IK LEEF en u zult leven PAASLITURGIE 2014 Zingen: Herv. Bundel 295 Komt, laat ons samen nederknielen voor Hem, die ons geschapen heeft! Hem zij d’aanbidding onzer zielen, Die ‘t leven is en ‘t leven geeft! Hij strooit de jaren voor zich henen, gelijk de landman ‘t koren strooit. De tijden kwamen en verdwenen, der tijden God verandert nooit. 2 Stem: Deze God was er al vóór de schepping: Vader, Zoon en Heilige Geest. Zonder begin en zonder einde. Wij kunnen dat niet bevatten, alleen belijden en aanbidden. Over de Heere Jezus belijden wij in de Nederlandse geloofsbelijdenis: ‘Dewelke is Gods Zoon, niet alleen van dien tijd af dat Hij onze natuur heeft aangenomen, maar van alle eeuwigheid.’ De profeet Micha en de evangelist Johannes getuigen daarvan. 3 Lezen: Micha 5:1b Zijn oorsprongen zijn van oudsher, van de eeuwige dagen af. 4 Lezen: Johannes 1:1-4 In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is. In het Woord was het leven en het leven was het licht van de mensen. 5 Stem: Zo schiep God de hemel en de aarde. Zo formeerde Hij de mensen, ‘en zie, het was zeer goed’ (Genesis 1:31). 6 Zingen: Psalm 90:1 Gij zijt, o Heer’ van d’allervroegste jaren voor ons geweest een toevlucht in gevaren. Eer berg en rots uit niet geboren waren, eer d’aarde rustt’ op hare grondpilaren, van eeuwigheid, o God Die eeuwig leeft, zijt Gij de God, Die eind noch oorsprong heeft. 7 Stem: Na de zondeval kon de mens echter niet in het paradijs blijven. Bij de boom des levens kon hij niet meer komen. Sinds de zondeval is het bittere werkelijkheid: ‘Stof bent u en u zult tot stof terugkeren’ (Genesis 3:19b). Adam noemde zijn vrouw Eva, moeder van alle levenden, maar dat leven is wel aan de dood onderworpen. 8 Stem: Maar zelfs al vóórdat Adam en Eva uit het paradijs gestuurd werden, sprak God de moederbelofte uit. Het nageslacht van de slang wordt vermorzeld door het Nageslacht van de vrouw. Christus zal overwinnen. Eeuwen later daalde Hij vanuit de eeuwigheid af in de tijd, om mensen weer met God te verzoenen. 9 Gedicht: Vergeving Gods beloften, ja en amen Gods beloften falen niet. Een’ge houvast in het leven Hij wil onze schuld vergeven, Hij gedenkt de zonden niet 10 Gedicht: van hen die bij Christus schuilen hen slaat Hij in liefde ga. Die hun zond’ en schuld belijden wil Hij van die schuld bevrijden door het kruis van Golgotha. 11 Gedicht: Dat geeft vrede, hemelvrede veilige geborgenheid. Ik ga in de dood niet onder, Gods ontferming blijft een wonder. ‘k Prijs Hem tot in eeuwigheid. Lanerta 12 Zingen: Herv. Bundel 51 Middelpunt van ons verlangen, Trooster van ‘t ontrust gemoed, Jezus, onze dankb’re zangen loven Uwe liefdegloed. Gij woudt van de hemel dalen op deez’ diep verdorven aard’, en voor ons de schuld betalen, die ons bang gemoed bezwaart. 13 Stem: Jezus werd mens om zondaren te redden. Ontelbare offers waren al gebracht in de tempel. Velen deden hun best om Gods geboden te onderhouden. Wie in het geloof offerde, zag uit naar de komende Messias. Alleen door het bloed van Jezus Christus is er volkomen verzoening. Met Zijn lijden en sterven bracht de Heiland het ultieme offer. 14 Lezen: Psalm 40:7-9 U hebt geen vreugde gevonden in slachtoffer en graanoffer, U hebt mijn oren doorboord; brandoffer en zondoffer hebt U niet geëist. 15 Lezen: Toen zei ik: Zie, Ik kom, in de boekrol is over Mij geschreven. Ik vind er vreugde in, Mijn God, om Uw welbehagen te doen; Uw wet draag ik diep in Mijn binnenste. 16 Lezen: Mattheüs 26:26-28 En terwijl zij aten, nam Jezus het brood en toen Hij het gezegend had, brak Hij het en gaf het aan Zijn discipelen en Hij zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam. 17 Lezen: Hij nam ook de drinkbeker en nadat Hij gedankt had, gaf Hij hun die, en zei: Drink allen daaruit, want dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden. 18 Zingen: Psalm 84:1 en 6 Hoe lieflijk, hoe vol heilgenot o HEER’, der legerscharen God, zijn mij Uw huis en tempelzangen! Hoe branden mijn genegenheên, om ‘s HEEREN voorhof in te treên! Mijn ziel bezwijkt van sterk verlangen; mijn hart roept uit tot God, die leeft, en aan mijn ziel het leven geeft. 19 Zingen: Want God, de HEER’, zo goed, zo mild is ‘t allen tijd een zon en schild. Hij zal genaad’ en ere geven. Hij zal hun ‘t goede niet in nood onthouden, zelfs niet in den dood, die in oprechtheid voor Hem leven. Welzalig, HEER’, die op U bouwt, En zich geheel aan U vertrouwt. 20 Stem: Zo beleed ook Petrus het: ‘Heere, naar wie zullen wij heengaan? U hebt woorden van eeuwig leven (Johannes 6:68b). 21 Stem: De Heere Jezus zei van Zichzelf: ‘Wie in Mij gelooft, heeft eeuwig leven. Ik ben het brood des levens’ (Johannes 6:47-48). ‘Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij’ (Johannes 14:6). ‘Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al was hij gestorven’ (Johannes 11:25). 22 Gedicht: Volheid Dit leven is begrensd – begrensd door tijd en uur. En al wat men zich wenst, is slechts van korte duur. Maar wie op Christus ziet, gaan eeuwigheden open. Het leven dat Hij biedt, geeft meer dan men kan hopen. 23 Gedicht: Hij geeft dit leven glans, je heft het hoofd naar boven. Al sterf je ook, nochtans kan niets die glans meer doven. Het leven dat ons wacht, zal ons totaal vervullen. Een volheid – ongedacht – als God Zich zal onthullen. 24 Gedicht: Daar zijn wij allen één, en niets zal ons meer scheiden. Drie-enig God, alleen Uw lof zal ons verblijden! Joke van Sliedregt 25 Zingen: Uit aller mond 78 Jezus, leven van mijn leven, Jezus, dood van mijne dood, Die voor mij U hebt gegeven, in de grootste zielennood, opdat ik niet hoop´loos sterven, maar Uw heerlijkheid zou erven. Duizend, duizendmaal, o Heer’, zij U daarvoor dank en eer! 26 Zingen: Gij, o Jezus, hebt gedragen lasteringen, spot en hoon, zijt gebonden en geslagen, Gij, des Vaders eigen Zoon, om van schuld en eeuwig lijden, mij, verloor´ne te bevrijden. Duizend, duizendmaal, o Heer’, zij U daarvoor dank en eer! 27 Stem: Hij, de Levende, doorworstelde Zijn strijd alleen. Toen Hij aan het kruis hing, werd het donker, een duisternis die drie uren duurde. Zijn lijden ging onvoorstelbaar diep. Hij riep het uit: ´Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?´(Matth. 27:46b). 28 Stem: Vlak voordat Jezus de geest gaf, riep Hij met luide stem: ´Het is volbracht.´ De soldaten lieten zien dat Hij werkelijk was gestorven. Johannes getuigt ervan. 29 Lezen: Johannes 19:32-35 De soldaten dan kwamen en braken wel de benen van de eerste en van de ander die met Hem gekruisigd was, maar toen zij bij Jezus kwamen en zagen dat Hij al gestorven was, braken zij Zijn benen niet. 30 Lezen: Maar een van de soldaten stak met een speer in Zijn zij en meteen kwam er bloed en water uit. En die het gezien heeft, die getuigt ervan, en zijn getuigenis is waar, en hij weet dat hij de waarheid spreekt, opdat ook u gelooft. 31 Zingen: Psalm 22:1 Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij, en redt mij niet, terwijl ik zwoeg en strij’, en brullend klaag in d’angsten die ik lij’, dus fel geslagen? ‘t Zij ik, mijn God, bij dag moog’ bitter klagen, Gij antwoordt niet; ‘t Zij ik des ‘s nachts moog’ kermen. Ik heb geen rust, ook vind ik geen ontfermen in mijn verdriet. 32 Stem: Zijn vrienden legden Hem in een graf. Het werd sabbat en het werd heel stil. In het hart van Zijn vrienden hing als een donkere wolk het verdriet. Een zwaard was door de ziel van Zijn moeder gegaan. De dood leek het laatste woord te hebben. Wat een vragen kunnen er na het sterven van een geliefde zijn. Wie wordt er niet mee geconfronteerd? 33 Stem: We zien verdriet bij anderen en ervaren eigen gemis zo diep. Er is geloof voor nodig om daar overheen te zien. Als mensen kunnen we dat elkaar niet geven, maar er wel om bidden èn ervan getuigen. Geloof en uitzicht dat de Heilige Geest wil geven, die door Jezus de Trooster is genoemd. 34 Gedicht Vrees niet Wees niet bevreesd, wanneer de nacht gaat vallen, Wees niet bevreesd, wanneer het donker wordt; Hier is Mijn hand – wees maar niet bang te vallen: Ik houd u vast, Mijn macht schiet nooit tekort. Wees niet bevreesd, wanneer de golven stijgen zodat het water tot de lippen komt; 35 Gedicht Want met één wenk doe ik de winden zwijgen en zee en aarde liggen als verstomd. Wees niet bevreesd, wanneer uw krachten mind’ren: want in uw zwakheid wordt Mijn kracht volbracht. Ik heb véél werk te doen, ook voor Mijn zwakke kind’ren. En álles kunt ge, als ge Mij verwacht. 36 Gedicht Wees niet bevreesd, want Ik zal voor u zorgen. Denk aan de leliën, de mussen die Ik voed. Ik ben de God van heden en van morgen, de God, Die leeft en Die u leven doet! Nel Benschop 37 Zingen: Psalm 68:10 Geloofd zij God met diepst ontzag! Hij overlaadt ons, dag aan dag, Met Zijne gunstbewijzen. Die God is onze zaligheid; Wie zou die hoogste Majesteit Dan niet met eerbied prijzen? 38 Zingen: Die God is ons een God van heil; Hij schenkt, uit goedheid, zonder peil, Ons ‘t eeuwig, zalig leven Hij kan, en wil, en zal in nood, Zelfs bij het naad’ren van den dood, Volkomen uitkomst geven. 39 Stem: Door Gods goedheid, zonder peil, kon zelfs Job het zeggen, midden op de puinhopen van zijn leven: ‘Ik weet echter: mijn Verlosser leeft!’ (Job 19:25a). 40 Stem: Maar de discipelen zaten nog treurend bij elkaar. En de vrouwen gingen nog vol verdriet op weg naar het graf. 41 Lezen: Lukas 24:1-9 En op de eerste dag van de week gingen zij, heel vroeg in de morgen, naar het graf en brachten de specerijen mee die zij gereedgemaakt hadden, en sommige gingen met hen mee. Zij nu vonden de steen afgewenteld van het graf. En toen ze naar binnen gegaan waren, vonden zij het lichaam van de Heere Jezus niet. 42 Lezen: En het gebeurde, toen zij daarover in twijfel waren, zie, twee mannen stonden bij hen in blinkende gewaden. En toen zij zeer bevreesd werden en het gezicht naar de grond bogen, zeiden die tegen hen: Waarom zoekt u de Levende bij de doden? Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt. Herinner u hoe Hij tot u gesproken heeft, toen Hij nog in Galilea was: 43 Lezen: De Zoon des mensen moet overgeleverd worden in handen van zondige mensen en gekruisigd worden en op de derde dag opstaan. En zij herinnerden zich Zijn woorden. En toen zij teruggekeerd waren van het graf, berichtten ze dit alles aan de elf discipelen en aan alle anderen. 44 Stem Steeds meer komt het besef van de waarheid. Zoals later wordt gezegd van de discipelen op weg naar Emmaüs: ‘En hun ogen werden geopend, en zij herkenden Hem’ (Lukas 24:31a). 45 Stem Jezus is opgestaan! Hij leeft! Hij is de Levensvorst. 46 Zingen: Herv. Bundel 63 Komt, heffen wij een lofzang aan: de Heer’ is waarlijk opgestaan! Komt, laten wij niet langer klagen! De Levensvorst heeft door Zijn kracht de dood beroofd van zijne macht de laatste vijand ligt verslagen. 47 Zingen: Hij, die voor ons Zijn leven gaf, rees zegevierend uit het graf, Hij heeft voor ons de strijd volstreden Nu zijn wij met Hem opgestaan, nu vangt het nieuwe leven aan, dat w’ eeuwig in Zijn dienst besteden. 48 Zingen: Dat dan geen vrees ons hart beknell’, wij juichen in Immanuël: Hij kan en zal ons nooit begeven. Hij is met ons in alle nood, Hij overwon voor ons de dood, wij zullen eeuwig met Hem leven! 49 Gedicht: Het grote geheim (Joh. 11:25-26) Wat is ‘t geheim, de bron van kracht waaruit Gods kind bij dag en nacht blijft putten, die hem laaft en voedt ook als hij alles missen moet? Wat geeft zijn leven doel en zin, dwars tegen alle afbraak in? Wat houdt hem staande in de nood, zelfs in het uitzicht van de dood? 50 Gedicht: ‘t Is Christus, Zijn verrijzenis, die niet meer stuk te krijgen is, waaruit het leven vloeien gaat in ‘t hart, dat voor Hem open staat. Dat is ‘t geheim van Gods beminden die steeds hun kracht in Hem hervinden. Hun hart heft blij de lofzang aan: De Heere is waarlijk opgestaan! Lanerta 51 Zingen: Psalm 33:1 en 10 Zingt vrolijk, heft de stem naar boven, rechtvaardigen, verheft den Heer’; het past oprechten God te loven, zingt Zijnen groten naam ter eer. Prijst Hem in uw psalmen, met de schoonste galmen, roept Zijn weldaân uit, laat de keel zich paren met de klank der snaren. Looft Hem met de luit. 52 Zingen: Zijn machtig’ arm beschermt de vromen, en redt hun zielen van den dood. Hij zal hen nimmer om doen komen, in duren tijd en hongersnood. In de grootste smarten blijven onze harten in den Heer’ gerust. ‘k Zal Hem nooit vergeten, Hem mijn Helper heten, al mijn hoop en lust. 53 Stem: Straks zal Jezus opvaren naar de hemel. Daar zit Hij nu, zoals wij belijden, aan de rechterhand van Zijn Vader, op dit moment, als de Levende. Johannes op Patmos hoort het Hem zelf zeggen. 54 Lezen: Openbaring 1:17b-18a In ben de Eerste en de Laatste, en de Levende, en Ik ben dood geweest en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheid. Amen. 55 Stem: Hij bidt in de hemel voor degenen die van Hem zijn. Wij ervaren verdriet omdat wij te maken hebben met de dood en met de doodsheid in onszelf. Maar tegelijk zien we hier Christus, die de dood al heeft overwonnen, die ook sterker is dan zonde en duivel. Hij biedt het leven aan! Hij wil niet anders dan dat wij met Hem en dankzij Hem zullen leven. 56 Lezen: Ezechiël 18:23 en 32 Zou Ik werkelijk behagen scheppen in de dood van de goddeloze? Spreekt de Heere HEERE. Is het niet, wanneer hij zich bekeert van zijn wegen, dat hij zal leven? Ik schep immers geen behagen in de dood van een stervende, spreekt de Heere HEERE, dus bekeer u en leef! 57 Gedicht: De vrucht van Pasen De Heiland rustte in het graf: Volbracht was ‘t grote werk. Hij droeg als Borg de schuld en straf van Zijn gehele Kerk. O heerlijk wonder: Jezus leeft. Hij overwon de dood. Hij is het, Die ook leven gééft aan zondaars, klein en groot. 58 Gedicht: Dat nieuwe leven sterft niet meer, het blijft in eeuwigheid. Al keert hun stof tot d’ aarde weer, Het is slechts voor een tijd. Straks zullen ziel en lichaam saâm onsterfelijk en rein, tot roem van ‘s Heeren grote Naam, volmaakt verenigd zijn. 59 Gedicht: Maar zijn we nog in zonden dood en denken w’er niet aan, dat alles wat de wereld bood straks eeuwig zal vergaan? Let op wat er geschreven staat: ‘Vermoeiden, komt tot Mij!’ ‘Zoek Mij en leef! ’Straks is ‘t te laat, dan is de tijd voorbij… Christien de Priester (fragment) 60 Zingen: Herv. Bundel 165:1 en 4 Ontwaakt, gij die slaapt en sta op uit de doôn, en Christus zal over u lichten! Zo wekt u, zo trekt u als broeder Gods Zoon, eer Hij u als rechter komt richten. Ontwaak en sta op, het gevaar is zo groot! Wie kiest, o verdwaasde, voor ‘t leven de dood? 61 Zingen: Herv. Bundel 165: 1 en 4 Welzalig de vrome, die wandelt in ‘t licht, door Christus de doodslaap ontrezen. Hoe vaak hier de dag voor de duisternis zwicht, ‘t zal nimmermeer nacht voor hem wezen, ‘Ontwaak, gij die slaapt en sta op uit de doôn!’ Zo spreekt van de hemel uw Heiland, Gods Zoon. 62 Lezen Kolossenzen 3:1-3 Als u nu met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit. 63 Lezen Bedenk de dingen die boven zijn en niet die op de aarde zijn, want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God. 64 Lezen: Efeze 2:4-7 Maar God, die rijk is in barmhartigheid, heeft ons door Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de overtredingen, met Christus levend gemaakt - uit genade bent u zalig geworden - en heeft ons met Hem in de hemelse gewesten gezet in Christus Jezus, opdat Hij in de komende eeuwen de allesovertreffende rijkdom van Zijn genade zou bewijzen, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus. 65 Stem: Zo staat de Bijbel vol met beloften van leven. ‘Ik leef, en u zult leven’, zegt Jezus tegen zijn discipelen (Johannes 14:19). Als een belofte voor ieder staat er in Psalm 69:33b: ‘U die God zoekt, uw hart zal leven’. Het eeuwige leven mogen wij als een erfenis ontvangen, om Jezus wil! En dat leven begint al zodra we in Hem geloven: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, heeft eeuwig leven’ (Johannes 6:47). 66 Zingen: Psalm 42: 1 ‘t Hijgend hert, der jacht ontkomen, schreeuwt niet sterker naar ‘t genot van de frisse waterstromen, dan mijn ziel verlangt naar God. Ja, mijn ziel dorst naar den HEER’; God des levens, ach wanneer zal ik naad’ren voor Uw ogen, in Uw huis Uw naam verhogen? 67 Gedicht: Naar Openbaring 7:13-17 Wie zijn het die daar komen in stralend wit gekleed? Hun rouw is weggenomende maaltijd is gereed! Zij komen, groot en klein, uit angst en uit verdrukking en zingen in verrukking: voorbij is alle pijn! 68 Gedicht: Zij hebben hun gewaden gewassen in het bloed: Het Lam heeft in genade voor hen de schuld geboet! Hun lied klinkt, hoog van toon want dag en nacht vereren zij God, de Heer’ der heren lofzingend voor de troon! 69 Gedicht: Gods tent zal bij hen wezen, Hij zelf: de Vredevorst! Daar zal geen hitte wezen geen honger en geen dorst; daar zal met stok en staf het Lam de schapen weiden, hen naar het water leiden hun tranen wist Hij af! A.F. Troost 70 Zingen: Herv. Bundel 135 Dankt, dankt nu allen God met blijde feestgezangen! Van Hem is ‘t heug’lijk lot, het heil, dat wij ontvangen. Hij ziet in Christus ons altijd genadig aan, en heeft ons dag aan dag met goedheid overlaân. 71 Zingen: Lof, eer en prijs zij God door aller scheps’len tongen, Op Zijne hemeltroon aanbiddend toegezongen: de Vader en de Zoon, die met de Heil’ge Geest Drie-enig God, steeds blijft, en immer is geweest! 72 Liturgie: Jannet Lagendijk-van Werkhoven, Bleskensgraaf © Hervormde Vrouwenbond www.hervormdevrouwenbond.nl