(merk)bekendheid (spontaan/geholpen) = communicatiedoelstelling van een bedrijf (ook meetbaar) vb. naambekendheid, merkkennis en merkvoorkeur maken - spontaan (passief) : de consument kan het merk opnoemen (brand recall) vb. logo van Google of Apple - geholpen (actief) : de consument herkent het merk (brand recognition) vb. handtas zonder logo toch bij het merk kunnen plaatsen aankoopgedrag 1. complex koopgedrag: men gaat onderzoek doen naar een bepaald product en die vergelijken met zijn productgroep in prijs en specificaties, de betrokkenheid is hoog + aanzienlijke verschillen merken vb. Iphone 6 - Nexus 6 - Samsung Galaxy S6 2. variatiezoekend koopgedrag: de klant heeft behoefte aan variatie, betrokkenheid is matig en er zijn aanzienlijke verschillen tussen de merken vb. frisdrank: Cola of Ice Tea, gekozen naar goesting ≠ ontevredenheid 3. dissonantiereducrend koopgedrag: de consument is erg betrokken maar er zijn weinig merkverschillen + consument moet het gevoel behouden dat hij de juiste keuze gemaakt heeft anders = cognitieve dissonantie vb. handtas van Chanel in plaats van Dior 4. gewoontekoopgedrag: de consument is matig betrokken en er is nauwelijk merkverschil, consument koop het product omdat hij het herkent vb. in de supermarkt gaan shoppen aankoopproces (incl. fases) = welke stappen de aankoper maakt voor hij een aankoop doet aankooproutine = aankopen die met "hand" gebeuren zoals Marlboro kopen - deze is heel moeilijk om van buitenaf te doorbreken, zolang het product op dezelfde plaats blijft staan en de verpakking er hetzelfde uit blijft zien, zullen de kopers het op automatische piloot blijven kopen, zonder erbij na te denken - indien je hen voor elke aankoop letterlijk kunt wakker maken, zal men alternatieven niet zien staan acquisitie van klanten = nieuwe klanten aanwerven of het klantenbestand uitbreiden - koud: nieuwe klanten ongevraagd benaderen - warm: bij de bestaande (huidige) klanten producten en diensten aanbieden Adoptieproces: ”Het mentale proces vanaf het moment dat de consument voor het eerst van een nieuw product hoort tot de uiteindelijke acceptatie.” Bekendheid Kennismaking van de consument met het product. Interesse De consument gaat op zoek naar informatie. Evaluatie De consument overweegt het product te kopen of te proberen. Probeeraankoop De consument koopt of probeert het en kijkt of het bevalt. Adoptie De consument wordt een regelmatige gebruiker van het product. afromen van markt: een nieuw product op de markt plaatsen tegen een hoge prijs, wanneer het aantal kopers die er veel voor willen betalen vermindert, zal de prijs ook zakken (het is dus van korte duur) afschrijvingen & toewijzingen (context: bepalen vaste kosten bij budgetteren) - waardevermindering van vaste activa (machines) - als er een grote gevraagde hoeveelheid is maar weinig beschikbare hoeveelheid, wordt er een toewijzing gemaakt (verdeling) AIDA: - attention: de aandacht van de potentiële klant wordt getrokken - interest: interesse wordt bij de klant gewekt d.m.v. positieve elementen - desire: verlangen wordt bij de klant gewekt dus klant overtuigen - action: aankoop van een product waarmaken Ansoff = marketingmodel die groeistrategieën uitlegt - marktpenetratie = verkopen van bestaande producten op bestaande markten - om het huidige marktaandeel te vergroten - door: klanten stelen van concurrent of bestaande klanten meer aankopen laten doen - productontwikkeling = verkopen van nieuwe producten op bestaande markten - nieuwe producten vervangen oude producten of crossselling : kleine aanpassing van het product, wordt verkocht naast het bestaand product - marktontwikkeling = verkopen van bestaande producten op nieuwe markten om op nieuwe markten het bestaande product extra te verkopen - diversificatie = verkopen van nieuwe producten op nieuwe markten - veel risico's en weinig garantie op succes augmented product: naar de klant toegebracht = product dat het beste op maat van de klant past, deze onderscheidt zich op belangrijke plaatsen van de concurrentie B2B: Business-to-Business marketing = commercieel beheer van transacties tussen bedrijven (CRM, databases, datamining, direct marketing) B2C: Business-to-Consumer marketing = commercieel beheer van transacties tussen een bedrijf en privé-personen (positionering, merken, segmentenprofielen) BCG-portfolio/BCMatrix - Vasthouden (hold strategy) (star) - Oogsten (harvest strategy) (cash cow) - Desinvesteren (divest strategy) (dog) - Bouwen (build strategy) (question mark) bedrijfshiërarchie (CEO, kader, uitvoerend) CEO's of Chief Executive Officers ==> zij zijn de fysieke personen die "hoofdelijk en persoonlijk" de rechtspersoon "het bedrijf" vertegenwoordigen. Zij hebben als enige het recht om in naam van een bedrijf een handtekening op een contract of financiële transactie te zetten. Zij zijn diegenen die persoonlijk strafrechterlijk vervolgd worden als "het bedrijf" iets gedaan heeft dat in strijd is met de strafwet (vb. milieuovertreding, onrechtmatig ontslag, persmisdrijf, ...) Essentie van de opdracht van een CEO is "zorgen dat het bedrijf op termijn overleeft en daardoor alle direct belanghebbenden van een inkomen kan voorzien" Kaderfuncties ==> de functies waaraan de CEO's een deel van hun bevoegdheden delegeren zodat de kaders "in opdracht en voor externe verantwoordelijkheid van de CEO" binnen strakke afspraken en lijnen (zoals neergeschreven in periode-plannen) een deel van de bedrijfsleiding van de CEO's kunnen overnemen. Essentie van de opdracht van kaderleden is "zorgen dat alle problemen die het bedrijfsoverleven bedreigen tijdig opgelost of ideaal voorkomen worden terwijl alle kansen die kansen op bedrijfsoverleven verhogen tijdig en maximaal gegrepen worden). Uitvoerende functies ==> functie-houders moeten letterlijk door "het kader" uitgeschreven uitvoeringen zoals in arbeidscontract beschreven uitvoeren op de in het contract beschreven plaats en binnen in het contract beschreven tijdsbestek tegen een vaste, in het contract vastgelegde vergoeding. De essentie van de opdracht van uitvoerenden is "zo betrouwbaar, kostenefficiënt en vakkundig als mogelijk exact doen wat er gevraagd wordt". bedrijfsobjectieven: bedrijfsdoelen, die op de allereerste plaats komen bij een bedrijf in een bepaalde tijdspanne, het geeft richting voor alle bedrijfsbeslissingen Belanghebbenden: belanghebbenden zijn mensen die zich belanghebbend voelen bereik ⇐ ⇒ penetratie bereik - netto bereik = som van alle personen die bereikt worden via een bepaald medium - bruto bereik = het aantal personen dat verkregen wordt via een bepaald medium Besluitvormingsproces bij klanten 1. 2. 3. 4. hij erkent een behoefte bij zichzelf vervolgens gaat hij op zoek naar informatie heeft hij informatie gevonden, dan weegt hij de alternatieven tegen elkaar af vervolgens beslist hij wat hij gaat kopen, wat zich weer uit in consumentengedrag Black box: - marketingstimuli: 4 p's - andere prikkels: economisch, technologisch, cultureel, politiek = bijeenkomst van deze zaken in het hoofd van de consument = black box = hierin wordt alles omgezet in acties (keuze van winkel, tijdstip, het merk) Boston Portfolio (cows/dogs, ..) (zie BCG-matrix) briefing/debriefing - opdrachtgever legt de opdracht uit aan een team - men legt de opdracht uit aan de opdrachtgever (checken of het begrepen is) budget: = een actieplan in geld uitgedrukt voor maximale winstbepaling, best en worst case scenario's, men kan zien waar alle kosten naartoe gaan en waar nog op bespaard kan worden (sponsoring/alternatief) client-get-client: = trouwe klanten die via mond-aan-mond reclame andere klanten gaan aantrekken concurrentieniveaus - productvormconcurrentie: hierbij speelt er concurrentie tussen merken met dezelfde segmentatie in een bepaalde markt (gelijkaardig assortiment) - productcategorieconcurrentie: hierbij speelt er concurrentie tussen producten die gelijkaardige eigenschappen hebben (producten van dezelfde soort) - generieke concurrentie: hierbij speelt er concurrentie omdat bepaalde producten een identieke behoefte voorzien - budgetconcurrentie: hierbij speelt er concurrentie om het budget van de klant concurrentievoordeel: een product wordt aangeboden op een bepaalde markt die zich positief onderscheidt van andere producten (lagere prijzen, beter of meer aantrekkelijke kenmerken) core competences: : kern bekwaamheden -wat de “stiel” van uw opdracht gevend bedrijf draagt, wat uw bedrijf voorsprong geeft, wat uw bedrijf uitzonderlijk goed kan, waarvoor het in verhouding weinig moeite moet doen om snel goed resultaat neer te zetten - ook de “bekwaamheden” in uw eigen team die u meer dan anderen voor bepaalde dingen in bepaalde domeinen een voorspring biedt, dingen die iemand in je team goed kan, waarvoor die kennis en middelen heeft, contacten in uw netwerk die u in bepaalde domeinen voor bepaalde dingen een voorsprong geven core product/benefit: het primitief product + concept = doel van het product vb. een voorwerp om je haar bijeen te houden Cultural Differences: hoe observeren: de kennis hiervan is belangrijk om nieuwe kansen en bedreigingen bij te houden waar men op in kan spelen customer metrics: door middel van berekeningen klanttevredenheid meten customer profitability: de winstgevendheid die een klant bijdraagt aan jouw bedrijf customer value: het verschil tussen wat een consument van een product krijgt en wat hij ervoor moet betalen vb. massage voor 50 euro Digitale tijdperk: De wereld wordt gedigitaliseerd: alles wordt op de computer gezet, bewaard en bewerkt. Daarnaast is alles ook "e" dus via het internet zoals sociale media en e-commerce, online aankopen en tijdschriften. Hierdoor onstaan er fenomenen zoals big data, datamining maar ook privacy issues. - fenomeen “big data” (en datamining, privacy issues, ..) concept: de wereld verandert continu, er komen steeds meer mogelijkheden bij maar ook snellere verouderingen van niet alleen producten maar ook handboeken en vakkennis. Verandering accelereert naar toekomst toe en richting acceleratie kan elk moment min of meer ingrijpend veranderen. De enige optie is geïnformeerd blijven en permanent bijscholen. Direct Marketing: reclame maken voor producten door potentiële klanten direct en persoonlijk te benaderen directe & indirecte kosten (context: budgetteren projecten) - directe = hebben rechtstreeks met het productieproces te maken (uren arbeider) - indirect = hebben niet rechtstreeks met het productieproces te maken (marketing) Distributiekanalen: = kanalen die worden gebruikt om diensten of producten aan te bieden en af te leveren vb. de groothandel, detailhandel, magazijnen, transportmiddelen.. Doelgroepkeuze-opties (ongedif,dif, niche, micro): na de marktsegmentatie gaat men kiezen welke segmenten je wil bedienen (doelgroepen) - ongedifferentieerd = totale markt, geen segmenten, iedereen op dezelfde manier benaderen (lage kosten) - gedifferentieerd = verschillende segmenten, met iedere groep wordt rekening gehouden - niche = afgebakend, specifiek en bewerkbaar deel van een bepaalde markt, de potentiële klanten behoren tot een groep die erg specifiek beschreven werd - micro: 1 doelgroep Duurzaamheid/sustainability: Het idee achter duurzaamheid : totale kost en voetafdruk tegenover opbrengst en maatschappelijke winst. Dit heeft een impact op marketing want waarde wordt een complexer en meer multidisciplinair gegeven. Hierdoor moeten marketeerd steeds meer all-round geïnformeerd zijn. Zo onstaan nieuwe marketingdomeinen zoals ecologie en social profit. Omdat de productie steeds meer gestandardiseerd en geautomatiseerd wordt, worden zowel tewerkstelling als meerwaarde verplaatst naar dienstenmarketing. Early adopters: mensen die een product gebruiken voor de grote massa dat doet vb. Apple Watch Early majority: eerste groep mensen die het product gaat kopen ethiek: bij ethisch handelen gaat men actief proberen te handelen naargelang morele principes waarmee we het goede van het slechte onderscheiden, niks is helemaal goed of helemaal slecht expected product: verwacht product: alle aspecten van het product die de klant verwacht omdat ze bij een bepaald product horen, wat altijd in het aanbod van dit product zit export marketing: landen waaraan goederen en of diensten vanuit een bepaald land verkocht worden internationale marketing: bepaalde marketingprincipes op meerdere landen toepassen multinationale marketing: het beleid van een bedrijf wordt aangepast zodat aan de cultuur van een bepaalde land global marketing: mondiale marketing = men wil zoveel mogelijk uniformiteit daarom worden alle activiteiten gestandaardiseerd FAB-denkmodel: Features: kenmerken (van het product) Advantages: voordelen die uit deze kenmerken kunnen verder komen Benefits: 'probleemhouders' waarvoor dit voordeel een effectieve meerwaarde geeft Factoren die aankoopproces beïnvloeden: culturele, sociale, persoonlijke en psychologische factoren financial planning: het opmaken van een financieel plan hoe een bedrijf wil groeien en overleven de komende jaren om winst te kunnen maken GDPG-segmentatiemodel: totale markt in ≠ groepen verdelen - demografisch: leeftijd, inkomen, nationaliteit , burgelijke staat, gezinsgrootte - psychografisch: levensstijl en klassen - geografisch: regio - gedragscriteria: persoonlijke kenmerken, inkoopmethode, situatiefactoren Gedifferentieerde marketing: voor verschillende groepen zorgt men voor een ander aanbod geïntegreerde communicatie: men gaat meerdere kanalen gebruiken om een kernboodschap over te brengen (herhaaleffect) generic/generiek product: wat het product typeert, de eigenschappen van het product en de “generieke naam” waaronder men dit product zoekt Globalisering: = geografische en culturele afstanden zijn nu nauwelijks nog een probleem er vallen steeds meer grenzen weg: - politiek-legaal: handelsbarrières - praktisch: reizen, transport en communicatie - mentaal: adoptie van eten, producten, bouwstijlen uit andere landen - cultureel: adoptie van waarden, gewoonten en levenstijlen ==> impact op marketing: cross-border aan- en verkopen, concurrenten van buiten eigen markt, klanten van buiten eigen markt, internationaal geld- en ander transport, cross-border legale conflicten, verschillende moedertalen en verhoogd risico op misverstanden, .. Google Analytics: hier worden statistieken van een website verzameld (aantal bezoekers, gemiddeld doorgebrachte tijd op de website, aantal paginaweergaves) Heart, Head, Hand: - Heart: men koopt omdat men van je houdt vb. Apple - Head: men koopt omdat het de beste prijs-kwaliteitverhouding heeft vb. OnePlus One - Hand: een gewoonte, een aankooproutine, men staat er niet bij stil vb. Marlboro herpositioneren aanbod: men gaat nieuwe gebruiksmomenten creeëren voor nieuwe en bestaande klanten Hofstede: dimensies om cultuurverschillen te meten 1. 2. 3. 4. 5. Machtsafstand Individualisme vs. collectivisme Masculiniteit vs. femininiteit Onzekerheidsvermijding Lange termijn vs. korte termijn oriëntatie Innovators: groep mensen die als eerste iets proberen (product/dienst/idee) kaderpotentieel: mensen die leidinggevende functies uitvoeren klant: consument, iemand die iets koopt (dienst of product) bij een leverancier klantenloyaliteit: trouwe klanten die voor een gezonde groei zorgen vb. ze doen meer aankopen, blijven langer klant en trekken nieuwe klanten aan klantenpotentieel: klantenbereik voor een bepaald product, potentiële kopers Laggards: achterblijvers: het product gaat van de markt af en dit is de laatste groep mensen die dit product zal kopen vb. product in erg goede aanbieding Late majority: de grootste deel van de markt kent het product en koopt het lijnfunctie / staffunctie - lijnfunctie = zij maken beslissingen - staffunctie = zij geven advies voor beslissingen Macro-omgeving/DEPEST: demografische factoren: bevolking vb. vergrijzing economische factoren: vb. export, werkgelegenheid, werkloosheid, BNP sociaal-culturele factoren: cultuur en leefgewoonten vb. levensstijl (sporten of gezond eten), hoe men vrij tijd doorbrengt technologische factoren: ontwikkeling vb. Internet ecologische factoren: kenmerken van de fysieke omgeving vb. het weer, beschermde natuurgebieden politiek-juridische factoren: beslissingen van de overheid vb. invloed van overheid op bedrijven marketing: waarde, tevredenheid, klantrelaties maken en behouden door middel van een marketingplan marketing mix (4,7) marketing objectieven: marketingdoelen die je wil behalen, hoe wil men groeien, door middel van retentie of acquisitie? Marketing plan: 1. Uitgangspositie bepalen (briefing en debriefing) 2. Situatieanalyse uitvoeren 3. SWOT-analyse maken 4. Confrontatiematrix maken 5. Strategische opties bepalen en keuze maken 6. Segmentatie van de markt en bepalin van de targets 7. Positionering van het product 8. Marketingdoelstellingen 9. Marketingstrategie ontwikkelen 10. Marketinginstrumenten (P's) 11. Activiteitenplan en budget 12. Feedback en evaluatie (met leerpunten) Marketing proces: markt: groep mensen die een bepaalde product of dienst afnemen Marktbehoeften: marketeers moeten zich aanpassen aan de marktbehoeften Marktsysteem Maslow Meerwaarde: letterlijk MEER WAARDE Waarde is een emotioneel gegeven dat afhankelijk is van de houder, het moment en de omstandigeheden van waardebepaling. Waarde wordt ook beïnvloedt door omstandigheden zoals locatie en het bijzijn van bepaalde personen. Standaard wordt waarde uitgedrukt in ruilwaarde of tegenwaarde: - geldprijs - totale prijs (inspanningen, risico's, geld) - emotionele prijs er is een startpositie waarbij er een nulsituatie is van waarde Normaal gezien inversteer je geld, middelen en of emoties in het maken van iets dat je dan ruilt tegen een prijs/tegenwaarde die in ieder geval voor jou MEER waarde heeft dan het totaal van de investeringen die je in het productieproces “verloor”. merkpersoonlijkheid: een merk straalt een bepaalde persoonlijkheid uit die de consument aantrekt wanneer het feitelijke of gewenste zelfbeeld van de consument overeenstemt met het imago van het product Meso-omgeving/ belanghebbenden & betrokkenen: - klanten, concurrentie, leveranciers, marketingpersonen, publieksgroepen Micro-marketing: met deze aanpak richt een onderneming zich tot kleine groepen van klanten (vaak op basis van geografische en demografische kenmerken) - lokale marketing werkt met lokale groepen - individuele marketing werkt met behoeften van individuele consumenten Micro-omgeving/eigen bedrijf: hetgeen in het bedrijf zelf zit en wat het bedrijf van binnenuit succesvol maakt New Product Adoption: Nichesegment: een stuk van een markt die specifiek, afgebakend en bewerkbaar is (weinig concurrentie) omgevingsanalyse: DEPEST-model one-stop-shopping: alle producten bij één leverancier aankopen vb. voor alle kledij altijd in de Zara gaan shoppen Ongedifferentieerde marketing OTS - click-through-rate: het percentage bezoekers die op een bepaalde advertentie klikt P&L = winst- en verliesrekening = bedrijfsresultaten gedurende bepaalde periode perceptie = eigen gekleurde bril, gevormd door referentiekader, bepaalt hoe we gaan interpreteren (zintuigen) persoonlijke ethiek vs bedrijfsethiek: persoonlijke ethiek zijn de ethische keuzes die de persoon zelf maakt (afhankelijk van hoe zijn wereldbeeld gevormd werd) terwijl bedrijfsethiek bepaald is door de zaakvoerders, zij kozen zelf waarvoor zij wilden staan en de werknemers moeten deze in hun achterhoofd houden bij iedere beslissing die ze maken (marketeer - ethisch marketeer onthouden) plan (MKT, verk., Comm): hoe men iets wil bereiken in stappen Plannen: ordennen van wat bereikt moet worden planning circles PLC: Product Life Cycle: - introductie - groei - volwassenheid - neergang Porter 5 Forces: dient om winstpotentieel van een bedrijfstak of een markt te bepalen Porter generieke strategieën:1 van de 3 concurrentiestrategiën kiezen om stuck-in-the-middle voorkomen portfolio: aan de hand van een persoonlijke portfolio kan men vakmanschap aantonen, hier worden alle ervaringen, bevindingen en leerpunten bijgehouden POS: point of sale = standjes vanvoor in een supermarkt met proevertjes Positioneren: een product een bepaalde positie geven ten opzichte van de concurrentie PR: Public Relations: = iets in goed licht zetten (leidt tot acceptatie van een product of dienst) Prijsstrategie: welke strategie men gaat gebruiken om een prijs op een product te plakken vb. discount pricing Producten, diensten, belevingen (experiences) product = fysiek, leidt tot eigendom (maar 4 p's) vb. ring dienst = immaterieel, geen eigendom, onaantastbaar, heterogeen, onbederfelijk en ondeelbaar (3 extra p's) vb. bezoek aan een schoonheidsspecialiste experience = event die de klant beleeft vb. Dinsneyland Relatie: de verhouding tussen mensen - producten representativiteit: de mate waarin iets representatief is retentie van klanten: het vasthouden van klanten en hen stimuleren tot het maken van herhalingsaankopen ROI: Return On Investment rol distributie Ruil: de waarde van een product bepalen en de tegenwaarde in prijs waarbij men een ruilpartner kiest. vb. kaviaar in België = prijs veel hoger dan Oekraïne ruil/uitwisseling ⇐⇒ transactie ⇐⇒ relatie De ruil in praktijk is transactie: formulieren en documenten, logistiek, verpakking, installatie, gebruiksaanwijzing, betaling, rechten & plichten en andere contracten, … Daaruit ontstaat een relatie die men dient te onderhouden. Segmentatiecriteria - demografisch: leeftijd, inkomen, nationaliteit , burgelijke staat, gezinsgrootte - psychografisch: levensstijl en klassen - geografisch: regio - gedragscriteria: persoonlijke kenmerken, inkoopmethode, situatiefactoren skimming/uitdiepen: bij het uitdiepen van klanten gaat men het product op maat maken van een beperkt publiek SMART: specifiek meetbaar acceptabel realiseerbaar timing Social Profit marketing: maatschappelijke winst die gaat integraal naar maatschappij door middel van feelgood van de stakeholders, er ligt een focus op sponsors (de bedrijvensector) Social profit is sociale marketing, hierbij wordt commerciële concepten en technieken vanuit marketing toegepast om de maatschappij en de sociale sector te verbeteren. In social profit wordt er gewerkt met vrijwilligers, passieve en actieve sponsors. Daarnaast is social profit ook dienstenmarketing omdat: het marktaanbod is ontastbaar, de kennisen informatieverschil tussen leverancier en koper is groot,aankoop van de klant is sterk verbonden met zijn bevoel van zelfbekwaamheid. source of volume / source of business Stimulus-respons model STP (segmenteren – targetten – positioneren) segmenteren = opdelen naar actual product vraag = wat de klant van je product verwacht (de P's), = de markt wordt ingedeeld in groepen met verschillende behoeften, kenmerken of gedragingen. - demografisch: leeftijd, inkomen, nationaliteit , burgelijke staat, gezinsgrootte - psychografisch: levensstijl en klassen - geografisch: regio - gedragscriteria: persoonlijke kenmerken, inkoopmethode, situatiefactoren targetten = 1 actual product vraaggroep kiezen, op welke segmenten gaan we ons vooral richten, welke doelgroepen ga je benaderen positionering = door middel van 4 of 7 P's de perfecte passende actual product maken, manieren vinden om de doelgroep aan te trekken Strategie - tactiek: op elke manier je je doel gaat bereiken supply chain: hierbij wil men beheersen en optimaliseren van alle waardetoevoegende activiteiten, zowel processen als de samenwerking tussen leveranciers en afnemers, ook recycling SWOT/SWOP: interne - externe analyse synergie: acties die op meerdere vlakken opbrengen of voor ROI zorgen, eerste return is voor het doel maar de volgende returns zijn pure winst teamwerk: samen werken, de taakverdeling gebeurt op basis van wie wat het beste kan, iedereen draagt zijn steentje bij, men leert samenwerken met verschillende karakters Tevredenheid: de mate waarin iemand zich voldaan voelt over iets transactie: de uitwisseling van zaken tussen 2 of meer partijen die voor beide van waarde zijn = de ruil in praktijk (waarde van product vs tegenwaarde prijs + ruilpartner) vb. Dell verkoopt laptop aan klant X, klant X betaalt hier 700 euro voor uitdiepen van klanten = het product wordt aangepast aan een bepaald publiek (beperking), men gaat aan de noden van de doelgroep proberen te voldoen upgraden van klanten = meer klanten aantrekken door hen te stelen van de concurrentie USP: Unique Selling Proposition = uniek verkoopargument = uniek voordeel van je product waarmee het zich onderscheidt van de concurrentie vaste & variabele kosten (contect: budgetten) - vaste kosten veranderen niet in functie van het aantal geproduceerde producten - variabele kosten veranderen wel in functie van aantal geproduceerde producten verkopen: een dienst of een product aan een klant leveren, die je daarvoor betaalt visie-missie-bedrijfs- objectief/doelstelling - missie = een bedrijf definieert haar bestaansgrond, waarden en identitei - visie = beschrijft gewenste situatie op lange termijn - strategie = hoe visie (toekomstbeeld) bereikt zal worden - bedrijfsobjectief: doelen die een bedrijf wil bereiken W.W.Rostow vs K.Marx Waardeketen: = hulpmiddel voor het vaststellen van manieren om meer klantwaarde te kunnen leveren Why-How-Why Eerst vertelt men waarom, dan hoe en dan wat, op deze manier blijft men succesvol. assortiment (incl breedte/lengte): verzameling van producten, productgroepen, productvarianten en merken die door een productie- of handelsbedrijfs aangeboden worden - breedte: aantal verschillende productlijnen vb. warenhuis heeft een breed assortiment - lengte: totale hoeveelheid van verschillende producten discount pricing: hierbij gaat men een lagere prijs gebruiken dan de concurrentie discounters: winkels die producten voor een lagere prijs aanbieden dan traditionele winkels vb. Zeeman, Aldi, Lidl (versus Delhaize, GB) premium pricing: hierbij gaat men een hogere prijs gebruiken dan de concurrentie, op deze manier wil men hogere kwaliteitsperceptie bereiken directe distributie (home parties, dirct mail, .. flagshipstores, …): verkoop gebeurt zonder tussenpersonen, dus rechtstreeks tussen fabrikant/leverancier en consument exclusieve distributie: er is maar 1 distributeur per handelsgebied, voornamelijk bij luxe producten franchising: een contractuele samenwerking tussen een groothandel, een producent of een organisatie met dienstverlening en een onafhankelijke ondernemer (franchisenemer heeft het recht om de diensten of goederen onder dezelfde merk of naam te verkopen als franchisegever) Hypermarkt: een grote supermarkt waar je zowel food als non-food kan kopen vb. Carrefour Impulsgoederen: goederen die men aanschaft zonder uitgebreid beslissingproces vb. paraplu bij regen intensieve distributie: hierbij kiest men voor veel distributeurs “kosten” vs “waarde”: verschil? kortingen: met korting op een bepaald product betaal je een lagere prijs lijnextensie: in een bepaalde productgroep van een bepaald merk wordt een nieuwe variant gelanceerd loss leader: men gaat de producten aan zo een laag mogelijke prijs aanbieden waardoor de consument ook andere producten zal kopen merkpersoonlijkheid/merkidentiteit: beschrijving en of beleving van een merk waarbij karaktereigenschapen in acht genomen worden, men moet laten zien wie je zelf bent voor men kan laten zien wie je als merk bent aan de doelgroepen (waarden, doelen, sterke punten en passies) merkenstrategie: het beleid rond kenmerken, associaties en gevoelens verbonden aan een merk, men wil onderscheiding van de concurrentie en identificatie van klanten aan het merk PCC (People Content Context): mensen analyseren, de context van hun werk en de inhoud die zij willen maken of zoeken P&L: Profit and Loss: winst- en verlies RR paraplumerk (umbrella brand): één merk die verschillende producten op de markt brengt vb. Philips PLC (productlevenscyclus) preference goods: de klant heeft een voorkeur van merk maar wil weinig inspanningen leveren productkwaliteit: mate waarin een product goed of slecht is Productbeslissingen: - productkenmerken - verpakking, de etiketten, productondersteunende diensten - merkbeslissingen: naam, symbool, term, ontwerp die voor en merk gebruikt wordt om zich te onderscheiden Productlevenscyclus (PLC): fases die een product ondergaat Productniveaus/productlagen (Kotler 3, model 1e sem 5 - beide goed): 1. core product/benefit: basis product: een primitief product en het concept ervan (waarvoor het dient) 2. generic product: generiek product:wat het product typeert, de eigenschappen van het product en de “generieke naam” waaronder men dit product zoekt 3. expected product= verwacht product: alle aspecten van het product die de klant verwacht omdat ze bij een bepaald product horen, wat altijd in het aanbod van dit product zit 4. augmented product: aangevuld product: bijkomende factoren die een onderscheid maken tussen dit product en de concurrentie 5. potential product: potentieel product: hoe het product kan veranderen in de toekomst, wat het product kan worden zodat het meegroeit met de klant en tegelijkertijd verbeterd wordt voor zowel huidige als toekomstige klanten Productindelingen/productsoorten (convenience, …) - convenience goods: deze goederen worden vaak en onmiddelijk gekocht, men gaat amper vergelijken en amper inspanningen leveren - shopping goods: deze goederen worden minder vaak gekocht, de klant gaat zijn tijd geven aan het vergelijken van goederen (kwaliteit, prijs) - specialty goods: deze producten hebben unieke eigenschappen en een aantrekkelijke waarde, hiervoor gaat een klant veel inspanningen leveren productlijnbeslissingen= heeft te maken met lengte van een productgroep, dit zijn het aantal artikelen in een bepaalde productgroep prijselasticiteit= de gevraagde hoeveelheid zal veranderen indien de prijs van een product verandert prijsmethodes (algemene, 3): - kostprijs-plus-methode: de kosten worden geschat + winstopslag bovenop - break-evenprijszetting: hoeveel producten moet men verkopen om uit de kosten te komen? - de gangbare prijs van de marktleiders overnemen prijszetting (incl. factoren die van belang zijn bij prijszetting) = hoe de prijs bepaald wordt 1. waardepercentie van klanten of het prijsplafond 2. productkosten of prijsondergrens 3. overige overwegingen (zowel intern als extern): type markt, p's, concurrentie shopping goods: keuzegoederen: de consument is bereid om moeite te doen voor deze producten bij aanschaf vb. kleding Selectieve distributie: de producent kiest een beperkt aantal detaillisten die aan bepaalde kwaliteitseisen moeten voldoen zoals: locatie, het imago, deskundigheid v/h personeel en assortiment. vb. schoonheidsproducten shop-in-shop: Het creëren van een aparte plaats voor een aparte assortimentsgroep en doelgroep in een grotere winkel. shopping (run, fun, remote): in een shoppingcentrum gaan winkelen specialty goods: - producten met unieke kenmerken + sterke merkidentificatie - sterke merkenvoorkeur - de belangrijke groep kopers is bereid speciale inspanningen te maken vb. aankoop van een auto