contactdozen die gevoed worden door een
SELV-keten of een S-keten waarbij elke contactdoos
door een afzonderlijke beschermingstransformator
wordt gevoed (bepaling 704.471).
• Voedt de eindgroep vast aangesloten handgereedschap met een toegekende waarde van ten hoogste
32A en is dit handgereedschap onderdeel van
tijdelijke installaties op bouw- en sloopwerken, dan
moet de eindgroep beveiligd zijn door een aardlekschakelaar met een aanspreekstroom kleiner of gelijk
aan 30mA. Uitzondering hierop is handgereedschap
dat gevoed wordt door een SELV-keten of een
S-keten waarbij elke contactdoos door een afzonderlijke beschermingstransformator wordt gevoed
(bepaling 704.471).
48
• Voeden één of meerdere eindgroepen verplaatsbaar
of vast opgesteld materieel waarmee personen
gedurende het gebruik langdurig of veelvuldig in
aanraking komen en is dit materieel onderdeel van
tijdelijke installaties op bouw- en sloopwerken, dan
moeten deze eindgroepen beveiligd zijn door een
aardlekschakelaar met een aanspreekstroom kleiner
of gelijk aan 30mA. Uitzondering hierop is materieel
dat gevoed wordt door een SELV-keten of een
S-keten waarbij elke contactdoos door een afzonderlijke beschermingstransformator wordt gevoed
(bepaling 8.704.471).
• Voeden één of meerdere eindgroepen tijdelijke
installaties voor feestverlichting op openbare wegen
en terreinen, dan moeten deze eindgroepen
beveiligd zijn door een aardlekschakelaar met een
aanspreekstroom kleiner of gelijk aan 30mA.
Uitzondering hierop zijn installaties die deel
uitmaken van een SELV-keten of een S-keten
(bepaling 8.742.2.1.2).
• Voeden één of meerdere eindgroepen aansluitpunten voor marktkramen en marktwagens, dan
moeten deze eindgroepen voorzien zijn van een
aardlekbeveiliging met een aanspreekstroom kleiner
of gelijk aan 30 mA (bepaling 8.742.2.2.2).
• Voeden één of meerdere (eind)groepen contactdozen met een nominaalstroom kleiner dan 63A en
geplaatst in vochtige ruimten of ruimten met bijtende gassen, dampen of stoffen,dan moeten deze
(eind)groepen beveiligd zijn door een aardlekschakelaar met een aanspreekstroom kleiner of
gelijk aan 30mA. Dit geldt niet voor contactdozen
die deel uitmaken van SELV-, PELV-, of S-keten
(bepaling 8.754.2.2.3).
• Voeden één of meerdere (eind)groepen contactdozen met een nominaalstroom groter dan 63A en
geplaatst in vochtige ruimten of ruimten met bijtende gassen, dampen of stoffen, dan moeten deze
(eind)groepen beveiligd zijn door een aardlek49
schakelaar met een aanspreekstroom kleiner of
gelijk aan 300mA. Dit geldt niet voor contactdozen
die deel uitmaken van SELV-, PELV-, of S-keten
(bepaling 8.754.2.2.4).
• Voeden één of meerdere (eind)groepen ruimten met
gemakkelijk brandbaar materiaal en is de installatie
uitgelegd als TN- of TT-stelsel, dan moeten deze
groepen voorzien zijn van een aardlekschakelaar
met een aanspreekstroom kleiner of gelijk aan
300mA. Dit ter bescherming tegen brand (bepaling
482.2.10).
• Voeden één of meerdere eindgroepen contactdozen
in stoffige ruimten met geleidend stof, dan moeten
deze eindgroepen voorzien zijn van een aardlekbeveiliging met aan aanspreekstroom kleiner of gelijk
aan 30mA. Uitzondering hierop zijn contactdozen
die deel uitmaken van SELV-, PELV- of S-keten
(bepaling 8.751.2.3).
• Voeden één of meerdere eindgroepen vast
opgesteld materieel van klasse II of vergelijkbaar
isolatieniveau in nauwe geleidende ruimten, dan
moeten deze eindgroepen beveiligd zijn door een
aardlekschakelaar met een aanspreekstroom kleiner
of gelijk aan 30mA (bepaling 706.471.2).
• Voeden één of meerdere eindgroepen verplaatsbaar
elektrisch materieel van klasse I dat door de grootte
van zijn vermogen geen deel kan uitmaken van ee
SELV- of S-keten maar gebruikt wordt in nauwe
geleidende ruimten, dan moeten deze eindgroepen
beveiligd zijn door een aardlekschakelaar met een
aanspreekstroom kleiner of gelijk aan 30mA
(bepaling 8.706.471.2.3).
• Voeden één of meerdere eindgroepen objecten
voorzien van buitenverlichting zoals: telefooncellen,
bushokjes, reclamezuilen, informatieborden en wegsignalering, dan verdient het aanbeveling om deze
eindgroepen te voorzien van een aardlekschakelaar
met een aanspreekstroom kleiner of gelijk aan 30mA
(bepaling 8.751.2.3).
50
• Maken wandcontactdozen deel uit van een eindgroep met een overstroombeveiliging van ten hoogste 25 A, dan moet deze eindgroep beveiligd zijn
door een aardlekbeveliging met een aanspreekstroom kleiner of gelijk aan 30mA.
Uitzondering hierop zijn wandcontactdozen die
uit– sluitend dienen voor het aansluiten van vast
aangebrachte verlichtingstoestellen in niet tot
bewoning bestemde gebouwen (bepaling
8.413.1.1.1).
• Als er sprake is van indirect aanrakingsgevaar, dan
moet de schakel- en verdeelinrchting beveiligd
worden door een 300mA aardlekschakelaar. Om
selectiviteitredenen kan ook een 300mA S-type aardlekschakelaar gebruikt worden (bepaling 413.1.4.2).
• Wordt de schakel- en verdeelinrichting gevoed door
één of meerdere verplaatsbare wisselstroomaggregaten en gebeurt dit in een TN-stelselconfiguratie ,
dan moet de schakel- en verdeelinrichting beveiligd
zijn door een aardlekschakelaar met een aanspreekstroom kleiner of gelijk aan 300mA (bepaling
8.782.3.4).
• In verblijfsruimten met een vloeroppervlak van
meer dan 100m2 of ruimten waar het onverwacht
uitvallen van de verlichting gevaar op kan leveren
en waarvan de voeding van de verlichting voorzien
is van een aardlekschakelaar, dan moeten de aansluitpunten voor de verlichting over minimaal 2
aardlekschakelaars verdeeld zijn (bepaling
8.510.207).
• Indien er twee of meer aansluitpunten voor
verlichting zijn aangebracht in voor het publiek
toegangkelijke ruimten van: bijeenkomstgebouwen,
sportgebouwen of stationsgebouwen en indien deze
aansluitpunten op één aardlekschakelaar zijn aangesloten, dan moeten deze aansluitpunten voor de
verlichting over minimaal 2 aardlekschakelaars
verdeeld zijn (bepaling 8.718.1.9).
51
• Zijn er op één aardlekschakelaar meer dan vier
eindgroepen aangesloten die uitsluitend of mede
voor verlichting dienen, dan mag dit alleen indien er
na uitschakeling voldoende verlichting overblijft, bijvoorbeeld door het toepassen van noodverlichting
of het verdelen van de verlichting in een ruimte over
meerdere aardlekschakelaars (bepaling 8.510.209).
• Er mogen ten hoogste 4 eindgroepen op een aardlekschakelaar met een aanspreekstroom kleiner of
gelijk aan 30 mA aangesloten worden, ongeacht het
gebruik van de groepen. Tevens vermeldt de NEN
1010 dat de som van de aardlekstromen van alle op
de eindgroep aangesloten toestellen niet hoger mag
zijn dan 10mA (bepaling 8.531.2.102).
• Indien de installatie meer dan twee eindgroepen
bevat, dan mag de gehele installatie niet door één
aardlekschakelaar met een aanspreekstroom kleiner
of gelijk aan 30 mA uitgeschakeld kunnen worden
(bepaling 8.531.2.101).
• Een installatie mag geen aardlekschakelaars van het
type AC bevatten; alleen aardlekschakelaars van het
type A mogen worden gebruikt (bepaling
8.531.2.1.4).
.
52
Leidingen
lichtschakelingen
Voor installaties in woningen geldt voor draden in buis
aangebracht en beveiligd door een smeltveiligheid of
installatie-automaat van ten hoogste 16A veelal het
volgende:
naam
kleur
doorsnede aanduiding
fasedraad
nuldraad
schakeldraad
aard- en
beschermingsdraad
bruin
blauw
zwart
2,5 mm2
2,5 mm2
1,5 mm2
groen/geel 2,5 mm2
L1, L2, L3
N
PE
In onderstaande tabel is het grootste aantal vinyldraden (VD) vermeld dat in een buis mag worden aangebracht. Het aantal draden is gegeven voor een buis
met ten hoogste twee bochten. Bij meer bochten moet
de buismaat één trap hoger genomen worden.
Grootste aantal draden per buis
koperschuifbuis
doorsnede
in mm2
16 mm 19/20 mm
16 mm
19/20mm
1,5
2,5
4
6
4 1
3 3 4
2
2
5
4
3
5 2
4 3 5
3
2
}
6
5
4
Gegevens ontleend aan NEN 1010-5.
53
flexibele buis
}
overzicht van basisinstallatiemethoden
om de bijbehorende toelaatbare stromen te kunnen
bepalen (zie NEN 1010-5 bepaling 523.1.2)
Meeraderige kabel in
buis aangebracht in
thermisch geïsoleerde
wand
Installatiedraad in buis
aangebracht tegen een
houten wand
Meeraderige kabel in
buis aangebracht tegen
een houten wand
Eén- of meeraderige
kabel aangebracht
tegen een houten wand
tabel
RUIMTE
Installatiedraad in
buis aangebracht in
thermisch geïsoleerde
wand
figuur
A1
RUIMTE
Basisinstallatiemethode
A2
B1
B2
C
54
Basisinstallatiemethode
Meeraderige kabel in
kokers aangebracht in
de grond
figuur
tabel
D
Meeraderige kabel in de
vrije lucht
Afstand tot een wand
niet kleiner dan 0,3
maal de
kabelmiddellijn De
Tegen elkaar gelegde
éénaderige kabels in de
vrije lucht
E
F
Afstand tot een wand
niet kleiner dan 1 maal
de kabelmiddellijn De
Op afstand gelegde
éénaderige kabels in de
vrije lucht
Onderlinge afstand van
kabels en afstand tot
wand niet kleiner dan
1 maal de
kabelmiddellijn De
55
G
A1
2
A2 (≤120mm )
2
A2 (>120mm )
B1
B2
2
C (≤6mm )
2
C (>6mm )
D
2
E (≤16mm )
2
E (>16mm )
2
F (≤300mm ) *)
2
PVC - koper
aantal belaste
aders = 2
A
m
11,2
0,6118
10,8
0,6015
10,19
0,6118
13,5
0,625
13,1
0,6
15
0,625
15
0,625
17,6
0,551
16,8
0,62
14,9
0,646
17,1
0,632
F (>300mm ) *)
17,1
0,632
G (horizontaal)
G (verticaal)
-
-
PVC-aluminium
aantal belaste
aders = 3
A
m
10,4
0,605
10,1
0,592
9,426
0,605
11,84
0,628
11,65
0,6005
13,5
0,625
12,4
0,635
14,6
0,55
14,3
0,62
12,9
0,64
13,28 /
0,6564/
13,75
0,658
18,75
15,8
0,637
0,654
aantal belaste
aders = 2
A
m
8,61
0,616
8,361
0,6025
7,84
0,616
10,51
0,6254
10,24
0,5994
11,6
0,625
10,55
0,640
13,5
0,551
12,8
0,627
11,4
0,64
12
0,653
12
-
0,653
-
aantal belaste
aders = 3
A
m
7,94
0,612
7,712
0,5984
7,225
0,612
9,265
0,627
9,03
0,601
10,5
0,625
9,536
0,6324
11,3
0,55
11
0,62
9,9
0,64
9,9 /
0,663 /
10,2
0,666
9,9 /
0,663 /
10,2
0,666
13,9
0,647
11,5
0,668
reductiefactorentabel
C, F
C, F
C, F
C, F
C, F
C, F
C, F
D, E,G, H
C, F
C, F
C, F
C, F
C
C
toelaatbare stroom van leidingen
Installatiewijze
56
De toelaatbare stroom I van leidingen kan berekend worden met de
m
2
2
formule: I = A . S met: S = doorsnede in mm (maximaal 630 mm ) A en
m: factoren uit tabel A1 (PVC-isolatie) en A2 (XLPE/EPR-isolatie). Voor
de toelaatbare stroom zijn een aantal reductiefactoren van kracht.
Verwijzingen zijn in tabel A1 en A2 opgenomen.
Tabel A1: Factoren voor berekening toegestane stroom met PVC-isolatie
*) In geval van 2 getallen (.../...) geldt m.b.t. de installatiewijze: (3 aders belast
in driehoek )/( 3 aders belast in één laag tegen elkaar)
Voorbeeld: Een meeraderige PVC kabel met 3 belaste
koperen aders aange2
bracht in de grond met een doorsnede van 25mm . Wat is de toelaatbare
stroom van deze kabel? De installatiemethode is D. Uit tabel A1 volgtm voor 3
belaste
aders: A = 14.6, m = 0.55 Dus: de toegestane stroom I = A x S = 14.6 x
0.55
25 = 86 A Op deze wijze kan de toegestane stroom voor iedere situatie
berekend worden. Om een indicatie omtrent de toegestane stroom bij verschillende doorsneden te geven is in tabel B1 en B2 de band aangegeven waarin
deze liggen moet.
57
Tabel A2: Factoren voor berekening toegestane stroom met XLPE/EPR-isolatie
installatiewijze
XLPE / EPR - koper
XLPE / EPR - aluminium
aantal belaste
aders = 2
A
m
14,9
0,611
14,16
0,598
13,56
0,611
17,76
0,625
17,25
0,6
18,77
0,628
17
0,65
20,8
0,548
aantal belaste
aders = 3
A
m
13,34
0,611
12,95
0,598
12,14
0,611
15,62
0,6252
15,17
0,6
17
0,623
15,4
0,635
17,3
0,549
aantal belaste
aders = 2
A
m
11,6
0,615
11,26
0,602
10,56
0,615
13,95
0,627
13,5
0,603
14,8
0,625
12,6
0,648
15,8
0,55
aantal belaste
aders = 3
A
m
10,9
0,605
10,58
0,592
9,92
0,605
12,3
0,63
11,95
0,605
13,5
0,625
11,5
0,639
13,3
0,551
20,5
18,6
20,8
0,627
0,64
0,636
0,625
0,649
0,654
20,8
0,636
0,623
0,637
0,663 /
0,665
-
16
13,4
14,7
F (>300mm ) (*)
17,8
16,4
16 /
16,57
-
14,7
0,654
G (horizontaal)
G (verticaal)
-
-
22,9
19,1
0,644
0,662
-
-
13,7
12,6
11,9 /
12,3
11,9 /
12,3
16,5
13,8
A1
2
A2 (<120mm )
2
A2 (>120mm )
B1
B2
2
C (<6mm )
2
C (>6mm )
D
2
E (<16mm )
2
E (>16mm )
2
F (<300mm ) (*)
2
0,623
0,635
0,671 /
0,673
0,671 /
0,673
0,659
0,676
reductiefactoren
tabel
C, F
C, F
C, F
C, F
C, F
C, F
C, F
D, E, G, H
C, F
C, F
C, F
C, F
C
C
Tabel B1: Indicatie toegestane stroom voor koperen geleiders.
2
Opmerking: installatiewijze F en G vanaf 25mm
kerndoorsnede
2
mm
PVC: indicatie toelaatbare stroom (A)
koper, 2 - 3 belaste aders
XLPE / EPR: indicatie toelaatbare stroom (A)
koper, 2 - 3 belaste aders
Installatiewijze
A1, A2, B1, B2 en D
Installatiewijze
C, E en F
Installatiewijze
A1, A2, B1, B2 en D
Installatiewijze
C, E, F en G
58
1.5
13 - 22
17.5 - 22
16.5 - 26
22 - 26
2.5
17.5 - 29
24 - 30
22 - 34
30 - 36
4
23 - 38
32 - 40
30 - 44
40 - 49
6
29 - 47
41 - 51
38 - 56
52 - 63
10
39 - 63
57 - 70
51 - 73
71 - 86
16
52 - 81
76 - 94
68 - 95
96 - 115
25
68 - 104
96 - 146
89 - 121
119 - 182
35
83 - 125
119 - 181
109 - 146
147 - 226
50
99 - 151
144 - 219
130 - 175
179 - 275
70
125 - 192
184 - 281
164 - 221
229 - 353
95
150 - 232
223 - 341
197 - 265
278 - 430
120
172 - 269
259 - 396
227 - 305
322 - 500
150
196 - 309
299 - 456
259 - 349
371 - 577
185
223 - 353
341 - 521
295 - 395
424 - 661
240
261 - 415
403 - 615
346 - 462
500 - 781
300
298 - 477
464 - 709
396 - 529
576 - 902
2
Opmerking: installatiewijze F en G vanaf 25mm
62
Tabel B2: Indicatie toegestane stroom voor aluminium geleiders.
PVC: indicatie toelaatbare stroom (A)
aluminium, 2 - 3 belaste aders
XLPE / EPR: indicatie toelaatbare stroom (A)
aluminium, 2 - 3 belaste aders
Installatiewijze
A1, A2, B1, B2 en D
Installatiewijze
C, E, F en G
Installatiewijze
A1, A2, B1, B2 en D
2.5
13.5 - 22
18.5 - 23
18 - 26
24 - 28
4
17.5 - 29
25 - 31
24 - 34
32 - 38
6
23 - 36
32 - 39
31 - 42
41 - 49
10
31 - 48
44 - 54
41 - 56
57 - 67
16
41 - 62
59 - 73
55 - 73
76 - 91
25
53 - 80
73 - 112
71 - 94
90 - 138
35
65 - 96
90 - 139
87 - 115
112 - 172
50
78 - 113
110 - 169
104 - 138
136 - 210
70
98 - 140
140 - 217
131 - 175
174 - 271
95
118 - 166
170 - 265
157 - 210
211 - 332
120
135 - 189
197 - 308
180 - 242
245 - 387
150
155 - 213
227 - 356
206 - 277
283 - 448
185
176 - 240
259 - 407
233 - 314
323 - 515
240
207 - 277
305 - 482
273 - 368
382 - 611
300
237 - 313
351 - 557
313 - 421
440 - 708
kerndoorsnede
2
mm
Installatiewijze
C, E, F en G
Tabel C: Reductiefactoren voor andere omgevingstemperaturen van lucht dan
30°C (zie NEN 1010-5 bepaling 523.1.2)
Isolatiemateriaal
Mineraal )
1
Omgevingstemperatuur
°C
PVC
XLPE
en EPR
Aanraakbaar
met of zonder
PVC-mantel
70 °C
Niet aanraakbaar
zonder
PVC-mantel
105°C
10
1,22
1,15
1,26
1,14
15
1,17
1,12
1,20
1,11
20
1,12
1,08
1,14
1,07
25
1,06
1,04
1,07
1,04
30
1,00
1,00
1,00
1,00
35
0,94
0,96
0,93
0,96
40
0,87
0,91
0,85
0,92
45
0,79
0,87
0,78
0,88
50
0,71
0,82
0,67
0,84
55
0,61
0,76
0,57
0,80
60
0,50
0,71
0,45
0,75
65
-
0,65
-
0,70
70
-
0,58
-
0,65
75
-
0,50
-
0,60
80
-
0,41
-
0,54
85
-
-
-
0,47
90
-
-
-
0,40
95
-
-
-
0,32
1) Bij hogere omgevingstemperaturen: raadpleeg de leverancier.
60
Tabel D: Reductiefactoren voor andere temperaturen van
de grond dan 20°C (zie NEN 1010-5 bepaling 523.1.2)
Grondtemperatuur
Isolatiemateriaal
°C
PVC
XLPE en EPR
10
1,10
1,07
15
1,05
1,04
20
1,00
1,00
25
0,95
0,96
30
0,89
0,93
35
0,84
0,89
40
0,77
0,85
45
0,71
0,80
50
0,63
0,76
55
0,55
0,71
60
0,45
0,65
65
-
0,60
70
-
0,53
75
-
0,46
80
-
0,38
TOELICHTING
De tabel is van toepassing op kabels in kokers
aangebracht in de grond en op kabels aangebracht
direct in de grond.
Tabel E: Reductiefactoren voor grond met een warmteweerstandscoëfficiënt
anders dan 2,5 K.m/W (zie NEN 1010-5 bepaling 523.1.2)
Reductiefactor
voor
Warmteweerstandscoëfficiënt
K.m/W
0,5
0,8
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0
kabel in koker
1,28
1,20
1,18
1,10
1,05
1,00
0,96
kabel direct in de grond
1,88
1,62
1,50
1,28
1,12
1,00
0,90
TOELICHTING
De vermelde redutiefactoren zijn gemiddelde waarden die betrekking
hebben op alle afmetingen van kabels en de installatiemethoden genoemd
in de tabellen 52-C1 tot en met 52-C4. (NEN 1010-5).
De afwijkingen van de reductiefactoren liggen binnen ± 5%.
61
TOELICHTING zie pagina 66.
Tabel F: Reductiefactoren voor verzamelingen die bestaan uit meer dan één stroomketen of meer dan één meeraderige kabel
(zie NEN 1010-5 bepaling 523.1.2)
62
Item
Configuratie
(tegen elkaar
gelegde leidingen)
Aantal stroomketens of meeraderige kabels
1
2
3
4
5
6
7
8
9
12
16
20
1
Gebundeld:
- in de lucht,
- op een oppervlak,
- verzonken of
- omsloten
1,00
0,80
0,70
0,65
0,60
0,57
0,54
0,52
0,50
0,45
0,41
0,38
2
Enkele laag op wand,
vloer of
ongeperforeerde
kabelbaan
1,00
0,85
0,79
0,75
0,73
0,72
0,72
0,71
0,70
0,69
0,68
0,68
3
Enkele laag
aangebracht tegen
een houten plafond
0,95
0,81
0,72
0,68
0,66
0,64
0,63
0,62
0,61
0,59
0,58
0,57
4
Enkele laag op een
geperforeerde
kabelbaan horizontaal
of verticaal
aangebracht
1,00
0,88
0,82
0,77
0,75
0,73
0,73
0,72
0,72
0,70
0,69
0,68
5
Enkele laag op een
ladderbaan of in
klampen enz.
1,00
0,87
0,82
0,80
0,80
0,79
0,79
0,78
0,78
0,77
0,77
0,77
Toelichting tabel F van pagina 65
1) Deze reductiefactoren gelden voor verzamelingen
bestaande uit identieke en gelijkbelaste kabels.
2) Als de horizontale afstand tussen twee naast
elkaar liggende kabels groter is dan twee maal de
uitwendige middellijn hoeft geen reductiefactor te
worden toegepast.
3) Dezelfde reductiefactoren gelden voor groepen
met twee of drie éénaderige kabels.
4) Als een verzameling bestaat uit zowel twee- als
drieaderige kabels wordt het totale aantal kabels
gelijk gesteld aan het totale aantal stroomketens.
De hierbij behorende reductiefactor wordt dan
toegepast op de waarden uit de tabellen voor
twee belaste aders voor de tweeaderige kabels en
op de waarden voor drie belaste aders voor de
drieaderige kabel.
5) Als een verzameling bestaat uit n éénaderige
kabel mag deze worden behandeld als een
verzameling van n/2 stroomketens met twee
belaste aders of n/3 stroomketens met drie belaste
aders.
6) De vermelde reductiefactoren zijn gemiddelde
waarden die betrekking hebben op alle kerndoorsneden en de installatiemethoden genoemd in de
NEN 1010-5 tabellen 52-C1 tot en met 52-C12.
De afwijkingen van de vermelde reductiefactoren
liggen binnen ± 5%
7) Voor sommige installaties en voor installatiemethoden waarin deze tabel niet voorziet, kan het
wenselijk zijn reductiefactoren toe te passen die
speciaal zijn berekend (zie bijvoorbeeld NEN 10105 tabellen 52-E4 en 52-E5).
63
Tabel G: Reductiefactoren voor meer dan één stroomketen met direct in de
grond gelegde kabels (zie NEN 1010-5 bepaling 523.1.2)
Installatiemethode D, één- of meeraderige kabels
Afstand a tussen stroomketens
Aantal
stroomketens
Geen
(tegen elkaar)
Één
kabelmiddenllijn
12,5 cm 25 cm 50 cm
2
0,75
0,79
0,84
0,87
0,90
3
0,64
0,68
0,75
0,80
0,86
4
0,57
0,62
0,69
0,75
0,82
5
0,52
0,57
0,65
0,72
0,80
6
0,48
0,53
0,62
0,69
0,78
7
0,45
0,51
0,59
0,67
0,76
8
0,43
0,48
0,57
0,65
0,75
9
0,41
0,46
0,55
0,63
0,74
12
0,36
0,42
0,51
0,59
0,71
16
0,32
0,38
0,47
0,56
0,68
20
0,29
0,35
0,44
0,53
0,66
Tabel H1: Reductiefactoren voor meer dan één stroomketen met één kabel
per in de grond gelegde koker (zie NEN 1010-5 bepaling 523.1.2)
Installatiemethode D, één meeraderige kabel per koker
Aantal kokers
Afstand a tussen kokers
Geen
25 cm
50 cm
0,91
0,86
0,82
0,80
0,78
0,76
0,74
0,73
0,72
0,70
0,69
0,68
0,68
0,67
0,66
0,65
0,65
0,64
0,63
0,94
0,89
0,86
0,84
0,82
0,80
0,78
0,77
0,76
0,75
0,74
0,73
0,72
0,72
0,71
0,70
0,70
0,69
0,68
100 cm
(kokers raken elkaar)
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
0,85
0,76
0,70
0,65
0,61
0,57
0,54
0,52
0,49
0,47
0,45
0,44
0,42
0,41
0,39
0,38
0,37
0,35
0,34
Toelichting
Bij toepassing van metalen kokers kunnen aanzienlijke extra
reducties noodzakelijk zijn (zie 523.0).
0,96
0,93
0,92
0,90
0,89
0,88
0,88
0,87
0,86
0,86
0,85
0,85
0,84
0,84
0,83
0,83
0,83
0,82
0,82
64
Tabel H2: Reductiefactoren voor meer dan één stroomketen met één
kabel per in de grond gelegde koker (zie NEN 1010-5 bepaling 523.1.2)
Installatiemethode D, één éénaderige kabel per koker
Aantal stroomketens
bestaande uit twee
Geen
of drie kokers
(kokers raken elkaar)
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
0,82
0,72
0,66
0,61
0,57
0,53
0,50
0,47
0,45
0,43
0,41
0,39
0,37
0,35
0,34
0,33
0,31
0,30
0,29
Afstand a tussen kokers
25 cm
50 cm
0,88
0,81
0,76
0,72
0,68
0,66
0,63
0,61
0,59
0,57
0,56
0,54
0,53
0,52
0,51
0,50
0,49
0,48
0,47
0,91
0,86
0,82
0,80
0,78
0,76
0,74
0,73
0,72
0,70
0,69
0,68
0,68
0,67
0,66
0,65
0,65
0,64
0,63
Toelichting
Bij toepassing van metalen kokers kunnen aanzienlijke extra
reducties noodzakelijk zijn (zie NEN 1010-5 bepaling 523.0).
65
100 cm
0,95
0,92
0,91
0,89
0,88
0,87
0,87
0,86
0,85
0,85
0,84
0,84
0,83
0,83
0,83
0,82
0,82
0,82
0,81
verband tussen ontwerpstroom van een stroomketen,
de toelaatbare stroom van de leiding en de nominale
stroom van de smeltveiligheid
Nominale
stroom
patroon
(A)
2
4
6
8
10
12
16
20
25
32
35
40
50
63
80
100
125
160
200
250
315
400
500
630
800
1000
1250
Hoogst toelaatbarestroom van de leiding [A]
volgens NEN 1010-5
Diazed-patronen
volgens NEN 3241
2,90
5,79
7,86
13,1
19,3
24,1
30,2
38,6
55,2
69,5
88,3
110
138
177
221
-
gG-patronen volgens
NEN-HD-IEC 60269
2,90
5,79
7,86
10,5
13,1
15,7
17,7
22,1
27,6
35,3
44,1
55,2
69,5
88,3
110
138
177
221
276
348
441
552
695
883
1103
1379
66
mm
1,5
2,5
4
6
10
16
25
35
50
70
95
2
4
6
10
16
647
320
525
845
209
345
557
835
122
206
334
502
847
76
134
220
332
562
59 )
108
180
273
462
895
737
1
1
1
)
1
)
1
)
1
)
1
)
1
)
1
)
1
)
1
)
1
)
1
)
)
1
1
1
1
)
1
)
1
)
1
)
1
)
1
)
Zie toelichting pagina 72.
)
)
1
)
1
)
1
)
1
)
1
)
1
)
1
)
1
)
1
)
1
)
1
)
20
25
3
)
)
1
)
1
)
1
)
32
2
)
40
2
)
3
50
63
2
2
2
2
2
2
2
)
54 )
97
151
260
1
569
901
1
1
416
660
917
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
80
137
209
356
)
)
)
1
)
80
2
)
73
117
204
)
3
51 )
86
153
)
2
)
3
63 )
117
328
521
723
980
248
395
549
745
192
308
428
581
840
)
)
)
)
)
)
)
)
2
2
85
142
230
322
437
632
1
)
878
maximale lengte van leidingen
Nominale stroom van gG-smeltpatronen
A
2
Maximale lengte, in m, van tegen kortsluiting beveiligde leidingen
(zie NEN 1010-5 bepaling 533.3)
3
6
Isolatiemateriaal: XLPE, ERP of PVC )
Kernmateriaal: koper )
4 5
Sluiting: tussen een fase en de nul (5s) ) ) Spanning tussen fase en nul (U0): 230V
67
S
S
2
mm
100
125
3
10
16
25
35
50
57 )
101
167
234
319
70
462
95
120
150
185
240
300
400
500
630
800
1000
643
812
871
1
)
1
Nominale stroom van gG-smeltpatronen
A
200
250
315
400
500
630
160
2
)
2
2
2
79
133
189
258
)
3
55 )
97
140
193
)
2
)
70
103
145
)
2
)
2
)
74
107
374
281
212
159
521
658
707
848
1
)
2
)
2
)
2
)
2
)
3
61 )
800
2
)
2
)
2
)
2
)
2
)
2
2
)
2
)
2
)
2
)
2
)
2
2
)
2
)
2
)
2
)
2
)
1250
2
)
)
)
2
)
2
)
2
2
2
2
2
2
165
211
227
274
126
161
175
211
91
118
129
156
805
971
1
)
1
)
1
)
611
738
876
463
559
664
823
965
346
418
497
617
724
268
324
385
478
560
199
241
287
357
418
147
178
213
265
311
105
128
154
192
226
74
92
112
141
166
50 )
65
80
101
120
656
780
490
583
365
434
265
316
195
232
142
169
1
1
1
1
1
1
1
)
)
1
)
)
1
)
)
)
)
847
1
)
3
)
)
3
56 )
65
81
1000
223
283
305
366
1
68
Zie toelichting pagina 72.
87
2
296
375
403
484
1
)
)
)
2
)
2
)
2
)
3
55 )
391
495
531
638
1
)
)
2
)
63 )
84
94
114
)
)
1
)
1
)
1
)
1
)
2
)
2
)
3
51 )
77
116
)
)
1
)
1
)
1
)
1
2
2
)
)
2
)
3
43 )
56
)
)
2
)
2
)
2
)
3
1)
De lengte is groter dan 1000 m, maar de waarde
is niet opgenomen in deze tabel. Dit geldt ook
voor grotere doorsneden die niet zijn
opgenomen in de tabel.
2)
De leiding wordt overbelast omdat I 2 t > k2 S 2.
3)
De waarden in de tabel die zijn voorzien van
noot3) zijn niet toepasbaar voor leidingen met
isolatie van PVC omdat de leidingen worden
overbelast.
4)
Een vermenigvuldigingsfactor 1,73 mag worden
toegepast bij het bepalen van de maximale
lengte van tegen kortsluiting beveiligde leidingen van driefasenstroomketens zonder nul met
een spanning van 400 V tussen de fasen indien
kortsluiting tussen fase-beschermingsleiding of
fase-aarde niet mogelijk is. Dit geldt voor
stroomstelsels in ster- of in driehoekschakeling.
5)
Voor de maximale lengte van tegen kortsluiting
beveiligde leidingen van driefasenstroomketens
met nul met een spanning van 230/400V en een
kleinere doorsnede van de nul overeenkomstig
NEN 1010 tabel 8.52Z geldt een vermenigvuldigingsfactor 0,67.
6)
Voor leidingen met kernen van aluminium moet
de in de tabel aangegeven lengte zijn vermenigvuldigd met een factor 0,40.
Toelichting:
De tabellen gelden niet voor éénaderige kabels.
69
3
Maximale lengte, in m, van tegen kortsluiting beveiligde leidingen
(zie NEN 1010-5 bepalingen 533.3)
Kernmateriaal:
koper )
Isolatiemateriaal: XLPE, EPR of PVC )
4 5
Sluiting:
1) tussen een fase en de nul (0,1s) ) )
7 8
2) tussen een fase en de beschermingsleiding (0,1 s) ) )
1) tussen fase en nul (U0): 230 V
2) tussen fase en beschermingsleiding: 230 V
Spanning:
S
Nominale stroom van installatieautomaten type B volgens NEN-EN-IEC60898
2
6
10
16
20
25
32
40
50
63
80
100
1,5
199
119
74
59
47
37
29
23
18
14
11
2,5
4
6
10
324
521
781
1
)
195
313
468
788
122
195
293
493
97
156
234
394
78
125
187
315
61
98
146
246
48
78
117
197
39
62
94
158
30
49
74
125
24
39
58
98
19
31
47
79
15
24
37
63
784
1
)
1
)
1
)
1
)
627
992
502
794
1
1
392
620
860
1
1
1
314
496
688
932
251
397
551
745
1
1
1
1
199
315
437
592
854
157
248
344
466
673
125
198
275
373
538
100
159
220
298
431
1
1
1
1
1
934
1
1
747
943
1
)
1
)
598
754
809
970
mm
16
25
35
50
70
95
120
150
185
1
1
1
1
)
)
1
)
1
)
1
)
1
)
1
)
1
)
1
)
)
)
1
)
1
)
1
)
1
)
1
)
1
)
1
)
Zie toelichting pagina 74.
1
)
1
)
1
)
1
)
)
)
1
)
1
)
1
)
1
)
1
)
)
)
)
)
1
)
1
)
1
)
)
)
)
1
)
1
)
1
)
)
)
1
)
1
)
1
)
)
)
)
1
)
1
)
)
)
1
)
1
)
1
)
1
)
1
)
125
3
8)
6
70
1)
2)
3)
4)
5)
6)
7)
8)
9)
De lengte is groter dan 1000 m, maar de waarde is niet opgenomen in deze tabel. Dit geldt
ook voor grotere doorsneden die niet zijn
opgenomen in de tabel.
De leiding wordt overbelast omdat I2t > k2S2.
De waarden in de tabel die zijn voorzien van
noot 3) zijn niet toepasbaar voor leidingen
met isolatie van PVC omdat de leidingen
worden overbelast.
Een vermenigvuldigingsfactor 1,73 mag
worden toegepast bij het bepalen van de
maximale lengte van tegen kortsluiting
beveiligde leidingen van driefasenstroomketens zonder nul met een spanning van 400 V
tussen de fasen indien kortsluiting tussen fasebeschermingsleiding of fase-aarde niet
mogelijk is. Dit geldt voor stroomstelsels in
ster- of in driehoekschakeling.
Voor de maximale lengte van tegen kortsluiting beveiligde leidingen van driefasen
stroomketens met nul met een spanning van
230/400V en een kleinere doorsnede van de
nul overeenkomstig NEN 1010 tabel 8.52Z
geldt een vermenigvuldigingsfactor 0,67.
Voor leidingen met kernen van aluminium
moet de in de tabel aangegeven lengte zijn
vermenigvuldigd met een factor 0,40.
De beschermingsleiding heeft een doorsnede
die gelijk is aan de doorsnede van de fase.
Indien de beschermingsleiding een doorsnede
heeft die de helft is van de doorsnede van de
fase overeenkomstig NEN 1010 tabel 54F, moet
de lengte zijn vermenigvuldigd met een factor
0,67.
Voor installatieautomaten type C en type D
geldt een vermenigvuldigingsfactor van
respectievelijk 0,5 en 0,25.
Toelichting:
De tabellen gelden niet voor éénaderige kabels.
71
3
7 8
Maximale lengte, in m, van tegen aardsluiting beveiligde leidingen
(zie NEN 1010-5 bepaling 533.3)
6
Isolatiemateriaal: XLPE, ERP of PVC )
Kernmateriaal: koper )
Sluiting: tussen een fase en de beschermingsleiding (0,4s) ) )
Spanning tussen fase en beschermingsleiding: 230V
S
Nominale stroom van gG-smeltpatronen
A
mm
2
2
4
6
10
16
20
25
32
40
1,5
2,5
368
601
187
305
126
207
73
120
53
88
39
65
30
51
20
35
16 )
30
)
19
)
3
14 )
4
966
490
333
193
142
105
84
58
49
33
26
16 )
734
498
289
213
158
126
88
75
51
41
26
838
486
358
266
213
148
127
87
70
47
774
424
670
339
536
236
374
202
320
139
220
112
178
76
120
519
444
306
248
167
703
601
414
336
227
868
598
485
328
830
673
849
456
575
6
10
16
25
35
50
70
95
120
150
185
240
1
)
50
3
63
2
80
2
1
1
1
1
1
570
902
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
)
1
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
1
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
1
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
930
744
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
)
2
3
1
)
2
911
617
)
)
740
933
72
)
3
17 )
25
33
36
)
)
20
27
30
)
)
2
)
3
17 )
19
64
80
97
116
44
56
68
81
36
46
56
67
24
31
37
45
144
168
197
234
100
118
138
164
84
98
115
137
56
66
77
92
2
2
2
2
2
17 )
26
38
49
53
25
42
68
94
160
2
)
21
35
57
80
200
2
)
2
)
22
37
53
177
256
356
449
482
128
185
257
325
349
109
158
220
277
297
72
106
146
185
198
61
89
124
157
168
44
64
89
113
122
32
48
67
85
91
24
36
50
64
69
578
729
879
1
)
418
528
637
756
357
450
543
645
238
300
362
430
202
255
308
365
146
184
222
264
110
139
168
199
83
105
127
151
937
1
)
1
)
1
)
799
937
1
)
1
)
533
625
731
869
453
531
622
738
327
384
449
534
247
290
339
403
187
220
257
305
3
1250
2
)
2
)
2
)
2
)
2
)
1000
2
)
2
)
2
)
2
)
2
)
800
2
)
2
)
2
)
2
)
2
)
Nominale stroom van gG-smeltpatronen
A
250
315
400
500
630
2
2
2
2
2
)
)
)
)
)
2
2
2
2
2
)
)
)
)
)
3
2
2
2
2
)
)
)
)
18 )
3
2
2
)
)
31
21
15 )
3
2
)
45
31
23
16 )
)
)
)
1
)
1
1
1
500
630
800
1000
)
2
100
20
36
59
94
131
125
50
70
95
120
150
185
240
300
400
2
mm
6
10
16
25
35
73
1) De lengte is groter dan 1000 m, maar de waarde is niet opgenomen in deze tabel. Dit geldt
ook voor grotere doorsneden die niet
in de
tabel zijn opgenomen.
2
2 2
2) De leiding wordt overbelast omdat i t > k S .
3
3) De waarden in de tabel die zijn voorzien van noot ) zijn niet toepasbaar voor leidingen
met isolatie van PVC omdat de leidingen worden overbelast.
6) Voor leidingen met kernen van aluminium moet de in de tabel aangegeven lengte zijn
vermenigvuldigd met een factor 0,40.
7) De beschermingsleiding heeft een doorsnede die gelijk is aan de doorsnede van de fase.
8) Indien de beschermingsleiding een doorsnede heeft die de helft is van de doorsnede van
de fase overeenkomstig NEN 1010 tabel 54F, moet de lengte zijn vermenigvuldigd met een
factor 0,67.
Toelichting De tabellen gelden niet voor éénaderige kabels.
S
verliezen in een doorsnede van leidingen
spanningsverlies (∆U) in leidingen
ρ

3-fasen: ∆U = √3 . I . l
A cos ϕ + X sin ϕ 


V
ρ

1-fase: ∆U = 2 . I . l cos ϕ + X sin ϕ 
A

V
minimale geleiderdoorsnede (Amin) bij 4%
spanningsverlies
3-fasen: Amin =
1-fase: Amin =
√3 . I . l . ρ . cos ϕ
x 10 6 mm 2
0,04 . U - √3 . I . l . X . sin ϕ
2 . I . l . ρ . cos ϕ
x 10 6 mm 2
0,04 . U - 2 . I . l . X . sin ϕ
procentueel vermogensverlies (p) in leidingen
3-fasen: p =
100 . l . ρ . P
A . U . cos ϕ
2
2
%, 1-fase: p =
100 . l . ρ . P
%
A . U 2 . cos2 ϕ
enkele lengte van de leiding in m
doorsnede van de geleider in m2
stroomsterkte in de leiding in A
soortelijke weerstand in Ωm
(koper: 1,83 . 10 -8, aluminium: 3,08 . 10 -8)
X = reactantie van de leiding per meter; bedraagt
voor laagspanningleidingen 0,08 mΩ/m
P = overgebracht vermogen in W
U = bedrijfsspanning, voor tweegeleiderinstallaties
tussen beide geleiders, voor driegeleidergelijkstroominstallaties tussen de buitenste geleiders,
voor 3-fasen installaties tussen de fasen
∆U = spanningsverlies
p = procentuele vermogensverlies
l
A
I
ρ
=
=
=
=
74
SCHAKEL- EN VERDEELINRICHTINGEN
TTA en PTTA schakel- en verdeelinrichtingen
De NEN-EN-IEC 60439-1 maakt onderscheid tussen TTA
(type tested assemblies) en PTTA (partially type tested
assemblies) verdeelsystemen.
De NEN-EN-IEC 60439-3 (verdeelsystemen- geschikt voor
elektrotechnisch ongeschoold personeel) maakt dit
onderscheid niet en vereist een TTA verdeelsysteem.
De verschillen tussen TTA en PTTA komen tot uiting
in de uit te voeren testen en in de verdeling van de
verantwoordelijkheden.
Bij een TTA verdeelsysteem zijn zowel het totale
verdeelsysteem alsmede alle afzonderlijke functionele
delen door de fabrikant beproefd en onderbouwd
volgens de eisen van de NEN-EN-IEC 60439-1. Dit wil
echter niet zeggen dat alleen de fabrikant deze
systemen mag samenbouwen. Een assembleur van
verdeelsystemen kan met de aanwijzingen van de
fabrikant zelf een verdeelsysteem samenbouwen dat
bestaat uit functionele TTA-delen. Na samenbouw hoeft
de assembleur alleen enkele in de NEN-EN-IEC 60439-1
gespecificeerde testen uit te voeren om te verifiëren
of de uiteindelijke samenbouw aan de eisen voldoet.
Een PTTA systeem wordt opgebouwd uit type
gekeurde functionele delen en losse componenten.
Dit heeft als voordeel dat de assembleur een grotere
vrijheid heeft bij het samenbouwen maar daar staat
tegenover dat de assembleur ook de verantwoordelijkheid voor de samenbouw moet dragen.
75
De assembleur zal bij een PTTA-systeem door middel van
berekeningen en testen moeten onderbouwen dat het
door hem samengebouwde systeem aan de eisen van de
NEN-EN-IEC 60439-1 voldoet. De kwaliteit van deze onderbouwing hangt af van de kwaliteit van de door de
fabrikant van de componenten verstrekte informatie en
van de kennis en kunde van de assembleur.
Een praktisch voorbeeld van een verschil in het werken
met TTA en PTTA systemen is de keuze van de interne
bedrading. Bij een PTTA systeem kan de assembleur
kiezen voor een grote dichtheid van warmtegenererende
componenten. Om bij deze dichtheid de temperatuurstijgingen van de apparatuur aan de eisen van de
NEN-EN-IEC 60439-1 te laten voldoen, kan het zijn dat
grotere draaddoorsneden dan in de NEN-EN-IEC 60439-1
zijn aanbevolen, gebruikt moeten worden. De keuze van
de draaddoorsneden en de keuze van de isolatiematerialen zijn nu de verantwoordelijkheid van de
assembleur.
Bij TTA-systemen heeft de fabrikant de bedrading van de
functionele delen al aangebracht en geeft hij in de
documentatie aan welke functionele delen gecombineerd
kunnen worden. Op deze wijze heeft de assembleur iets
minder vrijheid in de samenbouw maar hoeft zich
daarentegen niet bezig te houden met de interne
bedrading van de functionele delen.
76
IP-BESCHERMINGSGRADEN
IP staat voor International Protection. Met deze
codering wordt de mate van bescherming aangegeven,
die elektrisch materieel biedt tegen het binnendringen
van vocht en vaste voorwerpen en tegen direct
aanrakingsgevaar.
De codering wordt als volgt aangegeven: Ι P 0-6 0-8 (A-D)
International
Protection
Beschermingsgraad tegen binnendringen
van vaste voorwerpen (indeling 0-6)
Beschermingsgraad tegen binnendringen
van water (indeling 0-8)
Beschermingsgraad bij binnendringen
tegen direct aanrakingsgevaar
(indeling A-D, optioneel)
eerste beschermingsgraad
kencijfer
beknopte
beschrijving
0
niet beschermd
1
beschermd tegen
binnendringen van
een bol Ø 50 mm
2
beschermd tegen
binnendringen van
een bol Ø 12,5 mm
3
beschermd tegen
binnendringen van
een draad
Ø 2,5 mm
4
beschermd tegen
binnendringen van
een draad
Ø 1 mm
5
beschermd tegen
binnendringen van
stof
6
beschermd tegen
binnendringen
van stof
bij onderdruk
77
IPaanduiding
IP 0X(X)
IP 1X(X)
benaming
IP 2X(X)
aanrakingsveilig
IP 3X(X)
IP 4X(X)
IP 5X(X)
stofvrij
IP 6X(X)
stofdicht
tweede beschermingsgraad
kencijfer
0
1
2
3
4
5
6
7
8
beknopte
beschrijving
IPbenaming
aanduiding
niet beschermd
beschermd tegen
druppelend water
beschermd tegen
druppelend water
bij een schuine
o
stand tot 15
IP X0(X)
IP X1(X)
beschermd tegen
sproeiend water
beschermd tegen
opspattend water
beschermd tegen
waterstralen
beschermd tegen
stortzeeën
beschermd tegen
onderdompeling
IP X3(X)
IP X7(X)
waterdicht
beschermd tegen
verblijf onder
water
IP X8(X)
drukwaterdicht
opmerking
gewoon
druipwater
dicht
IP X2(X)
IP X4(X)
IP X5(X)
regenwaterdicht
spatwaterdicht
spuitwaterdicht
IP X6(X)
onderdompeling
1 meter
diep, 30 min.
lang
onderdompeling,
diepte en
tijd nader
overeen te
komen
78
derde
kenteken
A
B
C
D
beschermingsgraad
beknopte
beschrijving
IPaanduiding
beschermd tegen
direct aanrakingsgevaar bij
binnendringing van
een bol Ø 50 mm
beschermd tegen
direct aanrakingsgevaar bij
binnendringing van
een gelede testvinger
Ø 12 mm
beschermd tegen
direct aanrakingsgevaar bij
binnendringing van
een rechte draad
Ø 2,5 mm met een
lengte van 10 cm
beschermd tegen
direct aanrakingsgevaar bij
binnendringing van
een rechte draad
Ø 1 mm met een
lengte van 10 cm
IP XXA
IP XXB
benaming
aanrakingsveilig
IP XXC
IP XXD
Voor de volledige omschrijvingen en beproevingsmethoden zie NEN 10529
79
gelijktijdigheidsfactor NEN-EN-IEC 60439
De norm NEN-EN-IEC 60439 kent een tabel waarin de
gelijktijdigheidsfactor wordt vermeld. Deze factor is
afhankelijk van het aantal ‘hoofdstroomketens’
(afgaande groepen of velden) per kast. Het betreft
tabel 1 van bepaling 4.7 met als toelichting:
“De nominale waarde van de gelijktijdigheidsfactor
van een stroomketen van een schakel- en verdeelinrichting of van een deel van een schakel- en
verdeelinrichting dat meer dan één hoofdstroomketen
bevat (bijvoorbeeld een sectie of deelsectie) is de
verhouding van de som van alle op een willekeurig
tijdstip te verwachten stromen in de desbetreffende
hoofdstroomketens, tot de som van de nominale
stromen van alle hoofdstroomketens van de schakelen verdeelinrichting of het beschouwde deel van de
schakel- en verdeelinrichting”.
Indien de fabrikant een nominale waarde van de
gelijktijdigheidsfactor opgeeft, moet deze waarde
worden toegepast bij de verwarmingsproef volgens
NEN-EN-IEC 60439, bepaling 8.2.1.
N.B. Indien geen gegevens over de werkelijke
stromen voorhanden zijn, kunnen de volgende
afgesproken waarden worden toegepast
volgens NEN-EN-IEC 60439-1
Aantal hoofdstroomketens
2 en 3
4 en 5
6 t/m 9
10 en meer
gelijktijdigheidsfactor
0,9
0,8
0,7
0,6
volgens NEN-EN-IEC 60439-3
Aantal hoofdstroomketens
2 en 3
4 en 5
6 t/m 9
10 en meer
gelijktijdigheidsfactor
0,8
0,7
0,6
0,5
80
aansluitdoorsnede van voedingsvelden en
afgaande velden bij schakel- en
verdeelinrichtingen
Voor de aansluitdoorsneden van voedingsvelden en
afgaande velden blijkt men in de praktijk veelal de
NEN 1010 te hanteren. De belastbaarheid van kabels
volgens de tabellen in de NEN 1010 heeft echter
alleen betrekking op de toelaatbare belasting van
de kabels zelf en houdt geen rekening met de
apparatuur waarop deze kabels worden aangesloten.
Voor het bepalen van de aansluitdoorsneden voor
voedings- en afgaande velden, dient men uit te gaan
van de in NEN-EN-IEC 60439 aangegeven doorsneden,
tenzij door de fabrikant andere doorsneden zijn aanbevolen. Bij het bepalen van de max. toelaatbare
belastingsstromen wordt ook door de fabrikant
uitgegaan van deze aangegeven doorsneden. Indien
men bij het aansluiten alleen de NEN 1010 raadpleegt,
loopt men onder bepaalde omstandigheden het gevaar,
met te kleine doorsneden aan te sluiten, waardoor te
hoge temperatuurstijgingen kunnen ontstaan.
Nom. stroom aanbevolen
doorsnede
volgens NEN-ENIEC 60439 (koper)
kabel
A
mm2
0-8
8 - 12
12 - 20
20 - 25
25 - 32
32 - 50
50 - 65
65 - 85
85 - 115
115 - 150
150 - 175
175 - 225
225 - 250
250 - 275
275 - 350
350 - 400
1,0
1,5
2,5
4,0
6,0
10
16
25
35
50
70
95
120
150
185
240
indicatie doorsnede volgens NEN 10101)
(koper)
installatiewijze
installatiewijze
A, B en D
C, E, F, G
kabel
kabel
mm2
mm2
1,5
1,5
1,5 - 2,5
2,5 - 4
4-6
6 - 16
10 - 25
16 - 35
25 - 50
35 - 70
50 - 120
70 - 150
95 - 185
120 - 240
150 - 300
185 - 300
1,5
1,5
1,5
2,5
4
6
10 - 16
16
25
35
35 - 50
50 - 70
70 - 95
95 - 120
95 - 120
120 - 150
1) Als voorbeeld: keuze NEN 1010 tabel is mede afhankelijk van de werkwijze van aanleg
en de soort kabel.
81
Wartelmaten
Grootte
Pg
Pg
Pg
Pg
Pg
Pg
Pg
Pg
Pg
Pg
7
9
11
13,5
16
21
29
36
42
48
te boren
gat
13 mm
16 mm
19 mm
21 mm
23 mm
29 mm
30 mm
48 mm
55 mm
60 mm
leiding
diameter
3,5 - 6 mm
6 - 8 mm
8 - 10 mm
10 - 12 mm
12 - 14 mm
14 - 18 mm
18 - 24 mm
24 - 30 mm
30 - 35 mm
35 - 40 mm
type
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
407
409
411
413
416
421
429
436
442
448
Aandraaimomenten t.b.v. elektrische verbindingen
Verbindingen d.m.v. zeskantbouten, kwaliteit min. 5.6
draaddiameter
M5
sleutelwijdte mm
aandraaimoment Nm
M6 M8 M10 M12 M16
sw10 sw13 sw17 sw19 sw24
7,0 14,0 28,0 40,0 60,0
Verbindingen d.m.v. binnenzeskantbouten met grote
kop, kwaliteit min. 8.8
draaddiameter
M5 M6 M8 M10 M12 M16
sleutelwijdte mm
sw4 sw5 sw6 sw8 sw10
aandraaimoment Nm 7,0 9,0 20,0 40,0 60,0
Verbindingen d.m.v. binnenzeskantbouten met kleine
kop, kwaliteit min. 8.8
draaddiameter
M5 M6 M8 M10 M12 M16
sleutelwijdte mm
sw4 sw5 sw6 sw8
aandraaimoment Nm
7,0 9,0 20,0 40,0
Verbindingen d.m.v. binnenzeskantbouten zonder
kop, kwaliteit min. 8.8
draaddiameter
M5 M6 M8 M10 M12 M16
sleutelwijdte mm
sw4 sw5 sw6 sw8
aandraaimoment Nm
7,0 9,0
20,0 40,0
82
BELASTINGEN
Inschakelstromen
Bij het inschakelen van elektrische apparatuur kunnen
hoge piekstromen optreden. Apparatuur waarbij deze
hoge inschakelstromen optreden, kan in de volgende
groepen worden verdeeld:
- gloeilampen;
- TL-verlichting en spaarlampen;
- motoren en transformatoren;
- capaciteiten (bijvoorbeeld voor cos ϕ compensatie);
- apparatuur met schakelende voedingen.
gloeilampen
De gloeidraad van een gloeilamp is eigenlijk een weerstandsdraadje dat in koude toestand een veel lagere
weerstand heeft dan in warme toestand. Bij het
inschakelen van gloeilampen kunnen piekstromen van
maximaal 20.In optreden die in ca. I0 ms uitdempen.
TL-verlichting en spaarlampen
De buffercondensator die bij dit soort verlichting
aanwezig is, is verantwoordelijk voor de hoge inschakelstromen. De hoogte van deze inschakelstroom hangt af
van het kortsluitvermogen van het net en de grootte
van de buffercondensator. De maximale inschakelstroom
wordt bij 20% demping in de eerste 10 ms bij benadering gegeven door:
Îinsch ≈ 0,8
Cbuf• Û2
Lnet*
Normale waarden voor de buffercondensatoren in TLverlichting hebben een capaciteit van ongeveer 5 µF per
TL. Voor spaarlampen zijn deze buffercondensatoren
iets kleiner en hebben een waarde in de orde van 1 µF.
De inschakelstromen van dit soort verlichting dempt in
ca. 10 ms uit.
*Lnet = Inductiviteit van de netvoeding
83
motoren
De aanloopstroom van motoren zowel in amplitude
als in tijd hangt af van de opbouw van de motor, het
aanloopkoppel en de belasting. Men moet in praktijk
echter wel rekening houden met aanloopstromen van
10 maal In.
transformatoren
De inschakelstromen van transformatoren worden ook
wel inrushstromen genoemd. Deze inrushstromen worden veroorzaakt door het in verzadiging gaan van de
kern van de transformator. De hoogte van deze inrushstromen hangt af van:
- de vorm, opbouw en materiaal van de kern;
- het moment van inschakelen op de sinusvormige
spanning;
- de aanwezigheid van remanentie.
De inrushstromen kunnen een amplitude hebben die
enkele tientallen malen groter is dan de
nominaalstromen en kunnen enkele seconden duren.
capaciteiten
Bij capaciteiten hangt de inschakelstroom af van de
grootte van de capaciteit en van het kortsluitvermogen van het net en natuurlijk van het moment
van inschakeling. Een schatting van de maximale waarde van de inschakelstromen van capaciteiten kan weer
gemaakt worden met:
Îinsch ≈ 0,8
Cbuf. Û2
Lnet
Bij het zogenaamde back to back schakelen van
capaciteiten voor cos ϕ compensatie moet erg opgelet
worden daar er nu een verwaarloosbare demping is
i.p.v. de 20% in de formule en wat nog belangrijker is,
Lnet is erg klein waardoor zeer grote inschakelstromen
kunnen optreden.
84
apparatuur met geschakelde voedingen
Computers, TV's, geluidinstallaties en aanverwante
apparatuur worden meestal gevoed via schakelende
voedingen. In apparatuur met geschakelde voedingen
bevindt zich vaak een buffercondensator aan de
netzijde. Dus de effecten die bij het inschakelen van
capaciteiten optreden, treden ook hier weer op.
In kleine geschakelde voedingen (tot ca. 500 W) wordt
in het algemeen niets gedaan om de inschakelstromen
te beperken en moet men rekening houden met
inschakelstromen die een factor 400 maal zo
hoog zijn dan de nominaalstroom. Deze inschakelstromen dempen over het algemeen in 1 tot enkele
milliseconden uit.
Voor de grotere schakelende voedingen (denk bijvoorbeeld ook aan frequentiegeregelde elektro-motoren)
moet men noodgedwongen maatregelen nemen om de
inschakelstromen te beperken. De hoogte van de
inschakelstroom hangt dan af van het ontwerp van de
voeding maar zal in verhouding tot de nominaalstroom
beduidend lager zijn dan het geval is bij de kleine
schakelende voedingen.
85
MOTOREN
Stroomsterkte van motoren en generatoren
a. eenfasewisselstroommotoren
1000 PkW.√ 3
I=
A
Un. cos ϕ . η
b. draaistroommotoren
I=
1000 PkW
A
√3 . Un. cos ϕ . η
c. gelijkstroommotoren
I=
1000 PkW
Ug . η
A
d. sleepringmotoren (rotorstroom)
636 PkW
I=
A
Ur
e. draaistroomgeneratoren
I=
1000 PkW
√ 3 . Un
A
I
= stroomsterkte in A, behorende bij een
bepaalde belasting
Un
= nominale spanning in V tussen twee fasen
Ug
= gelijkspanning
Ur
= rotorspanning in V, gemeten tussen twee
sleepringen bij stilstand
PkW
= afgegeven vermogen van de machine in kW
cos ϕ = arbeidsfactor van de motor, behorende bij een
bepaalde belasting
η
= rendement van de motor, behorende bij een
bepaalde belasting
86
Motorstroom van draaistroommotoren
(n = 1500 omw/min)
Motorvermogen
kW
1,1
1,5
2,2
3
3,7
4
5
5,5
6,5
7,5
8
11
12,5
15
18,5
20
22
25
30
37
40
45
51
55
59
75
80
90
100
110
129
132
140
147
160
180
184
200
220
250
257
295
315
87
pk
1,5
2
3
4
5
5,5
6,8
7,5
8,8
10
11
15
17
20
25
27
30
34
40
50
54
60
70
75
80
100
110
125
136
150
175
180
190
200
220
245
250
270
300
340
350
400
430
Motorstroom (A)
400 V
2,5
3,5
5,1
6,6
7,6
8,2
10,1
11,2
13
14,5
16
21,5
24
29
36
38
42
47
57
69
74
81
92
99
107
136
144
162
180
198
232
238
252
265
288
324
332
361
397
451
463
532
568
415 V
500 V
2,5
3,5
5
6,5
7,5
8
9,8
11
12,7
14
15,2
21
23
28
35
36,8
40
44,9
55
66
71
80
88,6
95,5
105
132
139
154
172
189
221
227
240
249
272
305
315
340
374
425
437
501
535
2,1
2,6
3,8
5,1
6,2
6,5
8,1
8,9
10,4
11,9
12,7
16,7
19
22,5
28,5
30,6
33
38
44
54
60
64,5
73,7
79
85,3
106
112
128
143
156
184
186
200
207
220
254
259
278
310
353
363
416
445
690 V
1,3
1,8
2,6
3,6
4,4
4,8
6
6,5
7,5
8,5
9
12
14
16
20
21
23
26
31
39
42
46
52
57
61
78
83
94
104
115
134
138
146
153
167
188
192
209
230
261
268
308
329
Motorvermogen, koppel en aanlooptijd
Tn = nominaal koppel in N . m
PkW = nominaal vermogen in
kW
n = nominaal toerental bij
vollast in omw/min
koppel en stroom
Het nominale koppel van een motor (100%-koppel)
wordt berekend met de formule:
PkW
stroom
N.m
Tn = 9550
n
koppel
100% koppel
100% stroom
toerental
De aanlooptijd van een motor bij een versnellend
koppel gelijk aan het nominale koppel, bedraagt:
n.I
=
9,55 Tn
n2 . I
s
9,12 . 105 . PkW
ta
=
I
= totaal traagheidsmoment van motor en
aangedreven werktuig, herleid op motoras, in
kgm2
= eindtoerental motoras in omw/min
= vermogen in kW
n
PkW
Voor het omrekenen van het traagheidsmoment I2,
herleid op een motoras met n2 omw/min, is het
traagheidsmoment I1, herleid op een as met n1
omw/min, geldt:
n2
2
x I2 kgm2
I1 =
n1
(
)
Het versnellend koppel is gelijk aan het motorkoppel
(ontleend aan koppel-toerenkromme) verminderd
met het tegenkoppel dat veroorzaakt wordt door het
aangedreven werktuig.
88
Centrifugaalpompen (voor water)
Vereist vermogen P =
9,81. q . h
kW, waarin:
η
q = hoeveelheid water in m3/s
h = totale opvoerhoogte in m (inclusief wrijvingsverliezen in de buizen)
η = rendement (varieert van 0,5 tot 0,85 naar gelang
de constructie en pompgrootte)
De opgevoerde hoeveelheid water q is evenredig met
het toerental.
De drukhoogte h is evenredig met het kwadraat van
het toerental.
Het vermogen P is dus evenredig met de derde macht
van het toerental.
Ventilatoren
Vereist vermogen P =
q=
h=
η=
9,81. q . h
W, waarin:
η
luchtvolume in m3/s
druk in mm waterkolom
dynamisch rendement (varieert van 0,5 tot 0,85)
De verplaatste hoeveelheid lucht q is evenredig met
het toerental.
De druk h is evenredig met het kwadraat van het
toerental. Indien h = 400 mm bij η = 800, dan stijgt
h bij η = 900 tot circa 500 mm.
Het vereiste vermogen is dus evenredig met de derde
macht van het toerental.
Vereist bijvoorbeeld een ventilator bij η = 800
omw/min een vermogen van 50 kW, dan stijgt dit
vermogen bij
η = 900 tot 50 .
89
9003
≈ 72 kW.
8003
Cos ϕ verbetering
De toenemende belasting en de groeiende energieprijzen dwingen de elektriciteitsbedrijven en de
verbruiker tot een zo efficiënt mogelijke benutting
van zowel het distributienet als de opgewekte
energie. Daarom moet het blindvermogen tot een
minimum beperkt worden. Blindvermogen (Q) ontstaat
wanneer in een draaistroomnet een niet-ohmse
inductieve belasting, zoals motoren of transformatoren,
is aangesloten. Door deze belasting ontstaat er een
faseverschuiving tussen de stroom en de spanning,
waardoor slechts een deel van het totale vermogen
bruikbaar is. Het werkelijke vermogen komt tot
uitdrukking in de formule: P = U . I . cos ϕ √3 (watt).
Er moet dus gestreefd worden naar een zo hoog
mogelijke cos ϕ. Een slechte cos ϕ kan worden
verbeterd door de inductieve belasting te compenseren
met een capacitieve belasting in de vorm van
condensatorbatterijen. Onderstaande afbeelding
toont links een bedrijfssituatie waarbij motoren een
inductieve belasting veroorzaken en een daaruit
resulterende slechte cos ϕ. Rechts is de situatie
weergegeven wanneer het blindvermogen door een
capacitieve belasting grotendeels is gecompenseerd.
P
W
cos
M
ϕ1
M
P
W
P
S2
P
S1
P
W
Pq
cap
P
S2
Q cap
P
W
q1
q2
P
Q2
Q1
P
S2
S1
Q1
90
Het benodigde condensatorvermogen wordt berekend
door:
Q2 = S2 sin ϕ 2
= P tan ϕ 2
Qcap = Q1 - Q2
Een condensatorbatterij van Qcap kVAr heeft een fasenul capaciteit van:
Qcap
C=
≈
Qcap
(ƒ= 50Hz)
314 . U2
2πƒ . U
2
Condensatorbatterijen zijn relatief gevoeliger voor
overbelasting dan de overige sterkstroomcomponenten. Een condensator wordt beter geleidend
naarmate de frequentie hoger wordt en kan in
combinatie met een spoel zelfs bij één frequentie een
totale kortsluiting vormen. Dit laatste verschijnsel heet
resonantie. De batterijen kunnen worden beschermd
door een spoel in serie op te nemen met de
condensator.
het benodigde condensatorvermogen voor
cos ϕ verbetering
bestaande
situatie
condensatorvermogen in kVAr per kW
werkzaam vermogen ter verkrijging
van een cos ϕ van
91
cos ϕ
0,80
0,85
0,90
0,30
0,35
0,40
0,45
0,50
0,52
0,54
0,56
0,58
0,60
0,62
0,64
0,66
0,68
0,70
2,42
1,93
1,54
1,24
0,98
0,89
0,81
0,73
0,66
0,58
0,52
0,45
0,39
0,33
0,27
2,56
2,06
1,67
1,36
1,11
1,03
0,94
0,86
0,79
0,72
0,65
0,58
0,52
0,46
0,40
2,70
2,19
1,81
1,50
1,25
1,16
1,08
1,00
0,92
0,85
0,78
0,72
0,66
0,60
0,54
vervolg tabel pag. 94
bestaande
situatie
condensatorvermogen in kVAr per kW
werkzaam vermogen ter verkrijging
van een cos ϕ van
cos ϕ
0,80
0,85
0,90
0,72
0,74
0,76
0,78
0,80
0,82
0,84
0,86
0,88
0,22
0,16
0,11
0,05
-
0,35
0,29
0,24
0,19
0,13
0,08
0,03
-
0,48
0,43
0,37
0,32
0,27
0,21
0,16
0,11
0,06
Voorbeeld.
Een instalatie heeft een verbruik van 100 kW bij een
cos ϕ van 0,60. Hoe groot moet het condensatorvermogen zijn om deze waarde tot 0,85 te
verbeteren? De tabel geeft een vermenigvuldigingsfactor
van 0,72 aan. Het benodigde condensatorvermogen is
0,72x100 =72 kVAr.
92
COMFORTKLASSEN
UNETO heeft voor elektrische huisinstallaties het
systeem van comfortklassen geïntroduceerd, waarin
de volgende drie niveaus worden onderscheiden:
Comfortklasse A: het minimale niveau waaraan de
elektrische installatie volgens de basis-eisen van de
NEN 1010 moet voldoen. Klasse A voldoet eigenlijk
niet meer aan de eisen die wij tegenwoordig stellen
aan comfort.
Comfortklasse B: deze klasse sluit meer aan bij de
huidige behoeften: de helft meer wandcontactdozen,
afzonderlijke groepen voor wasdroger en vaatwasser
en loze leidingen voor toekomstige uitbreiding.
Comfortklasse C: dit is het niveau dat aan alle denkbare wensen voldoet die een bewoner kan hebben:
beveiligingsinstallatie, diverse verlichtingsopties,
huisautomatisering, alle kamers met telefoon- en
TV-aansluiting, overspanningsbeveiliging en zelfs
een centraal stofzuigsysteem.
De tabel op de volgende pagina geeft een
gedetailleerd overzicht van de verschillende
comfortklassen.
93
COMFORTKLASSEN
A
B
C
ja
ja
ja
-
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
-
ja
ja
-
ja
ja
ja
-
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
NEN 1010
NEN 1010
NEN 1010
-
+50%
ja
ja
+100%
ja
ja
-
-
ja
ja
-
ja
ja
ja
-
ja
ja
ja
ja
minimum
NEN 1010
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
1
2
3
4
5
6
Verdeelinrichtingen
2 aardlekschakelaars
aardlekautomaten per eindgroep
patronen
installatie-automaten
overspanningsbeveiliging
min. 4 groepen voor verlichting
groep voor de wasautomaat
groep voor de droogautomaat
groep voor de vaatwasser
groep voor de tuinverlichting
groep voor de beveiligingscentrale
noodverlichting meterkast
lege kast voor domotica componenten/
elektrisch kooktoestel
wandcontactdoos in meterkast voor
telefooncentrale- signaalversterker
Schakelmateriaal/aansluitpunten
standaard inbouw
luxe uitvoering
inbouwdoos per component 5 cm (diepte)
extra inbouwdozen 5 cm (diepte) per ruimte
horizontale montage wandcontactdoos
aantallen volgens tabel 720-Y+Z
7 wisselschakeling slaapkamer + hal
8 wandcontactdoos met kinderbeveiliging
9 geschakelde wandcontactdozen
in woonkamer
1
2
3
4
5
6
Buiteninstallatie
volgens NEN 1010/ 1 lichtpunt
voor en achter verlichting
rondom huis verlichting
aansluitpunten in de tuin
loze leiding onder oprit naar meterkast
2 wandcontactdozen
Vervolg van deze tabel op pagina 98
94
COMFORTKLASSEN
A
B
C
minimum
NEN 1010
Loze leidingen
voor heetwatertoestel
voor kooktoestel
CAI woonkamer
CAI alle ruimtes naast telefoon (19 mm buis)
telefoon woonkamer
telefoon alle ruimtes naats CAI (19 mm buis)
beveiliging brand/inbraak
voor mechanische ventilatie
luidsprekers
droogautomaat
vaatwasser
voor zonneboiler/zonnepaneel
toegangscontrole
Homebus-systeem
voor centraal stofzuigsysteem
alle loze leidingen voorzien van trekdraad
thermostaat/buitenvoeler
ja
ja
ja
ja
-
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
Diversen
telefooncentrale (eventueel ISDN)
signaalversterker CAI duplex
beveiligingscentrale brand/inbraak
plintsysteem
toegangscontrole/deurvideo
centraal stofzuigersysteem
Homebus-systeem
-
-
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
Telefooninstallaties
1 aansluitpunt in de woonkamer vanuit
meterkast
2 aansluitpunten in alle ruimtes
3 naast CAI-aansluitpunt
4 ISDN-centrale
ja
-
ja
ja
-
ja
ja
ja
ja
-
ja
ja
ja
-
ja
ja
ja
-
ja
-
ja
ja
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
CAI-installaties
aansluitpunt woonkamer
aansluitpunten alle ruimtes
signaalversterker simplex
signaalversterker multiplex
Schotelantenne-installaties
1 leidingen naar meterkast voor satelliet
2 complete satellietontvangst-installatie
95
KORTSLUITSTROMEN
Soorten kortsluitingen
fase-nul sluiting
Zf
L1
L2
L3
N
Ik =
L1
L2
L3
N
Ik =
Ug
√3 . (Z f + Zn )
Zn
2-fasen sluiting
Zf
Zf
Ug
2 . Zf
2-fasen sluiting met nul
Zf
Zf
L1
L2
L3
N
Z n (= 0)
maximaal Ik =
Ug
√3 . Z f
(Z n = 0, dit is echter
puur theoretisch)
3-fasen sluiting (al dan niet met nul)
Zf
Zf
Zf
L1
L2
L3
N
Ik =
Ug
√3 . Z f
Zn
Opmerking:
• in de formules is Ug steeds de gekoppelde spanning, d.w.z. de spanning
tussen de verschillende fasen.
• de grootste kortsluitstroom treedt op bij een 3-fasen sluiting. Deze
moet dan ook als uitgangspunt gekozen worden voor het maken van
kortsluitstroomberekeningen.
96
Effectieve waarde en piekwaarde
• belastingsstromen of kortsluitstromen worden doorgaans aangeduid met de effectieve waarde van de
stroom.
• de piekstroom of de amplitude van een wisselstroom
is groter dan de effectieve waarde: voor een zuiver
sinusvormige stroom √2 maal zo groot.
• kortsluitstromen hoeven niet sinusvormig te zijn: er
kunnen inschakelverschijnselen optreden. De maximale piekstroom (‘stootstroom’) die ingeval van
kortsluitingen kan optreden is:
î s = √2 . κ . I p
met:
î s = stootstroom
I p = prospectieve kortsluitstroom
(effectieve waarde)
κ = stootfactor.
verband tussen de stootfactor κ en cos ϕ
(NEN-EN-IEC 60439).
kortsluitstroom in [kA]
(effectieve waarde)
groter dan
5
10
20
50
97
cos ϕ
κ
κ√2
0,7
0,5
0,3
0,25
0,2
1,1
1,2
1,4
1,5
1,6
1,5
1,7
2
2,1
2,2
tot en met
5
10
20
50
Berekening van kortsluitstromen
Voor een 3-fasen sluiting geldt de volgende formule
opgesteld worden.
Ug
Ik =
√3 . Z f
Om de fase-impedantie Z f te bepalen, dient eerst
afzonderlijk de totale weerstand Rf en de totale
reactantie Xf bepaald te worden. Er geldt dan:
R f2 + X
Zf =
2
f
Op de vaktechniekpagina van www.et-installateur.nl
vindt u een handig programma voor het berekenen
van kortsluitstromen.
Transformatoren
Met behulp van de procentuele kortsluitspanning kan
de impedantie van een transformator bepaald worden:
ZT =
εk . U g2
100 . ST
met: ε k : procentuele kortsluitspanning [%]
Ug : gekoppelde spanning [V]
S T : vermogen van de transformator [kVA]
Tabel 1: Kortsluitstroom en kortsluitimpedantie
transformatoren (400V)
ST
[kVA]
In
[A]
εk
[%]
Ik
[kA]
ZT
[mΩ]
50
100
160
250
400
630
1000
1250
1600
2000
72
144
231
361
577
909
1443
1804
2309
2887
4
4
4
4
4
4
6
6
6
6
1,8
3,6
5,8
9
14
23
24
30
38
48
128
64
40
26
16
10
9,6
7,7
6,0
4,8
98
Voor de transformator geldt:
de weerstand R T:
RT =
de reactantie X T :
XT =
εR . U2g
100 . ST
ZT2 _ R T2
Tabel 2: R en X van transformatoren
ST
[kVA]
εk
[%]
ZT
[mΩ]
εR
[%]
RT
[mΩ]
XT
[mΩ]
50
100
160
250
400
630
1000
1250
1600
2000
4
4
4
4
4
4
6
6
6
6
128
64
40
26
16
10
9,6
7,7
6,0
4,8
1,5
1,5
1,5
1,5
1,5
1,5
1,5
1,5
1,5
1,5
48
24
15
9,6
6,0
3,8
2,4
1,9
1,5
1,2
118
59
37
24
15
9,2
9,3
7,4
5,8
4,6
kabels
Voor de bepaling van de weerstand van kabels dient
van een 'koude' kabel, bij 20 °C, uitgegaan te
worden.
ρ.l
Rk =
A
met: ρ : soortelijke weerstand bij 20 °C [Ω.m]
(koper: 1,83 . 10 -8, aluminium: 3,08 . 10 -8 )
l : lengte kabel [m]
A : doorsnede kabel [m2 = 10 -6 mm2]
De reactantie van kabel is afhankelijk van de
configuratie van de kabel zelf. Voor laagspanningskabels kan van een aanname van 0,08 mΩ/m
uitgegaan worden.
99
Tabel 3 geeft voor de standaard-doorsneden de weerstand per meter.
Tabel 3: Weerstand R van kabels (20 °C)
A
[mm2]
1,5
2,5
4
6
10
16
25
35
50
70
95
120
150
185
240
300
400
500
koper
R per meter
[mΩ/m]
12,1
7,41
4,61
3,08
1,83
1,15
0,727
0,524
0,387
0,268
0,194
0,154
0,125
0,100
0,077
0,062
0,049
0,039
aluminium
R per meter
[mΩ/m]
7,41
4,61
3,08
1,91
1,20
0,868
0,641
0,443
0,320
0,253
0,207
0,165
0,126
0,101
0,080
0,064
Tabel 3 geeft de weerstand per meter van koper en
aluminium kabel bij een geleidertemperatuur van
20 °C. Om de weerstand te berekenen bij andere temperaturen, dient u de weerstandswaarde uit tabel 3 te
vermenigvuldigen met de correctiefactor uit tabel 4.
Tabel 4: Correctiefactoren voor andere geleidertemperaturen dan 20 °C
Geleider
temp. (°C)
0
5
10
15
20
25
30
35
Correctie Geleider Correctie Geleider
factor
temp. (°C) factor
temp. (°C)
0,92
40 1,08
80
0,94
45 1,10
85
0,96
50 1,12
90
0,98
55 1,14
95
1,00
60 1,16
100
1,02
65 1,18
105
1,04
70 1,20
1,06
75 1,22
Correctie
factor
1,24
1,26
1,28
1,30
1,32
1,34
100
railsystemen
Analoog aan kabels geldt voor de weerstand R van
railsystemen:
ρ.l
Rr =
A
met: ρ : soortelijke weerstand bij 20 °C [Ω.m]
(koper: 1,83 . 10 -8, aluminium: 3,08 . 10 -8 )
l : lengte rail [m]
A : doorsnede rail [m2 = 10 -6 mm2]
De reactantie is minder eenduidig dan bij kabels en
sterk afhankelijk van de configuratie.
Eerste schatting: 0,15 - 0,2 mΩ/m
101
Coördinatie
Back-up beveiliging
Elke component is gespecificeerd voor een maximale
kortsluitstroom. Indien er op de plaats van inbouw een
hogere kortsluitstroom optreedt dan die waarvoor de
component gespecificeerd is, moet er gebruik gemaakt
worden van een back-up beveiliging. Bij een back-up
beveiliging helpt de voorgeschakelde beveiliging mee
met het onderbreken van de kortsluitstroom. Back-up
beveiliging treft men vaak aan bij het gebruik van 6 of
10 kA installatie-automaten. De back-up beveiliging is
dan meestal een patroon.
160 A
(120 kA)
16 A
(6 kA)
1
2
3
(18 kA)
Vaak wordt back-up beveiliging verward met selectiviteit. Bij aanspreken van de back-up beveiliging is er
nooit sprake van selectiviteit. De voorgeschakelde
beveiliging moet immers meehelpen bij het onderbreken van de kortsluitstroom. Met andere woorden:
bij een kortsluiting van meer dan 6 kA in groep ➁ van
het schema zal niet alleen de installatie-automaat van
groep ➁ afschakelen, maar zal ook de voorgeschakelde patroon doorsmelten. Dit houdt in dat de groepen
➀ en ➂ ook afgeschakeld worden.
Tabel back-up beveiliging installatie-automaten
Type E8/E8S
In (A)
B/C 6
B/C 10
B/C 16
B/C 20
B/C 25/32/40/
50/63
Smeltveiligheid volgens NEN-HD-IEC 60269
50
63
80
100
125
50
50
50
50
50
25
50
50
50
50
25
50
50
50
50
25
50
50
50
50
25
25
50
50
50
160
25
25
25
25
50 (kA)
102
Selectiviteit
Selectiviteit is een belangrijk begrip binnen elektrische
installaties waarin, tussen de voeding en de foutplaats,
twee of meer beveiligingstoestellen aanwezig zijn.
Om de gevolgen van een overstroom tot een zo klein
mogelijk deel van de installatie te beperken, dient alleen
het beveiligingstoestel dat het dichtst bij de oorzaak van
de overstroom geplaatst is deze overstroom te onderbreken. Op de vaktechniekpagina van www.et-installateur.nl
staat een handig programma om de selectiviteit van twee
componenten te bepalen.
selectiviteit van patronen onderling
Voor patronen geldt dat twee patronen met een nominale stroomverhouding groter of gelijk aan 1,6 : 1, ten
opzichte van elkaar absoluut selectief zijn. Er is dus geen
bovengrens voor de selectiviteit.
selectiviteit van vermogenschakelaars onderling
Bij vermogenschakelaars wordt gesproken van stroomselectiviteit en tijdselectiviteit. Onder stroomselectiviteit
wordt verstaan de selectiviteit van onvertraagd gestaffelde vermogenschakelaars, terwijl bij tijdselectiviteit wordt
uitgegaan van een vermogenschakelaar met een vertraagde werking. Voor twee onvertraagd gestaffelde vermogenschakelaars in serie geldt dat deze ten opzichte van
elkaar selectief zijn tot een grensstroom Ig. Ig is de stroom
waarbij de voorgeschakelde vermogenschakelaar onvertraagd uitschakelt. Indien Ig kleiner is dan de te verwachten maximale kortsluitstroom ná de tweede schakelaar,
wordt geen volledige selectiviteit bereikt.
Stroomselectiviteit:
400 A
tijd t (s)
10000
1000
400 A
100
10
125 A
1
Ik = 5 kA
125 A
Ik
0.1
0.01
0.004
0.1
Ig
1
5
10
prospectieve stroom Ip (kA)
103
10000
1000
tijd t (s)
Tijdselectiviteit:
400 A
100
10
Ig
125 A
1
Ik
0.1
0.01
0.004
0.1
1
5
10
prospectieve stroom Ip (kA)
Tijdselectiviteit is mogelijk bij vermogenschakelaars
uitgerust met een elektronisch beveiligingsblok (in de
praktijk vanaf 400 A). Doorgaans is er een grens aan de
tijdvertraging: boven ca. 15 maal In schakelt de
vermogenschakelaar in alle gevallen onvertraagd
omdat de vermogenschakelaars anders thermisch te
zwaar belast zou worden.
Selectiviteit van een vermogenschakelaar en
een nageschakelde patroon
Voor stromen kleiner dan Ig kan een goede
selectiviteit bereikt worden. Echter voor waarden
groter dan Ig gaat de selectiviteit verloren.
Eventueel kan Ig verhoogd worden door de
vermogenschakelaar te vertragen.
10000
1000
400 A
tijd t (s)
125 A
100
MCCB 400 A
10
1
0.1
0.01
0.004
0.1
patroon 125 A
1
Ig
10
prospectieve stroom Ip (kA)
104
Selectiviteit van een patroon met een
nageschakelde vermogenschakelaar
patroon 400A
400 A
2
I t [A s]
10 7
MCCB 125A
2
125 A
10
6
10 5
10 4
0.01
1
I g 10
100
prospectieve stroom I p (kA)
Ook in deze situatie heeft de selectiviteit altijd een
bovengrens Ig. Deze bovengrens Ig kan nu niet afgelezen
worden uit de tijdstroom karakteristieken, maar moet
worden bepaald met behulp van de I2 t-smeltkarakteristiek van de patroon en de I2 t-totaal karakteristiek van de
vermogenschakelaar.
105
Selectiviteit Holec installatie-automaten
Voor installatie-automaten type E8,
B-karakteristiek (6 kA) in combinatie met smeltveiligheden
smeltveiligheden volgens NEN-HD-IEC 60269
Installatie-automaat,
B-karakteristiek, 6 kA
In
(A)
6
10
16
20
25
32
40
50
63
25
35
1,25 3,0
0,95 1,6
1,3
1,15
50
6
2,4
1,9
1,7
1,4
1,25
63
80 100
6
6
6
4,3 6
6
3,2 4,5 6
2,8 3,8 6
2,4 3,2 6
2,0 2,8 5
1,8 2,4 4
2
4
4
125
6
6
6
6
6
6
6
6
6
160
6
6
6
6
6
6
6
6
6
200
6
6
6
6
6
6
6
6
6
250
6
6
6
6
6
6
6
6
6
(kA)
Voor installatie-automaten type E8,
C-karakteristiek (6 kA) in combinatie met smeltveiligheden
smeltveiligheden volgens NEN-HD-IEC 60269
Installatie-automaat,
C-karakteristiek, 6 kA
In
(A)
6
10
16
20
25
32
40
50
63
25
35
50
63
80 100 125 160
0,95 1,75 2,7 5,0 6
6
6
6
1,55 2,3 4,0 5,5 6
6
6
1,8 3,1 4,2 6
6
6
2,6 3,4 6
6
6
2,0 2,7 4,8 6
6
1,8 2,4 4,2 6
6
2,0 3,5 5,5 6
3,0 5,5 6
5,5 6
200
6
6
6
6
6
6
6
6
6
250
6
6
6
6
6
6
6
6
6
(kA)
106
Selectiviteit Holec installatie-automaten
Voor installatie-automaten type E8S,
B-karakteristiek (10 kA) in combinatie met smeltveiligheden
smeltveiligheden volgens NEN-HD-IEC 60269
Installatie-automaat,
B-karakteristiek, 10 kA
In
(A)
6
10
16
20
25
32
40
50
63
25
35
1,25 3,0
0,95 1,6
1,3
1,15
50
6,0
2,4
1,9
1,7
1,4
1,25
63
80 100
7,4 10
10
4,3 6,0 10
3,2 4,5 8,5
2,8 3,8 7,0
2,4 3,2 6,0
2,0 2,8 5,0
1,8 2,4 4,0
2,0 4,0
4,0
125
10
10
10
10
10
8,0
7,0
7,0
7,0
160
10
10
10
10
10
10
10
10
10
200
10
10
10
10
10
10
10
10
10
250
10
10
10
10
10
10
10
10
10
(kA)
Voor installatie-automaten type E8S,
C-karakteristiek (10 kA) in combinatie met smeltveiligheden
smeltveiligheden volgens NEN-HD-IEC 60269
Installatie-automaat,
C-karakteristiek, 10 kA
In
(A)
6
10
16
20
25
32
40
50
63
25
35
50
63
80 100
0,95 1,75 2,7 5,0 7,0 10
1,55 2,3 4,0 5,5 10
1,8 3,1 4,2 8
2,6 3,4 6,3
2,7 4,8
2,4 4,2
3,5
125
10
10
10
10
8,0
7,0
5,5
5,5
5,5
160
10
10
10
10
10
10
8,0
8,0
8,0
200
10
10
10
10
10
10
10
10
10
250
10
10
10
10
10
10
10
10
10
(kA)
107
AARDLEKBEVEILIGING
Aardlekbeveiliging wordt toegepast als bescherming tegen:
- indirecte aanraking
- directe aanraking
- brandgevaar
indirecte aanraking
Voor bescherming tegen indirecte aanraking worden
metalen gestellen met de beschermingsleiding verbonden. In
geval van een fout moet de voeding van het beveiligde deel
van de installatie automatisch uitschakelen, zodat geen aanrakingsspanning kan optreden gedurende een langere tijd
dan aangegeven in hoofdstuk veilige spanningen (pag. 42).
Bij een aanraakspanning van 230V bedraagt de maximaal
toegestane uitschakeltijd 0,4 s. In netten waarbij de
beschermingsleiding verbonden is met het sterpunt van
de distributietransformator (TN-netten) kan meestal gebruik
worden gemaakt van smeltpatronen of installatieautomaten om aan deze eis te voldoen. Vanwege de lage
kabelimpedanties wordt de foutstroom namelijk groot
genoeg om de patroon of installatieautomaat binnen de
gestelde tijd te laten onderbreken. Toch wordt in woonhuizen i.v.m. direct aanrakingsgevaar aardlekbeveiliging
toegepast omdat de NEN 1010 eist dat in woonhuizen alle
eindgroepen achter een aardlekbeveiliging met I∆N ≤ 30 mA
en klasse A geplaatst moeten zijn. Er zijn voedingsnetten
(TT-netten), waarbij de stroom vooral bepaald wordt door de
aardverspreidingsweerstand. In dergelijke netten is de foutstroom veelal dusdanig laag dat bij gebruik van overstroombeveiliging veelal niet aan de eisen van uitschakeltijden
wordt voldaan. Daarom wordt aardlekbeveiliging gebruikt.
De nominale aardfoutstroom dient afgestemd te zijn op de
aardverspreidingsweerstand van de installatie.
Er geldt: IA . RA ≤ U
waarin: RA de weerstand tussen metalen gestellen
en aarde is.
IA de nominale aanspreekstroom van de
aardlekschakelaar is.
U de grenswaarde van de aanrakingsspanning
Deze bedraagt voor normale omstandigheden
50V en bijzondere omstandigheden 25V.
Bij keuze van een aardlekschakelaar op basis van de
hiervoor aangegeven criteria, wordt aan de eisen voldaan.
108
directe aanraking
Met directe aanraking wordt de situatie aangegeven,
waarbij b.v. blanke spanningsvoerende delen worden
aangeraakt. Deze situatie kan optreden door een
isolatiebreuk, of onzorgvuldigheid van de gebruiker.
De aardlekstroom vloeit b.v. via handen, romp en voeten
naar aarde en bedraagt meestal maximaal 200mA.
a
tijd t (ms)
10 000
b
c1 c2 c3
Alamat 100 mA
5 000
Alamat 300 mA
AC-4.1
AC-4.2
AC-4.3
2 000
1 000
500
AC-1
AC-2
AC-4
AC-3
200
100
Alamat 10 mA
50
Alamat 30 mA
20
10
0,1
0,2
0,5
1
2
5
10
20
50
100
200
500
1000 2000
5 000
stroom I (mA)
De grafiek is verdeeld in vier gebieden, te weten:
gebied AC-1: tot lijn a
Geen waarneembare gevolgen.
gebied AC-2: van lijn a tot b
Geen schadelijke fysiologische effecten. In dit gebied
wordt de stroom in toenemende mate gevoeld, echter er
treden geen schadelijke effecten op.
De loslaatdrempel (daar waar nog geen
spierverkramping optreedt) ligt bij ca 10mA.
gebied AC-3: van lijn b tot curve c1
Er valt geen schade te verwachten aan de organen, wel
treden spiersamentrekkingen op, deze kunnen leiden tot
het moeilijk loslaten van een onder spanning staand deel
en ademhalingsmoeilijkheden.
109
10 000
gebied AC-4: boven curve c1
Als in gebied 3, echter nu optreden van hartfibrillatie, met
als gevolg acuut levensgevaar met een kans van:
ca 5% tot aan curve c2
ca 50% tot aan curve c3
alsmede met toenemende stroom en tijdsduur interne
verbranding, niet-functionerende ademhaling en
hartstilstand.
Om tegen deze situatie beschermd te zijn, mag de
nominale aanspreekstroom van de aardlekschakelaar niet
meer bedragen dan 30mA. Een 30mA-aardlekschakelaar
voorkomt uiteraard niet dat een schok gevoeld wordt.
Wel wordt de stroom uitgeschakeld voordat hartfibrillatie
optreedt. Bij hartfibrillatie gaat het hart ongecoördineerd
samentrekken, waardoor de bloedcirculatie wordt
verstoord. Deze situatie is fataal indien er niet snel
medische hulp verkregen wordt.
bescherming tegen brandgevaar
Het risico van brandgevaar ontstaat bij onvolkomen
aardsluitingen in een brandgevaarlijke omgeving, b.v. een
houten gebouw. Bij een stroom groter dan 0,3 A kan reeds
zoveel warmte ontwikkeld worden dat hierdoor
brandgevaar kan optreden. Door het toepassen van
aardlekbeveiliging wordt brandgevaar beperkt.
klasse A of klasse AC?
Aardlekschakelaars worden gekenmerkt door hun klasse:
A: detecteert en schakelt sinusvormige aardfoutstromen
en pulserende aardfout gelijkstromen af
AC:detecteert en schakelt alleen sinusvormige aardfoutstromen af
In de NEN 1010 is voor woonhuizen een klasse A
aardlekautomaat of aardlekschakelaar vereist daar
er steeds meer elektrische apparaten gevoed worden
door vermogenselektronica.
Bij gestelsluitingen van elektrische apparaten die met
vermogenselektronica gevoed worden treden pulserende
gelijkstromen op.
110
SPECIFICATIES VAN LASTSCHEIDERS
De belangrijkste specificaties van lastscheiders zijn:
• de stroom Ith en Ithe.
Ith is de maximale stroom die de lastscheider, in open
opstelling, continu kan voeren zonder te warm te
worden.
Ithe is de maximale stroom die de lastscheider, geplaatst
in een omhulling (b.v. kast van een verdeelsysteem),
continu kan voeren zonder te warm te worden.
• de nominale isolatiespanning Ui en stoothoudspanning
Uimp.
Het diëlektrische gedrag van een lastscheider wordt
vastgelegd aan de hand van de nominale isolatiespanning en de stoothoudspanning. De nominale
isolatiespanning is de 50 Hz spanningswaarde die voor
de bepaling van de kruipwegen gebruikt wordt.
Bij het continu aanwezig zijn van Ui mag er geen
geleidend pad tussen twee verschillende geleidende
delen ontstaan. De stoothoudspanning Uimp is een korte
spanningsimpuls, zoals die op kan treden in geval van
overspanningen, b.v. veroorzaakt door atmosferische
storingen, in elektrische installaties.
De luchtwegen tussen verschillende geleidende (al dan
niet spanningsvoerende) delen moeten zo zijn gekozen,
dat Uimp niet tot doorslag leidt.
• de nominale gebruiksspanning Ue.
De nominale gebruiksspanning Ue is de spanning,
waarvoor de schakelaar geschikt is en waarvoor de
verschillende, met name ten aanzien van het schakelen
van stromen, specificaties van kracht zijn.
• het nominale in- en uitschakelvermogen Ie.
In de specificaties wordt gesproken van de nominale
stroom Ie. Deze is gerelateerd aan de verschillende
gebruikcategorieën en de van belang zijnde
gebruiksspanningen. De gebruikscategorie is vastgelegd
in de zogenoemde AC klassen, waarbij AC voor
alternating current (wisselstroom) staat. Deze zijn
vastgelegd in NEN-EN-IEC 60947-3.
111
Onderscheiden wordt:
AC-21
het schakelen van ohmse belastingstromen,
inclusief kleine overbelastingstromen. De
schakelaar wordt voor deze klasse getest
met een stroom van 1,5 maal de nominale
stroom Ιe van de schakelaar, 5% spanningsverhoging en cos ϕ = 0,95;
AC-22
het schakelen van gemengde ohmse en
inductieve belastingen, inclusief kleine
overbelastingstromen. De schakelaar wordt
getest bij 3 maal de nominale stroom Ιe met
5% spanningsverhoging en cos ϕ = 0,65;
AC-23
het schakelen van motoren of andere hoog
inductieve belastingen. Toepassing als
motornoodschakelaar valt hier ook onder,
hetgeen inhoudt dat ca. 8 maal de nominale
motorstroom geschakeld moet kunnen
worden i.v.m. een geblokkeerde rotor. Dit is
in het testvoorschrift terug te vinden: voor
uitschakelen 8 maal de nominale stroom Ιe
met 5% spanningsverhoging en cos ϕ = 0,45
voor nominale stromen tot en met 100A
en cos ϕ = 0,35 voor nominale stromen
groter dan 100A. Voor inschakelen is de teststroom nog groter: 10 maal de nominale
stroom.
Hiernaast wordt ook nog onderscheid gemaakt tussen
categorie A en B. Categorie A betekent dat de
schakelaar geschikt is voor frequent schakelen. Hierbij
moet gedacht worden aan wekelijks 1 maal in- en
uitschakelen. Categorie B betekent dat de schakelaar
geschikt is voor niet frequent schakelen. Hierbij moet
bijvoorbeeld gedacht worden aan het uitschakelen en
vervolgens weer inschakelen van de installatie ten
behoeve van het uitvoeren van werkzaamheden aan
de installatie.
• de nominale korte-duur stroom Icw.
Met de nominale korte-duur stroom Icw wordt aangegeven welke stroom de schakelaar voor een korte
tijdsperiode, meestal tot 1 seconde, kan voeren zonder
dat er beschadiging van de schakelaar optreedt.
112
Hiervan kan gebruik gemaakt worden bij de keuze van
voorliggende beveiligingen.
• het nominale inschakelvermogen bij kortsluiting Icm.
Hiermee wordt de maximale stroom bedoeld die
ingeschakeld kan worden indien deze stroom minimaal 50ms aanwezig blijft. Icm staat voor de maximale
piekstroom.
• kortsluitvastheid met voorgeschakelde patroon.
Hierbij wordt aangegeven bij welke stroom en voorgeschakelde patroon de schakelaar de kortsluitstroom
kan voeren en kan inschakelen. Hierbij wordt er van
uitgegaan dat de lastschakelaar geen schade hiervan
zal ondervinden.
• toepassing bij gelijkstroom.
Bij gelijkspanning wordt analoog aan wisselspanning
in NEN-EN-IEC 60947-3 een aantal DC (direct current)
gebruikscategorieën gedefinieerd. Onderscheiden
wordt DC-21, DC-22 en DC-23, waarvan de
omschrijving ten aanzien van toepassing analoog is als
die bij de AC-klassen.
113
MESPATRONEN
Holec levert een volledige reeks mespatronen voor
zowel 500V als 690V. Bijzonder is dat voor de 500V
serie naast de normale gG-karakteristiek ook een
snelle gF-karakteristiek beschikbaar is, die o.a. in de
distributienetten grotere kabellengtes toestaat.
Onderstaande tabellen geven een overzicht van alle
beschikbare patronen.
type gG, 500 V
type
P5gGxxx-000
P5gGxxx-00
P5gGxxx-1
P5gGxxx-2
P5gGxxx-3
P5gGxxx-4
grootte
000
00
1
2
3
4
nominaalstroom In
2 A t/m 100 A
125 A t/m 160 A
35 A t/m 250 A
200 A t/m 400 A
450 A t/m 630 A
800 A t/m 1000 A
grootte
00
1
2
3
nominaalstroom In
2 A t/m 125 A
35 A t/m 200 A
225 A t/m 355 A
400 A t/m 500 A
grootte
000
00
1
2
3
nominaalstroom In
10 A t/m 100 A
125 A t/m 160 A
35 A t/m 250 A
315 A t/m 400 A
450 A t/m 630 A
type gG, 690 V
type
P851-00
P851-01
P851-02
P851-03
type gF, 500 V
type
P5gFxxx-000
P5gFxxx-00
P5gFxxx-1
P5gFxxx-2
P5gFxxx-3
114
Type-aanduiding
P5gG50-2

P = patroon

4 = 400 V serie
5 = 500 V serie
6 = 690 V serie



karakteristiek
gG
gF
gFF






000 = grootte 000
00 = grootte 00
1 = grootte 1
2 = grootte 2
3 = grootte 3
4 = grootte 4
 nominaal stroom

 50 = 50 A
Tijd/stroomkarakteristiek
Deze karakteristiek geeft het verband weer tussen een
overstroom door de patroon en de bijbehorende
onderbreektijd van de patroon.
Kapstroomkromme
De kromme geeft het verband weer tussen de hoogte
van de doorgelaten piekstroom en de hoogte van de
prospectieve kortsluitstroom (effectieve waarde) door
de patroon. De prospectieve kortsluitstroom is de
stroom die er in geval van kortsluiting zou gaan lopen
indien er geen beveiligingscomponent in het circuit is
opgenomen. Zie nevenstaande afbeelding.
I2t-karakteristiek
Deze karakteristiek geeft het verband weer tussen
de hoogte van de prospectieve kortsluitstroom en de
hoeveelheid doorgelaten energie (doorgelaten I2t).
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen I2t-smelt en
I2t-totaal. Het verschil tussen beide wordt uitgelegd
aan de hand van nevenstaande afbeelding.
115
2
I t totaal
2
2
2
I t [A s]
I t smelt
t0
t1
t 2 t [ms]
prospectieve kortsluitstroom
stroom [kA]
Kapstroom patroon
t0
t1
t2
t [ms]
Op tijdstip t0 treedt de kortsluiting op. Wanneer er
geen beveiligingscomponent zou zijn geïnstalleerd,
zou de volledige prospectieve kortsluitstroom gaan
lopen (gestippelde lijn). Bij toepassing van een
patroon gebeurt het volgende:
Van t0 tot t1 wordt het smeltbandje als gevolg van de
kortsluitstroom heel snel opgewarmd. Op t1 smelt het
bandje en ontstaat er een boogontlading in de
patroon, waarna de stroom wordt gekapt. De hoeveelheid energie (I2 t) die nodig is om het bandje te doen
smelten wordt de I2 tsmelt (engels: I2 tpre-arcing) genoemd.
Dit is dus de energie tot aan t1 .
Op t1 wordt de stroom echter nog niet onderbroken.
De boogspanning van de boogontlading drukt de
stroom weliswaar snel naar nul, maar er loopt nog
enige stroom door de boogontlading. Zolang er
stroom loopt wordt er dus ook nog energie (I2 t) doorgelaten. De hoeveelheid doorgelaten energie van t1
116
2
2
tot t2 wordt I tboog (engels: I tarcing) genoemd. Pas bij t2
wordt de stroom onderbroken. De totale hoeveelheid
energie die van t0 tot t2 is doorgelaten wordt
2
2
2
2
I ttotaal (engels: I toperating) genoemd. I ttotaal is dus I t smelt
2
+ I tboog.
2
I ttotaal is afhankelijk van de bedrijfsspanning. Hoe hoger
2
de spanning, hoe hoger de I ttotaal.
2
2
In de I t-diagrammen kunt u de waarden voor I tsmelt en
2
I ttotaal aflezen volgens de volgende legenda:
2
I t totaal 400/690 V
2
I t totaal 230/400 V
2
I t smelt
117
tijd/stroomkarakteristiek van NH-mespatroon, Isodin
type gG, 500 V, 2 t/m 35 A
10 4
2
4
6
10
16
25 35
10 3
10 2
10 1
t (s)
10 0
10 -1
10 0
10 1
10 2
10 3
I p (A)
118
10 4
250
80
100
125
160
200
224
tijd/stroomkarakteristiek van NH-mespatroon, Isodin
type gG, 500 V, 50 t/m 250 A
50 63
10 3
10 2
10 1
t (s)
10 0
10 -1
10 1
I p (A)
119
10 2
10 3
10 4
10 4
1000
315
355
400
450
500
630
800
tijd/stroomkarakteristiek van NH-mespatroon, Isodin
type gG, 500 V, 315 t/m 1000 A
10 3
10 2
10 1
t (s)
10 0
10 -1
10 2
10 3
10 4
10 5
I p (A)
120
tijd/stroomkarakteristiek van NH-mespatroon, Isodin
type gG, 690V, 2 t/m 35 A
10 4
8
6
4
2
4
6
10
16
8
10 1
2
3
25 35
2
10 3
8
6
4
2
10 2
8
6
4
2
10 1
8
6
4
2
t (s)
10 0
8
6
4
2
-1
10
4
I p (A)
121
6
4
6
8
10
2
2
3
4
6
8
10
3
8
6
4
160
200
225
250
10 4
80
100
125
tijd/stroomkarakteristiek van NH-mespatroon, Isodin
type gG, 690V, 50 t/m 250 A
50 63
2
10 3
8
6
4
2
10 2
8
6
4
2
10 1
8
6
4
2
t (s)
10 0
8
6
4
2
10-1
4
I p (A)
6
8
10 2
2
3
4
6
8
10
3
2
3
4
6
8
10
122
4
tijd/stroomkarakteristiek van NH-mespatroon, Isodin
type gG, 690V, 315 t/m 500 A
8
6
4
2
10 4
315
355
400
450
500
10 5
8
6
4
2
10 3
8
6
4
2
10 2
8
6
4
2
10 1
8
6
4
2
t (s)
10 0
8
6
4
2
10-1
4
I p (A)
123
6
8
10 3
2
3
4
6
8
10
4
2
3
4
6
8
10
5
tijd/stroomkarakteristiek van NH-mespatroon, Isodin
type gF, 500 V, 10 t/m 35 A
10 4
8
6
4
10
16 25
35
2
10 3
8
6
4
2
10 2
8
6
4
2
10 1
8
6
4
2
t (s)
10 0
8
6
4
2
10-1
4
I p (A)
6
8
10 1
2
3
4
6
8
10
2
2
3
4
6
8
124
10
3
8
6
4
125
160
200
225
250
10 4
80
100
tijd/stroomkarakteristiek van NH-mespatroon, Isodin
type gF, 500 V, 50 t/m 250 A
50 63
2
10 3
8
6
4
2
10 2
8
6
4
2
10 1
8
6
4
2
t (s)
10 0
8
6
4
2
10-1
4
I p (A)
125
6
8
10 2
2
3
4
6
8
10
3
2
3
4
6
8
10
4
10 4
315
355
400
450
500
630
tijd/stroomkarakteristiek van NH-mespatroon, Isodin
type gF, 500 V, 315 t/m 630 A
8
6
4
2
10 3
8
6
4
2
10 2
8
6
4
2
10 1
8
6
4
2
t (s)
10 0
8
6
4
2
10-1
4
I p (A)
6
8
10 3
2
3
4
6
8
10
4
2
3
4
6
8 10 5
126
kapstroomkrommen van NH-mespatroon, Isodin
type gG, 500 V, 2 t/m 250 A
kapstroom (kA p ek )
10 3
i
8
6
4
3
2
10
2
8
Ip
6
250
224 200
160
125
100
80
63
50
40
35
25
√2
4
3
2
1
10
8
6
4
16
3
10
6
2
4
10
0
8
6
2
4
3
2
10
-1
10 0
2
3
4
6 8
10 1
2
3 4
6 8
10 2
2
kortsluitstroom Ip (kA eff )
127
kapstroomkrommen van NH-mespatroon, Isodin
type gG, 500 V, 315 t/m 1000 A
kapstroom (kA p ek )
10 3
i
8
6
4
3
2
10 2
1000
800
8
630
500
450
400
355
315
Ip
6
√2
4
3
2
101
8
6
4
3
2
10
0
8
6
4
3
2
10
-1
10 0
2
3
4
6 8
10 1
2
3 4
6 8
10 2
kortsluitstroom Ip (kA eff )
128
kapstroom (kA piek)
kapstroomkrommen van NH-mespatroon, Isodin
type gG, 690V, 2 t/m 250 A
10 3
8
6
4
3
2
10
2
8
6
4
3
250
200
160
2
125
100
80
63
50
35
25
101
8
√2
Ip
6
4
16
3
10
6
4
2
2
10 0
8
6
4
3
2
10 -1
10
-1
2
3
4
6 8
10 0
2
3 4
6 8
10 1
2
3
4
6
8
10 2
2
kortsluitstroom Ip (kA eff )
129
10 3
8
6
4
3
2
10 2
8
6
500
450
400
355
315
4
3
2
10
1
Ip
8
6
√2
kapstroom (kA piek)
kapstroomkrommen van NH-mespatroon, Isodin
type gG, 690V, 315 t/m 500 A
4
3
2
10 0
8
6
4
3
2
10 -1
10
-1
2
3
4
6 8
10 0
2
3 4
6 8
10 1
2
3
4
6
8
10 2
2
kortsluitstroom Ip (kA eff )
130
kapstroomkrommen van NH-mespatroon, Isodin
type gF, 500 V, 10 t/m 250 A
kapstroom (kA p ek )
10 3
i
8
6
4
3
2
10 2
8
6
4
250
225
200
160
125
100
80
63
50
35
25
3
2
1
10
8
Ip
6
16
√2
4
10
3
2
10
0
8
6
4
3
2
10 -1
10
-1
2
3
4
6 8
10 0
2
3 4
6 8
101
2
3
4
6
8
10 2
2
kortsluitstroom Ip (kA eff )
131
10 3
8
6
4
3
2
10 2
8
630
500
400/450
355
315
6
4
3
2
1
10
Ip
8
6
√2
kapstroom (kA piek)
kapstroomkrommen van NH-mespatroon, Isodin
type gF, 500 V, 315 t/m 630 A
4
3
2
0
10
8
6
4
3
2
10 -1
10
-1
2
3
4
6 8
0
10
2
3 4
6 8
10 1
2
3
4
6
8
10 2
2
kortsluitstroom Ip (kA eff )
132
I2t - karakteristiek van NH-mespatroon, Isodin
type gG, 500 V, 2 t/m 50 A
10
4
I2 t [A2s]
8
6
2
I t totaal 230/400 V
4
3
2
I t smelt
2
10
3
8
6
4
3
2
10
2
8
6
4
3
2
10
1
2
4
6
10
16
25
35
40
50
In [A] mespatroon
133
I2t - karakteristiek van NH-mespatroon, Isodin
type gG, 500 V, 63 t/m 250 A
10 6
I2 t [A2s]
8
6
2
I t totaal 230/400 V
4
3
2
I t smelt
2
10 5
8
6
4
3
2
10 4
8
6
4
3
2
10 3
63
80
100
125
160
200
224
250
In [A] mespatroon
134
I2t - karakteristiek van NH-mespatroon, Isodin
type gG, 500 V, 315 t/m 1000 A
I2 t [A2s]
10 7
8
6
2
I t totaal 230/400 V
4
3
2
I t smelt
2
10 6
8
6
4
3
2
10 5
8
6
4
3
2
10 4
315
355
400
450
500
630
800
1000
In [A] mespatroon
135
I2t - karakteristiek van NH-mespatroon, Isodin
type gG, 690 V, 2 t/m 100 A
I2 t [A2s]
10 5
8
6
2
I t totaal 400/690 V
4
2
3
I t totaal 230/400 V
2
2
I t smelt
10 4
8
6
4
3
2
10 3
8
6
4
3
2
10 2
8
6
4
3
2
10 1
8
6
4
3
2
10 0
2
4
6
10
16
25
35
50
63
80
100
In [A] mespatroon
136
I2t - karakteristiek van NH-mespatroon, Isodin
type gG, 690 V, 125 t/m 500 A
I2 t [A2s]
10 7
8
2
6
I t totaal 400/690 V
4
2
I t totaal 230/400 V
3
2
2
I t smelt
10 6
8
6
4
3
2
10 5
8
6
4
3
2
10 4
125
160
200
225
250
315
355
400
450
500
In [A] mespatroon
137
I2t - karakteristiek van NH-mespatroon, Isodin
type gF, 500 V, 10 t/m 160 A
I2 t [A2s]
10 5
8
6
2
I t totaal 230/400 V
4
3
2
I t smelt
2
10 4
8
6
4
3
2
10 3
8
6
4
3
2
10 2
10
16
25
35
50
63
80
100
125
160
In [A] mespatroon
138
I2t - karakteristiek van NH-mespatroon, Isodin
type gF, 500 V, 200 t/m 630 A
I2 t [A2s]
10 7
8
6
2
I t totaal 230/400 V
4
2
3
I t smelt
2
10 6
8
6
4
3
2
10 5
8
6
4
3
2
10 4
200
224
250
315
355
400
450
500
630
In [A] mespatroon
139
overzicht wattverliezen (W) NH-mespatronen Isodin, 500V, grootte 000-00-1-2-3-4
In patroon P5gG-000
[A]
2
3,9
4
1,5
6
1,6
10
1,1
16
1,8
25
2,4
35
3,0
40
3,4
50
3,9
63
4,7
80
5,7
100
6,7
125
160
200
224/225
250
315
355
400
450
500
630
800
1000
P5gF-000 P5gG-00
P5gF-00
1,7
2,7
3,6
3,5
5,5
6,6
7,3
7,7
8,4
10,6
9,6
12,5
P5gG-1
P5gF-1
3,5
6,3
5,1
6,2
7,1
8,7
11
11,7
14,5
15,9
19,7
5,9
6,7
7,4
9,7
11,6
14,9
18,2
18,2
19,6
P5gG-2
P5gF-2
P5gG-3
P5gF-3
P5gG-4
14
19,1
24
26,2
30,2
26,4
28,1
33,0
44
47,5
36,3
42,6
48,1
70
85
In patroon
[A]
2
4
6
10
16
25
35
40
50
63
80
100
125
160
200
224/225
250
315
355
400
450
500
630
800
1000
140
De wattverliezen zijn gemeten waarden bij volle belasting (In) in open lucht bij een omgevingstemperatuur van ca. 20°C,
nadat de eindtem2
peratuur was bereikt. Bij lagere belasting gaan de wattverliezen kwadratisch omlaag bijv. 50% belasting wordt (50) = 25% wattverlies.
100
overzicht wattverliezen (W)
NH-mespatronen Isodin 690V, grootte 00-1-2-3
In patroon
(A)
2
4
6
10
16
25
35
50
63
80
100
125
160
200
225
250
315
355
400
450
500
P851-00
P851-1
3,7
1,2
1,6
0,8
1,5
2,1
3,3
3,8
4,5
6,5
6,8
8,7
P851-2
P851-3
3,6
4,4
5,9
6,8
8,7
11,1
14,6
18,0
23,7
24,1
24,9
30,0
29,9
31,7
32,0
In patroon
(A)
2
4
6
10
16
25
35
50
63
80
100
125
160
200
225
250
315
355
400
450
500
De wattverliezen zijn gemeten waarden bij volle belasting (In) in open lucht
bij een omgevingstemperatuur van ca. 20°C, nadat de eindtemperatuur was
bereikt. Bij lagere belasting gaan de wattverliezen kwadratisch omlaag bijv.
2
50% belasting wordt (50) = 25% wattverlies.
100
maximale wattverliezen van
installatie-automaten volgens
NEN-EN-IEC 60898
Nominale
stroom In
(A)
Maximum wattverlies
per pool
(W)
In ≤ 10
10 < In ≤ 16
3,0
3,5
16 < In ≤ 25
4,5
25 < In ≤ 32
40 < In ≤ 50
6,0
7,5
9,0
50 < In ≤ 63
13,0
32 < In ≤ 40
141
UITSCHAKELKROMMEN INSTALLATIE-AUTOMAAT EN
AARDLEK-AUTOMAAT
I1 is de stroom waarbij de automaat nog niet mag
uitschakelen. I2 is de stroom waarbij de automaat wel
moet uitschakelen binnen gespecificeerde tijd.
120
60
l1 = 1.13 x ln .
l2= 1.45 x ln
40
20
10
6
uitschakeltijd
l minuten
4
2
1
40
seconden
20
10
6
4
2
1
0.6
0.4
0.2
B
C
D
0.1
0.06
0.04
0.02
0.01
1
1.5
2
3
4 5 6
8 10
veelvouden van de nominale stroom
15
20
30
142
wattverliezen en weerstand per pool van Holec
installatie-automaten
karakteristiek
In
wattverlies
B,C
B,C
B,C
B,C
B,C
B,C
B,C
B,C
B,C
6A
10 A
16 A
20 A
25 A
32 A
40 A
50 A
63 A
1,9
1,4
2,1
2,2
2,3
3,3
3,5
4,5
5,6
W
W
W
W
W
W
W
W
W
weerstand R
53 mΩ
14 mΩ
8 mΩ
5,5 mΩ
3,7 mΩ
3,2 mΩ
2,2 mΩ
1,8 mΩ
1,4 mΩ
de Alamat
Het standaardtype Alamat-schakelaar is 16 A/0,03 A
d.w.z. nominale stroom 16 A en nominale aardfoutstroom 30mA. Het is gebleken dat deze beveiliging
ideaal is voor algemeen gebruik. Bij keuze van Alamat
wordt aan de eisen van alle genoemde criteria voldaan.
143
Download