Overleven - Politieacademie

advertisement
18
3
BoekOmslagDEF:252x373
08-10-2009
14:57
Pagina 1
148,5
8
18
8
148,5
3
18
18
18
3
3
T (055) 539 20 17
F (055) 539 29 38
E [email protected]
www.politieacademie.nl
Overleven onder een andere orde
Oude Apeldoornseweg 41-45
7333 NR Apeldoorn
Postbus 834
7301 BB Apeldoorn
210
Overleven
onder een andere orde
210
Een historisch onderzoek in twee delen.
Jan Struijs, commissaris van politie, geeft in
dit persoonlijke verslag een indrukwekkend
sfeerbeeld van verschuivende morele normen
en waarden tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Het eerste deel van het boek draagt de titel
van een krantenberichtje uit oktober 1944:
‘op de vlucht doodgeschoten’.
Het tweede deel geeft de zakelijke kant
van het onderzoek weer. Onderzoekers van
formaat geven hun visie over het onderzoek
en plaatsen het in een tijdskader.
3
3
18
18
18
3
148,5
8
18
8
148,5
3
18
Overleven
onder een andere orde
Eindredactie: Jan Struijs
Verantwoording
Dit is een uitgave van de Politieacademie.
Dit boek heeft twee doelstellingen:
• informeren van de nabestaanden en betrokkenen over de vermoedelijke oorzaak, omstandigheden en aanleiding van
de aanslag op 27 oktober 1944 in Vlaardingen;
• als leercasus voor de Politieacademie: ‘hoe
ga je als politiemedewerker om met je
morele professionaliteit in bijzondere omstandigheden’.
Alle mensen die hebben meegewerkt aan
deze uitgave hebben dit gedaan op basis
van vrijwilligheid zonder enige geldelijke
vergoeding. Hun motivatie was om vanuit
maatschappelijke betrokkenheid de verhalen vast te leggen van een generatie, die
getuige is geweest van een indrukwekkend
periode in onze geschiedenis. Het is van het
grootste belang dat wij hier van leren en
voortgaan.
Centraal in dit boek staat het verhaal “Op
de vlucht doodgeschoten?”. Dit is een verhalend verslag van de 59 getuigenissen van
nabestaanden van de slachtoffers, oudpolitiemensen, leden van het verzet en andere betrokkenen. Ook is voor het verhaal
gebruik gemaakt van feitelijke gegevens uit
archieven. Rondom dit verhaal geven diverse experts hun reflectie op het onderzoek.
Aan dit boek kunnen geen juridische rechten worden ontleend. De verklaringen en
bevindingen van de experts dienen alleen
ten behoeve van deze rapportage en
mogen op geen enkele andere wijze worden gebruikt.
Colofon
Eindredactie:
Jan Struijs
Uitgever:
Politieacademie
Vormgeving:
Xtens Apeldoorn
Drukwerk:
Artoos, Rijswijk
Productiebegeleiding:
Communicatie & Marketing,
Politieacademie
Oplage:
600 exemplaren
4
Overleven onder een andere orde
Aan de totstandkoming van dit boek werkten mee:
A. van de Akker
R. van de Akker
J. Anderson
A. Assenberg-Sluijter
S.J. van Berkel-Stenis
G. Boink
D. Borsboom
T. Bruinsma
G. van Dartelen
C. van Dijk jr.
J. van Dijk
S. Dikken-Mulder
E. van Driel
F. Ensel
L. de Groot
C. Hofman-Hartog
P.M. Hoos
B. Hoogenboom
J. v.d. Hor
M. en E. Huis
J. Kamp
J. Keijzerwaard
B. Koevermans van Beieren
K. Kornaat
M. van der Lande
K. de Lange-v.d. Wagt
R. Lips van Dijk
H. J. Luth
C. van de Meeberg-Struijs
J. Meyer
P. Moree
K. Reedijk van der Wagt
F. van Riet
G. van Rijswijk
M. van Rossum
H. Schaar
J. Schreuder
De familie Smit
L. Strijdhorst
De familie Struijs
T. van der Struis
W. Struijs
B. van Toor
P.W. Tops
H. van Velzen-Hoos
A. van der Wagt
D. van der Wagt
G. van der Wagt
H. van der Wagt
K. van der Wagt
S. van der Wagt
G. Werner
P. Westerman
C. Wind
En nog vele andere personen
uit Vlaardingen
Ook dank aan de volgende instanties:
Historische Kring Haaksbergen
Nationaal Archief
Nederlands Instituut Militaire Historie
Nederlands Instituut Oorlogs Documentatie
Nederlandse Rode Kruis
Redactie Groot Vlaardingen
Stadsarchief Vlaardingen
Stichting Geuzenverzet 1940-1945
Westlands Archief
Deel 1
5
Voorwoord
De Politieacademie gaat een nieuwe koers varen. Onderzoek,
Kennis en Ontwikkeling zullen belangrijke elementen zijn
voor het fundament van goed onderwijs. De kernvraag die
wij ons zelf te weinig stellen is: Wat leert de geschiedenis ons
en hoe vertalen we dit naar onze huidige maatschappij?
De Politieacademie krijgt te maken met studenten met een grotere mate van zelfstandigheid. Tegelijkertijd vraagt het huidige
politiewerk ook steeds vaker om medewerkers die in staat zijn zelfstandig als professional te opereren in het brandpunt van de
maatschappelijke ontwikkelingen.
Prof. dr. Pieter Tops
In een frontlinie organisatie is het van groot
belang dat het stimuleren van reflectie en
onderlinge dialoog tussen medewerkers
een prominente plaats krijgt. De studenten
binnen de Politieacademie moet de ruimte
hebben om oog te krijgen voor de kwetsbaarheden van de maatschappij vanuit een
geschiedkundig perspectief. Hiermee richt
je hun persoonlijke morele kompas en vergroot je de kwaliteit van hun optreden als
er grenzen worden overschreden.
De kern daarvan wordt gevormd door het
versterken van het vermogen van studenten
om zelfstandig tot afgewogen keuzes te
komen en zich daarover te verantwoorden
in een complexe maatschappelijke en politieke context.
6
Overleven onder een andere orde
In de politie organisatie is permanente
reflectie en dialoog noodzakelijk over de
betekenis van de waarden van de politie in
de praktijk. De opbrengsten hiervan bieden
in de vorm van moresprudentie referentiepunten voor de professionals.
Wat heeft de politie geleerd van zijn verleden. Hoe ging de politie en zijn burgers om
met zijn morele dilemma’s in een bijzondere periode als de tweede wereldoorlog?
De politie heeft zich na de tweede wereldoorlog ontwikkeld van een gesloten instrumentele organisatie naar een organisatie
die openstaat voor maatschappelijke ontwikkelingen. De gebeurtenissen in deze
oorlog hebben aan de basis gelegen van
deze ontwikkelingen.
Het bijzondere verhaal van de aanslag op
de vijf Vlaardingers en de wetenschappelijke reflectie hierop van Professor dr. Bob
Hoogenboom en Dr. Frank van Riet leveren
een belangrijke bijdrage aan valide moresprudentie.
Hiernaast geeft het de verkramptheid aan
hoe men om is gegaan met belangwekkende gebeurtenissen zoals de aanslag op
de vijf Vlaardingers.
Ik ben er van overtuigd dat dit boek een bijdrage kan leveren aan een kwalitatieve
hoge discussie binnen het onderwijs en elders over morele dilemma’s in de context
van de maatschappelijke ontwikkelingen en
daardoor een bijdrage levert aan de juiste
houding, gedrag, professionaliteit en wendbaarheid van een ieder die zich betrokken
voelt bij de politie en de maatschappij.
Bovenal vind ik het belangrijk dat de
Politieacademie op deze wijze een bijdrage
kan leveren aan het inzicht betreffende de
reconstructie van de aanslag op de vijf
Vlaardingers en zodoende dat hun nabestaanden, familie en vrienden na zeer lange
tijd de zo begeerde informatie tot hun kunnen nemen.
Het aanhoren en verwoorden van de verklaringen van de getuigen zijn even belangrijk
als de uitkomst van het onderzoek.
Jan Struijs heeft er voor gekozen om dit
persoonlijke verhaal te koppelen aan zijn
professionele bestaan als hoofd kennis en
strategische ontwikkelaar van de Politieacademie. Ik complimenteer hem daarvoor.
Hij slaat hiermee een brug tussen de
nieuwe koers van de politieacademie en
zijn authenticiteit.
Prof. dr. Pieter Tops
Lid College van Bestuur Politieacademie
en portefeuillehouder kennis en onderzoek
Deel 1
7
Inleiding Jan Struijs
De geschiedenis heeft lange schaduwen, ook in de familie Struijs.
Het was zondagmorgen, augustus 1977. Ik ging met trots
mijn nieuwe bromfiets laten zien aan mijn opa aan de Keijzerstraat in Vlaardingen. Opa zat aan tafel met een shagje en
een bak koffie. Hij kon heerlijke verhalen vertellen over vroeger. Het ging echter nooit over de oorlog. Ook deze ochtend
vertelde hij geanimeerd over zijn werkzaamheden bij de bekende Vlaardingse ijszaak WINZO. Tijdens het gesprek viel
mijn oog op een foto in de achterkamer. Een foto van een
man die met een touw een koe vasthield. Mijn opa zag dat ik
er naar keek en hij zei: “Dat jongen, was mijn broer, jouw oudoom Arie. Vermoord door de moffen”. Hierna zweeg hij
lange tijd. De woorden bleven galmen door mijn hoofd
“Vermoord door de moffen”.
J.A. Struijs
In 1980 begon mijn politiecarrière. Ik wilde
maar één ding: moorden oplossen. Mijn aanstelling werd door opa Struijs met gemengde
gevoelens ontvangen. Hij was trots, maar hij
benadrukte dat ik altijd goed voor de mensen
moest zijn en nooit “een kwade heer moest
dienen”, zoals hij dat zo mooi uitdrukte. Ik begreep hem toen niet goed, nu veel beter. Opa
overleed in de jaren ‘80.
Mijn politiecarrière ging zeer voorspoedig.
Met name in mijn recherchetijd ben ik, wat betreft het oplossen van moorden, volledig aan
mijn trekken gekomen. Daarbij leerde ik de
mensheid ook op een andere manier kennen.
In 2004 gaf ik een interview op televisie over
veiligheid. Enkele dagen daarna werd ik gebeld door mijn oudtante Marie Struijs. Zij was
op dat moment 97 jaar, zeer kwiek en helder
van geest. Tante Marie vroeg mij langs te
komen. Ik had haar al enige tijd niet meer gesproken. Ik ging naar haar huis en nam plaats
aan tafel. Tante Marie nam al snel het initiatief
in het gesprek en kwam ter zake. Ze keek mij
indringend aan en zei: “Ik heb gehoord dat je
wat bent geworden bij de politie. Ik wil je om
8
Overleven onder een andere orde
een gunst vragen. Mijn broer Arie en zijn kameraden zijn in oktober 1944 vermoord door
de Duitsers. Ze staan nog steeds te boek als terecht ge-ëxecuteerd naar aanleiding van sabotage en een misdrijf. Maar dit is onterecht. Ik
wil graag dat je het onderzoekt, hoe moeilijk
het ook is na al die jaren. Ik wil dat deze aanslag een andere plaats krijgt in de geschiedenis
dan die nu heeft’”. Hoe kan je zo’n verzoek
weigeren? Ik besefte vanaf het begin dat het
bijzonder moeilijk zou zijn om na meer dan
zestig jaar een stukje dichter bij de werkelijkheid van toen te komen.
Ik vroeg mijn collega Eddy van Driel om mij te
helpen bij dit historisch onderzoek. Langzaam
maar zeker ontstond er een heus onderzoeksteam met experts, politiemensen, studenten,
verzetsstrijders en vrijwilligers. Een bonte stoet
van mensen die, gegrepen door het onderzoek, een bijzondere prestatie en bijdrage
hebben geleverd. Het onderzoeksteam deed
dit op basis van vrijwillig- heid, zonder enige
materiële tegenprestatie.
Ik heb het onderzoek als indrukwekkend erva-
ren door de emoties van alle nabestaanden en
hun bijval om dit onderzoek te steunen. Voor
mij en de onderzoekers was het treffend om te
merken hoe deze aanslag nog leeft bij de nabestaanden, vrienden en bij Vlaardingers die
de oorlog hebben meegemaakt en het drama
hebben beleefd. Het onderzoek heeft mij veel
inzicht gegeven in de wijze waarop ik door
mijn vader ben opgevoed en de omgangsvormen binnen mijn familie. Geluk werd
gelijkgesteld aan eten. Agressie werd vermeden tot het echt niet anders kon. De gevolgen
van de aanslag en de Tweede Wereldoorlog
zijn tot op de dag van vandaag aanwezig tot
in de haarwortels van mijn familie, zoals dat
nog voor duizenden families in Nederland zal
gelden.
Door alle getuigen wordt hetzelfde gezegd
over de sociale omstandigheden waaronder de
vijf mannen in het Vlaardingen van 1944 leefden. Het waren eenvoudige mensen die zwaar
werden beïnvloed door oorlog en armoede.
Het was letterlijk overleven onder zeer primitieve omstandigheden. Dit bracht een complex
normen- en waardepatroon met zich mee. De
vijf mannen voelden zich met elkaar verbonden door deze extreme omstandigheden waardoor gezamenlijke waarden ontstonden als
vriendschap, gemeenschapszin en solidariteit.
Hiernaast werden normen verlegd: agressie
tegen de bezetter en diefstallen, in het bijzonder van collaborateurs, werden veelal getolereerd.
Wij hebben ervoor gekozen om de getuigenverklaringen samen te vatten in een verhalende rapportage. Hiermee ontstaat, op basis
van getuigenissen, een sfeerimpressie van het
leven tijdens de oorlog. Iemand die eten steelt,
is feitelijk een dief. Maar als hij dat eten steelt
uit noodzaak om in leven te blijven. En als het
grootste deel van de buit wordt verdeeld
onder behoeftige mensen zoals onderduikers,
zieken en bejaarden. In hoeverre is dan nog
sprake van criminaliteit? Wat doe je, als je in
een situatie terechtkomt waarin je dagelijks
ziet dat mensen omkomen van de honger?
Het verhaal wordt gevolgd door de visie van
experts van formaat. Zij hebben het bronmateriaal bestudeerd en zij belichten de zakelijke
kant van het onderzoek.
De getuigenverklaringen en het aangetroffen
bronmateriaal geven een uniek beeld van het
leven en de sociale omstandigheden van één
van de armste bevolkingsgroepen van Vlaardingen in de Tweede Wereldoorlog.
Ik ben bijzonder trots op het resultaat van het
onderzoek. Ik hoop oprecht dat het onderzoek
de werkelijkheid rondom het doodschieten
van de vijf Vlaardingers een stukje dichterbij
heeft gebracht. Maar ik besef tegelijkertijd dat
veel vragen onbeantwoord blijven.
Het resultaat van het onderzoek heb ik, enkele
maanden vóór haar honderdste verjaardag,
aan mijn tante Marie medegedeeld. Nadat ik
diverse passages aan haar had voorgelezen,
keek ze me aan en zei: “Ik zei toch al, het
waren geen slechte jongens. Ik ben zo blij dat
jullie de betrokkenen eindelijk hebben aangehoord. Naar arme sloebers wordt zo slecht geluisterd, maar zij hebben heus wat te vertellen.
Ik ben blij dat iedereen nu kan lezen dat ze
onterecht zijn doodgeschoten”.
Ik spreek mijn oprechte waardering uit over
het onderzoeksteam en de experts. Zonder
deze mensen had het onderzoek nooit uitgevoerd kunnen worden. Ik spreek mijn bewondering uit voor de vele nabestaanden en
betrokkenen, die na zoveel jaren alsnog een
getuigenverklaring aflegden. Hun oprechte
emoties zullen mij altijd bijblijven.
J.A. Struijs MA/MMI
Commissaris van politie
Hoofd kennis Politieacademie
Deel 1
9
Deel I
Kornelis van der Wagt
Gijsbertus van der Wagt
Jan van der Wagt
Bastiaan Cornelis Hartog
Arie Struijs
Op de vlucht doodgeschoten?
Een Vlaardingse cold case uit 1944
Vrijdagavond 27 oktober 1944: het is een kille en natte avond. Maar de
duisternis, de regen en de kou kan de vijf mannen uit Vlaardingen niet
deren. Ze moeten voedsel zoeken voor hun gezinnen en familieleden.
Als aanvulling op het karige rantsoen, dat door de voortdurende Duitse
bezetting steeds kleiner wordt.
Even na zessen vertrekken zij van huis richting de Holypolder. Zij hopen in verband
met spertijd nog voor acht uur in de polder
te zijn.
De mannen gaan naar een boerderij waar
een voorraad ingekuilde aardappels ligt.
Waarschijnlijk zijn de aardappels bestemd
voor Duitse magen. Ook willen ze proberen
een koe te melken, want een van de mannen heeft een dochtertje van slechts enkele
maanden oud. De mannen zijn er regelmatig op uit getrokken om eten te verzamelen
voor hun gezinnen. Maar deze nacht zal de
allerlaatste maal zijn dat zij op stap gaan.
Enkele dagen later verschijnt een artikel in
een Rotterdamse krant:
”Op de vlucht doodgeschoten
De burgemeester van Rotterdam deelt het
volgende mede:
Op 27 October jl. om 23 uur kwamen vijf
verdachte personen in de nabijheid van een
weerstandsnest buiten Vlaardingen. Zij werden
door den schildwacht onmiddellijk aangehouden en nadrukkelijk gewaarschuwd niet op de
vlucht te gaan. Ondanks deze waarschuwing
vluchtten zij toch naar de rand van de stad
Vlaardingen.
Op de vlucht werden allen doodgeschoten.
Uit de noodzakelijke gevolgen van deze
verzetspogingen moge de bevolking blijken,
dat de Duitse weermacht de nakoming van haar
beschikkingen met de vereiste maatregelen
doorzet.”
Deel 1
11
Maar zijn de mannen werkelijk op de vlucht
geslagen en als gevolg daarvan neergeschoten?
Het artikeltje in de krant verhult het drama
van de vijf Vlaardingers. Het zijn geen georganiseerde verzetslieden, maar arme stadslui. Vier van de vijf mannen zijn gedurende
het onderzoek omschreven als verarmde
stadslui die eten proberen te verzamelen
voor hun familie.
Tot de noodlottige avond hadden de mannen de terreur van de Duitse bezetter
weten te trotseren. Dankzij hun tomeloze
inzet wisten zij hun dierbaren en naasten
van voedsel te voorzien. Gedreven door
honger konden zij zich staande houden met
vindingrijkheid, bedrog, diefstal en verzet.
Tot het moment dat de Duitse bezetter, vermoedelijk geholpen door foute elementen,
daar op grove wijze een einde aan maakt.
Politierapport:
Verantwoording (zie ook pag 91)
Verantwoording
Dit boekje is gebaseerd op een aantal van de
meest aannemelijke en passende verklaringen
van alle gehoorde betrokkenen. De meeste
verklaringen zijn uit tweede hand. Sommige
getuigenissen spreken elkaar tegen. Herinneringen, bijvoorbeeld aan belangrijke details,
vervagen met de jaren. Ervaringen zijn misschien aangevuld met persoonlijke voorstellingen van hoe het moet zijn geweest. De kans
op een gekleurde herinnering neemt daardoor
met de jaren toe. En dit drama speelde zich
meer dan zestig jaar voor dit onderzoek af.
Ook hebben veel organisaties en individuen direct na de Tweede Wereldoorlog besloten of
onderling afgesproken over hun activiteiten
tijdens de oorlog te zwijgen. Toch is er door de
jaren heen veel bekend geworden. Door volhardende onderzoekers en door getuigen voor
12
Overleven onder een andere orde
wie de wens hun verhaal kwijt te kunnen het
uiteindelijk won van de wens het te vergeten.
Zo is het toch gelukt een stukje Vlaardingse
geschiedenis boven water te krijgen. Met geduld en passie vonden de onderzoekers vele
betrokken Vlaardingers bereid om aan dit onderzoek mee te werken en erover te verklaren.
Hoewel geen van de slachtoffers van de 27e
oktober 1944 tekort gedaan mag worden, suggereert het onderzoek dat het de Duitsers
voornamelijk ging om Arie Struijs en zijn activiteiten. Niet zozeer vanwege stroperij of
voedseldiefstal, maar vooral om vermeende
verzetsdaden. Zouden de anderen toevallige
slachtoffers van de omstandigheden zijn geweest?
Vlaardingen 1940
Over de leefsituatie bij sociaal lagere milieus tijdens de oorlog is weinig
bekend. De mensen hielden zich aan het devies: ‘horen, zien en zwijgen’.
Er werden nauwelijks brieven geschreven, dagboeken bijgehouden, of
archieven opgebouwd.
In de loop van de vooroorlogse jaren was in
de samenleving een scherpe scheiding ontstaan tussen rijk en arm. Deze scheiding
had ongeveer dezelfde vorm als de verhouding tussen een baas en zijn knecht. De
armen hielden zich over het algemeen rustig. Kritiek betekende vrijwel altijd ontslag
en daardoor weinig kans op werk, dus inkomen.
De economische malaise van de dertiger
jaren had diepe sporen nagelaten in de
maatschappij. De grote kloof tussen de
kleine groep rijke mensen en de rest van de
bevolking is ook in Vlaardingen goed zichtbaar. De rijke mensen zoals reders, industriëlen, stadsbestuurders, artsen en andere
welgestelden woonden in mooie huizen
aan de Schiedamseweg, de Binnensingel en
de Hoflaan. Deze welgestelden domineerden het maatschappelijke leven. Daarnaast
was er een middenklasse: burgers die niet
tot de welgestelde bovenlaag behoorden,
maar toch min of meer boven de gewone
man staan. Dit zijn onder anderen de middenstanders, onderwijzers en ambtenaren.
Naast deze wat welvarender mensen woonden in Vlaardingen ook zeer arme mensen.
Zij woonden voornamelijk in de buurt van
de Maasstegen. Armoede betekende in die
jaren ook echt bittere armoede. Vlees konden de armen meestal niet betalen. Door
vis te vangen en eenden, hazen en konijnen
te stropen, kwamen deze mensen toch aan
belangrijke voedingsstoffen. Deze armen
zagen stropen beslist niet als fout, maar
eerder als een bittere noodzaak. Bovendien:
deze dieren leefden in de vrije natuur en
waren van niemand. Als je zo’n dier ving,
dan was dat toch geen diefstal? Maar ook
het pikken van brood, melk, aardappels en
dergelijke werd als ‘gewoon noodzakelijk
en dus getolereerd’ gezien.
En met die van de normaal geldende rechtsregels afwijkende en ingewortelde opvattingen gingen de armen de Tweede
Wereldoorlog in. Zij gingen gewoon door
met wat ze al jaren gewend waren. En als
de voedselschaarste tijdens de oorlog nog
groter wordt, neemt ook het aantal diefstallen noodgedwongen toe. De armen
moeten wel om te kunnen overleven. De
noodzaak van deze manier van blijkt wel
uit het volgende: Na de dood van de vijf
mannen raakt het gezin van Kor van de
Wagt ondervoed. Zijn jongste dochtertje,
de kleine Klazina, krijgt ook geen goede
voeding meer en wordt ziek. Wanneer zij
ongeveer zeven maanden oud is sterft zij.
Deel 1
13
De slachtoffers
van 27 oktober 1944
Vijf mannen zijn er in de nacht van 27 op 28 oktober 1944 doodgeschoten.
Drie van de vijf kwamen uit de familie Van der Wagt.
Vader en moeder van der Wagt woonden
met hun kinderen in een klein huisje bij de
Vlaardingervaart. Vader van der Wagt was
palingvisser. Moeder van der Wagt ging de
huizen langs met gerookte paling. Veel oudere Vlaardingers herinneren zich het
kleine donkerharige visvrouwtje. Deze familie wordt door de oorlog zwaar getroffen. Slechts een maand nadat een dochter
stierf aan een ongeneeslijke ziekte, verliezen Jan van der Wagt en Cornelia van der
Lugt nog drie dierbaren: de zoons Kor en
Gijs en kleinzoon Jan komen allen om bij
het drama van 27 oktober. Begin 1945 sterft
kleindochter Klazina. En na de oorlog krijgen ze te horen dat er nog een zoon is bezweken in een Jappenkamp in Indië.
Kor van der Wagt
Kornelis “Kor” van der
Wagt (Vlaardingen, 23 augustus 1913) is getrouwd
met Pietje Valk. Het huwelijk is goed en ze hebben
vier kinderen: Henny, Korrie, Ada en Klazina. Het gezin woont in de Jan
Steenstraat op nummer 17. Kor werkt hard en
zorgt goed voor zijn gezin. Het is een graag
geziene, stevige vent die klaar staat voor iedereen. Hij werkt als chauffeur bij kolenboer
van Oeveren op de Kortedijk in Vlaardingen.
Tijdens de oorlog gaat Kor regelmatig met zijn
bootje naar het Westland om groente te
kopen. Een deel van die groente verkoopt hij
door aan groenteboer Arie Janson, die twee
14
Overleven onder een andere orde
winkeltjes heeft: in de Vondelstraat en aan de
Afrol. Ook gaat Kor er ’s nachts illegaal op uit
met de boot van zijn vader, binnenvisser Jan
van der Wagt.
In het kader van de Arbeitseinsatz werkt Kor
een tijdje op een boerderij in de buurt van de
Duitse stad Regensburg. Na zijn ervaringen in
Duitsland wil Kor in ieder geval nooit meer
terug. Hij maakt daarom een schuilplaats op
zolder. Daar kan hij zich verstoppen tijdens
razzia’s voor de Arbeitseinsatz.
Gijs van der Wagt
Gijsbertus “Gijs” van der
Wagt (Vlaardingen, 19
september 1904) woont
met zijn vrouw Everdina
Veringmeier in de Lusthofstraat op nummer 25. Ze
hebben ten minste drie kinderen: twee zoons
(Jan en Daan) en een dochter (Kornelia). Ook
Gijs heeft in Duitsland gewerkt. Op dezelfde
boerderij als broer Kor. In het onderzoek is verder weinig over Gijs en zijn gezin bekend geworden.
Jan van der Wagt
Jan (Schiedam, 23 januari
1928) is de oudste zoon
van Gijs en Everdina van
der Wagt. Volgens het politierapport is hij ijzerwerker. Medescholier C. Wind
verklaart dat Jan (ook) nog op school zat.
Bas Hartog
Bastiaan Cornelis Hartog
(Vlaardingen, 2 mei 1909)
is de zoon van Pieter Hartog en Catharina Brouwer.
Bas woont met zijn vrouw
Adriana van Sprang aan
de Groen van Prinsterenstraat op nummer 52.
Zij hebben vier kinderen: Pieter, Corrie, Trienie
en Sjanie.
Van 1941 tot februari 1944 werkt Bas als kok
op de vissersboot ‘Vlaardingen VL80’ van Kees
Vlaardingen VL80
van Oosten. Zij varen vanuit IJmuiden en (vanwege aanvallen op zee) later vanuit Delfzijl.
Vanwege de afstand tot Delfzijl en de slechter
wordende spoorverbindingen monsterde Bas
af. Eenmaal aan wal gaat hij werken bij de superfosfaat fabriek E.N.C.K. Ook Bas probeert
tijdens de voedselschaarste zijn gezin te voeden door voedsel te bemachtigen bij boeren
en ’s nachts te vissen en stropen.
Arie Struijs
Arie Struijs (Vlaardingen
op 10 september 1911) is
de zoon van Piet Struijs en
Margarietha Bastemeijer.
Arie is een innemende persoonlijkheid. Hij
houdt van het vrije leven en werkt op de stadsboerderij van Ai van Vliet. Hij is in zijn familie
een graag geziene gast. Vooral nichtje Clazina
is dol op hem. Hij maakt altijd grapjes. Arie
drinkt geen alcohol, maar heeft verder niet zoveel last van principes. Hij houdt er diverse
vriendinnen op na. Arie is een handige vent.
Vermoedelijk door handel in schaarse goede-
ren heeft hij altijd voldoende geld.
Voor de oorlog werkte hij een tijdje in
Duitsland op een boerderij. Hij leerde daar
goed Duits spreken. Ook sprak hij Engels.
In de oorlog wordt Arie naar Duitsland gestuurd voor de Arbeitseinsatz. Voordat hij
arriveert op de plaats waar hij te werk zal
worden gesteld, besluit hij uit de trein te
stappen en te gaan werken voor een Duitse
boer bij Regensburg. Daar heeft hij mogelijk Kor en Gijs van der Wagt leren kennen.
Arie geeft weinig om de ideologische strijd
tussen nationaalsocialisme, democratie en
communisme, maar krijgt door de bezetting
wel een grote afkeer voor “de moffen”.
Als Bernard IJzerdraad in 1940 het Geuzenverzet in Vlaardingen opricht wil Arie daar
ook lid van worden. Samen met zijn broer
Willem heeft hij in het begin van de oorlog
contact met een van de mannen van deze
verzetsbeweging, een jonge kerel die in de
omgeving van de Oosterstraat woont. De
Geuzen worden echter opgepakt en Arie
weet zich nog net op tijd terug te trekken.
De man uit de Oosterstraat wordt korte tijd
later gefusilleerd.
Arie besluit zich nooit aan een verzetsgroep
te binden, maar hij zal desondanks regelmatig met het verzet samenwerken.
Deel 1
15
Op zoek naar voedsel
Vaak wordt een scherpe grens getrokken tussen de mensen in het verzet
en de burgers die niet aan het feitelijke verzet deelnamen. Dat onderscheid lag in werkelijkheid genuanceerder.
Af en toe maakte het verzet gebruik van
buitenstaanders. Ook kwam het voor dat
mensen die niet tot dat eigenlijke verzet
behoorden ook deelnamen aan verzetsdaden.
Het verzet probeerde op verschillende manieren voedsel te bemachtigen. Dit voedsel
werd verdeeld onder verzetsmensen en burgers die in voedselnood verkeerden. Gaarkeukens en de keukens van tehuizen
profiteerden daar volop van mee. Het verzet pleegde ‘kraken’ slachtte illegaal
koeien, schapen en geiten. Niet veel anders
dan de vijf Vlaardingers deden. De vijf
waren erg bedreven in het ‘regelen’ van
voedsel. Dus niet zo gek dat het verzet daar
zo mogelijk ook gebruik van maakte.
Voor beide groepen gold, dat ‘tegen de
lamp lopen’ gevoelige consequenties kon
hebben. Maar die consequenties waren
voor verzetsmensen duidelijk zwaarder. Om
die reden werden dergelijke karweitjes, zo
mogelijk en verantwoord, ook wel door
niet georganiseerde verzetsmensen uitgevoerd.
16
Overleven onder een andere orde
Uit de interviews voor dit boekje blijkt dat
de betrokken personen zijn in te delen in
twee groepen. In de ene groep zaten verzetsmensen, die ook wel voor voedsel voor
de hongerigen zorgden. De andere groep
bestond uit ‘gewone’ burgers, die voor hun
medewijkbewoners probeerden te zorgen,
maar ook wel eens verzetsdaden pleegden.
De Duitse bezetter wist dat uiteraard niet.
Zij zagen beide groepen als saboteurs en
terroristen.
J. Meijer, penningmeester van het
voormalig verzet Vlaardingen-Westland:
Het onderzoeksrapport geeft de indruk
dat de Vlaardingse politie het verschil en
de samenhang tussen beide groepen
goed onderkenden. De politiemannen
Landzaad en Bijl ook. Die hadden echter
elk voor zich een van de groepen als
hoofddoel, wat voor de leden van de
groepen niet ongunstig was. Duidelijk
lijkt mij uit het rapport op te maken, dat
de aandacht van die functionarissen bepaald niet zuiver functioneel was. Persoonlijke haatgevoelens waren duidelijk
aan de orde. Mogelijk speelden deze zelfs
een hoofdrol!
Om hun hongerige familieleden, buurtgenoten en zichzelf van voedsel te voorzien
besluiten Arie Struijs, de gebroeders van
der Wagt, Bas Hartog en een zekere Leen
Smit, een voedsellijn op te zetten. Daarvoor
gaan zij samen met anderen in wisselende
samenstelling op strooptocht en uit vissen.
Ook stelen ze van boeren. Een deel van de
opbrengst van de strooptochten gaat naar
het verzet, dat diverse onderduikers heeft
ondergebracht. Een ander deel wordt zwart
verkocht aan Duitsers en NSB´ers. Van het
geld dat zij daarvoor krijgen kopen zij andere schaarse zaken.
Natuurlijk zijn deze activiteiten niet zonder
risico, maar heel gevaarlijk is het ook niet.
Word je bij het stropen of stelen betrapt,
dan sluit de politie je hooguit een paar
dagen op. Zo worden Bas Hartog en Arie
Struijs begin 1944 genoemd in een politierapport. Zij zijn medeplichtig aan het stelen
van een varken, dat eigendom was van het
bedrijf “van Neerbos” in Vlaardingen.
In de polder waar de groep stroopt zijn
Duitse stellingen. De groep heeft goed contact met de in de stellingen gelegerde militairen. Het zijn vriendelijke veteranen uit
de Eerste Wereldoorlog die de oorlog zat
zijn. Deze militairen knijpen, in ruil voor
een maaltje vis, een oogje toe en af en toe
drinken ze samen koffie. Het contact tussen
de groep en de militairen is zo goed, dat de
Duitsers meehelpen met het vangen van de
vis door een handgranaat in het water te
laten ontploffen. Ook worden goederen
met elkaar geruild.
Dirk Bosboom, de buurman van Kornelis
van der Wagt waarschuwde Kor vaak voor
de gevaren. Kor reageerde eens: ‘de moffen
die wij tegenkomen ’s nachts zijn ongevaarlijk. We drinken zelfs koffie met ze!’.
Deel 1
17
Onderduikers
Jan Huis is een gewone, soms wat driftige jongen die in Schiedam op
de ambachtschool een vak heeft geleerd. Hij is directeur van de meubelfabriek Huvemefa, oftewel de Huis en Verschoor meubelfabriek. Deze
fabriek ligt naast de touwfabriek waar de vader van Jan Huis opzichter is.
Jan‘s broer Bram zat bij het Geuzenverzet en hij heeft lang in Scheveningen
vastgezeten. Toch gaat hij door met verzetswerk.
Via het verzet hoort Jan dat de Duitsers
razzia’s organiseren in Vlaardingen. Jan laat
regelmatig een aantal mannen tijdelijk onderduiken in de meubelfabriek van Jan.
Ook de zussen van Jan werkten mee. Martine typte tot eind 1944 op zolder het illegale blaadje ‘Ick Waeck’. Jan’s jongste zus
herinnert zich nog dat er onderduikers
waren, want dan moest ze extra veel aardappelen schillen. Ook de Jood Andries Ensel
helpt bij het onderbrengen van deze onderduikers. De groep van Arie Struijs, de gebroeders van de Wagt, Bas Hartog en
Andries Ensel voorziet de onderduikers van
voedsel en sigaretten. De sigaretten die Andries afgeeft krijgen een vervelend gevolg.
Werknemer Cornelis Korpershoek woont in
de fabriek om aan de arbeitseinsatz te ontkomen. Wanneer hij op een avond voor een
raam staat te roken wordt hij gesnapt door
een Duitse schildwacht. Deze Duitse schildwacht meldt dit aan landwachter Werner
die op de brug de wacht houdt. Werner
waarschuwt landwachtleider Pieter Boot
waarna ze onder leiding van deze de fabriek binnenvallen. Vanwege het aantreffen van illegaal verkregen voedsel en een
radio wordt fabrieksdirecteur Jan Huis van
zijn bed gelicht, om opheldering over die
radio en voedsel te geven. Een Vlaardingse
18
Overleven onder een andere orde
politieagent heeft nog geprobeerd de radio
te redden door hem uit het zicht te houden.
Hij bond de radio op zijn fiets om het toestel ergens te verbergen. Maar de landwachters ontdekten dit en zij namen de
radio in beslag.
Huis en Korpershoek worden door de Politieke Dienst naar Schiedam gebracht. De Sicherheitsdienst brengt ze vervolgens naar
Rotterdam. Daarna gaan ze naar kamp
Amersfoort. Familie van Jan Huis heeft daar
nog contact met hem. Op 11 oktober 1944
wordt Jan, samen met de 600 Puttenaren,
gedeporteerd naar concentratiekamp Neuengamme in Duitsland. Dit als represaille
voor de mislukte aanslag (van 30 september
1944) op een legerauto van de Herman Görings Fallshirm-Panzer-Ersatz und Ausbildungs Brigade bij het Gelderse Putten. Jan
Huis en Cornelis Korpershoek zijn nooit in
Vlaardingen teruggekeerd.
Na de oorlog worden de ouders van Jan
Huis verzocht naar het stadhuis van Vlaardingen te komen. Hier ontvangen zij van
het Rode Kruis een envelop met Duits opschrift. In de envelop zitten wat spullen van
hun zoon. Zij hebben nooit geweten of hun
zoon Jan daadwerkelijk in Neuengamme is
geweest.
Gedurende ons onderzoek stuiten we op
twee overlijdensberichten van Jan Huis. Met
hulp van historicus Dr. Frank van Riet, medewerker aan het boek “Nederlanders in
Neuengamme” is Jan Huis opgespoord. In
dit boek staat hij op de dodenlijst. De gevangenen van het kamp worden tegen het
einde van de oorlog geëvacueerd naar Lübeck. Daar moeten ze inschepen, Jan op de
“Cap Arcona”. Op 3 mei 1945 om half drie
‘s middags wordt het schip aangevallen
door Britse vliegtuigen. Waarom de Engelsen de Cap Arcona aanvielen is niet duidelijk. Het Zweedse Rode Kruis had aan de
Engelsen doorgegeven dat er gevangenen
aan boord waren en geen militairen. Het
schip wordt door 62 raketten geraakt en er
breekt brand uit. In paniek proberen de gevangenen het schip te verlaten, maar bovenaan de trappen schieten SS’ers op hen.
Door de chaos komen de meesten in de
vlammenzee om. Jan Huis zou één van hen
zijn.
Wat later in ons onderzoek stuiten we op
een tweede overlijdensbericht, waarop
staat dat Jan Huis overleden is op 6 januari
1945 in Hamburg of omgeving en zou zijn
begraven op het kerkhof van Ohlsdorf. Een
schriftelijk verzoek aan de beheerders van
dit kerkhof om hierover duidelijkheid te
geven, is helaas niet gehonoreerd. Hoe het
ook zij, Jan Huis heeft zijn hulp aan onderduikers met de dood moeten bekopen.
Ook Cornelis Korpershoek heeft de oorlog
niet overleefd. Volgens een schrijven van
het Nederlandsche Rode Kruis, Afwikkelingsbureau Concentratiekampen, stierf hij
op 14 maart 1945, in Neuengamme.
Kwartellaan anno 2009
Cees van Beieren diende bij de Koninklijke
Marine. Na de demobilisatie nam hij een
transportbedrijf over. In zijn woning aan de
Kwartellaan 36 vonden veel illegale activiteiten plaats. Behalve de distributie van
voedsel en handel in allerlei zaken, werden
er dieren geslacht om de tekorten aan
voedsel op illegale wijze aan te vullen. Er
zou ook worden gegokt. De woning lag
dicht bij de Duitse Ortskommandantur. Kennelijk verwachtten de Duitsers zo dichtbij
geen illegale activiteiten.
Waarschijnlijk werd hier een deel van het
voedsel verdeeld en verhandeld, dat door
de broers van de Wagt, Bas Hartog en Arie
Struijs op hun strooptochten en bij diefstallen werd vergaard. Bij deze verdeling was
ook een hoge politiefunctionaris betrokken.
Tegenover nummer 36 woonde de familie
Sluyter. Vader Sluyter werkte als bootsman
op het SS Slamat. Hij kwam in 1941 om het
leven toen de boot werd getorpedeerd bij
Griekenland. Een dochter van de Sluyters
heeft in de nacht van 27 op 28 oktober 1944
schoten gehoord. Haar moeder verbood
haar om te gaan kijken. Toen ze de volgende dag toch ging kijken, zag ze dat het
lokaal bekende rode paadje nog roder was
gekleurd van het bloed. Ook vertelde ze dat
zij er altijd vanuit gingen, dat er een zwarthandelaar woonde op nummer 36. Haar
Deel 1
19
moeder had tijdens de oorlog een keer een
gouden ring willen ruilen tegen voedsel,
maar dat werd geweigerd. Nu zij hoorde
dat er een verzetstrijder woonde, is zij dat
direct aan haar zus gaan vertellen.
Een andere getuigenis komt van
Gré Westdijk:
Arie Struijs stond in direct contact met politieman Hofman. Deze zorgde dat Cor
van Dijk en Arie niet werden opgepakt.
Hofman werd geholpen door een andere
politieman. Deze was ook betrokken bij
de distributie van voedsel en vervalste distributiebonnen. Deze politieman heeft geholpen om mijn zus Clazina Struijs vrij te
laten nadat zij was opgepakt bij het verzilveren van vervalste distributiebonnen. De
politieman had zijn distributiepunt aan de
Kwartellaan. Hij kende Arie Struijs goed
maar hield dit uiteraard geheim. Arie leverde veel voedsel, melk en dergelijke af
aan de Kwartellaan. Piet Struijs heeft hem
hier enkele malen bij geholpen.
Het voedsel kwam van de groep Hartogvd Wagtjes.
In 1943 vraagt de Landelijke Knok Ploeg
Naaldwijk aan Cees van Beieren of hij
enkele vrachtwagens aan de Duitse
Wehrmacht kan verhuren. In bezit van de
noodzakelijke Duitse papieren kan hij ongehinderd mensen en goederen vervoeren.
Bovendien komt het verzet door deze ritten
in het bezit van precieze gegevens over versterkingen, troepensterkte, munitie enzo-
20
Overleven onder een andere orde
voorts. Cees van Beieren levert hiermee een
belangrijke bijdrage aan het verzet tegen
de Duitsers.
Op 23 april 1945 wordt verzetsleider Piet
Doelman door landwachters gearresteerd.
In een poging hem vrij te krijgen maakt het
verzet een geheime afspraak met een aantal Duitse militairen. Zij zijn belast met de
bewaking en het transport van Piet Doelman. Van deze Duitse militairen is bekend
dat ze om te kopen zijn. Maar op de betreffende afspraak verschijnen niet deze militairen, maar een groep soldaten van de
Feldgendarmerie. Zij nemen alle verzetsmensen, inclusief Cees van Beieren, gevangen.
Cees van Beieren scheidt zich van de overige gevangen verzetslieden als hij zijn
blaas moet legen. Een beschonken soldaat
van de Feldgendarmerie valt hem vervolgens lastig. Er ontstaat een handgemeen
waarbij de Duitser hem in zijn been schiet.
Cees probeert vervolgens te ontsnappen
door achter nabijgelegen kassen te duiken.
Maar helaas is de Duitser nog genoeg bij
zinnen om hem te achtervolgen en hem ter
plekke te doden. De andere verzetsmensen
worden afgevoerd en gevangen gezet. Een
aanwezige politieagent uit Vlaardingen
hoorde de Duitser nog tegen zijn kameraden zeggen dat hij die Nederlander een genadeschot had gegeven.
Piet Doelman is na zijn aanhouding overgebracht naar de gevangenis van Scheveningen. Hij werd daar aan het eind van de
oorlog door zijn eigen mensen uit handen
van de SS bevrijd.
De Vlaardingse politie
Als gevolg van de Duitse bezetting krijgt de politie er een aantal taken
bij, zoals het bewaken van telefoondraden en het controleren van verduistering. Het Vlaardingse politiekorps heeft daar niet genoeg mensen
voor en zoekt druk naar versterking.
Dat lukt niet voldoende en eind 1940 wordt
een groep beroepsmilitairen na een korte
politieopleiding in Vlaardingen geplaatst.
De meeste mannen van de hulppolitie
komen uit de opgeheven Burgerwacht en
een aantal van hen is lid geweest van de
Geuzen. Op last van de Duitsers wordt deze
groep van ongeveer dertig man in maart
1941 ontslagen. Voor hen in de plaats
komen 33 marechaussees onder leiding van
een opperwachtmeester. Maar het overgrote deel van hen is ongemotiveerd en na
enkele maanden zijn de meesten alweer
verdwenen. Ondanks alle pogingen om
meer personeel te vinden, blijft het Vlaardingse korps onderbemand.
In juli 1941 wordt commissaris van de Wijngaart geïnstalleerd. Het personeel vertrouwt hem niet omdat hij sympathie heeft
voor de Duitsers, hoewel hij de Duitsers niet
fanatiek steunt. Hij kan zijn stempel niet op
het korps drukken en de sfeer wordt bepaald door een klein aantal rechercheurs en
agenten die het onderling niet altijd met elkaar eens zijn. Door het gebrek aan echte
leiding kunnen zij “min of meer” naar
eigen inzicht gebruik maken van hun bevoegdheden. Dit heeft positieve maar ook
negatieve gevolgen voor de bevolking.
J. Meyer, Penningmeester voormalig verzet
Vlaardingen-Westland:
Er wordt gesproken over verraad. Nergens
is dat feit echter aangetoond of zelfs aannemelijk gemaakt. Het zijn niet meer dan
uitgesproken vermoedens, vaak zelfs gebaseerd op vermoedens van anderen. In die
tijd dacht men al gauw aan verraad of gebruikte men die benaming als vergoelijking
voor gemaakte fouten. Naderhand bleek
vaak, dat die benaming ten onrechte werd
gebruikt.
Landzaad & Bijl
Rechercheur Landzaad is misschien wel de
meest besproken politieman van de Vlaardingse Gemeentepolitie in de Tweede Wereldoorlog. Het lijkt erop dat hij een
dubieuze rol speelt, maar de positie van een
politieman is bepaald niet eenvoudig. Als
hij openlijk voor de bezetter kiest is hij fout.
Doet hij dat niet, dan is hij op zijn minst
snel politieagent af.
Uit de verklaringen en de politierapporten
blijkt dat rechercheur Landzaad altijd
kordaat optrad tegen dieven, stropers en
misdadigers. Bij huiszoekingen stond hij
voorop en de wijze waarop hij verhoren van
verdachten afnam, was beslist niet zachtzinnig. Ook in verklaringen wordt regelmatig
gesteld dat hij een Duits gezinde verrader
was. Maar is dat wel zo?
Arie Struijs en zijn vrienden worden regelmatig ingesloten, maar altijd na korte tijd
weer ontslagen uit politiehechtenis. Nooit
worden ze overgedragen aan bijvoorbeeld
de Sicherheitsdienst in Rotterdam. Hebben
zij dit te danken aan Landzaad of aan politieluitenant A. Kloots? Rechercheur Landzaad is toch regelmatig aanwezig bij
Deel 1
21
huiszoekingen in de woningen van Piet en
Willem Struijs, Andries Ensel en Cor van
Dijk.
Willem Struijs jr. zegt in zijn verklaring dat
Cor van Dijk op Dolle Dinsdag na een schietpartij bij de haven door rechercheur Landzaad wordt opgepakt. Op weg naar het
politiebureau laat hij hem echter ontsnappen, waarna Van Dijk zich in het schoenenkastje in het huis van Willem Struijs sr.
verstopt. Doet Landzaad dat uit angst voor
het naderende einde van de oorlog en wil
hij alvast beginnen met het schoonvegen
van zijn straatje?
Na de oorlog heeft er binnen het politieapparaat een zuivering plaatsgevonden,
waarbij functionarissen die met de Duitsers
hadden gecollaboreerd ontslagen zijn. En
Landzaad zat daar niet bij. Pas in 1948 verlaat hij de politie. Hij gaat dan als beveiliger
werken bij Wilton/Feijenoord.
De oorlog bleef hem echter achtervolgen.
De Jood Andries Ensel klaagde hem aan wegens betrokkenheid bij de arrestatie en deportatie van zijn ouders. De rechtbank
achtte hem echter onschuldig.
Bij Wilton/Feijenoord zou hij zijn aangevallen door mensen die verhaal wilden halen
voor zijn acties tijdens de oorlog. Volgens
Herman Schaar waren het voormalige Geuzen.
Zeer opvallend is de medewerking van
Landzaad aan het illegale blaadje “Ick
Waeck”. Gelijn Werner, de man achter dit
blaadje, bevestigt dit en het stond ook op
schrift. Zo moet Landzaad, in elk geval indirect, contact hebben gehad met het verzet.
22
Overleven onder een andere orde
Ook de rol van rechercheur Bijl in de
Tweede Wereldoorlog roept vraagtekens
op. Naast Landzaad wordt ook Bijl regelmatig in verklaringen genoemd. En zeker niet
in positieve zin. Bijl is erg loslippig en onbetrouwbaar. Hij zou Joden en drie jongens,
Engel Maat, Wim van Dorsen en Gerrit
Manneken hebben opgepakt en overgeleverd aan de Duitsers. De drie jongen hadden uit baldadigheid een mitrailleurnest
van de Duitsers langs de Vlaardinger Vaart
in brand gestoken. De jongens zijn trouwens verraden door de NSB’ er van de Berg.
Wim van Dorsen, sterft 17 jaar oud, in Neuengamme en Gerrit Manneken sterft, 16
jaar oud, in Mauthausen. Alleen Engel Maat
overleeft zijn gevangenschap.
Ook dreigt Bijl arrestanten, die niet willen
bekennen, over te leveren aan de Duitsers.
De vrouw van Leen Smit vertelde dat haar
man op deze wijze een bekentenis is afgedwongen. Hij kreeg daarvoor veertien
dagen cel. Toch komt Bijl na de oorlog door
de zuivering. Hij gaat bij de Vreemdelingendienst werken en klimt zelfs op tot adjudant.
Na zijn pensionering zegt hij tegen Dirk
Borsboom, tijdens de oorlog de buurman
van Kor van der Wagt, veel spijt te hebben
van zijn daden in de Tweede Wereldoorlog.
Hij drinkt en zijn door vererving verkregen
vermogen schenkt hij aan een gereformeerde kerk. Zou hij gewetenswroeging
hebben gehad?
Jo Hofman
Uit het Vlaardingse
Gemeentepolitieblaadje
Verklaring Clazina Struijs:
Eind 1943, in de nachtelijke uren werd, er
op het raam geklopt van onze woning.
Naar ik later begreep was dat de bevriende politieman Jo Hofman. Hij waarschuwde mijn vader voor een inval door
de Duitsers in zijn woning omdat hij contacten zou hebben met verzetsmensen. Jo
Hofman vertelde mijn vader dat hij ook direct Cor van Dijk en Arie Struijs moest
waarschuwen. Direct hierop zijn mijn
vader, Cor van Dijk en Arie Struijs onder
gaan duiken bij tante Aal Batz-Bokkum
aan de Schie (bovenhuis) te Schiedam. Zij
hebben daar ongeveer 10 dagen gezeten.
Later kregen zij een seintje van Jo Hofman
dat de kust weer veilig was.
Over de rol van Jo Hofman hoeft geen twijfel te bestaan. Deze politieman was uit het
goede hout gesneden. In 1942 komt hij vanuit Hengelo naar Vlaardingen. Hij raakt bevriend met Daan van der Wagt, de broer
van Kor en Gijs en met Arie Struijs, die hij
waarschuwt voor huiszoekingen en razzia’s.
Ook is Jo degene die na de aanslag snel
naar het huis van Piet Struijs gaat en hem
vertelt wat er gebeurd is. Hij waarschuwt
hem vervolgens over de op handen zijnde
huiszoekingen.
Ondanks dat dit in die tijd bepaald niet gemakkelijk is, heeft hij verzetsdaden gepleegd en tegelijkertijd de schijn op kunnen
houden dat hij de bevelen van de bezetter
opvolgt.
Jo Hofman rapporteert bijvoorbeeld dat hij
een radio in beslag heeft genomen en de
eigenaar proces verbaal heeft aangezegd.
Dat is de houding die de Duitse bezetter
van een Nederlandse politieagent verwacht.
Ook krijgt hij de opdracht naar een huisadres in Vlaardingen te gaan, om vast te
stellen of daar een jong Joods meisje verblijft. Hij meldt zijn wachtcommandant dat
hij op het genoemde adres geen Joods
meisje heeft aangetroffen. De bewoners
hebben verklaard dat er tijdelijk een meisje
uit Amsterdam in huis is geweest, maar dat
zij drie maanden geleden weer terug naar
Amsterdam is gegaan. Waarschijnlijk heeft
Jo Hofman de mensen toen gewaarschuwd.
Zo kon het meisje snel elders worden ondergebracht.
Jo Hofman heeft tot 1969 in verschillende
functies bij de politie gewerkt en wordt in
1971 om gezondheidsredenen eervol ontslagen. Hij sterft in 1983.
Deel 1
23
Cornelis “Cor” van Dijk
Van de mensen rond Arie Struijs,
is Cor van Dijk zonder twijfel het grootste mysterie.
Cornelis van Dijk (Vlaardingen, 1 mei 1922) is een
zoon van Johan Cornelis
van Dijk en Alida van der
Pijl. Er is weinig bekend
over zijn jeugd. Waarschijnlijk heeft hij op een
vakschool gezeten, aangezien hij na de oorlog bij
een meubelfabriek als
houtsnijder werkt en uitCor van Dijk
eindelijk een atelier bein de jaren 50
gint. Verder zou hij
sportief geweest zijn en
heeft hij interesse in techniek en vuurwapens.
Cor trouwt met Riek Batz. Via haar zusters
kent hij Andries Ensel en Willem en Arie
Struijs.
Vroeg in de oorlog is Cor gevangen genomen en naar Kamp Amersfoort overgebracht. Hij weet op één of andere manier te
ontsnappen en zijn weg terug te vinden
naar Vlaardingen. Vanaf die periode maakt
hij uitgebreid gebruik van aliassen. Een gewoonte die Andries Ensel en Arie en Willem
Struijs overnemen.
Cor van Dijk en Arie Struijs zijn goed bevriend. Cor helpt met de voedselvoorziening in de Maasstraat en Arie helpt Cor als
het nodig is met diverse zaken. Maar veel
van hun activiteiten voeren zij ook onafhankelijk van elkaar uit. Cor is actiever in
het verzet tegen de bezetter, waar Arie
Struijs zich vooral bezighoudt met voedselvergaring.
24
Overleven onder een andere orde
In 1943 wordt Cor van Dijk opnieuw gevangen genomen en in juni overgebracht naar
kamp Vught. Uit het archief van het Rode
Kruis blijkt het volgende:
Cornelis van Dijk (1-5-1922, Vlaardingen).
Geregistreerd in Kamp Vught op 3 juni
1943.
Categorie gevangene ASO (asociaal),
gevangenennummer 4434. Vastgezet in
blok 12
Tijdens zijn gevangenschap is hij ziek
geweest.
Op 28 augustus 1943 is hij overgeschreven
van het Schutzhaftlager naar het Polizeiliches Durchgangslager (gev. Nr 619).
Is in het buitencommando Moerdijk geweest, maar ook in het buitencommando
Breda.
Op 1 maart 1944 ontsnapt hij weer (vermoedelijk uit het buitencommando Breda).
Bij deze ontsnapping werd hij volgens zijn
kinderen geraakt in/aan zijn schouder door
een op hem afgevuurde kogel. Hij keert
weer terug naar Vlaardingen en gaat verder met zijn illegale activiteiten.
Cor van Dijk wordt beschreven als fanatiek
en “een échte verzetsman”. Desondanks
moet worden opgemerkt dat ook hij zich
nooit expliciet bij een verzetsgroep heeft
aangesloten.
Andries Ensel
Andries Ensel is van Joodse afkomst
en woont met zijn vrouw Emmigje Batz en gezin op Maasstraat 26.
Vanaf het begin van de
oorlog worden hij en zijn
directe familie lastiggevallen door NSB’ ers en Duitsers. Het feit dat hij
getrouwd is met een niet
Andries Ensel
Joodse vrouw behoedt hem,
als enige van zijn familie, voor
directe deportatie. Via zijn vrouw is er een
familierelatie met Cor van Dijk en Willem,
de broer van Arie Struijs.
Andries werkt bij de accufabriek en is een
goede stroper. Hij gaat regelmatig met Willem Struijs op pad op zoek naar voedsel.
Ook is hij betrokken bij diverse diefstallen
en overvallen. In 1944 ontsnapt hij ternauwernood aan deportatie. Hij duikt op dringend advies van Cor van Dijk en Arie Struijs
onder.
De familie Ensel telde 120 personen. Andries en zijn gezin zijn de enige overlevenden van de Tweede Wereldoorlog.
Andries en Emmigje Ensel zijn inmiddels
overleden. Hun zoon Freek heeft hen tot
hun dood verzorgd. Over de oorlogsperiode
voerde hij vele vertrouwelijke gesprekken
met zijn vader. Daarbij moest hij hem beloven over de inhoud van de gesprekken
tegen anderen te zwijgen. De reden dat
Freek dit stilzwijgen nu verbreekt is dat hij
recent heeft vernomen dat Arie Struijs nog
steeds te boek staat als neergeschoten stroper en dief. Hij vindt dit volkomen onterecht. De gesprekken met zijn vader
hebben hem de overtuiging gegeven dat er
andere motieven aan de schietpartij ten
grondslag liggen en wel de verzetsactiviteiten van Arie en zijn groep.
Freek vertelt dat het gezin Ensel de oorlog
overleefd heeft dankzij Arie Struijs, Willem
Struijs en Cor van Dijk. Dat dit maar bij weinig mensen bekend is, komt omdat zijn
vader na de oorlog met Willem Struijs heeft
afgesproken hierover te zwijgen.
Freek zelf heeft het einde van de oorlog als
5 jarig jongetje als zeer traumatisch ervaren. De enige herinnering die hij aan de
oorlogsperiode heeft, zijn de invallen die
door de Duitsers in hun woning zijn gedaan. De Duitsers waren altijd op zoek naar
Andries, Willem- of Arie Struijs. Freek herinnert zich dat de Duitsers tijdens zo'n zoektocht de geweren op de kinderen richtten.
Joodse familie Ensel voor de oorlog.
Op deze foto zit Andries geknield links voor
op de foto. Van alle mensen op deze foto
heeft Andries als enige de oorlog overleefd.
Deel 1
25
Vierde Maassteeg 1
Willem Struijs woont met zijn kinderen Clazina, Willem, Riet en Gré in de
Vierde Maassteeg op nummer 1. Hij werkt in het begin van de oorlogsjaren bij het droogdok op Heijplaat in Rotterdam. Hij is gescheiden en heeft
een verhouding met Antonia Batz. Willem Struijs woont met zijn kinderen
Clazina, Willem, Riet en Gré in de Vierde Maassteeg op nummer 1.
Hij werkt in het begin van de oorlogsjaren
bij het droogdok op Heijplaat in Rotterdam.
Hij is gescheiden en heeft een verhouding
met Antonia Batz. Het opvoeden van de
kinderen en het doen van huishoudelijk
werk liggen Antonia niet. Deze taken worden grotendeels door Clazina gedaan.
In de oorlog gaat Willem stropen om aan
extra voedsel te komen. Hij doet dit samen
met Andries Ensel en een enkele keer met
zijn broer Arie, voor wie hij grote bewondering heeft. Ook is hij betrokken bij diverse
inbraken. De buit wordt op de vliering verborgen en later verdeeld onder de inwoners
van de Maassteeg.
In zijn woning wordt achter het schoenenkastje een schuilplaats gemaakt om onder
te duiken. Behalve door hemzelf wordt
deze schuilplaats ook door Arie Struijs en
Cor van Dijk gebruikt. Ze worden nogal
eens door de politie gezocht!
Dochter Clazina gaat regelmatig voor Arie
Struijs en Cor van Dijk op pad om enveloppen te bezorgen. Wat erin zit weet zij niet.
Eén keer besluit ze stiekem te kijken. Er zit
een briefje in waarop staat: ”Het is mooi
weer”. Ze begrijpt er niets van want het regent pijpenstelen. Clazina wordt ook met
valse voedselbonnen naar bakkerij van Bochove op de hoek Eendrachtstraat/Nieuwstraat. Dat is wat verder van huis en daar
kent men haar niet. Het gaat een paar keer
goed, maar dan wordt ze toch opgewacht
door de politie en ingesloten. De contacten
26
Overleven onder een andere orde
van Arie Struijs en Cor van Dijk zorgen ervoor dat ze snel weer buiten staat.
Bochove sr. en jr.
van bakkerij Bochove
Bron: Handel en Wandel
in Oud-Vlaardingen 1982
Eind 1943 wordt het voor Willem Struijs te
gevaarlijk in Vlaardingen. De kans om te
worden opgepakt of in het kader van de
Arbeitseinsatz naar Duitland te worden getransporteerd wordt steeds groter. Arie
zorgt voor een onderduikadres. Samen met
nog enkele mannen duikt hij onder op de
boerderij van de familie Barink in Haaksbergen. Willem Struijs blijft tot het einde van
de oorlog in Haaksbergen.
Haaksbergen, 2 april 1945
met Willem Struijs staande derde van links
Van overleven naar verzet
Gré Westdijk:
“Mijn opa maakte wel eens een grapje over
de contacten met het Westlandse verzet. Hij
vond het komisch dat de contacten van Arie
Struijs “Piet” heette. Ze werden wel Piet 1
en 2 genoemd. Verder heb ik daar niets
over gehoord.”
Arie Struijs heeft contacten in het Westland.
Met zijn kameraden rooft hij voedsel en
dergelijke voor de mensen van het Westlands verzet. Hierbij zijn af en toe ook zijn
broer Willem Struijs en soms Andries Ensel
betrokken.
Arie Struijs is bevriend met rechercheur Jo
Hofman. Hofman tipt Arie over invallen en
over de bewegingen van de rechercheurs
Bijl en Landzaad. Hierdoor kan Arie hen
lang voor blijven.
Naast de voedsellijn met onder andere de
gebroeders van der Wagt en Bas de Hartog
onderhoudt Arie Struijs tot eind 1943 nog
een voedsellijn met Andries Ensel en zijn
broer Willem. Ook heeft hij samen met Cor
van Dijk een distributielijn van bonnenboekjes, identiteitspassen en dergelijke.
Vanaf 1941 plegen Andries Ensel, Cor van
Dijk, Willem Struijs en de groep Arie Struijs
in verschillende samenstellingen overvallen
en diefstallen. Zij hebben inmiddels, onder
andere door bedreiging van NSB’ers, een
prima netwerk opgebouwd dat hen doorlopend tipt over voedselopslag. Zo worden er
na een tip van Andries pakken gestolen uit
de accufabriek. Ook wordt er bij diverse
overvallen erwtenmeel, fondant, suiker en
kolen buitgemaakt. Soms zijn ook Antonia
en Riek Batz van de partij. Clazina Struijs
herinnert zich dat zij zich een keer misselijk
had gegeten aan de fondant.
Naarmate de tijd verstrijkt wordt de groep
rond Arie Struijs harder en agressiever
tegen de Duitsers. Dit komt niet alleen door
de toenemende armoede. Ook het feit dat
steeds meer mensen worden opgepakt
draagt hiertoe bij, vooral de verdwijning
van Jan Huis. Hierdoor komt er een omslag
van overleven naar verzet.
Arie Struijs en Cor van Dijk hebben contacten met het verzet. Zij leveren onder andere voedsel, valse bonnen en identiteitsbewijzen voor onderduikers. Verder is Arie
liever onafhankelijk. In 1941 wordt hij verraden en daardoor voor het eerst opgepakt
wegens stroperij. Het gaat om een grote
partij vissen en konijnen. Ook heeft hij
kolen gestolen. Vanaf die tijd wordt hij
zwijgzamer en vertrouwt hij nog maar een
paar mensen. Eén daarvan is Cor van Dijk.
Cor heeft zo zijn eigen activiteiten. Deze
zijn meer gericht op overvallen en diefstallen. Arie, Andries Ensel en Willem Struijs
helpen hem daarbij. De groep heeft de beschikking over vuurwapens. Cor van Dijk
Deel 1
27
heeft er twee, Arie Struijs één en Andries
Ensel en Willem Struijs delen een vuurwapen.
In de Ridderstraat bij Piet Struijs en in de
Oosterstraat, boven de meubelfabriek,
waar Cor van Dijk een onderduikadres
heeft worden de wapens verborgen.
Marie Struijs, de zus van Arie mag daar af
en toe komen om voedsel te halen. Zij ontdekt behalve de vuurwapens ook vervalste
bonnenboekjes en legitimatiebewijzen.
Naast voedsel krijgt Marie enkele enveloppen mee om op een aantal adressen te bezorgen. Cor van Dijk vertelt dat ze drie keer
moet bellen en dan de brief in de bus moet
doen. De inhoud van de enveloppen kent
Marie niet, maar ze vermoedt dat het om
valse bonnenboekjes en instructies voor het
verzet gaat.
De Ridderstraat 1946
28
Overleven onder een andere orde
In 1943 plegen Arie, Willem, Cor en Andries
in samenwerking met het verzet een overval op het distributiekantoor op de hoek
van de Kortestraat/Koningstraat. De directeur van het kantoor, Piet Gardeniers,
wordt door het verzet vooraf op de hoogte
gebracht en legt de bonnen alvast klaar.
Nadat de “overvallers” zijn vertrokken schakelt hij het alarm in.
Omdat hij een Jood is, werd Andries Ensel is
in 1944 opgepakt voor deportatie. Via Rotterdam en Westerbork moet hij naar een
concentratiekamp in Duitsland. De vrouw
van Ensel weet zich geen raad en roept de
hulp in van haar zwager Cor van Dijk. Cor
stelt haar gerust en zoekt onmiddellijk contact met Arie Struijs. Samen met Arie neemt
hij passende maatregelen om Andries vrij te
krijgen. Ze stellen een briefje op en geven
Clazina Struijs, het nichtje van Arie, opdracht dit te bezorgen bij een hoge NSB’er.
Clazina moet, nadat ze het briefje in de bus
heeft gegooid, drie keer aanbellen. Ook
wordt landwachtleider Pieter Boot door
Cornelis van Dijk en Arie Struijs onder druk
gezet. Zij gebruiken hierbij een vuurwapen
en vertellen hem dat zij meer mensen hebben omgelegd, en dat heel zijn familie zal
worden uitgeroeid als “hun Dries” niet
spoedig terugkeert. Hoe dan ook, enkele
dagen later komt Andries lopend vanuit
Rotterdam terug (als Jood mag hij niet met
de trein reizen). In Rotterdam is hij getuige
geweest van gebeurtenissen die hem emotioneel zeer geraakt hadden. Hij heeft daar
gezien dat gevangen genomen, vooral oudere, Joodse mensen door Duitse soldaten
werden geschopt en geslagen.
Zelf is hij, vlak voordat hij naar huis mocht,
geslagen door een Duitser. Hij vertelt hem
dat hij geluk heeft de juiste contacten en
een goed wijf te hebben.
Verklaring Clazina Struijs:
Ik hoorde een buurtbewoonster genaamd
Jo Witzenburg schreeuwen: Andries komt
eraan, hij is vrij! Hij loopt al bij de haven.
Alle aanwezige mensen van de Maassteeg
en Maasstraat liepen naar zijn woning. Ik
vergeet de blik van mevrouw Ensel, die
voor de deur stond en hoog zwanger was,
nooit meer. Andries Enzel kwam de straat
inlopen. U moet u voorstellen, Andries is
zeer klein van stuk, ongeveer 1.50 meter
lang. Hij kwam vermoeid met zijn Jodenster op zijn jas de straat in. De tientallen
mensen die zich hadden verzameld begonnen spontaan te klappen. De omhelzing die Andries kreeg van zijn vrouw met
haar dikke buik was hartverwarmend.
Als hij in de Maassteeg aankomt, krijgt hij
een warm welkom van de buurtbewoners.
Dit welkom doet hem goed. Direct daarna
gaat hij naar de woning van Willem Struijs
waar Arie Struijs vertelt hoe ze hem vrij
hebben gekregen. Wel moet hij van Cor en
Arie afstand nemen van zijn verzetsactiviteiten en onderduiken. Als hij weer gepakt
wordt, zal hij er zeker niet meer zo vanaf
komen! Cor van Dijk en Arie Struijs zorgen
voor de juiste papieren en onderduikadressen. Daar zit hij de oorlog verder uit.
Naarmate de bezetting langer duurt, wordt
het voor de mannen steeds gevaarlijker om
zich in het openbaar te vertonen. Gelukkig
hebben Arie Struijs en Cor van Dijk de beschikking over diverse persoonsbewijzen.
Arie is onder andere in het bezit van een
persoonsbewijs van een man, die is omgekomen bij het bombardement op het Bospolderplein in Rotterdam. Hij heeft dit
persoonsbewijs, met nog diverse andere papieren, gekregen van het rode (communistische) Rotterdamse verzet, waarmee hij
goede contacten heeft. Hij bezoekt daarvoor regelmatig een adres aan de Slaghekstraat in Rotterdam-Zuid. Deze verzetsmensen zorgen er ook voor dat Arie wordt
ingeschreven bij het Leger des Heils in Rotterdam. Hierdoor is hij moeilijker traceerbaar. Arie doet altijd zeer geheimzinnig
over deze contacten. Wel vertelt hij dat diverse mensen van het communistische verzet, die hij kende, zijn gefusilleerd.
Hierdoor is hij nog voorzichtiger geworden.
Deel 1
29
Jan Willem Stuit
Jan Willem Stuit is een overtuigd NSB’er. Vanaf 1932 bekleedt hij binnen
de partij verschillende functies. Ook is hij enige tijd lid van de Germaanse
SS. In de zomer van 1944 wordt hij van het Arbeidsbureau Vlaardingen
overgeplaatst naar het Arbeidsbureau van Naaldwijk, waar hij als plaatsvervangend leider hard optreedt.
Iedereen die geen Duitse sympathieën
heeft zendt hij, in het kader van de Arbeitseinsatz, zonder pardon naar Duitsland. Een
gevaar voor de Nederlandse samenleving
dus. Het verzet heeft hem diverse malen gewaarschuwd hiermee te stoppen, maar die
waarschuwingen slaat hij telkens in de
wind. Dit heeft hem uiteindelijk zijn leven
gekost. Op 26 augustus 1944 wordt zijn lichaam in de buurt van Kethel in een sloot
gevonden met een schotwond in zijn borst,
een jutezak over zijn hoofd en zijn voeten
verzwaard met een zak stenen.
Na de oorlog verklaart zijn weduwe dat
haar man op 16 augustus 1944 naar zijn
werk op het Arbeidsbureau is gefietst, maar
’s avonds niet is teruggekeerd. Op 17 augustus 1944 doet zij aangifte van vermissing bij
de Gemeentepolitie van Vlaardingen. Pas
op 26 augustus 1944 hoort zij van de landwachters Pieter Boot en Schrevelius dat
haar man om het leven is gekomen. J. Kruizinga, de verbalisant van het gesprek met
de weduwe van Stuit zoekt hierna contact
met het voormalige verzet. Hij hoort dat
Jan Willem Stuit op last van de Landelijke
Knokploeg, commando Rotterdam, is doodgeschoten.
Het politierapport van 26 augustus 1944:
“19.20 uur Inspecteur van politie Starrenburg in Rotterdam deelt mede, dat hedenmiddag aan de kandelaar tussengemeente
Schiedam en Kethel door een jongen in een
30
Overleven onder een andere orde
sloot een lijk is gevonden. Later bleek dat
hij een schotwond in de borst had, een zak
over zijn hoofd en zijn voeten verzwaard
waren met stenen. Eén revers van zijn jas
was voorzien van een NSB-speldje waarop
het nummer 1547 voorkwam. Volgens
NSB’er Schrevelius is bedoeld speldje met
dat nummer afgegeven aan Jan Willem
STUIT, geb. te ’s-Gravenhage 16 juni 1911
beroep ambtenaar van het Arbeidsbureau
te Naaldwijk, wonende te Vlaardingen Rotterdamscheweg 18. In overleg met de kapitein van politie Kramer zal een verder
onderzoek door de politie te Rotterdam
worden ingesteld, die zich tevens in verbinding zal stellen met de Sipo te Rotterdam.
Politie Rotterdam zal ook voor de eventuele
meldingen zorgdragen.”
Overlijdensbericht Stuit
In verklaringen tijdens het onderzoek naar
de dood van de vijf mannen komt deze liquidatie ook ter sprake.
Marie Struijs, de zus van Arie, vertelt
hierover:
“Medio 1944 kwam Arie bij mij langs dat ik
direct naar de woning van zijn broer Wim
moest gaan aan Vierde Maassteeg 1. Ik
moest zeggen dat de resterende jute zakken moesten worden weggegooid. Arie was
opgewonden en vroeg mij goed op te letten onderweg. Ik ging hierop naar deze woning en vertelde het een en ander aan
Antonia Batz. Zij vertelde mij dat er een
man was omgelegd die voor de NSB werkte.
De omgelegde man was een soort werkverdeler voor losse arbeid in het Westland. Hij
gaf alleen baantjes aan NSB’ers. Hiervoor
was hij meerdere malen gewaarschuwd.
Vermoedelijk is Stuit in Vlaardingen opgewacht en overmeesterd. Waar hij precies is
doodgeschoten is niet bekend. Het vinden
van zijn lijk in jute zakken verzwaard met
stenen was in gebruik bij het verzet en
werd de zakkenmethode genoemd. Een gestolen jute zak die in de woning lag van
Wim Struijs (Vierde Maassteeg 1) was hiervoor gebruikt. Antonia Batz had de zakken
al weggegooid omdat dit moest van Cor
van Dijk. Arie Struijs had de zakken ergens
gestolen, ik weet niet waar.
Na de oorlog vertelde Riek Batz mij dat zij
op verzoek van Cor van Dijk die man had
geobserveerd. Daaropvolgend was de man
opgewacht op weg van of naar zijn werk.
Hij had een zak over zijn hoofd gehad en
was vervolgens doodgeschoten en in het
water gegooid. Er werd niet bij verteld wie
had geschoten. Wel vertelde Riek Batz dat
Arie Struijs en Cor van Dijk hierbij betrokken waren. Het betrof een echte verrader
die vele mensen had uitgespeeld en opgepakt. […]
De rol van Arie hierbij is mij nooit duidelijk
geworden. Hij wilde dat hier absoluut nooit
meer over gesproken werd. “Je weet al teveel”, zei hij dan.”
Ook Gré Westdijk, nicht van Arie, heeft
van haar vader en grootvader hierover
gehoord:
“Ik weet dat er een NSB´er is doodgeschoten die werk verdeelde in het Westland.
Hij woonde aan de Rotterdamseweg te
Vlaardingen. Volgens Willem Struijs was
het een echte ploert. Arie Struijs en Cor
van Dijk waren direct betrokken bij de
uitvoering. Hij vertelde mij dat ze die vent
een zak over zijn kop getrokken hadden
en hem daarna in het water hebben gegooid. De zusters Batz zijn ook nog betrokken geweest in de voorbereiding. Zij
kregen echter nooit vooraf informatie. De
zusters Batz hadden veel lef maar waren
erg labiel.
Het voordeel van deze liquidatie was dat
ze hiermee andere NSB’ers onder druk
konden zetten. Met name de NSB’ers Bagchus en Boot moesten onder druk worden
gezet. […]”
Deel 1
31
Freek Ensel verklaart:
“Mijn vader vertelde dat Arie Struijs en
Cor van Dijk ook enkele NSB’ ers hadden
omgelegd. Mijn vader vertelde dat ze een
erg foute NSB´er hadden omgelegd die
werk verdeelde in het Westland. Mijn
vader wist alle details, maar die heeft hij
mij niet verteld. […]”
De hierboven afgelegde verklaringen suggereren de volgende gebeurtenissen:
Het Rotterdams verzet geeft opdracht Stuit
te liquideren, mogelijk naar aanleiding van
een razzia in het Westland, en vraagt Arie
Struijs en Cor van Dijk hierbij te assisteren.
Riek Batz en haar zus Antonia observeren
Stuit in opdracht van Cor van Dijk. Er wordt
besloten hem tijdens zijn reis van- of naar
zijn werk in Naaldwijk te liquideren. Arie
neemt twee jute zakken mee van een gestolen partij die opgeslagen ligt in de
Vierde Maassteeg 1.
Wiens pistool wordt gebruikt is niet bekend. Het verzet heeft uiteraard vuurwapens, maar ook Arie en Cor zijn in het bezit
ervan. Eén van de zakken wordt over het
hoofd van Stuit getrokken. Hij wordt neer-
32
Overleven onder een andere orde
geschoten en het lichaam wordt, verzwaard
met stenen, in een sloot gegooid. Om niet
samen gezien te worden gaan Arie en Cor
apart terug naar Vlaardingen. Beiden realiseren zich dat de jute zakken traceerbaar
zijn door het nummer dat er op staat.
Cor gaat direct naar de Vierde Maassteeg 1
en geeft Antonia Batz de opdracht de overige zakken te laten verdwijnen. Arie gaat
naar zijn zus Marie en doet hetzelfde.
Als Marie bij Antonia Batz arriveert, hoort
ze dat de situatie al is opgelost.
Waarom Cor van Dijk en Arie Struijs bij deze
liquidatie betrokken zijn, is moeilijk te achterhalen. Mogelijk door hun uitstekende
kennis van het gebied. Als in het Vlaardingse/Westlandse verzet landverraders
moesten worden “opgeruimd” gebeurde
dat gewoonlijk door de “Drie Musketiers”.
Dat waren Willem van Loenhout [Zwarte
Willem] Joop Boekhout [Kareltje] en Eddy
Leveije [Eddy].
Navraag hierover bij het voormalig verzet
levert niets op. Zij hebben afgesproken,
zelfs een eed afgelegd, om nooit iets te verklaren. Bovendien komt in dit geval de
order uit Rotterdam!
Het lijkt in elk geval zeer aannemelijk dat
het verzet bij deze liquidatie gebruik heeft
gemaakt van de diensten van Cor van Dijk
en Arie Struijs.
De militaire situatie
september/oktober 1944
Aantekeningen van J. Meijer te Maasland:
“Tussen begin september en half oktober
1944 was de bezetting uitgedund en daardoor dus gemakkelijker passeerbaar. Verschillende posities waren toen onbezet of
hooguit door lopende patrouilles bewaakt.
In oktober/december werd dat anders. De
in september verlaten posities werden ingenomen door soldaten van diverse pluimage.
Sommigen hadden in Frankrijk gevochten
of in Rusland. Velen hadden ernstige en
hartverscheurende dingen meegemaakt,
die duidelijk een stempel op hen hadden
gedrukt. Ze waren ook ‘opgefokt’ tot fanatiekelingen. Ze vochten vol aan het front en
moesten zich terugtrekken met ernstige
haat- en wraakgevoelens. Vaak hadden zij
daar ernstige handelingen moeten verrichten en ook verricht. Hun opvattingen over
recht en onrecht, leven en dood, waren veranderd en niet in positieve zin. Dat was na
hun komst hier zeker niet veranderd.”
Vlaardingen ligt precies op de scheiding van
twee verdedigingsgebieden van de Duitse
bezetters: Hoek van Holland en Rotterdam.
Hoek van Holland wordt verdedigd door de
719e Duitse infanteriedivisie. Rotterdam
door eenheden van de Luftwaffe en Kriegsmarine.
Op 3 en 4 september 1944 veroveren de geallieerden eerst Brussel en daarna Antwerpen. Om te voorkomen dat de Geallieerden
nog verder Noordwaarts oprukken wordt
de 719e Duitse infanteriedivisie naar Brussel
gedirigeerd maar ze blijven steken achter
het Albertkanaal in België.
De divisie wordt in Hoek van Holland vervangen door een regiment van de WaffenSS en het Luftwaffe Ersatz- und
Ausbildungsregiment "Hermann Göring”.
Ook de Luftwaffe- en Kriegsmarine eenheden uit Rotterdam worden naar Hoek van
Holland verplaatst. Door deze verplaatsingen worden veel stellingen, waaronder de
luchtafweerstelling ten noorden van Vlaardingen in de Holy polder, onbemand achtergelaten.
Dolle dinsdag
Als begin september de Geallieerden in
Noord Frankrijk en België doorbreken, worden de in Hoek van Holland gelegerde
Duitse troepen hals over kop naar België
verplaatst om deze doorbraak te kunnen
stoppen. Hierdoor verspreidt zich het gerucht dat de Geallieerden al bij Breda zijn
en snel Rotterdam zullen bereiken. Feestvreugde alom. De bevrijders zijn in aantocht!
De NSB’ers denken daar uiteraard anders
over. In de haven van Vlaardingen ligt de
boot van NSB’er Bos. Op 4 september organiseert Pieter Boot, de baas van de landwachters, de massale vlucht van de NSB’ers
en hun familie. Op dinsdag 5 september
1944 zitten de meeste Vlaardingse NSB’ers
op de boot van Bos, gereed om de haven
uit te varen.
Deel 1
33
Cor van Dijk raakt betrokken in een vuurgevecht bij de haven. Het nieuwsgierige
knaapje Willem Struijs jr., slechts negen jaar
oud, gaat een kijkje nemen bij het tumult in
de haven. Daarbij komt hij in de vuurlijn terecht, maar hij wordt door Cor van Dijk
over een muurtje gegooid. Dat heeft hem
wellicht het leven gered.
De Boot van Bos
De boot kan de haven echter niet uitvaren.
De sleutel waarmee de brug kan worden
open gedaan, is in het water gegooid. Wie
dat heeft gedaan wordt tijdens het onderzoek niet duidelijk. In de getuigenverklaringen worden twee namen genoemd: G. van
Dartelen (een vriendinnetje van Clazina
Struijs) verklaarde dat Cor van Dijk de sleutel van de brug in het water gooide. Herman Schaar weet echter te melden dat dit is
gedaan door politieman en voormalig
NSB’er Leo Vervoort.
34
Overleven onder een andere orde
Herman Schaar was ook aanwezig in de
haven. Toen hij een Nederlandse SS’er zag
staan kon hij zich niet inhouden. ‘Vuile verrader!’ schreeuwde hij Schaar naar de man.
Dit was niet zonder gevaar, want de SS’er
begon direct op Schaar te schieten. Maar
Schaar rende weg en wist te ontkomen.
Cor van Dijk is na de schietpartij gearresteerd door rechercheur Landzaad. Onderweg naar het politiebureau laat Landzaad
hem echter ontsnappen.
Als het volk bij de brug vertrokken is verlaten de NSB’ers en hun families om de beurt
het schip. Zij gaan later op een andere manier alsnog op transport naar Rotterdam.
De spanning loopt op
Na 5 september loopt de spanning snel op. De politieagenten Bijl en Landzaad maken er veel werk van om de groep rond Arie Struijs op te rollen.
Landzaad pakt de nodige personen op voor
diverse diefstallen: de gebroeders Brouwer,
die aan de Oosterstraat 13 wonen, en Teunis de broer van Cor van Dijk. Na hun vrijlating melden zij aan Arie Struijs en Cor van
Dijk dat zij zijn geslagen en geschopt door
Landzaad en Bijl. De broers vertellen dat
Landzaad en Bijl nauwelijks belangstelling
tonen voor de gepleegde diefstallen, maar
veel meer voor de activiteiten van Kor en
Arie. Zij willen al hun contacten weten. Ook
vertellen zij dat er voor een beloning zal
worden gezorgd als de groep in zijn geheel
kan worden opgerold.
In oktober wordt de voedselschaarste alsmaar nijpender. De rechercheurs Landzaad en Bijl treden steeds harder op. Het
groepje Arie Struijs, met daarin natuurlijk
ook de gebroeders van der Wagt en Bas
Hartog, moet op volle toeren werken om
toch voldoende voedsel bij elkaar te krijgen.
Arie slaapt nu op diverse plaatsen omdat
hij het vermoeden heeft dat Landzaad en
de Duitsers het op hem gemunt hebben.
En door altijd op dezelfde plaats slapen
stijgt het risico dat hij wordt opgepakt.
Op 16 oktober worden Kor, Gijs en hun
broer Jan van der Wagt opgepakt op verdenking van het stelen van konijnen en
aardappels. Ook Arie Struijs en Bas Hartog
worden die dag wegens diefstal van een visnet opgepakt. Ditmaal op verzoek van de
politie van De Lier. Bas Hartog wordt diezelfde middag weer vrijgelaten. Arie Struijs
wordt eerst verhoord, maar ook hij komt
vrij, al is het pas een dag later.
Deel 1
35
De aanslag
Ondanks dat het door alle ontwikkelingen steeds gevaarlijker wordt om
op straat te zijn, besluiten Gijs, Kor, Jan en Janus van der Wagt, samen
met Bas Hartog en Leen Smit, er op 27 oktober toch op uit te gaan om
voedsel te bemachtigen.
Teveel gezinnen en onderduikers zijn inmiddels afhankelijk geworden van hun bevoorrading. Jan van der Wagt besluit uiteindelijk niet mee te gaan. Hij is kort daarvoor al
eens opgepakt door de politie en vond dat
maar niets. Janus van der Wagt gaat niet
mee, omdat hij werken moest. Ook Leen
Smit ziet er vanaf, waarom is niet duidelijk.
J. Meijer penningmeester voormalig verzet
Vlaardingen/Westland
“Ook waren er, ná de 70-jarige veteranen,
nu ook 16, 17 en 18-jarige Hitler-Jugendsoldaten aan de Duitse ‘sterkte’ toegevoegd. Kortom allemaal manschappen die
de Nederlanders als vijanden zagen en ook
als zodanig tegemoet traden.
Dat alles wisten onze groepen niet. In de
voorheen door aanvankelijk gematigde soldaten en later matig tot niet bezette linies,
troffen zij nu volkomen onverwacht uiterst
fanatieke nazi’s aan. Die wisten uiteraard
ook niet dat Nederlanders met hun voorgangers soms veelvuldige redelijke contacten hadden gehad. Het gevolg was, dat zich
een aantal nare en gevoelige confrontaties
voordeden.”
36
Overleven onder een andere orde
Gijs van der Wagt stelt daarom zijn vrouw
voor om zijn zoon Jan mee te nemen, maar
daar heeft zijn vrouw erg veel moeite mee.
Toch weet hij haar over te halen Jan mee te
laten gaan.
Bij Kor van der Wagt is er die avond discussie. De vrouw van Kor wil niet dat hij er die
nacht weer op uit zal gaan. Hij is die week
al een paar maal weg geweest. Kor weet
zijn vrouw echter te overtuigen van het belang van deze tocht. Ook Arie Struijs voegt
zich bij de mannen. Hij is tegen het meegaan van de jonge Jan van der Wagt, maar
Kor weet Arie op andere gedachten te
brengen. Er moeten voldoende mannen zijn
om de buitgemaakte spullen te vervoeren.
In deze samenstelling trekken de vijf mannen er uiteindelijk op uit. Ze gaan vroeg genoeg op pad om de spertijd, die om 20.00
ingaat, voor te zijn. Wat er zich in de uren
daarna precies heeft afgespeeld zal nooit
helemaal duidelijk worden.
Het politierapport vermeldt dat de vijf door
Duitse militairen vermoedelijk op de
Kethelweg of omgeving bij een stelling zijn
aangehouden. Allen probeerden op de
V.L. van de Heuvelsingel ter hoogte van de
Kwartellaan te vluchten, waarbij ze door
genoemde militairen werden neergeschoten. Alle vijf zouden op slag zijn gedood.
Toch zijn er veel aanwijzingen die suggereren dat het anders gegaan moet zijn.
Verklaring Daan van der Wagt:
“Ook kan ik U vertellen dat ik heb gehoord
dat de neergeschoten Jan van der Wagt
nog leefde. Bewoners uit de buurt waar de
vijf waren neergeschoten waren naar buiten gekomen. Er waren mensen die de nog
levende Jan van der Wagt wilden helpen
maar de Duitse soldaten verboden dat. Jan
van der Wagt, verstoken van enige medische hulp, bloedde uiteindelijk dood.”
Seija van der Wagt,
verklaard aan Ada van Beveren:
“En het schijnt dat Jantje, die volgens Seija
niet helemaal goed was, argwaan heeft opgewekt bij de Duitsers. De Duitsers hebben
hem als eerste neergeschoten en het kind
heeft liggen gillen van de pijn en riep om
hulp. Hierna zijn eerst de broers van der
Wagt naar hem toe gegaan om hem te helpen en zo volgden ook Arie en Bastiaan.”
Deze twee verklaringen laten duidelijk zien
dat, in tegenstelling tot het rapport, Jan
van der Wagt niet op slag dood was. Sterker nog, medische hulp zou hem willens en
wetens onthouden zijn.
Ook de overlijdensakten roepen vragen op.
De akten van Jan, Gijs en Kor van der Wagt
en Bas Hartog geven als tijdstip van overlijden 27 oktober, 23.00 uur. De akte van Arie
Struijs geeft echter 28 oktober, 03.00 uur
aan. Deze zaken staan dus haaks op het politierapport.
Verder stroken de aangetroffen verwondin-
gen niet met de gerapporteerde gebeurtenissen. Als alle vijf op de vlucht zijn neergeschoten, zouden zij allen schotwonden in
de rug moeten hebben. Verklaringen spreken echter ook dit tegen:
Dirk Borsboom,
buurman van de familie K van der Wagt:
“Toen het lijk van Kornelis van der Wagt
naar zijn woonhuis werd gebracht zag ik
iets vreemds. Zijn beide polsen zaten in het
verband. Ook zag ik een gat in het voorhoofd van Kornelis.”
Cornelia Berkel-Stenis
(destijds een vriendin van Arie Struijs):
“Het was duidelijk zichtbaar dat Arie in elkaar was geschopt of iets dergelijks. Hij was
bebloed over zijn hele lijf. Voorts had hij
een duidelijk kogelgat recht in zijn voorhoofd. Piet Struijs zei tegen mij: “kijk nou,
ze hebben m’n jongen eerst gemarteld en
toen doodgeschoten. Ik weet zeker dat hij
niemand verraden heeft”. Hij vroeg me dit
niet tegen Arie zijn moeder te vertellen,
met wie ik een goede band had.
Later vertelde een arts mij, wiens naam ik
niet meer kan herinneren, dat Arie fors in
elkaar was geschopt en toen pas was afgeknald. Hij was kennelijk nog verhoord en
later op dezelfde plek teruggelegd waar de
anderen waren afgeknald.”
Deel 1
37
Verklaring Clazina Struijs:
“In de vroege ochtend werd ik wakker gemaakt. Ik hoorde dat Arie en zijn vrienden
waren doodgeschoten. Ik ben toen samen
met mijn tante Marie, stiefmoeder Batz en
mijn opa, de vader van Arie, naar het mortuarium gegaan. Ik heb alle vijf de lijken gezien. Arie was door zijn voorhoofd
geschoten. Er was verband omheen gedaan.
Er zaten nog kruitsporen boven het verband en in zijn haar. De dienstdoende arts
verklaarde dat Arie een opgelegd schot had
gekregen. Hij bedoelde hiermee dat de
Duitsers de loop van het geweer op zijn
hoofd hadden gezet en gevuurd. Tevens
was er sprake van hevige slagen op het gezicht van sommigen. Het leek erop dat ze
ondervraagd waren. Ik weet de naam van
de arts niet meer. Ik dacht dr. Van de Pol,
maar weet dit niet zeker.”
Herman Schaar, lid Geuzenverzet ’40-‘45
“Ik kan stellen dat de vijf mannen door de
Duitsers standrechtelijk zijn doodgeschoten
in die nacht van 27 op 28 oktober 1944.”
Hiermee is het politierapport al op diverse
vitale punten weerlegd. Het heeft er alle
schijn van dat het valselijk is opgesteld om
de ware toedracht te verhullen.
38
Overleven onder een andere orde
In 1946 wordt door de leden van de Sub
Commissie Opsporing Oorlogsmisdrijven
Zuid Holland een onderzoek ingesteld naar
aanleiding van het doodschieten van de vijf
mannen. Zij rapporteren dat uit verklaringen van de rechercheurs van politie in
Vlaardingen, die in de nacht van 27 of 28
oktober ter plaatse zijn geweest, is gebleken dat de vijf mannen op de vlucht zijn
neergeschoten. Uit een verder onderzoek, is
niets gebleken van een oorlogsmisdrijf. Het
Vlaardingse politierapport van de fatale
nacht is bijgevoegd. Opvallend in dit bijgevoegde rapport is dat de genoemde tijden
niet kloppen. Het rapport meldt dat Hauptmann Kraft van de Ortskommandantur om
01.20 uur de politie inlicht over het neerschieten van de vijf mannen. Wat verder in
het rapport rapporteert rechercheur Vermaat echter dat de vijf mannen om 23.30
uur zijn aangehouden en omstreeks 02.15
uur zouden zijn neergeschoten.
Het rapport is ondertekend door Nicolaas
Vermaat, agent van politie belast met recherchediensten in Vlaardingen. Hij verklaart verder dat, naar zijn mening en de
mening van zijn collega’s Egberts en Hofman, de schietpartij het gevolg was van de
onvoorzichtigheid van de betrokken personen. Aan moord hoeft niet gedacht te worden. Het rapport is gedateerd 10 oktober
1946.
Er is bepaald niet zorgvuldig naar de verklaring van rechercheur Vermaat gekeken.
Ook dit rapport roept vragen op over de
werkelijke toedracht van het gebeurde en
zaait twijfel over de officiële versie van de
politie.
De nasleep
Piet Struijs wordt midden in de nacht gewekt door politieman Jo Hofman
en vertelt hem dat Arie Struijs met zijn kameraden zijn opgewacht en
doodgeschoten door een jonge Duitse brigade.
Hij waarschuwt dat de Duitsers bij alle bekende adressen van Arie huiszoekingen
gaan doen. Piet Struijs maakt direct het geheime kastje bij het bed van Arie leeg.
Hierin ligt wat geld, identiteitsbewijzen en
een vuurwapen. Het geld, enkele honderden guldens, houdt hij. De rest dumpt hij in
het water.
Jo Hofman waarschuwt ook Antonia Batz
voor de op handen zijnde huiszoeking.
Marie Struijs, de zus van Arie, wordt ‘s morgens vroeg wakker gebeld door een vriendin. Ze moet onmiddellijk naar het huis van
haar ouders in de Ridderstraat komen, want
Arie is doodgeschoten.
Vervolgens gaat ze naar het mortuarium,
waar ze de vijf lijken ziet. Arie heeft een
schotwond in zijn hoofd, de kruitsporen
rond de wond zijn duidelijk zichtbaar. Volgens de dokter is hij van korte afstand in
zijn hoofd geschoten. De dienstdoende arts
vertelt haar dat het een opgelegd schot betreft. Ook Jo Hofman is aanwezig. “Vergeet
dit nooit!” zegt hij.
Verder valt haar op dat de andere dode lichamen veel verwondingen hebben. Het
lijkt wel of ze gemarteld zijn. Ook heeft één
van de mannen schotwonden in de handen
of polsen. Volgens de dokter is ook hij van
korte afstand in zijn hoofd geschoten.
Bij de huiszoeking in de woning aan de
Vierde Maassteeg 1 zegt politieman Bijl
tegen Antonia Batz: “Hier zijn we vanaf, nu
de rest nog”. Batz roept terug:” jij bent eerder aan de beurt”.
Riek Batz wordt kort daarna door Bijl opgepakt en ondervraagd door Landzaad en een
Duitser. Bijl wil alles over Cor van Dijk
weten, maar Antonia heeft nauwelijks informatie. Ze zegt dat Cor naar Duitsland is
vertrokken, wat uiteraard niet klopt. Hij zit
ondergedoken.
Op de school van Jan van der Wagt heerst
grote verslagenheid als men de maandag
na de schietpartij hoort wat er in de nacht
van vrijdag op zaterdag gebeurd is. Klasgenoten van Jan van der Wagt zijn erg geschokt, maar er mocht niet over worden
gepraat. Men ging over tot de orde van de
dag en iedereen moest alles maar snel vergeten. Voor emoties was helemaal geen
plaats. In die tijd moest je het maar zelf
zien te verwerken.
Op 30 oktober wordt het verlof tot begraven van de lichamen gegeven en in de
dagen daarna worden de slachtoffers op de
begraafplaats Emaus begraven. Hennie van
de Wagt, de zoon van Kor, herinnert zich de
zee van bloemen. Ook herinnert hij dat er
veel mensen waren, waaronder mensen uit
het Westland.
Deel 1
39
De familie en naaste vrienden van Arie
Struijs zijn niet bij zijn begrafenis aanwezig.
Cor van Dijk heeft hen daarvoor instructies
gegeven.
Hij vertelt dat Landzaad of de Duitsers bij
de begrafenis zouden kijken wie er achter
de kist lopen om een beeld te krijgen van
de groep rondom Arie. Zij zijn enkele dagen
later pas naar de begraafplaats gegaan om
afscheid te nemen.
betreffende soldaten zeer jong waren. Ook
zouden deze soldaten er vreselijk mee zitten. Hij blijft verder bij de verklaring dat ze
op de vlucht zijn geslagen en als gevolg
daarvan zijn neergeschoten.
Toeval of verraad?
Pieter Marinus Hoos:
Na enige tijd bezoekt Piet Struijs, samen
met zijn dochter Marie, burgemeester Hansen en politiechef Kramer op het Stadhuis.
Zij willen weten waarom Arie is doodgeschoten.
De burgemeester en politiechef vertellen
dat Arie en zijn medekompanen terecht zijn
doodgeschoten in verband met ernstige gepleegde misdrijven. Vooral sabotage tegen
de Duitse overheid werd hen zwaar aangerekend. Over stropen wordt geen woord
gezegd. Als Piet Struijs niet wil vertellen
wie er nog meer betrokken zijn bij de activiteiten van Arie Struijs worden hij en Marie
letterlijk uit het stadhuis gegooid.
De vader van Kor en Gijs van
der Wagt gaat voor opheldering naar de Duitse
commandant. Deze vertelt
hem dat hij het gebeurde
vreselijk vindt en dat de
Piet Struijs poseert in de jaren ‘60
tegen zijn zin op de trap van het
Stadhuis waar hij in oktober
1944 letterlijk was afgegooid.
40
Overleven onder een andere orde
“Ik weet nog dat de Duitsers, die mijn
oom en de anderen op 27 oktober 1944
doodschoten uit Delft kwamen. Mogelijk
was het een patrouille, komende uit Delft
en gaande in de richting van Vlaardingen,
die de mannen hadden opgemerkt.
Het moeten erg fanatieke Duitsers geweest zijn want ik hoorde dat ze vleugeltjes droegen. (Luftwaffe!) Het moet een
speciaal commando zijn geweest.”
Verklaring dhr. Dingelhof,
destijds bewoner Lusthofstraat:
“Mijn vader vertelde dat de Duitse soldaten in kwestie jong waren en mogelijk
van het oostfront kwamen. Ze waren in
de plaats gekomen van de eerder genoemde gemoedelijke Duitse soldaten.
Na de arrestatie van de vijf hadden ze
contact gehad met hun commandant die
ook aan het oostfront had gediend. Hij
zou bevel gegeven hebben tot het neerschieten van de vijf als Partizanen. Iets
wat ze in Rusland regelmatig hadden gedaan.”
De vraag waarom de vijf mannen die nacht
zijn doodgeschoten zal nooit met zekerheid
beantwoord kunnen worden. Zijn zij slachtoffer geworden van een toevallig aanwezige Duitse patrouille? Dat is mogelijk.
Het lijkt waarschijnlijker dat Arie Struijs en
de groep rondom hem, met al hun illegale
activiteiten, in de ogen van het toenmalige
gezag de grens van het toelaatbare hadden
overschreden en van het toneel moesten
verdwijnen. Als dat inderdaad zo is, rest de
vraag hoe zij wisten dat Arie er die nacht
met zijn kameraden op uit zou gaan.
Verklaring Kornelia van der Wagt:
“Mijn moeder vertelde mij niet veel, want
ze was erg gesloten hierover. Wel zei ze
tegen mij dat ze verraden waren door een
“oud” rechercheur.”
Verklaring Freek Ensel:
“Mijn vader vertelde mij dat hij uit diverse
bronnen had gehoord dat Arie Struijs, de vd
Wagtjes en Hartog waren opgewacht door
jonge Duitse soldaten die zojuist waren teruggekomen uit het Oostfront. Zij waren
getipt via de Ortskommandantur.
Die avond had op het laatste moment iemand van de groep afgezegd en een vd
Wagtjes zijn zoon meegenomen. Voordat
ze überhaupt tot stropen waren gekomen
waren ze afgetuigd en doodgeschoten. Arie
Struijs had een opgelegd schot gekregen.
Mijn vader was er van overtuigd dat Bijl en
Landzaad de tip hadden gegeven doordat
ze een van de leden van de groep onder
druk hadden gezet. Mijn vader heeft mij
nooit verteld hoe hij dit zo zeker wist.”
Verklaring Marie Hoek Struijs
“’s Morgens vroeg werd ik door een vriendin wakker gebeld. Ik moest naar het huis
van mijn ouders aan de Ridderstraat. Daar
hoorde ik van politieman Hofman dat Arie
was doodgeschoten door jonge Duitse soldaten. Hij zei letterlijk tegen mij: “Hij is verraden”.
Jo Hofman vertelde mij dat Landzaad en
een andere politieman voor de aanslag diverse mensen in de omgeving van Arie
Struijs onder druk hadden gezet om te vertellen waar hij mee bezig was. Volgens
Landzaad maakten Arie Struijs en Cor van
Dijk deel uit van een groep die voor hun
niet zichtbaar was maar wel sterk anti Duits
gezind.
Landzaad wilde weten wanneer ze op pad
gingen en dat er dan voorgoed kon worden
afgerekend.
Na de moord op Arie en zijn kameraden
had Hofman gesproken met Landzaad.
Landzaad was blij dat ze van dat tuig af
waren. Hij vertelde Hofman dat hij één van
de leden van de groep zo onder druk had
gezet dat deze hem getipt had. Hij had het
direct doorgegeven aan het Duitse gezag
die de klus hebben laten klaren.”
Gezien bovenstaande verklaringen is het
heel goed mogelijk dat iemand uit de omgeving van Arie Struijs onder druk is gezet
om te vertellen wanneer hij en zijn kameraden er op uit zouden gaan.
Deel 1
41
Epiloog
Antonia Batz en Willem Struijs
jaren 80
Na de oorlog wordt Willem Struijs regelmatig aangesproken door mensen
die hem condoleren met het overlijden van zijn broer en hem bedanken
voor het feit dat Arie, samen met de families van der Wagt en Hartog, in
moeilijke tijden voor eten had gezorgd.
Piet Struijs krijgt bezoek van een hoge politieman die een leidende rol had in het
plaatselijke politieverzet. Hij condoleert
hem met het verlies van Arie en complimenteert de familie met het feit dat iedereen
zo goed de mond heeft gehouden. Hij
vraagt of hij iets voor hen kan doen. Piet
Struijs bedankt hem, maar maakt daar geen
gebruik van.
Cor van Dijk houdt zich na de oorlog kort
bezig met het oppakken van collaborateurs
en het herstellen van het Nederlandse
gezag, maar daar stopt hij snel mee. Naar
verluidt irriteert het hem dat veel mensen
hun rol in het verzet beginnen te overdrijven. Hij is verder nog verdacht van het beschieten van een persoon die hij
geïdentificeerd zou hebben als een verrader. Hiervoor wordt hij echter vrijgesproken.
Van het verzet krijgt hij geld, dat hij gebruikt voor het openen van een atelier.
Houtsnijwerk
van Cor van Dijk
Via Rika Lips van Dijk
42
Overleven onder een andere orde
Ook scheidt hij van Riek Batz, hertrouwt en
krijgt kinderen. Over de oorlog, of zijn rol
in de Vlaardingse verzet, heeft hij tot zijn
dood in 1994 nauwelijks gesproken.
Eind 1980 overlijdt Willem Struijs en gaat
ook de familie Ensel naar zijn begrafenis.
Andries Ensel is traditioneel Joods gekleed
en begraaft postuum voor zichzelf daar ook
Arie Struijs. Als blijk van respect applaudisseert hij voor hen die zijn leven hebben
gered. Voor de aanwezigen die bekend zijn
met wat er in de oorlog is gebeurd een
emotioneel moment.
Het graf van Bastiaan Cornelis Hartog ligt
nog steeds op de begraafplaats aan het
Emaus in Vlaardingen. Als stille getuige van
het drama dat op die fatale nacht in oktober 1944 plaatsvond.
Hopelijk krijgt het onderzoek naar deze gebeurtenis de plaats in de Vlaardingse geschiedenis die zij verdient.
Graf van Bastiaan
Cornelis Hartog
Samenvatting
De officiële conclusie in het politierapport
stelt dat de mannen op de vlucht zijn neergeschoten. Over de ware toedracht is tijdens het onderzoek veel naar boven
gekomen. Uit de verschillende getuigenverklaringen komt telkens een ander beeld
dan uit het opgestelde politierapport blijkt.
Zijn de mannen gevlucht?
• Uit onderzoek blijkt dat kleine delicten
(zoals diefstal of stroperij) relatief licht
worden bestraft. Meestal wordt de dader
al na een detentie van één dag (hooguit
twee) vrijgelaten.
• Volgens politierapporten waren de mannen al vaker gepakt. Zij kenden de consequenties. Het lijkt onwaarschijnlijk dat zij
het risico om te vluchten zouden nemen,
met de kans om doodgeschoten te worden.
• Op het moment van arrestatie was er nog
geen stroperij of diefstal gepleegd.
• De enige overtreding was overtreding van
‘het verblijven buitenshuis zonder vergunning na het ingaan van de spertijd’. Hier
stond een boete op van één tot vijf gulden.
Het lijkt dat de vijf geen reden hadden om
te vluchten. Maar stel dat ze (ondanks de
waarschuwingen) toch op de vlucht zijn geslagen. Zouden ze dan zijn neergeschoten?
Personen die op de vlucht worden neergeschoten, worden doorgaans in de rug getroffen. Men rent tenslotte niet op de
soldaten af, maar van de soldaten weg. Dat
kan blijken uit de aard van de verwondingen.
Chronologische
18:00 uur:
20:00-20.30 uur:
20:30 uur:
20:00-22:30 uur:
22:30 uur:
23:00 uur:
23:30 uur:
00:15 uur:
03:00 uur:
Welke verwondingen zijn vastgesteld?
• Kogelgaten in het gezicht/voorhoofd;
• kogelgaten in de handen (Kornelis van
der Wagt). Dit kan wijzen op zelfbescherming bij liquidatie;
• voortanden ingeslagen (Kornelis van der
Wagt);
• zware verwondingen (Arie Struijs);
• verwondingen en bloeduitstortingen over
het hele lichaam (allen);
• schotwonden in de schedel en beide
bovenarmen (Bastiaan Hartog).
Medische verklaringen
• De medische verklaring van Dr. Linzel vermeldt dat Bastiaan Cornelis Hartog van
korte afstand frontaal is neergeschoten.
Dr. Linzel was een praktiserend arts in
Vlaardingen en heeft deze verklaring
onder de medische eed afgelegd.
• De vader van Clazina Struijs had na de
oorlog met dokter De Koning gesproken.
Deze vertelde hem dat Arie een opgelegd
schot door zijn hoofd had gekregen. Dokter De Koning vermoedde dat Arie was
verhoord.
Kruitsporen
De arts en verschillende getuigen verklaren
dat er kruitsporen op het voorhoofd bij de
mannen te zien waren. Dat wijst erop dat
er van korte afstand is geschoten.
volgorde
vertrek (vanuit de Lusthofstraat);
wandeling naar Holypolder (hooguit een half uur lopen);
vermoedelijke aankomst Holypolder;
geen getuigenissen. Mogelijk zijn de mannen verhoord en mishandeld;
getuigen horen geweerschoten vanuit de Holypolder;
vier van de vijf mannen worden dood verklaard;
politierapport vermeldt het aantreffen van vijf personen in Holypolder;
politierapport vermeldt dat om deze tijd de mannen zijn neergeschoten;
vijfde man (Arie Struijs) wordt dood verklaard.
Kornelis van der Wagt
Gijsbertus van der Wagt
Jan van der Wagt
Bastiaan Cornelis Hartog
Arie Struijs
Deel II
De werkelijkheid
verzin je niet!
Vlaardingen
27 en 28 oktober 1944
Deel II
De werkelijkheid
verzin je niet!
Door
Dr. Frank van Riet
46
Overleven onder een andere orde
Inleiding
Kort nadat ik in april 2008 mijn onderzoek naar de rol van het Rotterdamse politiekorps tijdens de Tweede Wereldoorlog had afgerond, kreeg
ik via dhr. Jan Struijs, commissaris van politie, het verzoek om de resultanten van een ander onderzoek te analyseren.
Jan Struijs had als vertegenwoordiger van
enkele nabestaanden een onderzoek laten
verrichten naar een gebeurtenis, waarbij in
de nacht van 27 op 28 oktober 1944 in
Vlaardingen vijf mannen door Duitse militairen waren doodgeschoten. In verband
met sabotage en het plegen van een misdrijf zou deze gebeurtenis nog steeds te
boek staan als een gerechtvaardigde daad.
De nabestaanden hoopten dat na lange tijd
alsnog enkele prangende vragen beantwoord konden worden.
Naast het beantwoorden van de vragen
werd gedurende het onderzoek nog een
doel aan het onderzoek toegevoegd, want
zoals uit het voorwoord van prof. dr. Pieter
Tops, portefeuillehouder kennis en onderzoek, lid College van Bestuur van de Politieacademie blijkt, zouden de resultaten van
het onderzoek een bijdrage kunnen leveren
aan een kwalitatieve hoge discussie binnen
onder andere het politieonderwijs. Aanvankelijk zag ik het beantwoorden van de vragen als enige doel van het onderzoek, maar
tijdens het schrijven van dit rapport heb ik
deze mening zonder enige twijfel bijgesteld.
• Verdient de aanslag een plaats in de
geschiedenis?
Hoewel het onderzoek niet volgens de wetenschappelijke onderzoeksmethodieken
verricht is1, kregen de onderzoekers, waaronder enkele ervaren rechercheurs van het
politiekorps Rotterdam-Rijnmond, het voor
elkaar dat 59 nabestaanden en tijdgenoten
van de slachtoffers voor het eerst hun verhaal vertelden. Van deze groep hebben 30
personen veel relevante gegevens voor het
onderzoek aangeleverd. Daarnaast werden
enkele bijzondere documenten in de archieven gevonden.
• Zijn er bijzondere omstandigheden
rondom de aanslag?
• Was het doodschieten van de vijf
mannen door de toenmalige bezetter
wel een rechtvaardige daad?
Deel 2
47
01.20 uur. Ortscommandantur, Hauptman
v.d. Kraft, deelt telefonisch mede dat door
Duitsche militairen 5 personen waren aangehouden, vermoedelijk Kethelweg of
omgeving, nabij een stelling. Tijdens hun
overbrenging naar de Ortscommandantur
aan de B. Luijerinksingel, trachtten bedoelde personen op de V.L. v.d. Heuvelsingel ter hoogte van de Kwartellaan allen
gelijktijdig te ontvluchten waarbij zij echter alle vijf door genoemde militairen werden neergeschoten. Alle vijf zouden op
slag zijn gedood. […] Uit de door genoemde militairen op de lijken aangetroffen persoonsbewijzen bleek, dat
genoemde personen zijn genaamd. Kornelis van der Wagt, Gijsbertus van der Wagt,
Jan van der Wagt, Bastiaan Cornelis Hartog en Arie Struijs.2
Deze feitelijke beschrijving komt uit het politierapport van vrijdag 27 op zaterdag 28
oktober 1944 van de gemeentepolitie Vlaardingen. Het feit dat de vijf slachtoffers beschouwd werden als stropers en zelfs als
dieven, die hun dood aan zichzelf te wijten
hadden, zal hoogstwaarschijnlijk een van de
reden geweest zijn waarom er niet eerder
een onderzoek gestart is naar de achtergronden van deze gebeurtenis.
De reden waarom er na 64 jaar wel interesse was voor het incident, had te maken
met het feit dat men realiseerde dat dege-
48
Overleven onder een andere orde
nen die er nog iets over konden vertellen
en inmiddels een hoge leeftijd bereikt hadden, nu nog gehoord konden worden. Uit
een eerder onderzoek heb ik ervaren dat de
generatie, die de Tweede Wereldoorlog bewust heeft meegemaakt, op latere leeftijd
wel genegen was hun verhaal te vertellen.
Dit bleek ook in Vlaardingen het geval te
zijn, daarom heeft het onderzoeksteam op
verzoek van de nabestaanden van de familie Hartog, Struijs en Van der Wagt een onderzoek ingesteld naar het gewelddadige
overlijden van de in het politierapport genoemde personen, met als doel te achterhalen wat er in de fatale nacht gebeurd is.
Een zus van een van de slachtoffers gaf aan
te hopen dat door het onderzoek, met toestemming van de burgemeester van Vlaardingen, haar broer en zijn kameraden een
andere plaats in de geschiedenis zouden
krijgen, dan dat ze nu hebben. Ze wil dat
erkend wordt dat zij gewone burgers waren
in extreme omstandigheden, die nooit
doodgeschoten hadden mogen worden.3 De
91-jarige zus van de twee doodgeschoten
broers en de zoon van een van de broers
verklaarde dat zij haar hele leven bezig was
geweest met de gewelddadige dood van
haar broers en neef. Ongeacht de uitkomst
van het onderzoek was ze al blij met de
aandacht die het incident krijgt. Volgens
haar waren het geen lieverdjes maar ze
hadden een hart van goud.4
Ondanks het doel en het beantwoorden
van de openstaande vragen, is dit rapport
vooral ook geschreven voor de nabestaanden, vrienden en betrokkenen van het incident, gepleegd op 27 oktober 1944.
Onderzoek
Onderzoek naar een gebeurtenis die lang geleden en in een van de moeilijkste periode uit de Nederlandse geschiedenis heeft plaatsgevonden, is
geen eenvoudige opgave. De betrokkenen legden immers niets of nauwelijks iets vast (dagboeken of fotografie) en onderhielden geen schriftelijk
contact.
Hierdoor zijn er relatief weinig bronnen beschikbaar, terwijl de verklaringen van getuigen veelal niet uit eerste hand zijn. Daarom
gaven deze feiten vooraf een niet al te
hoog verwachtingsniveau bij zowel de onderzoekers als de nabestaanden. Dit verwachtingsniveau werd tijdens het
onderzoek in positieve zin bijgesteld.
Het onderzoek begon met een artikelenreeks in de weekkrant Groot Vlaardingen.
Vanaf 14 mei 2008 werd acht weken lang
een artikel geplaatst, met als doel getuigen
te vinden en (nieuwe) bronnen aan te
boren. Aan de journalist werden gedeelten
van enkele reeds afgelegde getuigenverklaringen beschikbaar gesteld. In de artikelen
werd tevens gevraagd naar informatie en
eventuele ooggetuigen. Hierop kwamen
tientallen positieve reacties binnen, waaronder van getuigen.
met als gevolg dat verhalen en herinneringen na zo’n lange tijd gekleurd en vervaagd
konden zijn. Hierdoor zou getwijfeld kunnen worden aan de objectiviteit en bruikbaarheid van de interviews voor (historisch)
onderzoek. Ook binnen de wetenschappelijke wereld wordt regelmatig gediscussieerd over dit onderwerp en de vraag
gesteld of het gebruik van Oral History betrouwbaar is. Prof. Dr. J.C.H. Blom, voormalig directeur van het Nederlands Instituut
voor Oorlogsdocumentatie, is van mening
dat mondelinge bronnen, ondanks de bezwaren, na zorgvuldige bestudering als
historische bronnen wel gebruikt kunnen
worden.5 De betrouwbaarheid van de gegevens uit de interviews kon in sommige
gevallen gecontroleerd worden, want naast
de gesprekken heeft, vooral onderzoeker
Eddy van Driel, diverse archieven bezocht.6
Deze getuigen werden benaderd voor het
afleggen van een verklaring. Aangezien degenen die een verklaring aflegden de laatste decennia nauwelijks over het voorval
hadden gesproken en er dus geen beïnvloeding had plaatsgevonden, waren de gegevens uit de interviews een belangrijke bron
voor het onderzoek. Daar stond tegenover
dat men er door het verstrijken van de tijd
veelal een eigen invulling aan had gegeven,
Deel 2
49
Omstandigheden
Veel getuigen verklaarden over de slechte sociale omstandigheden
in de Vlaardingse buurt waar de slachtoffers woonden.
Het betrof een zeer arme buurt die zwaar
getroffen werd door de gevolgen van de
bezetting, zoals het distributiesysteem en
de hongerwinter. Geld en waardevolle goederen bezat men niet, waardoor het moeilijk was om het karige rantsoen aan te
vullen. Men wist dat sommige Vlaardingse
boeren hun melk liever weggooiden dan
het uit te delen aan de arme bevolking of
levensmiddelen bewust bewaarden om
hierdoor de prijs op te drijven. Daarnaast
gebeurde het dat levensmiddelen alleen
nog maar verkocht werden aan Duitsers of
NSB’ers.7 Veel Vlaardingers probeerden te
overleven onder zeer primitieve omstandigheden. De bewoners voelden zich met elkaar verbonden door deze extreme
omstandigheden, waardoor de solidariteit
aanzienlijk versterkte.8 Hiernaast werden de
normen verlegd en zaken als agressie tegen
de bezetter en diefstallen veelal normaal
gevonden en getolereerd.
50
Overleven onder een andere orde
De slachtoffers waren bedreven in het vissen, stropen en jagen. Uit de verklaringen
en politierapporten blijkt dat de vijf elkaar
goed kenden en in verschillende samenstellingen met elkaar op pad gingen om illegaal te melken, te stropen of zwart te
handelen.
Uit verklaringen en politierapporten blijkt
dat, behalve Jan van der Wagt, de meeste
leden van de groep bij de politie bekend
stonden als stropers en betrokken waren
bij diefstal van voedsel. Hierna volgen
enkele passages uit de politierapporten
waaruit dit duidelijk wordt:
22-03-1944
07.45 uur. Aangifte van den onderbaas Lens van Neerbos bouwmaterialen dat aan
de Hoflaan 5 uit een hok een varken is ontvreemd ten nadele van de onderneming.
Op 24 maart werd Bastiaan Cornelis Hartog als verdachte voor deze diefstal aan het
bureau gebracht en ingesloten.
25-03-1944
11.30 uur. Door Hartman als verdacht van medeplichtigheid diefstal aan het bureau
gebracht en ingesloten in cel 3: Arie Struijs
20-07-1944
14.00 uur. Door Hartman aan het bureau gebracht, verdacht van diefstal, Jan van
der Wagt.
15.30 uur. na verhoor ontslagen.
01-09-1944
Meldt zich aan het bureau Gijsbertus van der Wagt, die op last van de O.v.J. moest
worden aangehouden voor het ondergaan van een week gevangenisstraf.
15-10-1944
09.30 uur. Op verzoek van politie te water ingesloten Kornelis van der Wagt, Gijsbertus van der Wagt, Jan van der Wagt. Zij worden verdacht van diefstal van konijnen en aardappelen.
14.15 uur. K., G. en J. van der Wagt meegegeven aan Waterpolitie.
16-10-1944
10.00 uur. Door rechercheur Bijl op verzoek van politie de Lier aangehouden en aan
het bureau gebracht ter zake verdacht van te de Lier gepleegde diefstal van een
zegen Bastiaan Cornelis Hartog en Arie Struijs. Ingesloten in cel 1 en 8.
19.00 uur. De arrestant B.C. Hartog ontslagen.
29-10-1944
Politie te de Lier verzoekt inlichtingen aangaande geruchten welke aldaar gaan
over het doodschieten van de personen van der Wagt en Hartog, daar te de Lier
tegen genoemde personen een zaak betreffende diefstal aanhangig is.9
Deel 2
51
Het voedsel werd verkregen om zichzelf en
anderen in leven te houden. Met name het
verdelen van voedsel onder de arme hongerende buurtbewoners en onderduikers
legde in 1944 een grote druk op de groep.10
Struijs, Hartog en de broers Van der Wagt
stonden vanwege bovengenoemde activiteiten niet bij elke boer, middenstander en
burger goed bekend. Met name de gedupeerden van de diefstallen waren slecht te
spreken over de reputatie van de groep.
Een NSB-boer zou, in verband met een diefstal van een zegen11, begin oktober 1944
iets te maken hebben gehad met de arrestatie van Arie Struijs en Bas Hartog. Arie
had tegen Marie van der Hoek-Struijs verklaard dat er voor dit kleine vergrijp te weinig bewijzen waren. Volgens Arie hadden
goede politieagenten, waaronder een hoge
politieofficier, er voor gezorgd dat hij snel
weer vrij kwam. Politieman Cornelis Landzaad was erg boos over deze vrijlating. Arie
hoopte dat de hoge officier in staat was om
Landzaad te laten stoppen met het achtervolgen van Arie en zijn groep.12 Dat Landzaad achter de groep aan zat, bleek ook uit
een andere verklaring. Nadat hij de gebroeders Brouwer en de broer van Cor van Dijk,
Teunis van Dijk, had opgepakt voor diefstallen, meldden zij na hun vrijlating aan Arie
en Cor dat zij waren geslagen en geschopt
door Landzaad en zijn collega Bijl. Hierbij
hadden ze nauwelijks belangstelling voor
de door de gebroeders Brouwer en Teunis
gepleegde diefstallen, maar veel meer voor
de activiteiten van Cor en Arie. De politiemannen wilden al hun contacten weten.
52
Overleven onder een andere orde
Ook vertelden zij dat er voor een beloning
kon worden gezorgd als de groep in zijn
geheel kon worden opgerold.13
Voorts kwam in de verklaringen naar voren
dat de groep van Struijs regelmatig handelde met NSB’ers en Duitsers. De mannen
zouden vaak naar een Duitse luchtafweerbatterij gegaan zijn, die dicht bij de boerderij Noorderhuizen in het Vlaardingse Holy
lag. De bij deze batterij gelegen militairen
waren veteranen uit de Eerste Wereldoorlog. Zij waren gemoedelijk en niet fanatiek.
De groep zou daar ’s nachts koffie hebben
gedronken en mogelijk viel er wat te handelen.14 Volgens Hennie van der Wagt
klopte het dat ze het goed konden vinden
met Duitsers die in een stelling gelegen
waren. De Duitsers hielpen de vissers graag
voor een maaltje vis en dat ze daar koffie
dronken zou waar kunnen zijn.15 Dit gaf bij
sommigen een negatief beeld over de
groep. Uit getuigenverklaringen is gebleken
dat er sprake was van zwarte handel en heling van voedsel door de groep en aanverwante vrienden. Hierbij dient te worden
opgemerkt dat uit de getuigenverklaringen
blijkt dat de slachtoffers in armoede gestorven zijn en zich dus niet verrijkt hadden
door deze handel.
Naast een voedsellijn zouden vooral Arie
Struijs en Cor van Dijk betrokken zijn bij het
verdelen van distributiebonnen, persoonsbewijzen en dergelijke. Arie Struijs had
hiervoor waarschijnlijk veel contacten met
het verzet, waaronder die in het Westland.
Overige activiteiten
In diverse verklaringen wordt gesproken over contacten met het verzet
en betrokkenheid bij verzetsactiviteiten. De vraag welke werkzaamheden
onder verzetsdaden vallen, is moeilijk te beantwoorden.
Was het verspreiden van illegale lectuur al
verzet of kan daarvan pas gesproken worden wanneer men informatie doorgaf of
wanneer men aan het georganiseerde en
gewapende verzet deelnam? Naar gelang
de bezetting vorderde werd deze vraag
steeds minder belangrijk. Het af en toe
rondbrengen van een illegaal krantje kon
dezelfde gevolgen hebben als het op grote
schaal vervalsen van documenten, het opzetten van een pilotenlijn of het uit naam
van het verzet plegen van een gewapende
overval. Voor de bezetter maakte het overigens niets uit of iemand georganiseerd of
ongeorganiseerd, dan wel actief of passief
aan het verzet deelnam, want de straf was
vaak even hoog.
In het begin van de bezetting waren in
Vlaardingen veel verzetsmensen opgepakt
door loslippigheid. Anderen zullen hiervan
geleerd hebben en voorzichtig geworden
zijn. Ook na de bevrijding sprak men niet
over het verzet.16 Deze erecode werd over
het algemeen niet verbroken, zodat er niets
of zeer weinig is vastgelegd. De meeste gegevens voor dit onderzoek zijn dan ook afkomstig uit interviews.
Willem en Piet Struijs hadden tegen Gré
Struijs verteld dat ze nooit echt tot een verzetsgroep hadden behoord, maar wel klussen deden voor verzetsgroepen. Ze wilden
liever onafhankelijk blijven en zo de oorlog
overleven. Uit verschillende verklaringen
komt naar voren dat Cor van Dijk, Andries
Ensel en Arie en Willem Struijs over vuurwapens en valse identiteitsbewijzen beschikten.17 Cor van Dijk zou twee vuurwapens
hebben gehad en Arie Struijs één. Deze
vuurwapens lagen op verschillende plaatsen
verstopt.18 Marie Hoek-Struijs had gezien
dat Cor van Dijk op diverse adressen vuurwapens had. In de Oosterstraat, boven de
meubelfabriek, had hij een onderduikadres.
Ze was zelf in 1943 en 1944 op dit adres geweest en zag daar bonkaarten, persoonsbewijzen, vuurwapens en voedsel. Hierbij was
ook Arie Struijs aanwezig. Marie mocht
naar dit adres komen om voedsel te halen.
Daar kreeg ze bonkaarten en enveloppen
mee om die te bezorgen op bepaalde adressen. Wat er in de enveloppen zat werd
nooit verteld.19
Clazina Stuijs verklaarde dat zij regelmatig
koerierswerk gedaan had voor Cor en Arie.
Hiermee bedoelde ze dat ze voor hen briefjes rond moest brengen. Ze wist niet wat er
op die briefjes stond. Clazina was eenmaal
door de politie aangehouden en is toen met
een smoesje vrijgekomen. In een politierapport werd onderstaande passage aangetroffen, waaruit blijkt dat deze aanhouding
inderdaad heeft plaatsgevonden.
Deel 2
53
10-09-1943 19.50 uur. Opperwachtmeester Van Beijeren rapporteert dat hij op verzoek van F.
Struis, oud 38 jaar, wonende 4e Maassteeg 1 bagage controleerde van zijn huishoudster, die zonder zijn voorkennis zijn woning verliet en wie hij verdacht goederen van
hem mede te nemen. Bij onderzoek bleek dit niet het geval te zijn. Wel bleek dat uit
de woning van Struis een distributiekaart vermist werd. De huishoudster, genaamd
Antonia Batz, geb. 29 mei 1916 te Schiedam, wonende 4e Maassteeg 1, verklaarde dat
zij haar distributiekaart en een van Struis door een dochtertje van Struis had doen
verkopen en het geld in de huishouding had verbruikt. Het dochtertje van Struis, genaamd Clazina Struis, oud 13 jaar, wonende 4e Maassteeg 1, verklaarde dat zij de
kaarten van juffrouw Batz had gekregen om deze te gaan verkopen. Zij had twee distributiekaarten verkocht aan Hoogendijk, wonende Maasstraat, daarvoor 70 gulden
ontvangen en dit geld aan juffrouw Batz afgedragen. Verder bleek nog dat juffrouw
Batz de kinderen van Struis had mishandeld. Zij is door Van Beijeren als verdacht van
verduistering en verkopen van distributiekaarten aangehouden en naar het bureau
overgebracht.
20.30 uur. Komt aan het bureau in verband met mut.
19.50 uur. Hendrika Batz, geb. 6 juni 1922 te Schiedam, echtgenote van Cornelis van
Dijk, wonende Doelhofje 32 te Schiedam. Bij verhoor blijkt ook zij zich schuldig gemaakt te hebben aan handel in distributiebonnen. Zij is in cel 8 in bewaring gesteld.20
Arie Struijs had zeer goed contact met politieman Jo Hofman en rechercheur De Kra.
Jo Hofman, waarmee Arie veel zaken deed,
zou in contact staan met een hoge politieofficier, die het verzet regelde. Jo Hofman
tipte Arie Struijs onder andere over invallen.21 Eind 1943 werd in de nachtelijke uren
op het raam geklopt van de woning van
Willem Struijs door, naar later bleek, Jo Hofman. Hij waarschuwde Willem voor een
inval door de Duitsers in zijn woning, in verband met zijn contacten met verzetsmensen. Jo Hofman gaf aan dat Willem ook
direct Cor van Dijk en Arie Struijs moest
waarschuwen. Direct hierop zijn Cor, Arie
en Willem ondergedoken bij Aal Batz-Bokkum aan de Schie (bovenhuis) in Schiedam.
54
Overleven onder een andere orde
Daar hebben ze ongeveer tien dagen gezeten, waarna ze van Jo Hofman een seintje
kregen dat de kust weer veilig was.22 Genoemde personen zouden, vooral in 1944,
regelmatig ergens een veilige plaats gezocht hebben en namen dan een andere
(valse) naam aan.23 Freek Ensel, de zoon van
Andries Ensel, verklaarde dat hij de oorlog
als klein jongentje zeer traumatisch ervaren
had. Vooral de invallen van de Duitsers in
hun woning kon hij zich herinneren. De
Duitsers waren altijd op zoek naar zijn
vader, Willem of Arie. Tijdens zo’n inval
richtten ze vaak hun geweren op hem en
zijn broer en zusje, waarmee hij samen op
zolder sliep.24
Tijdens de bezetting werd het voor enkele
slachtoffers steeds gevaarlijker om zich in
het openbare te vertonen, aangezien de bezetter en hun handlangers hen op de hielen
zat. Arie en Cor hadden de beschikking over
diverse valse of vervalste persoonsbewijzen.
Arie Struijs was bijvoorbeeld in het bezit
van een persoonsbewijs van een man die
was omgekomen bij het bombardement
van 31 maart 1943 op het Bospolderplein in
Rotterdam. Het valse persoonsbewijs verstopte hij veelal in zijn onderbroek. Hij
maakte daar zelfs grappen over. Ze zouden
je zaakje lekker warm houden, aldus Arie.
Arie gebruikte zijn eigen naam als hij werd
gepakt voor een klein vergrijp of bij een
controle door de lokale politie van Vlaardingen, want de meesten kende hem. Met
name bij controles door Duitsers gebruikte
hij bijna altijd een vals persoonsbewijs.25
Arie had hierover tegen zijn broer verteld
dat hij de (valse) papieren had gekregen
van het rode (communistische) Rotterdamse
verzet. Arie bezocht regelmatig een adres
aan de Slaghekstraat in Rotterdam-zuid.
Deze verzetsmensen hadden ervoor gezorgd dat Arie ingeschreven stond bij het
Leger des Heils in Rotterdam. Hierdoor was
hij moeilijk traceerbaar. Arie deed altijd
zeer geheimzinnig over deze contacten.
Wel had hij enkele maanden voor zijn dood
gezegd dat diverse mensen van het communistische verzet, die hij kende, waren gefusilleerd. Hij was hierdoor erg voorzichtig
geworden.26
Andries Ensel had ervaren dat het op straat
gevaarlijk kon zijn en dat het hebben van
goede contacten heel belangrijk was. Begin
1944 werd hij opgepakt vanwege het feit
dat hij Jood was. Andries werd direct over-
gebracht naar Loods 24 in Rotterdam. Dit
was de verzamelplaats voor de Joden uit
Rotterdam en omgeving. De vrouw van Andries schakelde Willem Struijs in. Deze
trommelde Arie en Cor op.27 Enkele uren na
de arrestatie moest Clazina Struijs in opdracht van Arie en Cor een brief brengen
naar een adres aan het einde van de Oosterstraat, in de omgeving van de haven bij
een hoge NSB´er. Het betrof de leider van
de Landwacht in Vlaardingen, Pieter Boot.28
Clazina kreeg duidelijke instructies van Arie
en Cor. Ze moest drie keer bellen en vervolgens de brief in de bus doen en hard weglopen. Het was de bedoeling dat hij de brief
direct las. Arie vertelde haar dat ze hadden
gekeken en daardoor wisten dat Boot thuis
was. Clazina had dit soort opdrachten wel
vaker uitgevoerd voor Cor en Arie.29 De ouders van Freek Ensel hadden hem verteld
dat Arie ook een andere NSB’er, genaamd
Bagchus, onder handen hadden genomen.
Arie had hierbij een vuurwapen gebruikt en
verteld dat ze meer mensen hadden omgelegd en heel zijn familie zou uitroeien als
Dries Ensel niet zo spoedig mogelijk zou terugkeren. Bagchus en Boot zouden hierna
een hoge Duitse officier hebben benaderd
en deze een verhaal hebben opgehangen.
Andries was getuige van het brute optreden van de Duitsers tegen de Joden in
Loods 24. Hij zag dat ze zowel kinderen als
oude mensen sloegen en schopten. Deze
waarneming komt overeen met de verhalen
van andere ooggetuigen.30 Op een gegeven
moment kwam er een Duitse officier naar
Andries toe, en nadat hij eerst geslagen
werd, moest hij naar de uitgang. De Duitser
vertelde hem dat hij goede contacten had
Deel 2
55
en met het juiste wijf getrouwd was,
waarna Andries direct werd vrijgelaten.
Nog met zijn Jodenster op zijn jas, wat achteraf niet slim was, liep hij naar Vlaardingen. In de Maasstraat werd hij door de
buurt zeer warm ontvangen. Zijn vrouw, die
zwanger was, omhelsde hem op straat. De
hele buurt klapte. Direct hierop moest Andries naar de woning van Willem Struijs aan
4e Maassteeg 1. Hier kreeg hij van Arie te
horen hoe ze hem vrij hadden gekregen en
de waarschuwing dat hij rustig aan moest
doen. Hij moest onderduiken op een van de
adressen van Cor. Arie en Cor zouden er
voor zorgen dat er door een ambtenaar een
formulier werd afgegeven, waaruit bleek
dat hij gehuwd was met een christelijke
vrouw en derhalve niet kon worden opgepakt. Dit formulier heeft hij ook gehad van
Arie, maar stelde op dat moment al niet
veel meer voor.31
De bovengenoemde bedreiging aan het
adres van de beide NSB’ers was hoogstwaarschijnlijk geen bluf, want in het onderzoek legden diverse getuigen een
verklaring af over de betrokkenheid van
Arie en Cor bij de liquidatie van een NSB’er.
Het bleek te gaan om de liquidatie van Jan
Willem Stuit, wiens stoffelijk overschot op
16 augustus 1944 tussen de gemeente Kethel en Overschie werd aangetroffen.
26-08-1944 19.20 uur. Inspecteur van politie Starrenburg te Rotterdam, deelt mede dat heden
middag aan de kandelaar tussen de gemeente Schiedam en Kethel door een jongen
in een sloot een lijk is gevonden, dat later bleek een schotwond in de borst te hebben
een zak over het hoofd en de voeten waren verzwaard met stenen. Een rever van zijn
jas was voorzien van een N.S.B. speldje waarop het nummer 1547 voorkwam. Volgens
Schrevelius is bedoeld speldje met dat nummer afgegeven aan Jan Willem STUIT, geb.
te ’s-Gravenhage 16 juni 1911 van beroep ambtenaar van het Arbeidsbureau te Naaldwijk, wonende te Vlaardingen Rotterdamscheweg 18. In overleg met de kapitein van
politie Kramer zal een verder onderzoek door de politie te Rotterdam worden ingesteld, die zich tevens in verbinding zal stellen met de Sipo te Rotterdam. Politie Rotterdam zal ook voor de eventuele meldingen zorgdragen.32
56
Overleven onder een andere orde
De weduwe van Stuit verklaarde na de bevrijding dat haar man op 17 augustus 1944
naar zijn werk op het Arbeidsbureau van
Naaldwijk was gefietst, maar ’s avonds daarvan niet terugkeerde. Op 18 augustus 1944
heeft zij bij de politie van Vlaardingen aangifte van vermissing van haar man gedaan.
Pas op 26 augustus 1944 hoorde zij van Pieter Boot dat haar man om het leven was gekomen. De verbalisant die na de bevrijding
de zaak onderzocht, had contact gezocht
met het voormalige verzet en kreeg te
horen dat Stuit op last van de Landelijke
Knokploeg (LKP), commando Rotterdam,
was doodgeschoten. Hij was doodgeschoten
omdat hij werkzaam was bij het arbeidsbureau en iedereen, zonder uitzondering, in
het kader van de Arbeitseinsatz naar Duitsland stuurde. Hij was dus een gevaar voor
de Nederlandse samenleving. Door het verzet was Stuit diverse malen gewaarschuwd
om hiermee te stoppen, maar deze waarschuwingen heeft hij genegeerd.
De vader en de opa van Gré Struis-Westdijk
hadden haar verteld dat Arie en Cor in opdracht van verzetsgroepen in totaal bij drie
liquidaties betrokken zouden zijn geweest,
namelijk bij twee NSB´ers en één Duitse officier. Veel details vertelden zij daar niet bij.
Gré wist dat er een NSB´er was doodgeschoten, die werk verdeelde in het Westland. Hij
woonde aan de Rotterdamseweg in Vlaardingen. Volgens Willem Struijs was het een
echte ploert. Arie en Cor zouden direct betrokken zijn geweest bij de uitvoering. Ze
zouden het slachtoffer een zak over zijn
hoofd hebben getrokken en daarna in het
water gedumpt. De zusters Batz waren ook
betrokken geweest bij de voorbereiding.33
Op een gegeven moment was Arie bij zijn
zus Marie langsgekomen met de mededeling dat ze direct naar de woning van Wim
moest gaan. Ze kreeg de opdracht mee om
te zeggen dat de resterende jutezakken
weggegooid moesten worden. Arie was opgewonden en vroeg haar goed op te letten
onderweg. Marie ging naar de woning en
vertelde het een en ander aan Antonia
Batz. Zij vertelde dat er een man was omgelegd die voor de NSB werkte. De omgelegde
man was een soort werkverdeler voor losse
arbeid in het Westland. Hij gaf alleen baantjes aan NSB’ers. Hiervoor was hij meerdere
malen gewaarschuwd. Een van de gestolen
jute zakken, die in de woning van Wim
lagen, was hiervoor gebruikt. Antonia Batz
had de overige zakken al weggegooid,
omdat dit moest van Cor. Arie zou de zakken ergens gestolen hebben. Na de oorlog
vertelde Riek Batz aan Marie dat ze op verzoek van Cor de doodgeschoten man
vooraf geobserveerd had. Hierop was de
man opgewacht op weg van of naar zijn
werk. Hij had een zak over zijn hoofd
gehad en was vervolgens doodgeschoten en
in het water gegooid. Er werd niet bij verteld wie had geschoten.34
Gezien bovenstaande kan met zekerheid
worden vastgesteld dat enkele slachtoffers
vanwege hun activiteiten, naast vrienden
ook vijanden hadden gemaakt, die daar
waar mogelijk wraak zouden nemen. Arie
zou geweten hebben dat hij vanwege zijn
activiteiten gezocht werd door de Duitsers.
Dit was hem in het oor gefluisterd door Jo
Hofman.35
Deel 2
57
De fatale nacht
Op de avond van het incident kwam de groep bij de familie Van der Wagt
bijeen. Hoewel het steeds gevaarlijker werd om zich op straat te begeven,
besloot de groep toch te gaan, aangezien veel buurtbewoners en onderduikers afhankelijk waren geworden van het voedsel en melk. Op het
laatste moment had een van de vaste leden, Leen Smit, afgezegd. Gijsbertus van der Wagt wilde zijn oudste zoon meenemen. Dit leverde nog wat
onenigheid op, maar uiteindelijk ging de zestien jarige Jan van der Wagt
toch mee.36
De dochter van Bastiaan Hartog was in 1944
dertien jaar. Zij kon zich herinneren dat
haar vader nog warm gegeten had voor hij
weg ging. Ze hadden rond 18.00 uur gegeten. Hij deed ook nog extra tabak in zijn
zakje. Zijn vrouw vroeg hoe lang hij weg
dacht te blijven, waarop hij zei: “Ik ben zo
weer terug”.37 Het is dus aannemelijk dat
de groep voor spertijd vanaf de Lusthofstraat vertrokken is. Wat er verder die
avond en vroege nacht gebeurd is, is niet te
achterhalen. Volgens Gré Struijs-Westdijk
werd de groep in de omgeving van de Kethelweg opgewacht door jonge Duitse soldaten, die direct begonnen te schieten. Zij
schoten eerst de jonge Jan van der Wagt in
zijn buik. Allen werden vastgepakt. Arie
had gezegd dat ze hem moesten hebben en
de rest vrijlaten. Hierop werden ze een voor
een in elkaar geslagen en gemarteld. Arie
moest in de loop kijken en werd afgeschoten met een schot door het hoofd. De
groep was nog niet begonnen met stropen
en het was nog buiten spertijd. Dus er zou
geen directe aanleiding geweest zijn om ze
af te schieten. De artsen hadden verklaard
58
Overleven onder een andere orde
dat iedereen van tevoren was aangeschoten
en dat ze zeker niet op de vlucht waren
neergeschoten. Het formele politierapport
was in opdracht van de Ortskommandantur
met toestemming van de waarnemend
korpschef van politie valselijk opgemaakt.
Dit hadden de dienstdoende artsen, die de
lichamen hadden onderzocht, tegen Piet
Struijs verklaard.38
Freek Ensel had eveneens van zijn vader
vernomen dat deze uit diverse bronnen
had gehoord dat de groep was opgewacht door jonge Duitse soldaten, die zojuist waren teruggekomen van het
Oostfront. Zij waren getipt via de Ortskommandantur. Zijn vader was er van
overtuigd dat Bijl en Landzaad de tip hadden gegeven, doordat ze een van de
leden van de groep onder druk hadden
gezet, maar hij had nooit verteld hoe hij
dit zo zeker wist.39
In het politierapport wordt vermeld dat de
groep omstreeks 23.30 uur door de Duitse
post van de Laan van Boles, aan de Kethelweg was aangetroffen, terwijl ze in de nabijheid van deze post in het weiland liepen.
Ze hadden verklaard dat ze wilden gaan
melken en vissen. De mannen waren in het
bezit van melkflessen en melkkannen. Ze
werden hierop door drie militairen voor een
nadere controle overgebracht naar de Ortskommandantur, nadat eerst tegen hen gezegd was dat, wanneer ze trachten te
vluchten, zonder pardon op hen zou worden geschoten. Volgens het politierapport
zouden ze omstreeks 00.15 uur zijn neergeschoten. Ter plaatse is door een Duitse arts
de dood vastgesteld. Volgens Hauptmann
V.d. Kraft zou er niets gebeurd zijn wanneer de groep niet getracht had te vluchten. Ze zouden dan zondermeer overgegeven zijn aan de Nederlandse politie.
Verder werd aangegeven dat behoudens de
jongste, Jan van der Wagt, allen oude bekenden van de politie waren en onder andere bekend stonden als stropens.40
C. Wind had via een zegsman het volgende
verhaal gehoord. In die fatale nacht ging
Jan van der Wagt met zijn vader mee om
zaken te doen met de bemanning van een
Duitse stelling. Daar aangekomen werd hen
echter op barse wijze een halt toegeroepen
en afgevoerd naar de stelling. Het bleken
volkomen onbekende militairen te zijn, die
de vorige en vertrouwde bezetting blijkbaar had vervangen en de afspraken van
hun voorgangers met deze burgers niet
kende. De mannen zullen natuurlijk hebben
getracht de militairen ervan te overtuigen
dat zij geen kwaad in de zin hadden en met
de vorige bezetting goede contacten hadden onderhouden. De bevelvoerende militair vertrouwde het verhaal echter niet en
wilde geen enkel risico nemen. Hij vond
blijkbaar dat de Ortskommandant het maar
moest uitzoeken en stuurde de mannen
onder begeleiding van een gewapende soldaat naar de commandopost in Vlaardingen-Ambacht. De mannen overlegden met
elkaar wat er zou kunnen gebeuren indien
ze bij de Ortskommandant zouden worden
gearresteerd en mogelijk het risico liepen
om ter plaatse te worden geëxecuteerd.
Aangezien ze met vijf man waren en de
Duitser, die achter hen liep alleen was,
moest het mogelijk zijn de soldaat aan te
vallen en daarna te vluchten. Men besloot
tot de aanval over te gaan, maar de soldaat
had hier waarschijnlijk rekening mee gehouden en heeft de mannen ter plaatse
doodgeschoten. Volgens Wind was het
jammer dat men, uit historisch oogpunt bezien, het gebeuren niet volledig kon reconstrueren. Naar zijn mening was het echter
belangrijker uit te gaan van het tijdsbeeld
in de Hongerwinter.41
Ondanks het feit dat de verklaring van
Wind op bepaalde punten niet overeenkomt met de gegevens uit het politierapport, want daarin wordt onder andere
gesproken over drie Duitse militairen, bevat
de verklaring van Wind veel bijzondere
details, die gelijk zijn aan de gegevens uit
andere verklaringen. Hieruit blijkt dat
interviews, ondanks de bezwaren, toch een
belangrijke bron kunnen zijn voor historisch
onderzoek.
Deel 2
59
Volgens de neef van Jan van der Wagt liep
Jan plotseling weg naar de overzijde van de
straat. Zijn vader, Gijsbertus, liep hem achterna, waarna beide mannen werden neergeschoten. Vervolgens werd Arie aan de
andere zijde van de straat neergeschoten.
Bas en Kornelis, die bekend stonden als
sterke mannen, hebben geprobeerd de
Duitsers te overmeesteren, wat echter niet
lukte. Ook zij werden daar neergeschoten.
Deze versie van het gebeuren had Jo Hofman verteld. Opa van der Wagt was nog
met iemand naar de Duitse commandant
gegaan om opheldering te vragen. De
Duitse commandant vond het een vreselijk
incident en zei dat de betrokken soldaten
zeer jong waren en door het doodschieten
van de vijf mannen geschokt waren.42
Jan van der Wagt zou niet direct gedood
zijn. Bewoners uit de buurt, waar de vijf
waren neergeschoten, gingen naar buiten.
Zij wilden Jan van der Wagt helpen, maar
de Duitse soldaten verboden dat. Jan van
der Wagt bloedde uiteindelijk dood.43
De politieagenten Kok, Van Beijeren en Jo
Hofman kregen opdracht om de familie van
de slachtoffers te informeren. Jo Hofman
ging direct naar de woning van Piet Struijs
aan de Ridderstraat en vertelde dat Arie
met zijn kameraden was opgewacht en
doodgeschoten door een brigade jonge
Duitse militairen. Vooraf zou een Vlaar-
60
Overleven onder een andere orde
dingse politieman de Ortskommandant getipte hebben dat de groep die avond op
pad ging. Hofman vertelde nog dat Piet zo
snel mogelijk de spullen van Arie moest
weggooien, omdat er huiszoekingen verricht zouden worden. Piet haalde direct een
zak met spullen, inhoudende geld, persoonsbewijzen en een vuurwapen uit een
geheime bergplaats, die Arie in de omgeving van zijn bedstee had gemaakt. Behoudens het geld werden de overige spullen in
het water gegooid. Kort hierop doorzochten Duitse militairen en enkele Nederlandse
politiemannen (Landzaad en Bijl) de woningen aan de Ridderstraat en de Maassteeg.44
Bij de doorzoeking van de woning aan 4e
Maassteeg 1 had Bijl tegen Antonia Batz
gezegd: “Hier zijn we vanaf, nu de rest
nog”. Batz had teruggeroepen: “Jij bent
eerder aan de beurt”. Riet Batz werd kort
hierop door Bijl opgepakt. Zij vertelde dat
Landzaad alles van Cor van Dijk wilde
weten. Bij dit verhoor was een Duitser aangeschoven. Zij kende de Duitser van gezicht.
Riet had gezegd dat Cor naar Duitsland vertrokken was.45
Na het bericht van Hofman ging Marie
Struijs samen met haar nichtje, Clazina,
naar het mortuarium. Daar zag ze de vijf
lijken. Arie had een schotwond in zijn
hoofd. De dienstdoende arts vertelde haar
dat het een opgelegd schot betrof. Ze zag
de kruissporen duidelijk rond de wond. De
arts vertelde dat hij een rapport op moest
maken voor de Duitsers. Jo Hofman, die
eveneens in het mortuarium aanwezig was,
zei: “Vergeet dit nooit”. Hij gaf aan dat de
Duitsers hadden verklaard dat zij na het
plegen van een ernstig misdrijf op de vlucht
waren doodgeschoten. Iedereen in het mortuarium vond dit lulkoek. De dienstdoende
dokter vertelde dat ze in elkaar waren geslagen en daarna standrechtelijk geëxecuteerd. Volgens Marie was de loop van het
geweer op het hoofd van Arie gezet en dus
geen schot op een voortvluchtige, dus een
koelbloedige liquidatie. Tevens was het
opvallend dat de andere lichamen veel verwondingen hadden. Het leek wel of ze gemarteld waren. Marie heeft veel blauwe
plekken gezien. Verder had één van de
mannen een schotwond in beide handen of
polsen. Volgens de dokter was hij van korte
afstand in zijn hoofd geschoten en had ter
afwering zijn handen voor zijn hoofd gehouden.46
Volgens een verificatieformulier van het Nederlandse Rode Kruis was Bastiaan Hartog
ten gevolge van een schotwond in de schedel en beide bovenarmen overleden. Hij
zou zonder vorm van proces door soldaten
van de SD gefusilleerd zijn. Dit formulier
was opgemaakt door het Centraal Afwikkelingsbureau Duitse Schade-uitkeringen
(CADSU). Dit bureau hield zich, sinds de oprichting door de minister van Financiën op 1
december 1964, bezig met het afwikkelen
van schadeclaims van Joden en anderen die
hadden geleden onder de nationaalsocialistische vervolging in de Tweede Wereldoorlog.47 Nabestaanden leverden in het
algemeen de gegevens aan voor de aanvraag.48 Vandaar zijn de gegevens van de
formulieren niet geheel betrouwbaar.
Het stoffelijk overschot van Arie Struijs
zou pas veel later zijn vrijgegeven. De kleding en het lichaam van Arie zou door de
Duitsers grondig doorzocht zijn. Clazina
had dit later van haar opa Piet vernomen.
Het lichaam van Arie heeft enkele dagen
opgebaard gelegen in de bovenwoning
aan de Ridderstraat. Clazina had gezien
dat Arie een verband, met daarop bloed,
om zijn hoofd had. Piet vertelde tegen
Clazina en Marie dat Arie gemarteld en
ondervraagd was door de Duitsers. Hij
zou niets hebben losgelaten en was
daarna doodgeschoten. De vader van
Clazina had na de bevrijding met dokter
De Koning gesproken. Deze vertelde hem
dat Arie een opgelegd schot door zijn
hoofd had gekregen. De Koning had het
vermoeden dat Arie kortstondig was verhoord.49
Cor van Dijk was na het incident bij Piet
Struijs geweest met het advies om niet naar
de begrafenis op de begraafplaats Emous in
Vlaardingen te gaan. Dit was volgens hem
te gevaarlijk, omdat de bezetter en/of hun
handlangers zouden kijken wie er achter de
kist liepen en daaruit konden opmaken hoe
de verhoudingen lagen. Het advies werd
opgevolgd, waardoor de familie pas dagen
later naar het graf ging.50
Deel 2
61
Piet Struijs was vier of vijf dagen na het incident samen met zijn dochter Marie naar de
waarnemend korpschef en de burgemeester van Vlaardingen gegaan. Zij vertelden
dat de groep, in verband met ernstig gepleegde misdrijven, terecht standrechtelijk
geëxecuteerd was. Met name sabotage
tegen de Duitse overheid werd hen zwaar
aangerekend. Over stropen werd geen
woord gezegd. Piet en Marie werden letterlijk het stadhuis uitgegooid. De burgemeester had namelijk gehoopt dat Piet de rest
van de vrienden van Arie Struijs ook kwam
aangeven.51
De burgemeester van Rotterdam gebruikte
de aanslag om de bevolking te waarschuwen. Met de titel ‘Op de vlucht doodgeschoten’ werd het volgende artikel in de
krant gepubliceerd:
De burgemeester van Rotterdam deelt het
volgende mede: Op 27 oktober jl. om 23
uur kwamen vijf verdachte personen in de
nabijheid van een weerstandsnest buiten
Vlaardingen. Zij werden door den schildwacht onmiddellijk aangehouden en nadrukkelijk gewaarschuwd niet op de vlucht
te gaan. Ondanks deze waarschuwing
vluchtten zij toch naar de rand van de stad
Vlaardingen. Op de vlucht werden allen
doodgeschoten. Uit de noodzakelijke gevolgen van deze verzetspogingen moge de bevolking blijken, dat de Duitse weermacht de
nakoming van haar beschikkingen met de
vereiste maatregelen doorzet.
62
Overleven onder een andere orde
Hoewel de gegevens uit het artikel overeenkomen met die van het politierapport,
wordt in het artikel gesproken over verzetspogingen. Was dit een bewuste
woordkeuze of had het te maken met gebrek aan juiste gegevens?
Evaluatie
Op het moment dat de vijf mannen in Vlaardingen werden doodgeschoten, was het vijfde jaar van de bezetting in volle gang. De bevolking van
het bezette Nederland had ruimschoots ervaren waartoe de Duitse overheerser in staat was. Gedurende de bezetting werd het optreden steeds
harder en meedogenlozer. De bezetter maakte in een vroeg stadium duidelijk dat zij het plegen van verzet, in welke vorm dan ook, niet tolereerde.52 Naast de toegenomen druk werden de eerste levensbehoeften,
zoals brandstof en voedsel, steeds schaarser.
Voedselvoorziening
In juni 1944 waren de Geallieerde legers op
de stranden van Normandië geland, waardoor er naast een oostelijk front ook een
westelijk front gevormd werd. Een voorspoedige opmars versterkte de hoop op een
in aantocht zijnde bevrijding. De geruchten
dat de Geallieerde troepen begin september 1944 op weg waren naar Rotterdam,
bleken helaas niet juist te zijn. De situatie
verergerd door het wegvallen van de trein,
want op 17 september 1944 had de regering in Londen het spoorwegpersoneel opgeroepen het werk neer te leggen. Deze
dag was bewust uitgekozen, omdat de Geallieerde legers in de omgeving van Arnhem begonnen waren met de operatie
‘Market Garden’. De staking was bedoeld
om de aanvoer van Duitse troepen en materieel te stagneren. De operatie mislukte,
waardoor ons land boven de grote rivieren
nog tot mei 1945 in de greep van de vijand
bleef. Door de spoorwegstaking werd het
economisch leven totaal ontwricht. Voor de
burger werd vooral de naderende winter,
die de geschiedenis zou ingaan als de hongerwinter, een zeer moeilijke periode.53 Bewoners van de grote steden trokken
massaal naar het platteland, waar ze tracht-
ten bij boeren en tuinders nog iets eetbaars
te bemachtigen. In veel gevallen moeten ze
hiervoor veel geld betalen of waardevolle
bezittingen ruilen. Het moeilijk verkregen
voedsel werd vaak onderweg of aan het
einde van de hongertochten door Duitse
militairen of landwachters afgenomen,
zodat de zeer zware en lange reis voor niets
geweest was.
Volgens de Vlaardingse historicus Klaas Kornaat werden in 1942 en 1943 de traditioneel heersende verhoudingen tussen
burgerij en overheid in hoog tempo afgebroken. De dagelijkse strijd om het bestaan
zou het leven van velen beheerst hebben.
Regels en ordehandhaving werden niet
meer belangrijk gevonden, waardoor er
heel wat gestolen, gesjoemeld en geheeld
werd. De economische omstandigheden,
het distributiesysteem en de vele regels van
de bezetter waren als oorzaken aan te wijzen voor normvervaging en misdadig gedrag.54
Uit de interviews en documenten blijkt dat
de groep, in wisselende samenstelling, bedreven was in het bemachtigen van voedsel. Naast stropen ‘bezochten’ ze onder
andere ook boeren die voldoende levens-
Deel 2
63
middelen in voorraad hadden en dit vaak
voor veel geld en waardevolle voorwerpen
ruilden. Tengevolge van het stelen van
voedsel had de groep een slechte reputatie
opgebouwd bij diverse boeren, middenstanders en burgers. Deze waren graag bereid
om informatie te verschaffen, omdat zij zich
slachtoffer voelden van deze diefstallen.
De politierapporten tonen aan dat leden
van de groep, wegens het overtreden van
een bepaald delict, regelmatig met de politie te maken kreeg. De politie zou echter
geen vat op de grootschalige economische
fraude en zwarte handel gehad hebben. De
‘vrije jongens’ die elk gewenst product konden ‘regelen’ en grote winsten opstreken,
konden zonder noemenswaardige beperkingen hun gang gaan. Binnen het politiekorps was wel een speciale groep, onder
leiding van inspecteur 2e klas A.G. Kloots,
belast met zaken betreffende fraude en
zwarte handel. Deze groep bestond aanvankelijk uit vijf en later uit zeven manschappen. De tientallen politierapporten
maken echter duidelijk dat vooral de kleine
man, die incidenteel wat rommelde, de
grootste kans had gepakt te worden,
omdat het politiekorps niet de middelen en
de mankracht bezat om de goed georganiseerde zwarte handel tegen te gaan.55
Volgens een kwantitatief onderzoek56 in
het gemeentearchief van Vlaardingen heeft
de politie in de periode november 1943 tot
november 1944 bemoeienis gehad met 197
kleine economische delicten, waaronder:
• diefstal van goederen;
• onrechtmatig voedsel transporteren;
64
Overleven onder een andere orde
•
•
•
•
vervalsing van voedselbonnen;
diefstal van konijnen;
verdacht van stroperij;
onrechtmatig op straat verblijven na spertijd en
• illegaal slachten van vee.
Politieman Landzaad had in deze zaken 52
arrestaties verricht. Landzaad zou actief
achter de groep aangezeten hebben, waarbij hij samen met politieman Bijl mensen
onder druk zette en zelf een beloning beloofde om aan gegevens te komen.
De militairen, die verantwoordelijk waren
voor het doodschieten van de vijf mannen,
zouden volgens een verklaring via de Ortskommandantur getipt zijn. Ensel was er van
overtuigd dat Bijl en Landzaad deze tip
hadden gegeven, nadat ze een van de
leden van de groep onder druk hadden
gezet. Leden van het Vlaardingse politiekorps hadden niet alleen achter de groep
aangezeten in verband met het overtreden
van bepaalde delicten, maar hadden hen
waarschijnlijk ook bij de vijand aangegeven.
Om een oordeel te vormen en na te gaan of
politiemensen hiertoe is staat waren, is het
van belang om te kijken hoe het politiekorps zich tijdens de bezetting ontwikkeld
heeft.
Het Vlaardingse politiekorps
Welke positie de Nederlandse politie in het
bezette land zou gaan innemen, was aanvankelijk volslagen onduidelijk. Volgens de
berichten van het nieuwe gezag bleef de
politie, indien nodig geholpen door de
Duitse politie, belast met de aan haar opgedragen taken. Voor de politieman zelf was
dit antwoord niet voldoende. Hij wist namelijk niet wat men van hem verwachtte en
vroeg zich af of en op welke manier hij zich
moest aanpassen aan de nieuwe situatie.
De bezetter verwachtte vergaande medewerking, terwijl de bevolking het tegenovergestelde leek te verlangen. Hierdoor
was het voor de politieman nauwelijks te
bepalen wanneer hij de grens van het toelaatbare had overschreden. Een kleine minderheid liet zich niet onderdrukken en koos
voor het verzet, terwijl anderen bereid
waren om de bezetter zoveel mogelijk van
dienst te zijn. De doorsnee politieman
bleef, evenals andere ambtenaren, zijn
werk doen om ‘erger te voorkomen’.57
Aan de hand van gegevens uit diverse interviews met voormalige functionarissen van
het Vlaardingse politiekorps blijkt dat er in
de tweede helft van de bezetting geen
foute dienders in het korps werkzaam
waren.58 De twee actieve NSB’ers, De Buck
en Schadee, waren naar elders vertrokken
en degenen die lid waren geweest of openlijk sympathiseerden met de Duitsers waren
‘grensgevallen’ met een verhaal. Zo werd
hoofdagent F.J.K. van Bilsen ontslagen wegens ‘gebleken onbetrouwbaarheid’. Hij
was door zijn collega’s weggewerkt wegens
zijn extreme pro-Duitse gedrag.59 Hieruit
zou geconcludeerd kunnen worden dat
Landzaad en Bijl niet fout waren.
Na de bevrijding waren in verband met de
zuivering van het politieapparaat enkele
klachten tegen Landzaad ingediend. Een
van die klachten was afkomstig van A.K.
Maltha. Naar aanleiding van verschillende
stukjes in de krant ‘over zuiveren’ vroeg hij
zichzelf af wat voor een toneelstukje de Politieke Opsporingsdienst (POD) Vlaardingen
speelde. Maltha had een optocht gezien
waarin ook een landverrader deelnam. Dit
wierp volgens hem een grote blaam over de
POD. Het ging hier om politieman Landzaad, die nota bene nog gepromoveerd was
ook. Hier walgde Maltha van. Kort daarvoor was hij persoonlijk bij de POD geweest
en had de zaak uiteengezet, maar er werd
geen notie van genomen. Zijn zwager, H.
Westerhoft uit Den Haag, waar hij het voor
deed omdat hij zelf geen tijd had, was namelijk tijdens de bezetting samen met
Engel Voerman uit Vlaardingen door Landzaad gearresteerd voor het doorknippen
van draden. Hiervoor was hij aan de bezetter overgedragen. Dit had het leven van de
twee jongens kunnen kosten. Maltha vroeg
zich af of de POD geen overheidspersoneel
aan durfde te pakken. Maltha was zelf lid
van een knokploeg geweest. Hij had zodanig ook actief voor het verzet gewerkt en
kon dit derhalve niet aanzien. Zo’n zelfde
schrijven stuurde hij ook naar de militaire
commandant van Rotterdam en hij was tevens aan het werk om deze schandalige
praktijken ook op een andere wijze aan het
licht te brengen. Zijn plan was enige duizenden pamfletten te laten drukken en in
Vlaardingen te verspreiden.
Naar aanleiding van een proces-verbaal, opgemaakt door de onbezoldigd rijksveldwachter Teunis van der Caaij, werkzaam bij
de POD van Vlaardingen, werd door Meewis ‘t Jong, wachtmeester en Postcommandant in Klundert, gedetacheerd bij
Politiereserve Rotterdam, Peloton II, op 17
augustus 1945 een nader onderzoek inge-
Deel 2
65
steld. De getuigenverklaringen waren
vooral positief. Arendje Molenaar-Boer verklaarde dat op 11 augustus 1944, rond
23.15 uur, bij haar werd aangebeld. Nadat
haar man naar beneden was gegaan, bleek
dat er zes landwachters60 voor de deur stonden. Vier van hen kwamen naar binnen en
doorzochten de woning. Volgens Arendje
hadden ze op dat moment onderduikers in
huis. Terwijl die vier landwachters beneden
in de woning bezig waren, was een van die
onderduikers naar het dak van de woning
gevlucht, omdat het wachten hem te lang
duurde en hij de zaak niet vertrouwde. Hij
maakte daarbij wat gestommel, hetgeen
gehoord werd door de landwachters, die
vervolgens direct naar boven renden. Zij
vonden de jongen en arresteerden hem.
Terwijl zij met een en ander bezig waren,
was Landzaad in de nabijheid van de woning gekomen, omdat buren hem hadden
gewaarschuwd. De buren dachten dat er
dieven aan het werk waren, aangezien
toentertijd veel gestolen werd in die buurt.
Zodoende en op geen andere wijze was
Landzaad volgens Arendje die nacht in contact gekomen met de Landwacht. Van een
vrijwillige aanbieding door Landzaad tot
medewerking aan arrestatie van onderduikers was dan ook geen sprake en was dit
wel het geval geweest, dan had hij geen
ander motief gehad dan de onderduikers
uit hun handen te houden.
Adrianus Hubertus Angenent, adjunct-inspecteur Distributie uit Vlaardingen, legde
eveneens een verklaring af. Iets ten nadele
van Landzaad kon hij niet zeggen. Landzaad was de illegaliteit altijd ter wille geweest en had het mogelijk gemaakt dat er
66
Overleven onder een andere orde
wapens en munitie bij de Duitsers achterovergedrukt konden worden. Hij had Angenent persoonlijk gewaarschuwd, toen het
meisje Koudenberg uit Vlaardingen door de
Duitsers gearresteerd was, waarna uit het
huis van dit meisje een Duitse karabijn met
driehonderd patronen gehaald kon worden. Als Landzaad eventueel zijn hulp aan
de leider van de Landwacht had aangeboden, dan had hij dat volgens Angenent uitsluitend gedaan met het doel, de door die
lui gearresteerde personen, indien mogelijk
uit hun handen te houden. De geruchten
die hieromtrent destijds in Vlaardingen gingen, had Angenent verteld aan de leiding
van de knokploeg in Vlaardingen met de
bedoeling die praatjes de kop in te drukken. Angenent besloot zijn verklaring met
de opmerking dat het politiekorps van
Vlaardingen tijdens de bezetting blijk had
gegeven van een goede Nederlandse houding en hij had bewondering voor hen allen.
Landzaad legde zelf een verklaring af over
de vriendschappelijke betrekkingen die hij,
volgens een briefje uit zijn dossier, zou hebben onderhouden met de in dienst van de
Sicherheitsdienst (SD) zijnde V.d. Snoek uit
Vlaardingen. Deze betrekkingen hadden
volgens hem inderdaad bestaan. De vriendschap werd door hem echter onderhouden
met medeweten van de plaatsvervangend
leider van de Knokploeg Vlaardingen, Piet
1. Deze vriendschap was namelijk bedoeld
om V.d. Snoek en zijn verloofde, zuster Kannegieter, uit het ziekenhuis aan de Hofsingel, zo nodig na de val van Duitsland te
kunnen arresteren. Tevens had dit tot doel
te trachten inlichtingen van hem te verkrijgen over SD-zaken tegen Vlaardingers. Ten-
gevolge van deze vriendschap kreeg Landzaad enige tijd voor de val van Duitsland
van V.d. Snoek een briefje waarop de adressen stonden vermeld waar hij en zijn verloofde na de val van Duitsland zouden
onderduiken. Inspecteur M. v.d. Berg verklaarde dat de vriendschap van Landzaad
met V.d. Snoek gecamoufleerd was en dateerde van na de septemberdagen van
1944. V.d. Snoek zat in de knoei en zocht
toenadering met Landzaad. Laatstgenoemde heeft hem wat aan het lijntje gehouden en is van het standpunt uitgegaan,
dat hij V.d. Snoek t.z.t. kon laten arresteren.
Bij verdere door M. ‘t Jong ingewonnen informatie was hem gebleken dat Landzaad
als een goed rechercheur moest worden
aangemerkt en niets van ontrouw aan de
wettelijke regering van Nederland was gebleken.61 Naar aanleiding van het onderzoek werd volgens een besluit van de
minister van Justitie van 17 januari 1947
tegen Landzaad ingevolge de zuivering
geen maatregelen genomen. Hetzelfde
gold voor politieman Bijl, ook in zijn zaak
waren geen bezwarende feiten gevonden.
Landzaad was dus officieel gezuiverd, maar
kon mogelijk de druk niet aan. Enige tijd na
de bevrijding nam hij ontslag en werd aangesteld als beveiliger bij de werf Wilton
Feijenoord in Schiedam. Tijdens zijn werk
zou hij, naar aanleiding van zijn rol in de
oorlog, door diverse mannen in elkaar geslagen zijn.
In de onderzoeken betreffende de politiezuivering werd nergens iets geschreven
over de bewuste nacht en de dood van de
vijf mannen. Dit gebeurde wel in een ander
onderzoek. Naar aanleiding van een opsporingsrapport, opgemaakt door agent N.
Vermaat, werkzaam bij de recherche in
Vlaardingen, werd door de Sub Commissie
Opsporing Oorlogsmisdrijven Zuid-Holland
een nader onderzoek ingesteld. Vermaat
had de tekst uit het politierapport bijgevoegd en daarbij opgemerkt dat naar zijn
mening en de mening van zijn collega’s
Engberts en Hofman de schietpartij een gevolg was van de onvoorzichtigheid van de
betrokken personen en dat hier niet aan
moord gedacht behoefde te worden. Tengevolge hiervan maakten twee leden van
de Sub Commissie op 12 oktober 1946 rapport op, waarin zij aangaven dat uit het
verder door hen ingestelde onderzoek van
enig oorlogsmisdrijf niets had kunnen blijken.
Het is enigszins opmerkelijk dat in het bijschrift van Vermaat de naam van J. Hofman
genoemd wordt. Zeker als dit dezelfde
Hofman is die de groep regelmatig waarschuwde, een vriend van Arie was en in het
mortuarium tegen enkele nabestaanden
had gezegd dat ze dit nooit mochten vergeten, terwijl hij de verklaring van de bezetter
over het gebeuren in twijfel trok. Waarom
was deze twijfel na de bevrijding verdwenen? Was hij bang dat er teveel losgemaakt
zou worden of had dit te maken met zijn
verzetsactiviteiten? De echte verzetsmensen
hadden immers door middel van een erecode afgesproken dat er nooit iets van hun
daden naar buiten gebracht mocht worden.
Velen hielden zich aan deze code, waardoor
er weinig over het verzet bekend is. Voor
de evaluatie is het wel van belang om te
Deel 2
67
kijken naar de verzetsdaden van de groep,
om zoveel mogelijk te achterhalen of dit
een oorzaak kan zijn van de aanslag.
Verzet
Het toenemend aantal verordeningen
zorgde ervoor dat iedereen in toenemende
mate in zijn bewegingsvrijheid beperkt
werd. Langzaamaan gingen individuele en
groepen Nederlanders zich hiertegen verzetten. De Schiedammer B. IJzerdraat was
één van de eersten die openlijk protesteerde. Hij begon direct na de capitulatie
van het Nederlandse leger met het schrijven
en verspreiden van een protestbrief, getiteld ‘Geuzenbericht’. Het was de bedoeling
dat de ontvanger de brief vermenigvuldigde en verder verdeelde. IJzerdraat kwam
hierdoor in contact met mensen die er hetzelfde over dachten. De verzetsorganisatie
‘De Geuzen’, die hierna ontstond en na een
half jaar waarschijnlijk duizend leden telde,
hield zich bezig met sabotage, spionage en
bewapening. Doordat een van de leden iets
te ijverig was met het doorvertellen van geheime zaken en dit vervolgens via de Nederlandse politie bij de SD terechtkwam,
werd het balletje aan het rollen gebracht.
Na de eerste aanhoudingen en verhoren
van, onder andere diverse Vlaardingers,
volgden al snel nieuwe aanhoudingen.
Door deze vroege harde actie van de bezetter waren anderen gewaarschuwd en dit
was juist de opzet. Degenen die nog wat
tegen de bezetter wilde ondernemen moest
zeer voorzichtig te werk gaan.
Volgens de verklaringen had vooral Arie
Struijs, samen met Cor van Dijk, contact met
het verzet en waren daarnaast mogelijk be-
68
Overleven onder een andere orde
trokken geweest bij verzetsactiviteiten. Ook
al leverden de onderzoeken en gesprekken
met voormalige leden van het verzet niet
voldoende referentiemateriaal en bewijzen
op, kunnen de gegevens uit de verklaringen
wel als betrouwbaar beoordeeld worden.
Veel direct betrokkenen hadden onafhankelijk van elkaar verklaard dat ze onder andere valse persoonsbewijzen gezien hadden
en een enkeling had briefjes rondgebracht
of op een andere manier geholpen. Arie
zou bijvoorbeeld diverse papieren van het
(communistische) Rotterdamse verzet gekregen hebben en regelmatig een adres
aan de Slaghekstraat in Rotterdam-Zuid bezocht hebben. Volgens een studie over het
CPN-verzet waren er in de Slaghekstraat inderdaad verschillende adressen waar leden
van het communistische verzet woonden.62
Van betrokkenheid zou ook sprake geweest
zijn bij een aantal liquidaties, zoals de aanslag op de NSB’er Stuit. Uit de verklaringen
wordt niet duidelijk wie de trekker daadwerkelijk heeft overgehaald. In ieder geval
zou er ten minste sprake geweest zijn van
hulpverlening. Ook wordt er in de verklaringen gesproken over het wegwerken van
jutte zakken. Uit een recent onderzoek is
gebleken dat in Rotterdam uit verschillende
knokploegen een groep van ongeveer vijftien KP’ers was samengesteld, die zich specialiseerde in het liquideren van foute
Nederlanders en Duitsers. Daarnaast was er
een aparte lijkenophaalploeg, die de in jutezakken genaaide lichamen naar waterrijke plaatsen bracht, zoals havens. Het op
deze wijze verpakken en wegwerken van
de lijken stond in KP-kringen bekend als de
‘zakken-manier’.63
In de meeste gevallen werden aanslagen,
waarbij leden van de bezettingsmacht of
hun handlangers om het leven kwamen, direct gewroken door middel van vergeldingsacties. De mogelijkheid bestaat dat de
bezetter te weten was gekomen dat enkele
leden van de groep of familieleden betrokken waren geweest bij de liquidatie van
Stuit, zodat het nemen van vergeldingsmaatregelen gerechtvaardigd was. Tot
begin september 1944 zijn deze acties
onder de codenaam ‘Silbertanne’ uitgevoerd door een speciale groep van de Nederlandse SS. De slachtoffers werden vaak
meegelokt of aangehouden en onderweg,
zogenaamd op de vlucht, doodgeschoten.64
In het geval van een Silbertanne-actie
wezen plaatselijke leiders meestal de slachtoffers aan, die een belangrijke maatschappelijke positie innamen. Een Vlaardingse
NSB’er die dit gedaan zou kunnen hebben,
is de leider van de Landwacht, Pieter Boot.
Hij was immers al een keer door leden van
de groep onder druk gezet. Het is echter
niet aannemelijk dat hij hiervoor de kans
gekregen heeft, want op ‘Dolle Dinsdag’65,
ongeveer een week nadat Boot de weduwe
van Stuit had ingelicht over de dood van
haar man, vertrok hij vanuit Rotterdam via
Amsterdam naar Westerbork. Hij keerde tijdens de bezetting niet terug naar Vlaardingen.
Vanaf september 1944 werden de vergeldingsacties door manschappen van de bezetter uitgevoerd. Deze acties vonden niet
heimelijk plaats, maar meestal in het openbaar op de plek waar het verzet haar werk
had gedaan. In de meeste gevallen werden
deze vergeldingsacties als waarschuwing in
de dagbladen en op aanplakbiljetten bekend gemaakt.
Een vergeldingsactie als motief voor het
doodschieten van de vijf mannen is gezien bovenstaande niet aannemelijk,
want de mannen waren geen notabelen
uit Vlaardingen. Hoewel de aanslag door
de burgemeester van Rotterdam wel als
waarschuwing gebruikt is, stond deze
waarschuwing niet in het teken van door
de groep gepleegde verzetsactiviteiten,
want hoewel in het artikel gesproken
wordt van verzetspogingen, staat er duidelijk in dat de mannen op de vlucht
waren doodgeschoten.
Een vooraf geplande actie om de mannen
vanwege hun verzetsactiviteiten in de val
te laten lopen, is eveneens twijfelachtig.
Indien dit wel het geval geweest zou zijn,
dan had bezetter de mannen niet door
drie militairen laten overbrengen, aangezien de kans op ontvluchting veel te groot
was.
Ook het tijdens de duisternis oppakken
van de mannen in het open veld past niet
in het beeld van het in de val laten lopen
van verzetsmensen. De bezetter zou hierbij niets aan het toeval hebben overlaten
en zoals gebruikelijk met veel meer mankracht, waaronder manschappen van de
SD en Sicherheitspolizei (SIPO), ter plaatse
zijn geweest.
Deel 2
69
Conclusie
Hoewel tijdens het onderzoek veel bijzondere feiten gevonden zijn, hebben deze feiten meer vragen opgeroepen dan ze konden beantwoorden
en helaas was er te weinig referentiemateriaal voorhanden om de gegevens uit de gesprekken te verifiëren. Daarom is het niet of nauwelijks mogelijk om tot een wetenschappelijk verantwoorde conclusie te komen.
Toch bieden de gesprekken en documenten veel aanknopingspunten.
Een van de weinige vaststaande feiten is
dat de vijf mannen op de avond van de 27e
oktober 1944 op pad gingen om voedsel te
bemachtigen. Ook de plek waar ze dit zouden gaan doen is bekend. Over wat er verder die bewuste avond en nacht gebeurd is,
kan alleen maar gespeculeerd worden. Vele
vragen zullen dan ook onbeantwoord blijven. Een van de vragen die gesteld kan worden; hadden de mannen een misdrijf
gepleegd, zoals diefstal of stroperij, waardoor ze werden aangehouden?
Diefstal of stroperij?
Uit de gesprekken blijkt dat de groep, al
dan niet in een andere samenstelling, vaker
naar dezelfde omgeving geweest was en
het gebied daarom goed kende. Dit moet
ook wel, want vanwege de verduistering
was het overal pikdonker. Kennis van de
omgeving was dan ook zeer belangrijk,
waarbij de duisternis juist ook een bondgenoot kon zijn. Volgens het politierapport
werd de groep omstreeks 23.30 uur door de
Duitse post van de Laan van Boles, aan de
Kethelweg aangetroffen, terwijl ze in de
nabijheid van deze post in het weiland liepen. Ze hadden verklaard dat ze wilden
gaan melken en vissen.
Het ‘organiseren’ van voedsel had niet voor
70
Overleven onder een andere orde
de eerste keer plaatsgevonden. De meeste
mannen waren vaker op pad geweest om
levensmiddelen te bemachtigen. Volgens de
letter van de wet werd hierdoor een misdrijf gepleegd, want de goederen werden
meestal zonder toestemming van de rechtmatige eigenaar toegeëigend. In de bezettingstijd was het echter soms geoorloofd
om de wet te overtreden, want door de distributiemaatregelen en voedselschaarste
was het voor het armste gedeelte van de
bevolking moeilijk om zich in leven te houden. Zij hadden geen geld of waardevolle
goederen om karige rantsoen aan te vullen.
Uit de verklaringen blijkt dat de mannen de
‘gestolen’ goederen gebruikten om buurtbewoners en onderduikers van voedsel te
voorzien. Sommige leden van de groep
waren vanwege de diefstallen door de politie aangehouden, maar werden meestal
snel vrijgelaten. Dit gold overigens voor
vele overtreders van kleine vergrijpen. In de
strijd tegen veel voorkomende overtredingen kreeg de politie op 1 december 1942
een nieuw middel in handen. Onder andere
bij lichte overtredingen had de optredende
politieambtenaar de bevoegdheid om, in
plaats van proces-verbaal op te maken, aan
de overtreder een aan kosten onderworpen
waarschuwing uit te reiken. De kosten van
deze waarschuwing lagen tussen ƒ 1,- en
ƒ 5,- en moesten ter plaatse aan de politieambtenaar worden voldaan.66
Waarschijnlijk kon de groep ook profiteren
van de goede contacten met enkele Vlaardingese politiemannen, zoals Jo Hofman.
De bescherming van de politie was heel belangrijk, want er waren diverse groepen en
personen die uit naam van het verzet overvallen pleegden en zich verrijkten, omdat
ze de geroofde goederen voor een zeer
hoge prijs verkochten of ruilden. Uit verklaringen blijkt dat de mannen de goederen
weggaven. Hierdoor hebben ze waarschijnlijk enkele mensen van de hongerdood
gered. Daarnaast was vastgesteld dat de
mannen niet in het bezit waren van grote
sommen geld, waardoor van zelfverrijking
geen sprake was.
Op de bewuste avond waren de mannen
in het bezit van melkkannen en melkflessen. Tijdens de confrontatie met de Duitse
militairen zou geconstateerd zijn dat de
kannen en flessen leeg waren, waaruit geconcludeerd kan worden dat ze nog onderweg waren, waardoor er ook geen
sprake geweest is van een arrestatie naar
aanleiding van een gepleegd misdrijf.
Overtreding van een van de vele verordeningen van de bezetter, zoals zich in spertijd buiten bevinden, wordt daarentegen
niet uitgesloten.
Overtreding van de spertijd?
Op het moment dat de groep door Duitse
militairen werd aangetroffen was de spertijd al ingegaan. Spertijd hield in dat na een
bepaalde tijd niemand zich zonder toestemming op straat mocht begeven. Werd iemand desondanks in spertijd buiten
aangetroffen, dan volgde meestal een proces-verbaal of een geldboete, waarna de
overtreder werd heengezonden. Aan het
einde van de bezetting kwam hier verandering in. Wanneer iemand in spertijd buiten
was en zich daarbij ook nog op verboden
gebied bevond, dan waren de Duitse militairen door de gewijzigde omstandigheden
vaak meedogenloos, aangezien zij bang
waren voor sabotage of spionage.
Voorheen was de spertijd geen obstakel geweest voor de mannen. Ze zorgden ervoor
dat ze voor die tijd in het veld waren en na
afloop van de verboden tijd gingen ze
meestal met de ‘buit’ naar huis. Een confrontatie met de bezetter was ook nog
nooit een probleem geweest, want de manschappen, die oorspronkelijk de stellingen
moesten bedienen en bewaken, waren niet
gevaarlijk. Het zouden gemoedelijke en
niet fanatieke veteranen uit de Eerste Wereldoorlog geweest zijn, waarmee ze voorheen wel eens koffie dronken en zelfs
gehandeld hadden. Klaas Kornaat beschreef de situatie als volgt:
In de laatste fase van de oorlog bevonden
zich in Vlaardingen alleen nog gedesillusioneerde soldaten, meestal oudere, slecht getrainde lieden, die naar het einde van de
oorlog verlangde. Waren officieren soms
bereid het met de Vlaardingers op een
Deel 2
71
akkoordje te gooien, de gewone manschappen waren bijzonder onvoorspelbaar in hun
gedrag. Voeg daarbij de nachtelijke activiteiten van honderden mensen op zoek naar
voedsel en brandstof en het is duidelijk dat
een confrontatie met Duitsers levensgevaarlijk kon zijn.67
Indien ’s nachts honderden mensen op
zoek waren naar voedsel en brandstof,
waarom werden dan alleen de vijf mannen opgepakt. Overtreding van de spertijd
kan één van de oorzaken zijn van het oppakken van de mannen, maar was de confrontatie tussen de vijf mannen en de
Duitse militairen wel een toevallige confrontatie?
Toevallige confrontatie?
Andries Ensel zou volgens zijn zoon ervan
overtuigd zijn dat de politiemannen Bijl en
Landzaad de Duitsers getipt hadden. De benodigde informatie hadden ze gekregen
door een lid van de groep onder druk te
zetten. De plotselinge afmelding van Leen
Smit riep bij sommigen vragen op. Na de
bevrijding zouden Willem Struijs en Andries
Ensel een lid van de familie Smit ‘indringend’ gesproken hebben. Of dit Leen Smit
is geweest, is niet bekend.68 Arie zou overigens via Jo Hofman geweten hebben dat de
Duitsers vanwege zijn activiteiten interesse
in hem hadden.
Een binnengekomen tip bij de bezetter over
de actie van de groep is een optie die niet
uitgesloten mag worden. Aangezien de
groep door hun activiteiten vijanden had
72
Overleven onder een andere orde
gemaakt, zouden meerdere personen als
tipgever in aanmerking kunnen komen. Iemand die er zeker voor in aanmerking komt
is politieman Landzaad. Hij zat achter de
groep aan, maar het lukte hem niet de
mannen veroordeeld te krijgen. Telkens
werden ze na een kort verblijf in het politiebureau vrijgelaten. Mogelijk was hierdoor tussen Landzaad en enkele leden van
de groep een persoonlijk vete ontstaan.
Naast Landzaad waren er nog meer mensen
die niet blij waren met de acties van de
groep, want onder hun ‘slachtoffers’ bevonden zich onder andere (NSB)boeren die
voedsel vasthielden om de prijs op te drijven en daarnaast voedsel voor veel geld
verkochten of voor waardevolle voorwerpen ruilden. Het is dan ook mogelijk dat
van deze groep iemand op de hoogte was
van de plannen van de vijf mannen op de
bewuste avond en dit heeft doorgegeven
aan de bezetter of een van hun handlangers.
Door het geven van een tip kon de groep
zonder tussenkomst van het Vlaardingse
politiekorps en dus zonder bescherming
overgeleverd worden aan de bezetter.
Ook de huiszoekingen, die nog dezelfde
nacht plaatsvonden, passen niet in het
beeld van een toevallige confrontatie.
Mogelijk heeft de tipgever eveneens informatie verstrekt over andere
(verzets)activiteiten van de mannen. Ging
de bezetter daarom over tot een vergeldingsactie?
Vergeldingsactie?
Dat vooral Arie Struijs contacten heeft
gehad met het verzet en zelf betrokken is
geweest bij verzetsactiviteiten is duidelijk.
Het is echter niet aannemelijk dat de bezetter volledig op de hoogte was van deze activiteiten. Indien dit wel het geval was
geweest, dan zouden ze eerder in actie gekomen zijn. Daarom is er mijns inziens geen
sprake geweest van een geplande liquidatie
als vergelding voor eerder gepleegde verzetsdaden, met vooraf een verhoor en mishandeling. Desondanks is het wel mogelijk
dat de mannen als saboteurs of spionnen
gezien werden, aanzien ze zich in spertijd
in de nabijheid van een Duitse Stelling bevonden.
Na de invasie van de geallieerde legers op
de stranden van Normandië veranderde het
beleid van de bezetter drastisch. In juli 1944
vond er een bespreking plaats waarbij alle
leiders van de SD en Sicherheitspolizei (Aussendienststellenleiters) aanwezig waren. Tijdens de bespreking werd een overzicht
gegeven over de veranderde toestand en
over nieuwe bevelen die door de Führer en
het oppercommando van de Wehrmacht
gegeven waren. Tevens werd medegedeeld
dat de Gerichtbarkeit in Nederland opgeheven werd en de gerechten hun werkzaamheden staakten.
De Aussendienststellenleiters kregen alle
volmachten op het zogenaamde executieve
terrein. Dit wilde zeggen dat de taak van de
Aussendienststellenleiters, die tot dan toe
beperkt was tot het opsporen, arresteren
en verhoren van politieke tegenstanders,
werd uitgebreid. Feitelijk kwam het er op
neer dat iedere Aussendienststellenleiter,
na elk geval uitvoerig te hebben onder-
zocht, aan de hand van de toen geldende
wetten en de algemeen bekende praktijken
van de voorheen werkzame rechtbanken,
ook het vonnis kon vellen. In de praktijk
kwam het erop neer dat Aussendienststellenleiters in alle gevallen waarop de doodstraf stond, zelfstandig moesten en konden
beslissen. Deze bevoegdheid was ook gegeven aan de plaatsvervangers van de Aussendienststellenleiters.
Op 11 september 1944 werd het bevel betreffende ‘Bekämpfung von Terroristen und
Saboteure’ het zogenaamde Niedermachungsbefehl uitgevaardigd. Zo bestonden
er twee bevelen, het eerste (Führerbefehl)
voor Nederlandse personen, die gearresteerd waren en waarvan het oordeel over
deze personen aan de Aussendienststellenleiter was overgelaten en het tweede (Niedermachungsbefehl ) betreffende alle
Nederlandse personen die zich aan bepaalde in dat bevel genoemde feiten hadden schuldig gemaakt en ter plaatse tijdens,
of kort na de arrestatie onmiddellijk moesten worden doodgeschoten.69 Het is niet
aannemelijk dat de mannen naar aanleiding van zo’n bevel zijn doodgeschoten,
aangezien er waarschijnlijk geen contact
geweest is met de leider van de Sipo und SD
in Rotterdam.
In enkele verklaringen wordt gesproken
over opgelegde schoten, wat betekent dat
de slachtoffers van dichtbij door het hoofd
geschoten zijn. Een schot in het voorhoofd
is echter geen bijzonderheid. Na een schietpartij of liquidatie gingen de Duitsers vaak
over tot het geven van een genadeschot,
om te voorkomen dat hun tegenstanders
onnodig leden of om er zeker van te zijn
Deel 2
73
dat ze dood waren. In de vele door mij onderzochte liquidaties in Rotterdam is door
de Duitse militairen, meestal door de commandant van het executiepeloton, altijd gebruik gemaakt van genadeschoten.
De schoten door het hoofd, afwijkende
tijdstippen, huiszoekingen achteraf,
verwondingen, deelname aan verzetsactiviteiten en de vraag waarom juist deze
vijf mannen werden opgepakt en doodgeschoten, waren bijzondere omstandigheden die vooral bij de nabestaanden veel
vragen hebben opgeroepen.
Was het doodschieten van de
vijf mannen door de bezetter een
rechtvaardige daad?
Dat er na de bevrijding geen diepgaand onderzoek gestart is naar de dood van de vijf
mannen kan te maken hebben met het feit
dat, zoals een van de nabestaande schreef,
de mannen weinig maatschappelijke status
hadden en als stropers bekend stonden, die
door onvoorzichtigheid waren doodgeschoten en daarom de dood aan zichzelf te danken hadden.
Na de bevrijding onderzocht de Sub Commissie Opsporing Oorlogsmisdrijven ZuidHolland of de vertegenwoordigers van de
bezetter een oorlogsmisdrijf hadden gepleegd. Het onderzoek had uitgewezen dat
van enig oorlogsmisdrijf niets had kunnen
blijken. De drie verantwoordelijke militairen konden dus, zonder dat ze voor de
rechtbank verschenen waren, naar Duits-
74
Overleven onder een andere orde
land terugkeren. Was het onderzoek van de
Sub Commissie wel zorgvuldig uitgevoerd
en hadden de militairen toch niet berecht
moeten worden, want hadden ze niet vijf
onschuldige mannen doodgeschoten?
De berechting van leden van de Duitse bezettingsmacht, die het Nederlandse volk
hadden onderdrukt, leek na de bevrijding
in eerste instantie goed georganiseerd en
voorbereid te zijn. Begin 1942 hadden de
Geallieerden in Londen reeds een verdrag
gesloten, waarin zij besloten hadden na de
bevrijding hulp te verlenen bij de opsporing
en berechting van de Duitse oorlogsmisdadigers. In de daarop volgende periode werd
het verdrag verder uitgewerkt, waardoor
onder andere de United Nations War Crimes
Commission werd opgericht. In augustus
1945 werd besloten de Duitse leiders te
laten berechten door een nog op te richten
Internationaal Tribunaal. In Nederland
kwam alleen Rijkscommissaris Seyss-Inquart
hiervoor in aanmerking. Hij werd door het
Tribunaal, dat in het Duitse Neurenberg zetelde, ter dood veroordeeld. De overige
Duitse delinquenten konden door de speciale rechtbanken van de bezette landen zelf
berecht worden. Zodoende was de Nederlandse regering in Londen begonnen met
het ontwerpen van regels die de berechting, van zowel Nederlanders als leden van
de Duitse bezettingsmacht, mogelijk moest
maken. Nadat de Duitsers gecapituleerd
hadden dacht de Nederlandse regering voldoende regelgeving te hebben om de Duitsers met goed gevolg door de bijzondere
rechtsprekende organen berecht te krijgen.
De Bijzondere Raad van Cassatie oordeelde
in een arrest van 17 februari 1947 echter
anders. Volgens de Raad was de Nederlandse rechter, gezien de toen geldende regels, niet bevoegd om oorlogsmisdrijven
van Duitsers te berechten. Wijziging van
het Besluit Buitengewoon Strafrecht was
noodzakelijk om de rechter die rechtsmacht
wel toe te kennen. Omdat deze wijziging
pas op 10 juli 1947 plaatsvond, liep de berechting van de Duitsers een behoorlijke
vertraging op. Het grootste gedeelte van de
Duitsers werd daarom na 1947 berecht, wat
voor henzelf juist geen nadelige gevolgen
opleverde, omdat door verschillende oorzaken de straffen milder werden. Onder andere de afgenomen belangstelling voor de
Bijzondere Gerechtshoven en betere cassatiemogelijkheden hadden hiermee te
maken. Uiteindelijk werden in Nederland
242 Duitsers berecht. Hiervan kregen er 18
de doodstraf, 6 levenslange gevangenisstraf
en 179 werden veroordeeld tot gevangenisstraffen, variërend van 5 maanden tot 20
jaar. Van de 18 ter dood veroordeelden
werden er 5 ook daadwerkelijk geëxecuteerd. De overigen kregen een gevangenisstraf opgelegd.70
Indien de berechting van de Duitsers direct
na de bevrijding begonnen was, dan is het
nog maar de vraag of de drie Duitse militairen wel gestraft waren. Andere leden van
de bezettingsmacht die van zwaardere vergrijpen verdacht werden, konden veelal na
voorarrest zonder strafoplegging naar
Duitsland terugkeren. Een voorbeeld hiervan was de commandant van het Rotterdamse executiepeloton. Deze zat in Vught
vast op verdenking van het plegen van oorlogsmisdrijven tegen de menselijkheid,
omdat hij in minstens zestien gevallen zon-
der vorm van proces Nederlanders, ten gevolge van represaillemaatregelen, had laten
neerschieten. Hoewel de commandant deswege meermalen ernstig ten nadele van
het Nederlandse volk was opgetreden, was
niet gebleken dat hij uit eigen initiatief gehandeld had en werd daarom buiten vervolging gesteld.
Ondanks het toepassen van Bijzondere
Rechtspleging en de daaraan verbonden
richtlijnen en uitspraken lijkt het, zeker
als de huidige maatstaven gehanteerd
worden, zeer onrechtvaardig dat de
Duitse militairen die vijf onschuldige mannen hebben doodgeschoten daarvoor na
de bevrijding niet berecht zijn. Hierbij
mag echter niet vergeten worden dat de
aanslag plaatsvond in een periode waarin
de Nederlandse wetgeving voor een groot
deel buitenspel stond en vervangen was
door regels en verordeningen van de bezetter. Bij het beantwoorden van de vraag
of de mannen ontrecht zijn doodgeschoten moet dus vooral gekeken worden
naar de periode waarin deze gruwelijke
gebeurtenis heeft plaatsgevonden, zodat
het in het juiste perspectief geplaatst kan
worden.
Deel 2
75
Het (de) meest voor de hand liggende
scenario (‘s).
Een gedetailleerde reconstructie van de fatale nacht is op basis van de onderzoeksresultaten niet mogelijk. Over het tijdstip van
vertrek en het tijdstip waarop ze zijn aangehouden is veel onduidelijkheid. Corrie
Hofman-Hartog verklaarde dat ze die
avond op de normale tijd, rond 18.00 uur,
gegeten hadden en dat haar vader daarna
is weggegaan. Volgens het politierapport
werd de groep, omstreeks 23.30 uur, door
de Duitse post van de Laan van Boles, aan
de Kethelweg aangetroffen, terwijl ze in de
nabijheid van deze post in het weiland liepen.
Nabestaanden van een getuige die de schoten gehoord had, verklaarden dat hun
vader na 20.00 uur via de Begoniastraat
naar de Bebberspolder liep om daar hout te
sprokkelen. Hij keerde omstreeks 22.30 uur
terug en vertelde thuis dat hij iets verschrikkelijks had gehoord. Iemand had verteld
dat de Duitsers een aantal mannen had
neergeschoten. De getuige had zelf de
schoten gehoord toen hij in de polder
was.71
Het tijdsverschil heeft geen invloed op de
conclusie, want een vaststaand feit is dat op
beide tijdstippen de spertijd al was ingegaan en dat de mannen daardoor een verordening van de bezetter hadden
overtreden. Voorheen leverde dit nauwelijks problemen op, omdat ze in deze omgeving al vaker en onder dezelfde
omstandigheden contact hadden gehad
met de aldaar gelegerde Duitse militairen.
De situatie zal na september 1944 in ver-
76
Overleven onder een andere orde
band met het naderende front mogelijk
veranderd zijn, waardoor het aannemelijk is
dat de stellingen door fanatiekere militairen overgenomen waren. Sommigen hadden de overtuiging dat de militairen
vanwege een tip op de hoogte waren van
de komst en mogelijk ook van de activiteiten van de mannen, waardoor er van een
toevallige confrontatie geen sprake is geweest.
Een vooraf geplande vergeldingsactie met
een daaraan verbonden verhoor en mishandeling naar aanleiding van (verzets)activiteiten kan uitgesloten worden, omdat de
bezetter in dat geval zeker eerder maatregelen genomen zou hebben. Behoudens arrestatie, in verband met de spertijd, was er
waarschijnlijk geen andere aanleiding om
de mannen op de pakken, omdat ze onderweg waren en daardoor nog geen andere
overtreding of misdrijf hadden gepleegd.
Na aanhouding werden de vijf mannen
door drie Duitse militairen overgebracht
naar het gebouw van de Ortskommandant.
Hoewel de drie militairen gewapend waren,
is het waarschijnlijk zeker dat de mannen
onderweg getracht hebben hen, geholpen
door de duisternis, te overmeesteren, met
als gevolg dat de militairen direct op de
mannen geschoten hebben. Ze hadden immers vooraf duidelijk gewaarschuwd. De
verwondingen, die achteraf duidelijk zichtbaar waren, moeten de mannen tijdens de
korte confrontatie met de Duitse militairen
opgelopen hebben. Met blote handen vechten tegen gewapende en mogelijk goed getrainde militairen was een ongelijke strijd.
Na deze gruwelijke gebeurtenis zijn de lichamen van de vijf mannen overgebracht
naar het mortuarium. Daar zijn de lichamen, zoals gebruikelijk, onderzocht op papieren voor het vaststellen van de
identiteit. Naar alle waarschijnlijkheid had
Arie ook deze avond een vals of vervalst
persoonsbewijs bij zich. Het onderzoek
heeft voldoende gegevens opgeleverd om
aan te nemen dat dit persoonsbewijs gevonden is. Het lichaam van Arie werd later
vrijgegeven dan die van de andere slachtoffers, terwijl daarnaast duidelijk waarneembaar was dat zijn kleding grondig
onderzocht is. Na de vondst van het valse
persoonsbewijs hebben waarschijnlijk veel
alarmbellen gerinkeld. De huiszoekingen
waren hier het gevolg van. De bezetter
ging er waarschijnlijk van uit dat ze een
grotere vis gevangen had, dan het zich in
eerste instantie liet aanzien. Het advies
van Cor van Dijk aan Piet Struijs om niet
naar de begrafenis te gaan ondersteunt
deze constatering. Het gevaar dat de bezetter of hun handlangers in verband met
een grondig onderzoek op de begraafplaats zouden kijken wie er achter de kist
liepen en dan konden nagaan hoe de verhoudingen lagen, was zeer groot.
Verdient de aanslag een plaats in de
geschiedenis?
De vraag of de aanslag een plaatst verdient
in de geschiedenis zou beter veranderd
kunnen worden in de vraag of de aanslag
moet worden geplaatst in de rij van de gruwelijke gebeurtenissen, die tijdens de
Tweede Wereldoorlog op Nederlands
grondgebied hebben plaatsgevonden. Gezien de feiten kan deze vraag zonder enige
tijfel positief beantwoord worden.
Voor de nabestaanden zal deze constatering niet bevredigend zijn. Zij bleven, zeker
naar aanleiding van de gegevens uit het politierapport en andere tegenstrijdigheden,
met veel twijfels en vragen zitten. De dood
van de vijf mannen werd gezien als een
zeer onrechtvaardige daad van de bezetter.
De mannen waren immers op pad gegaan
om voedsel te bemachtigen, waarmee
onder andere buurtbewoners geholpen
konden worden. Dat ze volgens de bezetter
tijdens de vlucht waren doodgeschoten en
daardoor in feite de hoogst mogelijke straf
kregen, was voor velen ongeloofwaardig.
Na de bevrijding werd geen of veel te weinig rekening gehouden met het onverwerkte verleden van de nabestaanden. Men
was daardoor op zichzelf aangewezen. Een
plek om antwoorden te krijgen op de vele
openstaande vragen was eveneens niet
voorhanden, daarom hebben velen in eenzaamheid getracht het verleden te verwerken en te vergeten. Voor een enkeling lukte
dat niet. Riek Batz heeft na de bevrijding
zelfmoord gepleegd. Zij kon na de scheiding met Cor en door alle oorlogsellende
het leven niet meer aan. Ze vond dat ze
Deel 2
77
doordat alles geheim moest blijven, nooit
waardering heeft gehad voor haar rol.72 De
Smit, die op de bewuste avond niet mee
was gegaan, heeft enige tijd na de bevrijding eveneens zelfmoord gepleegd. Het
verleden had dus bij velen diepe sporen
achtergelaten. Dit was ook het geval bij de
moeder van Freek Ensel. De nare gebeurtenissen in de bezettingsjaren en de dood van
de vijf mannen hadden waarschijnlijk tot
gevolg dat zij na de bezetting een miskraam kreeg.73
Het onverwerkte verleden zorgde daarnaast vaak voor veel spanning in de gezinnen en heeft niet alleen gevolgen gehad
voor de eerste generatie, maar ook voor de
tweede en zelfs voor de derde generatie.
Recentelijk is er nog gediscussieerd over de
vraag of een tweede en derde generatie nakomelingen van oorlogsslachtoffers wel zodanig last kan hebben van de gevolgen in
de opvoeding, waardoor zij zelf een trauma
oplopen of opgelopen hebben74. Men is
zich ervan bewust dat zo’n discussie niet gemakkelijk is, maar de meeste betrokkenen
waren het er wel over eens dat vervelende
gevolgen voor een (klein)kind van een oorlogsslachtoffer wel bestaan. Een van die gevolgen kan zijn dat sommige mensen met
een oorlogstrauma op een aantal punten
niet zo'n goede partner of ouder zijn. Een
partner of het kind zou dit wel waarnemen,
maar heeft ook het gevoel dat hij de ander
hier niet de schuld van mag geven. Later in
zijn leven kan een kind hierdoor in de
knoop komen met zijn emoties. Ook partners kunnen na een tijd problemen krijgen,
zoals uitputting of verbittering. Veel partners en kinderen beseffen pas na jaren hoe-
78
Overleven onder een andere orde
zeer de bezetting ook hun leven heeft beïnvloed.75 Ten gevolge van deze informatie
kan dus worden vastgesteld dat latere generaties wel degelijk als slachtoffers van de
Tweede Wereldoorlog kunnen worden aangemerkt. Hier is niet alleen in het verleden
veel te weinig rekening mee gehouden,
maar zelfs ook in de huidige moderne tijd.
Kunnen we iets leren van de aanslag?
Naast de conclusie dat de aanslag geplaatst
moet worden in de rij van gruwelijke gebeurtenissen en dat latere generaties eveneens als slachtoffers kunnen worden
aangemerkt, werd later de vraag; wat we
van deze historische gebeurtenis kunnen
leren, aan het onderzoek toegevoegd. In
eerste instantie leek deze vraag minder relevant dan de oorspronkelijke vragen van
de nabestaanden, maar tijdens het schrijven
van dit rapport werd duidelijk dat deze
vraag wel degelijk aandacht verdient.
Prof. dr. Pieter Tops brengt in zijn voorwoord naar voren dat de kernvraag wat de
geschiedenis bijvoorbeeld de politieorganisatie leert en hoe dit vertaald wordt naar
de huidige maatschappij, te weinig gesteld
wordt. Met deze constatering ben ik het
volkomen eens. De politiemedewerker van
deze tijd moet zijn werk doen in een complexe en multiculturele samenleving,
waarin het respect voor het gezag afneemt.
Volgens Tops vraagt het huidige politiewerk
steeds vaker om medewerkers die zelfstandig als professional kunnen opereren in het
brandpunt van de maatschappelijke ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen volgen elkaar in een rap tempo op en vergen veel
van de politiemedewerker. Deze medewerker moet zich dan ook afvragen hoe hij om
moet gaan met zijn morele professionaliteit
in bijzondere omstandigheden.
Een duidelijk voorbeeld uit het verleden
waarin de politieorganisatie en haar ambtenaren met veel bijzondere omstandigheden
te maken kreeg, was zonder enige twijfel
de Tweede Wereldoorlog. In mijn proefschrift ‘Handhaven onder de Nieuwe Orde’,
waarvoor ik de rol van het Rotterdamse politiekorps tijdens de bezetting grondig bestudeerde, heb ik veel aandacht besteed
aan de moeilijke positie van de individuele
politiefunctionaris. Door de gelijkschakeling
van het politieapparaat en het ontbreken
van betrouwbare adviesorganen was hij op
zichzelf aangewezen, waardoor bij het
maken van een keuze de grens van het toelaatbare vaak al overschreden was. De politieman bleef desondanks wel
verantwoordelijk voor zijn eigen handelen.
Verzetsplegers en collaborateurs hebben
ieder voor zich en om verschillende redenen
voor een bepaalde richting gekozen, waarvan ze de consequenties in de regel niet
konden overzien. Elke keuze had andere en
soms verstrekkende gevolgen. In veel gevallen moesten besluiten direct en onder druk
genomen worden, zodat er geen ruimte
was voor het nauwkeurig afwegen van voor
en tegen. In het algemeen zouden (bijzondere) rechtbanken pas na de bevrijding beoordelen in welke mate individuele
politiefunctionarissen de bezetter gediend
hadden. Later werden de politiefunctionarissen alsnog collectief verantwoordelijk gesteld voor hun rol bij onder andere het
ophalen van de Joden en kwamen daardoor
plotseling in de kwade geur van landverraad te staan. Terwijl dit tijdperk van aandacht voor de donkere kant van de
bezetting aanbrak, kroop de oorlogsgeneratie verder in haar schulp.76
Uit de gegevens die voor het Vlaardingse
onderzoek gebruikt zijn, wordt duidelijk
dat ook de politiemannen van het Vlaardingse politiekorps tijdens de bezetting met
de bijzondere omstandigheden te maken
kregen. Politieman Jo Hofman, vriend van
onder andere Arie Struijs, had bijvoorbeeld
voor een ‘goede’ rol gekozen en hielp daar
waar mogelijk mee, terwijl zijn collega
Landzaad een dubieuze rol speelde, die
door nagenoeg niemand begrepen werd.
Beide politiemannen hadden ieder voor
zich onder bijzondere omstandigheden
keuzes moeten maken.
Hoewel de rol van de politie tijdens de
bezetting bijzonder moeilijk was en niet
vergelijkbaar is met die van de huidige
tijd, bevat het onderzoek voldoende gegevens voor een discussie of leeropdracht
binnen het politieonderwijs. Ik ben het
dan ook eens met de opmerking van de
heer Tops, dat de studenten binnen de
Politieacademie de ruimte moeten hebben om oog te krijgen voor de kwetsbaarheden van de maatschappij vanuit een
geschiedkundig perspectief.
Deel 2
79
Noten
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
80
De onderzoeker heeft niet gewerkt met
een vooraf samengestelde vragenlijst en
de gesprekken zijn niet opgenomen.
Politierapport 300/44, stadsarchief Vlaardingen
Verklaring Marie van der Hoek-Struijs (zus
Arie Struijs)
Verklaring Seija van der Wagt (zus van de
drie broers Van der Wagt)
J.C.H. Blom, In de ban van goed en fout?
Wetenschappelijke geschiedschrijving over
de bezettingstijd in Nederland’ In: Crisis,
bezetting en herstel, 113
Archieven die bezocht zijn: Stadsarchief in
Vlaardingen, het Nederlands Instituut voor
Oorlogsdocumentatie (NIOD) in Amsterdam en het Nationaal Archief in Den Haag
en is er informatie verkregen via het Nederlandse Rode Kruis en het Bundesarchiv
in Freiburg.
Verklaring Marie van der Hoek-Struijs en
Gré Struijs-Westdijk
Verklaring Gré Struijs-Westdijk (nicht Arie
Struijs)
Politierapporten, stadsarchief Vlaardingen
Verklaring Freek Ensel, zoon van Andries
Ensel
Een zegen is een sleepnet, gebruikt om te
vissen
Verklaring Marie van der Hoek-Struijs
Verklaring Gré Struijs-Westdijk
Verklaring Dirk Borsboom
Verklaring Hennie van der Wagt
Verklaring Willem Struijs
Verklaring Gré Struijs-Westdijk
Verklaring Freek Ensel
Verklaring Clazina Struijs (dochter Willem
Struijs)
Politierapporten, stadsarchief Vlaardingen
Verklaring Herman Schaar
Verklaring Freek Ensel
Verklaring Clazina Struijs
Verklaring Gré Struijs-Westdijk
Verklaring Freek Ensel
Overleven onder een andere orde
26.
27.
28.
29.
30.
31.
32.
33.
34.
35.
36.
37.
38.
39.
40.
41.
42.
43.
44.
45.
46.
47.
48.
49.
50.
51.
52.
53.
54.
55.
Verklaringen familie Struijs
Verklaring Gré Struijs-Westdijk
Verklaring Freek Ensel
Tijdens het interview werd aan Clazina een
foto van Vlaardingen getoond, waarop zij
de woning aanwees waar zij de brief had
afgegeven. Volgens gegevens zou hier de
NSB´er Pieter Boot gewoond hebben. Boot
was de leider van de Landwacht in Vlaardingen.
Verklaring Clazina Struijs
Zie Frank van Riet, Handhaven onder de
Nieuwe Orde, 237 e.v.
Verklaring Freek Ensel
Politierapporten, stadsarchief Vlaardingen
Verklaring Gré Struijs-Westdijk
Verklaring Marie van der Hoek-Struijs
Verklaring Gré Struijs-Westdijk
Ibidem
verklaring Corrie Hofman-Hartog
Verklaring Gré Struijs-Westdijk
Verklaring Freek Ensel
Politierapporten, stadsarchief Vlaardingen
Verklaring C. Wind
Verklaring Jan van der Wagt, neef van
slachtoffer Jan van der Wagt
Verklaring Daan van der Wagt
Verklaring Clazina Struijs
Verklaring Gré Struijs-Westdijk
Verklaring Marie van der Hoek-Struijs
Inventaris van het archief van het Centraal
Afwikkelingsbureau Duitse Schadeuitkeringen (CADSU), 1959-1966, 2.08.46
Info via medewerker afdeling Oorlogsnazorg van het Nederlandse Rode Kruis
Verklaring Clazina Struijs
Verklaring Marie van der Hoek-Struijs
Verklaring Gré Struijs-Westdijk
Frank van Riet, Handhaven onder de
Nieuwe Orde, 523
Ibidem, 610
Drs. Klaas Kornaat, De Schok van het onbekende. Vlaardingen tijdens crisis, bezetting en bevrijding (1936-1947), 139
56. Ibidem, 140-142
57. Aantal zaken waarbij de politie van Vlaardingen betrokken was geweest. (bron:
dag- en nachtrapporten politie Vlaardingen, gemeentearchief Vlaardingen, onderzoek is verricht door Thomas van der
Struijs)
November
1943
14
December
1943
11
Januari
1944
12
Februari
1944
15
Maart
1944
18
April
1944
13
Mei
1944
9
Juni
1944
13
Juli
1944
17
Augustus
1944
20
September
1944
22
Oktober
1944
23
November
1944
23
Totaal 197
58. Frank van Riet, Handhaven onder de
Nieuwe Orde, 699
59. M. van den Berg, Cornelis Arie van Eendenburg, J.A. van Hurck en H. Kool
60. Drs. Klaas Kornaat, De Schok van het onbekende. Vlaardingen tijdens crisis, bezetting en bevrijding (1936-1947), 150
61. Landwacht Nederland was een organisatie
van de NSB en opgericht als zelfbeschermingskorps van de NSB. Voornamelijk gewapend met inbeslaggenomen
hagelgeweren, moesten landwachters
NSB-partijgenoten beschermen tegen overvallen en aanslagen. Door deze bewapening werden de landwachters in de
volksmond ook wel ‘Jan Hagel’ genoemd.
Rauter had andere ideeën. Hij wilde de
Landwacht politietaken laten overnemen,
omdat de Nederlandse politie niet voldoende meewerkte en onbetrouwbaar
was. Als compromis kreeg de Landwacht
zowel bewakings- als politiediensten in
haar takenpakket.
62. Nationaal Archief, Zuivering politie, dossier Cornelis Landzaad, geb. 24 juli 1907
Schiedam, nr. 3767
63. A.A. Verheij, CPN verzet in de regio Rotterdam 1940-1945
64. Informatie via Albert Oosthoek, Rotterdam
65. Frank van Riet, Handhaven onder de
Nieuwe Orde, 564
66. Op 5 september 1944 werd door de BCC en
de Britse kranten het gerucht verspreid dat
Breda door de Geallieerde troepen bevrijd
was en dat deze troepen inmiddels onderweg waren naar Rotterdam. Deze geruchten werden in eerste instantie geloofd en
zorgden ervoor dat de Duitse militairen en
NSB’ers naar het oosten van het land en
Duitsland uitweken. Spoedig werd duidelijk dat de geruchten niet juist waren,
zodat iedereen weer terug ging naar zijn
post.
67. Frank van Riet, Handhaven onder de
Nieuwe Orde, 816
68. Drs. Klaas Kornaat, De Schok van het onbekende. Vlaardingen tijdens crisis, bezetting en bevrijding (1936-1947), 200
69. Verklaring Gré Struijs-Westdijk
70. Frank van Riet, Handhaven onder de
Nieuwe Orde, 816
71. Ibidem, 687
72. Informatie via Herman Schaar
73. Verklaring Gré Struijs-Westdijk
74. Verklaring Freek Ensel
75. www.veteraneninstituut.nl
76. www.kennisring.nl
77. Frank van Riet, Handhaven onder de
Nieuwe Orde, 722
Deel 2
81
Wetenschappelijke
reflectie
Door
Bob Hoogenboom
82
Overleven onder een andere orde
Wetenschappelijke reflectie
Bob Hoogenboom
Tijdens mijn studie maatschappijgeschiedenis (1980-1984) ben ik geïnteresseerd geraakt in de geschiedenis van de politie. Tussen eind 1983 en de
eerste helft van 1984 bezocht ik verschillende malen per week het Gemeentearchief om de geschiedenis van de Rotterdamse politie tussen
1880 en 1940 te reconstrueren voor mijn doctoraalscriptie.
Historisch onderzoek is fascinerend. Stukje bij
beetje diep je uit archiefstukken, krantenverslagen en ander historisch onderzoek over dezelfde periode puzzelstukjes op die langzaam
een plaats krijgen in je begrip van het geheel.
Dat is een proces van vallen en opstaan.
Nieuwe feiten wil je controleren aan de hand
van andere bronnen, maar deze zijn er niet altijd. Je formuleert vragen en kan ze niet allemaal beantwoorden. Als historicus
interpreteer je bronnen en schrijf je op basis
daarvan een historisch verslag. Dan is je werk
af, maar de interpretatie houdt nooit op. Andere historici kunnen op basis van nieuwe
bronnen, of dezelfde bronnen tot andere interpretaties komen. Geschiedenis is geen
exacte wetenschap. Tijdens de colleges methoden en technieken werd ons door docenten
gewezen op de discussies die in de geschiedwetenschap werden gevoerd over de vraag of
geschiedenis een wetenschap of een kunst is.
Hierover wordt tot op de dag van vandaag een
‘richtingenstrijd’ gevoerd. Zelf sta ik op het
standpunt dat geschiedenis een combinatie
van wetenschap en kunst is.
De wetenschap heeft betrekking op de wijze
waarop de historicus met zijn bronnen omgaat. Dit dient integer te gebeuren in de zin
dat zo veel mogelijk bronnen tegen elkaar dienen te worden afgezet om uitspraken te kunnen doen over feiten. Keer op keer dienen
hypothesen te worden geformuleerd om te
worden verworpen of te worden geaccep-
teerd. Naast dit methodische handwerk, dat
controleerbaar dient te zijn voor mede-onderzoekers, komt de kunst om de hoek kijken in
de interpretatie en de compositie van een
tekst. Niet alleen hierin maar ook in de kunst
van het schrijven zelf. Een goede historicus is
naast een methodische bronnenonderzoeker
ook een ouderwetse verhalenverteller in de
traditie van lang vervlogen tijden waarin nog
geen schrift bestond. In de tijden waarin de
geschiedenis van generatie op generatie werd
doorgeven door verhalenvertellers. Geschiedenis wordt niet alleen bedreven door professionele historici voor een wetenschappelijk
publiek. In de maanden dat ik in de gemeentearchieven werkte raakte ik in de koffiepauzes
in gesprek met mannen en vrouwen, voor het
merendeel gepensioneerd, die op zoek waren
naar hun familiegeschiedenis. Wat deden hun
voorouders, waar woonden ze, met wie waren
ze getrouwd en hoeveel kinderen hadden zij?
Op enige manier, op enig moment hebben
velen van ons de behoefte om iets te doorgronden van onze wortels. Waar komen we
vandaan? In welke voetsporen stap ik eigenlijk? Ik sprak graag met deze mensen omdat ik
hun enthousiasme en nieuwsgierigheid aanstekelijk vond. Met een monnikengeduld ploegden zij door archieven en maakten
reconstructies van hun stamboom. Wat ik hieraan ook mooi vind is dat de geschiedenis een
gezicht krijgt. De complexiteit van een tijdsgewricht wordt in historisch onderzoek vaak
Deel 2
83
terug gebracht tot ‘grote woorden’: de Verlichting, de Tweede Wereldoorlog, het verzet,
de Duitsers, de politie. Noodzakelijkerwijs verdwijnen individuen uit het beeld. Dat geldt natuurlijk niet voor koningen, keizers en
admiraals, maar wel veelal voor de gewone
man. Natuurlijk bestaan ook hier uitzonderingen, maar veel historisch onderzoek schematiseert de werkelijkheid. Om die reden lees ik
veel biografieën om vanuit het gezichtsveld
van een persoon een periode te kunnen begrijpen. Dat is ook wat de stamboomonderzoekers doen. Zij reconstrueren het leven van
individuen en schrijven daar kleine verhalen
over die soms van grote betekenis zijn voor
ons begrip van een historisch tijdperk. Wat ook
fascinerend is aan uitdieping van individuele
levens is dat grote labels die historici plakken
op het verleden: ‘goede en foute Nederlanders’, ‘politie en verzet’ of ‘goede Nederlanders en slechte Duitsers’ en dus ‘goed en
kwaad’ in de werkelijkheid niet zo simpel ligt.
Grijs verleden van Chris van der Heijden
(2001) is een van de beste boeken die ik hierover in de afgelopen jaren las. Kern van het
boek is dat het onmogelijk is om over de
Tweede Wereldoorlog te denken in termen
van ‘goed’ en ‘fout’ of zwart en wit. Het
zorgvuldig geconstrueerde beeld – door o.a.
Lou de Jong – waarin de ander slecht en laf
was, maar ‘wij’ Nederlanders, eens zonen
van Jan de Witt, nu als soldaten van Oranje
door het leven gingen is onjuist. De werkelijk was grijzer: het geromantiseerde verzet
bestond uit relatief weinig burgers en nam
pas toe na de bevrijding van het zuiden van
Nederland in het najaar van ’44; verzetsdaden waren nogal eens dom en impulsief en
leiden tot liquidaties van onschuldige burgers; het bedrijfsleven klom uit het dal van
de jaren dertig door leveringen aan de
Duitse oorlogsindustrie; het merendeel van
de burgers leefde in de oorlogsjaren gewoon door en pas in de Hongerwinter werd
het leven beklemmend, maar lang niet voor
iedereen; ambtenaren voegden zich in de
nieuwe machtstructuur en vervulden braaf
hun functie o.a. in de deportatie van Joden.
Van de 22 landen in Europa waar Joden op
transport zijn gezet is uitgerekend dat ‘wij’ in
de top vijf van landen staan wat betreft de
verhouding tussen het totale aantal Joden en
op transport gezette Joden: 71%. In Denemarken was dat 0,76. De Nederlandse politie vervulde hierin een gezagsgetrouwe rol. Maar
ook dit verhaal is niet eenduidig: ook binnen
de politie werkten individuen samen met het
84
Overleven onder een andere orde
verzet. Wanneer grote verhalen over de
Tweede Wereldoorlog worden terug gebracht
tot beschrijvingen van individuele burgers, politiemensen en Duitsers blijken goed en fout
niet altijd zo helder te onderscheiden. De film
Zwartboek van Paul Verhoeven heeft dit
prachtig uitgewerkt.
Een aantal van voorgaande punten komt terug
in dit boekje dat ik daarom waardeer.
In de eerste plaats is het onderzoek gedaan
door een aantal politiemensen die als ware
amateurhistorici hebben gegrasduind in archieven en met nog levende betrokkenen hebben gesproken.
In de tweede plaats heeft dr. Frank van Riet
een belangrijk deel van de reconstructie gedaan van een nacht in Vlaardingen waar vijf
mensen door de Duitsers zijn doodgeschoten.
Frank is gepromoveerd op de studie Handhaven onder de nieuwe orde. De politieke geschiedenis van de Rotterdamse politie tijdens
de Tweede Wereldoorlog (2008). Daar waar ik
voor mijn doctoraalscriptie ben gestopt (1940)
heeft Frank de draad opgepakt. Als historicus
houd ik van dit soort van continuïteiten in de
tijd. Hij heeft dit onderzoek gedaan tijdens
zijn werkzaamheden als politieman en deed er
13 jaar over! En, bovendien is hij toegelaten
tot de academische wereld als promovendus
zonder een voorafgaande historische scholing.
Dat is een prestatie van formaat. En, ook een
bewijs van de stelling dat - net als de mannen
en vrouwen met wie ik destijds koffie dronk –
de grens tussen wetenschap en toegewijde historische gedrevenheid daarbuiten - veel minder groot is dan wij denken.
In de derde plaats is dit verhaal waarin de
complexiteit van de Tweede Wereldoorlog
wordt terug gebracht tot een handvol individuen die in het ‘grijze verleden’ goed noch
slecht waren: zij stroopten, zaten in de zwarte
handel en komen voor in politierapporten.
Maar ook waren zij in meer of mindere mate
betrokken bij het verzet. Hoe precies wordt
niet geheel duidelijk, maar lijkt wel aannemelijk. Kortom, deze individuen zijn niet eendimensionaal. Hetzelfde geldt voor andere
hoofd- en bijrolspelers en zeker ook die binnen de politie.
In de vierde plaats hebben de onderzoekers de
(beperkte) bronnen goed gebruikt en aangevuld met interviews met nog levende familieleden. Dit laatste heeft uiteraard zijn
beperkingen. Oral History is een belangrijke
methode, maar heeft zijn beperkingen. Desondanks worden ook deze interviews goed gebruikt.
De kracht van dit verhaal zit in de reconstructie van een merkwaardig incident dat
feitelijk nooit goed is onderzocht en daardoor onbevredigend is. In het bijzonder ook
voor de nabestaanden. Nu hebben we – met
alle beperkingen van de bronnen – een plausibele interpretatie waarbij de onderzoekers
terecht wijzen op een aantal witte vlekken.
In de grote verhalen over de Tweede Wereldoorlog verdienen dit soort van kleine
verhalen het om onderzocht te worden en te
worden beschreven omdat zij aantonen hoe
grijs dit verleden was. En, hoe moeilijk het is
om eenduidige verklaringen te geven.
Deel 2
85
Herman Schaar
tende hoe gevaarlijk dat was, riepen ze op
straat tegen hun vrienden “Ben jij al lid van de
Geuzen?” Op een woensdagavond werd
Schaar lid van de Geuzen door het afleggen
van de Geuzenwet: “Een Geus is betrouwbaar,
zal de organisatie niet schaden, zal daar niet
over praten, zelfs niet met huisgenoten.”
’Geus’
Herman (Vlaardingen, 21 augustus 1921)
mocht van zijn vader na de lagere school
niet verder studeren en moest op zijn 14e
jaar werken. Hij werd lid van het Vlaardinger muziekkorps ‘De Pijpers’ en slaagde in
april 1940 voor zijn EHBO diploma. Korte
tijd later brak de oorlog uit. Hij moest als
EHBO’er heel veel ellende aanzien en verwerken.
Het woord bezet en niet meer kunnen doen
en zeggen wat je wilde kwam hard aan. Toch
waren de gedachten in die tijd dat het niet zolang zou duren. De Engelsen, met behulp van
alle gevluchte soldaten uit de door de Duitsers
veroverde landen, zouden de bezetter snel
weer wegjagen. Bernard IJzerdraat, Kijne en
Kop richtten het Geuzenverzet op. Niet we-
Leo de Groot
Verzetstrijder Rotterdam
86
Overleven onder een andere orde
Die avond kwam hij wat later thuis. Een zeer
boze vader Schaar wachtte Herman op bij de
deur en zei, “waar kom jij vandaan?”
Ik vertelde hem dat ik wat had staan praten en
de tijd niet in de gaten had gehad. Maar twee
dagen later komt vader van zijn werk. Hij wist
waar ik die woensdagavond geweest was. Een
collega was ook aanwezig toen ik de Geuzenwet aflegde. Het was voor mij zeer verwarrend
dat er zo gemakkelijk over gepraat werd. Die
collega is later gearresteerd en naar Duitsland
overgebracht en in een concentratiekamp
overleden.
Mijn taak bij de Geuzen was bedelen om geld
voor de huisgenoten van gevangengenomen
Geuzen. Dat was best spannend, want je moest
heel goed uitkijken aan wie je het vroeg.
Leo de Groot (Rotterdam, 29 juli 1930) verzorgde van 1941 tot 1945 koeriersdiensten
voor een verzetsgroep. Ook heeft hij meegeholpen om gezochte personen te verbergen en
te verzorgen. Daardoor kan hij zich goed inleven in wat de hoofdrolspelers destijds hebben
meegemaakt.
Tegenwoordig werkt Leo als vrijwillig medewerker/onderzoeker bij het Oorlogs Verzets
Museum Rotterdam. Hij beantwoordt vragen
van bezoekers. Vaak gaat het om vragen over
belevenissen van families tijdens de Tweede
Wereldoorlog. Veel van die vragen vereisen
Op een dag kreeg ik de indruk dat ik gevolgd
werd. Ik kwam bij een zekere Verschoor [van
de meubelfabriek Huvemefa] aan huis en die
bevestigde mij dat ik werd gevolgd. Toen ik
daar wegging werd ik weer gevolgd. Gelukkig
kon ik in die tijd erg hard lopen en wist daarna
aan mijn achtervolger te ontkomen. Later
hoorde ik dat ze bij Verschoor waren binnengevallen en hadden gevraagd wat ik daar
deed. Verschoor verklaarde toen dat ik daar
geweest was om te praten over het repareren
van meubelen en dat hij mijn naam niet goed
had verstaan. Ook hebben ze bij hem huiszoeking gedaan. Hij heeft een paar weken vastgezeten, maar men kon niets tegen hem vinden.
Na Dolle Dinsdag werd ik ingedeeld bij de Binnenlandse Strijdkrachten met als opperbevelhebber Prins Bernhard.
Mijn verdere activiteiten tijdens de oorlog zijn
verwoord in de verhalen van anderen in dit
boekje. Ik vind mijzelf geen held. Ik deed wat
ik vond dat ik moest doen. Ik ben dan ook blij
dat ik heb mogen meewerken aan dit onderzoek. Ik vind dat ik dat verplicht ben aan mijn
omgekomen vrienden in de Tweede Wereldoorlog.
langdurig onderzoek. Bij het onderzoek van
de Vlaardingse zaak kwamen telkens nieuwe
vragen boven.
Het onderzoek aan de Vlaardingse zaak heeft
volgens mij het inzicht in de geschiedenis van
mensen in oorlogstijd verrijkt. Toch blijven wij
het juiste inzicht missen. Waren de hoofdrolspelers in de Vlaardingse zaak verzetstrijders
of mensen die alleen maar probeerden te overleven?
Er bestaat geen cursus voor verzetstrijder. Er
zijn geen vaststaande normen om een verzet-
Ik heb na de oorlog veel samengewerkt met
Daan van der Wagt. Hij sprak vaak met mij
over de vijf vermoorde mannen. Hij kon er
toen niet met zijn familie over spreken.
Ik kan stellen dat de vijf mannen door de Duitsers standrechtelijk zijn doodgeschoten.
Voor zover ik weet waren zij geen lid van een
verzetsgroep. Het waren eigenlijk wel ruwe
bolsters maar met het hart op de juiste plaats.
Ik vind het dan ook niet kloppen dat zij te
boek staan als dieven en stropers. Die titel verdienen zij beslist niet. Ik hoop daarom ook van
harte dat ze op een andere wijze in de Vlaardingse geschiedenis zullen voortleven.
Was Arie Struijs een verzetsstrijder?
“Arie Struijs was een verzetsstrijder! De andere
vier mannen ontplooiden uitsluitend acties die
betrekking hadden op het organiseren van
voedsel zoals dat in die tijd werd genoemd.”
strijder te kunnen beoordelen. Uit eigen ervaring weet ik dat je in een dergelijke situatie
moet handelen naar het moment. In ieder
geval hebben zij geprobeerd de oorlog te
overleven. Daarvoor hebben zij zich aangepast
aan de omstandigheden. Het wegnemen van
voedsel bestemd voor Duitse magen, kan als
een vorm van verzet worden beschouwd.
Het doodschieten van deze mensen kan niet
worden goedgepraat en is te bestempelen als
een door de Duitsers gepleegde oorlogsmisdaad.
Deel 2
87
sprek met Jan Struijs. Jan vroeg hem te helpen
bij het onderzoek naar de werkelijke toedracht rond de dood van de vijf van Vlaardingen.
Lastig onderzoek
Eddy van Driel
Onderzoeker WOII / auteur
Eddy van Driel (Rotterdam, 16 september
1953) werkt sinds 1982 bij Politie Rotterdam–
Rijnmond. Als kind bezocht hij samen met zijn
vader, Gerrit Willem van Driel, adjudant torpedomaker bij de Koninklijke Marine, de grote
door de Duitsers gebouwde “Schellbootbunker” aan de Waalhaven in Rotterdam. Deze
bunker en de restanten van het vlakbij gelegen voormalige Vliegveld Waalhaven zijn hem
altijd bijgebleven. Met elk boek over de
Tweede Wereldoorlog raakte Eddy sterker
geïnteresseerd. Vele boeken verder kwam hij
in contact met mensen die de oorlog zelf hadden meegemaakt. De boeiende en soms aangrijpende gesprekken met deze mensen gaven
Eddy nog meer inzicht.
Eddy is donateur van de “Stichting Atlanticwall”. Een stichting die zich bezighoudt met
het behoud van Duitse bunkers in Zeeland.
Naast onderzoeker WO II is Eddy auteur van
een achttal boeken welke veelal in relatie
staan tot avonturen in diezelfde oorlog. Door
zijn werk als onderzoeker voor het Oorlogs
Verzets Museum Rotterdam, kwam hij in ge-
88
Overleven onder een andere orde
Bij het begin van het onderzoek was er slechts
een officieel stuk: een rapport van de Gemeentepolitie Vlaardingen van 27 op 28 oktober
1944. Via het Stadsarchief van Vlaardingen en
uitgezette informatieverzoeken bij derden
werd snel duidelijk dat er vrijwel niets over
deze zaak bekend was. Ook gesprekken met
plaatselijke historici leverden niet veel op.
Een doorbraak in het onderzoek kwam toen
de naamgenoten van de vijf omgekomen mannen in Vlaardingen werden benaderd met een
algemene brief. Veel nabestaanden reageerden en Eddy maakte met iedereen een afspraak voor een interview. Ook de publiciteit
in het weekblad “Groot Vlaardingen”, geschreven door Joop v.d. Hor, leverde nuttige
informatie op. Langzaam maar zeker groeide
het dossier uit tot een ordner vol informatie.
Eddy’s kijk op het onderzoek:
Toen ik medio september 2007 aan dit onderzoek begon, had ik mij voorgenomen vooral
onpartijdig te blijven om zo mijn objectiviteit
te waarborgen. Ik heb deze objectiviteit tot op
heden weten te behouden ondanks de vele
door mij gevoerde interviews met vrijwel alle
betrokkenen.
‘Information not shared is lost’
Ik wil hier graag mijn persoonlijke slagzin noemen. Als al die getuigen en nabestaanden niet
hadden meegewerkt, dan was een hoop informatie blijven liggen. Mogelijk stonden de vijf
dan nog steeds als misdadigers te boek.
Het onderzoek was lastig doordat er ruim zestig jaar waren verstreken. Alle betrokkenen
hebben naar beste kunnen hun volledige medewerking gegeven. Ik heb heel veel respect
voor al deze mensen, die na zoveel jaar toch
nog deze voor hen bijzonder emotionele gebeurtenis met mij wilden delen.
Veel steun heb ik gekregen van de Geus Herman Schaar uit Vlaardingen. Veel informatie
kon ik bij hem toetsen en daarna een plaats
geven.
Niemand van de geïnterviewden heeft ooit
aangenomen dat de vijf op de vlucht of terecht zijn doodgeschoten. Al die jaren hebben
zij met een onbevredigend gevoel rondgelopen en er werd geen onderzoek naar gedaan.
Als oudtante Marie nooit aan Jan Struijs had
gevraagd dit uit te zoeken was het onbevredigende gevoel gebleven.
Mijn conclusie
De vijf slachtoffers kenden zelf geen honger.
Wel hebben ze ervoor gezorgd dat zij die tekort kwamen of ondergedoken zaten, toch
nog voedsel kregen. Dat dit voedsel werd “ge-
organiseerd”, zoals dat tijdens de bezetting
werd genoemd, kan je hen niet aanrekenen. In
Vlaardingen waren zij beslist niet de enigen
die op voedselstrooptochten gingen.
Opvallend is dat vier van de vijf mannen regelmatig zijn opgepakt door de politie, maar
nooit zijn overgeleverd aan de bezetter. Ik ben
er stellig van overtuigd dat de goede politieagenten hier de hand in hebben gehad.
Ondanks dat Arie Struijs niet bij een verzetsgroep was aangesloten denk ik dat hij wel
hand- en spandiensten voor het verzet verrichtte. Mogelijk had hij ook een schuilnaam,
maar die is niet bekend geworden.
Niet alleen de vijf, maar ook Andries Ensel,
Cornelis van Dijk en Jan Huis verdienen een
ereplaats in de Vlaardingse geschiedenis. Zij
trotseerden, als gewone eenvoudige mensen,
de bezetter. Zo zorgden zij dat anderen in
leven konden blijven! Ik vind dat de vijf mannen wel stroopten en goederen organiseerden
waarbij mogelijk anderen dit niet accepteerden maar dat ik hun doodschieten als een oorlogsmisdaad moet beschouwen.
Ik hoop van harte dat dit boekje het gevoel
van onrecht enigszins kan wegnemen. Alle in
dit boekje betrokken personen verdienen een
plaats in de Vlaardingse geschiedenis, waarin
zij oprecht worden aangemerkt als slachtoffers
van de Duitse agressie in de Tweede Wereldoorlog.’
Deel 2
89
18
3
BoekOmslagDEF:252x373
08-10-2009
14:57
Pagina 1
148,5
8
18
8
148,5
3
18
18
18
3
3
T (055) 539 20 17
F (055) 539 29 38
E [email protected]
www.politieacademie.nl
Overleven onder een andere orde
Oude Apeldoornseweg 41-45
7333 NR Apeldoorn
Postbus 834
7301 BB Apeldoorn
210
Overleven
onder een andere orde
210
Een historisch onderzoek in twee delen.
Jan Struijs, commissaris van politie, geeft in
dit persoonlijke verslag een indrukwekkend
sfeerbeeld van verschuivende morele normen
en waarden tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Het eerste deel van het boek draagt de titel
van een krantenberichtje uit oktober 1944:
‘op de vlucht doodgeschoten’.
Het tweede deel geeft de zakelijke kant
van het onderzoek weer. Onderzoekers van
formaat geven hun visie over het onderzoek
en plaatsen het in een tijdskader.
3
3
18
18
18
3
148,5
8
18
8
148,5
3
18
Download