Buik- en rugspieroefeningen bij (chronische) lage rugklachten U gaat de volgende spieren trainen: MTA (M. Transversus Abdominis = dwarse buikspier) en MM (M. Multifidus = korte rugspieren). De MTA is de enige buikspier die de rechter en linker helft van het lichaam met elkaar verbindt en via fasciebladen (bindweefselbladen) ook verbonden is met de MM. Hierdoor ontstaat het idee van een cilinder waarin de wervelkolom is opgenomen. MTA Onderzoekers hebben geconstateerd dat de MTA altijd iets eerder activiteit vertoont dan de spieren die een beweging veroorzaken (pre-contraction = voorspanning). Bij mensen met lage rugklachten was deze pre-contraction niet aanwezig. Het nut van de pre-contraction is het stabiliseren van de wervelkolom voordat er bewegingen plaatsvinden, waardoor vervorming van de wervelkolom wordt geminimaliseerd. MM Bij mensen met lage rugklachten verzwakt de MM. De reden waarom de MM verzwakt is waarschijnlijk gebaseerd op remming van reflexen veroorzaakt door pijn. De spier zit dicht bij de bewegings-as, hierdoor zie je bij een contractie weinig beweging. Ook deze spieren vertonen pre-contraction. Opbouw De oefeningen voor de MTA en de MM dienen langzame rustige contracties te zijn met een matige intensiteit. Als eerste alleen aandacht voor de MTA en MM. Wordt dit goed uitgevoerd, dan stap 2, ADL-bewegingen (Activiteiten Dagelijkse Leven) met continue activiteit van MTA en MM. Als dit geen problemen geeft, kan worden overgegaan op specifieke bewegingen (sportbewegingen). Let op compensaties 1) u mag niet uw adem inhouden 2) u mag niet uw buik dik maken of gaan persen 3) u mag niet uw borstwervelkolom of bekken bewegen R. de Vries – Allround Sportfysiotherapeut Kerkweg 45a - Zijderveld Oefenprogramma MTA en MM 1) Uitgangshouding • staat in handen- en knieënstand: maak u rug hol en dan weer bol: ± 10 herhalingen. Oefening • neemt de tussenpositie in. Probeer de MTA aan te spannen bij de uitademing, zonder te bewegen. De fysiotherapeut palpeert de MTA en geeft feedback de eerste malen, daarna moet u het zelfstandig kunnen. 2) Uitgangshouding Buiklig. Oefening • moet nu ook uw MTA aanspannen tijdens de uitademing. Zorg dat u uw bekken niet beweegt of uw buik dik maakt. 3) Uitgangshouding Ruglig. Oefening Dezelfde oefening als bij 2 alleen nu ligt u op uw rug. 4) Uitgangshouding Buiklig of ruglig. Oefening MTA aanspannen en bewegingen maken met armen of benen. 5) Uitgangshouding Buiklig. Oefening • gaat nu de MM aanspannen. De fysiotherapeut zal u laten voelen waar de MM zich bevindt. Hij geeft lichte druk en u moet de spier laten zwellen zonder te bewegen. Na enkele malen met begeleiding van de fysiotherapeut moet u de oefening zelfstandig kunnen uitvoeren. 6) Uitgangshouding Zit of stand Oefening • buigt iets voorover in de heupen, maar u houdt de rug gestrekt (hol maken). 7) Uitgangshouding Zit op luchtkussen of oefentol Oefening Het aanspanen van de MM en MTA, door het evenwicht te bewaren. • dient eerst deze oefeningen te kunnen uitvoeren, voordat er andere oefenvormen plaatsvinden. De contracties van de MTA en MM moeten namelijk eerst worden vastgelegd in de hersenen, zodat dit uiteindelijk continu kan worden toegepast in iedere situatie. R. de Vries – Allround Sportfysiotherapeut Kerkweg 45a - Zijderveld