Lesbrief Tweede f as e v oor t gez e t o n d e rw i j s - H AV O/VW O SER IE: ARCHE O L O G IE T ITEL: Bi j z o n d ere sc h a tte n Antwoorden BIJZONDERE SCHATTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE 1. 2. 3. 4. 5. 6. - In de Monumentenwet is bepaald dat bij de aanleg van land in zee onderzoek gedaan moet worden naar historische objecten in de bodem. - Archeologisch onderzoek maakt deel uit van de milieueffectrapportage. Dit wettelijk verplichte onderzoek beschrijft de gevolgen van Maasvlakte 2 voor het milieu en de omgeving. Een archeoloog is een wetenschapper die aan de hand van materiaal dat mensen hebben achtergelaten, probeert meer te weten te komen over het verleden van mens en cultuur. - Paleontoloog (leven op aarde). Een wetenschapper die de ontwikkeling van het leven op aarde, op basis van fossielen of sporen van organismen bestudeert. - Historicus (geschiedenis). Een wetenschapper die de geschiedenis onderzoekt en beschrijft. - Geoloog (aarde). Een wetenschapper die de aarde, de geschiedenis van de aarde en processen die de aarde gevormd hebben bestudeert. Wolharige mammoet. Grottenhyena. 30.000 jaar geleden liepen er mammoeten, hyena’s en vele andere diersoorten rond op de plek waar nu de Noordzee ligt. Tot ongeveer 12.000 jaar geleden was de Noordzee namelijk land. tot ongeveer 12.000 jaar geleden was de Noordzee land OPDRACHT 2 - SCHATGRAVEN IN DE HAVEN 7. Nergens ter wereld is zo diep onder water dit soort opgraving gedaan. OPDRACHT 3 - SCHATGRAVEN ONDER MAASVLAKTE 2 8. Scheepswrakken zijn bijzonder wanneer er bijvoorbeeld weinig vergelijkbare schepen bekend zijn, of wanneer het wrak unieke kenmerken heeft. Dat is in het geval van deze twee niet aan de orde. Wel is het zo dat alles ouder dan 50 jaar op zich archeologische waarde heeft, maar tegelijkertijd vallen de wrakken archeologisch gezien in de Nieuwe Tijd. Deze tijd wordt vooral door historici bestudeerd. OPDRACHT 4 - TERUG IN DE TIJD (GESCHIEDENIS) 9. 10. 11. Tijd van: Jagers en verzamelaars. Van 10.000 v. Chr. tot 5.300 v. Chr. Ongeveer 8000 voor Christus leefden er al mensen in het gebied waar nu de haven van Rotterdam ligt en waar Maasvlakte 2 wordt aangelegd. Ze leefden van jagen en het verzamelen van voedsel. Ze trokken rond en hadden geen vaste woonplaatsen. Vanaf circa 8.000 v. Chr. komt de landbouw op in het Midden Oosten. In Nederland gebeurt dat pas rond 5.300 v. Chr. Mensen die van landbouw leefden, woonden wel op een vaste plaats. Mensen gingen zich specialiseren in bepaalde werkzaamheden en er ontstonden steden. 1 Tweede f as e v oor t ge z e t o n d e rw i j s - H AV O/VW O SER IE : ARCHE O L OGIE TITEL: Bi j z o n d ere s c h a tte n Antwoor den OPDRACHT 5 - OP ZOEK NAAR GESCHIEDENIS 12. De wet beoogt het culturele erfgoed (en vooral het archeologische erfgoed) te beschermen. Aandacht voor cultuurhistorie bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt meestal als verrijking gezien. Een project krijgt meer identiteit door archeologische vondsten, landschapspatronen of historische gebouwen erin te verwerken. Als vanaf de start gekeken wordt naar aanwezigheid van cultuurhistorische waarden, kunnen deze waarden een positieve bijdrage leveren aan de planontwikkeling. Als te laat aan het licht komt dat er cultuurhistorische zaken belangrijk zijn, levert dat vaak juist vertraging op. Bodemverstoorders betalen archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen (principe verstoorder betaalt). De kosten voor noodzakelijke archeologische werkzaamheden komen ten laste van de initiatiefnemer tot de bodemverstorende activiteit. Archeologisch materiaal in de bodem is onvervangbaar en daarom kwetsbaar. En wat kwetsbaar is, moet beschermd worden. Door de toenemende druk op archeologisch erfgoed in Europa door natuurlijke processen, ondeskundig gebruik van het bodemarchief en ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening, was wettelijke verankering gewenst. OPDRACHT 6 - JONGE VONDSTEN (GESCHIEDENIS) 14. Op de Noordzee worden regelmatig explosieven uit de Tweede Wereldoorlog gevonden. Het gaat vaak om bommen die door geallieerde vliegtuigen boven zee afgeworpen zijn omdat ze hun doel in Duitsland niet konden vinden en niet in Engeland wilden landen met hun explosieven nog aan boord. De explosieven moesten op een veilige plek gedumpt worden. In zee dus. Omdat vliegen zonder bommen minder brandstof kost, gebeurde het lossen van de bommen zo snel mogelijk boven zee, dus dicht bij de Nederlandse kust. De bommen stammen uiteraard uit ‘de tijd van Wereldoorlogen’. Van 1900 tot 1950. De bommen maakten onderdeel uit van de Tweede Wereldoorlog en zijn dus exemplarisch voor deze tijd. De bommen die in 1942 op het Deense schip zijn gegooid, zijn afkomstig van Engelse bommenwerpers. Het schip werd als strategisch doelwit gezien. OPDRACHT 7 - HET ONTSTAAN VAN HET LANDSCHAP (AARDRIJKSKUNDE) 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. Natuurlandschap en Cultuurlandschap. Natuurlandschap. De mens had minder mogelijkheden om het landschap te vormen. Vierenhalf tot vijf miljard jaar oud. Glacialen (of ijstijden). Interglacialen. Holoceen. Het rivierenstelsel loopt door over het gebied waar nu de Noorzee ligt. De Noordzee bestaat niet. Er liggen ijskappen in Schotland, Noorwegen, Zweden en Denemarken/Noord-Duitsland. Engeland en Ierland liggen aan het Europese vasteland vast. Rivier B. Een meanderende rivier. Tot 9.000 v. Chr. werd het gebied gekenmerkt door een open steppevegetatie. Afzettingen en erosie Het landschap is gevormd door nieuwe lagen die in de tijd op elkaar zijn komen te liggen. Oude, lagere lagen werden afgedekt, door afzettingen die zijn achtergelaten door wind, water en ijs. Zo zijn oude lagen bijvoorbeeld bedekt met grind, zand of klei. Wind, water en ijs zorgen tevens voor erosie. Afzettingen door rivieren Veel zand en grind in de omgeving van Maasvlakte 2 is afgezet door rivieren. Vooral door de Rijn, maar ook door de Maas en de Schelde. De loop van de rivieren is steeds veranderd. 2 Tweede f as e v oor t ge z e t o n d e rw i j s - H AV O/VW O SER IE : ARCHE O L OGIE TITEL: Bi j z o n d ere s c h a tte n Antwoor den Tijdens de laatste ijstijd ging het zo: Elk voorjaar stond de dalvlakte vol water. Bij laag water stroomde het water in een paar geulen. Ieder jaar verlegden die geulen zich doordat er geen vegetatie was en zand en grind makkelijk eroderen. Uiteindelijk ontstond een gebied met daarin rivierlopen die zich vertakten. Deze vertakkende geulen verlegden zich bijna niet. Onder andere omdat het gebied begroeid was. Er vormde zich een delta. Opwarming De temperatuur steeg. Doordat de aarde opwarmde begonnen ijskappen te smelten. De zeespiegel steeg, waardoor de kustlijn steeds veranderde. Toen het klimaat echt warmer werd, ontstonden bossen en moerassen. Dat trok dieren aan. Deze dieren en planten maakten het voor de mens een aantrekkelijk leefgebied. Uiteindelijk ontstond een natte zoetwater delta, met een heel ander interessant dierenleven voor de mensen. De zeespiegel bleef stijgen en Engeland werd langzaam maar zeker een eiland. 25. Tot 9.000 v. Chr. werd het gebied gekenmerkt door een open steppevegetatie. Daarna komen er geleidelijk bossen en moerassen. Waar nu de Noordzee en de haven van Rotterdam liggen, lag 9.000 jaar geleden een rivierlandschap van de Rijn en de Maas. Er leefden veel planten en dieren. Dit warmere Nederland was het leefgebied voor jagers, vissers en verzamelaars. In de Midden-Steentijd trokken jagers en verzamelaars in kleine groepen rond door het landschap waarbij rivierduinen fijne plekken waren om tijdelijk te wonen. Op de rivierduinen waren ze veilig voor overstromingen van de rivieren. Het rivierduin waarop zij in die tijd leefden, ligt tegenwoordig op 20 meter diepte beneden NAP. De aangetroffen botresten zijn hele kleine deeltjes (kleiner dan 1 cm) verbrand en onverbrand dierlijk bot. Het onverbrande bot laat zien dat er dieren in deze omgeving hebben geleefd. Het verbrande bot is volgens onderzoekers het gevolg van menselijk handelen. Dit verbrande bot en houtskool, dat in de buurt gevonden is, laat zien dat hier mensen voedsel bereid hebben. Zoals het grillen van vlees. 3