18 3 BoekOmslagDEF:252x373 08-10-2009 14:57 Pagina 1 148,5 8 18 8 148,5 3 18 18 18 3 3 T (055) 539 20 17 F (055) 539 29 38 E [email protected] www.politieacademie.nl Overleven onder een andere orde Oude Apeldoornseweg 41-45 7333 NR Apeldoorn Postbus 834 7301 BB Apeldoorn 210 Overleven onder een andere orde 210 Een historisch onderzoek in twee delen. Jan Struijs, commissaris van politie, geeft in dit persoonlijke verslag een indrukwekkend sfeerbeeld van verschuivende morele normen en waarden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het eerste deel van het boek draagt de titel van een krantenberichtje uit oktober 1944: ‘op de vlucht doodgeschoten’. Het tweede deel geeft de zakelijke kant van het onderzoek weer. Onderzoekers van formaat geven hun visie over het onderzoek en plaatsen het in een tijdskader. 3 3 18 18 18 3 148,5 8 18 8 148,5 3 18 Overleven onder een andere orde Eindredactie: Jan Struijs Verantwoording Dit is een uitgave van de Politieacademie. Dit boek heeft twee doelstellingen: • informeren van de nabestaanden en betrokkenen over de vermoedelijke oorzaak, omstandigheden en aanleiding van de aanslag op 27 oktober 1944 in Vlaardingen; • als leercasus voor de Politieacademie: ‘hoe ga je als politiemedewerker om met je morele professionaliteit in bijzondere omstandigheden’. Alle mensen die hebben meegewerkt aan deze uitgave hebben dit gedaan op basis van vrijwilligheid zonder enige geldelijke vergoeding. Hun motivatie was om vanuit maatschappelijke betrokkenheid de verhalen vast te leggen van een generatie, die getuige is geweest van een indrukwekkend periode in onze geschiedenis. Het is van het grootste belang dat wij hier van leren en voortgaan. Centraal in dit boek staat het verhaal “Op de vlucht doodgeschoten?”. Dit is een verhalend verslag van de 59 getuigenissen van nabestaanden van de slachtoffers, oudpolitiemensen, leden van het verzet en andere betrokkenen. Ook is voor het verhaal gebruik gemaakt van feitelijke gegevens uit archieven. Rondom dit verhaal geven diverse experts hun reflectie op het onderzoek. Aan dit boek kunnen geen juridische rechten worden ontleend. De verklaringen en bevindingen van de experts dienen alleen ten behoeve van deze rapportage en mogen op geen enkele andere wijze worden gebruikt. Colofon Eindredactie: Jan Struijs Uitgever: Politieacademie Vormgeving: Xtens Apeldoorn Drukwerk: Artoos, Rijswijk Productiebegeleiding: Communicatie & Marketing, Politieacademie Oplage: 600 exemplaren 4 Overleven onder een andere orde Aan de totstandkoming van dit boek werkten mee: A. van de Akker R. van de Akker J. Anderson A. Assenberg-Sluijter S.J. van Berkel-Stenis G. Boink D. Borsboom T. Bruinsma G. van Dartelen C. van Dijk jr. J. van Dijk S. Dikken-Mulder E. van Driel F. Ensel L. de Groot C. Hofman-Hartog P.M. Hoos B. Hoogenboom J. v.d. Hor M. en E. Huis J. Kamp J. Keijzerwaard B. Koevermans van Beieren K. Kornaat M. van der Lande K. de Lange-v.d. Wagt R. Lips van Dijk H. J. Luth C. van de Meeberg-Struijs J. Meyer P. Moree K. Reedijk van der Wagt F. van Riet G. van Rijswijk M. van Rossum H. Schaar J. Schreuder De familie Smit L. Strijdhorst De familie Struijs T. van der Struis W. Struijs B. van Toor P.W. Tops H. van Velzen-Hoos A. van der Wagt D. van der Wagt G. van der Wagt H. van der Wagt K. van der Wagt S. van der Wagt G. Werner P. Westerman C. Wind En nog vele andere personen uit Vlaardingen Ook dank aan de volgende instanties: Historische Kring Haaksbergen Nationaal Archief Nederlands Instituut Militaire Historie Nederlands Instituut Oorlogs Documentatie Nederlandse Rode Kruis Redactie Groot Vlaardingen Stadsarchief Vlaardingen Stichting Geuzenverzet 1940-1945 Westlands Archief Deel 1 5 Voorwoord De Politieacademie gaat een nieuwe koers varen. Onderzoek, Kennis en Ontwikkeling zullen belangrijke elementen zijn voor het fundament van goed onderwijs. De kernvraag die wij ons zelf te weinig stellen is: Wat leert de geschiedenis ons en hoe vertalen we dit naar onze huidige maatschappij? De Politieacademie krijgt te maken met studenten met een grotere mate van zelfstandigheid. Tegelijkertijd vraagt het huidige politiewerk ook steeds vaker om medewerkers die in staat zijn zelfstandig als professional te opereren in het brandpunt van de maatschappelijke ontwikkelingen. Prof. dr. Pieter Tops In een frontlinie organisatie is het van groot belang dat het stimuleren van reflectie en onderlinge dialoog tussen medewerkers een prominente plaats krijgt. De studenten binnen de Politieacademie moet de ruimte hebben om oog te krijgen voor de kwetsbaarheden van de maatschappij vanuit een geschiedkundig perspectief. Hiermee richt je hun persoonlijke morele kompas en vergroot je de kwaliteit van hun optreden als er grenzen worden overschreden. De kern daarvan wordt gevormd door het versterken van het vermogen van studenten om zelfstandig tot afgewogen keuzes te komen en zich daarover te verantwoorden in een complexe maatschappelijke en politieke context. 6 Overleven onder een andere orde In de politie organisatie is permanente reflectie en dialoog noodzakelijk over de betekenis van de waarden van de politie in de praktijk. De opbrengsten hiervan bieden in de vorm van moresprudentie referentiepunten voor de professionals. Wat heeft de politie geleerd van zijn verleden. Hoe ging de politie en zijn burgers om met zijn morele dilemma’s in een bijzondere periode als de tweede wereldoorlog? De politie heeft zich na de tweede wereldoorlog ontwikkeld van een gesloten instrumentele organisatie naar een organisatie die openstaat voor maatschappelijke ontwikkelingen. De gebeurtenissen in deze oorlog hebben aan de basis gelegen van deze ontwikkelingen. Het bijzondere verhaal van de aanslag op de vijf Vlaardingers en de wetenschappelijke reflectie hierop van Professor dr. Bob Hoogenboom en Dr. Frank van Riet leveren een belangrijke bijdrage aan valide moresprudentie. Hiernaast geeft het de verkramptheid aan hoe men om is gegaan met belangwekkende gebeurtenissen zoals de aanslag op de vijf Vlaardingers. Ik ben er van overtuigd dat dit boek een bijdrage kan leveren aan een kwalitatieve hoge discussie binnen het onderwijs en elders over morele dilemma’s in de context van de maatschappelijke ontwikkelingen en daardoor een bijdrage levert aan de juiste houding, gedrag, professionaliteit en wendbaarheid van een ieder die zich betrokken voelt bij de politie en de maatschappij. Bovenal vind ik het belangrijk dat de Politieacademie op deze wijze een bijdrage kan leveren aan het inzicht betreffende de reconstructie van de aanslag op de vijf Vlaardingers en zodoende dat hun nabestaanden, familie en vrienden na zeer lange tijd de zo begeerde informatie tot hun kunnen nemen. Het aanhoren en verwoorden van de verklaringen van de getuigen zijn even belangrijk als de uitkomst van het onderzoek. Jan Struijs heeft er voor gekozen om dit persoonlijke verhaal te koppelen aan zijn professionele bestaan als hoofd kennis en strategische ontwikkelaar van de Politieacademie. Ik complimenteer hem daarvoor. Hij slaat hiermee een brug tussen de nieuwe koers van de politieacademie en zijn authenticiteit. Prof. dr. Pieter Tops Lid College van Bestuur Politieacademie en portefeuillehouder kennis en onderzoek Deel 1 7 Inleiding Jan Struijs De geschiedenis heeft lange schaduwen, ook in de familie Struijs. Het was zondagmorgen, augustus 1977. Ik ging met trots mijn nieuwe bromfiets laten zien aan mijn opa aan de Keijzerstraat in Vlaardingen. Opa zat aan tafel met een shagje en een bak koffie. Hij kon heerlijke verhalen vertellen over vroeger. Het ging echter nooit over de oorlog. Ook deze ochtend vertelde hij geanimeerd over zijn werkzaamheden bij de bekende Vlaardingse ijszaak WINZO. Tijdens het gesprek viel mijn oog op een foto in de achterkamer. Een foto van een man die met een touw een koe vasthield. Mijn opa zag dat ik er naar keek en hij zei: “Dat jongen, was mijn broer, jouw oudoom Arie. Vermoord door de moffen”. Hierna zweeg hij lange tijd. De woorden bleven galmen door mijn hoofd “Vermoord door de moffen”. J.A. Struijs In 1980 begon mijn politiecarrière. Ik wilde maar één ding: moorden oplossen. Mijn aanstelling werd door opa Struijs met gemengde gevoelens ontvangen. Hij was trots, maar hij benadrukte dat ik altijd goed voor de mensen moest zijn en nooit “een kwade heer moest dienen”, zoals hij dat zo mooi uitdrukte. Ik begreep hem toen niet goed, nu veel beter. Opa overleed in de jaren ‘80. Mijn politiecarrière ging zeer voorspoedig. Met name in mijn recherchetijd ben ik, wat betreft het oplossen van moorden, volledig aan mijn trekken gekomen. Daarbij leerde ik de mensheid ook op een andere manier kennen. In 2004 gaf ik een interview op televisie over veiligheid. Enkele dagen daarna werd ik gebeld door mijn oudtante Marie Struijs. Zij was op dat moment 97 jaar, zeer kwiek en helder van geest. Tante Marie vroeg mij langs te komen. Ik had haar al enige tijd niet meer gesproken. Ik ging naar haar huis en nam plaats aan tafel. Tante Marie nam al snel het initiatief in het gesprek en kwam ter zake. Ze keek mij indringend aan en zei: “Ik heb gehoord dat je wat bent geworden bij de politie. Ik wil je om 8 Overleven onder een andere orde een gunst vragen. Mijn broer Arie en zijn kameraden zijn in oktober 1944 vermoord door de Duitsers. Ze staan nog steeds te boek als terecht ge-ëxecuteerd naar aanleiding van sabotage en een misdrijf. Maar dit is onterecht. Ik wil graag dat je het onderzoekt, hoe moeilijk het ook is na al die jaren. Ik wil dat deze aanslag een andere plaats krijgt in de geschiedenis dan die nu heeft’”. Hoe kan je zo’n verzoek weigeren? Ik besefte vanaf het begin dat het bijzonder moeilijk zou zijn om na meer dan zestig jaar een stukje dichter bij de werkelijkheid van toen te komen. Ik vroeg mijn collega Eddy van Driel om mij te helpen bij dit historisch onderzoek. Langzaam maar zeker ontstond er een heus onderzoeksteam met experts, politiemensen, studenten, verzetsstrijders en vrijwilligers. Een bonte stoet van mensen die, gegrepen door het onderzoek, een bijzondere prestatie en bijdrage hebben geleverd. Het onderzoeksteam deed dit op basis van vrijwillig- heid, zonder enige materiële tegenprestatie. Ik heb het onderzoek als indrukwekkend erva- ren door de emoties van alle nabestaanden en hun bijval om dit onderzoek te steunen. Voor mij en de onderzoekers was het treffend om te merken hoe deze aanslag nog leeft bij de nabestaanden, vrienden en bij Vlaardingers die de oorlog hebben meegemaakt en het drama hebben beleefd. Het onderzoek heeft mij veel inzicht gegeven in de wijze waarop ik door mijn vader ben opgevoed en de omgangsvormen binnen mijn familie. Geluk werd gelijkgesteld aan eten. Agressie werd vermeden tot het echt niet anders kon. De gevolgen van de aanslag en de Tweede Wereldoorlog zijn tot op de dag van vandaag aanwezig tot in de haarwortels van mijn familie, zoals dat nog voor duizenden families in Nederland zal gelden. Door alle getuigen wordt hetzelfde gezegd over de sociale omstandigheden waaronder de vijf mannen in het Vlaardingen van 1944 leefden. Het waren eenvoudige mensen die zwaar werden beïnvloed door oorlog en armoede. Het was letterlijk overleven onder zeer primitieve omstandigheden. Dit bracht een complex normen- en waardepatroon met zich mee. De vijf mannen voelden zich met elkaar verbonden door deze extreme omstandigheden waardoor gezamenlijke waarden ontstonden als vriendschap, gemeenschapszin en solidariteit. Hiernaast werden normen verlegd: agressie tegen de bezetter en diefstallen, in het bijzonder van collaborateurs, werden veelal getolereerd. Wij hebben ervoor gekozen om de getuigenverklaringen samen te vatten in een verhalende rapportage. Hiermee ontstaat, op basis van getuigenissen, een sfeerimpressie van het leven tijdens de oorlog. Iemand die eten steelt, is feitelijk een dief. Maar als hij dat eten steelt uit noodzaak om in leven te blijven. En als het grootste deel van de buit wordt verdeeld onder behoeftige mensen zoals onderduikers, zieken en bejaarden. In hoeverre is dan nog sprake van criminaliteit? Wat doe je, als je in een situatie terechtkomt waarin je dagelijks ziet dat mensen omkomen van de honger? Het verhaal wordt gevolgd door de visie van experts van formaat. Zij hebben het bronmateriaal bestudeerd en zij belichten de zakelijke kant van het onderzoek. De getuigenverklaringen en het aangetroffen bronmateriaal geven een uniek beeld van het leven en de sociale omstandigheden van één van de armste bevolkingsgroepen van Vlaardingen in de Tweede Wereldoorlog. Ik ben bijzonder trots op het resultaat van het onderzoek. Ik hoop oprecht dat het onderzoek de werkelijkheid rondom het doodschieten van de vijf Vlaardingers een stukje dichterbij heeft gebracht. Maar ik besef tegelijkertijd dat veel vragen onbeantwoord blijven. Het resultaat van het onderzoek heb ik, enkele maanden vóór haar honderdste verjaardag, aan mijn tante Marie medegedeeld. Nadat ik diverse passages aan haar had voorgelezen, keek ze me aan en zei: “Ik zei toch al, het waren geen slechte jongens. Ik ben zo blij dat jullie de betrokkenen eindelijk hebben aangehoord. Naar arme sloebers wordt zo slecht geluisterd, maar zij hebben heus wat te vertellen. Ik ben blij dat iedereen nu kan lezen dat ze onterecht zijn doodgeschoten”. Ik spreek mijn oprechte waardering uit over het onderzoeksteam en de experts. Zonder deze mensen had het onderzoek nooit uitgevoerd kunnen worden. Ik spreek mijn bewondering uit voor de vele nabestaanden en betrokkenen, die na zoveel jaren alsnog een getuigenverklaring aflegden. Hun oprechte emoties zullen mij altijd bijblijven. J.A. Struijs MA/MMI Commissaris van politie Hoofd kennis Politieacademie Deel 1 9 Deel I Kornelis van der Wagt Gijsbertus van der Wagt Jan van der Wagt Bastiaan Cornelis Hartog Arie Struijs Op de vlucht doodgeschoten? Een Vlaardingse cold case uit 1944 Vrijdagavond 27 oktober 1944: het is een kille en natte avond. Maar de duisternis, de regen en de kou kan de vijf mannen uit Vlaardingen niet deren. Ze moeten voedsel zoeken voor hun gezinnen en familieleden. Als aanvulling op het karige rantsoen, dat door de voortdurende Duitse bezetting steeds kleiner wordt. Even na zessen vertrekken zij van huis richting de Holypolder. Zij hopen in verband met spertijd nog voor acht uur in de polder te zijn. De mannen gaan naar een boerderij waar een voorraad ingekuilde aardappels ligt. Waarschijnlijk zijn de aardappels bestemd voor Duitse magen. Ook willen ze proberen een koe te melken, want een van de mannen heeft een dochtertje van slechts enkele maanden oud. De mannen zijn er regelmatig op uit getrokken om eten te verzamelen voor hun gezinnen. Maar deze nacht zal de allerlaatste maal zijn dat zij op stap gaan. Enkele dagen later verschijnt een artikel in een Rotterdamse krant: ”Op de vlucht doodgeschoten De burgemeester van Rotterdam deelt het volgende mede: Op 27 October jl. om 23 uur kwamen vijf verdachte personen in de nabijheid van een weerstandsnest buiten Vlaardingen. Zij werden door den schildwacht onmiddellijk aangehouden en nadrukkelijk gewaarschuwd niet op de vlucht te gaan. Ondanks deze waarschuwing vluchtten zij toch naar de rand van de stad Vlaardingen. Op de vlucht werden allen doodgeschoten. Uit de noodzakelijke gevolgen van deze verzetspogingen moge de bevolking blijken, dat de Duitse weermacht de nakoming van haar beschikkingen met de vereiste maatregelen doorzet.” Deel 1 11 Maar zijn de mannen werkelijk op de vlucht geslagen en als gevolg daarvan neergeschoten? Het artikeltje in de krant verhult het drama van de vijf Vlaardingers. Het zijn geen georganiseerde verzetslieden, maar arme stadslui. Vier van de vijf mannen zijn gedurende het onderzoek omschreven als verarmde stadslui die eten proberen te verzamelen voor hun familie. Tot de noodlottige avond hadden de mannen de terreur van de Duitse bezetter weten te trotseren. Dankzij hun tomeloze inzet wisten zij hun dierbaren en naasten van voedsel te voorzien. Gedreven door honger konden zij zich staande houden met vindingrijkheid, bedrog, diefstal en verzet. Tot het moment dat de Duitse bezetter, vermoedelijk geholpen door foute elementen, daar op grove wijze een einde aan maakt. Politierapport: Verantwoording (zie ook pag 91) Verantwoording Dit boekje is gebaseerd op een aantal van de meest aannemelijke en passende verklaringen van alle gehoorde betrokkenen. De meeste verklaringen zijn uit tweede hand. Sommige getuigenissen spreken elkaar tegen. Herinneringen, bijvoorbeeld aan belangrijke details, vervagen met de jaren. Ervaringen zijn misschien aangevuld met persoonlijke voorstellingen van hoe het moet zijn geweest. De kans op een gekleurde herinnering neemt daardoor met de jaren toe. En dit drama speelde zich meer dan zestig jaar voor dit onderzoek af. Ook hebben veel organisaties en individuen direct na de Tweede Wereldoorlog besloten of onderling afgesproken over hun activiteiten tijdens de oorlog te zwijgen. Toch is er door de jaren heen veel bekend geworden. Door volhardende onderzoekers en door getuigen voor 12 Overleven onder een andere orde wie de wens hun verhaal kwijt te kunnen het uiteindelijk won van de wens het te vergeten. Zo is het toch gelukt een stukje Vlaardingse geschiedenis boven water te krijgen. Met geduld en passie vonden de onderzoekers vele betrokken Vlaardingers bereid om aan dit onderzoek mee te werken en erover te verklaren. Hoewel geen van de slachtoffers van de 27e oktober 1944 tekort gedaan mag worden, suggereert het onderzoek dat het de Duitsers voornamelijk ging om Arie Struijs en zijn activiteiten. Niet zozeer vanwege stroperij of voedseldiefstal, maar vooral om vermeende verzetsdaden. Zouden de anderen toevallige slachtoffers van de omstandigheden zijn geweest? Vlaardingen 1940 Over de leefsituatie bij sociaal lagere milieus tijdens de oorlog is weinig bekend. De mensen hielden zich aan het devies: ‘horen, zien en zwijgen’. Er werden nauwelijks brieven geschreven, dagboeken bijgehouden, of archieven opgebouwd. In de loop van de vooroorlogse jaren was in de samenleving een scherpe scheiding ontstaan tussen rijk en arm. Deze scheiding had ongeveer dezelfde vorm als de verhouding tussen een baas en zijn knecht. De armen hielden zich over het algemeen rustig. Kritiek betekende vrijwel altijd ontslag en daardoor weinig kans op werk, dus inkomen. De economische malaise van de dertiger jaren had diepe sporen nagelaten in de maatschappij. De grote kloof tussen de kleine groep rijke mensen en de rest van de bevolking is ook in Vlaardingen goed zichtbaar. De rijke mensen zoals reders, industriëlen, stadsbestuurders, artsen en andere welgestelden woonden in mooie huizen aan de Schiedamseweg, de Binnensingel en de Hoflaan. Deze welgestelden domineerden het maatschappelijke leven. Daarnaast was er een middenklasse: burgers die niet tot de welgestelde bovenlaag behoorden, maar toch min of meer boven de gewone man staan. Dit zijn onder anderen de middenstanders, onderwijzers en ambtenaren. Naast deze wat welvarender mensen woonden in Vlaardingen ook zeer arme mensen. Zij woonden voornamelijk in de buurt van de Maasstegen. Armoede betekende in die jaren ook echt bittere armoede. Vlees konden de armen meestal niet betalen. Door vis te vangen en eenden, hazen en konijnen te stropen, kwamen deze mensen toch aan belangrijke voedingsstoffen. Deze armen zagen stropen beslist niet als fout, maar eerder als een bittere noodzaak. Bovendien: deze dieren leefden in de vrije natuur en waren van niemand. Als je zo’n dier ving, dan was dat toch geen diefstal? Maar ook het pikken van brood, melk, aardappels en dergelijke werd als ‘gewoon noodzakelijk en dus getolereerd’ gezien. En met die van de normaal geldende rechtsregels afwijkende en ingewortelde opvattingen gingen de armen de Tweede Wereldoorlog in. Zij gingen gewoon door met wat ze al jaren gewend waren. En als de voedselschaarste tijdens de oorlog nog groter wordt, neemt ook het aantal diefstallen noodgedwongen toe. De armen moeten wel om te kunnen overleven. De noodzaak van deze manier van blijkt wel uit het volgende: Na de dood van de vijf mannen raakt het gezin van Kor van de Wagt ondervoed. Zijn jongste dochtertje, de kleine Klazina, krijgt ook geen goede voeding meer en wordt ziek. Wanneer zij ongeveer zeven maanden oud is sterft zij. Deel 1 13 De slachtoffers van 27 oktober 1944 Vijf mannen zijn er in de nacht van 27 op 28 oktober 1944 doodgeschoten. Drie van de vijf kwamen uit de familie Van der Wagt. Vader en moeder van der Wagt woonden met hun kinderen in een klein huisje bij de Vlaardingervaart. Vader van der Wagt was palingvisser. Moeder van der Wagt ging de huizen langs met gerookte paling. Veel oudere Vlaardingers herinneren zich het kleine donkerharige visvrouwtje. Deze familie wordt door de oorlog zwaar getroffen. Slechts een maand nadat een dochter stierf aan een ongeneeslijke ziekte, verliezen Jan van der Wagt en Cornelia van der Lugt nog drie dierbaren: de zoons Kor en Gijs en kleinzoon Jan komen allen om bij het drama van 27 oktober. Begin 1945 sterft kleindochter Klazina. En na de oorlog krijgen ze te horen dat er nog een zoon is bezweken in een Jappenkamp in Indië. Kor van der Wagt Kornelis “Kor” van der Wagt (Vlaardingen, 23 augustus 1913) is getrouwd met Pietje Valk. Het huwelijk is goed en ze hebben vier kinderen: Henny, Korrie, Ada en Klazina. Het gezin woont in de Jan Steenstraat op nummer 17. Kor werkt hard en zorgt goed voor zijn gezin. Het is een graag geziene, stevige vent die klaar staat voor iedereen. Hij werkt als chauffeur bij kolenboer van Oeveren op de Kortedijk in Vlaardingen. Tijdens de oorlog gaat Kor regelmatig met zijn bootje naar het Westland om groente te kopen. Een deel van die groente verkoopt hij door aan groenteboer Arie Janson, die twee 14 Overleven onder een andere orde winkeltjes heeft: in de Vondelstraat en aan de Afrol. Ook gaat Kor er ’s nachts illegaal op uit met de boot van zijn vader, binnenvisser Jan van der Wagt. In het kader van de Arbeitseinsatz werkt Kor een tijdje op een boerderij in de buurt van de Duitse stad Regensburg. Na zijn ervaringen in Duitsland wil Kor in ieder geval nooit meer terug. Hij maakt daarom een schuilplaats op zolder. Daar kan hij zich verstoppen tijdens razzia’s voor de Arbeitseinsatz. Gijs van der Wagt Gijsbertus “Gijs” van der Wagt (Vlaardingen, 19 september 1904) woont met zijn vrouw Everdina Veringmeier in de Lusthofstraat op nummer 25. Ze hebben ten minste drie kinderen: twee zoons (Jan en Daan) en een dochter (Kornelia). Ook Gijs heeft in Duitsland gewerkt. Op dezelfde boerderij als broer Kor. In het onderzoek is verder weinig over Gijs en zijn gezin bekend geworden. Jan van der Wagt Jan (Schiedam, 23 januari 1928) is de oudste zoon van Gijs en Everdina van der Wagt. Volgens het politierapport is hij ijzerwerker. Medescholier C. Wind verklaart dat Jan (ook) nog op school zat. Bas Hartog Bastiaan Cornelis Hartog (Vlaardingen, 2 mei 1909) is de zoon van Pieter Hartog en Catharina Brouwer. Bas woont met zijn vrouw Adriana van Sprang aan de Groen van Prinsterenstraat op nummer 52. Zij hebben vier kinderen: Pieter, Corrie, Trienie en Sjanie. Van 1941 tot februari 1944 werkt Bas als kok op de vissersboot ‘Vlaardingen VL80’ van Kees Vlaardingen VL80 van Oosten. Zij varen vanuit IJmuiden en (vanwege aanvallen op zee) later vanuit Delfzijl. Vanwege de afstand tot Delfzijl en de slechter wordende spoorverbindingen monsterde Bas af. Eenmaal aan wal gaat hij werken bij de superfosfaat fabriek E.N.C.K. Ook Bas probeert tijdens de voedselschaarste zijn gezin te voeden door voedsel te bemachtigen bij boeren en ’s nachts te vissen en stropen. Arie Struijs Arie Struijs (Vlaardingen op 10 september 1911) is de zoon van Piet Struijs en Margarietha Bastemeijer. Arie is een innemende persoonlijkheid. Hij houdt van het vrije leven en werkt op de stadsboerderij van Ai van Vliet. Hij is in zijn familie een graag geziene gast. Vooral nichtje Clazina is dol op hem. Hij maakt altijd grapjes. Arie drinkt geen alcohol, maar heeft verder niet zoveel last van principes. Hij houdt er diverse vriendinnen op na. Arie is een handige vent. Vermoedelijk door handel in schaarse goede- ren heeft hij altijd voldoende geld. Voor de oorlog werkte hij een tijdje in Duitsland op een boerderij. Hij leerde daar goed Duits spreken. Ook sprak hij Engels. In de oorlog wordt Arie naar Duitsland gestuurd voor de Arbeitseinsatz. Voordat hij arriveert op de plaats waar hij te werk zal worden gesteld, besluit hij uit de trein te stappen en te gaan werken voor een Duitse boer bij Regensburg. Daar heeft hij mogelijk Kor en Gijs van der Wagt leren kennen. Arie geeft weinig om de ideologische strijd tussen nationaalsocialisme, democratie en communisme, maar krijgt door de bezetting wel een grote afkeer voor “de moffen”. Als Bernard IJzerdraad in 1940 het Geuzenverzet in Vlaardingen opricht wil Arie daar ook lid van worden. Samen met zijn broer Willem heeft hij in het begin van de oorlog contact met een van de mannen van deze verzetsbeweging, een jonge kerel die in de omgeving van de Oosterstraat woont. De Geuzen worden echter opgepakt en Arie weet zich nog net op tijd terug te trekken. De man uit de Oosterstraat wordt korte tijd later gefusilleerd. Arie besluit zich nooit aan een verzetsgroep te binden, maar hij zal desondanks regelmatig met het verzet samenwerken. Deel 1 15 Op zoek naar voedsel Vaak wordt een scherpe grens getrokken tussen de mensen in het verzet en de burgers die niet aan het feitelijke verzet deelnamen. Dat onderscheid lag in werkelijkheid genuanceerder. Af en toe maakte het verzet gebruik van buitenstaanders. Ook kwam het voor dat mensen die niet tot dat eigenlijke verzet behoorden ook deelnamen aan verzetsdaden. Het verzet probeerde op verschillende manieren voedsel te bemachtigen. Dit voedsel werd verdeeld onder verzetsmensen en burgers die in voedselnood verkeerden. Gaarkeukens en de keukens van tehuizen profiteerden daar volop van mee. Het verzet pleegde ‘kraken’ slachtte illegaal koeien, schapen en geiten. Niet veel anders dan de vijf Vlaardingers deden. De vijf waren erg bedreven in het ‘regelen’ van voedsel. Dus niet zo gek dat het verzet daar zo mogelijk ook gebruik van maakte. Voor beide groepen gold, dat ‘tegen de lamp lopen’ gevoelige consequenties kon hebben. Maar die consequenties waren voor verzetsmensen duidelijk zwaarder. Om die reden werden dergelijke karweitjes, zo mogelijk en verantwoord, ook wel door niet georganiseerde verzetsmensen uitgevoerd. 16 Overleven onder een andere orde Uit de interviews voor dit boekje blijkt dat de betrokken personen zijn in te delen in twee groepen. In de ene groep zaten verzetsmensen, die ook wel voor voedsel voor de hongerigen zorgden. De andere groep bestond uit ‘gewone’ burgers, die voor hun medewijkbewoners probeerden te zorgen, maar ook wel eens verzetsdaden pleegden. De Duitse bezetter wist dat uiteraard niet. Zij zagen beide groepen als saboteurs en terroristen. J. Meijer, penningmeester van het voormalig verzet Vlaardingen-Westland: Het onderzoeksrapport geeft de indruk dat de Vlaardingse politie het verschil en de samenhang tussen beide groepen goed onderkenden. De politiemannen Landzaad en Bijl ook. Die hadden echter elk voor zich een van de groepen als hoofddoel, wat voor de leden van de groepen niet ongunstig was. Duidelijk lijkt mij uit het rapport op te maken, dat de aandacht van die functionarissen bepaald niet zuiver functioneel was. Persoonlijke haatgevoelens waren duidelijk aan de orde. Mogelijk speelden deze zelfs een hoofdrol! Om hun hongerige familieleden, buurtgenoten en zichzelf van voedsel te voorzien besluiten Arie Struijs, de gebroeders van der Wagt, Bas Hartog en een zekere Leen Smit, een voedsellijn op te zetten. Daarvoor gaan zij samen met anderen in wisselende samenstelling op strooptocht en uit vissen. Ook stelen ze van boeren. Een deel van de opbrengst van de strooptochten gaat naar het verzet, dat diverse onderduikers heeft ondergebracht. Een ander deel wordt zwart verkocht aan Duitsers en NSB´ers. Van het geld dat zij daarvoor krijgen kopen zij andere schaarse zaken. Natuurlijk zijn deze activiteiten niet zonder risico, maar heel gevaarlijk is het ook niet. Word je bij het stropen of stelen betrapt, dan sluit de politie je hooguit een paar dagen op. Zo worden Bas Hartog en Arie Struijs begin 1944 genoemd in een politierapport. Zij zijn medeplichtig aan het stelen van een varken, dat eigendom was van het bedrijf “van Neerbos” in Vlaardingen. In de polder waar de groep stroopt zijn Duitse stellingen. De groep heeft goed contact met de in de stellingen gelegerde militairen. Het zijn vriendelijke veteranen uit de Eerste Wereldoorlog die de oorlog zat zijn. Deze militairen knijpen, in ruil voor een maaltje vis, een oogje toe en af en toe drinken ze samen koffie. Het contact tussen de groep en de militairen is zo goed, dat de Duitsers meehelpen met het vangen van de vis door een handgranaat in het water te laten ontploffen. Ook worden goederen met elkaar geruild. Dirk Bosboom, de buurman van Kornelis van der Wagt waarschuwde Kor vaak voor de gevaren. Kor reageerde eens: ‘de moffen die wij tegenkomen ’s nachts zijn ongevaarlijk. We drinken zelfs koffie met ze!’. Deel 1 17 Onderduikers Jan Huis is een gewone, soms wat driftige jongen die in Schiedam op de ambachtschool een vak heeft geleerd. Hij is directeur van de meubelfabriek Huvemefa, oftewel de Huis en Verschoor meubelfabriek. Deze fabriek ligt naast de touwfabriek waar de vader van Jan Huis opzichter is. Jan‘s broer Bram zat bij het Geuzenverzet en hij heeft lang in Scheveningen vastgezeten. Toch gaat hij door met verzetswerk. Via het verzet hoort Jan dat de Duitsers razzia’s organiseren in Vlaardingen. Jan laat regelmatig een aantal mannen tijdelijk onderduiken in de meubelfabriek van Jan. Ook de zussen van Jan werkten mee. Martine typte tot eind 1944 op zolder het illegale blaadje ‘Ick Waeck’. Jan’s jongste zus herinnert zich nog dat er onderduikers waren, want dan moest ze extra veel aardappelen schillen. Ook de Jood Andries Ensel helpt bij het onderbrengen van deze onderduikers. De groep van Arie Struijs, de gebroeders van de Wagt, Bas Hartog en Andries Ensel voorziet de onderduikers van voedsel en sigaretten. De sigaretten die Andries afgeeft krijgen een vervelend gevolg. Werknemer Cornelis Korpershoek woont in de fabriek om aan de arbeitseinsatz te ontkomen. Wanneer hij op een avond voor een raam staat te roken wordt hij gesnapt door een Duitse schildwacht. Deze Duitse schildwacht meldt dit aan landwachter Werner die op de brug de wacht houdt. Werner waarschuwt landwachtleider Pieter Boot waarna ze onder leiding van deze de fabriek binnenvallen. Vanwege het aantreffen van illegaal verkregen voedsel en een radio wordt fabrieksdirecteur Jan Huis van zijn bed gelicht, om opheldering over die radio en voedsel te geven. Een Vlaardingse 18 Overleven onder een andere orde politieagent heeft nog geprobeerd de radio te redden door hem uit het zicht te houden. Hij bond de radio op zijn fiets om het toestel ergens te verbergen. Maar de landwachters ontdekten dit en zij namen de radio in beslag. Huis en Korpershoek worden door de Politieke Dienst naar Schiedam gebracht. De Sicherheitsdienst brengt ze vervolgens naar Rotterdam. Daarna gaan ze naar kamp Amersfoort. Familie van Jan Huis heeft daar nog contact met hem. Op 11 oktober 1944 wordt Jan, samen met de 600 Puttenaren, gedeporteerd naar concentratiekamp Neuengamme in Duitsland. Dit als represaille voor de mislukte aanslag (van 30 september 1944) op een legerauto van de Herman Görings Fallshirm-Panzer-Ersatz und Ausbildungs Brigade bij het Gelderse Putten. Jan Huis en Cornelis Korpershoek zijn nooit in Vlaardingen teruggekeerd. Na de oorlog worden de ouders van Jan Huis verzocht naar het stadhuis van Vlaardingen te komen. Hier ontvangen zij van het Rode Kruis een envelop met Duits opschrift. In de envelop zitten wat spullen van hun zoon. Zij hebben nooit geweten of hun zoon Jan daadwerkelijk in Neuengamme is geweest. Gedurende ons onderzoek stuiten we op twee overlijdensberichten van Jan Huis. Met hulp van historicus Dr. Frank van Riet, medewerker aan het boek “Nederlanders in Neuengamme” is Jan Huis opgespoord. In dit boek staat hij op de dodenlijst. De gevangenen van het kamp worden tegen het einde van de oorlog geëvacueerd naar Lübeck. Daar moeten ze inschepen, Jan op de “Cap Arcona”. Op 3 mei 1945 om half drie ‘s middags wordt het schip aangevallen door Britse vliegtuigen. Waarom de Engelsen de Cap Arcona aanvielen is niet duidelijk. Het Zweedse Rode Kruis had aan de Engelsen doorgegeven dat er gevangenen aan boord waren en geen militairen. Het schip wordt door 62 raketten geraakt en er breekt brand uit. In paniek proberen de gevangenen het schip te verlaten, maar bovenaan de trappen schieten SS’ers op hen. Door de chaos komen de meesten in de vlammenzee om. Jan Huis zou één van hen zijn. Wat later in ons onderzoek stuiten we op een tweede overlijdensbericht, waarop staat dat Jan Huis overleden is op 6 januari 1945 in Hamburg of omgeving en zou zijn begraven op het kerkhof van Ohlsdorf. Een schriftelijk verzoek aan de beheerders van dit kerkhof om hierover duidelijkheid te geven, is helaas niet gehonoreerd. Hoe het ook zij, Jan Huis heeft zijn hulp aan onderduikers met de dood moeten bekopen. Ook Cornelis Korpershoek heeft de oorlog niet overleefd. Volgens een schrijven van het Nederlandsche Rode Kruis, Afwikkelingsbureau Concentratiekampen, stierf hij op 14 maart 1945, in Neuengamme. Kwartellaan anno 2009 Cees van Beieren diende bij de Koninklijke Marine. Na de demobilisatie nam hij een transportbedrijf over. In zijn woning aan de Kwartellaan 36 vonden veel illegale activiteiten plaats. Behalve de distributie van voedsel en handel in allerlei zaken, werden er dieren geslacht om de tekorten aan voedsel op illegale wijze aan te vullen. Er zou ook worden gegokt. De woning lag dicht bij de Duitse Ortskommandantur. Kennelijk verwachtten de Duitsers zo dichtbij geen illegale activiteiten. Waarschijnlijk werd hier een deel van het voedsel verdeeld en verhandeld, dat door de broers van de Wagt, Bas Hartog en Arie Struijs op hun strooptochten en bij diefstallen werd vergaard. Bij deze verdeling was ook een hoge politiefunctionaris betrokken. Tegenover nummer 36 woonde de familie Sluyter. Vader Sluyter werkte als bootsman op het SS Slamat. Hij kwam in 1941 om het leven toen de boot werd getorpedeerd bij Griekenland. Een dochter van de Sluyters heeft in de nacht van 27 op 28 oktober 1944 schoten gehoord. Haar moeder verbood haar om te gaan kijken. Toen ze de volgende dag toch ging kijken, zag ze dat het lokaal bekende rode paadje nog roder was gekleurd van het bloed. Ook vertelde ze dat zij er altijd vanuit gingen, dat er een zwarthandelaar woonde op nummer 36. Haar Deel 1 19 moeder had tijdens de oorlog een keer een gouden ring willen ruilen tegen voedsel, maar dat werd geweigerd. Nu zij hoorde dat er een verzetstrijder woonde, is zij dat direct aan haar zus gaan vertellen. Een andere getuigenis komt van Gré Westdijk: Arie Struijs stond in direct contact met politieman Hofman. Deze zorgde dat Cor van Dijk en Arie niet werden opgepakt. Hofman werd geholpen door een andere politieman. Deze was ook betrokken bij de distributie van voedsel en vervalste distributiebonnen. Deze politieman heeft geholpen om mijn zus Clazina Struijs vrij te laten nadat zij was opgepakt bij het verzilveren van vervalste distributiebonnen. De politieman had zijn distributiepunt aan de Kwartellaan. Hij kende Arie Struijs goed maar hield dit uiteraard geheim. Arie leverde veel voedsel, melk en dergelijke af aan de Kwartellaan. Piet Struijs heeft hem hier enkele malen bij geholpen. Het voedsel kwam van de groep Hartogvd Wagtjes. In 1943 vraagt de Landelijke Knok Ploeg Naaldwijk aan Cees van Beieren of hij enkele vrachtwagens aan de Duitse Wehrmacht kan verhuren. In bezit van de noodzakelijke Duitse papieren kan hij ongehinderd mensen en goederen vervoeren. Bovendien komt het verzet door deze ritten in het bezit van precieze gegevens over versterkingen, troepensterkte, munitie enzo- 20 Overleven onder een andere orde voorts. Cees van Beieren levert hiermee een belangrijke bijdrage aan het verzet tegen de Duitsers. Op 23 april 1945 wordt verzetsleider Piet Doelman door landwachters gearresteerd. In een poging hem vrij te krijgen maakt het verzet een geheime afspraak met een aantal Duitse militairen. Zij zijn belast met de bewaking en het transport van Piet Doelman. Van deze Duitse militairen is bekend dat ze om te kopen zijn. Maar op de betreffende afspraak verschijnen niet deze militairen, maar een groep soldaten van de Feldgendarmerie. Zij nemen alle verzetsmensen, inclusief Cees van Beieren, gevangen. Cees van Beieren scheidt zich van de overige gevangen verzetslieden als hij zijn blaas moet legen. Een beschonken soldaat van de Feldgendarmerie valt hem vervolgens lastig. Er ontstaat een handgemeen waarbij de Duitser hem in zijn been schiet. Cees probeert vervolgens te ontsnappen door achter nabijgelegen kassen te duiken. Maar helaas is de Duitser nog genoeg bij zinnen om hem te achtervolgen en hem ter plekke te doden. De andere verzetsmensen worden afgevoerd en gevangen gezet. Een aanwezige politieagent uit Vlaardingen hoorde de Duitser nog tegen zijn kameraden zeggen dat hij die Nederlander een genadeschot had gegeven. Piet Doelman is na zijn aanhouding overgebracht naar de gevangenis van Scheveningen. Hij werd daar aan het eind van de oorlog door zijn eigen mensen uit handen van de SS bevrijd. De Vlaardingse politie Als gevolg van de Duitse bezetting krijgt de politie er een aantal taken bij, zoals het bewaken van telefoondraden en het controleren van verduistering. Het Vlaardingse politiekorps heeft daar niet genoeg mensen voor en zoekt druk naar versterking. Dat lukt niet voldoende en eind 1940 wordt een groep beroepsmilitairen na een korte politieopleiding in Vlaardingen geplaatst. De meeste mannen van de hulppolitie komen uit de opgeheven Burgerwacht en een aantal van hen is lid geweest van de Geuzen. Op last van de Duitsers wordt deze groep van ongeveer dertig man in maart 1941 ontslagen. Voor hen in de plaats komen 33 marechaussees onder leiding van een opperwachtmeester. Maar het overgrote deel van hen is ongemotiveerd en na enkele maanden zijn de meesten alweer verdwenen. Ondanks alle pogingen om meer personeel te vinden, blijft het Vlaardingse korps onderbemand. In juli 1941 wordt commissaris van de Wijngaart geïnstalleerd. Het personeel vertrouwt hem niet omdat hij sympathie heeft voor de Duitsers, hoewel hij de Duitsers niet fanatiek steunt. Hij kan zijn stempel niet op het korps drukken en de sfeer wordt bepaald door een klein aantal rechercheurs en agenten die het onderling niet altijd met elkaar eens zijn. Door het gebrek aan echte leiding kunnen zij “min of meer” naar eigen inzicht gebruik maken van hun bevoegdheden. Dit heeft positieve maar ook negatieve gevolgen voor de bevolking. J. Meyer, Penningmeester voormalig verzet Vlaardingen-Westland: Er wordt gesproken over verraad. Nergens is dat feit echter aangetoond of zelfs aannemelijk gemaakt. Het zijn niet meer dan uitgesproken vermoedens, vaak zelfs gebaseerd op vermoedens van anderen. In die tijd dacht men al gauw aan verraad of gebruikte men die benaming als vergoelijking voor gemaakte fouten. Naderhand bleek vaak, dat die benaming ten onrechte werd gebruikt. Landzaad & Bijl Rechercheur Landzaad is misschien wel de meest besproken politieman van de Vlaardingse Gemeentepolitie in de Tweede Wereldoorlog. Het lijkt erop dat hij een dubieuze rol speelt, maar de positie van een politieman is bepaald niet eenvoudig. Als hij openlijk voor de bezetter kiest is hij fout. Doet hij dat niet, dan is hij op zijn minst snel politieagent af. Uit de verklaringen en de politierapporten blijkt dat rechercheur Landzaad altijd kordaat optrad tegen dieven, stropers en misdadigers. Bij huiszoekingen stond hij voorop en de wijze waarop hij verhoren van verdachten afnam, was beslist niet zachtzinnig. Ook in verklaringen wordt regelmatig gesteld dat hij een Duits gezinde verrader was. Maar is dat wel zo? Arie Struijs en zijn vrienden worden regelmatig ingesloten, maar altijd na korte tijd weer ontslagen uit politiehechtenis. Nooit worden ze overgedragen aan bijvoorbeeld de Sicherheitsdienst in Rotterdam. Hebben zij dit te danken aan Landzaad of aan politieluitenant A. Kloots? Rechercheur Landzaad is toch regelmatig aanwezig bij Deel 1 21 huiszoekingen in de woningen van Piet en Willem Struijs, Andries Ensel en Cor van Dijk. Willem Struijs jr. zegt in zijn verklaring dat Cor van Dijk op Dolle Dinsdag na een schietpartij bij de haven door rechercheur Landzaad wordt opgepakt. Op weg naar het politiebureau laat hij hem echter ontsnappen, waarna Van Dijk zich in het schoenenkastje in het huis van Willem Struijs sr. verstopt. Doet Landzaad dat uit angst voor het naderende einde van de oorlog en wil hij alvast beginnen met het schoonvegen van zijn straatje? Na de oorlog heeft er binnen het politieapparaat een zuivering plaatsgevonden, waarbij functionarissen die met de Duitsers hadden gecollaboreerd ontslagen zijn. En Landzaad zat daar niet bij. Pas in 1948 verlaat hij de politie. Hij gaat dan als beveiliger werken bij Wilton/Feijenoord. De oorlog bleef hem echter achtervolgen. De Jood Andries Ensel klaagde hem aan wegens betrokkenheid bij de arrestatie en deportatie van zijn ouders. De rechtbank achtte hem echter onschuldig. Bij Wilton/Feijenoord zou hij zijn aangevallen door mensen die verhaal wilden halen voor zijn acties tijdens de oorlog. Volgens Herman Schaar waren het voormalige Geuzen. Zeer opvallend is de medewerking van Landzaad aan het illegale blaadje “Ick Waeck”. Gelijn Werner, de man achter dit blaadje, bevestigt dit en het stond ook op schrift. Zo moet Landzaad, in elk geval indirect, contact hebben gehad met het verzet. 22 Overleven onder een andere orde Ook de rol van rechercheur Bijl in de Tweede Wereldoorlog roept vraagtekens op. Naast Landzaad wordt ook Bijl regelmatig in verklaringen genoemd. En zeker niet in positieve zin. Bijl is erg loslippig en onbetrouwbaar. Hij zou Joden en drie jongens, Engel Maat, Wim van Dorsen en Gerrit Manneken hebben opgepakt en overgeleverd aan de Duitsers. De drie jongen hadden uit baldadigheid een mitrailleurnest van de Duitsers langs de Vlaardinger Vaart in brand gestoken. De jongens zijn trouwens verraden door de NSB’ er van de Berg. Wim van Dorsen, sterft 17 jaar oud, in Neuengamme en Gerrit Manneken sterft, 16 jaar oud, in Mauthausen. Alleen Engel Maat overleeft zijn gevangenschap. Ook dreigt Bijl arrestanten, die niet willen bekennen, over te leveren aan de Duitsers. De vrouw van Leen Smit vertelde dat haar man op deze wijze een bekentenis is afgedwongen. Hij kreeg daarvoor veertien dagen cel. Toch komt Bijl na de oorlog door de zuivering. Hij gaat bij de Vreemdelingendienst werken en klimt zelfs op tot adjudant. Na zijn pensionering zegt hij tegen Dirk Borsboom, tijdens de oorlog de buurman van Kor van der Wagt, veel spijt te hebben van zijn daden in de Tweede Wereldoorlog. Hij drinkt en zijn door vererving verkregen vermogen schenkt hij aan een gereformeerde kerk. Zou hij gewetenswroeging hebben gehad? Jo Hofman Uit het Vlaardingse Gemeentepolitieblaadje Verklaring Clazina Struijs: Eind 1943, in de nachtelijke uren werd, er op het raam geklopt van onze woning. Naar ik later begreep was dat de bevriende politieman Jo Hofman. Hij waarschuwde mijn vader voor een inval door de Duitsers in zijn woning omdat hij contacten zou hebben met verzetsmensen. Jo Hofman vertelde mijn vader dat hij ook direct Cor van Dijk en Arie Struijs moest waarschuwen. Direct hierop zijn mijn vader, Cor van Dijk en Arie Struijs onder gaan duiken bij tante Aal Batz-Bokkum aan de Schie (bovenhuis) te Schiedam. Zij hebben daar ongeveer 10 dagen gezeten. Later kregen zij een seintje van Jo Hofman dat de kust weer veilig was. Over de rol van Jo Hofman hoeft geen twijfel te bestaan. Deze politieman was uit het goede hout gesneden. In 1942 komt hij vanuit Hengelo naar Vlaardingen. Hij raakt bevriend met Daan van der Wagt, de broer van Kor en Gijs en met Arie Struijs, die hij waarschuwt voor huiszoekingen en razzia’s. Ook is Jo degene die na de aanslag snel naar het huis van Piet Struijs gaat en hem vertelt wat er gebeurd is. Hij waarschuwt hem vervolgens over de op handen zijnde huiszoekingen. Ondanks dat dit in die tijd bepaald niet gemakkelijk is, heeft hij verzetsdaden gepleegd en tegelijkertijd de schijn op kunnen houden dat hij de bevelen van de bezetter opvolgt. Jo Hofman rapporteert bijvoorbeeld dat hij een radio in beslag heeft genomen en de eigenaar proces verbaal heeft aangezegd. Dat is de houding die de Duitse bezetter van een Nederlandse politieagent verwacht. Ook krijgt hij de opdracht naar een huisadres in Vlaardingen te gaan, om vast te stellen of daar een jong Joods meisje verblijft. Hij meldt zijn wachtcommandant dat hij op het genoemde adres geen Joods meisje heeft aangetroffen. De bewoners hebben verklaard dat er tijdelijk een meisje uit Amsterdam in huis is geweest, maar dat zij drie maanden geleden weer terug naar Amsterdam is gegaan. Waarschijnlijk heeft Jo Hofman de mensen toen gewaarschuwd. Zo kon het meisje snel elders worden ondergebracht. Jo Hofman heeft tot 1969 in verschillende functies bij de politie gewerkt en wordt in 1971 om gezondheidsredenen eervol ontslagen. Hij sterft in 1983. Deel 1 23 Cornelis “Cor” van Dijk Van de mensen rond Arie Struijs, is Cor van Dijk zonder twijfel het grootste mysterie. Cornelis van Dijk (Vlaardingen, 1 mei 1922) is een zoon van Johan Cornelis van Dijk en Alida van der Pijl. Er is weinig bekend over zijn jeugd. Waarschijnlijk heeft hij op een vakschool gezeten, aangezien hij na de oorlog bij een meubelfabriek als houtsnijder werkt en uitCor van Dijk eindelijk een atelier bein de jaren 50 gint. Verder zou hij sportief geweest zijn en heeft hij interesse in techniek en vuurwapens. Cor trouwt met Riek Batz. Via haar zusters kent hij Andries Ensel en Willem en Arie Struijs. Vroeg in de oorlog is Cor gevangen genomen en naar Kamp Amersfoort overgebracht. Hij weet op één of andere manier te ontsnappen en zijn weg terug te vinden naar Vlaardingen. Vanaf die periode maakt hij uitgebreid gebruik van aliassen. Een gewoonte die Andries Ensel en Arie en Willem Struijs overnemen. Cor van Dijk en Arie Struijs zijn goed bevriend. Cor helpt met de voedselvoorziening in de Maasstraat en Arie helpt Cor als het nodig is met diverse zaken. Maar veel van hun activiteiten voeren zij ook onafhankelijk van elkaar uit. Cor is actiever in het verzet tegen de bezetter, waar Arie Struijs zich vooral bezighoudt met voedselvergaring. 24 Overleven onder een andere orde In 1943 wordt Cor van Dijk opnieuw gevangen genomen en in juni overgebracht naar kamp Vught. Uit het archief van het Rode Kruis blijkt het volgende: Cornelis van Dijk (1-5-1922, Vlaardingen). Geregistreerd in Kamp Vught op 3 juni 1943. Categorie gevangene ASO (asociaal), gevangenennummer 4434. Vastgezet in blok 12 Tijdens zijn gevangenschap is hij ziek geweest. Op 28 augustus 1943 is hij overgeschreven van het Schutzhaftlager naar het Polizeiliches Durchgangslager (gev. Nr 619). Is in het buitencommando Moerdijk geweest, maar ook in het buitencommando Breda. Op 1 maart 1944 ontsnapt hij weer (vermoedelijk uit het buitencommando Breda). Bij deze ontsnapping werd hij volgens zijn kinderen geraakt in/aan zijn schouder door een op hem afgevuurde kogel. Hij keert weer terug naar Vlaardingen en gaat verder met zijn illegale activiteiten. Cor van Dijk wordt beschreven als fanatiek en “een échte verzetsman”. Desondanks moet worden opgemerkt dat ook hij zich nooit expliciet bij een verzetsgroep heeft aangesloten. Andries Ensel Andries Ensel is van Joodse afkomst en woont met zijn vrouw Emmigje Batz en gezin op Maasstraat 26. Vanaf het begin van de oorlog worden hij en zijn directe familie lastiggevallen door NSB’ ers en Duitsers. Het feit dat hij getrouwd is met een niet Andries Ensel Joodse vrouw behoedt hem, als enige van zijn familie, voor directe deportatie. Via zijn vrouw is er een familierelatie met Cor van Dijk en Willem, de broer van Arie Struijs. Andries werkt bij de accufabriek en is een goede stroper. Hij gaat regelmatig met Willem Struijs op pad op zoek naar voedsel. Ook is hij betrokken bij diverse diefstallen en overvallen. In 1944 ontsnapt hij ternauwernood aan deportatie. Hij duikt op dringend advies van Cor van Dijk en Arie Struijs onder. De familie Ensel telde 120 personen. Andries en zijn gezin zijn de enige overlevenden van de Tweede Wereldoorlog. Andries en Emmigje Ensel zijn inmiddels overleden. Hun zoon Freek heeft hen tot hun dood verzorgd. Over de oorlogsperiode voerde hij vele vertrouwelijke gesprekken met zijn vader. Daarbij moest hij hem beloven over de inhoud van de gesprekken tegen anderen te zwijgen. De reden dat Freek dit stilzwijgen nu verbreekt is dat hij recent heeft vernomen dat Arie Struijs nog steeds te boek staat als neergeschoten stroper en dief. Hij vindt dit volkomen onterecht. De gesprekken met zijn vader hebben hem de overtuiging gegeven dat er andere motieven aan de schietpartij ten grondslag liggen en wel de verzetsactiviteiten van Arie en zijn groep. Freek vertelt dat het gezin Ensel de oorlog overleefd heeft dankzij Arie Struijs, Willem Struijs en Cor van Dijk. Dat dit maar bij weinig mensen bekend is, komt omdat zijn vader na de oorlog met Willem Struijs heeft afgesproken hierover te zwijgen. Freek zelf heeft het einde van de oorlog als 5 jarig jongetje als zeer traumatisch ervaren. De enige herinnering die hij aan de oorlogsperiode heeft, zijn de invallen die door de Duitsers in hun woning zijn gedaan. De Duitsers waren altijd op zoek naar Andries, Willem- of Arie Struijs. Freek herinnert zich dat de Duitsers tijdens zo'n zoektocht de geweren op de kinderen richtten. Joodse familie Ensel voor de oorlog. Op deze foto zit Andries geknield links voor op de foto. Van alle mensen op deze foto heeft Andries als enige de oorlog overleefd. Deel 1 25 Vierde Maassteeg 1 Willem Struijs woont met zijn kinderen Clazina, Willem, Riet en Gré in de Vierde Maassteeg op nummer 1. Hij werkt in het begin van de oorlogsjaren bij het droogdok op Heijplaat in Rotterdam. Hij is gescheiden en heeft een verhouding met Antonia Batz. Willem Struijs woont met zijn kinderen Clazina, Willem, Riet en Gré in de Vierde Maassteeg op nummer 1. Hij werkt in het begin van de oorlogsjaren bij het droogdok op Heijplaat in Rotterdam. Hij is gescheiden en heeft een verhouding met Antonia Batz. Het opvoeden van de kinderen en het doen van huishoudelijk werk liggen Antonia niet. Deze taken worden grotendeels door Clazina gedaan. In de oorlog gaat Willem stropen om aan extra voedsel te komen. Hij doet dit samen met Andries Ensel en een enkele keer met zijn broer Arie, voor wie hij grote bewondering heeft. Ook is hij betrokken bij diverse inbraken. De buit wordt op de vliering verborgen en later verdeeld onder de inwoners van de Maassteeg. In zijn woning wordt achter het schoenenkastje een schuilplaats gemaakt om onder te duiken. Behalve door hemzelf wordt deze schuilplaats ook door Arie Struijs en Cor van Dijk gebruikt. Ze worden nogal eens door de politie gezocht! Dochter Clazina gaat regelmatig voor Arie Struijs en Cor van Dijk op pad om enveloppen te bezorgen. Wat erin zit weet zij niet. Eén keer besluit ze stiekem te kijken. Er zit een briefje in waarop staat: ”Het is mooi weer”. Ze begrijpt er niets van want het regent pijpenstelen. Clazina wordt ook met valse voedselbonnen naar bakkerij van Bochove op de hoek Eendrachtstraat/Nieuwstraat. Dat is wat verder van huis en daar kent men haar niet. Het gaat een paar keer goed, maar dan wordt ze toch opgewacht door de politie en ingesloten. De contacten 26 Overleven onder een andere orde van Arie Struijs en Cor van Dijk zorgen ervoor dat ze snel weer buiten staat. Bochove sr. en jr. van bakkerij Bochove Bron: Handel en Wandel in Oud-Vlaardingen 1982 Eind 1943 wordt het voor Willem Struijs te gevaarlijk in Vlaardingen. De kans om te worden opgepakt of in het kader van de Arbeitseinsatz naar Duitland te worden getransporteerd wordt steeds groter. Arie zorgt voor een onderduikadres. Samen met nog enkele mannen duikt hij onder op de boerderij van de familie Barink in Haaksbergen. Willem Struijs blijft tot het einde van de oorlog in Haaksbergen. Haaksbergen, 2 april 1945 met Willem Struijs staande derde van links Van overleven naar verzet Gré Westdijk: “Mijn opa maakte wel eens een grapje over de contacten met het Westlandse verzet. Hij vond het komisch dat de contacten van Arie Struijs “Piet” heette. Ze werden wel Piet 1 en 2 genoemd. Verder heb ik daar niets over gehoord.” Arie Struijs heeft contacten in het Westland. Met zijn kameraden rooft hij voedsel en dergelijke voor de mensen van het Westlands verzet. Hierbij zijn af en toe ook zijn broer Willem Struijs en soms Andries Ensel betrokken. Arie Struijs is bevriend met rechercheur Jo Hofman. Hofman tipt Arie over invallen en over de bewegingen van de rechercheurs Bijl en Landzaad. Hierdoor kan Arie hen lang voor blijven. Naast de voedsellijn met onder andere de gebroeders van der Wagt en Bas de Hartog onderhoudt Arie Struijs tot eind 1943 nog een voedsellijn met Andries Ensel en zijn broer Willem. Ook heeft hij samen met Cor van Dijk een distributielijn van bonnenboekjes, identiteitspassen en dergelijke. Vanaf 1941 plegen Andries Ensel, Cor van Dijk, Willem Struijs en de groep Arie Struijs in verschillende samenstellingen overvallen en diefstallen. Zij hebben inmiddels, onder andere door bedreiging van NSB’ers, een prima netwerk opgebouwd dat hen doorlopend tipt over voedselopslag. Zo worden er na een tip van Andries pakken gestolen uit de accufabriek. Ook wordt er bij diverse overvallen erwtenmeel, fondant, suiker en kolen buitgemaakt. Soms zijn ook Antonia en Riek Batz van de partij. Clazina Struijs herinnert zich dat zij zich een keer misselijk had gegeten aan de fondant. Naarmate de tijd verstrijkt wordt de groep rond Arie Struijs harder en agressiever tegen de Duitsers. Dit komt niet alleen door de toenemende armoede. Ook het feit dat steeds meer mensen worden opgepakt draagt hiertoe bij, vooral de verdwijning van Jan Huis. Hierdoor komt er een omslag van overleven naar verzet. Arie Struijs en Cor van Dijk hebben contacten met het verzet. Zij leveren onder andere voedsel, valse bonnen en identiteitsbewijzen voor onderduikers. Verder is Arie liever onafhankelijk. In 1941 wordt hij verraden en daardoor voor het eerst opgepakt wegens stroperij. Het gaat om een grote partij vissen en konijnen. Ook heeft hij kolen gestolen. Vanaf die tijd wordt hij zwijgzamer en vertrouwt hij nog maar een paar mensen. Eén daarvan is Cor van Dijk. Cor heeft zo zijn eigen activiteiten. Deze zijn meer gericht op overvallen en diefstallen. Arie, Andries Ensel en Willem Struijs helpen hem daarbij. De groep heeft de beschikking over vuurwapens. Cor van Dijk Deel 1 27 heeft er twee, Arie Struijs één en Andries Ensel en Willem Struijs delen een vuurwapen. In de Ridderstraat bij Piet Struijs en in de Oosterstraat, boven de meubelfabriek, waar Cor van Dijk een onderduikadres heeft worden de wapens verborgen. Marie Struijs, de zus van Arie mag daar af en toe komen om voedsel te halen. Zij ontdekt behalve de vuurwapens ook vervalste bonnenboekjes en legitimatiebewijzen. Naast voedsel krijgt Marie enkele enveloppen mee om op een aantal adressen te bezorgen. Cor van Dijk vertelt dat ze drie keer moet bellen en dan de brief in de bus moet doen. De inhoud van de enveloppen kent Marie niet, maar ze vermoedt dat het om valse bonnenboekjes en instructies voor het verzet gaat. De Ridderstraat 1946 28 Overleven onder een andere orde In 1943 plegen Arie, Willem, Cor en Andries in samenwerking met het verzet een overval op het distributiekantoor op de hoek van de Kortestraat/Koningstraat. De directeur van het kantoor, Piet Gardeniers, wordt door het verzet vooraf op de hoogte gebracht en legt de bonnen alvast klaar. Nadat de “overvallers” zijn vertrokken schakelt hij het alarm in. Omdat hij een Jood is, werd Andries Ensel is in 1944 opgepakt voor deportatie. Via Rotterdam en Westerbork moet hij naar een concentratiekamp in Duitsland. De vrouw van Ensel weet zich geen raad en roept de hulp in van haar zwager Cor van Dijk. Cor stelt haar gerust en zoekt onmiddellijk contact met Arie Struijs. Samen met Arie neemt hij passende maatregelen om Andries vrij te krijgen. Ze stellen een briefje op en geven Clazina Struijs, het nichtje van Arie, opdracht dit te bezorgen bij een hoge NSB’er. Clazina moet, nadat ze het briefje in de bus heeft gegooid, drie keer aanbellen. Ook wordt landwachtleider Pieter Boot door Cornelis van Dijk en Arie Struijs onder druk gezet. Zij gebruiken hierbij een vuurwapen en vertellen hem dat zij meer mensen hebben omgelegd, en dat heel zijn familie zal worden uitgeroeid als “hun Dries” niet spoedig terugkeert. Hoe dan ook, enkele dagen later komt Andries lopend vanuit Rotterdam terug (als Jood mag hij niet met de trein reizen). In Rotterdam is hij getuige geweest van gebeurtenissen die hem emotioneel zeer geraakt hadden. Hij heeft daar gezien dat gevangen genomen, vooral oudere, Joodse mensen door Duitse soldaten werden geschopt en geslagen. Zelf is hij, vlak voordat hij naar huis mocht, geslagen door een Duitser. Hij vertelt hem dat hij geluk heeft de juiste contacten en een goed wijf te hebben. Verklaring Clazina Struijs: Ik hoorde een buurtbewoonster genaamd Jo Witzenburg schreeuwen: Andries komt eraan, hij is vrij! Hij loopt al bij de haven. Alle aanwezige mensen van de Maassteeg en Maasstraat liepen naar zijn woning. Ik vergeet de blik van mevrouw Ensel, die voor de deur stond en hoog zwanger was, nooit meer. Andries Enzel kwam de straat inlopen. U moet u voorstellen, Andries is zeer klein van stuk, ongeveer 1.50 meter lang. Hij kwam vermoeid met zijn Jodenster op zijn jas de straat in. De tientallen mensen die zich hadden verzameld begonnen spontaan te klappen. De omhelzing die Andries kreeg van zijn vrouw met haar dikke buik was hartverwarmend. Als hij in de Maassteeg aankomt, krijgt hij een warm welkom van de buurtbewoners. Dit welkom doet hem goed. Direct daarna gaat hij naar de woning van Willem Struijs waar Arie Struijs vertelt hoe ze hem vrij hebben gekregen. Wel moet hij van Cor en Arie afstand nemen van zijn verzetsactiviteiten en onderduiken. Als hij weer gepakt wordt, zal hij er zeker niet meer zo vanaf komen! Cor van Dijk en Arie Struijs zorgen voor de juiste papieren en onderduikadressen. Daar zit hij de oorlog verder uit. Naarmate de bezetting langer duurt, wordt het voor de mannen steeds gevaarlijker om zich in het openbaar te vertonen. Gelukkig hebben Arie Struijs en Cor van Dijk de beschikking over diverse persoonsbewijzen. Arie is onder andere in het bezit van een persoonsbewijs van een man, die is omgekomen bij het bombardement op het Bospolderplein in Rotterdam. Hij heeft dit persoonsbewijs, met nog diverse andere papieren, gekregen van het rode (communistische) Rotterdamse verzet, waarmee hij goede contacten heeft. Hij bezoekt daarvoor regelmatig een adres aan de Slaghekstraat in Rotterdam-Zuid. Deze verzetsmensen zorgen er ook voor dat Arie wordt ingeschreven bij het Leger des Heils in Rotterdam. Hierdoor is hij moeilijker traceerbaar. Arie doet altijd zeer geheimzinnig over deze contacten. Wel vertelt hij dat diverse mensen van het communistische verzet, die hij kende, zijn gefusilleerd. Hierdoor is hij nog voorzichtiger geworden. Deel 1 29 Jan Willem Stuit Jan Willem Stuit is een overtuigd NSB’er. Vanaf 1932 bekleedt hij binnen de partij verschillende functies. Ook is hij enige tijd lid van de Germaanse SS. In de zomer van 1944 wordt hij van het Arbeidsbureau Vlaardingen overgeplaatst naar het Arbeidsbureau van Naaldwijk, waar hij als plaatsvervangend leider hard optreedt. Iedereen die geen Duitse sympathieën heeft zendt hij, in het kader van de Arbeitseinsatz, zonder pardon naar Duitsland. Een gevaar voor de Nederlandse samenleving dus. Het verzet heeft hem diverse malen gewaarschuwd hiermee te stoppen, maar die waarschuwingen slaat hij telkens in de wind. Dit heeft hem uiteindelijk zijn leven gekost. Op 26 augustus 1944 wordt zijn lichaam in de buurt van Kethel in een sloot gevonden met een schotwond in zijn borst, een jutezak over zijn hoofd en zijn voeten verzwaard met een zak stenen. Na de oorlog verklaart zijn weduwe dat haar man op 16 augustus 1944 naar zijn werk op het Arbeidsbureau is gefietst, maar ’s avonds niet is teruggekeerd. Op 17 augustus 1944 doet zij aangifte van vermissing bij de Gemeentepolitie van Vlaardingen. Pas op 26 augustus 1944 hoort zij van de landwachters Pieter Boot en Schrevelius dat haar man om het leven is gekomen. J. Kruizinga, de verbalisant van het gesprek met de weduwe van Stuit zoekt hierna contact met het voormalige verzet. Hij hoort dat Jan Willem Stuit op last van de Landelijke Knokploeg, commando Rotterdam, is doodgeschoten. Het politierapport van 26 augustus 1944: “19.20 uur Inspecteur van politie Starrenburg in Rotterdam deelt mede, dat hedenmiddag aan de kandelaar tussengemeente Schiedam en Kethel door een jongen in een 30 Overleven onder een andere orde sloot een lijk is gevonden. Later bleek dat hij een schotwond in de borst had, een zak over zijn hoofd en zijn voeten verzwaard waren met stenen. Eén revers van zijn jas was voorzien van een NSB-speldje waarop het nummer 1547 voorkwam. Volgens NSB’er Schrevelius is bedoeld speldje met dat nummer afgegeven aan Jan Willem STUIT, geb. te ’s-Gravenhage 16 juni 1911 beroep ambtenaar van het Arbeidsbureau te Naaldwijk, wonende te Vlaardingen Rotterdamscheweg 18. In overleg met de kapitein van politie Kramer zal een verder onderzoek door de politie te Rotterdam worden ingesteld, die zich tevens in verbinding zal stellen met de Sipo te Rotterdam. Politie Rotterdam zal ook voor de eventuele meldingen zorgdragen.” Overlijdensbericht Stuit In verklaringen tijdens het onderzoek naar de dood van de vijf mannen komt deze liquidatie ook ter sprake. Marie Struijs, de zus van Arie, vertelt hierover: “Medio 1944 kwam Arie bij mij langs dat ik direct naar de woning van zijn broer Wim moest gaan aan Vierde Maassteeg 1. Ik moest zeggen dat de resterende jute zakken moesten worden weggegooid. Arie was opgewonden en vroeg mij goed op te letten onderweg. Ik ging hierop naar deze woning en vertelde het een en ander aan Antonia Batz. Zij vertelde mij dat er een man was omgelegd die voor de NSB werkte. De omgelegde man was een soort werkverdeler voor losse arbeid in het Westland. Hij gaf alleen baantjes aan NSB’ers. Hiervoor was hij meerdere malen gewaarschuwd. Vermoedelijk is Stuit in Vlaardingen opgewacht en overmeesterd. Waar hij precies is doodgeschoten is niet bekend. Het vinden van zijn lijk in jute zakken verzwaard met stenen was in gebruik bij het verzet en werd de zakkenmethode genoemd. Een gestolen jute zak die in de woning lag van Wim Struijs (Vierde Maassteeg 1) was hiervoor gebruikt. Antonia Batz had de zakken al weggegooid omdat dit moest van Cor van Dijk. Arie Struijs had de zakken ergens gestolen, ik weet niet waar. Na de oorlog vertelde Riek Batz mij dat zij op verzoek van Cor van Dijk die man had geobserveerd. Daaropvolgend was de man opgewacht op weg van of naar zijn werk. Hij had een zak over zijn hoofd gehad en was vervolgens doodgeschoten en in het water gegooid. Er werd niet bij verteld wie had geschoten. Wel vertelde Riek Batz dat Arie Struijs en Cor van Dijk hierbij betrokken waren. Het betrof een echte verrader die vele mensen had uitgespeeld en opgepakt. […] De rol van Arie hierbij is mij nooit duidelijk geworden. Hij wilde dat hier absoluut nooit meer over gesproken werd. “Je weet al teveel”, zei hij dan.” Ook Gré Westdijk, nicht van Arie, heeft van haar vader en grootvader hierover gehoord: “Ik weet dat er een NSB´er is doodgeschoten die werk verdeelde in het Westland. Hij woonde aan de Rotterdamseweg te Vlaardingen. Volgens Willem Struijs was het een echte ploert. Arie Struijs en Cor van Dijk waren direct betrokken bij de uitvoering. Hij vertelde mij dat ze die vent een zak over zijn kop getrokken hadden en hem daarna in het water hebben gegooid. De zusters Batz zijn ook nog betrokken geweest in de voorbereiding. Zij kregen echter nooit vooraf informatie. De zusters Batz hadden veel lef maar waren erg labiel. Het voordeel van deze liquidatie was dat ze hiermee andere NSB’ers onder druk konden zetten. Met name de NSB’ers Bagchus en Boot moesten onder druk worden gezet. […]” Deel 1 31 Freek Ensel verklaart: “Mijn vader vertelde dat Arie Struijs en Cor van Dijk ook enkele NSB’ ers hadden omgelegd. Mijn vader vertelde dat ze een erg foute NSB´er hadden omgelegd die werk verdeelde in het Westland. Mijn vader wist alle details, maar die heeft hij mij niet verteld. […]” De hierboven afgelegde verklaringen suggereren de volgende gebeurtenissen: Het Rotterdams verzet geeft opdracht Stuit te liquideren, mogelijk naar aanleiding van een razzia in het Westland, en vraagt Arie Struijs en Cor van Dijk hierbij te assisteren. Riek Batz en haar zus Antonia observeren Stuit in opdracht van Cor van Dijk. Er wordt besloten hem tijdens zijn reis van- of naar zijn werk in Naaldwijk te liquideren. Arie neemt twee jute zakken mee van een gestolen partij die opgeslagen ligt in de Vierde Maassteeg 1. Wiens pistool wordt gebruikt is niet bekend. Het verzet heeft uiteraard vuurwapens, maar ook Arie en Cor zijn in het bezit ervan. Eén van de zakken wordt over het hoofd van Stuit getrokken. Hij wordt neer- 32 Overleven onder een andere orde geschoten en het lichaam wordt, verzwaard met stenen, in een sloot gegooid. Om niet samen gezien te worden gaan Arie en Cor apart terug naar Vlaardingen. Beiden realiseren zich dat de jute zakken traceerbaar zijn door het nummer dat er op staat. Cor gaat direct naar de Vierde Maassteeg 1 en geeft Antonia Batz de opdracht de overige zakken te laten verdwijnen. Arie gaat naar zijn zus Marie en doet hetzelfde. Als Marie bij Antonia Batz arriveert, hoort ze dat de situatie al is opgelost. Waarom Cor van Dijk en Arie Struijs bij deze liquidatie betrokken zijn, is moeilijk te achterhalen. Mogelijk door hun uitstekende kennis van het gebied. Als in het Vlaardingse/Westlandse verzet landverraders moesten worden “opgeruimd” gebeurde dat gewoonlijk door de “Drie Musketiers”. Dat waren Willem van Loenhout [Zwarte Willem] Joop Boekhout [Kareltje] en Eddy Leveije [Eddy]. Navraag hierover bij het voormalig verzet levert niets op. Zij hebben afgesproken, zelfs een eed afgelegd, om nooit iets te verklaren. Bovendien komt in dit geval de order uit Rotterdam! Het lijkt in elk geval zeer aannemelijk dat het verzet bij deze liquidatie gebruik heeft gemaakt van de diensten van Cor van Dijk en Arie Struijs. De militaire situatie september/oktober 1944 Aantekeningen van J. Meijer te Maasland: “Tussen begin september en half oktober 1944 was de bezetting uitgedund en daardoor dus gemakkelijker passeerbaar. Verschillende posities waren toen onbezet of hooguit door lopende patrouilles bewaakt. In oktober/december werd dat anders. De in september verlaten posities werden ingenomen door soldaten van diverse pluimage. Sommigen hadden in Frankrijk gevochten of in Rusland. Velen hadden ernstige en hartverscheurende dingen meegemaakt, die duidelijk een stempel op hen hadden gedrukt. Ze waren ook ‘opgefokt’ tot fanatiekelingen. Ze vochten vol aan het front en moesten zich terugtrekken met ernstige haat- en wraakgevoelens. Vaak hadden zij daar ernstige handelingen moeten verrichten en ook verricht. Hun opvattingen over recht en onrecht, leven en dood, waren veranderd en niet in positieve zin. Dat was na hun komst hier zeker niet veranderd.” Vlaardingen ligt precies op de scheiding van twee verdedigingsgebieden van de Duitse bezetters: Hoek van Holland en Rotterdam. Hoek van Holland wordt verdedigd door de 719e Duitse infanteriedivisie. Rotterdam door eenheden van de Luftwaffe en Kriegsmarine. Op 3 en 4 september 1944 veroveren de geallieerden eerst Brussel en daarna Antwerpen. Om te voorkomen dat de Geallieerden nog verder Noordwaarts oprukken wordt de 719e Duitse infanteriedivisie naar Brussel gedirigeerd maar ze blijven steken achter het Albertkanaal in België. De divisie wordt in Hoek van Holland vervangen door een regiment van de WaffenSS en het Luftwaffe Ersatz- und Ausbildungsregiment "Hermann Göring”. Ook de Luftwaffe- en Kriegsmarine eenheden uit Rotterdam worden naar Hoek van Holland verplaatst. Door deze verplaatsingen worden veel stellingen, waaronder de luchtafweerstelling ten noorden van Vlaardingen in de Holy polder, onbemand achtergelaten. Dolle dinsdag Als begin september de Geallieerden in Noord Frankrijk en België doorbreken, worden de in Hoek van Holland gelegerde Duitse troepen hals over kop naar België verplaatst om deze doorbraak te kunnen stoppen. Hierdoor verspreidt zich het gerucht dat de Geallieerden al bij Breda zijn en snel Rotterdam zullen bereiken. Feestvreugde alom. De bevrijders zijn in aantocht! De NSB’ers denken daar uiteraard anders over. In de haven van Vlaardingen ligt de boot van NSB’er Bos. Op 4 september organiseert Pieter Boot, de baas van de landwachters, de massale vlucht van de NSB’ers en hun familie. Op dinsdag 5 september 1944 zitten de meeste Vlaardingse NSB’ers op de boot van Bos, gereed om de haven uit te varen. Deel 1 33 Cor van Dijk raakt betrokken in een vuurgevecht bij de haven. Het nieuwsgierige knaapje Willem Struijs jr., slechts negen jaar oud, gaat een kijkje nemen bij het tumult in de haven. Daarbij komt hij in de vuurlijn terecht, maar hij wordt door Cor van Dijk over een muurtje gegooid. Dat heeft hem wellicht het leven gered. De Boot van Bos De boot kan de haven echter niet uitvaren. De sleutel waarmee de brug kan worden open gedaan, is in het water gegooid. Wie dat heeft gedaan wordt tijdens het onderzoek niet duidelijk. In de getuigenverklaringen worden twee namen genoemd: G. van Dartelen (een vriendinnetje van Clazina Struijs) verklaarde dat Cor van Dijk de sleutel van de brug in het water gooide. Herman Schaar weet echter te melden dat dit is gedaan door politieman en voormalig NSB’er Leo Vervoort. 34 Overleven onder een andere orde Herman Schaar was ook aanwezig in de haven. Toen hij een Nederlandse SS’er zag staan kon hij zich niet inhouden. ‘Vuile verrader!’ schreeuwde hij Schaar naar de man. Dit was niet zonder gevaar, want de SS’er begon direct op Schaar te schieten. Maar Schaar rende weg en wist te ontkomen. Cor van Dijk is na de schietpartij gearresteerd door rechercheur Landzaad. Onderweg naar het politiebureau laat Landzaad hem echter ontsnappen. Als het volk bij de brug vertrokken is verlaten de NSB’ers en hun families om de beurt het schip. Zij gaan later op een andere manier alsnog op transport naar Rotterdam. De spanning loopt op Na 5 september loopt de spanning snel op. De politieagenten Bijl en Landzaad maken er veel werk van om de groep rond Arie Struijs op te rollen. Landzaad pakt de nodige personen op voor diverse diefstallen: de gebroeders Brouwer, die aan de Oosterstraat 13 wonen, en Teunis de broer van Cor van Dijk. Na hun vrijlating melden zij aan Arie Struijs en Cor van Dijk dat zij zijn geslagen en geschopt door Landzaad en Bijl. De broers vertellen dat Landzaad en Bijl nauwelijks belangstelling tonen voor de gepleegde diefstallen, maar veel meer voor de activiteiten van Kor en Arie. Zij willen al hun contacten weten. Ook vertellen zij dat er voor een beloning zal worden gezorgd als de groep in zijn geheel kan worden opgerold. In oktober wordt de voedselschaarste alsmaar nijpender. De rechercheurs Landzaad en Bijl treden steeds harder op. Het groepje Arie Struijs, met daarin natuurlijk ook de gebroeders van der Wagt en Bas Hartog, moet op volle toeren werken om toch voldoende voedsel bij elkaar te krijgen. Arie slaapt nu op diverse plaatsen omdat hij het vermoeden heeft dat Landzaad en de Duitsers het op hem gemunt hebben. En door altijd op dezelfde plaats slapen stijgt het risico dat hij wordt opgepakt. Op 16 oktober worden Kor, Gijs en hun broer Jan van der Wagt opgepakt op verdenking van het stelen van konijnen en aardappels. Ook Arie Struijs en Bas Hartog worden die dag wegens diefstal van een visnet opgepakt. Ditmaal op verzoek van de politie van De Lier. Bas Hartog wordt diezelfde middag weer vrijgelaten. Arie Struijs wordt eerst verhoord, maar ook hij komt vrij, al is het pas een dag later. Deel 1 35 De aanslag Ondanks dat het door alle ontwikkelingen steeds gevaarlijker wordt om op straat te zijn, besluiten Gijs, Kor, Jan en Janus van der Wagt, samen met Bas Hartog en Leen Smit, er op 27 oktober toch op uit te gaan om voedsel te bemachtigen. Teveel gezinnen en onderduikers zijn inmiddels afhankelijk geworden van hun bevoorrading. Jan van der Wagt besluit uiteindelijk niet mee te gaan. Hij is kort daarvoor al eens opgepakt door de politie en vond dat maar niets. Janus van der Wagt gaat niet mee, omdat hij werken moest. Ook Leen Smit ziet er vanaf, waarom is niet duidelijk. J. Meijer penningmeester voormalig verzet Vlaardingen/Westland “Ook waren er, ná de 70-jarige veteranen, nu ook 16, 17 en 18-jarige Hitler-Jugendsoldaten aan de Duitse ‘sterkte’ toegevoegd. Kortom allemaal manschappen die de Nederlanders als vijanden zagen en ook als zodanig tegemoet traden. Dat alles wisten onze groepen niet. In de voorheen door aanvankelijk gematigde soldaten en later matig tot niet bezette linies, troffen zij nu volkomen onverwacht uiterst fanatieke nazi’s aan. Die wisten uiteraard ook niet dat Nederlanders met hun voorgangers soms veelvuldige redelijke contacten hadden gehad. Het gevolg was, dat zich een aantal nare en gevoelige confrontaties voordeden.” 36 Overleven onder een andere orde Gijs van der Wagt stelt daarom zijn vrouw voor om zijn zoon Jan mee te nemen, maar daar heeft zijn vrouw erg veel moeite mee. Toch weet hij haar over te halen Jan mee te laten gaan. Bij Kor van der Wagt is er die avond discussie. De vrouw van Kor wil niet dat hij er die nacht weer op uit zal gaan. Hij is die week al een paar maal weg geweest. Kor weet zijn vrouw echter te overtuigen van het belang van deze tocht. Ook Arie Struijs voegt zich bij de mannen. Hij is tegen het meegaan van de jonge Jan van der Wagt, maar Kor weet Arie op andere gedachten te brengen. Er moeten voldoende mannen zijn om de buitgemaakte spullen te vervoeren. In deze samenstelling trekken de vijf mannen er uiteindelijk op uit. Ze gaan vroeg genoeg op pad om de spertijd, die om 20.00 ingaat, voor te zijn. Wat er zich in de uren daarna precies heeft afgespeeld zal nooit helemaal duidelijk worden. Het politierapport vermeldt dat de vijf door Duitse militairen vermoedelijk op de Kethelweg of omgeving bij een stelling zijn aangehouden. Allen probeerden op de V.L. van de Heuvelsingel ter hoogte van de Kwartellaan te vluchten, waarbij ze door genoemde militairen werden neergeschoten. Alle vijf zouden op slag zijn gedood. Toch zijn er veel aanwijzingen die suggereren dat het anders gegaan moet zijn. Verklaring Daan van der Wagt: “Ook kan ik U vertellen dat ik heb gehoord dat de neergeschoten Jan van der Wagt nog leefde. Bewoners uit de buurt waar de vijf waren neergeschoten waren naar buiten gekomen. Er waren mensen die de nog levende Jan van der Wagt wilden helpen maar de Duitse soldaten verboden dat. Jan van der Wagt, verstoken van enige medische hulp, bloedde uiteindelijk dood.” Seija van der Wagt, verklaard aan Ada van Beveren: “En het schijnt dat Jantje, die volgens Seija niet helemaal goed was, argwaan heeft opgewekt bij de Duitsers. De Duitsers hebben hem als eerste neergeschoten en het kind heeft liggen gillen van de pijn en riep om hulp. Hierna zijn eerst de broers van der Wagt naar hem toe gegaan om hem te helpen en zo volgden ook Arie en Bastiaan.” Deze twee verklaringen laten duidelijk zien dat, in tegenstelling tot het rapport, Jan van der Wagt niet op slag dood was. Sterker nog, medische hulp zou hem willens en wetens onthouden zijn. Ook de overlijdensakten roepen vragen op. De akten van Jan, Gijs en Kor van der Wagt en Bas Hartog geven als tijdstip van overlijden 27 oktober, 23.00 uur. De akte van Arie Struijs geeft echter 28 oktober, 03.00 uur aan. Deze zaken staan dus haaks op het politierapport. Verder stroken de aangetroffen verwondin- gen niet met de gerapporteerde gebeurtenissen. Als alle vijf op de vlucht zijn neergeschoten, zouden zij allen schotwonden in de rug moeten hebben. Verklaringen spreken echter ook dit tegen: Dirk Borsboom, buurman van de familie K van der Wagt: “Toen het lijk van Kornelis van der Wagt naar zijn woonhuis werd gebracht zag ik iets vreemds. Zijn beide polsen zaten in het verband. Ook zag ik een gat in het voorhoofd van Kornelis.” Cornelia Berkel-Stenis (destijds een vriendin van Arie Struijs): “Het was duidelijk zichtbaar dat Arie in elkaar was geschopt of iets dergelijks. Hij was bebloed over zijn hele lijf. Voorts had hij een duidelijk kogelgat recht in zijn voorhoofd. Piet Struijs zei tegen mij: “kijk nou, ze hebben m’n jongen eerst gemarteld en toen doodgeschoten. Ik weet zeker dat hij niemand verraden heeft”. Hij vroeg me dit niet tegen Arie zijn moeder te vertellen, met wie ik een goede band had. Later vertelde een arts mij, wiens naam ik niet meer kan herinneren, dat Arie fors in elkaar was geschopt en toen pas was afgeknald. Hij was kennelijk nog verhoord en later op dezelfde plek teruggelegd waar de anderen waren afgeknald.” Deel 1 37 Verklaring Clazina Struijs: “In de vroege ochtend werd ik wakker gemaakt. Ik hoorde dat Arie en zijn vrienden waren doodgeschoten. Ik ben toen samen met mijn tante Marie, stiefmoeder Batz en mijn opa, de vader van Arie, naar het mortuarium gegaan. Ik heb alle vijf de lijken gezien. Arie was door zijn voorhoofd geschoten. Er was verband omheen gedaan. Er zaten nog kruitsporen boven het verband en in zijn haar. De dienstdoende arts verklaarde dat Arie een opgelegd schot had gekregen. Hij bedoelde hiermee dat de Duitsers de loop van het geweer op zijn hoofd hadden gezet en gevuurd. Tevens was er sprake van hevige slagen op het gezicht van sommigen. Het leek erop dat ze ondervraagd waren. Ik weet de naam van de arts niet meer. Ik dacht dr. Van de Pol, maar weet dit niet zeker.” Herman Schaar, lid Geuzenverzet ’40-‘45 “Ik kan stellen dat de vijf mannen door de Duitsers standrechtelijk zijn doodgeschoten in die nacht van 27 op 28 oktober 1944.” Hiermee is het politierapport al op diverse vitale punten weerlegd. Het heeft er alle schijn van dat het valselijk is opgesteld om de ware toedracht te verhullen. 38 Overleven onder een andere orde In 1946 wordt door de leden van de Sub Commissie Opsporing Oorlogsmisdrijven Zuid Holland een onderzoek ingesteld naar aanleiding van het doodschieten van de vijf mannen. Zij rapporteren dat uit verklaringen van de rechercheurs van politie in Vlaardingen, die in de nacht van 27 of 28 oktober ter plaatse zijn geweest, is gebleken dat de vijf mannen op de vlucht zijn neergeschoten. Uit een verder onderzoek, is niets gebleken van een oorlogsmisdrijf. Het Vlaardingse politierapport van de fatale nacht is bijgevoegd. Opvallend in dit bijgevoegde rapport is dat de genoemde tijden niet kloppen. Het rapport meldt dat Hauptmann Kraft van de Ortskommandantur om 01.20 uur de politie inlicht over het neerschieten van de vijf mannen. Wat verder in het rapport rapporteert rechercheur Vermaat echter dat de vijf mannen om 23.30 uur zijn aangehouden en omstreeks 02.15 uur zouden zijn neergeschoten. Het rapport is ondertekend door Nicolaas Vermaat, agent van politie belast met recherchediensten in Vlaardingen. Hij verklaart verder dat, naar zijn mening en de mening van zijn collega’s Egberts en Hofman, de schietpartij het gevolg was van de onvoorzichtigheid van de betrokken personen. Aan moord hoeft niet gedacht te worden. Het rapport is gedateerd 10 oktober 1946. Er is bepaald niet zorgvuldig naar de verklaring van rechercheur Vermaat gekeken. Ook dit rapport roept vragen op over de werkelijke toedracht van het gebeurde en zaait twijfel over de officiële versie van de politie. De nasleep Piet Struijs wordt midden in de nacht gewekt door politieman Jo Hofman en vertelt hem dat Arie Struijs met zijn kameraden zijn opgewacht en doodgeschoten door een jonge Duitse brigade. Hij waarschuwt dat de Duitsers bij alle bekende adressen van Arie huiszoekingen gaan doen. Piet Struijs maakt direct het geheime kastje bij het bed van Arie leeg. Hierin ligt wat geld, identiteitsbewijzen en een vuurwapen. Het geld, enkele honderden guldens, houdt hij. De rest dumpt hij in het water. Jo Hofman waarschuwt ook Antonia Batz voor de op handen zijnde huiszoeking. Marie Struijs, de zus van Arie, wordt ‘s morgens vroeg wakker gebeld door een vriendin. Ze moet onmiddellijk naar het huis van haar ouders in de Ridderstraat komen, want Arie is doodgeschoten. Vervolgens gaat ze naar het mortuarium, waar ze de vijf lijken ziet. Arie heeft een schotwond in zijn hoofd, de kruitsporen rond de wond zijn duidelijk zichtbaar. Volgens de dokter is hij van korte afstand in zijn hoofd geschoten. De dienstdoende arts vertelt haar dat het een opgelegd schot betreft. Ook Jo Hofman is aanwezig. “Vergeet dit nooit!” zegt hij. Verder valt haar op dat de andere dode lichamen veel verwondingen hebben. Het lijkt wel of ze gemarteld zijn. Ook heeft één van de mannen schotwonden in de handen of polsen. Volgens de dokter is ook hij van korte afstand in zijn hoofd geschoten. Bij de huiszoeking in de woning aan de Vierde Maassteeg 1 zegt politieman Bijl tegen Antonia Batz: “Hier zijn we vanaf, nu de rest nog”. Batz roept terug:” jij bent eerder aan de beurt”. Riek Batz wordt kort daarna door Bijl opgepakt en ondervraagd door Landzaad en een Duitser. Bijl wil alles over Cor van Dijk weten, maar Antonia heeft nauwelijks informatie. Ze zegt dat Cor naar Duitsland is vertrokken, wat uiteraard niet klopt. Hij zit ondergedoken. Op de school van Jan van der Wagt heerst grote verslagenheid als men de maandag na de schietpartij hoort wat er in de nacht van vrijdag op zaterdag gebeurd is. Klasgenoten van Jan van der Wagt zijn erg geschokt, maar er mocht niet over worden gepraat. Men ging over tot de orde van de dag en iedereen moest alles maar snel vergeten. Voor emoties was helemaal geen plaats. In die tijd moest je het maar zelf zien te verwerken. Op 30 oktober wordt het verlof tot begraven van de lichamen gegeven en in de dagen daarna worden de slachtoffers op de begraafplaats Emaus begraven. Hennie van de Wagt, de zoon van Kor, herinnert zich de zee van bloemen. Ook herinnert hij dat er veel mensen waren, waaronder mensen uit het Westland. Deel 1 39 De familie en naaste vrienden van Arie Struijs zijn niet bij zijn begrafenis aanwezig. Cor van Dijk heeft hen daarvoor instructies gegeven. Hij vertelt dat Landzaad of de Duitsers bij de begrafenis zouden kijken wie er achter de kist lopen om een beeld te krijgen van de groep rondom Arie. Zij zijn enkele dagen later pas naar de begraafplaats gegaan om afscheid te nemen. betreffende soldaten zeer jong waren. Ook zouden deze soldaten er vreselijk mee zitten. Hij blijft verder bij de verklaring dat ze op de vlucht zijn geslagen en als gevolg daarvan zijn neergeschoten. Toeval of verraad? Pieter Marinus Hoos: Na enige tijd bezoekt Piet Struijs, samen met zijn dochter Marie, burgemeester Hansen en politiechef Kramer op het Stadhuis. Zij willen weten waarom Arie is doodgeschoten. De burgemeester en politiechef vertellen dat Arie en zijn medekompanen terecht zijn doodgeschoten in verband met ernstige gepleegde misdrijven. Vooral sabotage tegen de Duitse overheid werd hen zwaar aangerekend. Over stropen wordt geen woord gezegd. Als Piet Struijs niet wil vertellen wie er nog meer betrokken zijn bij de activiteiten van Arie Struijs worden hij en Marie letterlijk uit het stadhuis gegooid. De vader van Kor en Gijs van der Wagt gaat voor opheldering naar de Duitse commandant. Deze vertelt hem dat hij het gebeurde vreselijk vindt en dat de Piet Struijs poseert in de jaren ‘60 tegen zijn zin op de trap van het Stadhuis waar hij in oktober 1944 letterlijk was afgegooid. 40 Overleven onder een andere orde “Ik weet nog dat de Duitsers, die mijn oom en de anderen op 27 oktober 1944 doodschoten uit Delft kwamen. Mogelijk was het een patrouille, komende uit Delft en gaande in de richting van Vlaardingen, die de mannen hadden opgemerkt. Het moeten erg fanatieke Duitsers geweest zijn want ik hoorde dat ze vleugeltjes droegen. (Luftwaffe!) Het moet een speciaal commando zijn geweest.” Verklaring dhr. Dingelhof, destijds bewoner Lusthofstraat: “Mijn vader vertelde dat de Duitse soldaten in kwestie jong waren en mogelijk van het oostfront kwamen. Ze waren in de plaats gekomen van de eerder genoemde gemoedelijke Duitse soldaten. Na de arrestatie van de vijf hadden ze contact gehad met hun commandant die ook aan het oostfront had gediend. Hij zou bevel gegeven hebben tot het neerschieten van de vijf als Partizanen. Iets wat ze in Rusland regelmatig hadden gedaan.” De vraag waarom de vijf mannen die nacht zijn doodgeschoten zal nooit met zekerheid beantwoord kunnen worden. Zijn zij slachtoffer geworden van een toevallig aanwezige Duitse patrouille? Dat is mogelijk. Het lijkt waarschijnlijker dat Arie Struijs en de groep rondom hem, met al hun illegale activiteiten, in de ogen van het toenmalige gezag de grens van het toelaatbare hadden overschreden en van het toneel moesten verdwijnen. Als dat inderdaad zo is, rest de vraag hoe zij wisten dat Arie er die nacht met zijn kameraden op uit zou gaan. Verklaring Kornelia van der Wagt: “Mijn moeder vertelde mij niet veel, want ze was erg gesloten hierover. Wel zei ze tegen mij dat ze verraden waren door een “oud” rechercheur.” Verklaring Freek Ensel: “Mijn vader vertelde mij dat hij uit diverse bronnen had gehoord dat Arie Struijs, de vd Wagtjes en Hartog waren opgewacht door jonge Duitse soldaten die zojuist waren teruggekomen uit het Oostfront. Zij waren getipt via de Ortskommandantur. Die avond had op het laatste moment iemand van de groep afgezegd en een vd Wagtjes zijn zoon meegenomen. Voordat ze überhaupt tot stropen waren gekomen waren ze afgetuigd en doodgeschoten. Arie Struijs had een opgelegd schot gekregen. Mijn vader was er van overtuigd dat Bijl en Landzaad de tip hadden gegeven doordat ze een van de leden van de groep onder druk hadden gezet. Mijn vader heeft mij nooit verteld hoe hij dit zo zeker wist.” Verklaring Marie Hoek Struijs “’s Morgens vroeg werd ik door een vriendin wakker gebeld. Ik moest naar het huis van mijn ouders aan de Ridderstraat. Daar hoorde ik van politieman Hofman dat Arie was doodgeschoten door jonge Duitse soldaten. Hij zei letterlijk tegen mij: “Hij is verraden”. Jo Hofman vertelde mij dat Landzaad en een andere politieman voor de aanslag diverse mensen in de omgeving van Arie Struijs onder druk hadden gezet om te vertellen waar hij mee bezig was. Volgens Landzaad maakten Arie Struijs en Cor van Dijk deel uit van een groep die voor hun niet zichtbaar was maar wel sterk anti Duits gezind. Landzaad wilde weten wanneer ze op pad gingen en dat er dan voorgoed kon worden afgerekend. Na de moord op Arie en zijn kameraden had Hofman gesproken met Landzaad. Landzaad was blij dat ze van dat tuig af waren. Hij vertelde Hofman dat hij één van de leden van de groep zo onder druk had gezet dat deze hem getipt had. Hij had het direct doorgegeven aan het Duitse gezag die de klus hebben laten klaren.” Gezien bovenstaande verklaringen is het heel goed mogelijk dat iemand uit de omgeving van Arie Struijs onder druk is gezet om te vertellen wanneer hij en zijn kameraden er op uit zouden gaan. Deel 1 41 Epiloog Antonia Batz en Willem Struijs jaren 80 Na de oorlog wordt Willem Struijs regelmatig aangesproken door mensen die hem condoleren met het overlijden van zijn broer en hem bedanken voor het feit dat Arie, samen met de families van der Wagt en Hartog, in moeilijke tijden voor eten had gezorgd. Piet Struijs krijgt bezoek van een hoge politieman die een leidende rol had in het plaatselijke politieverzet. Hij condoleert hem met het verlies van Arie en complimenteert de familie met het feit dat iedereen zo goed de mond heeft gehouden. Hij vraagt of hij iets voor hen kan doen. Piet Struijs bedankt hem, maar maakt daar geen gebruik van. Cor van Dijk houdt zich na de oorlog kort bezig met het oppakken van collaborateurs en het herstellen van het Nederlandse gezag, maar daar stopt hij snel mee. Naar verluidt irriteert het hem dat veel mensen hun rol in het verzet beginnen te overdrijven. Hij is verder nog verdacht van het beschieten van een persoon die hij geïdentificeerd zou hebben als een verrader. Hiervoor wordt hij echter vrijgesproken. Van het verzet krijgt hij geld, dat hij gebruikt voor het openen van een atelier. Houtsnijwerk van Cor van Dijk Via Rika Lips van Dijk 42 Overleven onder een andere orde Ook scheidt hij van Riek Batz, hertrouwt en krijgt kinderen. Over de oorlog, of zijn rol in de Vlaardingse verzet, heeft hij tot zijn dood in 1994 nauwelijks gesproken. Eind 1980 overlijdt Willem Struijs en gaat ook de familie Ensel naar zijn begrafenis. Andries Ensel is traditioneel Joods gekleed en begraaft postuum voor zichzelf daar ook Arie Struijs. Als blijk van respect applaudisseert hij voor hen die zijn leven hebben gered. Voor de aanwezigen die bekend zijn met wat er in de oorlog is gebeurd een emotioneel moment. Het graf van Bastiaan Cornelis Hartog ligt nog steeds op de begraafplaats aan het Emaus in Vlaardingen. Als stille getuige van het drama dat op die fatale nacht in oktober 1944 plaatsvond. Hopelijk krijgt het onderzoek naar deze gebeurtenis de plaats in de Vlaardingse geschiedenis die zij verdient. Graf van Bastiaan Cornelis Hartog Samenvatting De officiële conclusie in het politierapport stelt dat de mannen op de vlucht zijn neergeschoten. Over de ware toedracht is tijdens het onderzoek veel naar boven gekomen. Uit de verschillende getuigenverklaringen komt telkens een ander beeld dan uit het opgestelde politierapport blijkt. Zijn de mannen gevlucht? • Uit onderzoek blijkt dat kleine delicten (zoals diefstal of stroperij) relatief licht worden bestraft. Meestal wordt de dader al na een detentie van één dag (hooguit twee) vrijgelaten. • Volgens politierapporten waren de mannen al vaker gepakt. Zij kenden de consequenties. Het lijkt onwaarschijnlijk dat zij het risico om te vluchten zouden nemen, met de kans om doodgeschoten te worden. • Op het moment van arrestatie was er nog geen stroperij of diefstal gepleegd. • De enige overtreding was overtreding van ‘het verblijven buitenshuis zonder vergunning na het ingaan van de spertijd’. Hier stond een boete op van één tot vijf gulden. Het lijkt dat de vijf geen reden hadden om te vluchten. Maar stel dat ze (ondanks de waarschuwingen) toch op de vlucht zijn geslagen. Zouden ze dan zijn neergeschoten? Personen die op de vlucht worden neergeschoten, worden doorgaans in de rug getroffen. Men rent tenslotte niet op de soldaten af, maar van de soldaten weg. Dat kan blijken uit de aard van de verwondingen. Chronologische 18:00 uur: 20:00-20.30 uur: 20:30 uur: 20:00-22:30 uur: 22:30 uur: 23:00 uur: 23:30 uur: 00:15 uur: 03:00 uur: Welke verwondingen zijn vastgesteld? • Kogelgaten in het gezicht/voorhoofd; • kogelgaten in de handen (Kornelis van der Wagt). Dit kan wijzen op zelfbescherming bij liquidatie; • voortanden ingeslagen (Kornelis van der Wagt); • zware verwondingen (Arie Struijs); • verwondingen en bloeduitstortingen over het hele lichaam (allen); • schotwonden in de schedel en beide bovenarmen (Bastiaan Hartog). Medische verklaringen • De medische verklaring van Dr. Linzel vermeldt dat Bastiaan Cornelis Hartog van korte afstand frontaal is neergeschoten. Dr. Linzel was een praktiserend arts in Vlaardingen en heeft deze verklaring onder de medische eed afgelegd. • De vader van Clazina Struijs had na de oorlog met dokter De Koning gesproken. Deze vertelde hem dat Arie een opgelegd schot door zijn hoofd had gekregen. Dokter De Koning vermoedde dat Arie was verhoord. Kruitsporen De arts en verschillende getuigen verklaren dat er kruitsporen op het voorhoofd bij de mannen te zien waren. Dat wijst erop dat er van korte afstand is geschoten. volgorde vertrek (vanuit de Lusthofstraat); wandeling naar Holypolder (hooguit een half uur lopen); vermoedelijke aankomst Holypolder; geen getuigenissen. Mogelijk zijn de mannen verhoord en mishandeld; getuigen horen geweerschoten vanuit de Holypolder; vier van de vijf mannen worden dood verklaard; politierapport vermeldt het aantreffen van vijf personen in Holypolder; politierapport vermeldt dat om deze tijd de mannen zijn neergeschoten; vijfde man (Arie Struijs) wordt dood verklaard. Kornelis van der Wagt Gijsbertus van der Wagt Jan van der Wagt Bastiaan Cornelis Hartog Arie Struijs Deel II De werkelijkheid verzin je niet! Vlaardingen 27 en 28 oktober 1944 Deel II De werkelijkheid verzin je niet! Door Dr. Frank van Riet 46 Overleven onder een andere orde Inleiding Kort nadat ik in april 2008 mijn onderzoek naar de rol van het Rotterdamse politiekorps tijdens de Tweede Wereldoorlog had afgerond, kreeg ik via dhr. Jan Struijs, commissaris van politie, het verzoek om de resultanten van een ander onderzoek te analyseren. Jan Struijs had als vertegenwoordiger van enkele nabestaanden een onderzoek laten verrichten naar een gebeurtenis, waarbij in de nacht van 27 op 28 oktober 1944 in Vlaardingen vijf mannen door Duitse militairen waren doodgeschoten. In verband met sabotage en het plegen van een misdrijf zou deze gebeurtenis nog steeds te boek staan als een gerechtvaardigde daad. De nabestaanden hoopten dat na lange tijd alsnog enkele prangende vragen beantwoord konden worden. Naast het beantwoorden van de vragen werd gedurende het onderzoek nog een doel aan het onderzoek toegevoegd, want zoals uit het voorwoord van prof. dr. Pieter Tops, portefeuillehouder kennis en onderzoek, lid College van Bestuur van de Politieacademie blijkt, zouden de resultaten van het onderzoek een bijdrage kunnen leveren aan een kwalitatieve hoge discussie binnen onder andere het politieonderwijs. Aanvankelijk zag ik het beantwoorden van de vragen als enige doel van het onderzoek, maar tijdens het schrijven van dit rapport heb ik deze mening zonder enige twijfel bijgesteld. • Verdient de aanslag een plaats in de geschiedenis? Hoewel het onderzoek niet volgens de wetenschappelijke onderzoeksmethodieken verricht is1, kregen de onderzoekers, waaronder enkele ervaren rechercheurs van het politiekorps Rotterdam-Rijnmond, het voor elkaar dat 59 nabestaanden en tijdgenoten van de slachtoffers voor het eerst hun verhaal vertelden. Van deze groep hebben 30 personen veel relevante gegevens voor het onderzoek aangeleverd. Daarnaast werden enkele bijzondere documenten in de archieven gevonden. • Zijn er bijzondere omstandigheden rondom de aanslag? • Was het doodschieten van de vijf mannen door de toenmalige bezetter wel een rechtvaardige daad? Deel 2 47 01.20 uur. Ortscommandantur, Hauptman v.d. Kraft, deelt telefonisch mede dat door Duitsche militairen 5 personen waren aangehouden, vermoedelijk Kethelweg of omgeving, nabij een stelling. Tijdens hun overbrenging naar de Ortscommandantur aan de B. Luijerinksingel, trachtten bedoelde personen op de V.L. v.d. Heuvelsingel ter hoogte van de Kwartellaan allen gelijktijdig te ontvluchten waarbij zij echter alle vijf door genoemde militairen werden neergeschoten. Alle vijf zouden op slag zijn gedood. […] Uit de door genoemde militairen op de lijken aangetroffen persoonsbewijzen bleek, dat genoemde personen zijn genaamd. Kornelis van der Wagt, Gijsbertus van der Wagt, Jan van der Wagt, Bastiaan Cornelis Hartog en Arie Struijs.2 Deze feitelijke beschrijving komt uit het politierapport van vrijdag 27 op zaterdag 28 oktober 1944 van de gemeentepolitie Vlaardingen. Het feit dat de vijf slachtoffers beschouwd werden als stropers en zelfs als dieven, die hun dood aan zichzelf te wijten hadden, zal hoogstwaarschijnlijk een van de reden geweest zijn waarom er niet eerder een onderzoek gestart is naar de achtergronden van deze gebeurtenis. De reden waarom er na 64 jaar wel interesse was voor het incident, had te maken met het feit dat men realiseerde dat dege- 48 Overleven onder een andere orde nen die er nog iets over konden vertellen en inmiddels een hoge leeftijd bereikt hadden, nu nog gehoord konden worden. Uit een eerder onderzoek heb ik ervaren dat de generatie, die de Tweede Wereldoorlog bewust heeft meegemaakt, op latere leeftijd wel genegen was hun verhaal te vertellen. Dit bleek ook in Vlaardingen het geval te zijn, daarom heeft het onderzoeksteam op verzoek van de nabestaanden van de familie Hartog, Struijs en Van der Wagt een onderzoek ingesteld naar het gewelddadige overlijden van de in het politierapport genoemde personen, met als doel te achterhalen wat er in de fatale nacht gebeurd is. Een zus van een van de slachtoffers gaf aan te hopen dat door het onderzoek, met toestemming van de burgemeester van Vlaardingen, haar broer en zijn kameraden een andere plaats in de geschiedenis zouden krijgen, dan dat ze nu hebben. Ze wil dat erkend wordt dat zij gewone burgers waren in extreme omstandigheden, die nooit doodgeschoten hadden mogen worden.3 De 91-jarige zus van de twee doodgeschoten broers en de zoon van een van de broers verklaarde dat zij haar hele leven bezig was geweest met de gewelddadige dood van haar broers en neef. Ongeacht de uitkomst van het onderzoek was ze al blij met de aandacht die het incident krijgt. Volgens haar waren het geen lieverdjes maar ze hadden een hart van goud.4 Ondanks het doel en het beantwoorden van de openstaande vragen, is dit rapport vooral ook geschreven voor de nabestaanden, vrienden en betrokkenen van het incident, gepleegd op 27 oktober 1944. Onderzoek Onderzoek naar een gebeurtenis die lang geleden en in een van de moeilijkste periode uit de Nederlandse geschiedenis heeft plaatsgevonden, is geen eenvoudige opgave. De betrokkenen legden immers niets of nauwelijks iets vast (dagboeken of fotografie) en onderhielden geen schriftelijk contact. Hierdoor zijn er relatief weinig bronnen beschikbaar, terwijl de verklaringen van getuigen veelal niet uit eerste hand zijn. Daarom gaven deze feiten vooraf een niet al te hoog verwachtingsniveau bij zowel de onderzoekers als de nabestaanden. Dit verwachtingsniveau werd tijdens het onderzoek in positieve zin bijgesteld. Het onderzoek begon met een artikelenreeks in de weekkrant Groot Vlaardingen. Vanaf 14 mei 2008 werd acht weken lang een artikel geplaatst, met als doel getuigen te vinden en (nieuwe) bronnen aan te boren. Aan de journalist werden gedeelten van enkele reeds afgelegde getuigenverklaringen beschikbaar gesteld. In de artikelen werd tevens gevraagd naar informatie en eventuele ooggetuigen. Hierop kwamen tientallen positieve reacties binnen, waaronder van getuigen. met als gevolg dat verhalen en herinneringen na zo’n lange tijd gekleurd en vervaagd konden zijn. Hierdoor zou getwijfeld kunnen worden aan de objectiviteit en bruikbaarheid van de interviews voor (historisch) onderzoek. Ook binnen de wetenschappelijke wereld wordt regelmatig gediscussieerd over dit onderwerp en de vraag gesteld of het gebruik van Oral History betrouwbaar is. Prof. Dr. J.C.H. Blom, voormalig directeur van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, is van mening dat mondelinge bronnen, ondanks de bezwaren, na zorgvuldige bestudering als historische bronnen wel gebruikt kunnen worden.5 De betrouwbaarheid van de gegevens uit de interviews kon in sommige gevallen gecontroleerd worden, want naast de gesprekken heeft, vooral onderzoeker Eddy van Driel, diverse archieven bezocht.6 Deze getuigen werden benaderd voor het afleggen van een verklaring. Aangezien degenen die een verklaring aflegden de laatste decennia nauwelijks over het voorval hadden gesproken en er dus geen beïnvloeding had plaatsgevonden, waren de gegevens uit de interviews een belangrijke bron voor het onderzoek. Daar stond tegenover dat men er door het verstrijken van de tijd veelal een eigen invulling aan had gegeven, Deel 2 49 Omstandigheden Veel getuigen verklaarden over de slechte sociale omstandigheden in de Vlaardingse buurt waar de slachtoffers woonden. Het betrof een zeer arme buurt die zwaar getroffen werd door de gevolgen van de bezetting, zoals het distributiesysteem en de hongerwinter. Geld en waardevolle goederen bezat men niet, waardoor het moeilijk was om het karige rantsoen aan te vullen. Men wist dat sommige Vlaardingse boeren hun melk liever weggooiden dan het uit te delen aan de arme bevolking of levensmiddelen bewust bewaarden om hierdoor de prijs op te drijven. Daarnaast gebeurde het dat levensmiddelen alleen nog maar verkocht werden aan Duitsers of NSB’ers.7 Veel Vlaardingers probeerden te overleven onder zeer primitieve omstandigheden. De bewoners voelden zich met elkaar verbonden door deze extreme omstandigheden, waardoor de solidariteit aanzienlijk versterkte.8 Hiernaast werden de normen verlegd en zaken als agressie tegen de bezetter en diefstallen veelal normaal gevonden en getolereerd. 50 Overleven onder een andere orde De slachtoffers waren bedreven in het vissen, stropen en jagen. Uit de verklaringen en politierapporten blijkt dat de vijf elkaar goed kenden en in verschillende samenstellingen met elkaar op pad gingen om illegaal te melken, te stropen of zwart te handelen. Uit verklaringen en politierapporten blijkt dat, behalve Jan van der Wagt, de meeste leden van de groep bij de politie bekend stonden als stropers en betrokken waren bij diefstal van voedsel. Hierna volgen enkele passages uit de politierapporten waaruit dit duidelijk wordt: 22-03-1944 07.45 uur. Aangifte van den onderbaas Lens van Neerbos bouwmaterialen dat aan de Hoflaan 5 uit een hok een varken is ontvreemd ten nadele van de onderneming. Op 24 maart werd Bastiaan Cornelis Hartog als verdachte voor deze diefstal aan het bureau gebracht en ingesloten. 25-03-1944 11.30 uur. Door Hartman als verdacht van medeplichtigheid diefstal aan het bureau gebracht en ingesloten in cel 3: Arie Struijs 20-07-1944 14.00 uur. Door Hartman aan het bureau gebracht, verdacht van diefstal, Jan van der Wagt. 15.30 uur. na verhoor ontslagen. 01-09-1944 Meldt zich aan het bureau Gijsbertus van der Wagt, die op last van de O.v.J. moest worden aangehouden voor het ondergaan van een week gevangenisstraf. 15-10-1944 09.30 uur. Op verzoek van politie te water ingesloten Kornelis van der Wagt, Gijsbertus van der Wagt, Jan van der Wagt. Zij worden verdacht van diefstal van konijnen en aardappelen. 14.15 uur. K., G. en J. van der Wagt meegegeven aan Waterpolitie. 16-10-1944 10.00 uur. Door rechercheur Bijl op verzoek van politie de Lier aangehouden en aan het bureau gebracht ter zake verdacht van te de Lier gepleegde diefstal van een zegen Bastiaan Cornelis Hartog en Arie Struijs. Ingesloten in cel 1 en 8. 19.00 uur. De arrestant B.C. Hartog ontslagen. 29-10-1944 Politie te de Lier verzoekt inlichtingen aangaande geruchten welke aldaar gaan over het doodschieten van de personen van der Wagt en Hartog, daar te de Lier tegen genoemde personen een zaak betreffende diefstal aanhangig is.9 Deel 2 51 Het voedsel werd verkregen om zichzelf en anderen in leven te houden. Met name het verdelen van voedsel onder de arme hongerende buurtbewoners en onderduikers legde in 1944 een grote druk op de groep.10 Struijs, Hartog en de broers Van der Wagt stonden vanwege bovengenoemde activiteiten niet bij elke boer, middenstander en burger goed bekend. Met name de gedupeerden van de diefstallen waren slecht te spreken over de reputatie van de groep. Een NSB-boer zou, in verband met een diefstal van een zegen11, begin oktober 1944 iets te maken hebben gehad met de arrestatie van Arie Struijs en Bas Hartog. Arie had tegen Marie van der Hoek-Struijs verklaard dat er voor dit kleine vergrijp te weinig bewijzen waren. Volgens Arie hadden goede politieagenten, waaronder een hoge politieofficier, er voor gezorgd dat hij snel weer vrij kwam. Politieman Cornelis Landzaad was erg boos over deze vrijlating. Arie hoopte dat de hoge officier in staat was om Landzaad te laten stoppen met het achtervolgen van Arie en zijn groep.12 Dat Landzaad achter de groep aan zat, bleek ook uit een andere verklaring. Nadat hij de gebroeders Brouwer en de broer van Cor van Dijk, Teunis van Dijk, had opgepakt voor diefstallen, meldden zij na hun vrijlating aan Arie en Cor dat zij waren geslagen en geschopt door Landzaad en zijn collega Bijl. Hierbij hadden ze nauwelijks belangstelling voor de door de gebroeders Brouwer en Teunis gepleegde diefstallen, maar veel meer voor de activiteiten van Cor en Arie. De politiemannen wilden al hun contacten weten. 52 Overleven onder een andere orde Ook vertelden zij dat er voor een beloning kon worden gezorgd als de groep in zijn geheel kon worden opgerold.13 Voorts kwam in de verklaringen naar voren dat de groep van Struijs regelmatig handelde met NSB’ers en Duitsers. De mannen zouden vaak naar een Duitse luchtafweerbatterij gegaan zijn, die dicht bij de boerderij Noorderhuizen in het Vlaardingse Holy lag. De bij deze batterij gelegen militairen waren veteranen uit de Eerste Wereldoorlog. Zij waren gemoedelijk en niet fanatiek. De groep zou daar ’s nachts koffie hebben gedronken en mogelijk viel er wat te handelen.14 Volgens Hennie van der Wagt klopte het dat ze het goed konden vinden met Duitsers die in een stelling gelegen waren. De Duitsers hielpen de vissers graag voor een maaltje vis en dat ze daar koffie dronken zou waar kunnen zijn.15 Dit gaf bij sommigen een negatief beeld over de groep. Uit getuigenverklaringen is gebleken dat er sprake was van zwarte handel en heling van voedsel door de groep en aanverwante vrienden. Hierbij dient te worden opgemerkt dat uit de getuigenverklaringen blijkt dat de slachtoffers in armoede gestorven zijn en zich dus niet verrijkt hadden door deze handel. Naast een voedsellijn zouden vooral Arie Struijs en Cor van Dijk betrokken zijn bij het verdelen van distributiebonnen, persoonsbewijzen en dergelijke. Arie Struijs had hiervoor waarschijnlijk veel contacten met het verzet, waaronder die in het Westland. Overige activiteiten In diverse verklaringen wordt gesproken over contacten met het verzet en betrokkenheid bij verzetsactiviteiten. De vraag welke werkzaamheden onder verzetsdaden vallen, is moeilijk te beantwoorden. Was het verspreiden van illegale lectuur al verzet of kan daarvan pas gesproken worden wanneer men informatie doorgaf of wanneer men aan het georganiseerde en gewapende verzet deelnam? Naar gelang de bezetting vorderde werd deze vraag steeds minder belangrijk. Het af en toe rondbrengen van een illegaal krantje kon dezelfde gevolgen hebben als het op grote schaal vervalsen van documenten, het opzetten van een pilotenlijn of het uit naam van het verzet plegen van een gewapende overval. Voor de bezetter maakte het overigens niets uit of iemand georganiseerd of ongeorganiseerd, dan wel actief of passief aan het verzet deelnam, want de straf was vaak even hoog. In het begin van de bezetting waren in Vlaardingen veel verzetsmensen opgepakt door loslippigheid. Anderen zullen hiervan geleerd hebben en voorzichtig geworden zijn. Ook na de bevrijding sprak men niet over het verzet.16 Deze erecode werd over het algemeen niet verbroken, zodat er niets of zeer weinig is vastgelegd. De meeste gegevens voor dit onderzoek zijn dan ook afkomstig uit interviews. Willem en Piet Struijs hadden tegen Gré Struijs verteld dat ze nooit echt tot een verzetsgroep hadden behoord, maar wel klussen deden voor verzetsgroepen. Ze wilden liever onafhankelijk blijven en zo de oorlog overleven. Uit verschillende verklaringen komt naar voren dat Cor van Dijk, Andries Ensel en Arie en Willem Struijs over vuurwapens en valse identiteitsbewijzen beschikten.17 Cor van Dijk zou twee vuurwapens hebben gehad en Arie Struijs één. Deze vuurwapens lagen op verschillende plaatsen verstopt.18 Marie Hoek-Struijs had gezien dat Cor van Dijk op diverse adressen vuurwapens had. In de Oosterstraat, boven de meubelfabriek, had hij een onderduikadres. Ze was zelf in 1943 en 1944 op dit adres geweest en zag daar bonkaarten, persoonsbewijzen, vuurwapens en voedsel. Hierbij was ook Arie Struijs aanwezig. Marie mocht naar dit adres komen om voedsel te halen. Daar kreeg ze bonkaarten en enveloppen mee om die te bezorgen op bepaalde adressen. Wat er in de enveloppen zat werd nooit verteld.19 Clazina Stuijs verklaarde dat zij regelmatig koerierswerk gedaan had voor Cor en Arie. Hiermee bedoelde ze dat ze voor hen briefjes rond moest brengen. Ze wist niet wat er op die briefjes stond. Clazina was eenmaal door de politie aangehouden en is toen met een smoesje vrijgekomen. In een politierapport werd onderstaande passage aangetroffen, waaruit blijkt dat deze aanhouding inderdaad heeft plaatsgevonden. Deel 2 53 10-09-1943 19.50 uur. Opperwachtmeester Van Beijeren rapporteert dat hij op verzoek van F. Struis, oud 38 jaar, wonende 4e Maassteeg 1 bagage controleerde van zijn huishoudster, die zonder zijn voorkennis zijn woning verliet en wie hij verdacht goederen van hem mede te nemen. Bij onderzoek bleek dit niet het geval te zijn. Wel bleek dat uit de woning van Struis een distributiekaart vermist werd. De huishoudster, genaamd Antonia Batz, geb. 29 mei 1916 te Schiedam, wonende 4e Maassteeg 1, verklaarde dat zij haar distributiekaart en een van Struis door een dochtertje van Struis had doen verkopen en het geld in de huishouding had verbruikt. Het dochtertje van Struis, genaamd Clazina Struis, oud 13 jaar, wonende 4e Maassteeg 1, verklaarde dat zij de kaarten van juffrouw Batz had gekregen om deze te gaan verkopen. Zij had twee distributiekaarten verkocht aan Hoogendijk, wonende Maasstraat, daarvoor 70 gulden ontvangen en dit geld aan juffrouw Batz afgedragen. Verder bleek nog dat juffrouw Batz de kinderen van Struis had mishandeld. Zij is door Van Beijeren als verdacht van verduistering en verkopen van distributiekaarten aangehouden en naar het bureau overgebracht. 20.30 uur. Komt aan het bureau in verband met mut. 19.50 uur. Hendrika Batz, geb. 6 juni 1922 te Schiedam, echtgenote van Cornelis van Dijk, wonende Doelhofje 32 te Schiedam. Bij verhoor blijkt ook zij zich schuldig gemaakt te hebben aan handel in distributiebonnen. Zij is in cel 8 in bewaring gesteld.20 Arie Struijs had zeer goed contact met politieman Jo Hofman en rechercheur De Kra. Jo Hofman, waarmee Arie veel zaken deed, zou in contact staan met een hoge politieofficier, die het verzet regelde. Jo Hofman tipte Arie Struijs onder andere over invallen.21 Eind 1943 werd in de nachtelijke uren op het raam geklopt van de woning van Willem Struijs door, naar later bleek, Jo Hofman. Hij waarschuwde Willem voor een inval door de Duitsers in zijn woning, in verband met zijn contacten met verzetsmensen. Jo Hofman gaf aan dat Willem ook direct Cor van Dijk en Arie Struijs moest waarschuwen. Direct hierop zijn Cor, Arie en Willem ondergedoken bij Aal Batz-Bokkum aan de Schie (bovenhuis) in Schiedam. 54 Overleven onder een andere orde Daar hebben ze ongeveer tien dagen gezeten, waarna ze van Jo Hofman een seintje kregen dat de kust weer veilig was.22 Genoemde personen zouden, vooral in 1944, regelmatig ergens een veilige plaats gezocht hebben en namen dan een andere (valse) naam aan.23 Freek Ensel, de zoon van Andries Ensel, verklaarde dat hij de oorlog als klein jongentje zeer traumatisch ervaren had. Vooral de invallen van de Duitsers in hun woning kon hij zich herinneren. De Duitsers waren altijd op zoek naar zijn vader, Willem of Arie. Tijdens zo’n inval richtten ze vaak hun geweren op hem en zijn broer en zusje, waarmee hij samen op zolder sliep.24 Tijdens de bezetting werd het voor enkele slachtoffers steeds gevaarlijker om zich in het openbare te vertonen, aangezien de bezetter en hun handlangers hen op de hielen zat. Arie en Cor hadden de beschikking over diverse valse of vervalste persoonsbewijzen. Arie Struijs was bijvoorbeeld in het bezit van een persoonsbewijs van een man die was omgekomen bij het bombardement van 31 maart 1943 op het Bospolderplein in Rotterdam. Het valse persoonsbewijs verstopte hij veelal in zijn onderbroek. Hij maakte daar zelfs grappen over. Ze zouden je zaakje lekker warm houden, aldus Arie. Arie gebruikte zijn eigen naam als hij werd gepakt voor een klein vergrijp of bij een controle door de lokale politie van Vlaardingen, want de meesten kende hem. Met name bij controles door Duitsers gebruikte hij bijna altijd een vals persoonsbewijs.25 Arie had hierover tegen zijn broer verteld dat hij de (valse) papieren had gekregen van het rode (communistische) Rotterdamse verzet. Arie bezocht regelmatig een adres aan de Slaghekstraat in Rotterdam-zuid. Deze verzetsmensen hadden ervoor gezorgd dat Arie ingeschreven stond bij het Leger des Heils in Rotterdam. Hierdoor was hij moeilijk traceerbaar. Arie deed altijd zeer geheimzinnig over deze contacten. Wel had hij enkele maanden voor zijn dood gezegd dat diverse mensen van het communistische verzet, die hij kende, waren gefusilleerd. Hij was hierdoor erg voorzichtig geworden.26 Andries Ensel had ervaren dat het op straat gevaarlijk kon zijn en dat het hebben van goede contacten heel belangrijk was. Begin 1944 werd hij opgepakt vanwege het feit dat hij Jood was. Andries werd direct over- gebracht naar Loods 24 in Rotterdam. Dit was de verzamelplaats voor de Joden uit Rotterdam en omgeving. De vrouw van Andries schakelde Willem Struijs in. Deze trommelde Arie en Cor op.27 Enkele uren na de arrestatie moest Clazina Struijs in opdracht van Arie en Cor een brief brengen naar een adres aan het einde van de Oosterstraat, in de omgeving van de haven bij een hoge NSB´er. Het betrof de leider van de Landwacht in Vlaardingen, Pieter Boot.28 Clazina kreeg duidelijke instructies van Arie en Cor. Ze moest drie keer bellen en vervolgens de brief in de bus doen en hard weglopen. Het was de bedoeling dat hij de brief direct las. Arie vertelde haar dat ze hadden gekeken en daardoor wisten dat Boot thuis was. Clazina had dit soort opdrachten wel vaker uitgevoerd voor Cor en Arie.29 De ouders van Freek Ensel hadden hem verteld dat Arie ook een andere NSB’er, genaamd Bagchus, onder handen hadden genomen. Arie had hierbij een vuurwapen gebruikt en verteld dat ze meer mensen hadden omgelegd en heel zijn familie zou uitroeien als Dries Ensel niet zo spoedig mogelijk zou terugkeren. Bagchus en Boot zouden hierna een hoge Duitse officier hebben benaderd en deze een verhaal hebben opgehangen. Andries was getuige van het brute optreden van de Duitsers tegen de Joden in Loods 24. Hij zag dat ze zowel kinderen als oude mensen sloegen en schopten. Deze waarneming komt overeen met de verhalen van andere ooggetuigen.30 Op een gegeven moment kwam er een Duitse officier naar Andries toe, en nadat hij eerst geslagen werd, moest hij naar de uitgang. De Duitser vertelde hem dat hij goede contacten had Deel 2 55 en met het juiste wijf getrouwd was, waarna Andries direct werd vrijgelaten. Nog met zijn Jodenster op zijn jas, wat achteraf niet slim was, liep hij naar Vlaardingen. In de Maasstraat werd hij door de buurt zeer warm ontvangen. Zijn vrouw, die zwanger was, omhelsde hem op straat. De hele buurt klapte. Direct hierop moest Andries naar de woning van Willem Struijs aan 4e Maassteeg 1. Hier kreeg hij van Arie te horen hoe ze hem vrij hadden gekregen en de waarschuwing dat hij rustig aan moest doen. Hij moest onderduiken op een van de adressen van Cor. Arie en Cor zouden er voor zorgen dat er door een ambtenaar een formulier werd afgegeven, waaruit bleek dat hij gehuwd was met een christelijke vrouw en derhalve niet kon worden opgepakt. Dit formulier heeft hij ook gehad van Arie, maar stelde op dat moment al niet veel meer voor.31 De bovengenoemde bedreiging aan het adres van de beide NSB’ers was hoogstwaarschijnlijk geen bluf, want in het onderzoek legden diverse getuigen een verklaring af over de betrokkenheid van Arie en Cor bij de liquidatie van een NSB’er. Het bleek te gaan om de liquidatie van Jan Willem Stuit, wiens stoffelijk overschot op 16 augustus 1944 tussen de gemeente Kethel en Overschie werd aangetroffen. 26-08-1944 19.20 uur. Inspecteur van politie Starrenburg te Rotterdam, deelt mede dat heden middag aan de kandelaar tussen de gemeente Schiedam en Kethel door een jongen in een sloot een lijk is gevonden, dat later bleek een schotwond in de borst te hebben een zak over het hoofd en de voeten waren verzwaard met stenen. Een rever van zijn jas was voorzien van een N.S.B. speldje waarop het nummer 1547 voorkwam. Volgens Schrevelius is bedoeld speldje met dat nummer afgegeven aan Jan Willem STUIT, geb. te ’s-Gravenhage 16 juni 1911 van beroep ambtenaar van het Arbeidsbureau te Naaldwijk, wonende te Vlaardingen Rotterdamscheweg 18. In overleg met de kapitein van politie Kramer zal een verder onderzoek door de politie te Rotterdam worden ingesteld, die zich tevens in verbinding zal stellen met de Sipo te Rotterdam. Politie Rotterdam zal ook voor de eventuele meldingen zorgdragen.32 56 Overleven onder een andere orde De weduwe van Stuit verklaarde na de bevrijding dat haar man op 17 augustus 1944 naar zijn werk op het Arbeidsbureau van Naaldwijk was gefietst, maar ’s avonds daarvan niet terugkeerde. Op 18 augustus 1944 heeft zij bij de politie van Vlaardingen aangifte van vermissing van haar man gedaan. Pas op 26 augustus 1944 hoorde zij van Pieter Boot dat haar man om het leven was gekomen. De verbalisant die na de bevrijding de zaak onderzocht, had contact gezocht met het voormalige verzet en kreeg te horen dat Stuit op last van de Landelijke Knokploeg (LKP), commando Rotterdam, was doodgeschoten. Hij was doodgeschoten omdat hij werkzaam was bij het arbeidsbureau en iedereen, zonder uitzondering, in het kader van de Arbeitseinsatz naar Duitsland stuurde. Hij was dus een gevaar voor de Nederlandse samenleving. Door het verzet was Stuit diverse malen gewaarschuwd om hiermee te stoppen, maar deze waarschuwingen heeft hij genegeerd. De vader en de opa van Gré Struis-Westdijk hadden haar verteld dat Arie en Cor in opdracht van verzetsgroepen in totaal bij drie liquidaties betrokken zouden zijn geweest, namelijk bij twee NSB´ers en één Duitse officier. Veel details vertelden zij daar niet bij. Gré wist dat er een NSB´er was doodgeschoten, die werk verdeelde in het Westland. Hij woonde aan de Rotterdamseweg in Vlaardingen. Volgens Willem Struijs was het een echte ploert. Arie en Cor zouden direct betrokken zijn geweest bij de uitvoering. Ze zouden het slachtoffer een zak over zijn hoofd hebben getrokken en daarna in het water gedumpt. De zusters Batz waren ook betrokken geweest bij de voorbereiding.33 Op een gegeven moment was Arie bij zijn zus Marie langsgekomen met de mededeling dat ze direct naar de woning van Wim moest gaan. Ze kreeg de opdracht mee om te zeggen dat de resterende jutezakken weggegooid moesten worden. Arie was opgewonden en vroeg haar goed op te letten onderweg. Marie ging naar de woning en vertelde het een en ander aan Antonia Batz. Zij vertelde dat er een man was omgelegd die voor de NSB werkte. De omgelegde man was een soort werkverdeler voor losse arbeid in het Westland. Hij gaf alleen baantjes aan NSB’ers. Hiervoor was hij meerdere malen gewaarschuwd. Een van de gestolen jute zakken, die in de woning van Wim lagen, was hiervoor gebruikt. Antonia Batz had de overige zakken al weggegooid, omdat dit moest van Cor. Arie zou de zakken ergens gestolen hebben. Na de oorlog vertelde Riek Batz aan Marie dat ze op verzoek van Cor de doodgeschoten man vooraf geobserveerd had. Hierop was de man opgewacht op weg van of naar zijn werk. Hij had een zak over zijn hoofd gehad en was vervolgens doodgeschoten en in het water gegooid. Er werd niet bij verteld wie had geschoten.34 Gezien bovenstaande kan met zekerheid worden vastgesteld dat enkele slachtoffers vanwege hun activiteiten, naast vrienden ook vijanden hadden gemaakt, die daar waar mogelijk wraak zouden nemen. Arie zou geweten hebben dat hij vanwege zijn activiteiten gezocht werd door de Duitsers. Dit was hem in het oor gefluisterd door Jo Hofman.35 Deel 2 57 De fatale nacht Op de avond van het incident kwam de groep bij de familie Van der Wagt bijeen. Hoewel het steeds gevaarlijker werd om zich op straat te begeven, besloot de groep toch te gaan, aangezien veel buurtbewoners en onderduikers afhankelijk waren geworden van het voedsel en melk. Op het laatste moment had een van de vaste leden, Leen Smit, afgezegd. Gijsbertus van der Wagt wilde zijn oudste zoon meenemen. Dit leverde nog wat onenigheid op, maar uiteindelijk ging de zestien jarige Jan van der Wagt toch mee.36 De dochter van Bastiaan Hartog was in 1944 dertien jaar. Zij kon zich herinneren dat haar vader nog warm gegeten had voor hij weg ging. Ze hadden rond 18.00 uur gegeten. Hij deed ook nog extra tabak in zijn zakje. Zijn vrouw vroeg hoe lang hij weg dacht te blijven, waarop hij zei: “Ik ben zo weer terug”.37 Het is dus aannemelijk dat de groep voor spertijd vanaf de Lusthofstraat vertrokken is. Wat er verder die avond en vroege nacht gebeurd is, is niet te achterhalen. Volgens Gré Struijs-Westdijk werd de groep in de omgeving van de Kethelweg opgewacht door jonge Duitse soldaten, die direct begonnen te schieten. Zij schoten eerst de jonge Jan van der Wagt in zijn buik. Allen werden vastgepakt. Arie had gezegd dat ze hem moesten hebben en de rest vrijlaten. Hierop werden ze een voor een in elkaar geslagen en gemarteld. Arie moest in de loop kijken en werd afgeschoten met een schot door het hoofd. De groep was nog niet begonnen met stropen en het was nog buiten spertijd. Dus er zou geen directe aanleiding geweest zijn om ze af te schieten. De artsen hadden verklaard 58 Overleven onder een andere orde dat iedereen van tevoren was aangeschoten en dat ze zeker niet op de vlucht waren neergeschoten. Het formele politierapport was in opdracht van de Ortskommandantur met toestemming van de waarnemend korpschef van politie valselijk opgemaakt. Dit hadden de dienstdoende artsen, die de lichamen hadden onderzocht, tegen Piet Struijs verklaard.38 Freek Ensel had eveneens van zijn vader vernomen dat deze uit diverse bronnen had gehoord dat de groep was opgewacht door jonge Duitse soldaten, die zojuist waren teruggekomen van het Oostfront. Zij waren getipt via de Ortskommandantur. Zijn vader was er van overtuigd dat Bijl en Landzaad de tip hadden gegeven, doordat ze een van de leden van de groep onder druk hadden gezet, maar hij had nooit verteld hoe hij dit zo zeker wist.39 In het politierapport wordt vermeld dat de groep omstreeks 23.30 uur door de Duitse post van de Laan van Boles, aan de Kethelweg was aangetroffen, terwijl ze in de nabijheid van deze post in het weiland liepen. Ze hadden verklaard dat ze wilden gaan melken en vissen. De mannen waren in het bezit van melkflessen en melkkannen. Ze werden hierop door drie militairen voor een nadere controle overgebracht naar de Ortskommandantur, nadat eerst tegen hen gezegd was dat, wanneer ze trachten te vluchten, zonder pardon op hen zou worden geschoten. Volgens het politierapport zouden ze omstreeks 00.15 uur zijn neergeschoten. Ter plaatse is door een Duitse arts de dood vastgesteld. Volgens Hauptmann V.d. Kraft zou er niets gebeurd zijn wanneer de groep niet getracht had te vluchten. Ze zouden dan zondermeer overgegeven zijn aan de Nederlandse politie. Verder werd aangegeven dat behoudens de jongste, Jan van der Wagt, allen oude bekenden van de politie waren en onder andere bekend stonden als stropens.40 C. Wind had via een zegsman het volgende verhaal gehoord. In die fatale nacht ging Jan van der Wagt met zijn vader mee om zaken te doen met de bemanning van een Duitse stelling. Daar aangekomen werd hen echter op barse wijze een halt toegeroepen en afgevoerd naar de stelling. Het bleken volkomen onbekende militairen te zijn, die de vorige en vertrouwde bezetting blijkbaar had vervangen en de afspraken van hun voorgangers met deze burgers niet kende. De mannen zullen natuurlijk hebben getracht de militairen ervan te overtuigen dat zij geen kwaad in de zin hadden en met de vorige bezetting goede contacten hadden onderhouden. De bevelvoerende militair vertrouwde het verhaal echter niet en wilde geen enkel risico nemen. Hij vond blijkbaar dat de Ortskommandant het maar moest uitzoeken en stuurde de mannen onder begeleiding van een gewapende soldaat naar de commandopost in Vlaardingen-Ambacht. De mannen overlegden met elkaar wat er zou kunnen gebeuren indien ze bij de Ortskommandant zouden worden gearresteerd en mogelijk het risico liepen om ter plaatse te worden geëxecuteerd. Aangezien ze met vijf man waren en de Duitser, die achter hen liep alleen was, moest het mogelijk zijn de soldaat aan te vallen en daarna te vluchten. Men besloot tot de aanval over te gaan, maar de soldaat had hier waarschijnlijk rekening mee gehouden en heeft de mannen ter plaatse doodgeschoten. Volgens Wind was het jammer dat men, uit historisch oogpunt bezien, het gebeuren niet volledig kon reconstrueren. Naar zijn mening was het echter belangrijker uit te gaan van het tijdsbeeld in de Hongerwinter.41 Ondanks het feit dat de verklaring van Wind op bepaalde punten niet overeenkomt met de gegevens uit het politierapport, want daarin wordt onder andere gesproken over drie Duitse militairen, bevat de verklaring van Wind veel bijzondere details, die gelijk zijn aan de gegevens uit andere verklaringen. Hieruit blijkt dat interviews, ondanks de bezwaren, toch een belangrijke bron kunnen zijn voor historisch onderzoek. Deel 2 59 Volgens de neef van Jan van der Wagt liep Jan plotseling weg naar de overzijde van de straat. Zijn vader, Gijsbertus, liep hem achterna, waarna beide mannen werden neergeschoten. Vervolgens werd Arie aan de andere zijde van de straat neergeschoten. Bas en Kornelis, die bekend stonden als sterke mannen, hebben geprobeerd de Duitsers te overmeesteren, wat echter niet lukte. Ook zij werden daar neergeschoten. Deze versie van het gebeuren had Jo Hofman verteld. Opa van der Wagt was nog met iemand naar de Duitse commandant gegaan om opheldering te vragen. De Duitse commandant vond het een vreselijk incident en zei dat de betrokken soldaten zeer jong waren en door het doodschieten van de vijf mannen geschokt waren.42 Jan van der Wagt zou niet direct gedood zijn. Bewoners uit de buurt, waar de vijf waren neergeschoten, gingen naar buiten. Zij wilden Jan van der Wagt helpen, maar de Duitse soldaten verboden dat. Jan van der Wagt bloedde uiteindelijk dood.43 De politieagenten Kok, Van Beijeren en Jo Hofman kregen opdracht om de familie van de slachtoffers te informeren. Jo Hofman ging direct naar de woning van Piet Struijs aan de Ridderstraat en vertelde dat Arie met zijn kameraden was opgewacht en doodgeschoten door een brigade jonge Duitse militairen. Vooraf zou een Vlaar- 60 Overleven onder een andere orde dingse politieman de Ortskommandant getipte hebben dat de groep die avond op pad ging. Hofman vertelde nog dat Piet zo snel mogelijk de spullen van Arie moest weggooien, omdat er huiszoekingen verricht zouden worden. Piet haalde direct een zak met spullen, inhoudende geld, persoonsbewijzen en een vuurwapen uit een geheime bergplaats, die Arie in de omgeving van zijn bedstee had gemaakt. Behoudens het geld werden de overige spullen in het water gegooid. Kort hierop doorzochten Duitse militairen en enkele Nederlandse politiemannen (Landzaad en Bijl) de woningen aan de Ridderstraat en de Maassteeg.44 Bij de doorzoeking van de woning aan 4e Maassteeg 1 had Bijl tegen Antonia Batz gezegd: “Hier zijn we vanaf, nu de rest nog”. Batz had teruggeroepen: “Jij bent eerder aan de beurt”. Riet Batz werd kort hierop door Bijl opgepakt. Zij vertelde dat Landzaad alles van Cor van Dijk wilde weten. Bij dit verhoor was een Duitser aangeschoven. Zij kende de Duitser van gezicht. Riet had gezegd dat Cor naar Duitsland vertrokken was.45 Na het bericht van Hofman ging Marie Struijs samen met haar nichtje, Clazina, naar het mortuarium. Daar zag ze de vijf lijken. Arie had een schotwond in zijn hoofd. De dienstdoende arts vertelde haar dat het een opgelegd schot betrof. Ze zag de kruissporen duidelijk rond de wond. De arts vertelde dat hij een rapport op moest maken voor de Duitsers. Jo Hofman, die eveneens in het mortuarium aanwezig was, zei: “Vergeet dit nooit”. Hij gaf aan dat de Duitsers hadden verklaard dat zij na het plegen van een ernstig misdrijf op de vlucht waren doodgeschoten. Iedereen in het mortuarium vond dit lulkoek. De dienstdoende dokter vertelde dat ze in elkaar waren geslagen en daarna standrechtelijk geëxecuteerd. Volgens Marie was de loop van het geweer op het hoofd van Arie gezet en dus geen schot op een voortvluchtige, dus een koelbloedige liquidatie. Tevens was het opvallend dat de andere lichamen veel verwondingen hadden. Het leek wel of ze gemarteld waren. Marie heeft veel blauwe plekken gezien. Verder had één van de mannen een schotwond in beide handen of polsen. Volgens de dokter was hij van korte afstand in zijn hoofd geschoten en had ter afwering zijn handen voor zijn hoofd gehouden.46 Volgens een verificatieformulier van het Nederlandse Rode Kruis was Bastiaan Hartog ten gevolge van een schotwond in de schedel en beide bovenarmen overleden. Hij zou zonder vorm van proces door soldaten van de SD gefusilleerd zijn. Dit formulier was opgemaakt door het Centraal Afwikkelingsbureau Duitse Schade-uitkeringen (CADSU). Dit bureau hield zich, sinds de oprichting door de minister van Financiën op 1 december 1964, bezig met het afwikkelen van schadeclaims van Joden en anderen die hadden geleden onder de nationaalsocialistische vervolging in de Tweede Wereldoorlog.47 Nabestaanden leverden in het algemeen de gegevens aan voor de aanvraag.48 Vandaar zijn de gegevens van de formulieren niet geheel betrouwbaar. Het stoffelijk overschot van Arie Struijs zou pas veel later zijn vrijgegeven. De kleding en het lichaam van Arie zou door de Duitsers grondig doorzocht zijn. Clazina had dit later van haar opa Piet vernomen. Het lichaam van Arie heeft enkele dagen opgebaard gelegen in de bovenwoning aan de Ridderstraat. Clazina had gezien dat Arie een verband, met daarop bloed, om zijn hoofd had. Piet vertelde tegen Clazina en Marie dat Arie gemarteld en ondervraagd was door de Duitsers. Hij zou niets hebben losgelaten en was daarna doodgeschoten. De vader van Clazina had na de bevrijding met dokter De Koning gesproken. Deze vertelde hem dat Arie een opgelegd schot door zijn hoofd had gekregen. De Koning had het vermoeden dat Arie kortstondig was verhoord.49 Cor van Dijk was na het incident bij Piet Struijs geweest met het advies om niet naar de begrafenis op de begraafplaats Emous in Vlaardingen te gaan. Dit was volgens hem te gevaarlijk, omdat de bezetter en/of hun handlangers zouden kijken wie er achter de kist liepen en daaruit konden opmaken hoe de verhoudingen lagen. Het advies werd opgevolgd, waardoor de familie pas dagen later naar het graf ging.50 Deel 2 61 Piet Struijs was vier of vijf dagen na het incident samen met zijn dochter Marie naar de waarnemend korpschef en de burgemeester van Vlaardingen gegaan. Zij vertelden dat de groep, in verband met ernstig gepleegde misdrijven, terecht standrechtelijk geëxecuteerd was. Met name sabotage tegen de Duitse overheid werd hen zwaar aangerekend. Over stropen werd geen woord gezegd. Piet en Marie werden letterlijk het stadhuis uitgegooid. De burgemeester had namelijk gehoopt dat Piet de rest van de vrienden van Arie Struijs ook kwam aangeven.51 De burgemeester van Rotterdam gebruikte de aanslag om de bevolking te waarschuwen. Met de titel ‘Op de vlucht doodgeschoten’ werd het volgende artikel in de krant gepubliceerd: De burgemeester van Rotterdam deelt het volgende mede: Op 27 oktober jl. om 23 uur kwamen vijf verdachte personen in de nabijheid van een weerstandsnest buiten Vlaardingen. Zij werden door den schildwacht onmiddellijk aangehouden en nadrukkelijk gewaarschuwd niet op de vlucht te gaan. Ondanks deze waarschuwing vluchtten zij toch naar de rand van de stad Vlaardingen. Op de vlucht werden allen doodgeschoten. Uit de noodzakelijke gevolgen van deze verzetspogingen moge de bevolking blijken, dat de Duitse weermacht de nakoming van haar beschikkingen met de vereiste maatregelen doorzet. 62 Overleven onder een andere orde Hoewel de gegevens uit het artikel overeenkomen met die van het politierapport, wordt in het artikel gesproken over verzetspogingen. Was dit een bewuste woordkeuze of had het te maken met gebrek aan juiste gegevens? Evaluatie Op het moment dat de vijf mannen in Vlaardingen werden doodgeschoten, was het vijfde jaar van de bezetting in volle gang. De bevolking van het bezette Nederland had ruimschoots ervaren waartoe de Duitse overheerser in staat was. Gedurende de bezetting werd het optreden steeds harder en meedogenlozer. De bezetter maakte in een vroeg stadium duidelijk dat zij het plegen van verzet, in welke vorm dan ook, niet tolereerde.52 Naast de toegenomen druk werden de eerste levensbehoeften, zoals brandstof en voedsel, steeds schaarser. Voedselvoorziening In juni 1944 waren de Geallieerde legers op de stranden van Normandië geland, waardoor er naast een oostelijk front ook een westelijk front gevormd werd. Een voorspoedige opmars versterkte de hoop op een in aantocht zijnde bevrijding. De geruchten dat de Geallieerde troepen begin september 1944 op weg waren naar Rotterdam, bleken helaas niet juist te zijn. De situatie verergerd door het wegvallen van de trein, want op 17 september 1944 had de regering in Londen het spoorwegpersoneel opgeroepen het werk neer te leggen. Deze dag was bewust uitgekozen, omdat de Geallieerde legers in de omgeving van Arnhem begonnen waren met de operatie ‘Market Garden’. De staking was bedoeld om de aanvoer van Duitse troepen en materieel te stagneren. De operatie mislukte, waardoor ons land boven de grote rivieren nog tot mei 1945 in de greep van de vijand bleef. Door de spoorwegstaking werd het economisch leven totaal ontwricht. Voor de burger werd vooral de naderende winter, die de geschiedenis zou ingaan als de hongerwinter, een zeer moeilijke periode.53 Bewoners van de grote steden trokken massaal naar het platteland, waar ze tracht- ten bij boeren en tuinders nog iets eetbaars te bemachtigen. In veel gevallen moeten ze hiervoor veel geld betalen of waardevolle bezittingen ruilen. Het moeilijk verkregen voedsel werd vaak onderweg of aan het einde van de hongertochten door Duitse militairen of landwachters afgenomen, zodat de zeer zware en lange reis voor niets geweest was. Volgens de Vlaardingse historicus Klaas Kornaat werden in 1942 en 1943 de traditioneel heersende verhoudingen tussen burgerij en overheid in hoog tempo afgebroken. De dagelijkse strijd om het bestaan zou het leven van velen beheerst hebben. Regels en ordehandhaving werden niet meer belangrijk gevonden, waardoor er heel wat gestolen, gesjoemeld en geheeld werd. De economische omstandigheden, het distributiesysteem en de vele regels van de bezetter waren als oorzaken aan te wijzen voor normvervaging en misdadig gedrag.54 Uit de interviews en documenten blijkt dat de groep, in wisselende samenstelling, bedreven was in het bemachtigen van voedsel. Naast stropen ‘bezochten’ ze onder andere ook boeren die voldoende levens- Deel 2 63 middelen in voorraad hadden en dit vaak voor veel geld en waardevolle voorwerpen ruilden. Tengevolge van het stelen van voedsel had de groep een slechte reputatie opgebouwd bij diverse boeren, middenstanders en burgers. Deze waren graag bereid om informatie te verschaffen, omdat zij zich slachtoffer voelden van deze diefstallen. De politierapporten tonen aan dat leden van de groep, wegens het overtreden van een bepaald delict, regelmatig met de politie te maken kreeg. De politie zou echter geen vat op de grootschalige economische fraude en zwarte handel gehad hebben. De ‘vrije jongens’ die elk gewenst product konden ‘regelen’ en grote winsten opstreken, konden zonder noemenswaardige beperkingen hun gang gaan. Binnen het politiekorps was wel een speciale groep, onder leiding van inspecteur 2e klas A.G. Kloots, belast met zaken betreffende fraude en zwarte handel. Deze groep bestond aanvankelijk uit vijf en later uit zeven manschappen. De tientallen politierapporten maken echter duidelijk dat vooral de kleine man, die incidenteel wat rommelde, de grootste kans had gepakt te worden, omdat het politiekorps niet de middelen en de mankracht bezat om de goed georganiseerde zwarte handel tegen te gaan.55 Volgens een kwantitatief onderzoek56 in het gemeentearchief van Vlaardingen heeft de politie in de periode november 1943 tot november 1944 bemoeienis gehad met 197 kleine economische delicten, waaronder: • diefstal van goederen; • onrechtmatig voedsel transporteren; 64 Overleven onder een andere orde • • • • vervalsing van voedselbonnen; diefstal van konijnen; verdacht van stroperij; onrechtmatig op straat verblijven na spertijd en • illegaal slachten van vee. Politieman Landzaad had in deze zaken 52 arrestaties verricht. Landzaad zou actief achter de groep aangezeten hebben, waarbij hij samen met politieman Bijl mensen onder druk zette en zelf een beloning beloofde om aan gegevens te komen. De militairen, die verantwoordelijk waren voor het doodschieten van de vijf mannen, zouden volgens een verklaring via de Ortskommandantur getipt zijn. Ensel was er van overtuigd dat Bijl en Landzaad deze tip hadden gegeven, nadat ze een van de leden van de groep onder druk hadden gezet. Leden van het Vlaardingse politiekorps hadden niet alleen achter de groep aangezeten in verband met het overtreden van bepaalde delicten, maar hadden hen waarschijnlijk ook bij de vijand aangegeven. Om een oordeel te vormen en na te gaan of politiemensen hiertoe is staat waren, is het van belang om te kijken hoe het politiekorps zich tijdens de bezetting ontwikkeld heeft. Het Vlaardingse politiekorps Welke positie de Nederlandse politie in het bezette land zou gaan innemen, was aanvankelijk volslagen onduidelijk. Volgens de berichten van het nieuwe gezag bleef de politie, indien nodig geholpen door de Duitse politie, belast met de aan haar opgedragen taken. Voor de politieman zelf was dit antwoord niet voldoende. Hij wist namelijk niet wat men van hem verwachtte en vroeg zich af of en op welke manier hij zich moest aanpassen aan de nieuwe situatie. De bezetter verwachtte vergaande medewerking, terwijl de bevolking het tegenovergestelde leek te verlangen. Hierdoor was het voor de politieman nauwelijks te bepalen wanneer hij de grens van het toelaatbare had overschreden. Een kleine minderheid liet zich niet onderdrukken en koos voor het verzet, terwijl anderen bereid waren om de bezetter zoveel mogelijk van dienst te zijn. De doorsnee politieman bleef, evenals andere ambtenaren, zijn werk doen om ‘erger te voorkomen’.57 Aan de hand van gegevens uit diverse interviews met voormalige functionarissen van het Vlaardingse politiekorps blijkt dat er in de tweede helft van de bezetting geen foute dienders in het korps werkzaam waren.58 De twee actieve NSB’ers, De Buck en Schadee, waren naar elders vertrokken en degenen die lid waren geweest of openlijk sympathiseerden met de Duitsers waren ‘grensgevallen’ met een verhaal. Zo werd hoofdagent F.J.K. van Bilsen ontslagen wegens ‘gebleken onbetrouwbaarheid’. Hij was door zijn collega’s weggewerkt wegens zijn extreme pro-Duitse gedrag.59 Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat Landzaad en Bijl niet fout waren. Na de bevrijding waren in verband met de zuivering van het politieapparaat enkele klachten tegen Landzaad ingediend. Een van die klachten was afkomstig van A.K. Maltha. Naar aanleiding van verschillende stukjes in de krant ‘over zuiveren’ vroeg hij zichzelf af wat voor een toneelstukje de Politieke Opsporingsdienst (POD) Vlaardingen speelde. Maltha had een optocht gezien waarin ook een landverrader deelnam. Dit wierp volgens hem een grote blaam over de POD. Het ging hier om politieman Landzaad, die nota bene nog gepromoveerd was ook. Hier walgde Maltha van. Kort daarvoor was hij persoonlijk bij de POD geweest en had de zaak uiteengezet, maar er werd geen notie van genomen. Zijn zwager, H. Westerhoft uit Den Haag, waar hij het voor deed omdat hij zelf geen tijd had, was namelijk tijdens de bezetting samen met Engel Voerman uit Vlaardingen door Landzaad gearresteerd voor het doorknippen van draden. Hiervoor was hij aan de bezetter overgedragen. Dit had het leven van de twee jongens kunnen kosten. Maltha vroeg zich af of de POD geen overheidspersoneel aan durfde te pakken. Maltha was zelf lid van een knokploeg geweest. Hij had zodanig ook actief voor het verzet gewerkt en kon dit derhalve niet aanzien. Zo’n zelfde schrijven stuurde hij ook naar de militaire commandant van Rotterdam en hij was tevens aan het werk om deze schandalige praktijken ook op een andere wijze aan het licht te brengen. Zijn plan was enige duizenden pamfletten te laten drukken en in Vlaardingen te verspreiden. Naar aanleiding van een proces-verbaal, opgemaakt door de onbezoldigd rijksveldwachter Teunis van der Caaij, werkzaam bij de POD van Vlaardingen, werd door Meewis ‘t Jong, wachtmeester en Postcommandant in Klundert, gedetacheerd bij Politiereserve Rotterdam, Peloton II, op 17 augustus 1945 een nader onderzoek inge- Deel 2 65 steld. De getuigenverklaringen waren vooral positief. Arendje Molenaar-Boer verklaarde dat op 11 augustus 1944, rond 23.15 uur, bij haar werd aangebeld. Nadat haar man naar beneden was gegaan, bleek dat er zes landwachters60 voor de deur stonden. Vier van hen kwamen naar binnen en doorzochten de woning. Volgens Arendje hadden ze op dat moment onderduikers in huis. Terwijl die vier landwachters beneden in de woning bezig waren, was een van die onderduikers naar het dak van de woning gevlucht, omdat het wachten hem te lang duurde en hij de zaak niet vertrouwde. Hij maakte daarbij wat gestommel, hetgeen gehoord werd door de landwachters, die vervolgens direct naar boven renden. Zij vonden de jongen en arresteerden hem. Terwijl zij met een en ander bezig waren, was Landzaad in de nabijheid van de woning gekomen, omdat buren hem hadden gewaarschuwd. De buren dachten dat er dieven aan het werk waren, aangezien toentertijd veel gestolen werd in die buurt. Zodoende en op geen andere wijze was Landzaad volgens Arendje die nacht in contact gekomen met de Landwacht. Van een vrijwillige aanbieding door Landzaad tot medewerking aan arrestatie van onderduikers was dan ook geen sprake en was dit wel het geval geweest, dan had hij geen ander motief gehad dan de onderduikers uit hun handen te houden. Adrianus Hubertus Angenent, adjunct-inspecteur Distributie uit Vlaardingen, legde eveneens een verklaring af. Iets ten nadele van Landzaad kon hij niet zeggen. Landzaad was de illegaliteit altijd ter wille geweest en had het mogelijk gemaakt dat er 66 Overleven onder een andere orde wapens en munitie bij de Duitsers achterovergedrukt konden worden. Hij had Angenent persoonlijk gewaarschuwd, toen het meisje Koudenberg uit Vlaardingen door de Duitsers gearresteerd was, waarna uit het huis van dit meisje een Duitse karabijn met driehonderd patronen gehaald kon worden. Als Landzaad eventueel zijn hulp aan de leider van de Landwacht had aangeboden, dan had hij dat volgens Angenent uitsluitend gedaan met het doel, de door die lui gearresteerde personen, indien mogelijk uit hun handen te houden. De geruchten die hieromtrent destijds in Vlaardingen gingen, had Angenent verteld aan de leiding van de knokploeg in Vlaardingen met de bedoeling die praatjes de kop in te drukken. Angenent besloot zijn verklaring met de opmerking dat het politiekorps van Vlaardingen tijdens de bezetting blijk had gegeven van een goede Nederlandse houding en hij had bewondering voor hen allen. Landzaad legde zelf een verklaring af over de vriendschappelijke betrekkingen die hij, volgens een briefje uit zijn dossier, zou hebben onderhouden met de in dienst van de Sicherheitsdienst (SD) zijnde V.d. Snoek uit Vlaardingen. Deze betrekkingen hadden volgens hem inderdaad bestaan. De vriendschap werd door hem echter onderhouden met medeweten van de plaatsvervangend leider van de Knokploeg Vlaardingen, Piet 1. Deze vriendschap was namelijk bedoeld om V.d. Snoek en zijn verloofde, zuster Kannegieter, uit het ziekenhuis aan de Hofsingel, zo nodig na de val van Duitsland te kunnen arresteren. Tevens had dit tot doel te trachten inlichtingen van hem te verkrijgen over SD-zaken tegen Vlaardingers. Ten- gevolge van deze vriendschap kreeg Landzaad enige tijd voor de val van Duitsland van V.d. Snoek een briefje waarop de adressen stonden vermeld waar hij en zijn verloofde na de val van Duitsland zouden onderduiken. Inspecteur M. v.d. Berg verklaarde dat de vriendschap van Landzaad met V.d. Snoek gecamoufleerd was en dateerde van na de septemberdagen van 1944. V.d. Snoek zat in de knoei en zocht toenadering met Landzaad. Laatstgenoemde heeft hem wat aan het lijntje gehouden en is van het standpunt uitgegaan, dat hij V.d. Snoek t.z.t. kon laten arresteren. Bij verdere door M. ‘t Jong ingewonnen informatie was hem gebleken dat Landzaad als een goed rechercheur moest worden aangemerkt en niets van ontrouw aan de wettelijke regering van Nederland was gebleken.61 Naar aanleiding van het onderzoek werd volgens een besluit van de minister van Justitie van 17 januari 1947 tegen Landzaad ingevolge de zuivering geen maatregelen genomen. Hetzelfde gold voor politieman Bijl, ook in zijn zaak waren geen bezwarende feiten gevonden. Landzaad was dus officieel gezuiverd, maar kon mogelijk de druk niet aan. Enige tijd na de bevrijding nam hij ontslag en werd aangesteld als beveiliger bij de werf Wilton Feijenoord in Schiedam. Tijdens zijn werk zou hij, naar aanleiding van zijn rol in de oorlog, door diverse mannen in elkaar geslagen zijn. In de onderzoeken betreffende de politiezuivering werd nergens iets geschreven over de bewuste nacht en de dood van de vijf mannen. Dit gebeurde wel in een ander onderzoek. Naar aanleiding van een opsporingsrapport, opgemaakt door agent N. Vermaat, werkzaam bij de recherche in Vlaardingen, werd door de Sub Commissie Opsporing Oorlogsmisdrijven Zuid-Holland een nader onderzoek ingesteld. Vermaat had de tekst uit het politierapport bijgevoegd en daarbij opgemerkt dat naar zijn mening en de mening van zijn collega’s Engberts en Hofman de schietpartij een gevolg was van de onvoorzichtigheid van de betrokken personen en dat hier niet aan moord gedacht behoefde te worden. Tengevolge hiervan maakten twee leden van de Sub Commissie op 12 oktober 1946 rapport op, waarin zij aangaven dat uit het verder door hen ingestelde onderzoek van enig oorlogsmisdrijf niets had kunnen blijken. Het is enigszins opmerkelijk dat in het bijschrift van Vermaat de naam van J. Hofman genoemd wordt. Zeker als dit dezelfde Hofman is die de groep regelmatig waarschuwde, een vriend van Arie was en in het mortuarium tegen enkele nabestaanden had gezegd dat ze dit nooit mochten vergeten, terwijl hij de verklaring van de bezetter over het gebeuren in twijfel trok. Waarom was deze twijfel na de bevrijding verdwenen? Was hij bang dat er teveel losgemaakt zou worden of had dit te maken met zijn verzetsactiviteiten? De echte verzetsmensen hadden immers door middel van een erecode afgesproken dat er nooit iets van hun daden naar buiten gebracht mocht worden. Velen hielden zich aan deze code, waardoor er weinig over het verzet bekend is. Voor de evaluatie is het wel van belang om te Deel 2 67 kijken naar de verzetsdaden van de groep, om zoveel mogelijk te achterhalen of dit een oorzaak kan zijn van de aanslag. Verzet Het toenemend aantal verordeningen zorgde ervoor dat iedereen in toenemende mate in zijn bewegingsvrijheid beperkt werd. Langzaamaan gingen individuele en groepen Nederlanders zich hiertegen verzetten. De Schiedammer B. IJzerdraat was één van de eersten die openlijk protesteerde. Hij begon direct na de capitulatie van het Nederlandse leger met het schrijven en verspreiden van een protestbrief, getiteld ‘Geuzenbericht’. Het was de bedoeling dat de ontvanger de brief vermenigvuldigde en verder verdeelde. IJzerdraat kwam hierdoor in contact met mensen die er hetzelfde over dachten. De verzetsorganisatie ‘De Geuzen’, die hierna ontstond en na een half jaar waarschijnlijk duizend leden telde, hield zich bezig met sabotage, spionage en bewapening. Doordat een van de leden iets te ijverig was met het doorvertellen van geheime zaken en dit vervolgens via de Nederlandse politie bij de SD terechtkwam, werd het balletje aan het rollen gebracht. Na de eerste aanhoudingen en verhoren van, onder andere diverse Vlaardingers, volgden al snel nieuwe aanhoudingen. Door deze vroege harde actie van de bezetter waren anderen gewaarschuwd en dit was juist de opzet. Degenen die nog wat tegen de bezetter wilde ondernemen moest zeer voorzichtig te werk gaan. Volgens de verklaringen had vooral Arie Struijs, samen met Cor van Dijk, contact met het verzet en waren daarnaast mogelijk be- 68 Overleven onder een andere orde trokken geweest bij verzetsactiviteiten. Ook al leverden de onderzoeken en gesprekken met voormalige leden van het verzet niet voldoende referentiemateriaal en bewijzen op, kunnen de gegevens uit de verklaringen wel als betrouwbaar beoordeeld worden. Veel direct betrokkenen hadden onafhankelijk van elkaar verklaard dat ze onder andere valse persoonsbewijzen gezien hadden en een enkeling had briefjes rondgebracht of op een andere manier geholpen. Arie zou bijvoorbeeld diverse papieren van het (communistische) Rotterdamse verzet gekregen hebben en regelmatig een adres aan de Slaghekstraat in Rotterdam-Zuid bezocht hebben. Volgens een studie over het CPN-verzet waren er in de Slaghekstraat inderdaad verschillende adressen waar leden van het communistische verzet woonden.62 Van betrokkenheid zou ook sprake geweest zijn bij een aantal liquidaties, zoals de aanslag op de NSB’er Stuit. Uit de verklaringen wordt niet duidelijk wie de trekker daadwerkelijk heeft overgehaald. In ieder geval zou er ten minste sprake geweest zijn van hulpverlening. Ook wordt er in de verklaringen gesproken over het wegwerken van jutte zakken. Uit een recent onderzoek is gebleken dat in Rotterdam uit verschillende knokploegen een groep van ongeveer vijftien KP’ers was samengesteld, die zich specialiseerde in het liquideren van foute Nederlanders en Duitsers. Daarnaast was er een aparte lijkenophaalploeg, die de in jutezakken genaaide lichamen naar waterrijke plaatsen bracht, zoals havens. Het op deze wijze verpakken en wegwerken van de lijken stond in KP-kringen bekend als de ‘zakken-manier’.63 In de meeste gevallen werden aanslagen, waarbij leden van de bezettingsmacht of hun handlangers om het leven kwamen, direct gewroken door middel van vergeldingsacties. De mogelijkheid bestaat dat de bezetter te weten was gekomen dat enkele leden van de groep of familieleden betrokken waren geweest bij de liquidatie van Stuit, zodat het nemen van vergeldingsmaatregelen gerechtvaardigd was. Tot begin september 1944 zijn deze acties onder de codenaam ‘Silbertanne’ uitgevoerd door een speciale groep van de Nederlandse SS. De slachtoffers werden vaak meegelokt of aangehouden en onderweg, zogenaamd op de vlucht, doodgeschoten.64 In het geval van een Silbertanne-actie wezen plaatselijke leiders meestal de slachtoffers aan, die een belangrijke maatschappelijke positie innamen. Een Vlaardingse NSB’er die dit gedaan zou kunnen hebben, is de leider van de Landwacht, Pieter Boot. Hij was immers al een keer door leden van de groep onder druk gezet. Het is echter niet aannemelijk dat hij hiervoor de kans gekregen heeft, want op ‘Dolle Dinsdag’65, ongeveer een week nadat Boot de weduwe van Stuit had ingelicht over de dood van haar man, vertrok hij vanuit Rotterdam via Amsterdam naar Westerbork. Hij keerde tijdens de bezetting niet terug naar Vlaardingen. Vanaf september 1944 werden de vergeldingsacties door manschappen van de bezetter uitgevoerd. Deze acties vonden niet heimelijk plaats, maar meestal in het openbaar op de plek waar het verzet haar werk had gedaan. In de meeste gevallen werden deze vergeldingsacties als waarschuwing in de dagbladen en op aanplakbiljetten bekend gemaakt. Een vergeldingsactie als motief voor het doodschieten van de vijf mannen is gezien bovenstaande niet aannemelijk, want de mannen waren geen notabelen uit Vlaardingen. Hoewel de aanslag door de burgemeester van Rotterdam wel als waarschuwing gebruikt is, stond deze waarschuwing niet in het teken van door de groep gepleegde verzetsactiviteiten, want hoewel in het artikel gesproken wordt van verzetspogingen, staat er duidelijk in dat de mannen op de vlucht waren doodgeschoten. Een vooraf geplande actie om de mannen vanwege hun verzetsactiviteiten in de val te laten lopen, is eveneens twijfelachtig. Indien dit wel het geval geweest zou zijn, dan had bezetter de mannen niet door drie militairen laten overbrengen, aangezien de kans op ontvluchting veel te groot was. Ook het tijdens de duisternis oppakken van de mannen in het open veld past niet in het beeld van het in de val laten lopen van verzetsmensen. De bezetter zou hierbij niets aan het toeval hebben overlaten en zoals gebruikelijk met veel meer mankracht, waaronder manschappen van de SD en Sicherheitspolizei (SIPO), ter plaatse zijn geweest. Deel 2 69 Conclusie Hoewel tijdens het onderzoek veel bijzondere feiten gevonden zijn, hebben deze feiten meer vragen opgeroepen dan ze konden beantwoorden en helaas was er te weinig referentiemateriaal voorhanden om de gegevens uit de gesprekken te verifiëren. Daarom is het niet of nauwelijks mogelijk om tot een wetenschappelijk verantwoorde conclusie te komen. Toch bieden de gesprekken en documenten veel aanknopingspunten. Een van de weinige vaststaande feiten is dat de vijf mannen op de avond van de 27e oktober 1944 op pad gingen om voedsel te bemachtigen. Ook de plek waar ze dit zouden gaan doen is bekend. Over wat er verder die bewuste avond en nacht gebeurd is, kan alleen maar gespeculeerd worden. Vele vragen zullen dan ook onbeantwoord blijven. Een van de vragen die gesteld kan worden; hadden de mannen een misdrijf gepleegd, zoals diefstal of stroperij, waardoor ze werden aangehouden? Diefstal of stroperij? Uit de gesprekken blijkt dat de groep, al dan niet in een andere samenstelling, vaker naar dezelfde omgeving geweest was en het gebied daarom goed kende. Dit moet ook wel, want vanwege de verduistering was het overal pikdonker. Kennis van de omgeving was dan ook zeer belangrijk, waarbij de duisternis juist ook een bondgenoot kon zijn. Volgens het politierapport werd de groep omstreeks 23.30 uur door de Duitse post van de Laan van Boles, aan de Kethelweg aangetroffen, terwijl ze in de nabijheid van deze post in het weiland liepen. Ze hadden verklaard dat ze wilden gaan melken en vissen. Het ‘organiseren’ van voedsel had niet voor 70 Overleven onder een andere orde de eerste keer plaatsgevonden. De meeste mannen waren vaker op pad geweest om levensmiddelen te bemachtigen. Volgens de letter van de wet werd hierdoor een misdrijf gepleegd, want de goederen werden meestal zonder toestemming van de rechtmatige eigenaar toegeëigend. In de bezettingstijd was het echter soms geoorloofd om de wet te overtreden, want door de distributiemaatregelen en voedselschaarste was het voor het armste gedeelte van de bevolking moeilijk om zich in leven te houden. Zij hadden geen geld of waardevolle goederen om karige rantsoen aan te vullen. Uit de verklaringen blijkt dat de mannen de ‘gestolen’ goederen gebruikten om buurtbewoners en onderduikers van voedsel te voorzien. Sommige leden van de groep waren vanwege de diefstallen door de politie aangehouden, maar werden meestal snel vrijgelaten. Dit gold overigens voor vele overtreders van kleine vergrijpen. In de strijd tegen veel voorkomende overtredingen kreeg de politie op 1 december 1942 een nieuw middel in handen. Onder andere bij lichte overtredingen had de optredende politieambtenaar de bevoegdheid om, in plaats van proces-verbaal op te maken, aan de overtreder een aan kosten onderworpen waarschuwing uit te reiken. De kosten van deze waarschuwing lagen tussen ƒ 1,- en ƒ 5,- en moesten ter plaatse aan de politieambtenaar worden voldaan.66 Waarschijnlijk kon de groep ook profiteren van de goede contacten met enkele Vlaardingese politiemannen, zoals Jo Hofman. De bescherming van de politie was heel belangrijk, want er waren diverse groepen en personen die uit naam van het verzet overvallen pleegden en zich verrijkten, omdat ze de geroofde goederen voor een zeer hoge prijs verkochten of ruilden. Uit verklaringen blijkt dat de mannen de goederen weggaven. Hierdoor hebben ze waarschijnlijk enkele mensen van de hongerdood gered. Daarnaast was vastgesteld dat de mannen niet in het bezit waren van grote sommen geld, waardoor van zelfverrijking geen sprake was. Op de bewuste avond waren de mannen in het bezit van melkkannen en melkflessen. Tijdens de confrontatie met de Duitse militairen zou geconstateerd zijn dat de kannen en flessen leeg waren, waaruit geconcludeerd kan worden dat ze nog onderweg waren, waardoor er ook geen sprake geweest is van een arrestatie naar aanleiding van een gepleegd misdrijf. Overtreding van een van de vele verordeningen van de bezetter, zoals zich in spertijd buiten bevinden, wordt daarentegen niet uitgesloten. Overtreding van de spertijd? Op het moment dat de groep door Duitse militairen werd aangetroffen was de spertijd al ingegaan. Spertijd hield in dat na een bepaalde tijd niemand zich zonder toestemming op straat mocht begeven. Werd iemand desondanks in spertijd buiten aangetroffen, dan volgde meestal een proces-verbaal of een geldboete, waarna de overtreder werd heengezonden. Aan het einde van de bezetting kwam hier verandering in. Wanneer iemand in spertijd buiten was en zich daarbij ook nog op verboden gebied bevond, dan waren de Duitse militairen door de gewijzigde omstandigheden vaak meedogenloos, aangezien zij bang waren voor sabotage of spionage. Voorheen was de spertijd geen obstakel geweest voor de mannen. Ze zorgden ervoor dat ze voor die tijd in het veld waren en na afloop van de verboden tijd gingen ze meestal met de ‘buit’ naar huis. Een confrontatie met de bezetter was ook nog nooit een probleem geweest, want de manschappen, die oorspronkelijk de stellingen moesten bedienen en bewaken, waren niet gevaarlijk. Het zouden gemoedelijke en niet fanatieke veteranen uit de Eerste Wereldoorlog geweest zijn, waarmee ze voorheen wel eens koffie dronken en zelfs gehandeld hadden. Klaas Kornaat beschreef de situatie als volgt: In de laatste fase van de oorlog bevonden zich in Vlaardingen alleen nog gedesillusioneerde soldaten, meestal oudere, slecht getrainde lieden, die naar het einde van de oorlog verlangde. Waren officieren soms bereid het met de Vlaardingers op een Deel 2 71 akkoordje te gooien, de gewone manschappen waren bijzonder onvoorspelbaar in hun gedrag. Voeg daarbij de nachtelijke activiteiten van honderden mensen op zoek naar voedsel en brandstof en het is duidelijk dat een confrontatie met Duitsers levensgevaarlijk kon zijn.67 Indien ’s nachts honderden mensen op zoek waren naar voedsel en brandstof, waarom werden dan alleen de vijf mannen opgepakt. Overtreding van de spertijd kan één van de oorzaken zijn van het oppakken van de mannen, maar was de confrontatie tussen de vijf mannen en de Duitse militairen wel een toevallige confrontatie? Toevallige confrontatie? Andries Ensel zou volgens zijn zoon ervan overtuigd zijn dat de politiemannen Bijl en Landzaad de Duitsers getipt hadden. De benodigde informatie hadden ze gekregen door een lid van de groep onder druk te zetten. De plotselinge afmelding van Leen Smit riep bij sommigen vragen op. Na de bevrijding zouden Willem Struijs en Andries Ensel een lid van de familie Smit ‘indringend’ gesproken hebben. Of dit Leen Smit is geweest, is niet bekend.68 Arie zou overigens via Jo Hofman geweten hebben dat de Duitsers vanwege zijn activiteiten interesse in hem hadden. Een binnengekomen tip bij de bezetter over de actie van de groep is een optie die niet uitgesloten mag worden. Aangezien de groep door hun activiteiten vijanden had 72 Overleven onder een andere orde gemaakt, zouden meerdere personen als tipgever in aanmerking kunnen komen. Iemand die er zeker voor in aanmerking komt is politieman Landzaad. Hij zat achter de groep aan, maar het lukte hem niet de mannen veroordeeld te krijgen. Telkens werden ze na een kort verblijf in het politiebureau vrijgelaten. Mogelijk was hierdoor tussen Landzaad en enkele leden van de groep een persoonlijk vete ontstaan. Naast Landzaad waren er nog meer mensen die niet blij waren met de acties van de groep, want onder hun ‘slachtoffers’ bevonden zich onder andere (NSB)boeren die voedsel vasthielden om de prijs op te drijven en daarnaast voedsel voor veel geld verkochten of voor waardevolle voorwerpen ruilden. Het is dan ook mogelijk dat van deze groep iemand op de hoogte was van de plannen van de vijf mannen op de bewuste avond en dit heeft doorgegeven aan de bezetter of een van hun handlangers. Door het geven van een tip kon de groep zonder tussenkomst van het Vlaardingse politiekorps en dus zonder bescherming overgeleverd worden aan de bezetter. Ook de huiszoekingen, die nog dezelfde nacht plaatsvonden, passen niet in het beeld van een toevallige confrontatie. Mogelijk heeft de tipgever eveneens informatie verstrekt over andere (verzets)activiteiten van de mannen. Ging de bezetter daarom over tot een vergeldingsactie? Vergeldingsactie? Dat vooral Arie Struijs contacten heeft gehad met het verzet en zelf betrokken is geweest bij verzetsactiviteiten is duidelijk. Het is echter niet aannemelijk dat de bezetter volledig op de hoogte was van deze activiteiten. Indien dit wel het geval was geweest, dan zouden ze eerder in actie gekomen zijn. Daarom is er mijns inziens geen sprake geweest van een geplande liquidatie als vergelding voor eerder gepleegde verzetsdaden, met vooraf een verhoor en mishandeling. Desondanks is het wel mogelijk dat de mannen als saboteurs of spionnen gezien werden, aanzien ze zich in spertijd in de nabijheid van een Duitse Stelling bevonden. Na de invasie van de geallieerde legers op de stranden van Normandië veranderde het beleid van de bezetter drastisch. In juli 1944 vond er een bespreking plaats waarbij alle leiders van de SD en Sicherheitspolizei (Aussendienststellenleiters) aanwezig waren. Tijdens de bespreking werd een overzicht gegeven over de veranderde toestand en over nieuwe bevelen die door de Führer en het oppercommando van de Wehrmacht gegeven waren. Tevens werd medegedeeld dat de Gerichtbarkeit in Nederland opgeheven werd en de gerechten hun werkzaamheden staakten. De Aussendienststellenleiters kregen alle volmachten op het zogenaamde executieve terrein. Dit wilde zeggen dat de taak van de Aussendienststellenleiters, die tot dan toe beperkt was tot het opsporen, arresteren en verhoren van politieke tegenstanders, werd uitgebreid. Feitelijk kwam het er op neer dat iedere Aussendienststellenleiter, na elk geval uitvoerig te hebben onder- zocht, aan de hand van de toen geldende wetten en de algemeen bekende praktijken van de voorheen werkzame rechtbanken, ook het vonnis kon vellen. In de praktijk kwam het erop neer dat Aussendienststellenleiters in alle gevallen waarop de doodstraf stond, zelfstandig moesten en konden beslissen. Deze bevoegdheid was ook gegeven aan de plaatsvervangers van de Aussendienststellenleiters. Op 11 september 1944 werd het bevel betreffende ‘Bekämpfung von Terroristen und Saboteure’ het zogenaamde Niedermachungsbefehl uitgevaardigd. Zo bestonden er twee bevelen, het eerste (Führerbefehl) voor Nederlandse personen, die gearresteerd waren en waarvan het oordeel over deze personen aan de Aussendienststellenleiter was overgelaten en het tweede (Niedermachungsbefehl ) betreffende alle Nederlandse personen die zich aan bepaalde in dat bevel genoemde feiten hadden schuldig gemaakt en ter plaatse tijdens, of kort na de arrestatie onmiddellijk moesten worden doodgeschoten.69 Het is niet aannemelijk dat de mannen naar aanleiding van zo’n bevel zijn doodgeschoten, aangezien er waarschijnlijk geen contact geweest is met de leider van de Sipo und SD in Rotterdam. In enkele verklaringen wordt gesproken over opgelegde schoten, wat betekent dat de slachtoffers van dichtbij door het hoofd geschoten zijn. Een schot in het voorhoofd is echter geen bijzonderheid. Na een schietpartij of liquidatie gingen de Duitsers vaak over tot het geven van een genadeschot, om te voorkomen dat hun tegenstanders onnodig leden of om er zeker van te zijn Deel 2 73 dat ze dood waren. In de vele door mij onderzochte liquidaties in Rotterdam is door de Duitse militairen, meestal door de commandant van het executiepeloton, altijd gebruik gemaakt van genadeschoten. De schoten door het hoofd, afwijkende tijdstippen, huiszoekingen achteraf, verwondingen, deelname aan verzetsactiviteiten en de vraag waarom juist deze vijf mannen werden opgepakt en doodgeschoten, waren bijzondere omstandigheden die vooral bij de nabestaanden veel vragen hebben opgeroepen. Was het doodschieten van de vijf mannen door de bezetter een rechtvaardige daad? Dat er na de bevrijding geen diepgaand onderzoek gestart is naar de dood van de vijf mannen kan te maken hebben met het feit dat, zoals een van de nabestaande schreef, de mannen weinig maatschappelijke status hadden en als stropers bekend stonden, die door onvoorzichtigheid waren doodgeschoten en daarom de dood aan zichzelf te danken hadden. Na de bevrijding onderzocht de Sub Commissie Opsporing Oorlogsmisdrijven ZuidHolland of de vertegenwoordigers van de bezetter een oorlogsmisdrijf hadden gepleegd. Het onderzoek had uitgewezen dat van enig oorlogsmisdrijf niets had kunnen blijken. De drie verantwoordelijke militairen konden dus, zonder dat ze voor de rechtbank verschenen waren, naar Duits- 74 Overleven onder een andere orde land terugkeren. Was het onderzoek van de Sub Commissie wel zorgvuldig uitgevoerd en hadden de militairen toch niet berecht moeten worden, want hadden ze niet vijf onschuldige mannen doodgeschoten? De berechting van leden van de Duitse bezettingsmacht, die het Nederlandse volk hadden onderdrukt, leek na de bevrijding in eerste instantie goed georganiseerd en voorbereid te zijn. Begin 1942 hadden de Geallieerden in Londen reeds een verdrag gesloten, waarin zij besloten hadden na de bevrijding hulp te verlenen bij de opsporing en berechting van de Duitse oorlogsmisdadigers. In de daarop volgende periode werd het verdrag verder uitgewerkt, waardoor onder andere de United Nations War Crimes Commission werd opgericht. In augustus 1945 werd besloten de Duitse leiders te laten berechten door een nog op te richten Internationaal Tribunaal. In Nederland kwam alleen Rijkscommissaris Seyss-Inquart hiervoor in aanmerking. Hij werd door het Tribunaal, dat in het Duitse Neurenberg zetelde, ter dood veroordeeld. De overige Duitse delinquenten konden door de speciale rechtbanken van de bezette landen zelf berecht worden. Zodoende was de Nederlandse regering in Londen begonnen met het ontwerpen van regels die de berechting, van zowel Nederlanders als leden van de Duitse bezettingsmacht, mogelijk moest maken. Nadat de Duitsers gecapituleerd hadden dacht de Nederlandse regering voldoende regelgeving te hebben om de Duitsers met goed gevolg door de bijzondere rechtsprekende organen berecht te krijgen. De Bijzondere Raad van Cassatie oordeelde in een arrest van 17 februari 1947 echter anders. Volgens de Raad was de Nederlandse rechter, gezien de toen geldende regels, niet bevoegd om oorlogsmisdrijven van Duitsers te berechten. Wijziging van het Besluit Buitengewoon Strafrecht was noodzakelijk om de rechter die rechtsmacht wel toe te kennen. Omdat deze wijziging pas op 10 juli 1947 plaatsvond, liep de berechting van de Duitsers een behoorlijke vertraging op. Het grootste gedeelte van de Duitsers werd daarom na 1947 berecht, wat voor henzelf juist geen nadelige gevolgen opleverde, omdat door verschillende oorzaken de straffen milder werden. Onder andere de afgenomen belangstelling voor de Bijzondere Gerechtshoven en betere cassatiemogelijkheden hadden hiermee te maken. Uiteindelijk werden in Nederland 242 Duitsers berecht. Hiervan kregen er 18 de doodstraf, 6 levenslange gevangenisstraf en 179 werden veroordeeld tot gevangenisstraffen, variërend van 5 maanden tot 20 jaar. Van de 18 ter dood veroordeelden werden er 5 ook daadwerkelijk geëxecuteerd. De overigen kregen een gevangenisstraf opgelegd.70 Indien de berechting van de Duitsers direct na de bevrijding begonnen was, dan is het nog maar de vraag of de drie Duitse militairen wel gestraft waren. Andere leden van de bezettingsmacht die van zwaardere vergrijpen verdacht werden, konden veelal na voorarrest zonder strafoplegging naar Duitsland terugkeren. Een voorbeeld hiervan was de commandant van het Rotterdamse executiepeloton. Deze zat in Vught vast op verdenking van het plegen van oorlogsmisdrijven tegen de menselijkheid, omdat hij in minstens zestien gevallen zon- der vorm van proces Nederlanders, ten gevolge van represaillemaatregelen, had laten neerschieten. Hoewel de commandant deswege meermalen ernstig ten nadele van het Nederlandse volk was opgetreden, was niet gebleken dat hij uit eigen initiatief gehandeld had en werd daarom buiten vervolging gesteld. Ondanks het toepassen van Bijzondere Rechtspleging en de daaraan verbonden richtlijnen en uitspraken lijkt het, zeker als de huidige maatstaven gehanteerd worden, zeer onrechtvaardig dat de Duitse militairen die vijf onschuldige mannen hebben doodgeschoten daarvoor na de bevrijding niet berecht zijn. Hierbij mag echter niet vergeten worden dat de aanslag plaatsvond in een periode waarin de Nederlandse wetgeving voor een groot deel buitenspel stond en vervangen was door regels en verordeningen van de bezetter. Bij het beantwoorden van de vraag of de mannen ontrecht zijn doodgeschoten moet dus vooral gekeken worden naar de periode waarin deze gruwelijke gebeurtenis heeft plaatsgevonden, zodat het in het juiste perspectief geplaatst kan worden. Deel 2 75 Het (de) meest voor de hand liggende scenario (‘s). Een gedetailleerde reconstructie van de fatale nacht is op basis van de onderzoeksresultaten niet mogelijk. Over het tijdstip van vertrek en het tijdstip waarop ze zijn aangehouden is veel onduidelijkheid. Corrie Hofman-Hartog verklaarde dat ze die avond op de normale tijd, rond 18.00 uur, gegeten hadden en dat haar vader daarna is weggegaan. Volgens het politierapport werd de groep, omstreeks 23.30 uur, door de Duitse post van de Laan van Boles, aan de Kethelweg aangetroffen, terwijl ze in de nabijheid van deze post in het weiland liepen. Nabestaanden van een getuige die de schoten gehoord had, verklaarden dat hun vader na 20.00 uur via de Begoniastraat naar de Bebberspolder liep om daar hout te sprokkelen. Hij keerde omstreeks 22.30 uur terug en vertelde thuis dat hij iets verschrikkelijks had gehoord. Iemand had verteld dat de Duitsers een aantal mannen had neergeschoten. De getuige had zelf de schoten gehoord toen hij in de polder was.71 Het tijdsverschil heeft geen invloed op de conclusie, want een vaststaand feit is dat op beide tijdstippen de spertijd al was ingegaan en dat de mannen daardoor een verordening van de bezetter hadden overtreden. Voorheen leverde dit nauwelijks problemen op, omdat ze in deze omgeving al vaker en onder dezelfde omstandigheden contact hadden gehad met de aldaar gelegerde Duitse militairen. De situatie zal na september 1944 in ver- 76 Overleven onder een andere orde band met het naderende front mogelijk veranderd zijn, waardoor het aannemelijk is dat de stellingen door fanatiekere militairen overgenomen waren. Sommigen hadden de overtuiging dat de militairen vanwege een tip op de hoogte waren van de komst en mogelijk ook van de activiteiten van de mannen, waardoor er van een toevallige confrontatie geen sprake is geweest. Een vooraf geplande vergeldingsactie met een daaraan verbonden verhoor en mishandeling naar aanleiding van (verzets)activiteiten kan uitgesloten worden, omdat de bezetter in dat geval zeker eerder maatregelen genomen zou hebben. Behoudens arrestatie, in verband met de spertijd, was er waarschijnlijk geen andere aanleiding om de mannen op de pakken, omdat ze onderweg waren en daardoor nog geen andere overtreding of misdrijf hadden gepleegd. Na aanhouding werden de vijf mannen door drie Duitse militairen overgebracht naar het gebouw van de Ortskommandant. Hoewel de drie militairen gewapend waren, is het waarschijnlijk zeker dat de mannen onderweg getracht hebben hen, geholpen door de duisternis, te overmeesteren, met als gevolg dat de militairen direct op de mannen geschoten hebben. Ze hadden immers vooraf duidelijk gewaarschuwd. De verwondingen, die achteraf duidelijk zichtbaar waren, moeten de mannen tijdens de korte confrontatie met de Duitse militairen opgelopen hebben. Met blote handen vechten tegen gewapende en mogelijk goed getrainde militairen was een ongelijke strijd. Na deze gruwelijke gebeurtenis zijn de lichamen van de vijf mannen overgebracht naar het mortuarium. Daar zijn de lichamen, zoals gebruikelijk, onderzocht op papieren voor het vaststellen van de identiteit. Naar alle waarschijnlijkheid had Arie ook deze avond een vals of vervalst persoonsbewijs bij zich. Het onderzoek heeft voldoende gegevens opgeleverd om aan te nemen dat dit persoonsbewijs gevonden is. Het lichaam van Arie werd later vrijgegeven dan die van de andere slachtoffers, terwijl daarnaast duidelijk waarneembaar was dat zijn kleding grondig onderzocht is. Na de vondst van het valse persoonsbewijs hebben waarschijnlijk veel alarmbellen gerinkeld. De huiszoekingen waren hier het gevolg van. De bezetter ging er waarschijnlijk van uit dat ze een grotere vis gevangen had, dan het zich in eerste instantie liet aanzien. Het advies van Cor van Dijk aan Piet Struijs om niet naar de begrafenis te gaan ondersteunt deze constatering. Het gevaar dat de bezetter of hun handlangers in verband met een grondig onderzoek op de begraafplaats zouden kijken wie er achter de kist liepen en dan konden nagaan hoe de verhoudingen lagen, was zeer groot. Verdient de aanslag een plaats in de geschiedenis? De vraag of de aanslag een plaatst verdient in de geschiedenis zou beter veranderd kunnen worden in de vraag of de aanslag moet worden geplaatst in de rij van de gruwelijke gebeurtenissen, die tijdens de Tweede Wereldoorlog op Nederlands grondgebied hebben plaatsgevonden. Gezien de feiten kan deze vraag zonder enige tijfel positief beantwoord worden. Voor de nabestaanden zal deze constatering niet bevredigend zijn. Zij bleven, zeker naar aanleiding van de gegevens uit het politierapport en andere tegenstrijdigheden, met veel twijfels en vragen zitten. De dood van de vijf mannen werd gezien als een zeer onrechtvaardige daad van de bezetter. De mannen waren immers op pad gegaan om voedsel te bemachtigen, waarmee onder andere buurtbewoners geholpen konden worden. Dat ze volgens de bezetter tijdens de vlucht waren doodgeschoten en daardoor in feite de hoogst mogelijke straf kregen, was voor velen ongeloofwaardig. Na de bevrijding werd geen of veel te weinig rekening gehouden met het onverwerkte verleden van de nabestaanden. Men was daardoor op zichzelf aangewezen. Een plek om antwoorden te krijgen op de vele openstaande vragen was eveneens niet voorhanden, daarom hebben velen in eenzaamheid getracht het verleden te verwerken en te vergeten. Voor een enkeling lukte dat niet. Riek Batz heeft na de bevrijding zelfmoord gepleegd. Zij kon na de scheiding met Cor en door alle oorlogsellende het leven niet meer aan. Ze vond dat ze Deel 2 77 doordat alles geheim moest blijven, nooit waardering heeft gehad voor haar rol.72 De Smit, die op de bewuste avond niet mee was gegaan, heeft enige tijd na de bevrijding eveneens zelfmoord gepleegd. Het verleden had dus bij velen diepe sporen achtergelaten. Dit was ook het geval bij de moeder van Freek Ensel. De nare gebeurtenissen in de bezettingsjaren en de dood van de vijf mannen hadden waarschijnlijk tot gevolg dat zij na de bezetting een miskraam kreeg.73 Het onverwerkte verleden zorgde daarnaast vaak voor veel spanning in de gezinnen en heeft niet alleen gevolgen gehad voor de eerste generatie, maar ook voor de tweede en zelfs voor de derde generatie. Recentelijk is er nog gediscussieerd over de vraag of een tweede en derde generatie nakomelingen van oorlogsslachtoffers wel zodanig last kan hebben van de gevolgen in de opvoeding, waardoor zij zelf een trauma oplopen of opgelopen hebben74. Men is zich ervan bewust dat zo’n discussie niet gemakkelijk is, maar de meeste betrokkenen waren het er wel over eens dat vervelende gevolgen voor een (klein)kind van een oorlogsslachtoffer wel bestaan. Een van die gevolgen kan zijn dat sommige mensen met een oorlogstrauma op een aantal punten niet zo'n goede partner of ouder zijn. Een partner of het kind zou dit wel waarnemen, maar heeft ook het gevoel dat hij de ander hier niet de schuld van mag geven. Later in zijn leven kan een kind hierdoor in de knoop komen met zijn emoties. Ook partners kunnen na een tijd problemen krijgen, zoals uitputting of verbittering. Veel partners en kinderen beseffen pas na jaren hoe- 78 Overleven onder een andere orde zeer de bezetting ook hun leven heeft beïnvloed.75 Ten gevolge van deze informatie kan dus worden vastgesteld dat latere generaties wel degelijk als slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog kunnen worden aangemerkt. Hier is niet alleen in het verleden veel te weinig rekening mee gehouden, maar zelfs ook in de huidige moderne tijd. Kunnen we iets leren van de aanslag? Naast de conclusie dat de aanslag geplaatst moet worden in de rij van gruwelijke gebeurtenissen en dat latere generaties eveneens als slachtoffers kunnen worden aangemerkt, werd later de vraag; wat we van deze historische gebeurtenis kunnen leren, aan het onderzoek toegevoegd. In eerste instantie leek deze vraag minder relevant dan de oorspronkelijke vragen van de nabestaanden, maar tijdens het schrijven van dit rapport werd duidelijk dat deze vraag wel degelijk aandacht verdient. Prof. dr. Pieter Tops brengt in zijn voorwoord naar voren dat de kernvraag wat de geschiedenis bijvoorbeeld de politieorganisatie leert en hoe dit vertaald wordt naar de huidige maatschappij, te weinig gesteld wordt. Met deze constatering ben ik het volkomen eens. De politiemedewerker van deze tijd moet zijn werk doen in een complexe en multiculturele samenleving, waarin het respect voor het gezag afneemt. Volgens Tops vraagt het huidige politiewerk steeds vaker om medewerkers die zelfstandig als professional kunnen opereren in het brandpunt van de maatschappelijke ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen volgen elkaar in een rap tempo op en vergen veel van de politiemedewerker. Deze medewerker moet zich dan ook afvragen hoe hij om moet gaan met zijn morele professionaliteit in bijzondere omstandigheden. Een duidelijk voorbeeld uit het verleden waarin de politieorganisatie en haar ambtenaren met veel bijzondere omstandigheden te maken kreeg, was zonder enige twijfel de Tweede Wereldoorlog. In mijn proefschrift ‘Handhaven onder de Nieuwe Orde’, waarvoor ik de rol van het Rotterdamse politiekorps tijdens de bezetting grondig bestudeerde, heb ik veel aandacht besteed aan de moeilijke positie van de individuele politiefunctionaris. Door de gelijkschakeling van het politieapparaat en het ontbreken van betrouwbare adviesorganen was hij op zichzelf aangewezen, waardoor bij het maken van een keuze de grens van het toelaatbare vaak al overschreden was. De politieman bleef desondanks wel verantwoordelijk voor zijn eigen handelen. Verzetsplegers en collaborateurs hebben ieder voor zich en om verschillende redenen voor een bepaalde richting gekozen, waarvan ze de consequenties in de regel niet konden overzien. Elke keuze had andere en soms verstrekkende gevolgen. In veel gevallen moesten besluiten direct en onder druk genomen worden, zodat er geen ruimte was voor het nauwkeurig afwegen van voor en tegen. In het algemeen zouden (bijzondere) rechtbanken pas na de bevrijding beoordelen in welke mate individuele politiefunctionarissen de bezetter gediend hadden. Later werden de politiefunctionarissen alsnog collectief verantwoordelijk gesteld voor hun rol bij onder andere het ophalen van de Joden en kwamen daardoor plotseling in de kwade geur van landverraad te staan. Terwijl dit tijdperk van aandacht voor de donkere kant van de bezetting aanbrak, kroop de oorlogsgeneratie verder in haar schulp.76 Uit de gegevens die voor het Vlaardingse onderzoek gebruikt zijn, wordt duidelijk dat ook de politiemannen van het Vlaardingse politiekorps tijdens de bezetting met de bijzondere omstandigheden te maken kregen. Politieman Jo Hofman, vriend van onder andere Arie Struijs, had bijvoorbeeld voor een ‘goede’ rol gekozen en hielp daar waar mogelijk mee, terwijl zijn collega Landzaad een dubieuze rol speelde, die door nagenoeg niemand begrepen werd. Beide politiemannen hadden ieder voor zich onder bijzondere omstandigheden keuzes moeten maken. Hoewel de rol van de politie tijdens de bezetting bijzonder moeilijk was en niet vergelijkbaar is met die van de huidige tijd, bevat het onderzoek voldoende gegevens voor een discussie of leeropdracht binnen het politieonderwijs. Ik ben het dan ook eens met de opmerking van de heer Tops, dat de studenten binnen de Politieacademie de ruimte moeten hebben om oog te krijgen voor de kwetsbaarheden van de maatschappij vanuit een geschiedkundig perspectief. Deel 2 79 Noten 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 80 De onderzoeker heeft niet gewerkt met een vooraf samengestelde vragenlijst en de gesprekken zijn niet opgenomen. Politierapport 300/44, stadsarchief Vlaardingen Verklaring Marie van der Hoek-Struijs (zus Arie Struijs) Verklaring Seija van der Wagt (zus van de drie broers Van der Wagt) J.C.H. Blom, In de ban van goed en fout? Wetenschappelijke geschiedschrijving over de bezettingstijd in Nederland’ In: Crisis, bezetting en herstel, 113 Archieven die bezocht zijn: Stadsarchief in Vlaardingen, het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) in Amsterdam en het Nationaal Archief in Den Haag en is er informatie verkregen via het Nederlandse Rode Kruis en het Bundesarchiv in Freiburg. Verklaring Marie van der Hoek-Struijs en Gré Struijs-Westdijk Verklaring Gré Struijs-Westdijk (nicht Arie Struijs) Politierapporten, stadsarchief Vlaardingen Verklaring Freek Ensel, zoon van Andries Ensel Een zegen is een sleepnet, gebruikt om te vissen Verklaring Marie van der Hoek-Struijs Verklaring Gré Struijs-Westdijk Verklaring Dirk Borsboom Verklaring Hennie van der Wagt Verklaring Willem Struijs Verklaring Gré Struijs-Westdijk Verklaring Freek Ensel Verklaring Clazina Struijs (dochter Willem Struijs) Politierapporten, stadsarchief Vlaardingen Verklaring Herman Schaar Verklaring Freek Ensel Verklaring Clazina Struijs Verklaring Gré Struijs-Westdijk Verklaring Freek Ensel Overleven onder een andere orde 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. Verklaringen familie Struijs Verklaring Gré Struijs-Westdijk Verklaring Freek Ensel Tijdens het interview werd aan Clazina een foto van Vlaardingen getoond, waarop zij de woning aanwees waar zij de brief had afgegeven. Volgens gegevens zou hier de NSB´er Pieter Boot gewoond hebben. Boot was de leider van de Landwacht in Vlaardingen. Verklaring Clazina Struijs Zie Frank van Riet, Handhaven onder de Nieuwe Orde, 237 e.v. Verklaring Freek Ensel Politierapporten, stadsarchief Vlaardingen Verklaring Gré Struijs-Westdijk Verklaring Marie van der Hoek-Struijs Verklaring Gré Struijs-Westdijk Ibidem verklaring Corrie Hofman-Hartog Verklaring Gré Struijs-Westdijk Verklaring Freek Ensel Politierapporten, stadsarchief Vlaardingen Verklaring C. Wind Verklaring Jan van der Wagt, neef van slachtoffer Jan van der Wagt Verklaring Daan van der Wagt Verklaring Clazina Struijs Verklaring Gré Struijs-Westdijk Verklaring Marie van der Hoek-Struijs Inventaris van het archief van het Centraal Afwikkelingsbureau Duitse Schadeuitkeringen (CADSU), 1959-1966, 2.08.46 Info via medewerker afdeling Oorlogsnazorg van het Nederlandse Rode Kruis Verklaring Clazina Struijs Verklaring Marie van der Hoek-Struijs Verklaring Gré Struijs-Westdijk Frank van Riet, Handhaven onder de Nieuwe Orde, 523 Ibidem, 610 Drs. Klaas Kornaat, De Schok van het onbekende. Vlaardingen tijdens crisis, bezetting en bevrijding (1936-1947), 139 56. Ibidem, 140-142 57. Aantal zaken waarbij de politie van Vlaardingen betrokken was geweest. (bron: dag- en nachtrapporten politie Vlaardingen, gemeentearchief Vlaardingen, onderzoek is verricht door Thomas van der Struijs) November 1943 14 December 1943 11 Januari 1944 12 Februari 1944 15 Maart 1944 18 April 1944 13 Mei 1944 9 Juni 1944 13 Juli 1944 17 Augustus 1944 20 September 1944 22 Oktober 1944 23 November 1944 23 Totaal 197 58. Frank van Riet, Handhaven onder de Nieuwe Orde, 699 59. M. van den Berg, Cornelis Arie van Eendenburg, J.A. van Hurck en H. Kool 60. Drs. Klaas Kornaat, De Schok van het onbekende. Vlaardingen tijdens crisis, bezetting en bevrijding (1936-1947), 150 61. Landwacht Nederland was een organisatie van de NSB en opgericht als zelfbeschermingskorps van de NSB. Voornamelijk gewapend met inbeslaggenomen hagelgeweren, moesten landwachters NSB-partijgenoten beschermen tegen overvallen en aanslagen. Door deze bewapening werden de landwachters in de volksmond ook wel ‘Jan Hagel’ genoemd. Rauter had andere ideeën. Hij wilde de Landwacht politietaken laten overnemen, omdat de Nederlandse politie niet voldoende meewerkte en onbetrouwbaar was. Als compromis kreeg de Landwacht zowel bewakings- als politiediensten in haar takenpakket. 62. Nationaal Archief, Zuivering politie, dossier Cornelis Landzaad, geb. 24 juli 1907 Schiedam, nr. 3767 63. A.A. Verheij, CPN verzet in de regio Rotterdam 1940-1945 64. Informatie via Albert Oosthoek, Rotterdam 65. Frank van Riet, Handhaven onder de Nieuwe Orde, 564 66. Op 5 september 1944 werd door de BCC en de Britse kranten het gerucht verspreid dat Breda door de Geallieerde troepen bevrijd was en dat deze troepen inmiddels onderweg waren naar Rotterdam. Deze geruchten werden in eerste instantie geloofd en zorgden ervoor dat de Duitse militairen en NSB’ers naar het oosten van het land en Duitsland uitweken. Spoedig werd duidelijk dat de geruchten niet juist waren, zodat iedereen weer terug ging naar zijn post. 67. Frank van Riet, Handhaven onder de Nieuwe Orde, 816 68. Drs. Klaas Kornaat, De Schok van het onbekende. Vlaardingen tijdens crisis, bezetting en bevrijding (1936-1947), 200 69. Verklaring Gré Struijs-Westdijk 70. Frank van Riet, Handhaven onder de Nieuwe Orde, 816 71. Ibidem, 687 72. Informatie via Herman Schaar 73. Verklaring Gré Struijs-Westdijk 74. Verklaring Freek Ensel 75. www.veteraneninstituut.nl 76. www.kennisring.nl 77. Frank van Riet, Handhaven onder de Nieuwe Orde, 722 Deel 2 81 Wetenschappelijke reflectie Door Bob Hoogenboom 82 Overleven onder een andere orde Wetenschappelijke reflectie Bob Hoogenboom Tijdens mijn studie maatschappijgeschiedenis (1980-1984) ben ik geïnteresseerd geraakt in de geschiedenis van de politie. Tussen eind 1983 en de eerste helft van 1984 bezocht ik verschillende malen per week het Gemeentearchief om de geschiedenis van de Rotterdamse politie tussen 1880 en 1940 te reconstrueren voor mijn doctoraalscriptie. Historisch onderzoek is fascinerend. Stukje bij beetje diep je uit archiefstukken, krantenverslagen en ander historisch onderzoek over dezelfde periode puzzelstukjes op die langzaam een plaats krijgen in je begrip van het geheel. Dat is een proces van vallen en opstaan. Nieuwe feiten wil je controleren aan de hand van andere bronnen, maar deze zijn er niet altijd. Je formuleert vragen en kan ze niet allemaal beantwoorden. Als historicus interpreteer je bronnen en schrijf je op basis daarvan een historisch verslag. Dan is je werk af, maar de interpretatie houdt nooit op. Andere historici kunnen op basis van nieuwe bronnen, of dezelfde bronnen tot andere interpretaties komen. Geschiedenis is geen exacte wetenschap. Tijdens de colleges methoden en technieken werd ons door docenten gewezen op de discussies die in de geschiedwetenschap werden gevoerd over de vraag of geschiedenis een wetenschap of een kunst is. Hierover wordt tot op de dag van vandaag een ‘richtingenstrijd’ gevoerd. Zelf sta ik op het standpunt dat geschiedenis een combinatie van wetenschap en kunst is. De wetenschap heeft betrekking op de wijze waarop de historicus met zijn bronnen omgaat. Dit dient integer te gebeuren in de zin dat zo veel mogelijk bronnen tegen elkaar dienen te worden afgezet om uitspraken te kunnen doen over feiten. Keer op keer dienen hypothesen te worden geformuleerd om te worden verworpen of te worden geaccep- teerd. Naast dit methodische handwerk, dat controleerbaar dient te zijn voor mede-onderzoekers, komt de kunst om de hoek kijken in de interpretatie en de compositie van een tekst. Niet alleen hierin maar ook in de kunst van het schrijven zelf. Een goede historicus is naast een methodische bronnenonderzoeker ook een ouderwetse verhalenverteller in de traditie van lang vervlogen tijden waarin nog geen schrift bestond. In de tijden waarin de geschiedenis van generatie op generatie werd doorgeven door verhalenvertellers. Geschiedenis wordt niet alleen bedreven door professionele historici voor een wetenschappelijk publiek. In de maanden dat ik in de gemeentearchieven werkte raakte ik in de koffiepauzes in gesprek met mannen en vrouwen, voor het merendeel gepensioneerd, die op zoek waren naar hun familiegeschiedenis. Wat deden hun voorouders, waar woonden ze, met wie waren ze getrouwd en hoeveel kinderen hadden zij? Op enige manier, op enig moment hebben velen van ons de behoefte om iets te doorgronden van onze wortels. Waar komen we vandaan? In welke voetsporen stap ik eigenlijk? Ik sprak graag met deze mensen omdat ik hun enthousiasme en nieuwsgierigheid aanstekelijk vond. Met een monnikengeduld ploegden zij door archieven en maakten reconstructies van hun stamboom. Wat ik hieraan ook mooi vind is dat de geschiedenis een gezicht krijgt. De complexiteit van een tijdsgewricht wordt in historisch onderzoek vaak Deel 2 83 terug gebracht tot ‘grote woorden’: de Verlichting, de Tweede Wereldoorlog, het verzet, de Duitsers, de politie. Noodzakelijkerwijs verdwijnen individuen uit het beeld. Dat geldt natuurlijk niet voor koningen, keizers en admiraals, maar wel veelal voor de gewone man. Natuurlijk bestaan ook hier uitzonderingen, maar veel historisch onderzoek schematiseert de werkelijkheid. Om die reden lees ik veel biografieën om vanuit het gezichtsveld van een persoon een periode te kunnen begrijpen. Dat is ook wat de stamboomonderzoekers doen. Zij reconstrueren het leven van individuen en schrijven daar kleine verhalen over die soms van grote betekenis zijn voor ons begrip van een historisch tijdperk. Wat ook fascinerend is aan uitdieping van individuele levens is dat grote labels die historici plakken op het verleden: ‘goede en foute Nederlanders’, ‘politie en verzet’ of ‘goede Nederlanders en slechte Duitsers’ en dus ‘goed en kwaad’ in de werkelijkheid niet zo simpel ligt. Grijs verleden van Chris van der Heijden (2001) is een van de beste boeken die ik hierover in de afgelopen jaren las. Kern van het boek is dat het onmogelijk is om over de Tweede Wereldoorlog te denken in termen van ‘goed’ en ‘fout’ of zwart en wit. Het zorgvuldig geconstrueerde beeld – door o.a. Lou de Jong – waarin de ander slecht en laf was, maar ‘wij’ Nederlanders, eens zonen van Jan de Witt, nu als soldaten van Oranje door het leven gingen is onjuist. De werkelijk was grijzer: het geromantiseerde verzet bestond uit relatief weinig burgers en nam pas toe na de bevrijding van het zuiden van Nederland in het najaar van ’44; verzetsdaden waren nogal eens dom en impulsief en leiden tot liquidaties van onschuldige burgers; het bedrijfsleven klom uit het dal van de jaren dertig door leveringen aan de Duitse oorlogsindustrie; het merendeel van de burgers leefde in de oorlogsjaren gewoon door en pas in de Hongerwinter werd het leven beklemmend, maar lang niet voor iedereen; ambtenaren voegden zich in de nieuwe machtstructuur en vervulden braaf hun functie o.a. in de deportatie van Joden. Van de 22 landen in Europa waar Joden op transport zijn gezet is uitgerekend dat ‘wij’ in de top vijf van landen staan wat betreft de verhouding tussen het totale aantal Joden en op transport gezette Joden: 71%. In Denemarken was dat 0,76. De Nederlandse politie vervulde hierin een gezagsgetrouwe rol. Maar ook dit verhaal is niet eenduidig: ook binnen de politie werkten individuen samen met het 84 Overleven onder een andere orde verzet. Wanneer grote verhalen over de Tweede Wereldoorlog worden terug gebracht tot beschrijvingen van individuele burgers, politiemensen en Duitsers blijken goed en fout niet altijd zo helder te onderscheiden. De film Zwartboek van Paul Verhoeven heeft dit prachtig uitgewerkt. Een aantal van voorgaande punten komt terug in dit boekje dat ik daarom waardeer. In de eerste plaats is het onderzoek gedaan door een aantal politiemensen die als ware amateurhistorici hebben gegrasduind in archieven en met nog levende betrokkenen hebben gesproken. In de tweede plaats heeft dr. Frank van Riet een belangrijk deel van de reconstructie gedaan van een nacht in Vlaardingen waar vijf mensen door de Duitsers zijn doodgeschoten. Frank is gepromoveerd op de studie Handhaven onder de nieuwe orde. De politieke geschiedenis van de Rotterdamse politie tijdens de Tweede Wereldoorlog (2008). Daar waar ik voor mijn doctoraalscriptie ben gestopt (1940) heeft Frank de draad opgepakt. Als historicus houd ik van dit soort van continuïteiten in de tijd. Hij heeft dit onderzoek gedaan tijdens zijn werkzaamheden als politieman en deed er 13 jaar over! En, bovendien is hij toegelaten tot de academische wereld als promovendus zonder een voorafgaande historische scholing. Dat is een prestatie van formaat. En, ook een bewijs van de stelling dat - net als de mannen en vrouwen met wie ik destijds koffie dronk – de grens tussen wetenschap en toegewijde historische gedrevenheid daarbuiten - veel minder groot is dan wij denken. In de derde plaats is dit verhaal waarin de complexiteit van de Tweede Wereldoorlog wordt terug gebracht tot een handvol individuen die in het ‘grijze verleden’ goed noch slecht waren: zij stroopten, zaten in de zwarte handel en komen voor in politierapporten. Maar ook waren zij in meer of mindere mate betrokken bij het verzet. Hoe precies wordt niet geheel duidelijk, maar lijkt wel aannemelijk. Kortom, deze individuen zijn niet eendimensionaal. Hetzelfde geldt voor andere hoofd- en bijrolspelers en zeker ook die binnen de politie. In de vierde plaats hebben de onderzoekers de (beperkte) bronnen goed gebruikt en aangevuld met interviews met nog levende familieleden. Dit laatste heeft uiteraard zijn beperkingen. Oral History is een belangrijke methode, maar heeft zijn beperkingen. Desondanks worden ook deze interviews goed gebruikt. De kracht van dit verhaal zit in de reconstructie van een merkwaardig incident dat feitelijk nooit goed is onderzocht en daardoor onbevredigend is. In het bijzonder ook voor de nabestaanden. Nu hebben we – met alle beperkingen van de bronnen – een plausibele interpretatie waarbij de onderzoekers terecht wijzen op een aantal witte vlekken. In de grote verhalen over de Tweede Wereldoorlog verdienen dit soort van kleine verhalen het om onderzocht te worden en te worden beschreven omdat zij aantonen hoe grijs dit verleden was. En, hoe moeilijk het is om eenduidige verklaringen te geven. Deel 2 85 Herman Schaar tende hoe gevaarlijk dat was, riepen ze op straat tegen hun vrienden “Ben jij al lid van de Geuzen?” Op een woensdagavond werd Schaar lid van de Geuzen door het afleggen van de Geuzenwet: “Een Geus is betrouwbaar, zal de organisatie niet schaden, zal daar niet over praten, zelfs niet met huisgenoten.” ’Geus’ Herman (Vlaardingen, 21 augustus 1921) mocht van zijn vader na de lagere school niet verder studeren en moest op zijn 14e jaar werken. Hij werd lid van het Vlaardinger muziekkorps ‘De Pijpers’ en slaagde in april 1940 voor zijn EHBO diploma. Korte tijd later brak de oorlog uit. Hij moest als EHBO’er heel veel ellende aanzien en verwerken. Het woord bezet en niet meer kunnen doen en zeggen wat je wilde kwam hard aan. Toch waren de gedachten in die tijd dat het niet zolang zou duren. De Engelsen, met behulp van alle gevluchte soldaten uit de door de Duitsers veroverde landen, zouden de bezetter snel weer wegjagen. Bernard IJzerdraat, Kijne en Kop richtten het Geuzenverzet op. Niet we- Leo de Groot Verzetstrijder Rotterdam 86 Overleven onder een andere orde Die avond kwam hij wat later thuis. Een zeer boze vader Schaar wachtte Herman op bij de deur en zei, “waar kom jij vandaan?” Ik vertelde hem dat ik wat had staan praten en de tijd niet in de gaten had gehad. Maar twee dagen later komt vader van zijn werk. Hij wist waar ik die woensdagavond geweest was. Een collega was ook aanwezig toen ik de Geuzenwet aflegde. Het was voor mij zeer verwarrend dat er zo gemakkelijk over gepraat werd. Die collega is later gearresteerd en naar Duitsland overgebracht en in een concentratiekamp overleden. Mijn taak bij de Geuzen was bedelen om geld voor de huisgenoten van gevangengenomen Geuzen. Dat was best spannend, want je moest heel goed uitkijken aan wie je het vroeg. Leo de Groot (Rotterdam, 29 juli 1930) verzorgde van 1941 tot 1945 koeriersdiensten voor een verzetsgroep. Ook heeft hij meegeholpen om gezochte personen te verbergen en te verzorgen. Daardoor kan hij zich goed inleven in wat de hoofdrolspelers destijds hebben meegemaakt. Tegenwoordig werkt Leo als vrijwillig medewerker/onderzoeker bij het Oorlogs Verzets Museum Rotterdam. Hij beantwoordt vragen van bezoekers. Vaak gaat het om vragen over belevenissen van families tijdens de Tweede Wereldoorlog. Veel van die vragen vereisen Op een dag kreeg ik de indruk dat ik gevolgd werd. Ik kwam bij een zekere Verschoor [van de meubelfabriek Huvemefa] aan huis en die bevestigde mij dat ik werd gevolgd. Toen ik daar wegging werd ik weer gevolgd. Gelukkig kon ik in die tijd erg hard lopen en wist daarna aan mijn achtervolger te ontkomen. Later hoorde ik dat ze bij Verschoor waren binnengevallen en hadden gevraagd wat ik daar deed. Verschoor verklaarde toen dat ik daar geweest was om te praten over het repareren van meubelen en dat hij mijn naam niet goed had verstaan. Ook hebben ze bij hem huiszoeking gedaan. Hij heeft een paar weken vastgezeten, maar men kon niets tegen hem vinden. Na Dolle Dinsdag werd ik ingedeeld bij de Binnenlandse Strijdkrachten met als opperbevelhebber Prins Bernhard. Mijn verdere activiteiten tijdens de oorlog zijn verwoord in de verhalen van anderen in dit boekje. Ik vind mijzelf geen held. Ik deed wat ik vond dat ik moest doen. Ik ben dan ook blij dat ik heb mogen meewerken aan dit onderzoek. Ik vind dat ik dat verplicht ben aan mijn omgekomen vrienden in de Tweede Wereldoorlog. langdurig onderzoek. Bij het onderzoek van de Vlaardingse zaak kwamen telkens nieuwe vragen boven. Het onderzoek aan de Vlaardingse zaak heeft volgens mij het inzicht in de geschiedenis van mensen in oorlogstijd verrijkt. Toch blijven wij het juiste inzicht missen. Waren de hoofdrolspelers in de Vlaardingse zaak verzetstrijders of mensen die alleen maar probeerden te overleven? Er bestaat geen cursus voor verzetstrijder. Er zijn geen vaststaande normen om een verzet- Ik heb na de oorlog veel samengewerkt met Daan van der Wagt. Hij sprak vaak met mij over de vijf vermoorde mannen. Hij kon er toen niet met zijn familie over spreken. Ik kan stellen dat de vijf mannen door de Duitsers standrechtelijk zijn doodgeschoten. Voor zover ik weet waren zij geen lid van een verzetsgroep. Het waren eigenlijk wel ruwe bolsters maar met het hart op de juiste plaats. Ik vind het dan ook niet kloppen dat zij te boek staan als dieven en stropers. Die titel verdienen zij beslist niet. Ik hoop daarom ook van harte dat ze op een andere wijze in de Vlaardingse geschiedenis zullen voortleven. Was Arie Struijs een verzetsstrijder? “Arie Struijs was een verzetsstrijder! De andere vier mannen ontplooiden uitsluitend acties die betrekking hadden op het organiseren van voedsel zoals dat in die tijd werd genoemd.” strijder te kunnen beoordelen. Uit eigen ervaring weet ik dat je in een dergelijke situatie moet handelen naar het moment. In ieder geval hebben zij geprobeerd de oorlog te overleven. Daarvoor hebben zij zich aangepast aan de omstandigheden. Het wegnemen van voedsel bestemd voor Duitse magen, kan als een vorm van verzet worden beschouwd. Het doodschieten van deze mensen kan niet worden goedgepraat en is te bestempelen als een door de Duitsers gepleegde oorlogsmisdaad. Deel 2 87 sprek met Jan Struijs. Jan vroeg hem te helpen bij het onderzoek naar de werkelijke toedracht rond de dood van de vijf van Vlaardingen. Lastig onderzoek Eddy van Driel Onderzoeker WOII / auteur Eddy van Driel (Rotterdam, 16 september 1953) werkt sinds 1982 bij Politie Rotterdam– Rijnmond. Als kind bezocht hij samen met zijn vader, Gerrit Willem van Driel, adjudant torpedomaker bij de Koninklijke Marine, de grote door de Duitsers gebouwde “Schellbootbunker” aan de Waalhaven in Rotterdam. Deze bunker en de restanten van het vlakbij gelegen voormalige Vliegveld Waalhaven zijn hem altijd bijgebleven. Met elk boek over de Tweede Wereldoorlog raakte Eddy sterker geïnteresseerd. Vele boeken verder kwam hij in contact met mensen die de oorlog zelf hadden meegemaakt. De boeiende en soms aangrijpende gesprekken met deze mensen gaven Eddy nog meer inzicht. Eddy is donateur van de “Stichting Atlanticwall”. Een stichting die zich bezighoudt met het behoud van Duitse bunkers in Zeeland. Naast onderzoeker WO II is Eddy auteur van een achttal boeken welke veelal in relatie staan tot avonturen in diezelfde oorlog. Door zijn werk als onderzoeker voor het Oorlogs Verzets Museum Rotterdam, kwam hij in ge- 88 Overleven onder een andere orde Bij het begin van het onderzoek was er slechts een officieel stuk: een rapport van de Gemeentepolitie Vlaardingen van 27 op 28 oktober 1944. Via het Stadsarchief van Vlaardingen en uitgezette informatieverzoeken bij derden werd snel duidelijk dat er vrijwel niets over deze zaak bekend was. Ook gesprekken met plaatselijke historici leverden niet veel op. Een doorbraak in het onderzoek kwam toen de naamgenoten van de vijf omgekomen mannen in Vlaardingen werden benaderd met een algemene brief. Veel nabestaanden reageerden en Eddy maakte met iedereen een afspraak voor een interview. Ook de publiciteit in het weekblad “Groot Vlaardingen”, geschreven door Joop v.d. Hor, leverde nuttige informatie op. Langzaam maar zeker groeide het dossier uit tot een ordner vol informatie. Eddy’s kijk op het onderzoek: Toen ik medio september 2007 aan dit onderzoek begon, had ik mij voorgenomen vooral onpartijdig te blijven om zo mijn objectiviteit te waarborgen. Ik heb deze objectiviteit tot op heden weten te behouden ondanks de vele door mij gevoerde interviews met vrijwel alle betrokkenen. ‘Information not shared is lost’ Ik wil hier graag mijn persoonlijke slagzin noemen. Als al die getuigen en nabestaanden niet hadden meegewerkt, dan was een hoop informatie blijven liggen. Mogelijk stonden de vijf dan nog steeds als misdadigers te boek. Het onderzoek was lastig doordat er ruim zestig jaar waren verstreken. Alle betrokkenen hebben naar beste kunnen hun volledige medewerking gegeven. Ik heb heel veel respect voor al deze mensen, die na zoveel jaar toch nog deze voor hen bijzonder emotionele gebeurtenis met mij wilden delen. Veel steun heb ik gekregen van de Geus Herman Schaar uit Vlaardingen. Veel informatie kon ik bij hem toetsen en daarna een plaats geven. Niemand van de geïnterviewden heeft ooit aangenomen dat de vijf op de vlucht of terecht zijn doodgeschoten. Al die jaren hebben zij met een onbevredigend gevoel rondgelopen en er werd geen onderzoek naar gedaan. Als oudtante Marie nooit aan Jan Struijs had gevraagd dit uit te zoeken was het onbevredigende gevoel gebleven. Mijn conclusie De vijf slachtoffers kenden zelf geen honger. Wel hebben ze ervoor gezorgd dat zij die tekort kwamen of ondergedoken zaten, toch nog voedsel kregen. Dat dit voedsel werd “ge- organiseerd”, zoals dat tijdens de bezetting werd genoemd, kan je hen niet aanrekenen. In Vlaardingen waren zij beslist niet de enigen die op voedselstrooptochten gingen. Opvallend is dat vier van de vijf mannen regelmatig zijn opgepakt door de politie, maar nooit zijn overgeleverd aan de bezetter. Ik ben er stellig van overtuigd dat de goede politieagenten hier de hand in hebben gehad. Ondanks dat Arie Struijs niet bij een verzetsgroep was aangesloten denk ik dat hij wel hand- en spandiensten voor het verzet verrichtte. Mogelijk had hij ook een schuilnaam, maar die is niet bekend geworden. Niet alleen de vijf, maar ook Andries Ensel, Cornelis van Dijk en Jan Huis verdienen een ereplaats in de Vlaardingse geschiedenis. Zij trotseerden, als gewone eenvoudige mensen, de bezetter. Zo zorgden zij dat anderen in leven konden blijven! Ik vind dat de vijf mannen wel stroopten en goederen organiseerden waarbij mogelijk anderen dit niet accepteerden maar dat ik hun doodschieten als een oorlogsmisdaad moet beschouwen. Ik hoop van harte dat dit boekje het gevoel van onrecht enigszins kan wegnemen. Alle in dit boekje betrokken personen verdienen een plaats in de Vlaardingse geschiedenis, waarin zij oprecht worden aangemerkt als slachtoffers van de Duitse agressie in de Tweede Wereldoorlog.’ Deel 2 89 18 3 BoekOmslagDEF:252x373 08-10-2009 14:57 Pagina 1 148,5 8 18 8 148,5 3 18 18 18 3 3 T (055) 539 20 17 F (055) 539 29 38 E [email protected] www.politieacademie.nl Overleven onder een andere orde Oude Apeldoornseweg 41-45 7333 NR Apeldoorn Postbus 834 7301 BB Apeldoorn 210 Overleven onder een andere orde 210 Een historisch onderzoek in twee delen. Jan Struijs, commissaris van politie, geeft in dit persoonlijke verslag een indrukwekkend sfeerbeeld van verschuivende morele normen en waarden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het eerste deel van het boek draagt de titel van een krantenberichtje uit oktober 1944: ‘op de vlucht doodgeschoten’. Het tweede deel geeft de zakelijke kant van het onderzoek weer. Onderzoekers van formaat geven hun visie over het onderzoek en plaatsen het in een tijdskader. 3 3 18 18 18 3 148,5 8 18 8 148,5 3 18