IP01 Impuls nr 3 - UNETO

advertisement
IP01 Impuls nr 3
08-01-2007
16:09
Pagina 1
Katern voor scholing, her- en bijscholing
03
Een uitgave van Intech Elektro & ICT en OTIB
januari 2007
inHoud
1
Basiskennis
Van elektrolytbad
tot de wet van
Faraday
Van elektrolytbad tot
3
de wet van Faraday
Aardingsinstallaties,
beschermleidingen,
potentiaalvereffening (1)
We proberen inzichtelijk te maken wat we onder elektrische stroom verstaan.
Behalve over wat er gebeurt in een elektrolyt gaat het hier ook over de beweeglijkheid van ladingdragers, de driftsnelheid en de kracht in het elektrische veld.
Tot slot is er een uitleg van de wet van Faraday.
6
Fotowedstrijd
‘Zo moet het niet!’
6
Technologie Thuis
Nu!
Het begrip stroom stamt eigenlijk uit de
mechanica, om precies te zijn uit de hydraulica en pneumatiek, waar uit atomen of moleculen opgebouwde vloeistoffen bijvoorbeeld door een buis vloeien of stromen. In de
elektriciteitsleer richtte men zich bij de definitie van elektrische stroom op deze natuurkundige verschijnselen. Het gaat hier om ladingen die door een bepaald vlak stromen,
bijvoorbeeld door het vlak van de dwarsdoorsnede van een geleider. Welke soorten ladingdragers kennen we? In de eerste plaats
zijn het de elektronen in metalen, die zich
gemakkelijk laten verplaatsen, zoals wij al
weten. Dat betekent dat een bepaald aantal
deeltjes N met de lading q in een bepaalde
tijd ∆t door het oppervlak A gaat. Hiermee
luidt de definitie voor de elektrische stroom:
(1)
Laten we nu aannemen dat uitsluitend elektronen voorkomen als beweeglijke ladingdragers. Bij een stroomsterkte van I = 1 A treden in een tijdsbestek van ∆t = 1 s overeenkomstig vergelijking (1) N elektronen door
een denkbeeldig oppervlak A:
Van elektrolyt tot batterij
Bij beweeglijke ladingdragers kan het echter
ook om ionen gaan, die in een vloeistof
1. Ladingsstroming door ionenbeweging in een elektrolyt.
bewegen. Doen we bijvoorbeeld keukenzout
(NaCl) in water, dan valt dat uiteen in Na+ionen en Cl–-ionen. Die ionen die naar de
pluspool (anode) trekken, worden anionen
genoemd, en die in de richting van de minpool bewegen, heten kationen. In afbeelding
1 is een proef weergegeven, waarbij door
een elektrische spanning aan te leggen tussen de beide, in de elektrolyt gedompelde
elektroden een stroom loopt. De beweging
van de ionen wekt deze stroom op. De Na+ionen trekken naar rechts en de Cl–-ionen
naar links.
Aan de kathode ontvangen de Na+-ionen
steeds een elektron, ofwel de elektrode geeft
een elektron aan het Na+-ion af. Daarmee
wordt dit geneutraliseerd en het zet zich af
op de elektrode. In de loop van de tijd zet
zich een natriumlaag op de kathode af. We
noemen dit proces ‘galvaniseren’. Het Cl–-ion
geeft daarentegen een elektron af aan de
anode en wordt daardoor eveneens geneutraliseerd. Het stijgt dan als chloorgas naar
de oppervlakte van de vloeistof.
03 1
IP01 Impuls nr 3
08-01-2007
16:09
Pagina 2
Elektrolytbad
Soortgelijke processen als bij dit experiment spelen zich af in het binnenste van
een batterij. Dat is feitelijk een soort ‘elektronenpomp’ die de elektronen van de ene
kant (anode) naar de andere kant (kathode) transporteert. Met een stijgende batterijspanning U neemt niet alleen de kracht
toe die op de ladingdragers werkt, maar
ook de snelheid waarmee de ionen in de
vloeistof bewegen. Het proces in afbeelding 1 duurt net zo lang totdat alle ionen
zijn geneutraliseerd. We moeten nieuw
keukenzout in de vloeistof doen om de
ladingstroming niet tot stilstand te laten
komen – per slot van rekening is die aan
ladingdragers gebonden.
Wet van Faraday
rijspanning U opgewekte elektrische veld.
De ladingen stromen met een constante
snelheid v door het metaal of de vloeistof.
Dan geldt: ν ~ E. Deze evenredigheid
(daarvoor staat het teken ~ in de vergelijking) geeft het volgende weer: als de elektrische veldsterkte E toeneemt en daarmee
ook de kracht F, stromen de ladingdragers
sneller. Dat betekent dat hun snelheid ν
eveneens stijgt. Zowel de vloeistof als het
metaal bieden aan de ladingdragers een
bepaalde wrijvingsweerstand Bij geringe
weerstand stijgt de zogenoemde beweeglijkheid b van de ladingdragers (omgekeerd
evenredig). Er geldt:
Beweeglijkheid van de ladingdragers
Het voorbeeld ‘elektrolyt’ maakt inzichtelijk
waarom we over elektrische stroom spreken. Het gaat daarbij om niets anders dan
bewegende ladingen.
Dat ladingen in vloeistof of in metaal bewegen heeft te maken met de kracht F, die op
de ladingdragers wordt uitgeoefend. De
kracht F wordt door de elektrische veldsterkte E volgens de volgende vergelijking
opgewekt:
(2)
De rangschikking van de elektroden (vorm
en afstand) beïnvloedt het door de batte-
Daarbij is νp de snelheid van de positieve
ladingdragers en bp hun beweeglijkheid.
νn en bn hebben betrekking op de negatieve ladingdragers.
Zoals we weten zijn er in metalen slechts
negatieve ladingdragers, de elektronen. Bij
normale stroomsterkten bewegen de elektronen zich zeer langzaam in metalen
geleiders. De snelheid bedraagt daarin
meestal minder dan 1 mm/s. De elektronen kruipen als het ware door het metaal.
Je kunt je nu afvragen waarom in een
stroomkring, zoals in afbeelding 2, meteen
overal in de geleider stroom gaat lopen,
Michael Faraday
Michael Faraday werd op 22 september 1791 als zoon van
een goudsmid geboren in een voorstad van Londen. In overeenstemming met zijn afkomst en de beperkte financiële
middelen in zijn familie kreeg hij slechts een bescheiden
opleiding en leerde alleen lezen, schrijven en rekenen. Als
dertienjarige ging hij bij een boekbinder in de leer en maakte daarbij van de gelegenheid gebruik de beschikbare wetenschappelijke boeken te lezen. Hij had vooral aandacht voor
de elektriciteitsleer. Hij liet het echter niet bij lezen alleen,
maar probeerde de beschreven experimenten thuis met eenvoudige middelen uit te
voeren. Op die manier verwierf hij zich door zelfstudie de grondbeginselen van
natuurwetenschappelijke kennis, die hij door bezoek aan openbare voordrachten van
de Royal Institution van Groot-Brittannië nog uitbreidde. In 1813 solliciteerde hij
naar de functie van assistent bij de in die tijd beroemde chemicus Davy, kreeg de
baan en hield zich vervolgens bezig met diverse chemische onderzoeken. In 1821
werd hij hoofdinspecteur van de Royal Institution en in 1824 lid van de Royal
Society, in 1825 directeur van het laboratorium van de Royal Society en in 1827
zelfs professor in de chemie. Naast zijn chemische onderzoeken voerde hij vanaf
1820 uitgebreide natuurkundige experimenten en onderzoeken uit.
03 2
I
schakelaar
+
batterij
U
gloeilamp
–
2. Eenvoudige stroomkring die bestaat uit batterij,
leidingen, schakelaar en gloeilamp.
dus zonder vertraging.
Dat wordt veroorzaakt doordat alle elektronen zich bij het sluiten van de schakelaar
gelijkmatig in beweging zetten, zonder vertraging, zoals de wagons van een trein die
allemaal tegelijkertijd in beweging komen
als de locomotief begint te rijden. Met het
sluiten van de schakelaar in afbeelding 2
komen de elektronen in de gloeidraad van
de lamp meteen in beweging en de gloeidraad begint onmiddellijk op te warmen en
aansluitend op te lichten. In beweging
komen de elektronen door het elektrische
veld. Zodra de batterijspanning is aangelegd, stelt zich onmiddellijk in de geleider
het elektrische veld in, bijna met de lichtsnelheid. Door de kracht die dan op de
ladingdragers wordt uitgeoefend, ontstaat
de beweging van deze ladingdragers.
Wet van Faraday
Nog even terug naar het elektrolytbad
waarmee we, zoals reeds beschreven, door
galvaniseren een metalen laag kunnen maken (bijvoorbeeld verzinken). De eerste
experimenten en onderzoekingen op dit gebied zijn uitgevoerd door Michael Faraday.
De naar hem genoemde wet van Faraday
maakt het mogelijk galvanische berekeningen uit te voeren. De wet luidt:
(3)
c F = Faraday-constante
(c F = 96,494 • 106 C/kg)
zi = ladingsgetal van het ion, ook als
valentie aangeduid (bijvoorbeeld 1 bij Cl–
of 2 bij Cu++)
Ar = relatief atoomgewicht (geeft aan met
welke factor een element zwaarder is dan
een waterstofatoom, hieruit kan het periodiek systeem van de chemische elementen
worden afgeleid)
IP01 Impuls nr 3
08-01-2007
16:09
Pagina 3
aardingsinstallaties
∆m = massa die zich bij het galvaniseren
afzet.
Laten we hierbij het volgende voorbeeld
nemen: we willen een geleidend voorwerp
met een koperlaag bekleden. Deze koperlaag moet een totale massa van ∆m = 1,2 g
krijgen.
Welke stroom moeten we laten lopen opdat
het laagje na ∆t = 2 h aangebracht moet
zijn (koper: Ar = 63,6 ; zi = 2)? We stellen met (3) op:
beschermingsleidingen
potentiaalvereffening
Een moderne toepassing
Het omgekeerde proces van galvaniseren heet elektrolyse. Hierbij zet zich dus geen
materiaal aan de elektrode af, maar lost de elektrode, die zich in een elektrolyt
bevindt, zich op door de ladingsstroming. Ook aan dit proces ligt vergelijking (3)
ten grondslag.
We illustreren dit met een actueel voorbeeld. De Koreaanse firma Samsung bracht
enige tijd terug een wasmachine op de markt met het gepatenteerde ‘Silver Nano
Health’ systeem. Hierbij worden zilverionen (Ar = 107,8682; zi = 1) bij de wasen spoelcyclus door elektrolyse vrijgemaakt. (Hierbij worden bacteriën en schimmels al bij lage watertemperaturen gedood.) De beide uit hoogwaardig zilver
bestaande plaatjes wegen bij elkaar 15 g en zijn goed voor 3.000 wasbeurten. Per
wasbeurt wordt dus 5 mg vrijgegeven, waarbij een stroom in het mA-gebied ligt
(een nauwkeuriger waarde konden we niet te weten komen; we gaan hierbij uit van
50 mA). Nu kunnen we met vergelijking (3) berekenen hoe lang het proces duurt
(bij hogere stroom gaat het nog sneller):
We moeten dus 2 uur lang een stroom van
I = 0,5 A laten lopen, om de kathode met
een koperlaagje met een massa van ∆m
=1,2 g te bedekken. Als zout, dat men
voor het verkoperen in het water oplost,
zodat een hiermee passende elektrolyt ontstaat, kan men bijvoorbeeld kopersulfaat
(CuSO4) gebruiken.
Elektrotechniek
Aardingsinstallaties, beschermingsleidingen,
potentiaalvereffening (1)
Zonder aarding is een veilige werking van de openbare, elektrische energievoorziening niet mogelijk. Beschermingsleidingen (PE/PEN) en potentiaalvereffening zorgen voor aanvullende veiligheid in de installatie van verbruikers.
Openbare laagspanningsnetten worden uitgevoerd als TN- of TT-stelsel. De afkorting T
staat voor Terra (Latijn voor aarde).
• de eerste T betekent: het sterpunt van
het voedingssysteem (generator, nettransformator) is geaard;
• de tweede T betekent dat de metalen
gestellen (geleidende behuizingen) van
de elektrische installatie zijn geaard.
In het TN- en in het TT-stelsel bestaat dus
tussen de aarde en een actief deel (in de
regel het sterpunt van de voedende generator of transformator) een directe verbinding. In TT-stelsels hebben bovendien de
metalen gestellen, dat wil zeggen de geleidende behuizingen van de motoren, transformatoren en verbruikende toestellen een
aardverbinding (afbeelding 1). Er wordt
gestreefd naar zo laag mogelijke overgangsweerstanden tussen aardelektroden
en aarde.
De aardverspreidingsweerstand
Een aardelektrode bestaat uit:
• Een of meer, meestal loodrecht in de
aardbodem gedreven, gegalvaniseerde
stalen staven (staafvormige- of diepteaardelektrode) of uit
• Horizontaal in de aardbodem, in bijvoorbeeld op 60 cm diepte, straalvormig of
ringvormig gelegde gegalvaniseerde
staalband (bandvormige aardelektrode).
De bekendste bandvormige aardelektrode
is (in Duitsland) de fundatieaarding (vaak
30 x 3,5 mm staalband) die bij het optrekken van het gebouw in de fundatiebalken
wordt ingebed. Deze wordt zo mogelijk als
gesloten ring uitgevoerd en staat indirect
(via de fundatie) met de aarde in verbinding.
De overgangsweerstand van een aardelektrode wordt des te kleiner naarmate het
contactoppervlak met de omliggende aarde
eromheen groter is en naarmate het elektrisch geleidend vermogen van de aarde
groter is. Leemgrond heeft bijvoorbeeld een
03 3
IP01 Impuls nr 3
08-01-2007
16:09
Pagina 4
aardingsinstallaties
groter elektrisch geleidend vermogen dan
zandgrond.
Wat de aardverspreidingsweerstand precies
voorstelt kan het beste met een staafvormige aardelektrode inzichtelijk worden gemaakt (afbeelding 2). De stroom I, bijvoorbeeld een foutstroom, komt in de staafvormige aardelektrode binnen en stroomt door
beschermingsleidingen
het contactoppervlak ervan met de grond
naar de aarde. Hoe verder de afzonderlijke
‘stroomdraden’ van de aardelektrode zich
verwijderen, des te groter is de door de
totale stroom gebruikte doorsnede van de
geleider (hier door de aarde gevormd). De
toename van de doorsnede wordt verduidelijkt door de stippellijntjes die ideële (denk1. Sterpuntsaarding in
het
TN-
en
TT-stelsel
en
potentiaalvereffening
beeldige) schalen of kommen in de aarde
aangeven, die om de aardelektrode heen
liggen. De lengte van de stippellijnen
neemt van schaal tot schaal toe. Dit betekent dat de aarddoorsnede bij elke schaal
toeneemt. Met elke schaal neemt daardoor
weliswaar de weerstand van de geleider
‘aarde’ toe, maar de weerstandstoename
daalt echter met elke verder weggelegen
schaal overeenkomstig de weerstandsformule.
aarding van elektrische
verbruikstoestellen in
het
TT-stelsel.
2. Staafvormige aardelektrode waar een elektrische stroom door
vloeit.
De lengte l komt in dit geval overeen met
de afstand tussen twee schalen en de doorsnede A met de gemiddelde doorsnede van
een schaal. Vanaf een bepaalde afstand
van de aardelektrode is de doorsnede van
de schaal A zeer groot en wordt elke verdere weerstandstoename verwaarloosbaar
klein. We kunnen de grond tussen twee
schalen als zeer veel parallel geschakelde
weerstanden zien. De totale elektrische
weerstand tussen de aardelektrode en dit
gebied van de aarde (ook wel ‘verre aarde’
genoemd) wordt aardverspreidingsweerstand R A genoemd. Het is de som van de
weerstanden die elke opeenvolgende ‘aardschil’ aan de stroom biedt. Omdat in deze
optelling de termen steeds kleiner worden,
levert dat een eindige waarde op. De ervaring leert dat bij een afzonderlijke aardelektrode in een goed geleidende, homogene
(gelijkmatige) aarde en zonder beïnvloeding door vreemde, geleidende systemen
(bijvoorbeeld waterleidingbuizen) dit gebied op een (horizontale) afstand van de
aardelektrode begint, die overeenkomt met
ongeveer 2,5 maal de lengte (diepte) van
de aardelektrode.
3. Aardsluitstroom in
het
TN-
en
TT-stelsel.
De sterpuntsaarding in het TN- en
TT-stelsel
In netten met geaard sterpunt voeren de
fasegeleiders L1, L2 en L3 spanning ten
opzichte van aarde, bijvoorbeeld: U0 =
230 V in de openbare stroomvoorziening
met 230 V/400 V en 50 Hz.
Bij het aanraken van een fasegeleider overbrugt daardoor een mens, die op een goed
geleidende ondergrond staat, bij benadering dit potentiaalverschil. Bij aardsluiting
van een fasegeleider waarborgt de sterpuntsaarding het terugvoeren van de fout-
03 4
IP01 Impuls nr 3
08-01-2007
16:09
Pagina 5
aardingsinstallaties
beschermingsleidingen
potentiaalvereffening
Een vraagstuk bij het thema
Vraag: De metalen gestellen van verbruikerstoestellen zijn in
het TN-stelsel direct of indirect met de PEN van het net verbonden (afbeelding). Bij dit stelsel vormt de fundatieaarding
ook een weg voor bedrijfsstromen naar de aarde. Hoe komen
de bedrijfsstromen tot stand?
Oplossing: De bedrijfsstromen naar aarde komen tot stand
doordat op het punt (Z) in de afbeelding een verbinding tussen N/PEN en de aardelektrode (fundatieaarding) bestaat. Bij
verbruikende toestellen, waarvan de wikkelingen/weerstanden met de nulleider in verbinding staan (bijvoorbeeld alle
verbruikende toestellen voor 230 V AC) en die het draaistroomsysteem asymmetrisch belasten, stroomt daardoor de
‘retourstroom’ over de nulleider naar de PEN. Op het punt (Z)
vertakt de stroom zich. Een deel stroomt direct over de PEN Aarding in het TN-stelsel.
naar het sterpunt van de transformator, een ander deel over de
fundatieaarding naar aarde en over de sterpuntsaarding (bedrijfsaarding) naar het sterpunt van de transformator. De vertakking
bij punt (Z) heeft plaats volgens de wetten van de parallelschakeling (over het traject met de laagste weerstand loopt de grootste stroom) De motor (1) belast het draaistroomnet (over het algemeen) symmetrisch. De motor zorgt niet voor een bedrijfsstroom over N/PEN en de fundatieaarding. Het verbruikende toestel (2) belast het draaistroomnet asymmetrisch en levert ook een
stroom via de fundatieaarding op.
stroom door de aarde (afbeelding 3). Aan
de hand van een aardsluitstroom kan het
isolatiedefect worden vastgesteld, en de
stroomketen die een fout bevat, kan bijvoorbeeld door een aardlekbeveiliging
(aardlekautomaat) onmiddellijk van het
voedende net worden gescheiden.
Op het eerste gezicht heeft de sterpuntsaarding echter ook een nadeel, want blijkbaar komt de gesloten foutstroomketen pas
tot stand door de aarding, en zonder aarding bleven de fasegeleiders L1, L2, L3
ogenschijnlijk ook potentiaalvrij ten opzichte van de aarde. Dit vermoeden geldt
helaas slechts voor netten met een beperkte omvang, want ook zonder sterpuntsaarding bestaat een koppeling van de fasen
met de aarde. Daarvoor zorgen de onvermijdelijke geleidercapaciteiten (afbeelding
4). Elke fasegeleider vormt met de aarde
en de daartussen liggende isolatie (pvc,
lucht, et cetera) in principe een condensator. Hoe langer en hoe meer vertakt de distributiekabels zijn, des te groter is de geleidercapaciteit en des te laagohmiger de
capacitieve koppeling, respectievelijk de
capacitieve blindweerstand.
In het openbare distributienet ondersteunen
talloze stroomketens dit effect in de aangesloten huisinstallaties, waarin de fasegeleiders praktisch uitwaaieren. De stromen iL1,
iL2, iL3 in afbeelding 4 staan voor de
momentele waarden – niet voor effectieve
waarden – van de (capacitieve) geleiderstromen naar de aarde. De weergegeven
stroomrichtingen gelden voor een bepaald
tijdstip binnen de 50 Hz periode van het
draaistroomsysteem. De kabel capaciteiten
zorgen in de bodem gezamenlijk voor een
tweede, extra sterpunt met dezelfde potentiaal als het (eerste) sterpunt van de
stroombron. De beide spanningsmeters (1)
en (2) met digitale uitlezing geven daarom
dezelfde spanningswaarde aan.
Ook bij een ontbrekende sterpuntsaarding
voert daarom iedere fasegeleider een spanning ten opzichte van aarde – ook bij een
draaistroomnet dat intact is. Daar komt nog
een nadeel bij: de koppeling met de aarde
is minder vast dan bij een directe laagohmige aarding. Bij een volkomen aardsluiting van een fasegeleider neemt de
spanning van de andere geleiders ten
opzichte van aarde toe naar die van de lijnspanning, bij een laagspanningsnet dus in
de richting van 400 V.
(wordt vervolgd).
4. Capacitieve koppeling
van de netgeleider met
aarde bij ongeaard
(geïsoleerd) sterpunt.
03 5
IP01 Impuls nr 3
08-01-2007
16:09
Pagina 6
fotowedstrijd
technologie thuis nu!
Fotowedstrijd ‘Zo moet het niet!’
Kabel zonder mantel: commentaar overbodig.
Onder het motto 'Zo moet het
niet', gaat Intech Elektro en ICT
op zoek naar foto's van slecht
of foutief uitgevoerde installaties. Inzenders van wie de
foto’s worden geplaatst in
Intech, kunnen rekenen op een
technisch handboek van Isso
Doe-het-zelven met een trekkoord.
Beveiliging?
ter waarde van maar liefst 245 euro. Het
handboek bestaat uit twee delen en bevat
ruim 1.400 pagina's aan technische kennis. Vermeld alstublieft kort en bondig
welke fout(en) te zien zijn op de foto en
uiteraard ook uw naam en adres.
Mail of stuur de foto's naar:
Redactie Intech Elektro en ICT
‘Zo moet het niet’
[email protected]
Postbus 188
2700 AD Zoetermeer
Prijswinnaar januari
De heer Visser van Verkerk Inspectie uit
Zwijndrecht is deze maand de winnaar van
de fotowedstrijd. Hij ontvangt het
Handboek Installatietechniek van Isso. Van
harte gefeliciteerd!
Slimme technische oplossingen in project:
Technologie Thuis Nu!
Het zal u niet ontgaan zijn dat de Nederlandse samenleving vergrijst. De
mensen uit de babyboomgeneratie zijn inmiddels met (pré)pensioen en zij
bereiken, vaak nog zeer gezond, een hoge leeftijd. Mensen uit deze groep
zijn, vergeleken met hun ouders, beter opgeleid en zeer welvarend. Het
spreekt dan ook voor zich dat zij veel invloed zullen hebben op alle sectoren in de economie, dus ook op de woningbouw.
Een belangrijk gevolg van de vergrijzing op
het gebied van wonen en zorg is dat mensen langer zelfstandig blijven wonen, en
dat er steeds meer tussenvormen ontstaan
tussen volledig zelfstandig wonen en
wonen in een verzorgingshuis.
Otib is ervan overtuigd dat de installatiebranche kan bijdragen aan het langer zelfstandig blijven wonen van al deze mensen.
Samen met de Hogeschool Utrecht en
Uneto-VNI voeren wij dan ook het project
Technologie Thuis Nu! (TTN!) uit. Vanuit de
03 6
hogeschool wordt de ‘zorg’-kant onderzocht: welke voorzieningen zijn nodig in
een woning voor mensen uit deze doelgroep, en hoe functioneren deze oplossingen in de praktijk. De installatiebranche
zorgt voor de technische invulling: het aanbrengen van slimme technische oplossingen in de woning. En in een woning komt
alle installatietechniek voor, dus in het project is er aandacht voor E, ICT, W én S. De
kennis die wij hierbij verzamelen, zal verwerkt worden in opleidingen en cursussen
voor medewerkers op alle niveaus.
In het Intechnium gebouw worden voor
TTN! drie woningen gebouwd: de eerste
woning is gericht op ‘comfort en veiligheid’, gecombineerd met voorzieningen
voor mensen met een visuele handicap. De
andere woningen richten zich op mensen
met longaandoeningen, bewegingsaandoeningen en mensen met (een lichte vorm
van) dementie. De woningen worden
gebouwd alsof er echt in kan worden
gewoond: inrichting, bouwwijze en techniek kunnen zo worden beproefd. Verder
zijn de woningen straks zeer geschikt voor
gebruik bij trainingen en voor voorlichtingsdoeleinden.
Al met al is Technologie Thuis Nu! een
uniek project: heeft u ooit een demonstratiewoning gezien waar u écht in kon
wonen?
Download