A DVIES W ETEN SCH APPELIJKE EVALUATIE IN TERVEN TIEWAARDEN A DVIES W ETEN SCH APPELIJKE EVALUATIE IN TERVEN TIEWAARDEN Dit ad vies is vastgesteld op d e vergad ering 12 ju ni 2002. N am ens d e com m issie, De secretaris, De voorzitter, Dr. J.J. Vegter. Ir. L.E. Stolker-N an n in ga. TCB A31(2002) D EN H AAG ju li 2002 Technische commissie bod embescherming, Postbus 30947, 2500 GX Den H aag tel. 079 3716662; fax 079 3716720; e-m ail info@tcbod em .nl, w ebsite w w w .tcbod em .nl IN H O U D SAMEN VATTIN G , CON CLUSIES EN AAN BEVELIN GEN I-XII 1. IN LEIDIN G 2. DE POSITIE VAN IN TERVEN TIEWAARDEN IN H ET BODEMBELEID 7 3. U ITGAN GSPUN TEN VOOR H ET ADVIES 13 4. R ISICO ’S VOOR ECOSYSTEMEN 25 5. R ISICO ’S VOOR DE MEN S 39 6. M ILIEUCH EMISCH E ASPECTEN 53 7. V OORSTELLEN VOOR N IEUWE IN TERVEN TIEWAARDEN 69 8. R EFEREN TIES 89 1 BIJLAGE 1: ADVIESAAN VRAAG 95 BIJLAGE 2: AN TWOORD OP DE VRAGEN 99 BIJLAGE 3: VERKLAREN DE WOORDEN LIJST EN AFKORTIN GEN 109 LEESW IJZ ER • H et ad vies begin t m et een u itgebreid e sam en vattin g, w aarin d e belan grijkste conclusies en aanbevelingen zijn opgenomen. • H oofd stu k 1 bevat d e inleid ing. • De rol van d e in terven tiew aard en in h et (w ater)bod em beleid w ord t besch reven in hoofd stu k 2. • In h oofd stu k 3 kom en d e u itgan gsp u n ten van d e com m issie ten aan zien van d e ad visering over d e interventiew aard en aan d e ord e • In hoofd stu k 4 w ord t d e risico-evalu atie voor ecosystem en besp roken. • In h oofd stu k 5 kom t d e risico-evalu atie voor d e m en s aan d e ord e. De in vloed van het ged rag en d e fysiologie van d e m ens staat hierbij centraal. • In hoofd stu k 6 kom t invloed van het ged rag van d e stof in het m ilieu op d e blootstelling van d e m ens en ecosysteem aan d e ord e. • In hoofd stu k 7 kom en aan d e ord e: d e geïntegreerd e ernstige risico’s en d e criteria op basis w aarvan kan w ord en beslist om d eze w aard en als vervan gers van d e hu id ige interventiew aard en te gaan gebru iken. • H oofd stu k 8 bevat d e geraad p leegd e literatu u r. De referenties staan genu m m erd tu ssen haakjes in d e tekst. • Bijlage 1 bevat d e ad viesaan vraag. • In bijlage 2 w ord en d e antw oord en op ged etailleerd e vragen van DGM/ BWL en d e w erkgroep ‘Urgentie en Interventiew aard en’ gegeven. • Bijlage 3 bevat een verklarend e w oord en- en afkortingenlijst. Sam envatting, conclu sies en aanbevelingen SAMEN VATTIN G , CON CLUSIES EN AAN BEVELIN GEN BETEKEN IS VAN DE VOORSTELLEN VOOR N IEUWE IN TERVEN TIEWAARDEN TEN OPZICH TE VAN DE H UIDIGE IN TERVEN TIEWAARDEN In d e eerste hoofd stu kken van h a a r ad vies constateerd e d e commissie d at h e t bod em saneringsbeleid is vernieu w d . N aast saneren, het verw ijd eren of isoleren van d e verontreiniging, is er ook sp rake van bod em beheer, w aarbij in het algem een ged u rend e langere tijd m et m ind er ingrijp end e m aatregelen w ord t gep robeerd d e kw aliteit van d e bod em te verbeteren. Saneren en beheren zijn thans d u id elijker gericht op h et gesch ikt m aken / zijn voor m aatsch ap p elijk gebru ik van d e bodem, op grondw aterbesch erm in g en op h et zo m ogelijk verm ijd en van nazorg voor toekom stige gen eraties. De in terven tiew aard en h ebben h u n klassieke rol m et betrekkin g tot h et beoord elen van bod emverontreiniging behouden, m aar hebben d aarn aast een beteken is gekregen als gren sw aard e voor gron d verzet. Om d at er bij h et beoord elen van bod em verontreiniging na het overschrijd en van een interventiew aard e altijd een locatiesp ecifieke beoord elin g volgt, beh oeft een aanscherp ing van een in terven tiew aard e n og geen grote m aatsch ap p elijke gevolgen te h ebben . Bij h et beoord elen van gron d verzet is er ech ter geen sp rake van een aanvu llend e situ atiesp ecifieke beoord eling en kan een strengere interventiew aard e w ellicht d isp rop ortionele m aatsch ap p elijke gevolgen h ebben , m ed e gezien d e on zekerh ed en d ie in h eren t zijn aan h et toep assen van een gen erieke n orm in sp ecifieke situ aties. De com m issie h eeft vern om en d at versch illen d e asp ecten van h et beleid ten aan zien van h et verzet van verontreinigd e grond m om enteel ter d iscu ssie staan. Zij beveelt aan om d e gevolgen van eventu ele aanp assingen van interventiew aard en d aarbij te betrekken. H et is d e vraag of aan elk nieu w voorstel voor een interventiew aard e op basis van d e w etenschap p elijke ond erbou w ing d ezelfd e betekenis m oet w ord en gegeven. Als een voorstel als betrou w baar w ord t beoord eeld en aan zien lijk versch ilt van d e h u id ige interventiew aard e, ligt het w etenschap p elijk gezien in d e red e om d e hu id ige interven tiew aard e aan te p assen (behoudens stofsp ecifieke aanbevelingen). And ere voorstellen voor w ijzigin gen d ie w elisw aar aan zien lijk van d e h u id ige in terven tiew aard en v ersch illen , m aar slech ts m et een gem id d eld e of lage betrou w baarheid ku nnen w ord en afgeleid , zou d en eerst op een hoog betrou w baarheid sniveau m oeten worden gebracht, door h et verzam elen van aanvu llend e gegevens. Daarbij zou p rioriteit gegeven m oeten w ord en aan d ie voorstellen d ie sterk afw ijken van d e I Sam envatting, conclu sies en aanbevelingen hu id ige interventiew aard en en w aarvan d e afleid ing een gem id d eld e betrou w baarh eid h eeft. Bij voorstellen d ie slechts in geringe m ate afw ijken van d e hu id ige interventiew aard en ziet d e com m issie geen w etenschap p elijke argu m enten d ie voor een verand ering of voor het behou d van d e hu id ige w aard e p leiten. Verand eren is w elisw aar consistent m et d e nieu w e m anier van afleid en, m aar aan d e and ere kant su ggereren kleine aanp assingen van interventiew aard en een nau w keu righ eid in h et beoord elen v an d e bod em kw aliteit d ie niet kan worden w aargem a a k t . W a t d it la a t st e b et r eft h a d d e commissie graag gezien d at er n aast d e ev a lu a tie v a n d e a fleid in g v a n in ter v en tiew a a r d en een ev a lu a tie h a d p la a tsg evond en van d e bod em ond erzoeksp rotocollen d ie bij d e toetsing aan interventiew aard en w ord en gebru ikt. De kw aliteit van d e bod em beoord eling w ord t im m ers bep aald d oor d e zw akste sch akel in d e keten . In zich t in d e betrou w baarh eid w aarm ee d e kw aliteit van d e bod em kan w ord en vastgesteld , zou ku nnen help en om enig id ee te krijgen w elk verschil tu ssen norm w aard en nog reëel kan w ord en vastgesteld . Bovend ien zijn er ook grenzen aan d e betrou w baarheid van d e toxicologische basisgegevens w aarop d e voorstellen voor in terven tiew aard en gebaseerd zijn . Klein e versch illen tussen norm w aard en kunnen ook toxicologisch gezien niet zoveel betekenen. H et RIVM h eeft in op d rach t van h et Min isterie van VROM d e voorn aam ste oorzaken van versch illen van m eer d an een factor 2 tu ssen d e voorstellen en d e h u id ige in terven tiew aard en aan gegeven . In n avolgin g h iervan h an teert d e com m issie een factor 2 als p ragm atische grens tu ssen ‘aanzienlijke verand ering’ en ‘geringe verand ering’, bij gebrek aan inform atie over het ond erscheid end verm ogen van het bod em ond erzoek en van d e toxicologische basisgegevens. Inzicht in het ond erscheid end verm ogen van d e verschillend e stap p en in d e risicobeoord eling is ook van belang om het rend em ent van aanvu llend ond erzoek ten behoeve van d e norm stelling te bep alen. Zit d e grootste w inst in kw aliteit in het intensiveren van d e bodembemonstering, in h et p erfectioneren van d e bod em analyses, in h e t verbeteren van blootstellin gsm od ellen of in h et aan vu llen van toxicologisch e basisgegevens? Een d ergelijke analyse zou richting kunnen geven aan verd er ond erzoek. Volgens d e com m issie valt er m et nam e voor d ie stoffen w aarbij het voorstel voor een in terven tiew aard e een lage of gem id d eld e betrou w baarheid sscore krijgt m et aanvu llend onderzoek veel te verbeteren. Aan d e and ere kant zu llen er a lt ijd on zekerh ed en blijv en , en zal m en bij h et afleid en v an in terv en tiew aard en en h et II Sam envatting, conclu sies en aanbevelingen toep assen d aarvan in d e p raktijk aan d e veilige kant m oeten blijven. De vraag w ord t d an relevan t in h oeverre in vesteren in verd ere red u ctie van onzekerhed en in d e beoord eling nog rend eert, bezien vanu it h et bred ere p ersp ectief van d e kosteneffectiv iteit van bodemsanering en bod em beheer. Ind ien m ethod en voor risicored u ctie en risicobeheersing d oor een extra onderzoeksinspanning veel goed kop er ku n n en w ord en , is h et w ellich t beter in d at on d erzoek te in vesteren d an om tegen h oge kosten relatief m in d er belan grijke on zekerh ed en in d e bod em n orm stellin g te verklein en . H et RIVM h eeft v oor d e eerste m aal ap arte in terven tiew aard en voor sed im ent v oorgesteld . H oew el d it w eten sch ap p elijk gezien te v erd ed igen v alt, v oorziet d e commissie aan zien lijke uitvoeringsproblemen als d eze w aard en zu llen worden gehanteerd naast interventiew aard en voor d roge bod em . Zij p leit er d an ook voor om voor d e d roge bod em en sed im ent d ezelfd e interventiew aard en te gebru iken. T ECH N ISCH E BEOORDELIN G VAN DE AFLEIDIN G VAN DE VOORSTELLEN De afleid in g van voorstellen voor in terven tiew aard en is in h et algem een sterk verbeterd en ook beter besch reven . De besch rijvin g in h et En gels m aakt in tern ation ale u itw isselin g van basisgegeven s en afleid ingsm ethod en m ogelijk. Dit is van belang om d at ook in and ere land en bod em sanering en bod em beheer tot ontw ikkeling komen. In tern ation ale samenw erking op d it gebied kan h et w eten sch ap p elijke d raagvlak voor d e norm stelling verbred en en id eeën voor nieu w e en betere m ethod en ku nnen w ord en u itgew isseld , ond er m eer in internationale netw erken zoals Com m on For u m , CARACAS en CLARIN ET. In d it op zich t h eeft d e ev alu atie d e kw aliteit van d e ond erbou w ing van interventiew aard en verbeterd . Variab iliteit, on zek erh eid en valid atie St a nda a rdscena rio en veilige keuzes H et belangrijkste u itgangsp u nt d at bij d e beoord eling is gehanteerd , is d at d e ond erbou w in g van d e in terven tiew aard en aan toon baar m oet zijn verbeterd ten op zich te van d e on d erbou w in g van h u id ige in terven tiew aard en . Bij d e onderbouwing m oet w ord en u itgegaan van: • op bescherm ing gerichte grensw aard en; • een veel voorkom end blootstellingsscenario. De keu ze voor een stan d aard blootstellingsscenario vereenvou d igt d e keu ze voor p aram eterw aard en, hetgeen d e ond erbou w ing van d e interventiew aard en ten goed e III Sam envatting, conclu sies en aanbevelingen kom t. Deze keu ze d oet ech ter geen rech t aan d e grote variabiliteit in situ aties d ie zich in d e p raktijk v oord oen . H et n ad ere on d erzoek d at v olgt op toetsin g aan d e interventiew aard en m oet hier d u id elijk rekening m ee hou d en. Een aanvu llend e eis is d at situ aties w aarin d e in terven tiew aard e system atisch d e risico’s on d ersch at (d u s niet streng genoeg is), id entificeerbaar m oeten zijn. Bekend e situ aties zijn: volkstu inen in verband m et consu m p tie van gew as en blootstelling aan vlu chtige verbind ingen via bin n en lu ch t. Als n ieu w e situ atie id en tificeert d e com m issie grootsch alige d iffu se verontreiniging in verband m et d oorvergiftiging. In d eze gevallen zou ook al bij bod emverontreiniging m et geh alten onder d e in terven tiew aard en d e v raag m oeten w ord en gesteld of er sp rake is van ernstige risico’s voor het ecosysteem . Bij d e ev alu atie v an d e in terv en tiew aard en kiest h et RIVM v oor p aram eterw aard en w aarvan w ord t verond ersteld d at zij rep resentatief zijn voor gem id d eld e situ aties. Om d at d e variabiliteit van veel factoren groot is en kritisch e afw ijkin gen n iet d irect zich tbaar zijn, ligt h et kiezen voor r ela tief v eilige w aard en volgens d e com m issie echter m eer voor d e hand . Va ria bilit eit en onzekerheid De com m issie h eeft bij h aar beoord elin g on d ersch eid gem aakt tu ssen variabiliteit en on zekerh eid , d ie sam en bijd ragen aan d e (on )betrou w baarh eid van d e afgeleid e w aard en. Va r ia b ilit eit sla a t op h et verschijnsel d at veel (p aram eter)w aard en (grote) variatie verton en , h etgeen d e keu ze voor één w aard e voor d e m od elbereken in gen bem oeilijkt. Met betrekkin g tot h et omgaan m et v a r ia b ilit eit beveelt d e com m issie aan om bij d e m od ellering m eer gebru ik te m aken van technieken w aarbij reken in g w ord t geh ou d en m et d e variabiliteit. H et RIVM h eeft voor 4 m od elstoffen reed s laten zien d at hier m ogelijkhed en liggen. O n zeker h eid h eeft betr ekkin g op h et v er sch ijn sel d at d e ond erzoeker niet zeker w eet of d e m ate van variabiliteit goed is in gesch at, d e on d erzoeksresu ltaten rep resentatief zijn en of d e form u les in een m od el d e w erkelijke p rocessen goed beschrijven. H et RIVM h eeft bij d e evalu atie getrach t d e on zekerh ed en teru g te bren gen , on d er and ere d oor m eer kennis te verzam elen over d e variatie rond d e invoergegevens en d oor h et blootstellin gsm od el CSOIL te vergelijken m et an d ere in tern ation ale blootstellin gsm od ellen . H ierm ee is veel m eer h eld erh eid verkregen ten aan zien van d e keu zes d ie u itein d elijk d oor h et RIVM w ord en gem aakt. Desaln iettem in kom t d e com m issie, m et het RIVM, tot d e conclu sie d at ond erd elen van het m od elinstru m entariu m onzeker blijven. IV Sam envatting, conclu sies en aanbevelingen Va l i d a t i e Onzekerheid over het m od elinstru m entariu m kan alleen w ord en gered u ceerd d oor d e resu ltaten van d e m od ellen te valid eren 1 . In h et k a d er v a n d e ev a lu a t ie h eeft er geen v alid atie p laats gev on d en . H et v alid er en v an d e u itkom sten van m od ellen zoals CSO IL, SEDISO IL en d e Sp ecies Sen sitiv ity Distribu tion in zijn geh eel is vrijw el on m ogelijk. Dit h eeft en erzijd s te m aken m et d e grote h oeveelh eid keu zes d ie w ord en gem aakt binnen d e m od ellen en and erzijd s m et het feit d at d e interventiew aard en zijn afgeleid voor een gestand aard iseerd e situ atie w aarin a lle blootstellingsrou tes m eed oen. In w erkelijkheid zal d eze situ atie zich zeld en of nooit voordoen. Ond erd elen van d e m od ellen ku nnen echter w el gevalid eerd w ord en m et behu lp van veld ond erzoek. H ierbij zou voorrang ku nnen w ord en gegeven aan d e ond erd elen d ie als h et m eest on zeker w ord en besch ou w d . Deze vorm van v a lid a t ie w ord t sterk gem ist in d e evalu atie. Tevens is er grote behoefte aan betrou w bare en op d e situ atie toegesneden m eetgegevens. In d e voorafgaand e hoofd stu kken zijn versch illen d e elem en ten geïd en tificeerd d ie voor valid atie in aan m erkin g kom en . Vooral ku n n en genoemd worden: • d e relatie tu ssen d e H C50 en d e aard en m ate van het nad elige effect op ecosystem en; • d e blootstellin gsrou te via in h alatie van bin n en lu ch t voor vlu ch tige verbin d in gen; • d e blootstellingsrou te via consu m p tie van gew as, zow el op nam e van stoffen d oor gew as als d e consu m p tie van (verontreinigd ) gew as; • d e biobeschikbaarheid van stoffen, m et nam e m etalen, u it grond en voed sel voor de mens; • d e com p artim en taliserin g in h et m od el SEDISO IL, w aarbij d e v raag is w elke com p artim enten van belang zijn voor d e blootstelling; • d e blootstellingsrou te via consu m p tie van vis, zow el d e op nam e van stoffen d oor vis als d e consu m p tie van (verontreinigd e) vis; • d e invloed van tijd afh an kelijke p rocessen , zoals om zettin g, afbraak en d e m ate van sorp tie van stoffen. 1 Letterlijk betekent dit: de geldigheid van de modellen voor de werkelijkheid vast stellen. Een hypothese zoals ‘dit model beschrijft de daadwerkelijke situatie’ kan echter slechts gefalsifieerd of geconfirmeerd worden onder bepaalde toetsomstandigheden. Een hypothese die onder diverse toetsomstandigheden geconfirmeerd wordt, heeft een groter geldigheid dan een hypothese die slecht onder een bepaalde toetsomstandigheid is vastgesteld. V Sam envatting, conclu sies en aanbevelingen H et belang en d e u rgentie van d e valid atie is niet voor alle elem enten even groot. De elem enten d ie een belangrijke bijd rage leveren in het tot stand kom en van d e u iteind elijke in terven tiew aard e verd ien en voorran g. Dit kan p er stof(groep ) versch illen . H et h eeft bijvoorbeeld w ein ig zin om d e blootstellingsrou te v ia consumptie van gew as voor m etalen te valid eren als d e in terven tiew aard e voor m etalen w ord t bep aald d oor p otentiële risico’s voor ecosystem en. H et m od elinstru m entariu m w ord t echter ook gebru ikt bij d e vaststelling van d e sanerin gsu rgen tie. H et belan g van valid atie van m eer en an d ere elem en ten kan h ierbij groter zijn . De com m issie is ech ter géén voorstan d er van d eze toep assin g van h et m od elinstru m entariu m . Zij vind t d at vaststelling van d e saneringsu rgentie veel m eer gebaseerd zou m oeten w ord en op veld m etingen en w aarnem ingen. Ju ist d eze m eetgegevens zou d en m eer inzicht ku nnen geven in d e valid iteit van d e afgeleid e interventiew aard en . Met betrekkin g tot d e aan n am e van even w ich t tu ssen d e versch illen d e m ilieu com p artim en ten (tu ssen bijvoorbeeld p oriew ater en bod em , op p ervlaktew ater en sed im ent) is ook zond er valid atie d u id elijk d at d it in veel gevallen geen goed e afsp iegelin g is van d e w erkelijkh eid , om d at tijd afh an kelijke asp ecten w ord en gen egeerd . De com m issie beveelt u it te gaan van d yn am isch e m od ellen (st eady st at e) d ie w el rekening hou d en m et tijd afhankelijkheid . Risico’s voor het ecosysteem en de mens Afleiding risiconivea us voor het ecosyst eem De com m issie is bij haar beoord eling ingegaan op het kritische effectniveau d at voor ecosystem en w ord t gebru ikt ter afleid in g van d e SRCeco 2 . Met d e beleid sm atige keuze voor d e H C503 als kritisch effectn iveau is afstan d gesch ap en ten op zich te van h et MTR4 en d e streefw aard e. De H C50 kan niet w ord en op gevat als bescherm ingsn iveau , m aar m oet w ord en gezien als m aat w aarbij sch ad e on tstaat. H et is n iet te voorsp ellen h oe erg d e sch ad e zal zijn en of er h erstel in h et ecosysteem kan op tred en . De relatie tu ssen d e H C50 en d e d aad w erkelijke schad e in h et ecosysteem verd ient nad er ond erzoek. 2 SRCeco = Serious Risk Concentration ecosystem. 3 HC50 = Hazardous Concentration 50%, het gehalte in het milieu waarbij 50% van het theoretisch aanwezige aantal soorten of micribiële processen te maken heeft met overschrijding van het geen-effect-niveau. 4 MTR = Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau, hier een waarde die gebaseerd is op ecotoxicologische gegevens en een rol speelt in het handhaven van de algemene milieukwaliteit. VI Sam envatting, conclu sies en aanbevelingen Ten aanzien van d e afleid ing van d e H C50 zou d en d e ecotoxicologische gegevens ten aanzien van m icrobiëel-ecologische p aram eters u itgebreid m oeten w ord en m et gegevens d ie van d irect belang zijn voor het functioneren van d e bod em . De commissie gaat akkoord m et h et gebru ik van d e toegevoegd risicom eth od e, u itgaan d e v an d e basisgegev en s d ie h et RIVM gebru ikt. De w aard en d ie worden gebru ikt als in d icatie voor natu u rlijke achtergrond gehalten van m etalen in N ed erland d ienen echter te w ord en herzien. H et p roject Achtergrond Waard en 2000 kan tot een betere schatting van natu u rlijke achtergrond gehalten leid en. De hu id ige in terven tiew aard en voor m etalen in d e bod em , d ie zijn gebaseerd op d e SRCeco, zou d en voorlop ig gehand haafd ku nnen blijven totd at er consensu s is over d e hoogte van n atu u rlijke ach tergron d geh alten . Met betrekkin g tot essen tiële m etalen (kop er en zin k) w ord t aan bevolen om d e h u id ige in terven tiew aard en , voor alle com p artim enten en voor zover d ie zijn gebaseerd op d e SRCeco, te h an d h aven totd at er u itslu itsel is over een verbeterd e norm stellingm ethod iek voor essentiële m etalen. Er is geen vord erin g gem aakt m et d e blootstellin gsm od ellerin g bij h et afleid en van d e SRCeco. Versch illen in blootstellin gsrou tes, d e in vloed van ged rag van organ ism en , en d e in vloed van d e biobesch ikbaarh eid van stoffen blijven on d erbelich te asp ecten . Met d oorvergiftigin g w ord t bij d e afleid in g van d e SRCeco geen reken in g geh ou d en . H et risico van d oorvergiftigin g is ech ter w el relevan t bij grote op p ervlakken van (w ater)bod em verontreiniging. Aanbevolen w ord t om bij bod em ond erzoek het (geschatte) op p ervlak van d e verontreiniging m et stoffen m et d oorvergiftigingp otentieel, ook bened en d e interventiew aard en, ind icerend te laten zijn voor d e kans op d oorvergiftiging. Met betrekking tot biobeschikbaarheid slu it d e com m issie aan bij d e m en in g d at h et n og te vroeg is voor im p lem en tatie in n orm stellin g. Bij locatiesp ecifiek ond erzoek naar bod em verontreiniging m oet echter terd ege rekening w ord en gehou d en m et d e biobeschikbaarheid van stoffen. H et baseren van d e SRCeco voor grond w ater op ecotoxicologische gegevens voor op p er v laktew ater is h et beste alter n atief bij gebr ek aan d eze gegev en s voor h e t gron d w ater zelf. Ten aan zien van d e SRCeco voor sed im en t zal d e systeem besch rijvin g verbeterd m oeten w ord en om tot een realistisch er beeld van d e ecotoxicologisch e gevolgen van w aterbod em veron trein igin g te kom en . Met h et gebru ik van d e p artitiecoëfficiënten bij d e afleid ing van d e SRCeco voor m etalen in sed im ent w ord t grote onbetrou w baarheid geïntrod u ceerd . De afleid ing van d e SRCeco voor organisch e stoffen is on betrou w baar d oor h et gebru ik van p artitiecoëfficiën ten d ie zijn afgeleid voor d e d roge bod em . VII Sam envatting, conclu sies en aanbevelingen Afleiding risiconivea u voor de mens De com m issie conclu d eert ten aanzien van d e afleid ing van d e SRChu m aan 5 d at d e verlagin g van d e gesch atte d agelijkse gron d in n am e van kin d eren van 150 m g/ d ag n aar 100 m g/ d ag gebaseerd is op een an d ere keu ze van een w aard e u it d e reed s beken d e literatu u r. Ten gevolge van d eze verlagin g n eem t h et aan tal kin d eren d at onvold oend e bescherm d w ord t toe, m aar niet bekend is in w elke m ate. De com m issie is v oor stan d er v an r elatief v eilige w aard en en ziet geen aan leid in g om van d e w aard e van 150 m g/ d ag af te stap p en . De keu ze voor 150 m g/ d ag bied t d aarn aast m eer ru im te voor een in cid en tele h ogere gron d in n am e d oor kin d eren . N aar aan leid in g van een oriën teren d e stu d ie is d e com m issie h et m et h et RIVM een s d at d e risico’s van in cid en tele in n am e van grotere h oeveelh ed en gron d d oor kin d eren , in verband m et acu te effecten, nad er ond erzocht m oeten w ord en. Dit geld t ook voor d e effecten van incid entele ingestie van grotere hoeveelhed en sed im ent. O p basis v an d e nu bekend e gegevens ziet d e commissie geen aan leid in g om d e relatieve absorp tiefactor voor lood van 1 naar 0,6 te w ijzigen. Ten aanzien van d e gegevens d ie w ord en gebru ikt om aannam es in d e blootstellingsm od ellen CSOIL en SEDISOIL te ond erbou w en, w ord t geconclu d eerd d at d e gegevens over consu m p tie van groenten u it eigen tu in nad er ond erzoek verd ienen, evenals d e aannam en d ie zijn ged aan ten aanzien van d e visconsu m p tie d oor sp ortvissers. De com m issie kan instem m en m et d e w ijze w aarop d e SRChu m aan voor grond w ater w or d t afgeleid , beh alv e v oor m etalen om d at in d at gev al d e SRCh u m aan w or d t berekend m et behu lp van p artitiecoëfficiënten voor m etalen d ie zeer onzeker zijn. De com m issie heeft al eerd er ingestem d m et het beleid sm atige stand p u nt d at consu m p tie van grond w ater d oor d e m ens m ed e bep alend is voor d e interventiew aard e voor grond w ater. Ingestem d w ord t m et d e w ijze w aarop het RIVM d it heeft ingevu ld . M ilieu ch em isch e asp ecten Evenw icht en t ijda fha nkelijkheid Vanu it m ilieu chem isch oogp u nt zijn d e voorgesteld e nieu w e interventiew aard en in het algem een een verbetering ten op zichte van d e ou d e w aard en, om d at er is u itgegaan van verbeterd e berekeningen en van nieu w e inzichten in d e w etenschap . Bij het beoord elen van d e m ilieu chem ische asp ecten heeft d e com m issie zich hoofd zakelijk gerich t op p rocessen en p aram eters d ie een rol sp elen in d e blootstellin gsm od ellen 5 SRChumaan = Serious Risk Concentration humaan VIII Sam envatting, conclu sies en aanbevelingen CSO IL en SEDISO IL. Beid e m od ellen gaan u it v an ev en w ich t tu ssen d e v ersch illend e com p artim enten in d e m od ellen, hetgeen d e w erkelijkheid (som s) gew eld aan d oet. Bij d e m od ellering zou m oeten w ord en u itgegaan van st eady st at e, w aarbij d e geh alten in d e versch illen d e com p artim en ten w elisw aar ook m in of m eer con stan t zijn, m aar er w el sp rake is van u itw isseling tu ssen d e com p artim enten. De m ate van u itw isselin g bep aalt d e u itein d elijke st eady st at e. Met d ergelijke m od ellen kan ook beter w ord en ingespeeld op tijd afh an kelijke p rocessen zoals sorp tie en d esorp tie en biod egrad atie van stoffen. Met betrekkin g tot tijd afh an kelijke p rocessen beveelt d e commissie aan om h e t com p artim en t sed im en t in SEDISOIL op te sp litsen in tw ee afzon d erlijke com p artim en ten ; een w aarin sn elle d esorp tie p laats vin d t en een w aarin lan gzam e d esorp tie p laats vin d t. Alleen zo kan een realistisch ere sch attin g van d e verd elin g van geh alten van een stof in w ater en sed im en t w ord en gem aakt. Een d erd e ‘vast’ com p artim ent zou aan SEDISOIL ku nnen w ord en toegevoegd voor stoffen d ie zeer hyd rofoob zijn en d aard oor sterk aan op gelost organisch koolstof bind en. Er zou rekening m oeten w ord en gehou d en m et biod egrad atie van stoffen d ie in het ene com p artim ent veel sneller afbreken d an in het and ere, zoals bijvoorbeeld vinylch lorid e. Dit versch ijn sel kan d e verd elin g van d ergelijke stoffen over d e versch illend e com p artim enten en d aarm ee d e blootstelling in belangrijke m ate beïnvloed en. Bioconcent ra t iefa ct oren De bep aling van d e BCF tu ssen p oriew ater en p lanten, voor organ isch e verbind ingen, is verbeterd . Voor m etalen is voor h et bep alen van d e BCF u itgegaan van een correlatieve ben ad erin g tu ssen een groot aan tal bod em p aram eters en h et p lan tgeh alte. De com m issie heeft m oeite m et d eze benad ering vanw ege d e aard van d e gebru ikte d a t a set s en h et feit d a t een correlatieve benad ering geen voorsp ellend e w aard e heeft, in d e zin d at d eze benad ering een voorsp elling zou ku nnen op leveren van d e BCF. De com m issie p leit voor een m eer m echanistische benad ering voor d e afleid ing van d eze BCF’s, w aarbij gesteu nd kan w ord en op ond erzoek naar een m echanistische verklarin g voor p oriew atergeh alten van m etalen in d e bod em . De com m issie vin d t d e gew asrou te voor m etalen onzeker en vind t d at in voorkomende gevallen bij voorkeur in gewassen moet worden gemeten. Binnenlucht De com m issie vind t d e u itkom sten van d e CSOIL-m od u le ‘inhalatie van binnenlu cht’ te onbetrou w baar om d e SRChu m aan op te baseren. De interventiew aard en voor d eze IX Sam envatting, conclu sies en aanbevelingen stoffen zou d en ku nnen w ord en gebaseerd op d e SRCeco en het m axim u m in d rinkw ater. Bij verontreiniging m et vlu chtige verbind ingen in aanw ezigheid van bebou w ing en op relevan te d iep te d ien t d an altijd locatiesp ecifiek on d erzoek, d at w il zeggen m etingen, naar d e risico’s te w ord en u itgevoerd , ook bij gehalten in het grond w ater (ver) ond er d e interventiew aard en. H ierbij m oet rekening w ord en gehou d en m et d e in vloed van w isselen d e w eersom stan d igh ed en . Op basis van p raktijkervarin g zal gaan d ew eg d u id elijk w ord en bij w elke geh alten en onder w elke om stand ighed en risico’s op inhalatie van verontreinigd e binnenlu cht ku nnen w ord en u itgesloten. P a rt it iecoëfficiënt en Partitiecoëfficiën ten voor m etalen zouden op m ech an istisch onderzoek m oeten w ord en gebaseerd . Voor d e verd eling tu ssen d e vaste fase in d e bod em en het p oriew ater, is d it ond erzoek voor een aantal m etalen al ver gevord erd . Partitiecoëfficiënten zijn ond er and ere afhankelijk van het concentratieniveau w aarbij ze zijn vastgesteld . De set van p artitiecoëfficiën ten voor d e verd elin g van m etalen tu ssen sed im ent en op p ervlaktew ater, p assen qu a verontreinigingniveau w aarbij ze zijn gem eten red elijk bij d e d e hoogte van d e voorstellen voor interventiew aard en voor sed im ent. Toch leid t h et gebru ik van d eze p artitiecoëfficiën ten voor m etalen van w ege an d ere bron n en van variatie th an s tot een veel te grote on betrou w baarh eid van d e SRC’s, hetgeen ook d oor het RIVM ond erkend w ord t. De commissie vind t d e gebru ikte set van p artitiecoëfficiën ten voor organische verbind ingen (Koc’s) consistenter, beter traceerbaar en nau w keu riger d an d e set d ie voor d e afleid in g van d e h u id ige in terven tiew aard en is gebru ikt. Zij ach t h et n iet ju ist om Koc’s voor d e verd eling van organische verbind ingen tu ssen organisch koolstof in d e bod em en p oriew ater, ook te gebru iken voor d e verd eling tu ssen organisch koolstof in sed im ent en op p ervlaktew ater, m et nam e om d at organische stof in bod em en sed im ent sterk kan verschillen in bind ingscap aciteit. Betrouwbaarheidsscore en somnormen De com m issie stem t in m et d e gebru ikte criteria voor d e betrou w baarheid sscore. De nieu w e beoord eling van betrou w baarheid van d e SRChu m aan is m ind er inzichtelijk, m aar is w el een m eer in h ou d elijke beoord elin g gew ord en ; d e w erkelijk belan grijke punten zijn meegenomen. Er is ech ter w einig ond erscheid end vermogen tussen d e betrou w baarheid sscores low en mediu m voor d e SRChu m aan. Daarn aast is d e com m issie van m en in g d at d e criteria voor h et afleid en van een in d icatief n iveau voor ernstige bod em verontreiniging ook m oeten w ord en toegep ast op d e voorstellen voor nieu w e interventiew aard en. X Sam envatting, conclu sies en aanbevelingen De com m issie is h et een s m et h et RIVM d at som n orm en voor stoffen m et versch illen d e w erkin gsm ech an ism en verm ed en d ien en te w ord en . Toch p leit d e com m issie voor het zoveel m ogelijk afleid en van som norm en voor stoffen d ie altijd gezam enlijk voorkom en in h et m ilieu , on d er m eer om d at d it d e m ogelijkh eid bied t d e on d erliggend e ecotoxicologische gegevens sam en te voegen en d e betrou w baarheid te verhogen . H et criteriu m d at som n orm en alleen ku n n en w ord en afgeleid voor stoffen m et d ezelfd e fysisch-chem ische eigenschap p en vind t d e com m issie te streng, vooral voor d e SRCeco, om d at d aar tot nu toe in het geheel geen blootstellingsm od ellering aan te p as kom t. T OT SLOT Tot slot concludeert d e commissie d at d e afleid in gsm eth od iek voor in terven tiew aard en op on d erd elen en voor som m ige stoffen zeker is verbeterd . Ook d e gew ijzigd e afleid in g van een in terven tiew aard e voor gron d w ater ziet d e com m issie als een d u id elijke verbetering. De r esu ltaten blijv en ech ter ster k afh an kelijk v an v aak on zeker e in v oer d ata. De w in st d ie in d e toekom st valt te beh alen bij h et verbeteren van d e in terven tiew aard en m oet ten aan zien van risico’s voor ecosystem en vooral worden gezocht in d e m icrobiologie en d e blootstellin gsm od ellerin g. Ten aan zien van d e risico’s voor d e m ens m oet verbetering ook m et nam e in d e blootstellingsm od ellering w ord en gezocht. Aanbevolen w ord t ond erd elen van d e m od ellen m et behu lp van veld gegevens te valid eren. Voorts p leit d e com m issie ervoor om verbetering van d e interventiew aard en af te w egen tegen and ere onzekerhed en in d e gehele keten van bod em kw aliteitsbeoord eling. Ook op het gebied van bod em ond erzoek (m onsternam e en analyse) valt nog veel te verbeteren. Op basis van d e d oor d e com m issie aangelegd e criteria voor het al d an niet vervangen van d e hu id ige interventiew aard e d oor een voorgesteld e nieu w e w aard e, stelt d e com m issie voor om in ied er geval: • voor d e bodem d e hu id ige in terven tiew aard en te h an d h aven . Uitzond ering h ier op is h et v oor stel v oor kw ik d at v olgen s d e commissie overgenomen kan w ord en als nieu w e interventiew aard e. • voor grond w ater d e in terven tiew aard en voor kw ik, n ikkel, eth ylben zeen , tetrach loorm eth aan , tetrach looreth een , trich loorm eth aan , p en tach loorfen ol, ald rin +d ield rin , ald rin , d ield rin , en d rin , α-H CH , atrazin en cycloh exan on aan te p assen. XI Sam envatting, conclu sies en aanbevelingen • voor sed im ent om u itvoeringstechnische red enen geen ap arte interventiew aard e vast te stellen . De voorstellen voor sed im ent zijn te onbetrouw baar om een hu id ige interventiew aard e voor bod em te vervangen; w el ku nnen d eze w aard en gebru ikt w ord en om na te gaan of d e interventiew aard en voor d e bod em streng genoeg zijn om m ensen en ecosystem en te bescherm en tegen ernstige risico’s ten gevolge van w aterbod em verontreiniging. Voor alle com p artim en ten w ord t voor een a a n ta l stoffen voorgesteld aan vu llen d ond erzoek u it te voeren alvorens een hu id ige interventiew aard e te vervangen en/ of een ind icatief niveau voor ernstige verontreiniging af te leid en. Gebleken is d at d e p eriod e tu ssen h et vaststellen van d e h u id ige in terven tiew aard en en d e evalu atie te kort is om tot w ezen lijk n ieu w e w eten sch ap p elijke in zich ten te kom en . De com m issie p leit er d an ook voor om in h et vervolg in tegrale w eten sch ap p elijke evalu aties te laten p laatsvin d en als resu ltaten van w eten sch ap p elijk on d erzoek d aar aan leid in g toe zijn, of als er sp rake is van een w ijziging in d e beleid sm atige u itgan gsp u n ten . Dit laat on verlet d at in cid en tele aan p assin gen van ind ivid u ele interventiew aard en m ogelijk m oeten blijven als d aar aanleid ing toe is. XII In leid in g 1 I N LEIDIN G In 1994 zijn d e interventiew aard en bod em sanering voor d e eerste tranche van circa 70 stoffen en stofgroep en vastgesteld , in het kad er van d e Wet bod em bescherm ing. In d e beleid sn otitie In terven tiew aard en bod em san erin g (1) stelt d e Min ister van Volkshu isvesting, Ru im telijke Ord ening en Milieu beheer (VROM): ‘In de n abije t oekomst mag wor den ver wacht dat wet en schappelijk on der zoek r elevan t e gegeven s zal oplever en voor ver der e ver bet er in g van de (syst emat iek voor de afgeleidin g van ) in t er ven t iewaar den . H er zien in g van de t han s r eeds opgen omen of in de t oekomst op t e n emen in t er ven t iewaar den ligt dan in de r ede. Ver wacht mag wor den dat der gelijke gegeven s met t u ssen pozen van en kele jar en beschikbaar komen . D eze gegeven s zu llen acht er een volgen s door het RIVM 6 en de TCB7 op hu n mer it es wor den beoor deeld alvor en s t ot wijzigin g van de in t er ven t iewaar den van u it het M in ist er ie van VRO M zal wor den over gegaan ’. In 1996 sp rak d e Min ister h et voorn em en u it om on geveer 5 jaar n a d e inw erking tred in g van d e oorsp ron kelijke in terven tiew aard en in 1994 een algem en e evalu atie u it te voeren, in verband m et een aantal gesignaleerd e onzekerhed en m et betrekking tot d e bep alin g van d e risico’s van bod em veron trein igin g (2). N ad ien zijn er in d rie aanvu llend e tranches m eer in terven tiew aard en vastgesteld . In d e Circu laire streefw aard en en in terven tiew aard en bodemsanering (3) w ord t een overzich t gegeven van alle thans beschikbare interventiew aard en. H et RIVM h eeft in 2001 d e w eten sch ap p elijke evalu atie van d e in terven tiew aard en eerste tranche afgerond . De interventiew aard e is gebaseerd op een hu m aan-toxicologische en ecotoxicologische risicobeoord eling. Voor d e evalu atie zijn d e interventiew aard en voor d e betreffen d e stoffen op n ieu w afgeleid m et een op on d erd elen h erziene m ethod e m et, voor zover beschikbaar, geactu aliseerd e invoergegevens. In grote lijnen is d e m ethod iek echter hetzelfd e gebleven. De resu ltaten en ond erbou w ing van d e evalu atie zijn vastgelegd in een aan tal rap p orten . H ieru it blijkt d at h et RIVM op een zeer ged etailleer d e en system atisch e w ijze te w er k is gegaan . Er is zeer v eel w erk verzet. De com m issie heeft hier w aard ering voor. 6 7 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Technische commissie bodembescherming. 1 In leid in g Per brief m et ken m erk BWL/ 2001029677, d d . 27 ap ril 2001 vraagt d e Min ister van VROM d e TCB om ad vies over h et w eten sch ap p elijke d eel van d e evalu atie van d e interventiew aard en eerste tranche (zie bijlage 1). De Minister stelt vragen over : • d e beleid sm atige keu zes voor d e ond erbou w ing van d e interventiew aard en; • d e h u m aan -toxicologisch e risico-evalu atie; • d e ecotoxicologisch e risico-evalu atie; • d e bod em chem ische asp ecten; • d e robu u stheid van d e resu ltaten, m et d aarbij sp ecifieke aand acht voor d e voorstellen voor zin k, kop er, ch room , n ikkel, kw ik en vin ylch lorid e om d at d e voorstellen nogal afw ijken van d e m om enteel gehanteerd e w aard en; • d e voorstellen voor cyanid e en m inerale olie. Med e op verzoek van d e w erkgroep Urgen tiesystem atiek en In terven tiew aard en (UI) h eeft d e d irectie Bod em , Water, Lan d elijk Gebied (DGM/ BWL) in aan vu llin g op d e ad viesaanvraag een lijst m et ged etailleerd e vragen aan d e TCB d oen toekom en (zie bijlage 2). De interventiew aard e is een instru m ent om d e ernst van een bod em verontreiniging te beoord elen, en vorm t d e grens tu ssen niet ernstige en ernstige bod em verontreiniging. Bij h et afleid en van een in terven tiew aard e, en ook h et toetsen aan een in terven tiew aard e, zijn een aantal elem enten te ond erscheid en. Ten eerste d ienen d e beschermingsdoelen ged efinieerd te w ord en. Dit zijn d e m ens en (h et fu n ction eren van ) h et ecosysteem . De tw eed e stap bij h et afleid en van d e in terventiew aard e w ord t gevorm d d oor d e keu ze voor het k ritisch e effectn iveau d a t b ij d e bescherm ingsd oelen bereikt m oet w ord en voord at er sp rake is van ernstige bod em verontreiniging. Voor d e m ens ligt het kritische effectniveau bij ernstige bod em verontreiniging op h et m axim aal toela a tb a a r risiconiveau (MTR). In d e n otitie ‘Om gaan m et risico’s’ (4) is d it niveau voor stoffen m et een d rem p elw aard e 8 bep aald op d e toxicologisch toelaatbare d agelijkse in n am e 9 . Voor d e TDI h eeft d e Accep table Daily Intake (ADI) m od el gestaan, d ie d oor d e Wor ld H ealt h O r gan isat ion w ord t afgeleid . In ’Om gaan m et risico’s’ is het MTR voor genotoxische carcinogene stoffen10 bep aald op een w aard e van een accep tabel extra kankerrisico van 1 op d e 10.000 bij levenslange blootstellin g. Voor ecosystemen is als m aat voor h e t kritisch effectniveau gekozen voor d e H C50. Deze w aard e w ord t u itged ru kt als een 8 Er wordt aangenomen dat er voor deze stoffen een drempelwaarde bestaat waar beneden geen schadelijke effecten zullen optreden. 9 TDI= tolerable daily intake. 10 Er wordt van deze stoffen aangenomen dat er geen dosering of concentratie is vast te stellen waar beneden geen risico bestaat voor schadelijke effecten (stoffen zonder drempelwaarde). 2 In leid in g con cen tratie v an een stof in h et m ilieu w aarbij 50% v an h et in th eorie aan w ezige aan tal soorten , of m icrobiële p rocessen , in een ecosysteem in m eer of m in d ere m ate een als negatief te w aard eren effect van d ie stof ond ervind t. De H C50 w ord t op basis van resu ltaten van laboratoriu m exp erim enten vastgesteld . De keu ze van d e bescherm ingsd oelen en d e hoogte van het kritische effectniveau zijn p olitieke keu zes. De m in ister v an VRO M gaf bij d e beh an d elin g v an d e h u id ige eerste tranche interventiew aard en in d e Tw eed e Kam er aan d at effecten van bod em veron trein igin g op d e gezon d h eid van een in d ivid u ele m en s algem een n iet m a a tsch ap p elijk veran tw oord w ord en geach t. H et is d aarbij n iet van belan g of h erstel van een ziekte als gevolg van bod em verontreiniging m ogelijk is (5). Effecten op ecosystem en w ord en, zolang d eze niet onherstelbaar zijn, m ed e gezien d e consequ enties van bod em saneringsop eraties m ind er snel onverantw oord geacht. De overheid tracht ecosystem en te bescherm en d oor zich op soorten te richten en niet op ind ivid u ele p lanten of d ieren. Effecten op soorten w ord en toegestaan, zolang herstel op term ijn m ogelijk is (5). De d erd e stap bestaat u it h et vertalen van h et kritisch e effectn iveau n aar h et k r i t i sch e b od em -, gron d w ater- en sed im en tgeh alte. Deze kritische gehalten w ord en in d e RIVM-rap p orten aan ged u id als Seriou s Risk Con cen tration s (SRC), en vormen d e basis van d e interventiew aard en. Bij d e vertaling sp elen d rie elem enten een belangrijke rol: • het ged rag van d e stof (fa t e en transp ort) in het m ilieu ; • het ged rag van het blootgesteld e object; • d e fysiologie van het blootgesteld e object. Met betrekking tot ecosystem en is d e kennis over d eze elem enten gebrekkig en w ord t h et kritisch e effectn iveau rech tstreeks vertaald in h et kritisch e bod em - en gron d w atergeh alte, m et an d ere w oord en , d e H C50 is gelijk aan d e SRC. Voor d e m en s w ord en d eze elem enten gem od elleerd m et behu lp van d e m od ellen CSOIL (bod em en grond w ater), en SEDISOIL (sed im ent). De vierd e stap is d e keu ze voor d e SRC d ie d e geïn tegreerd e SRC (= voorstel nieu w e in terven tiew aard e) gaat bep alen , d e h u m an e of d e ecotoxicologisch e SRC. In p rin cip e b ep a a lt d e la a g ste v a n d e tw ee d e geïntegreerd e w aard e, tenzij d e and ere w aard e veel betrou w baard er is. De hierboven beschreven rou te w ord t gevolgd bij het afleid en v a n d e in ter v en tiew aard en . Bij h et toetsen aan d e in terv en tiew aard en m oet in feite d e om gekeerd e 3 In leid in g rou te w ord en bew an d eld . Bij oversch rijd in g van d e in terven tiew aard en w ord t d e d aad w erkelijke blootstelling ond erzocht en m oet er rekening w ord en gehou d en m et h et ged rag van d e stof, h et ged rag van h et blootgesteld e object en d e fysiologie van het blootgesteld e object, zoals d ie zich voord oen in d e lokale verontreinigingssitu at ie. Figuur 1.1 Verschillend e ond erd elen van een risicobeoord eling (6). De hierboven beschreven stap p en zijn in hoofd lijnen gebaseerd op beleid sm atige beslissin gen m aar vragen , n aarm ate d e rou te verd er w ord t afgelop en, steed s m eer w etenschap p elijke ond erbou w ing. De commissie h eeft bij h a a r ad visering d e volgend e hoofd ond erw erpen vastgesteld 11 : • p ositie interventiew aard en in het bod em beleid ; • u itgangsp u nten voor ad vies; • risico-evalu atie ecosysteem ; • risico-evalu atie m en s; • m ilieu chem ische asp ecten blootstellingsm od ellering; • in tegratie van d e SRC’s. 11 De bespreking van een aantal onderwerpen is voorbereid in werkgroepen bestaande uit commissieleden. De werkgroep ecotoxicologie bestond uit prof.dr. P.C. De Ruiter en dr. J.G.M. Roelofs, secretaris dr. J. van Wensem. De werkgroep humane toxicologie bestond uit dr. J.H. van Wijnen en dr. A.W. Jongmans, secretaris drs. M. ten Hove. De werkgroep milieuchemische aspecten bestond uit prof.dr. H.A.J. Govers, prof.dr.ir. F.A.M. de Haan en prof.dr.ir. O. Oenema, secretaris dr. M.L. Kloosterboer-van Hoeve. 4 In leid in g De com m issie h eeft zich in d e volgord e van d e besp rekin g van d eze on d erw erp en laten leid en d oor d e h ier bov en besch r ev en r ou te v an afleid in g. Dit leid d e tot d e volgend e op zet van het ad vies. • De d iscu ssie over d e in terven tiew aard en kan n iet los w ord en gezien van d e rol d ie d eze w aard en sp elen in het (w ater)bod em beleid . Deze rol w ord t beschreven in hoofd stu k 2. • In h oofd stu k 3 kom en d e u itgan gsp u n ten van d e com m issie ten aan zien van d e ad viserin g over d e in terven tiew aard en aan d e ord e. Dit h oofd stu k vorm t een raam w erk voor d e volgend e hoofd stu kken. • Bij d e risico-evalu atie voor ecosystem en is er n og veel d iscu ssie over d e eerste tw ee stap p en in bovenstaand e rou te, h et bescherm ingsd oel en h et k r itisch e effectniveau . Red en om d eze afleid ing eerst te besp reken (hoofd stu k 4). • Bij d e r isico-ev a lu a tie v oor d e m en s sta a t h et k r itisch e effectn iv ea u n iet ter d iscu ssie. Om d at d e ond erbou w ing van d e kritische blootstelling ook voor ad vies is voorgelegd aan d e Gezond heid sraad , concentreert d e com m issie zich op d e vertaling van d e kritische blootstelling naar kritische gehalten in bod em , grond w ater en sed im ent. De invloed van het ged rag en d e fysiologie van d e m ens staat in hoofd stu k 5 centraal. • In h oofd stu k 6 kom t d e in vloed van h et ged rag van d e stof in h et m ilieu op d e blootstelling van d e m ens aan d e ord e. In hoofd stu k 6 zal ook kort w ord en ingegaan op h et ged rag van d e stof in relatie tot d e afleid in g van d e SRC voor ecosystem en. • In hoofd stu k 7 kom t stap 5 aan d e ord e, d e integratie tu ssen d e SRC’s. De criteria voor d e keu ze om een voorstel voor een nieu w e interventiew aard e te accep teren als vervanger van d e hu id ige interventiew aard e w ord en d aar besp roken. • H oofd stu k 8 bevat d e geraad p leegd e literatu u r. De referenties staan genu m m erd tu ssen haakjes in d e tekst. • Bijlage 1 bevat d e ad viesaan vraag. • Los van d e ad viesaan vraag h eeft h et Min isterie van VROM, m ed e n am en s d e w erkgroep ‘Urgen tie en In terven tiew aard en ’ (UI), een lijst van ged etailleerd e vragen aan d e commissie voorgelegd . De antwoorden op d e ged etailleer d e vragen van DGM/ BWL en d e w erkgroep UI staan grotend eels versp reid in voorliggend ad vies. In bijlage 2 w ord en d e vragen één voor één beantw oord , w aarbij w aar m ogelijk w ord t teru gverw ezen naar d e hoofd tekst van het ad vies. • Bijlage 3 bevat een verklarend e w oord en- en afkortingenlijst. Voor een aantal stoffen is extra aand acht besteed aan d e m ogelijkhed en tot het d oen van voorstellen voor nieuwe in terven tiew aard en . Dit betreft m inerale olie (7), cyan id en (8), lood (9) en ch room (10). De bevin d in gen van d e com m issie over d eze 5 In leid in g stoffen staan d eels in d e hoofd stu kken; h et volled ige antw oord bevind t zich in bijlage 2. De com m issie h eeft in 1992 gead viseerd over d e eerste tran ch e in terven tiew aard en (11), d ie thans w ord t geëvalu eerd . In 1995 w erd gead viseerd over d e aanp assing van d e interventiew aard e voor p olycyclische arom atische koolw aterstoffen (12). In 1997 w erd gead viseerd over d e afleid ing van d e 2e en 3e tranche interventiew aard en (13), en in 1998 ov er d e 4e tran ch e in terv en tiew aard en (14), in 1999 over d e h erzien e interventiew aard e voor lood en over het ‘p lan van aanp ak grote evalu atie interventiew aar d en ’ (15, 16). O ok h eeft d e com m issie gead v iseer d ov er d e afleid in g van m axim aal toelaatbare en verw aarloosbare risicon iveau s (MTR’s en VR’s) op basis van ecotoxicologische gegevens (17, 18, 19, 20). 6 De p ositie van interventiew aard en in het bod em beleid 2 D E POSITIE VAN IN TERVEN TIEWAARDEN IN H ET BO D EM BELEID IN LEIDIN G Dit h oofd stu k bevat een besch rijvin g van d e versch illen d e bod em beleid sterrein en w aarin in terven tiew aard en een rol sp elen. Rela t ief klein e w eten sch ap p elijke verbeterin gen van in terven tiew aard en kunnen voor d e p raktijk a l verstrekkend e gevolgen hebben, a fh a n k elijk van d e beleid sm atige context w aarin ze worden toegep ast. H et gaat n aast bod em san erin g en -beh eer van lan d - en w aterbod em s om h et Bou w stoffen beslu it en h et beleid ten aan zien van h et verzet van veron trein igd e grond en baggersp ecie. Tevens zal op hoofd lijnen w ord en aangegeven w at m ogelijke gevolgen ku nnen zijn van verhogingen of verlagingen van interventiew aard en. Er zal u itein d elijk een beleid sm atige afw egin g m oeten worden gem aakt tussen d e m ate w aarin d e norm als graad m eter voor risico’s voor m ens en m ilieu in w etenschap p elijk op zich t is verbeterd en d e m ogelijke p roblem en d ie een w ijzigin g van d e n orm in beleid su itvoering ku nnen veroorzaken. Voorliggend ad vies beoogt argu m enten voor d eze afw egin g op te lev eren . Voor d e TCB is beoord elin g v an d e ev alu atie en d e n ieu w e voorstellen voor in terven tiew aard en p rim air een beoord eling van w etenschap p elijke aard . Om d at d e TCB op grond van d e Wet bod em bescherm ing ad viseert of beleid svoorstellen in het belang van d e bescherm ing van d e bod em zijn, m oet er oog zijn voor h et on tstaan van u itvoerin gsp roblem en . Deze zijn p er d efin itie n iet in h et belang van d e bescherming van d e bod em. BODEMSAN ERIN G De bod em sanering kent sind s 1982 een Leid raad voor d e u itvoering en heeft eerst d e Interim w et bod em sanering als w ettelijke basis gehad . De Interim w et is in 1994 ingebou w d in d e Wet bod em besch erm in g, d ie (zon d er san erin gsp aragraaf) in 1987 van krach t w erd . Deze w ettelijke m ijlp alen m arkeren ook een aan tal veran d erin gen in aanp ak van d e bod em verontreiniging en het hanteren van bod em saneringsnorm en in d e p raktijk. H et eerste criteriu m om tot san erin g te beslu iten w as op gron d van d e In terim w et bod em sanering: ‘ernstig gevaar voor volksgezond heid en m ilieu ’. Dit kon m et behu lp van d e Leid raad bodemsanering worden vastgesteld . Deze Leid raad bevatte d e 7 De p ositie van interventiew aard en in het bod em beleid bekend e lijst m et ABC-w aard en , toetsingsw aard en d ie aangaven w elk typ e on d erzoek er al n aar gelan g d e m ate van bod em veron trein igin g p la a ts d iend e te vind en. H oew el ze vaak als zod anig gebru ikt zijn, w aren d eze w aard en niet bed oeld als bod em kw aliteitsnorm en. Bij beoord eling van d e bod em in verband m et sanering m oest ook d e geohyd rologische situ atie d ie bep alend is voor d e versp reid ing van d e verontreiniging, en h et bodemgebruik d at bep alend is voor d e blootstellin g, in besch ou w in g w ord en gen om en . Pas als aan alle criteria w erd vold aan kon w ord en gesp roken van ‘ernstig gevaar’ en w erd saneren van d e bod em nood zakelijk geacht. H et kw an titatiev e kar akter v an d e ABC-w aar d en leid d e er ech ter toe d at h et d e belangrijkste instru m enten w erd en voor d e beoord eling van d e bodem. De and ere criteria kond en alleen aan d e hand van een locatiesp ecifieke risicobeoord eling w ord en vastgesteld , iets w aar m en toen nog w einig ervaring m ee had . Bij d e inbou w van d e IBS in d e Wbb in 1994 is ook d e beoord eling van gevallen van bod emverontreiniging verand erd . De voorm alige C-w aard en u it d e A BC-ta bel w erd en van een beter w etenschap p elijk fu nd am ent voorzien. Ze kregen een nieu w e naam : in terven tiew aard en bodemsanering. Deze in terven tiew aard en geven een p otentieel risiconiveau aan voor d e m ens en voor ecosystem en. Bij overschrijd ing van in ter v en tiew aar d en is bep alin g v an h et d aad w er kelijke situ atiesp ecifieke risico (actu eel risico) nod ig, w aarm ee d e u rgentie van d e sanering kan w ord en vastgesteld . H et oord eel ‘n iet u rgen t te san eren geval van ern stige bod em veron trein igin g’ kan verand eren in ‘w el u rgent te saneren geval van ernstige bod em verontreiniging’ w anneer het bod em gebru ik d oor een bestem m ingsw ijziging verand ert in een gevoeliger gebru ik (bijvoorbeeld van ind u strie naar w onen). Voor het vaststellen van d e u rgentie bestaan richtlijnen, d e zogenoem d e SaneringsUrgentieSystem atiek (SUS). Ten op zichte van d e IBS-p eriod e zijn er d u s tw ee asp ecten verand erd : • De in terven tiew aard en zijn een m aatstaf voor ‘ern stige bod em veron trein igin g’. Ze h ebben een d u id elijker beteken is d an h u n voorgan gers, d e C-toetsin gsw aard en. Er ontstaat m et d e interventiew aard en een ond erscheid tu ssen p otentiële en actu ele risico’s. Daarn aast geven in terven tiew aard en een d u id elijke ju rid isch e grens aan tu ssen bod em verontreiniging w aarbij d e saneringsregeling van d e Wbb van toep assing is en bod em verontreiniging w aarbij d at niet het geval is. • De locatiesp ecifieke actu ele risicobeoord elin g is geform aliseerd in SUS. Deze beoord eling w ord t gebru ikt om d e m ilieu hygiënische p rioriteit van d e sanering vast te stellen . Op grond van een kabinetsstand p u nt u it 1997 is het bod em saneringsbeleid herzien. Deze herziening betrof vooral d e saneringsd oelstelling. Op grond van het kabinets- 8 De p ositie van interventiew aard en in het bod em beleid stand punt u it 1997 m oet bod emverontreiniging niet alleen als m ilieu p robleem w ord en gezien . H et is een m aatsch ap p elijk p robleem . Er m oet n aast san erin gen op grond van aanw ezige m ilieu risico’s m eer aand acht zijn voor saneringen d ie nod ig zijn om d e bod em geschikt te m aken voor nieu w e vorm en van bod em gebru ik (m aatschap p elijke u rgentie). H et in h et kad er van ru im telijke ord eningsbeleid geven van nieu w e bestem m ingen aan verontreinigd e bod em s kent een eigen d ynam iek en eigen p rioriteiten . De p rioriteitstellin g bij beoord elin g v an gev allen van bod em verontreiniging zou d aarom m oeten w ord en herzien, om d at tot nu toe alleen m ilieu gezond heid soverw egingen in SUS zijn opgenomen. Tevens m oet worden geconstateerd d at een risicobeoord eling d ie antw oord m oet geven op d e vraag in h oeverre d e kw aliteit van een locatie een toekom stig an d er gebru ik in d e w eg staat, verond erstelt d at d e toekom stige risico’s goed ku nnen w ord en voorsp eld . Dit stelt hogere eisen aan m od ellen voor risicobeoord eling d an bij een beoord eling van d e gevolgen van bod em verontreiniging voor het hu id ige bod em gebru ik. Bij een risicobeoord eling gericht op het hu id ige gebru ik ku nnen m od elm atige u itsp raken m et m etin gen w ord en gevalid eerd . Bij h et beoord elen van toekom stige situaties m oet m en echter vertrouw en op m od elm atige prognoses. De w ijziging van d e saneringsd oelstelling van ‘m u ltifu n ction aliteit of d aarv an afw ijken als locatiesp ecifieke om stan d igh ed en d at n ood zakelijk m aken ’ n aar ‘fu n ctiegericht saneren’ kan in d e p raktijk ook gevolgen hebben voor het beoord elen van bod em verontreiniging. Er ontstaat behoefte aan een kad er w aarm ee d e geschiktheid van d e bod em voor een bep aald gebru ik kan worden beoord eeld . De zogenoemde bod emgebruiksw aard en (BGW), d ie sind s d e beleid svernieu w ing bodemsanering (BEVER) voor d e sanering van d e bovengrond m aatgevend zijn, geven tevens aan of een bod em voor een bep aald gebru ik geschikt is. Als bod em s ongeschikt zijn voor een bep aald gebru ik, d at w il zeggen d e BGW w ord t oversch red en , d an zal d e kw aliteit op enig m om ent verbeterd m oeten w ord en of het gebru ik m oeten w ord en aangep ast (zie ook fig 2.1 en h et Kabinetsstand p u nt beleid vernieu w ing bodemsanering van janu ari 2002 (21)). Om d at sanering d eel u it gaat m aken van een algem een beleid voor het om gaan m et bod em verontreiniging, één van d e asp ecten van bod em beheer, krijgt d e in terven tiew aard e h et karakter van een gren s w aarboven ten m in ste registratie van ernstige verontreiniging nood zakelijk is, m onitoren en het treffen van gebru iksbep erkingen situ ationeel w ord en ged im ensioneerd en transp ort van verontreinigd e gron d aan relatief stren ge regels is gebon d en . Sanering van h et h ele ‘geval van bod em verontreiniging’ is d an één van d e opties voor d e beheerd er. 9 De p ositie van interventiew aard en in het bod em beleid PREVENTIE SAN ERIN G: m eteen teru g naar BGW Geen nieuwe verontreiniging Zorgplicht Ernstig en urgent BEH EER: kw aliteitsverbeterin g en st an d-st ill Bod em gebru iksw aard en H erstelp licht BEH EER: st an d-st ill en kw aliteitsverbetering Streefw aard en BRON GERICH T EFFECTGERICH T Figuur 2.1 Sch em a van d e relatie tu ssen h et p reven tieve beleid , h et san erin gsbeleid en het bod em beheer, alsm ed e d e p lek van d e BGW’s in d e beleid sveld en sanering en beh eer. De in terven tiew aard en bevin d en zich tu ssen d e niveau s ‘Bod em gebru iksw aard en’ en ‘Ernstig en u rgent’. Bron: Kabinetsstand p u nt beleid svernieu w ing bod em sanering 2002 (21). W ATERBODEMS Bij w aterbod em s is er vaak sp rake van het voorkom en van ernstige bod em verontrein igin g zon d er d at op gron d van d e u rgen tiesystem atiek een tijd stip van sanering bep aald h oeft te w ord en . Baggeren van ernstig verontreinigd e bagger is even als verp laatsin g of verw ijd erin g van ern stig veron trein igd e gron d aan relatief stren ge regels gebond en. H et baggeren om w aterhu ishou d ku nd ige red enen w ord t u itgesteld , om d at verw ijd ering duur is en er w einig verw erkingstechnieken zijn. Zolang d e ond erw aterbod em ond er w ater blijft is er im m ers geen groot risico, althans d at is d e p ercep tie van d e w aterbod em beheerd er. Er gaan d an ook stem m en op om sp ecifieke interventiew aard en voor d e w aterbod em te ontw ikkelen d ie voor een aantal stoffen hoger (m ind er stringent) zijn d an d e (land bod em )interventiew aard en. Gezien d e r isico’s is d it te rech tvaard igen zolang d e bodem onder w ater blijft, m aar v eel verontreinigd e w aterbod em s vallen in d e zom er d roog (u iterw aard en) en w ord en d an land bod em , m et een nogal gevoelige bestem m ing zoals natu u r, begrazingsgebied voor ru n d eren en sch ap en , of recreatie. Een on d ersch eid in d e beoord elin g van lan d en 10 De p ositie van interventiew aard en in het bod em beleid w aterbod em kan d u s slech ts op locatiesp ecifieke gron d en w ord en gem aakt en n iet door versch illen aan te brengen in generieke normen zoals in terven tiew aard en . Daarbij kom t n og d at veel gevallen van bod em veron trein igin g, bijvoorbeeld Steen d ijkp old er te Maaslu is, ontstaan zijn u it op hogingen van p old ers m et verontreinigd e w aterbod em s. Tenslotte is het van belang een en and er te bezien in het kad er van d e im p lem en tatie van d e EU Kad errich tlijn Water . Daarin w ord t d e band tussen m ilieu beleid voor grond , grond w ater, sed im ent en op p ervlaktew ater versterkt. Een te sp ecifieke benad ering voor w aterbod em s, los van d e land bod em ligt m et nam e in N ed erland gezien d eze beleid sontw ikkelingen m ind er in d e red e. BOUWSTOFFEN BESLUIT In terven tiew aard en voor een aan tal stoffen zijn in h et Bou w stoffen beslu it gebru ikt als samen st ellin gswaar den . Dit zijn grensw aard en w aaraan bouwstoffen m oeten vold oen om op en in d e bod em te m ogen w ord en toegepast. De beoord eling van bouw stoffen is in eerste in stan tie gebaseerd op d e u itloogbaarh eid van stoffen . Om d at voor organ isch e stoffen n og geen gevalid eerd e u itloogtests voorh an d en zijn m aakt het Bou w stoffenbeslu it voor d eze stoffen gebru ik van samen st ellin gswaar den . Voor een d eel hebben d eze w aard en een eigen ond erbou w ing en heeft er ook een econom isch e afw egin g p laats gevon d en . Voor stoffen w aarbij d at n iet m ogelijk w as h eeft m en d e in terven tiew aard e overgen om en . H et h an teren van in terven tiew aard en als samen st ellin gswaar den in h et Bou w stoffen beslu it is voor d e bouwstof ‘grond’ een logische bovengrens, en goed te verd ed igen vanu it h et beleid d at geen ernstige bod em veron trein igin g in h et m aatsch ap p elijk verkeer d ient te worden gebrach t. H ierop w ord t in d e volgen d e p aragraaf n ad er in gegaan . Voor an d ere bou w stoffen d an grond is h et hanteren van in terven tiew aard en als samen st ellin gswaar den ech ter ‘bij gebrek aan beter’. Weten sch ap p elijke verbeterin gen in d e in terven tiew aard en leid en d aard oor n iet tot een verbeterin g van h et beoord elin gskad er voor an d ere bou w stoffen d an gron d . Dit kan een overweging zijn om verand eringen in interventiew aard en niet d oor te voeren in d e d esbetreffend e sam enstellingsw aard en. GRON DSTROMEN EN A CTIEF BODEMBEH EER Toep assen van grond als bou w stof valt ond er het Bou w stoffenbeslu it. Grond d ie aan streefw aard en vold oet m ag overal als bou w stof w ord en toegep ast. Toep assingen van gron d w aarin in terven tiew aard en w ord en oversch red en , zijn n iet toegelaten , ten zij het om herschikken van grond op een locatie gaat in het kad er van d e u itvoering van een san erin gsp lan . Gron d m et veron trein igin gn iveau s tu ssen streef- en in terven tiew aard en m ag ond er sp ecifieke voorw aard en w ord en toegep ast. 11 De p ositie van interventiew aard en in het bod em beleid Aan gezien d e in terven tiew aard e een h ard e boven gren s stelt aan h et verp laatsen en toep assen van veron trein igd e gron d h eeft een veran d erin g in d e h oogte van d eze w aard e d irecte gevolgen voor het grond verzet. In tegenstelling tot bij d e beoord eling van veron trein igd e bod em s, w aar n aast d e toetsin g aan een gen erieke in terven tiew aard e een n ad ere beoord elin g van d e situ atiesp ecifieke (actu ele) risico’s w ord t u itgevoerd , kent d e beoord eling van grond d eze situ atiesp ecifieke beoord eling niet. H et h an teren van situ atiesp ecifieke beoord elin gen bij gron d verzet is ech ter lastig zolan g er n og geen d u id elijk overkoep elen d kad er bestaat voor h et bod em beh eer, w aarin het om gaan m et verontreinigd e bod em s en m et verontreinigd e grond strom en een p laats ku nnen krijgen. De com m issie hoop t d at d e beleid svernieu w ing bod em sanering, w aarbij d e aanp ak van veron trein igd e bod em s in een m aatsch ap p elijke con text is gep laatst, u itein d elijk leid t tot een bred e strategie voor bod em beheer, w aarin bod em sanering, bod em besch erm in g en gron d strom en beleid een p laats krijgen in sam en h an g m et ru im telijke ord en in g en w aterbeh eer. Dit is overigen s een beleid sm atige on tw ikkelin g d ie n iet alleen in N ed erlan d p laatsv in d t. H et EU-bred e CLARIN ET (Con tam in ated Lan d Reh abilitation N etw ork for En viron m en tal Tech n ologies), een n etw erk van sp ecialisten en beleid sm akers op h et gebied van verontreinigd e bodems, p u bliceert bin n en kort h aar ein d rap p ort, w aarin on d er d e titel ‘Risk Based Lan d Man agem en t’ een bred e strategie voor bod em beh eer w ord t besch reven w aarover in d e Europese Unie consensu s bestaat. Van belang is ook d e verd ere ontw ikkeling rond d e ‘Them atic strategy for soil p rotection’ d at d oor d e Eu rop ese Com m issie w ord t u itgebracht. CON CLUSIE H et bovenstaand e geeft aan d at d e interventiew aard en een belangrijke rol sp elen in h et bod em beleid en d at d it beleid sterrein nogal in beweging is. H et verd ien t aanbeveling om bij het beoord elen van verand eringen in d e hoogte van interventiew aard en reken in g te houden m et d e verschu ivingen in d e beleid sm atige context w aarin d e interventiew aard en w ord en toegep ast. Daarnaast is het van belang om in verband m et d e transp arantie in d e beslu itvorm ing het ond erscheid tu ssen generieke en situ atiesp ecifieke beoord elingen van bod em en grond consequ ent te blijven m aken. Voor w aterbod em s beteken t d it d at h et versch il m et lan d bod em s tot u itin g kom t in d e situ atiesp ecifieke beoord elin g, en n iet d oor versch illen d e in terven tiew aard en te hanteren. Voor grond strom en, w aar interventiew aard en d e bovengrens vorm en van gron d d ie in h et m aatsch ap p elijk v erkeer m ag w ord en gebrach t, is geen situ atiesp ecifieke beoord elin g. In d ien d eze beleid sm atig gewenst is, p leit d e com m issie ervoor d ie in het kad er van het bod em beheer tot ontw ikkeling te brengen. 12 Uitgangsp u nten voor het ad vies 3 U ITGAN GSPUN TEN VOOR H ET ADVIES IN LEIDIN G In d it hoofd stu k beschou w t d e com m issie d e belangrijkste elem enten d ie ten grond slag liggen aan haar beoord eling van d e evalu atie van d e interventiew aard en. Eerst zal w ord en ingegaan op d e scenario’s d ie w ord en gebru ikt om interventiew aard en af te leid en . Vervolgen s zu llen d e gevolgen besp roken w ord en van d e keu ze voor d e in terven tiew aard e als gen erieke n orm . Daarn a kom t aan d e ord e h oe d e com m issie h eeft beoord eeld of een in terven tiew aard e verbeterd is of n iet. Tot slot zal er aand acht besteed w ord en aan het ond erw erp com m u nicatie. BELEIDSMATIGE KEUZEN : DE SCEN ARIO ’S Bij d e afleid in g van in terven tiew aard en m oeten belan grijke beleid sm atige keu zen w ord en gem aakt. Dit betreft n iet alleen d e kritisch e effectn iveau s voor d e m en s en h et ecosysteem , m aar ook h et bod em gebru ik d at m od el staat bij d e afleid in g (h et scenario) en d e m ate van veiligheid in d e schatting van blootstelling. Risico’s voor de mens Bij d e m en s w ord t u itgegaan van h et m axim aal toelaatbare risicon iveau als gren s voor ernstige bod em verontreiniging. De bijbehorend e blootstellingsniveau s voor d e m ens zijn gebaseerd op bescherm ing en liggen ver ond er d e niveau s w aar als negatief te w aard eren effecten m ogen w ord en verw acht. H et N OEC 12 -n iveau d at in exp erim en ten m et p roefd ieren is vastgesteld , w ord t m eestal d oor een veiligh eid sfactor 10 ged eeld in d e risicobeoord eling voor d e m ens om rekening te hou d en m et een verschil in gevoeligheid tu ssen d e m ens en het p roefd ier. Daarnaast w ord t nog een factor 10 toegep ast om ook aan gevoelige groep en binnen d e m enselijke p op u latie bescherm ing te bied en. De toxicologische grensw aard e ligt bij d e m ens d u s in het algem een (som s w ord en er and ere veiligheid sfactoren gehanteerd ) een factor 100 lager d an d e N OEC van p roefd ieren. Tevens kan w ord en geconstateerd d at d e beid e veiligheid sfactoren 10 een versch illen d e beteken is h ebben . De eerste factor beoogt reken in g te h ou d en m et d e on zekerh eid over d e rep resen tativiteit van h et p roefd ier voor d e m en s, d e tw eed e factor beoogt rekening te hou d en m et d e variabiliteit in gevoeligheid tu ssen mensen. 12 NOEC: No Observed Effect Concentration. De hoogste concentratie in een experiment waarbij geen effect werd waargenomen. 13 Uitgangsp u nten voor het ad vies De keu ze van d e m ate van veiligh eid in d e afleid in g van risicogren sw aard en zoals in terven tiew aard en is h et resu ltaat van een afw eging. Veel risicobeoord elingsp roced u res zijn gefaseerd , w aarbij m en in d e eerste fase gebru ikt m aakt van stringente algem ene normen. Toetsing d aaraan is eenvoudig en als aan d eze normen is vold aan d an kan elk risico w ord en u itgesloten. Word t niet aan d e norm vold aan d an w ord en steed s u itgebreid ere locatiesp ecifieke risicobeoord elingen u itgevoerd . Deze brengen veel kosten m et zich m ee, m aar leveren een beter beeld op van d e risico’s. Als instru m ent in een gefaseerd e risicobeoord eling zou d en d e interventiew aard en veilig en d u s aan d e strenge kant moeten zijn. Maar om d at aan d e overschrijd ing van interventiew aard en ook een ju rid isch etiket hangt, nam elijk ‘ernstige bod em verontrein igin g’, is verd ed igbaar om in terven tiew aard en m aatgeven d te laten zijn voor situ aties w aar ook d aad w erkelijk een interventie m oet w ord en gep leegd om risico’s op een accep tabel n iveau te bren gen . Deze overw egin g leid t tot ben ad erin gen m et kleinere veiligheid sfactoren of tot d e keu ze van een algem een voorkom end , m ind er gevoelig blootstellingsscenario. H et blootstellin gsscen ario d at sin d s 1991 m od el staat voor d e afleid in g van h e t ernstig risiconiveau voor d e m ens, in d e bod em , is een hu is m et tu in, w aarbij niet m eer d an 10% van d e groenteconsu m p tie van d e bew oners afkom stig is u it d e tu in. H et is n iet h et m eest gevoelige scen ario m et betrekkin g tot risico’s voor d e mens. Voor toxische stoffen d ie goed d oor p lanten w ord en op genom en, zoals zw are m etalen, leid t een scen ario w aarbij d e tu in volled ig voor d e groentevoorziening van d e bew oners w ord t gebru ikt tot d e strengste ernstige risiconiveau s. De keu ze voor d it scenario kan echter tot gevolg hebben 13 d at veel gevallen van bod em veron trein igin g als ern stig worden geclassificeerd . Bij een locatiesp ecifieke risicobeoord eling w ord t d an vervolgen s vaak vastgesteld d at san erin g vooralsn og n iet n od ig is, om d at h et geen volkstu in betreft. Een scenario d at vaak voorkom t (hu is m et tu in, m et niet m eer d an 10% van d e groenteconsu m p tie u it eigen tu in) kent d it bezw aar in veel m ind ere m ate. Om d at volkstu inen en d aarm ee vergelijkbare tu inen zeer goed zijn te id entificeren, is d e kans d at bod em verontreiniging in d ie situ aties aan d e aand acht ontsnap t, gering. De overw egin gen d ie tot d e keu ze van h et hu is m et tu inscenario hebben geleid illu streren d at een systeem van algem en e u itsp raken m et d u id elijk te besch rijven u itzond eringen een goed e op lossing kan zijn om m et eenvoudige generieke normen sterk variëren d e situ aties te beoord elen . In h et algem een geld t: h oe gen erieker d e n orm , h oe m eer m en m et v ariabiliteit in lokale om stan d igh ed en te m aken krijgt. 13 De uiteindelijke interventiewaarde is gebaseerd op de laagste van het ernstig risiconiveau voor de mens en het ecosysteem. Veranderingen in het blootstellingsscenario van de mens zijn hierdoor niet rechtstreeks te vertalen in veranderingen in interventiewaarden. 14 Uitgangsp u nten voor het ad vies Door d e norm te baseren op een sp ecifiek blootstellingsscenario heeft m en alleen m et d e variabiliteit binnen d at scenario te m aken. Op grond van bovenstaand e overw egingen m ag m en bij d e ond erbou w ing van interventiew aard en d e volgend e keu zen verw achten: • op bescherm ing gerichte toxicologische grensw aard en vergelijkbaar m et ADI en p reventieve risicogrenzen voor carcinogene stoffen (er bestaan geen and ere); • een veelvoorkom end blootstellingsscenario, w aarbij gevoeligere situ aties gem akkelijk en goed te karakteriseren vallen; • bin n en h et scen ario w ord t reken in g geh ou d en m et variabiliteit in bod em eigen sch ap p en , overd rach tsfactoren en m en selijk ged rag. Om d at d e variabiliteit in d eze factoren groot is en kritisch e afw ijkin gen n iet d irect zich tbaar zijn , ligt h et kiezen van relatief veilige w aard en voor d e h an d . Bij d e a fleid in g v a n d e h u id ig e in ter v en tiew a a r d en is h et RIVM u itgegaan van p aram eterw aard en bij d e blootstellin gsm od ellerin g d ie in h et m id d en van d e ran ge liggen , en van gem id d eld e situ aties (22). Uit h et feit d at d eze keu ze bij h et afleid en van d e nieuwe voorstellen voor in terven tiew aard en niet gew ijzigd is, leid t d e com m issie af d at het RIVM ervan u itgaat d at d eze keu ze veilig genoeg is. Risico’s voor h et ecosysteem Met betrekking tot risico’s voor h et ecosysteem ontbreekt d e w eten sch ap p elijke kennis om d eze d iscu ssie goed te kunnen voeren. Als kritisch effectn iveau voor ecosystem en is gekozen voor d e H C5014 , een w aard e d ie gebaseerd is op h et geom etrisch gem id d eld e van d e in d e literatu u r aan getroffen N OEC-w aard en (geen effect niveau ) voor elke te norm eren stof. In theorie ligt d eze w aard e op een niveau w aarbij d e helft van d e soorten organism en of ecologische p rocessen nad elige effecten van een stof kan on d er v in d en . De H C50 is n iet er g sp ecifiek. H oe ster k d e als n egatief te w aard eren effecten zijn op echte ecosystem en bij een bod em verontreiniging d ie m et d e H C50 overeenkom t, zal afhangen van het bod em gebru ik en and ere locatiesp ecifieke asp ecten . Voor een u itgebreid ere besch ou w in g van d e H C50 w ord t verw ezen n aar hoofd stu k 4. 14 Refined risk assessment: de HC50 wordt afgeleid met behulp van een verdelingscurve die de relatie tussen gehalten van stoffen en NOEC’s van soorten of microbiële processen beschrijft. Om de vorm van deze curve te kunnen bepalen zijn volgens de procedure minimaal 4 NOEC’s voor verschillende taxonomische groepen of microbiële processen nodig (23). 15 Uitgangsp u nten voor het ad vies GEN ERIEKE IN TERVEN TIEWAARDEN De in terven tiew aard en zijn gen erieke w aard en , d at w il zeggen d at ze geld ig zijn voor heel N ed erland . De interventiew aard en geld en voor een stand aard bod em m et 10% organ isch e stof, 25% lu tu m en p H 6. Van u it h et oogp u n t van regelgevin g h eeft h et h an teren van één vaste in terven tiew aard e p er stof d e voorkeu r. Toch leid t d eze keu ze tot een aantal lastige vragen, zoals: • is h et w eten sch ap p elijk gezien m ogelijk om een gen erieke in terven tiew aard e af te leid en ? • w at te d oen m et variabiliteit en onzekerhed en? Deze vragen zijn niet nieu w , en geld en voor zow el d e hu id ige interventiew aard en als d e voorstellen voor nieu w e interventiew aard en. Is generiek mogelijk? In voorgaand e ad viezen over interventiew aard en heeft d e com m issie niet getw ijfeld over d e w enselijkheid en d e m ogelijkheid om een generieke, d at w il zeggen voor heel N ed erland en in alle situ aties geld end e interventiew aard e af te leid en. In d e d iscu ssies d ie ten grond slag liggen aan voorliggend ad vies is echter, m et nam e in d e w erkgr oep Milieu ch em isch e asp ecten , v eel aan d ach t besteed aan d e v r aag of h et w el m ogelijk is om een generieke interventiew aard e af te leid en, m ed e om d at d e inzichten in d e variatie van sterk beïn vloed en d e p aram eters en p rocessen is toegen om en . De vraag d ient zich d an aan of het w el zinvol is om gem id d eld e scenario’s te m od elleren en gem id d eld e p aram eterw aard en te selecteren. Tot nu toe is gesteld d at zo’n keu ze m ogelijk en verantw oord is zolang d u id elijk blijft d at d e in terv en tiew aard en in feite alleen geld ig zijn bij h et scen ario w aarv oor ze zijn afgeleid . Betere com m u nicatie over (d e om gang m et) d e bep erkingen van generieke in terven tiew aard en zou veel van d e aarzelin gen van d e com m issieled en ten aanzien van d e generieke interventiew aard e ku nnen w egnem en. Daarnaast beseft d e com m issie d at d e interventiew aard en betrekking hebben op een p oten tieel ern stig risicon iveau , en er m id d els on d erzoek altijd aan vu llen d e in form atie w ord t verzam eld om h et actu ele risico te beoord elen . Bij d eze actu ele risicobeoord elin g kan w ord en u itgegaan van d e locatiesp ecifieke om stan d igh ed en . H ierm ee w ord t tegem oet gekom en aan het besef d at interventiew aard en gebaseerd op een gem id d eld e situ atie, zeker m ilieu ch em isch gezien, niet v a a k een nau w keu rige risicobeoord eling van een sp ecifieke locatie zu llen op leveren. 16 Uitgangsp u nten voor het ad vies Toch is d e com m issie v an m en in g d at bep aald e situ aties slech ts m et een situ atie sp ecifieke risicobeoord eling aan d e hand van gemeten w aard en van k r itisch e p aram eters kunnen worden beoord eeld . H et gebru ik van generieke in terven tiew aard en als een eerste stap in zo’n beoord elin g zou in d ie gevallen on veran tw oord zijn, om d at d e situ atie te afw ijkend is van het scenario voor d e blootstelling d at voor d e afleid in g van d e in terven tiew aard en w ord t gebru ikt of om d at er zich zoveel onzekerhed en voord oen bij d e blootstellingsm od ellering d at d e resu lterend e SRC geen r ealiteitsw aar d e h eeft. Deze situ aties moeten zoveel m ogelijk beschreven w ord en , zeker als d it leid t tot ern stige risico’s ben ed en h et n iveau van d e in terven tiew aard en . Wat te d oen m et variab iliteit en on zek erh eid ? Bij h et a fleid en v a n in ter v en tiew a a r d en sp elen v a r ia biliteit en on z ek er h eid een grote rol. Vrijw el a lle invoergegevens d ie voor d e afleid in g worden gebru ikt, verton en van n atu re variatie. Welk gegeven d ien t d an gekozen te w ord en voor d e afleid in g? Daarn aast bestaat er in m eer of m ind ere m ate onzekerheid over d e aan n am es d ie w ord en ged aan . De begrip p en variabiliteit en onzekerheid d ragen beid en bij aan d e (on)betrou w baarheid van d e resu ltaten. In het kad er w ord en d eze begrip p en nad er toegelicht (zie ook referentie 6). De genoem d e onzekerhed en en variatie zijn inherent aan het afleid en van een interven tiew aard e p er stof. H et is m et beh u lp van statistisch e tech n ieken m ogelijk om een d eel van d e on zekerh eid / variatie ron d d e in terven tiew aard en te laten zien, d oor d e sp reid ing rond d e u iteind elijke w aard e w eer te geven. Gezien het grote aantal p aram eters d at is betrokken bij d e afleid in g van m et n am e d e SRCh u m aan , leid t d it n aar verw ach tin g tot grote in tervallen w aartu ssen d e ‘ech te’ in terven tiew aard e zich zal bevind en. In h et RIVM-rap p ort ‘Achtergrond en bij d e h erzien e risicogrenzen voor bodem, sed im ent en grond w ater’ in het kad er van d e ‘Evalu atie Interventiew aard en bod em sanering’ (24) w ord t voor 4 m od elstoffen een onzekerheid sanalyse voor d e hu m ane risicogren s u itgevoerd m et betrekkin g tot stofgerelateerd e gegeven s. H et betrof d e stoffen lood , tolu een , vin ylch lorid e en ald rin . Voor lood w erd een kansverd eling aangenomen ten aanzien van d e bioconcentratiefactor tussen p lan t en bodem, h oeveelh eid gron d in gestie d oor kin d eren en d e relatieve biobesch ikbaarh eid van lood in grond . Voor d e organische stoffen w erd een kansverd eling aangenom en voor d e op losbaarh eid , d am p d ru k, octan ol-w ater p artitiecoëfficiën t en d e p artitiecoëfficiënt tu ssen organisch stof (Kow ) en p oriew ater in d e bod em (Koc). In tabel 3.1 zijn 17 Uitgangsp u nten voor het ad vies d e d eterm in istisch afgeleid e SRC’s h u m aan , en d e 10- en 90-p ercen tielen van d e kansverd elingen van d e SRC’s hu m aan gegeven. Kad er: variab iliteit en on zek erh eid In d iscu ssies over betrou w baarheid en m ate van veiligheid van m od elvoorsp ellingen is het van belang om ond erscheid te m aken tu ssen tw ee belangrijke asp ecten: variabiliteit en on zekerh eid . Variabiliteit is een n atu u rlijke eigen sch ap van d e objecten d ie m en bestu d eert, m od elleert of beoord eelt. Bijvoorbeeld h et geh alte van een stof in d e bod em kan variëren, d e tem p eratu u r varieert, afbraaksnelhed en variëren en d e gev oeligh eid v an m en sen v oor toxisch e stoffen v arieert. Variabiliteit is n iet d oor ond erzoek te red u ceren. Wel krijgt m en m et m eer ond erzoek een nau w keu riger beeld van d e variatie. Onzekerheid d aarentegen is een eigenschap van d e ond erzoeker, d e m od elbou w er, d e norm steller of d e risicobeoord elaar. H ij of zij verkeert in onzekerh eid of d e m ate van variabiliteit goed is in gesch at, d e on d erzoeksresu ltaten rep resentatief zijn en d e form u les in een m od el d e w erkelijke p rocessen goed beschrijven. Met ond erzoek is het m ogelijk om onzekerhed en te verkleinen. Dit kan echter alleen m aar in een valid atieon d erzoek worden vastgesteld . Zonder lok a a l verkregen em p ir isch e gegev en s is h et im m er s n iet v ast te stellen of een m od el d e feitelijke blootstellin g oversch at en d u s aan d e veilige kan t zit, of d at d e blootstellin g w ord t on d ersch at. Variabiliteit en on zekerh eid d ragen sam en bij aan d e betrou w baarh eid van d e resu ltaten. Variabiliteit en on zekerh eid leveren ook belan grijke aan kn op in gsp u n ten voor een beoord eling van d e m ate w aarin nieuwe voorstellen voor in terven tiew aard en in w etenschap p elijk op zicht een verbetering m ogen w ord en genoem d . Leid en d e nieu w e in terven tiew aard en tot m in d er on zekerh ed en in d e beslu itvorm in g en kan bij toep assing van d e w aard en beter w ord en om gegaan m et variabiliteit zijn d e vragen d ie in h et kad er van zo’n beoord elin g h et zw aarst m oeten w egen . Min d er belan grijke w eten sch ap p elijke verbeterin gen zijn in d it verban d w ijzigin gen in d e afleid in g op gron d van betere traceerbaarh eid van gegeven s in d e literatu u r of aan slu itin g bij in tern ation aal gan gbare m od ellen . De w eten sch ap p elijke elegan tie van d e afleid in g n eem t toe m aar d e bijd rage aan d e red u ctie van on zekerh ed en of h et om gaan m et variabiliteit blijft on beken d . Op basis van d e onzekerheid sanalyse vind t het RIVM een SRChu m aan betrou w baar m et betrekking tot stofsp ecifieke d ata als d e verhou d ing tu ssen het 10- en 90-p ercentiel klein er is d an 10. Dit geld t voor lood , tolu een en vin ylch lorid e. De grote sp reid in g bij ald rin w ord t m et n am e veroorzaakt d oor d e grote variatie ron d d e Koc. De 18 Uitgangsp u nten voor het ad vies SRCh u m aan voor vin ylch lorid e ligt on d er h et 10-p ercen tiel van d e kan sverd elin g. Dit kom t volgen s h et RIVM d oor d e aan n am e van een u n iform e verd elin g voor d e op losbaarh eid van vin ylch lorid e bij h et berekenen van d e kansverd eling voor SRCh u m aan (alle w aard en bin n en een bep aald e ran ge h ebben even grote kan s van voorkom en ). Bij h et afleid en van d e SRCh u m aan is u itgegaan van h et geom etrisch gem id d eld e van d e gegevens voor d e op losbaarheid . Tab el 3.1 Determ in istisch bep aald e SRCh u m aan , 10- en 90-p ercen tiel van kan sverd eling van SRChu m aan (24). SRChu m aan 10-p ercen tiel 90-p ercen tiel (mg/ kg) (mg/ kg) (mg/ kg) Lood 622 395 1380 Tolu een 32 12 90 Vin ylch lor id e 0,002 0,003 0,028 Ald rin 0,32 0,003 24,2 De d oor h et RIVM u itgev oer d e an alyse geeft in zich t in (een d eel v an ) d e band breed te w aartu ssen d e w aard e van d e SRCh u m aan zich bevind t. Daarn aast kan beter w ord en begrep en w elke p aram eters h et m eest bijd ragen aan d e variatie in d e u itkom sten. Dergelijke an alyses kunnen d e u itein d elijke keu ze voor een v aste w aard e van d e SRChu m aan inzichtelijker m aken. De com m issie ach t h et laten zien van d e sp reid in g ron d d e SRC’s een goed e m an ier om inzicht te geven. Toch zal u iteind elijk een keu ze m oeten w ord en gem aakt voor een getal, om d at in tervallen voor regelgevin g n iet h an teerbaar zijn . Daarn aast w ord t een aanzienlijk d eel van d e onbetrou w baarheid (ten gevolge van onzekerhed en over d e m od elaannam es) niet op d eze w ijze in kaart gebracht. In d e hoofd stu kken 5 en 6 over d e hu m ane risicobeoord eling en d e m ilieu chem ische asp ecten zal hier verd er op w ord en ingegaan. Tijd afh an k elijk h eid Beh a lv e d a t er sp r a k e is v a n on z ek er h eid en v a r ia tie r on d h et a fleid en v a n d e in terven tiew aard en , is er ook n og sp rake van tijd a fh a n k elijk h eid . Door a lle r le i p rocessen d ie op tred en in h et m ilieu kan h et geh alte in een bep aald m ilieu com p artim ent in d e tijd variëren. Voorbeeld en van d eze p rocessen zijn sorp tie van een stof, w aard oor er m eer of m ind er van een stof w ord t vastgelegd in een bep aald m ilieu com p artim en t, hetgeen consequenties h eeft voor d e blootstellingsconcentraties, of afbraak of om zetting van een stof, w aard oor zw akker of sterker toxische verbind ingen ku n n en on tstaan . Een tijd afh an kelijke in terven tiew aard e is als beleid sin stru m ent echter lastig te hanteren. 19 Uitgangsp u nten voor het ad vies De com m issie con stateert d at bij d e afleid in g v an d e in terv en tiew aard en d e tijd asp ecten zijn w eggelaten. Dit gebeu rt bijvoorbeeld d oor: • d e h oeveelh eid stof d ie d oor d e m en s p er d ag w ord t op gen om en , te vergelijken m et d e h oeveelh eid , d ie toxicologisch bezien , even een s p er d ag, m ag worden opgenomen; • bij stofp aram eters als d e biocon cen tratiefactor (BCF) ervan u it te gaan d at d e opname van d e stof door bijvoorbeeld een vis p er tijd seen h eid altijd w ord t gecompenseerd door processen als u itscheid ing, afbraak en groei, zod at een constante BCF ontstaat; • p aram eters rigoreus als evenw ichtsp aram eters op te vatten zonder verd ere an alyse v an d e tijd afh an kelijke kin etiek. Een v oorbeeld h ierv an is h et h an teren van sorp tieconstanten als geld end voor een gesloten systeem , w aaraan geen stof m eer w ord t toegevoegd en ook geen stof w ord t onttrokken en concentraties in w ater en sed im ent hu n evenw ichtsw aard e hebben bereikt. Volgens d e commissie zou het beter zijn om consequent uit te gaan van een d ynamische benad ering m et st eady st at e con d ities, n iet alleen voor een afzon d erlijk p roces als biocon cen tratie, m aar vooral voor d e com bin atie van versch illen d e processen d ie gelijktijd ig p laats vin d en . In h et geval van st eady st at e is d e aan voer (h oeveelh eid p er tijd , bijvoorbeeld ten gevolge van em issie) van een stof n aar een com p artim en t gelijk aan d e afvoer (h oeveelh eid p er tijd , bijvoorbeeld ten gevolge van afbraak of tran sp ort). H et geh alte in h et com p artim en t blijft d an gelijk, terw ijl er w el sp rake is van aanvoer en afvoer. Door u it te gaan van st eady st at e m oet d e aan - en afvoer van een stof gem od elleerd w ord en, w aard oor beter rekening gehou d en kan w ord en m et w ijzigin gen d aarin . H ierm ee kan een realistisch er beeld w ord en gesch etst van d e geh alten in d e versch illen d e m ilieu com p artim en ten . De con stan te con cen traties d ie in een evenw ichtsm od el berekend w ord en, ku nnen im m ers afw ijken van d e constante concentraties, d ie in een d ynam isch (st eady st at e) m od el w ord en bereikt. IS AN DERS OOK BETER? Bij d e w eten sch ap p elijke evalu atie van d e in terven tiew aard en is h et van belan g om te w eten w at d eze w aard en voorstellen. De interventiew aard en geven een p otentieel risiconiveau aan voor d e m ens en voor ecosystem en. Bij overschrijd ing van d it risiconiveau is er volgens afsp raak sp rake van ‘ernstige bod em verontreiniging’. H et betreffen d e risicon iveau w ord t h ier conform d e term inologie van h et RIVM h e t ‘ernstig risiconiveau ’ genoem d . De interventiew aard en kom en tot stand op basis van afsp raken d ie w etenschap p elijk en/ of beleid sm atig gefu nd eerd zijn. De interventie- 20 Uitgangsp u nten voor het ad vies w aard en zijn norm en. De interventiew aard en zijn geen fysisch-chem ische constanten w aarvan d e w aard e, als er m aar lan g en goed gen oeg n aar gezoch t w ord t, m et een grote m ate van zekerh eid kan w ord en vastgesteld . Er w ord t bij h et afleid en van d e in terven tiew aard en gestreefd n aar h et w eten sch ap p elijk gezien zo goed m ogelijk vorm geven aan d e gem aakte afsp raken. De hu id ige in terven tiew aard en kunnen gew ijzigd gaan worden op basis van d e voorliggend e evalu atie. Als een interventiew aard e hoger w ord t (er m ag m eer van d e verontreinigend e stof in d e bod em zitten voord at er sp rake is van ernstige bod em veron tr ein igin g), is er in h et v er led en in een aan tal gevallen gesaneerd terw ijl d a t volgen s d e n ieu w e in zich ten n iet n od ig is. Als een in terven tiew aard e lager w ord t, zijn ern stige risico’s ten onrechte genegeerd , en on tstaat er een nieuwe categorie p robleem bezitters, om d at d e w etenschap p elijke inzichten zijn verand erd . H et w ijzigen van een in terven tiew aard e kan in som m ige gevallen on even red ige m aatsch ap p elijke gevolgen m et zich m eebrengen. De com m issie is van m ening d at een evalu atie een aantoonbare verbetering van d e ond erbou w ing zou m oeten op leveren voord at tot w ijziging kan w ord en overgegaan. De vraag is echter hoe geconstateerd m oet w ord en d at er sp rake is van een verbetering. Bij het afleid en van d e interventiew aard en zijn er tw ee soorten fou ten te m aken: • d e interventiew aard e is niet streng genoeg, w aard oor ernstige risico’s voor m ens en/ of ecosysteem ten onrechte niet w ord en ond erkend ; • d e interventiew aard e is te streng, w aard oor er ten onrechte besloten w ord t om d e u rgentie van d e sanering vast te stellen of gebru iksbep erkingen ontstaan. Beid e fou ten zijn on gew en st, m aar een in terven tiew aard e d ie n iet stren g gen oeg is, lijkt erger om d at d eze fou t m oeilijker is op te sp oren. Een fou te, te strenge interventiew aard e zou gesignaleerd ku nnen w ord en als d e aanvu llend e actu ele risicobeoord elin g op v a llen d v a a k t ot h et p r ed ik a a t niet-u rgent leid t. Een goede in terven tiew aard e ligt zo d icht m ogelijk bij het d aad w erkelijke ernstige risiconiveau voor m ens of ecosysteem . De vraag is d u s of d e evalu atie voorstellen voor in terven tiew aard en h eeft op geleverd w aarvan aan n em elijk is d at ze een betere sch attin g geven van h et d aad w erkelijke ernstige risiconiveau voor m ens of ecosysteem . Er is geen inzicht in d e m ate w aarin d e hu id ige interventiew aard en leid en tot ‘fou te’ beslissingen, d at w il zeggen d at er ten onrechte w ord t aangenom en d at er w el of ju ist geen sp rake is van een p oten tieel ern stig risico. Dit kom t om d at d e stellin g ‘bij oversch rijd in g van d e in terven tiew aard en is er sp rake van een p oten tieel ernstig 21 Uitgangsp u nten voor het ad vies risico’ m eer w ord t gezien als afsp raak en een w etenschap p elijk vrijw el onbew ijsbare hyp othese is. Dit laatste kom t ond er and ere om d at: • er nooit een situ atie kan w ord en aangetroffen d ie p recies vold oet aan het scenario w aarop d e afleid in g van h et h u m aan -toxicologisch e d eel van d e in terven tiew aard en is gebaseerd ; • zich in d e m eetbare p raktijk alleen actu ele risico’s voord oen; • niet kan worden vastgesteld of d e H C50 d aad w erkelijk leid t tot n ad elige effecten bij 50% van d e soorten in het ecosysteem , al is het alleen m aar om d at w e niet w eten w elke soorten bij d e 100% behoren. Om d at w e niet w eten hoe goed of slecht d e hu id ige interventiew aard en zijn, ku nnen w e ook niet conclu d eren hoeveel beter d e voorstellen voor nieu w e interventiew aard en zijn . H et en ige d at w e w eten is d at d e voorstellen zijn gebaseerd op betere m ethod en en actu elere gegevens. Absolu u t gezien is het d u s niet m ogelijk om d e kw aliteit van d e hu id ige interventiew aard en en d e voorstellen voor nieuwe in terven tiew aard en te beoord elen. W e l ku nnen d e hu id ige interventiew aard en en voorstellen voor nieu w e interventiew aard en vergeleken w ord en op basis van d e w ijze w aarop ze zijn on d erbou w d . Als w e aannem en d at een betere on d erbou w in g tot een betere in terven tiew aard e leid t, d an on tstaat d aarm ee een relatief beoord elin gskad er. De vraag d ie d aarbij on tstaat is w anneer er sprake is van een betere ond erbouw ing. N iet elke veran d erin g is een verbeterin g. Zo leid t bijvoorbeeld h et actu aliseren van p aram eterw aard en n iet tot een verbeterin g, als h et gebru ik van d e p aram eter p er d efin itie tot grote onbetrou w baarheid leid t, zoals p artitiecoëfficiën ten voor m etalen . H et RIVM on d er ken t d it ook d oor SRC’s d ie zijn afgeleid op basis van d ergelijke p aram eters m et een lage betrou w baarheid sscore te w aard eren. De com m issie richt haar aand acht d an ook vooral op d aad w erkelijke verbeteringen van d e m eth od iek voor afleid in g van d e in terven tiew aard en , zo m ogelijk ten op zich te van d ie van d e hu id ige interventiew aard en. Een tw eed e m anier om te beoord elen of d e evalu atie tot een verbeterd e ond erbou w ing heeft geleid , is vergelijking van d e betrou w baarheid sscore. H et RIVM beoord eelt d e betrou w baarh eid van d e afleid in g van d e SRC’s m et een scoringssysteem. Deze betrou w baarh eid sscore w ord t bij d e evalu atie u itslu iten d als h u lp m id d el gebru ikt bij d e keu ze voor d e SRC d ie h et voorstel voor d e in terven tiew aard e gaat bep alen . De com m issie is van m ening d at d eze score ook een hu lp m id d el kan zijn bij d e beslissing of een hu id ige interventiew aard e vervangen kan w ord en d oor een thans voorgesteld e n ieu w e w aard e. Om d at veran d erin g van d e in terven tiew aard en tot on even - 22 Uitgangsp u nten voor het ad vies red ige m aatsch ap p elijke gevolgen kan leid en , vin d t d e com m issie d at d e afleid in g van een voorstel voor een n ieu w e in terven tiew aard e in p rin cip e een relatief h oge betrou w baarheid m oet hebben. COMMUN ICATIE De ach tergron d en en con text van in terven tiew aard en in h et bod em san erin gsbeleid zijn com p lex. Die com p lexiteit stelt eisen aan d e communicatie over in terven tiew aard en, m aar ook over d e u rgentiesystem atiek en het bod em saneringbeleid in het algem een. Deze com m u nicatie laat volgens d e com m issie te w ensen over. Begrip p en w ord en n iet altijd een d u id ig en h eld er gebru ikt, terw ijl h et een bijzon d er com p lexe m aterie betreft. Een goede communicatie vereist d at deskundigen d e d iscip lin e opbrengen een ond ubbelzinnig begrippenkad er te hanteren. De com m u nicatie naar d e ‘gebru ikers’ van bod em saneringsbeleid m oet in ied er geval insp elen op d e m eest voor d e hand liggend e kritiek van d e leek/ gebru iker. Ingegaan m oet w ord en op d e com p lexiteit van bod em saneringvragen, d e criteria, d e zorgvu ld igh eid w aarm ee is om gegaan m et onzekerhed en, d e afw eging tussen saneringsd oelen en d e d aarvoor benod igd e financiële m id d elen. Een goed e voorlichting m aakt w eerbaard er tegen sim p lificaties voor eigen d oelen. Com m u n icatie m oet gaan over h et vastgesteld e beleid (in form atie), d e toelich tin g h oe d aartoe is gekom en (m otiverin g) en h oe m en m eer in form atie kan krijgen . De in form atie en toelich tin g m oet voor ied ereen begrijp elijk zijn . De on d erbou w in g op het niveau van d esku nd igenrap p ort/ -ad vies m oet beschikbaar zijn voor controle. De com m issie m eent d at com m u nicatie en kennisoverd acht toegangsp oorten zijn tot effectief bod em (san erin gs)beleid . H et u itbren gen van een officiële p u blicatie over het vastgesteld e beleid of d e nieu w e norm en is d aarbij niet vold oend e. De com m issie beveelt aan om naar aan leid in g van d e beleid svernieu w ing bodemsanering, d e evalu atie van d e interventiew aard en en d e voorgenom en evalu atie van d e saneringsu rgentiesystem atiek veel m eer aan d ach t en m id d elen te bested en aan d e w ijze w aarop het nieuw e beleid gecommuniceerd en overged ragen w ord t. 23 Risico’s voor ecosystemen 4 R ISICO ’S VOOR ECOSYSTEMEN IN LEIDIN G Bij d e ecotoxicologische risicobeoord eling is gekozen voor d e H C5015 als m aat voor het ernstig risiconiveau voor een ecosysteem (zie hoofd stu k 1). In tegenstelling tot d e afleid in g van d e SRCh u m aan , is er bij h et afleid en van d e SRCeco geen sp rake van blootstellin gsm od ellerin g. Zoals reed s verm eld in hoofd stu k 1 w ord t d e SRCeco d irect gelijk gesteld aan d e H C50. De evalu atie bestond u it het herzien van d e H C50 op basis van geactu aliseerd e gegevens en enkele m ethod ologische aanp assingen in d e a fleid in g v a n d e H C50 (25). Z o is bijvoorbeeld bij m etalen d e toegevoegd risico m eth od e toegep ast, w aarbij d e SRCeco bestaat u it d e som van h et ach tergron d geh alte en d e H C50 van h et m etaal. N ieu w is d at er ook SRC’s eco voor sed im en t zijn afgeleid en d at d e SRCeco voor grond w ater gelijk is gesteld aan d ie voor op p ervlaktew ater . De ‘H C’ in H C50 staat voor H azard ou s Concentration, en het getal van 50 geeft aan d at d e con cen tratie w ord t bep aald w aarbij een stof bij 50% van h et in th eor ie aanw ezige aantal soorten of m icrobiële p rocessen 16 in een ecosysteem in m eer of m ind ere m ate een nad elig effect veroorzaakt. Ter bep aling van d e H C50 zijn ecotoxicologische gegevens nod ig, bijvoorbeeld in d e vorm van geen-effect-concentraties (N OEC’s). Deze ecotoxicologische gegevens worden bep aald in m eer of m ind er gestan d aard iseerd e laboratoriu m testen m et p roeforgan ism en of m icrobiële p rocessen. H et a a n ta l beschikbare gestand aard iseerd e laboratoriu m testen voor zow el ind ivid u ele soorten als m icrobiële p rocessen is bep erkt. H et RIVM voert d eze testen n iet zelf u it, m aar verzam elt m et beh u lp van een aan tal selectiecriteria resu ltaten van testen u it d e literatu u r (23). De kennis over d e rol van bod em m icrobiologie in het fu nctioneren van d e bod em is aanzienlijk toegenom en. Uitbou w van d e ecotoxicologische gegevens m et betrekking tot een breed spectrum van m icrobieel ecologische p aram eters d ie van d irecte beteken is zijn voor d e bod em biod iversiteit, -fu n ction aliteit (zoals d e verw ijd erin g van het broeikasgas m ethaan) en hygiëne is in d e nabije toekom st te verw achten. 15 Het gehalte in het milieu waarbij 50% van het theoretisch aanwezige aantal soorten of microbiële processen te maken heeft met overschrijding van het geen-effect-niveau. 16 Vanwege de onvergelijkbaarheid van NOEC’s voor individuele soorten en microbiële processen wordt voor soorten en microbiële processen afzonderlijk een HC50 bepaald (indien voldoende gegevens beschikbaar zijn). De laagste van deze waarden is doorslaggevend en bepaalt de SRCeco. 25 Risico’s voor ecosystemen In het algem een geld t d at stoffen vaker in w ater op hu n toxiciteit w ord en getest d an in bod em , nog m ind er in sed im ent en helem aal niet in grond w ater. Om ook voor d eze laatste com p artim enten een H C50 te ku nnen afleid en w ord en gegevens van een and er com p artim en t ‘geleen d ’. Als er bijvoorbeeld geen gegeven s voor h et com p artim en t bod em zijn voor stof A, d an w ord t d e H C50 voor op p ervlaktew ater m et behu lp van een p artitiecoëfficiënt om gerekend naar een H C50 voor bod em . Partitiecoëfficiënten gaan u it van evenw icht tu ssen d e com p artim enten en zeggen iets over d e verd eling van een stof over d e vaste en op geloste fase in bod em , sed im ent en op p ervlaktew ater. H et gebru ik van p artitiecoëfficiën ten ten beh oeve van d e afleid in g van d e SRCeco w ord t in hoofd stu k 6, Milieu chem ische asp ecten, besp roken. H C50 ALS MAAT VOOR ERN STIG POTEN TIEEL RISICO VOOR H ET ECOSYSTEEM De belangrijkste aannam e d ie w ord t ged aan bij het afleid en van d e SRCeco is d at er sp rake is van een ern stig p oten tieel risico voor h et ecosysteem w an n eer d e H C50 w ord t overschred en. In d e bod emsanering- en beh eerp raktijk w ord t regelm atig getw ijfeld aan d eze aan n am e. Bij H C50-oversch rijd in g is vaak geen d irect zich tbare schad e in het ecosysteem w aar te nem en. H et ecosysteem is niet zichtbaar ontregeld en ziet er som s, zeker voor een leek, gezond u it. De w aard ering voor verontreinigd e ecosystem en, bijvoorbeeld om d at het natu u r betreft, kan heel hoog zijn. Om d at d e H C50 aanhou d end d iscu ssie veroorzaakt, ziet d e com m issie zich genood zaakt op d eze p laats nogm aals op d e w aard e in te gaan. N et zo als and ere norm en en w aard en is d e H C50 een beleid sm atig gekozen en p olitiek geaccep teerd e m aat (in d it geval voor een ern stig p oten tieel risico voor ecosystem en ). De H C50 is w eten schap p elijk ond erbou w d , m aar d at neem t niet w eg d at er bij een beleid sm atige keu ze sp rake is van een m aatsch ap p elijke afw egin g. De n egatieve gevolgen van bod em verontreiniging voor een ecosysteem w ord en afgew ogen tegen d e kosten d ie d e m aatschap p ij m oet investeren om d e toestand van een ecosysteem te verbeteren. Wanneer zijn d e n egatieve gevolgen ern stig gen oeg om een m aatsch ap p elijke in vesterin g te verlangen? De keu ze voor d e H C50 kan niet los gezien w ord en van and ere w aard en voor bod em kw aliteit. Voor ied er m ilieu com p artim en t ken n en w e streefw aard en en m axim aal toelaatbare risicon iveau s (MTR’s). Deze w aard en zijn gebaseerd op ecotoxicologische gegevens. ‘Ecologische’ MTR’s w ord en in het bod em beleid niet gebru ikt. Sp ecifiek voor d e bod em (in clu sief h et grond w ater) zijn er in terven tiew aard en (d eels gebaseerd op d e H C50). De streefw aard e, h et ‘ecologisch e’ MTR en d e H C50 zijn 26 Risico’s voor ecosystemen gebaseerd op een aan n am e over h et verban d tu ssen h et geh alte van een stof in d e bod em en h et aan tal soor ten d at d aar een als n egatief te w aard eren effect van on d ervin d t. De aan n am e is d at h et aan tal soorten d at een n ad elig effect on d ervin d t v an een stof toen eem t n aarm ate er m eer v an d ie stof aan w ezig is. Verd er w ord t aan gen om en d at h et verban d tu ssen h et geh alte van d e stof en h et aan tal soorten / p rocessen d at d aar een nad elig effect van ond ervind t m et een log-norm ale verd eling kan w ord en beschreven 17 . H et ‘ecologisch e’ MTR is gebaseerd op d e H C518 . Met d e keu ze voor d e H C50 als m aat voor een ernstig p otentieel risico voor een ecosysteem is d u s al een flin ke afstan d gesch ap en tu ssen h et ‘ecologische’ MTR en d e w aard e w aarbij ingrijp en ter w ille van het ecosysteem nood zakelijk w ord t geacht. De H C50 w ord t regelm atig voorgesteld als een besch erm in gsn iveau , w aarbij 50% van d e soorten bescherm ing geniet. De term ‘bescherm ingsniveau ’ vind t d e com m issie n iet erg p assen d . H et is im m ers aan n em elijk d at er op H C50-n iveau sch ad e aan een ecosysteem op treed t, om d at d e m eest gevoelige soorten/ p rocessen m et veel hogere gehalten d an hu n N OEC w ord en geconfronteerd . Welke ond erd elen van het ecosysteem sch ad e zu llen on d ervin d en , is voor d e m eeste veron trein igen d e stoffen ech ter niet op voorhand vast te stellen (zie ook het ad vies van d e com m issie over bod em gebru iksw aard en (27)). Om d at niet bekend is w elke schad e w ord t aangericht bij H C50 oversch rijd in g, is h et ook n iet op voorh an d te voorsp ellen of een ecosysteem zich h ier v an kan h er stellen , an d er s d an d oor te san er en en d e tijd te nemen voor h e t ontw ikkelen van een nieu w ecosysteem . A FSTEMMIN G AFLEIDIN G ERN STIGE RISICON IVEAU , MAXIMAAL TOELAATBAAR RISICON IVEAU EN VERWAARLOOSBAAR RISICON IVEAU De eerste keer d at er een serie van ern stige risicon iveau s voor ecosystemen w erd afgeleid w as in 1990 (28, 29). Om streeks d iezelfd e tijd w erd en ook voor d e eerste keer m axim aal toelaatbare risicon iveau s (MTR’s) en verw aarloosbare risicon iveau s (VR’s) afgeleid op basis van ecotoxicologische gegevens voor een groot a a n t a l stoffen . H oew el in p rin cip e van d ezelfd e m eth od es w erd u itgegaan , bleken on d er an d ere d e w ijze w aarop gegeven s w erd en geselecteerd en geaggregeerd en and ere elem enten in d e afleid ingsm ethod en voor enerzijd s h et ernstige risiconiveau en an d erzijd s h et MTR en VR van elkaar te verschillen . In h aar ad vies over d e 2e en 3e tranche interventiew aard en ad viseerd e d e com m issie om d e eisen d ie w erd en gesteld aan h et d atabestan d voor h et afleid en van MTR’s/ VR’s ook van toep assing te 17 De methode is uitgebreid beschreven en geëvalueerd (26). 18 Het gehalte van een stof waarbij 5% van het in theorie aanwezige aantal soorten of microbiële processen in een ecosysteem in meer of mindere mate een nadelig effect van die stof ondervindt. 27 Risico’s voor ecosystemen verklaren op h et d atabestan d voor h et afleid en van SRC’s eco. In 1998-1999 h eeft een zogen oem d afstem m in gsoverleg p laats gevon d en om d e versch illen in d e afleid ing voor zover m ogelijk weg te nemen (30). Om d at d e ernstige risiconiveau s beleid sm atig d eels een an d er d oel d ien en d an MTR’s en VR’s is h et ech ter n iet geh eel m ogelijk gebleken d e afleid in g op d ezelfd e w ijze te laten verlop en. De commissie vind t h et een goede zaak d at tot afstem m ing is overgegaan, om d at h ier m ee d e in zich telijkh eid , v er gelijkbaar h eid en betr ou w baar h eid v an d e afleid ing van d e verschillend e risiconiveau s is toegenom en. BESCH IKBAARH EID ECOTOXICOLOGISCH E GEGEVEN S Voor d e ev alu atie v an d e in terv en tiew aard en zijn d e ecotoxicologische gegevens gebru ikt d ie verzam eld en geselecteerd zijn in h et kad er van d e m eest recen te afleid ing van MTR’s en VR’s. Voor som m ige stoffen(groep en) zijn sp eciaal voor d e evalu atie nieu w e gegevens verzam eld . De actu aliteit van d e gegevens is d u s w isselend (zie tabel 2 in Bijlage bij h oofd stu k 4). Deze strategie is begrijp elijk in h et lich t van d e w en s om alle risicon iveau s op d ezelfd e w ijze en m et h etzelfd e d ataset af te leid en . De commissie kan niet overzien h oeveel recent gep u bliceerd e ecotoxicologische gegevens d oor d eze strategie niet w ord en gebru ikt in d e p roced u re. H et is aannem elijk d at er v oor een a a n ta l stoffen aanvu llend e gegevens besch ikbaar zijn in d e recente literatu u r. H et aan tal gegev en s is v an groot belan g v oor d e w ijze w aarop d e SRCeco w ord t afgeleid . In tabel 4.1 w ord t p er com p artim en t aan gegeven w elk p ercen tage van d e SRCeco m et een bep aald e m eth od e w ord t afgeleid . De betrou w baarheid van d e afleid ing neem t globaal af in d e volgord e: • refined risk assessm ent (RRA)19 ; • p relim inary risk assessm ent (PRA)20 ; • ev en w ich tsp artitie 21 en refined risk assessm ent (EP/ RRA); • evenw ichtsp artitie en p relim inary risk assessm ent (EP/ PRA). 19 Refined risk assessment: de HC50 wordt afgeleid met behulp van een verdelingscurve die de relatie tussen gehalten van stoffen en NOEC’s van soorten beschrijft. Om de vorm van deze curve te kunnen bepalen zijn volgens de procedure minimaal 4 NOEC’s voor verschillende taxonomische groepen nodig (23). 20 Preliminary risk assessment: de HC50 wordt met behulp van veiligheidsfactoren afgeleid uit gegevens voor acute toxiciteit (L(E)C50) of is gelijk aan het geometrisch gemiddelde van minder dan 4 NOEC’s (23). 21 Evenwichtspartitie: bij gebrek aan gegevens voor een compartiment wordt de HC50 met behulp van een evenwichtspartitiecoëfficiënt afgeleid uit de HC50 voor een ander compartiment. Vrijwel altijd betreft het de situatie dat de HC50 voor water wordt omgerekend naar een waarde voor bodem of sediment. 28 Risico’s voor ecosystemen Tab el 4.1. Meth od e v oor afleid in g SRCeco, in p er cen tages v an h et totaal a a n t a l afgeleid e SRC’s eco voor het com p artim en t. Zie voor d e verklarin g van d e afkortin gen d e tekst en bijbehorend e voetnoten. Com p artim ent/ Method e Bod em RRA 9% PRA 25% EP/ RRA 25% EP/ PRA 41% Sed im ent W a t er 0% 31% 1% 69% 33% 0% 66% 0% De RRA leid t tot betrou w baard ere SRC’s d an d e PRA. Toch is ook d e betrou w baarh eid van d e RRA betrekkelijk. Uit h et con cep t RIVM-rap p ort Evalu atie on d erbou w in g Bod em Gebru iksWaard en (31, d it jaar te versch ijn en ) blijkt h et betrou w baarh eid sin terval van d e H C50 bij 4 N OEC’s van 20 - 80% te lop en , d at w il zeggen d at m inim aal 20% van d e soorten in een ecosysteem is aangetast en m axim aal 80%; bij 20 N OEC’s loop t het interval van 35 - 65%. De m icrobiële p aram eters d ie een rol sp elen bij d e afleid ing van d e SRCeco betreffen onder and ere m in er alisatie-, resp iratie-, fixa t ie-, en oxid atiep rocessen, ATP of m icrobiële biom assa, en en zym activiteiten 22 . Meestal gaat h et om activ iteiten d ie d oor veel verschillend e m icro-organism en ku nnen w ord en u itgevoerd , en is het goed m ogelijk d at er bij een geconstateerd effectniveau al veel soorten m icro-organism en zijn u itgesch akeld . On d er in vloed van n ieu w e tech n isch e on tw ikkelin gen w ord t er grote vooruitgang geboekt in d e m icrobiële ecologie. De inzichten in m icrobiële p rocessen n em en sterk toe. De com m issie vin d t d at er bij een eventu eel volgend e evalu atie m eer aan d ach t m oet zijn voor n egatieve effecten van toxisch e stoffen op m icro-organism en. T OEGEVOEGD RISICO In an alogie m et verw aarloosbare en m axim aal toelaatbare risicon iveau s w ord t bij h et afleid en van d e SRCeco voor m etalen h et toegevoegd risicocon cep t toegep ast. Dit h ou d t in d at d e afgeleid e risicocon cen tratie w ord t gezien als een toelaatbare toevoegin g (SRA, seriou s risk ad d ition ) op geteld bij h et ach tergron d geh alte van m etalen. De som van d eze w aard en geld t d an als d e SRCeco. Eén van d e red enen om d it concep t in te voeren w as d at VR’s en som s ook MTR’s voor m etalen lager w aren d an het achtergrond gehalte voor m etalen in een com p artim ent. H et w erd verd ed igbaar geacht om voor stoffen d ie van natu re aanw ezig zijn in het m ilieu d e risicocon- 22 Stikstofmineralisatie, nitrificatie, acetaat mineralisatie, ammonificatie, arginine ammonificatie, ATP-gehalte, hoeveelheid microbiëel koolstof, cellulose ademhaling, cellulose mineralisatie, ijzer(III)reductie, glucose ademhaling, H2 oxiderend vermogen, N2 fixatie, respiratie, ethyleenproductie, glucose mineralisatie, 15 verschillende enzymactiviteiten. 29 Risico’s voor ecosystemen cen tr atie op te tellen bij h et r eed s aan w ezige ach ter gr on d geh alte. De com m issie heeft ingestem d m et d eze benad ering bij het afleid en van VR’s en MTR’s (19). Voor d e SRCeco geld t n iet d at d e risicocon cen tratie lager is d an h et ach tergron d geh alte voor m etalen . Op d e vraag of h et toegevoegd risicocon cep t om red en en van con sisten tie ook bij h et afleid en van d e SRCeco m oest w ord en toegep ast, h eeft d e com m issie in h aar ad v ies ov er h et ‘Plan v an aan p ak gr ote ev alu atie in ter v en tiew aard en’ (16) geantw oord d at het toep assen van d e toegevoegd e risico m ethod iek is gebaseerd op beleid sm atige overw egin gen . De com m issie zag geen w eten sch ap p elijke argumenten om ernstige bod em verontreinigingconcentraties (th an s SRC’s genoem d ) op te tellen bij achtergrond gehalten, in d e zin d at d aarm ee een verbeterd e risicobenad ering voor d e interventiew aard en w ord t bereikt. In een reactie h ierop sch rijft h et RIVM (24) d at een w eten sch ap p elijke red en om h et toegevoegd risicocon cep t te gebru iken , is d at d e ach tergron d con cen traties n iet zijn m eegereken d in d e n om in ale con cen traties van laboratoriu m stu d ies, d ie ten gron d slag liggen aan d e SRCeco. Dit betekent d at d e N OEC’s afgeleid zijn op basis van d e exp erim en tele con cen traties d ie zijn toegevoegd aan h et su bstraat en n iet m et d e d aad w erkelijke (actu ele) con cen traties. De aan n am e d ie h ieraan ten gron d slag ligt, is d at d e ach tergron d in h et exp erim en tele m ed iu m geen bijd rage levert aan h e t n ad elige effect. In d at geval d ien t d e ald u s afgeleid e risicocon cen tratie in d erd aad te w ord en op geteld bij d e achtergrond concentratie om d e resu lterend e SRCeco vergelijkbaar te hou d en m et d e te toetsen concentratie in het veld d ie ook u it een ‘toevoeging’ m et nad elig effect en een achtergrond concentratie zonder nad elig effect bestaat. De com m issie kan zich vind en in d it argu m ent, en heeft zich in eerd ere com m entaren niet gerealiseerd d at risicoconcentraties voor m etalen op nom inale concentraties zijn gebaseerd . In d e aannam e d at d e natu u rlijke achtergrond concentratie geen nad elige effecten veroorzaakt, kan d e com m issie zich vind en (19). Zij w il d aarbij ech ter n ogm aals m et klem ben ad ru kken d at d e ach tergron d geh alten voor m etalen in d e bod em , d ie het RIVM gebru ikt in haar berekeningen, te hoog zijn. Deze gehalten zijn gebaseerd op 90-p ercen tielen van m etin gen in n iet-overm atig belaste gebied en , en zijn zeker niet rep resentatief voor een m in of m eer natu u rlijk achtergrond gehalte. De com m issie gaat ervan u it d at d eze situ atie n aar aan leid in g van h et p roject Ach tergrond w aard en 2000 zal worden rech tgezet. Daarn aast levert d eze benad ering p roblem en op als d e achtergrond concentratie in d e exp erim enten sterk afw ijkt van d e ach tergron d con cen tratie in h et veld . Deze p roblem atiek is ech ter in h eren t aan h et 30 Risico’s voor ecosystemen kiezen voor een m ethod e w aarbij d e achtergrond w ord t ond erscheid en van een toevoeging. BLOOTSTELLIN G Bij h et afleid en van d e SRCeco w ord t geen blootstellin gsm od ellerin g toegep ast. Dit h eeft te m aken m et d e aard van h et kritisch e effectn iveau d at w ord t geh an teerd : d e H C50 is een risicom aat d ie reed s w ord t u itged ru kt als een concentratie in het m ilieu . De H C50 is een risicom aat voor een ecosysteem , m aar w ord t afgeleid u it p roeven m et ind ivid u ele soorten zoals sp ringstaarten of regenw orm en, of p rocessen zoals nitrifica t ie. N et z o a ls bij d e mens zijn voor d ieren, p lanten en micro-organismen ook blootstellin gsrou tes te on d ersch eid en , zoals in gestie van gron d , w ater, en voed sel, in h alatie en via d erm aal con tact. Afh an kelijk van d e fysiologie en h et ged rag van het organism e, ku nnen d e blootstellingsrou tes tu ssen soorten organism en verschillen. H et rechtstreeks vertalen van d e H C50 in een SRCeco is alleen m ogelijk als d e blootstelling in d e p roeven overeenkom t m et d e blootstelling in het m ilieu . Er w ord t veel on d erzoek ged aan n aar d e blootstellin g van organ ism en in h et m ilieu en p roefop stellin gen , m aar d it h eeft tot n u toe w ein ig in zich t op gelev erd . Daarbij kom t d at stan d aard isatie van exp erim enten tot een ‘onnatu u rlijke’ leefom geving van h e t p roefd ier kan leid en , h etgeen h et realism e van d e toets ten aan zien van blootstellin g n iet ten goed e kom t. Gesteld kan worden d at d e H C50 in h et algem een is gebaseerd op experim enten m et organism en w aarvan w ord t aangenom en d at d e blootstellin g via h et m ilieu (d erm aal con tact, in gestie van gron d en w ater, som s in h alat ie) p la a t s v in d t . Bloot st ellin g v ia v oed sel is in exp erim enten sterk ond ervertegenw oord igd . In d e laatste categorie vallen alle p red atoren, w aarvan som m ige hoog op h et lijstje staan van te beschermen d iersoorten. Daarn aast w ord t nau w elijks rekening gehou d en m et d e invloed van ged rag op d e blootstelling. D oorvergiftigin g Om d at bekend is d at d e H C50 w einig rekening hou d t m et blootstelling via voed sel, en om d at van som m ige stoffen bekend is d at zij op hop en in d e voed selketen, w ord t bij d e afleid ing van d e MTR’s en VR’s voor d ergelijke stoffen ap art rekening gehou d en m et h et risico van d oorvergiftigin g. Bij d e afleid in g van d e SRCeco gebeu rt d it n iet. Doorvergiftiging w ord t als w einig relevant beschou w d voor d e interventiew aard en, om d at d e interventiew aard en in eerste instantie zijn bed oeld om d e risico’s van sterk verontreinigd e m aar m eestal in omvang bep erkte locaties te beoord elen. Deze locaties zou d en m aar een klein d eel u itm aken van het leefgebied van top p red atoren. 31 Risico’s voor ecosystemen De com m issie h eeft tw ee problemen m et d eze red enering. Ten eerste zijn er ook top p red atoren m et een zeer bep erkt leefgebied , zoals roofm ijten, sp innen, kevers en carn ivore m u izen . Deze d ieren staan som s ook aan d e top van een voed selketen , in systemen w aar grotere p red atoren ontbreken, en kunnen d aar een aan zien lijke in vloed u itoefen en op h et fu n ction eren van bijvoorbeeld n u triën ten krin glop en . Dit p robleem kan alleen m aar op gelost w ord en d oor m eer blootstellingsrou tes te betrekken bij h et afleid en van d e H C50 (26). Ten tw eed e is d u id elijk d at ern stige bod em verontreiniging ook over zeer grote op p ervlakten voorkom t, d enk aan bijvoorbeeld d e u iterw aard en van grote rivieren, toem aakd ekken en ond erw aterbod em s. H et is zelfs aannem elijk d at in d ergelijke grote gebied en a l onder h et niveau van ernstige bod emverontreiniging d oorvergiftiging kan op tred en, om d at h et h ele leefgebied verontreinigd is. H et boven staan d e p leit ervoor om m eteen al bij on d erzoek n aar bod em veron trein iging niet alleen overschrijd ing van d e tu ssenw aard e m aar ook d e globale om vang van d e veron trein igd e locatie aan leid in g te laten zijn voor nad er ond erzoek. Als d e locatie groter is d an een nad er vast te stellen op p ervlak en het aannem elijk is d at d e locatie on d erd eel u itm aakt van h et leefgebied van top p red atoren , d an zou bijvoorbeeld d irect een ecologisch e risicobeoord elin g d ie zich exp liciet rich t op d oorvergiftiging ku nnen w ord en u itgevoerd . In verband m et d oorvergiftiging zou d aarnaast h et aan tal gevallen van ern stige bod em veron trein igin g d at zich bin n en h et n ad er vast te stellen op p ervlak bevin d t, een rol d ien en te sp elen . H ierm ee w ord t een d eel van d e u rgentiesystem atiek naar voren gehaald in d e toetsing. Tegelijkertijd is beken d d at ju ist d eze grote locaties om fin an ciële en logistieke red enen vaak niet voor een klassieke sanering in aanm erking kom en. Actief bod em beh eer, gerich t op blootstellingred u ctie ligt h ier h et m eest voor d e h an d . Ook d aarin zou een m et d oorvergiftiging rekening hou d end e beoord eling een rol ku nnen sp elen. Biob esch ik b aarh eid De H C50 w ord t vaak ter d iscu ssie gesteld om d at h et een totaalgeh alte van een stof in d e bod em betreft. Alleen het biobeschikbare gehalte zou van belang zijn voor het veroorzaken van een n egatief effect. H et totaalgeh alte geeft geen in form atie over d e biobesch ikbaarh eid . In h et veld zou d e biobesch ikbaarh eid bijvoorbeeld ten 32 Risico’s voor ecosystemen gevolge van d e pH of veroud ering 23 van d e verontreiniging and ers ku nnen zijn d an in d e laboratoriu m exp erim enten w aarop d e H C50 w ord t gebaseerd . De H C50 zou d aarom geen gesch ikte m aat zijn om risico’s m ee te beoord elen . Deze argumenten w ord en veel gebru ikt op het m om ent d at er sp rake is van saneringsu rgentie op basis van actu ele ecologisch e risico’s, w aarbij even een s w ord t getoetst aan d e H C50. De kritiek straalt ook u it n aar d e in terven tiew aard en om d at d ie, in d ien gebaseerd op het ecologische ernstige risiconiveau , d ezelfd e eigenschap p en vertoont. De com m issie on d erken t d at biobesch ikbaarh eid een belan grijke rol kan sp elen bij het toetsen van een veld situ atie aan norm en d ie op laboratoriu m gegevens gebaseerd zijn. Toch ziet zij op d it m om ent nog geen m ogelijkhed en om biobeschikbaarheid m ee te n em en bij h et afleid en van n orm en . Er zijn w elisw aar m eth od en in on tw ikkelin g d ie iets ku nnen zeggen over d e p otentieel beschikbare hoeveelheid van een stof voor een organ ism e, m aar tegelijkertijd is ook d u id elijk geworden d at d eze m ethod en vaak m aar een bep erkte geld igh eid h ebben ; in veel gevallen slech ts voor h et (d e) on d erzoch te (groep van ) organ ism e(n ). Dit beeld is bevestigd tijd en s d e n ation ale w orkshop ‘Biobesch ikbaarh eid in beleid ’ (32) en een RIVM-rap p ort over d e m ogelijkh ed en voor im p lem en tatie van m etaalbiobesch ikbaarh eid in d e risicobeoord eling voor land bod em s (33). De in terven tiew aard e is bed oeld om een u itsp raak te d oen over p oten tiële risico’s, h etgeen h et bezw aar m et betrekkin g tot versch illen in biobesch ikbaarh eid m in d er groot m aakt. Bovenstaand e p leit er overigens w el voor om d e d aad w erkelijke biobeschikbaarheid nad ru kkelijker m ee te laten w egen bij d e u rgentiebep aling. SRC ECO VOOR GRON DWATER Er zijn geen ecotoxicologische toetsgegevens voor grond w ater beschikbaar voor het afleid en van risicocon cen traties. De SRCeco voor gron d w ater is d aarom door h e t RIVM gebaseerd op toxiciteitsgegevens voor aqu atische organism en. Met n am e om tech n isch e red en en verw ach t d e com m issie n iet d at er op afzien bare term ijn ecotoxicologische gegevens voor grond w ater beschikbaar zu llen kom en. H et d atabestand van ecotoxicologische gegevens voor op p ervlaktew ater is relatief groot en betrou w baar. Gron d w ater voed t h et op p ervlaktew ater, en d e kw aliteit van d eze w ateren kan d u s niet los van elkaar gezien w ord en (34). Gezien d e w ijze w aarop d e 23 Het verschijnsel dat contaminanten zich sterker aan bodem- en sedimentdeeltjes hechten naarmate de verontreiniging ‘ouder’ (langer aanwezig) is. 33 Risico’s voor ecosystemen H C50 w ord t afgeleid w ord en er geen d ram atisch grote versch illen verw ach t tu ssen d e H C50 voor gron d w ater en op p ervlaktew ater. Uit on d erzoek n aar effecten van p esticid en is geen verschil gebleken in d e gevoeligheid van taxonom isch en fysiologisch vergelijkbare grond- en op p ervlaktew aterorganism en (35). Bij gebrek aan ecotoxicologisch e gegeven s voor gron d w ater, is h et gebru ik van op p ervlaktew atergegeven s volgen s d e com m issie d an ook h et beste altern atief (11). Wel is h et zo d at d e fysisch -ch em isch e om stan d igh ed en en d aarm ee d e blootstellin g en biobesch ikbaarh eid in gron d w ater en op p ervlaktew ater sterk versch illen . Bij d e afleid in g van d e SRCeco w ord t d aar echter geen rekening m ee gehou d en (zie p aragraaf blootstellin g). SRC ECO VOOR SEDIMEN T Voor h et afleid en van een SRCeco voor sed im en t is even een s gebru ik gem aakt van gegeven s voor aqu atisch e organ ism en . De H C50 voor op p ervlaktew ater is h ier bij m et beh u lp van een even w ich tp artitiecoëfficiën t om gereken d n aar een H C50 voor sed im en t. Op d eze even w ich tp artitiecoëfficiën ten zal in h oofd stu k 6 n ad er w ord en ingegaan. In N ed erlan d zijn d e p roblem en m et op p ervlaktew aterveron trein igin g aan zien lijk gerin ger d at d ie m et bod em veron trein igin g. De w aterkw aliteit h eeft zich in grote d elen van N ed erlan d h ersteld , en w ord t th an s vooral via h an d h avin g van h et MTR aan gestu u rd . De H C50 voor op p ervlaktew ater ligt aan zien lijk h oger d an h et MTR. Bij h et gebru ik van even w ich tp artitiecoëfficiën ten w ord t u itgegaan van even w ich t tu ssen d e u itw isselend e com p artim enten, in d it geval d e w aterbod em en het bovenstaan d e w ater. De w aterbod em s bevatten een aan zien lijke h istorisch e bod em veron trein igin g, m aar w ord en oversp oeld m et veel sch on er w ater, w aard oor er geen sp rake is van evenw icht. Eerd er m oet verw acht w ord en d at w aterbod em s m et gehalten ron d d e H C50 con tam in an ten gaan afstaan aan h et boven staan d e (strom en d e) op p ervlaktew ater. De com m issie tw ijfelt aan d e w eten sch ap p elijke w aard e van d e voorgesteld e SRC’s eco voor m etalen in sed im ent. Deze liggen allem aal op het niveau van gram m en p er kilogram , vaak een factor 100 h oger d an d e SRCeco voor m etalen in d e lan d bod em . Deze h oge w aard en w ord en vaak accep tabel geach t van u it h et id ee d at sed im en t anaëroob is w aard oor m etalen geïm m obiliseerd en gebond en w ord en aan AVS (Acid Volat ile Su lfide) (36). Veel in en op het sed im ent levend e organism en hebben echter zuurstof nod ig, en oxid eren door hun ged rag hun eigen omgeving en m obiliseren d aarm ee d e m etalen in h et sed im en t. Metaalgeh alten in karp erach tige vissen zijn 34 Risico’s voor ecosystemen d u id elijk te relateren aan geh alten van zw are m etalen in sed im en t. De com m issie ach t d e stellin g d at h oge m etaalgeh alten in sed im en t ecologisch gezien toelaatbaar zijn vanw ege d e anaërobe om stand ighed en d an ook niet hou d baar. IN TERVEN TIEWAARDEN VOOR SYSTEEMEIGEN STOFFEN In d e beleid snotitie Interventiew aard en bod em sanering (1) w ord t verm eld d at voor in d ivid u ele anorganische verbind ingen te zijner tijd een in terven tiew aard e z a l w ord en op genom en, en d at d aarbij m et zow el toxicologische - als eu trofiëringasp ecten rekening gehou d en zal w ord en. De com m issie constateert d at er thans geen interven tiew aard en zijn voor bijvoorbeeld fosfaat, n itraat, su lfid en en alu m in iu m . Ju ist d it zijn stoffen d ie een grote n ad elige in vloed ku n n en h ebben op d e kw aliteit van ecosystem en . De com m issie vin d t h et n iet n od ig om voor d eze stoffen in terven tiew aard en af te leid en , m aar vin d t h et w el n ood zakelijk d at bij bod em beh eer, en d u s ook bij d e afleid in g van bod em gebru iksw aard en aan d ach t aan d eze stoffen w ord t besteed . Verd er constateert d e com m issie d at d e voorstellen voor d e interventiew aard en voor kop er en zink, d ie zijn gebaseerd op d e SRCeco, aanzienlijk lager zijn d an d e hu id ige in ter v en tiew aar d en v oor kop er en zin k. Bij h et v aststellen v an MTR’s en streefw aard en voor d eze stoffen is in 1997 geconcludeerd h et voor d eze stoffen n iet m ogelijk is om m et bestaand e m ethod ieken norm en af te leid en. H et gaat im m ers om stoffen d ie organism en in een bep aald e m ate nod ig hebben om te ku nnen leven en p as bij h oge con cen traties toxisch w ord en . Er is een m eth od iek in on tw ikkelin g voor d e norm stelling voor essentiële m etalen. De com m issie beveelt aan om d e hu id ige interventiew aard en voor zink en kop er voorlop ig te hand haven, totd at d e resu ltaten van d e nieu w e m ethod e beschikbaar zijn. 35 Risico’s voor ecosystemen BIJLAGE H OOFDSTUK 4 Tabel bijlage 4.1 Method e voor afleid ing van d e SRCeco. In d e eerste kolom d e stofgroep , het com p artim ent en aantal stoffen binnen d e stofgroep . In kolom 2 tot en m et 5 d e m ethod e, en het aantal stoffen binnen d e stofgroep d at d aarm ee is afgeleid . RRA = ‘refin ed risk assessm en t’, PRA = ‘p relim in ary risk assessm en t’, EP/ RRA = even w ich tsp ar titie en ‘refined risk assessm ent’, EP/ PRA = v ia ev en w ich tsp ar titie en‘p relim inary risk assessm ent’ (25). Stofgroep , com p artim ent, aantal stoffen in RRA PRA EP/ RRA EP/ PRA de groep Metalen, bod em, n = 12 10 2 0 0 -id em , sed im ent, n = 12 0 0 10 2 -id em , w ater, n = 12 10 2 0 0 Cyaniden, bodem, n = 1 0 1 0 0 -id em , w ater, n = 3 1 2 0 0 Monocyclische niet-gehalogeneerd e aro0 3 7 7 m atische koolw aterstoff., bod em , n = 14 -id em , sed im ent 0 0 7 7 -id em , w ater 7 7 0 0 Polycyclisch e arom atisch e koolw ater0 2 0 10 stoffen bodem n = 10 -id em , sed im ent, n = 10 0 0 0 10 -id em , w ater, n = 10 0 10 0 0 Geh alogen eerd e alifatisch e koolw ater0 2 2 3 stoffen, bodem, n = 7 -id em, sed iment n = 7 0 0 3 4 -id em , w ater n= 7 3 4 0 0 Chloorbenzenen, bodem, n = 12 0 5 4 3 -id em , sed im ent, n = 12 0 0 0 12 -id em , w ater, n = 12 0 12 0 0 Chloorfenolen, bod em, n = 19 0 5 5 9 -id em , sed im ent, n = 19 0 0 2 17 -id em , w ater, n = 19 2 17 0 0 Overige gechloreerd e arom atische kool0 0 0 5 w aterstoffen, bod em , n = 5 -id em , sed im ent, n = 5 0 0 0 5 -id em , w ater, n = 5 0 5 0 0 Bestrijd ingsm id d elen, bod em , n = 12 0 5 5 2 -id em , sed im ent, n = 12 0 0 8 4 -id em , w ater, n = 12 7 5 0 0 Ftalaten en overige cyclische verbind in0 2 4 5 gen, bodem, n = 11 -id em , sed im ent, n = 11 0 1 4 6 -id em , w ater, n = 11 4 7 0 0 36 Risico’s voor ecosystemen Tab el b ijlage 4.2 Stof(gr oep ) en jaar tal v an SRCeco is gebaseerd (25). Stof(groep ) Jaar van p u blicatie d a t a set * Arseen 1997 Bariu m 1992 Cad m iu m 1997 Chroom 1997 Kobalt 1992 Kop er 1997 Kw ik 1995 Lood 1997, 2000 Molybd een 1992 N ik k e l 1990 Zin k 1993, 1996, 1997 Cyan id es 2001 Th iocyan aten 2001 Cyanid e com p lexen 2001 Benzeen 1988, 1993 Tolu een 1988, 1993 Ethylbenzeen 1993 Xyleen 1993 Styreen 1993 Fenol 2001 Cresol 2001 Catech ol 2001 p u blicatie v an d e d ataset w aar op d e Stof(groep ) Resorcinol Hydroquinon PAK (10 VROM) Gech l. alif. koolw . st. Chloorbenzenen Chloorfenolen Ch loorn aftaleen PCB DDT/ DDE/ DDD Ald rin Dield rin End rin H CH -isom eren Carbaryl Carbofu ran Maneb Atrazin e Cyclohexanen Ft a la t en Pyrid in e Tetrah yd rofu raan Tetrah yd roth iofeen Jaar van p u blicatie d a t a set * 2001 2001 1995 1993 1991, 1993 1991, 2001 2001 1999 1994 1994 1990 1994 1994 1997 1994 1997 1997 2001 1999, 2001 2001 2001 2001 * De werkelijke ‘actualiteit’ van de dataset is lager, omdat er tussen het verzamelen van de gegevens en de publicatie meestal minimaal een jaar verstrijkt. 37 Risico’s voor d e mens 5 R ISICO ’S VOOR DE MEN S IN LEIDIN G Bij d e risicobeoord eling voor d e mens w ord t door h et RIVM u itgegaan van h e t m axim aal toelaatbaar r isicon iv eau (M TR) v oor d e m en s (or aal en in h alatoir ) of voor genotoxische carcinogenen m axim aal 1 extra persoon m et kanker p er 10.000 in d ivid u en bij leven slan ge (70 jaar) blootstellin g. Deze m aten w ord en m et beh u lp van d e m od ellen CSOIL en SEDISOIL omgerekend naar een zogenoemd ‘ernstig risiconiveau ’ (Seriou s Risk Concentration, SRC) in bod em / grond w ater en sed im ent. De evalu atie d oor het RIVM bestond u it het herzien van d e MTR’s voor d e m ens (37), herziening van d e m eest relevan te blootstellingsrou tes in CSOIL, mede n aar aanleid ing van een vergelijking m et and ere blootstellingsm od ellen u it d e internationale literatu u r (38), en h erzien in g van d e in voerp aram eters voor CSOIL (39, 40, 41). N ieu w is d at m et behu lp van het m od el SEDISOIL SRC’s voor d e m ens zijn afgeleid voor sed im ent (42). In h oofd stu k 3 h eeft d e com m issie al gem eld d at n a evalu atie alleen een aan toon bare verbetering van d e ond erbou w ing van een interventiew aard e, red en geeft voor een w ijziging van een interventiew aard e. De vraag in d it hoofd stu k is of d e nu voorgesteld e SRC’s hu m aan een betere schatting geven van d e d aad w erkelijke p otentiële blootstellin g en van d e d aad w erkelijke kan s op sch ad e aan d e m en s. Ech ter, h et is n iet beken d in w elke m ate oversch rijd in g van d e h u id ige in terven tiew aard en leid t tot een d aad w erkelijke blootstelling hoger d an d e betrokken toxicologische gr en sw aar d en . Dit is on d er an d er e h et gev olg v an h et gebr ek aan v alid atie van on d erd elen w aarop d e in terven tiew aard en zijn gebaseerd , h et n iet p recies p assen van a lle aannam es behorend bij d e in terven tiew aard e in concrete gevallen van bod em veron trein igin g en d e in d e p raktijk bep erkte m ogelijkh ed en tot kw an tificering van d e w erkelijke blootstelling ged u rend e langere p eriod en (vele jaren). In h oofd stu k 3 h eeft d e com m issie al aan gekon d igd bij d e aan geleverd e on d erbou w ing van d e interventiew aard en op een aantal asp ecten te letten. 39 Risico’s voor d e mens H ier, gaan d e van m en s n aar bron , zijn in ied er geval d e volgend e asp ecten van belang: • Vold oend e bescherming mens; zijn d e gebruikte grensw aard en conform d e huid ige stand van toxicologische kennis (ADI, MTR, TDI)? • Veelvoorkom end blootstellingsscen ario m et goed te karakteriseren gevoeliger situ aties: zijn d e situ aties w aarbij d e bereken d e p oten tiële blootstellin g h oger kan zijn d an aangenomen goed in beeld gebracht? • Reken in g h ou d en m et variabiliteit en on zekerh eid in on d er and ere m enselijk ged rag, overd rach tsfactoren , bod em - en sed im en teigen sch ap p en : laten d e berekend e blootstellingen vanu it d e interventiew aard en ru im te voor onzekerheid en v a r ia t ie ? In d it hoofd stu k w ord en aan d e hand van d e hierboven genoem d e p u nten d e beoord elingen van d e risico's voor d e m ens leid end tot d e voorstellen voor ‘ernstige risiconiveau s’ voor d e m ens besp roken. Daarbij zal het accent liggen op d e w ijze w aarop d e m ens zijn eigen blootstelling beïnvloed t. De m ilieu chem ische asp ecten van blootstelling kom en in hoofd stuk 6 aan d e ord e. T OXICOLOGISCH E GREN SWAARDEN Bij d e evalu atie van d e in terven tiew aard en is d oor h et RIVM in som m ige gevallen gebru ik gem aakt v an n ieu w e toxicologisch e gegev en s. De TCB h eeft zich in h aar ad vies n iet gerich t op d e toxicologisch e gegeven s d ie zijn gebru ikt aan gezien zij er van u it gaat d at h iervoor d e ju iste gegeven s zijn gebru ikt. Boven d ien is d e Gezon d h eid sr aad gev r aagd te ad v iser en ov er d e afleid in g van d e toxicologische grensw aard en, en d e com m issie neem t aan d at hierbij ook d e ond erbou w end e toxicologische gegevens beoord eeld zullen w ord en. In het algem een w ord en u it d e beschikbare gegevens u it d ierp roeven, u it ep id em iologisch on d erzoek of u it beid e, toxicologisch e gren sw aard en (ADI, TDI of MTR)24 afgeleid . H et RIVM heeft d eze toxicologische grensw aard en veelal overgenom en u it d e in tern ation ale literatu u r of ze zelf op gesteld . In N ed erlan d is d oor d e overh eid voor genotoxische carcinogenen het nog aanvaard bare risico (MTR) vastgesteld op 1 geval op d e 10.000 leven s (1*10-4) bij leven slan ge blootstellin g (70 jaar). Voor n ietcarcinogene stoffen is een ADI of TDI gebru ikt, d it is d e m axim ale levenslange d agelijkse blootstelling w aarvan bij d e hu id ige kennis (ten tijd e van het op stellen van d e 24 ADI = Acceptable Daily Intake, TDI = Tolerable Daily Intake, MTR = Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau (voor de mens). 40 Risico’s voor d e mens ADI/ TDI) nog geen m erkbare of m eetbare nad elige effecten op d e gezond heid w ord en verw ach t. Groepen Voor een aantal stoffen zijn groepen mensen bekend d ie meer d an gew oon gevoelig zijn voor d e effecten van blootstellin g aan d eze stoffen . In h et geval van lood h eeft h et RIVM ervoor gekozen h et zogenoemde ernstig risiconiveau voor d e mens (SRCh u m aan ) te baseren op d e gegeven s over d e toxiciteit voor kin d eren tot 6 jaar aan gezien zij gevoeliger zijn voor d e n egatieve effecten van lood d an volw assen en . H ierbij is reken in g geh ou d en m et h et feit d at kin d eren relatief m eer lood u it h et sp ijsverterin gskan aal absorberen d an volw assenen (resp ectievelijk tot 40% voor kind eren en 10% voor volw assenen). De TCB heeft ind ertijd naar aanleid ing hiervan het RIVM gead viseerd zich te richten op kind eren en foetu ssen als d eze extra gevoelig zijn voor bep aald e stoffen . De TCB ach t kw ik en xyleen voorbeeld en van stoffen w aarvoor sterke aanw ijzingen bestaan d at een groep , in beid e gevallen d e foetu s en m ogelijk ook jon ge kin d eren , gevoeliger is. H et RIVM h eeft h ier in d e afleid in g van d e SRC’s rekening mee gehoud en. BLOOTSTELLIN GSMODELLERIN G Zoals gem eld in d e inleid ing gebru ikt het RIVM voor het berekenen van d e blootstellin g van u it d e land bod em h et m od el CSOIL en voor d e w aterbod em h et m od el SEDISOIL. Uitgaand e van d e MTR (ADI/ TDI) w ord t m et behu lp van CSOIL resp ectievelijk SEDISOIL d e zogen oem d e Seriou s Risk Con cen tration (SRC) in bod em en grond w ater of in d e w aterbod em berekend . Bij d e afleid ing van d e SRChu m aan zijn d oor het RIVM d e volgend e u itgangsp u nten genoemd : • ‘Realistisch e situ atie’ gekw an tificeerd als een gem id d eld e ch em isch -fysisch e situ atie en een gem id d eld ged rag. • Stan d aard scen ario voor d e om gevin gsken m erken van belan g voor d e blootstelling van d e m ens zow el in CSOIL en SEDISOIL. • De achtergrond blootstelling van d e m ens w ord t niet m eegenom en. • Innam e van grond w ater als d rinkw ater; • Maxim aal Toelaatbaar Risico (ADI/ TDI) voor d e m ens als toets voor d e kans op schad e aan d e gezond heid bij d e berekend e blootstelling. 41 Risico’s voor d e mens CSOIL H et m od el CSOIL beoogt d e levenslange gem id d eld e blootstelling van d e m ens aan bod em veron trein igen d e stoffen te bereken en . Voor bereken in g van d e blootstellin g van d e m ens is een beschrijving van d e aard en m ate van contact van d e m ens m et d e om gevin g, een zogen aam d 'stan d aard scen ario' vereist. In CSOIL w ord t u itgegaan van volw assenen en kind eren in een w oning m et een kleine tu in. In het m od el w ord en d e volgend e blootstellingsroutes meegenomen: • ingestie van grond en stof; • d erm aal contact m et bod em en stof; • in h alatie van gron d d eeltjes; • in h alatie v an lu ch t; • consumptie van gew as; • innam e van d rinkw ater; • inhalatie van d am p en tijd ens d ou chen; • d erm aal contact tijd ens bad en en d ou chen. Figuur 5.1 Blootstellingsrou tes in CSOIL (38). H et m od el is op gebou w d u it een groot aantal relatief eenvou d ige form u les, w aarm ee een ketting van verband en w ord t gelegd tussen d e inname van een stof d oor d e mens en d e concentratie van d e betreffend e stof in grond of grond w ater. Daarbij w ord en een 42 Risico’s voor d e mens groot aantal aannam es ged aan m et betrekking tot stofeigenschap p en, het ged rag en d e fysiologie van d e mens en verd elingscoëfficiënten tussen d e com p artim enten (p artitiecoëfficiën ten , biocon cen tratiefactoren ). H et RIVM h eeft er terech t v oor gekozen om zich bij d e ev alu atie te rich ten op d e blootstellin gsrou tes d ie h et grootste aan d eel h ebben in d e totale blootstellin g, te w eten: • grondinname (belangrijkste p aram eters: d agelijkse grondinname kind eren en relatieve sorp tiefactor bod em in gestie); • in h alatie (belan grijkste p aram eters: zie m ilieu ch em ie, h oofd stu k 6); • groenteconsu m p tie (belangrijkste p aram eters: d agelijkse groenteconsu m p tie u it eigen tuin en opname van contaminanten d oor d e planten). Dagelijkse grondinname door kinderen De w aard e voor d e hoeveelheid ingestie van grond d oor kind eren is d oor het RIVM verlaagd van 150 n aar 100 m g gron d p er d ag. De aan n am es d ie d oor h et RIVM zijn ged aan bij h et bep alen v an d e h oev eelh eid grondinname zijn beschreven in h e t rap p ort 'Evalu ation an d revision of th e CSOIL p aram eter set' (40): ' O m in t er ven t iewaar den af t e leiden r icht en we on s op kin der en van 1 t ot 6 jaar ; kin der en van 1 t ot 3 jaar kunnen in het bijzonder een hogere grondinname hebben. Er is in deze evaluatie geen r eken in g gehou den met opzet t elijke gr on din n ame' . H et RIVM baseert d e veran d erin g van 150 n aar 100 m g gron d p er d ag op d e literatu u rgegevens en op d e over het algem een lagere w aard en d ie in bu itenland se blootstellingsm od ellen w ord en gebru ikt. Bovend ien vind t het RIVM d at er in d e verschillend e stu d ies een grote sp reid ing bestaat: ‘de schat t in g van de gemiddelde dagelijkse gr on din gest ie ligt t u ssen de 56 - 179 mg per dag’. H ieron d er w ord t een overzich t gegeven van d e h oev eelh eid grond ingestie d ie in d e versch illen d e bu itenland se m od ellen w ord t gebru ikt. De hiervoor genoem d e overw egingen leid en bij het RIVM tot d e volgend e conclu sie: ' O p basis van de geëvalu eer de en geschat t e dat a is een goede schat t in g van d e gemiddelde dagelijkse gr on din n ame door kin der en voor het scen ar io ' won en met t u in ' 100 mg per dag. H et voor st el is om deze waar de t e gebr u iken in de r isicoschat t in g. Als de spr eidin g t u ssen de st u dies in beschou win g wor dt gen omen , dan zou ook de boven gr en s van het 90% bet r ou wbaar heidsin t er val van het gemiddelde, een waar de van 125 mg per dag ku n n en wor den gebr u ikt ' . Volgen s h et RIVM zou ook voor een 43 Risico’s voor d e mens zogen aam d e ‘realistisch e wor st case’ een 90- of 95-p ercen tiel van d e gron d in n am e door kinderen kunnen worden gekozen, te weten 150 - 200 mg per dag.' Tab el 5.1 H oeveelhed en grond ingestie d oor kind eren in versch illen d e blootstellingsm od ellen (38). Jaarlijks gem id d eld e op nam e in Incid entele hoge op nam e mg/ dag in mg per keer 25 26 5000 CLEA 80/ 114 27 123 (1 - 3 jaar) UMS 74 (4 - 8 jaar) 60 CalTox 28 CSOIL 150 - In h et rap p ort ov er d e h erzien in g in terv en tiew aard e lood u it 1998 (9) d eed h e t RIVM al h et voorstel om d e gem id d eld e h oeveelh eid d agelijkse in gestie van gron d d oor kind eren te verlagen van 150 naar 100 m g p er d ag. De TCB ad viseerd e toen om d e w aard e van 150 mg grond/ dag te h an d h aven om d at h et voorstel niet w as gebaseerd op nieu w e em p irische gegevens, m aar op een and ere interp retatie van d e literatu u r u it d e Veren igd e Staten en N ed erlan d (15). De TCB h eeft aan gevoerd d at m en m et d e schatting aan d e veilige kant zou m oeten blijven, om d at bij voorkeu r d e geh ele p op u latie d ien t te w ord en besch erm d en d e h oeveelh eid in gestie van gron d d oor kind eren in CSOIL een grote invloed heeft op d e u itkom st van d e SRChu m aan (voorh een H UMTOX EBVC gen oem d ). De argu m en ten d ie d e TCB in d ertijd in h aar ad vies over d e in terven tiew aard e h eeft genoemd, geld en nog steed s. De m eeste stu d ies, d ie zijn gebru ikt bij d e ond erbou w ing, zijn korte stu d ies m et een bep erkt aantal kind eren. In N ed erland zijn ind ertijd circa 600 kind eren ged u rend e een zom erp eriod e ond erzocht, w aarvan een d eel tw eem aal. In geen van d e stu d ies zijn kind eren ged u ren d e alle seizoen en of lan ger on d erzoch t. Sin d sd ien zijn geen n ieu w e stu d ies u itgevoerd naar d e h oev eelh eid bod em ingestie gedurende langere tijd . Daarom ontbreekt nog steed s d e em p irische basis voor een keu ze van een gem id d eld e w aard e van d agelijkse bod em ingestie ged u rend e enkele jaren. De keu ze van h et RIVM voor gem id d eld 100 m g/ d ag in p laats van gem id d eld 150 m g/ d ag is d u s gebaseerd op een n ieu w e in terp retatie van d e literatu u r. Door u it te gaan van een gem id d eld e kiest het RIVM ervoor slechts een d eel van d e bevolking te besch erm en . H oogstw aarsch ijn lijk is d e h u id ige aan n am e van gem id d eld 150 m g/ 25 Contaminated Land Exposure Assessment model, Groot Brittannië. 26 Zonder incidentele hoge opname: 80 mg/dag, met incidentele hoge opname: 114 mg/dag. 27 Umweltmedizinische Beurteilung der Exposition des Menschen durch altlastbedingte Schadstoffe, Duitsland. 28 California Environmental Protection Agency, Department of Toxic Substances Control (CalTOX, USEPA). 44 Risico’s voor d e mens d ag ged u rend e 6 jaar red elijk conservatief (voorzichtig) en w ord t hierm ee een onbeken d m aar h oogsten s zeer klein d eel (p aar p rocen t) van d e kin d eren on vold oen d e bescherm d . Dit geld t d u id elijk m ind er voor d e aannam e van gem id d eld 100 m g/ d ag ged u rend e 6 jaar. H et onvold oend e bescherm d e d eel van d e bevolking zal groter zijn, hoeveel groter is niet bekend . H et ond erzoek van Van Wijnen et al. (43) liet zien d at ged u rend e een zom erp eriod e 2% van d e kind eren één keer m eer d an 1 gram grond per d ag innam . Door Calabrese is d e m ogelijkheid genoem d d at kind eren incid enteel nog grotere hoeveelhed en grond ku n n en in slikken (44, 45). Een een m alige bod em in gestie van 10 gram beteken t een extra bijd rage van 28 m g p er d ag aan d e gem id d eld e d agelijkse grond innam e voor d at jaar. Om hiervoor te beschermen zou d e aangenomen gem id d eld e d agelijkse grond innam e verhoogd d ienen te w ord en van 100 tot ongeveer 130 m g grond . Voor som m ige stoffen zou het acu te effect van een eenm alige hoge blootstelling overeenkom en m et d e effecten van ch ron isch e blootstellin g. Voorbeeld en van d eze stoffen zijn cad m ium , lood en kw ik. Voor and ere stoffen zou een eenm alige op nam e van 10 gram grond tot and ere (acu te) gezon d h eid seffecten ku n n en leid en d an ch ron isch e blootstellin g aan d ezelfd e stof. Een voorbeeld is kop er w aarvan blootstellin g aan versch illen d e d oses in alle gevallen leid d e tot effecten op h et m aagd arm kan aal (m isselijkh eid , overgeven , d iarree en bu ikp ijn en een m etallisch e sm aak in d e mond). De laagste innam e w aar aan kind eren w aren blootgesteld w aarbij d it effect w erd geconstateerd w as 0,07 m g kop er p er kg lich aam sgew ich t. De verlaging van 150 m g/ d ag naar 100 m g/ d ag heeft ook tot gevolg d at voor kind eren d e ru im te voor incid enteel hoge bod em ingesties d u id elijk is verm ind erd . In N ed erlan d verrich t on d erzoek h eeft laten zien d at d e variatie van d e h oeveelh eid bod em ingestie binnen kind eren hoger w as d an d ie tu ssen kind eren. Dit p leit niet voor d e ged achte d at slechts een kleine groep kind eren af en toe een hoge bod em ingestie zou vertonen. In tabel 5.2 w ord en d e resu ltaten gegeven van een stu d ie d ie is u itgevoerd d oor Kem p chen en Jongm ans (46). H et betreft een eerste verkenning naar m ogelijke acu te effecten als gevolg van bod em veron trein igin g. Met n ad ru k w ord t verm eld d at d e ond erliggend e toxicologische gegevens onvoldoende betrou w baar zijn om h a r d e conclu sies te trekken en nad er ond erzoek nood zakelijk is. De tabel im p liceert d at bij d e d oor het RIVM nog toelaatbaar geachte concentraties in d e bod em , d e aanbevolen m axim ale nog veilig te achten bod em concentraties volgens Kem p chen en Jongm ans 45 Risico’s voor d e mens overschrijd en. De commissie slu it aan bij h et voorstel van h et RIVM d at d e eventu ele risico’s van incid entele hoge grond consu m p tie d oor kind eren nad er m oeten w ord en ond erzocht. Tab el 5.2. SRChu m aan voor grond tegenover d e aanbevolen m axim ale bod em concentratie bij ingestie van 10 gram grond (46). SRChu m aan bod em Aanbevolen m ax. bod em concentratie bij (mg/ kg d .s.) ingestie van 10 gr. grond (mg/ kg d .s.) arseen 576 650 cadmium 28 91 chroom (III) 27600 kop er 8600 91 kw ik 210 39 lood 622 26 n ikkel 1470 zink 46100 5000 In Groot Brittan n ië w ord t gebru ik gem aakt van h et CLEA-m od el. Dit m od el is on tw ikkeld om gren sw aard en af te leid en . In d it m od el kan w ord en gekozen voor verschillend e soorten blootstellingsrou tes. In d e scenario's r esiden t ial wit h gar den s en r ecr eat ion al allot men t s w ord t n iet alleen reken in g geh ou d en m et d e jaar lijkse gem id d eld e d agelijkse gron d in n am e, m aar ook m et een in cid en tele hoge grond inname. Er w ord t rekening gehoud en met een grond inname van 5 gram per d ag, 15 d agen lang d oor kind eren tu ssen d e 1 en 6 jaar. Deze is op geteld bij d e jaarlijkse gem id d eld e d agelijkse blootstellin g, een verhoging m et m eer d an 40% (zie tabel 5.1). In Denem arken m aakt m en gebru ik van cu t -off valu es, w aard en d ie als gren s geld en voor d e beslissin g om al of n iet te san eren in bew oon d e gebied en . De w aard en zijn alleen van belan g voor im m obiele stoffen en zijn vastgesteld voor 10 stoffen. De w aard en ku nnen zow el zijn gebaseerd op d e negatieve effecten van chronische blootstellin g, m et d e aan n am e van 200 m g gron d / d ag voor een 2-jarig kind als op d e m ogelijke acu te effecten als gevolg van d e ingestie van 10 gram grond d oor een 2-jarig kin d . De com m issie p leit om d e in eerd ere ad viezen en d e hiervoor genoem d e red enen voor een veilige sch attin g van d e h oeveelh eid in gestie van bod em . Daarom ad viseert zij d e h u id ige w aard e van 150 m g te h an d h aven en n ad er on d erzoek te d oen n aar d e nood zaak rekening te hou d en m et incid enteel hoge bod em ingestie. Relatieve b iob esch ik b aarh eid In het hu id ige CSOIL w ord t bij d e berekening van d e blootstelling d oor innam e van gron d gebru ik gem aakt van een relatieve biobesch ikbaarh eid sfactor (f(a )). Deze 46 Risico’s voor d e mens factor is ged efin ieerd als d e fractie van een veron trein igin g d ie in h et lich aam u it gron d w ord t geabsorbeerd ten op zich te van d e absorp tie van d ezelfd e veron trein iging u it d e m atrix (bijvoorbeeld voed sel) d ie is gebru ikt in d e exp erim enten w aar d e toxicologisch e gren sw aard e op is gebaseerd . H et is d u s een relatieve biobesch ikbaarh eid sfactor. Oorsp ron kelijk is d eze factor vastgesteld op d e w aard e 1 voor alle veron trein igin gen . H et RIVM stelt th an s voor om voor lood een uitzond ering te m aken en voor d eze stof een w aard e van 0,6 te h an teren . De biologisch e besch ikbaarheid van lood u it ingeslikte grond zou d an aantoonbaar kleiner m oeten zijn d an d e biologische beschikbaarheid van lood u it voed sel. De biologische beschikbaarheid van een stof is het resu ltaat van tw ee p rocessen: • De extractie van lood u it grond of voed sel in d e d arm w aard oor het beschikbaar is voor absorptie in d e d unne d arm (Engelse term: bioaccessibilit y). • De op nam e van het geëxtraheerd e lood vanu it d e d arm in het bloed . Volgens het International Program m e on Chem ical Safety (IPCS) bed raagt d e biologische beschikbaarheid (het resu ltaat van beid e bovengenoem d e p rocessen) van lood u it voed sel 40% (47). Volgen s een p u blicatie van h et En gelse m ilieu m in isterie (48) kan d e besch ikbaarh eid van lood u it voed sel sterk variëren , voor volw assen en van 5% tot 50% na vasten. Bij kind eren kan d e beschikbaarheid tot 50% op lop en. Voor in geslikte grond zijn geen gegevens over d e biologische besch ikbaarh eid besch ik ba a r . W el z ijn er een a a n ta l stu d ies v er r ich t naar d e extr ah eer baar h eid (p roces 1, bioaccessibilit y) van lood u it grond in m od elsystem en d ie d e om stand ighed en in d e d arm ku n n en sim u leren . Resu ltaten van d eze exp erim en ten verton en een grote sp reid ing. Een p u blicatie van Oom en et a l . (49) besch r ijft d e bioaccessibilit y van lood u it d rie verschillend e soorten grond . Afhankelijk van grond soort en extractiem eth od e w erd en d e volgen d e trajecten van w aard en gevon d en : 4% - 91%, 1% 56%, 3% - 90%. Om d at d e bioaccessibilit y sterk varieert m ag ook w ord en verw ach t d at d e biologisch e besch ikbaarh eid (gezam en lijk effect van p roces 1 en p roces 2) even een s sterk varieert. Afgezien van d eze v a r ia t ie kan men d e vraag stellen in hoeverre d e gem id d eld e biologisch e besch ikbaarh eid van lood u it voed sel zoveel h oger is d an u it grond om een r ela tiev e biologische besch ikbaarh eid sfactor f(a ) van 0,6 te in trod u ceren . Om d at te kunnen beoord elen is in form atie nodig over h et tw eed e p roces, d e op nam e van het geëxtraheerd e lood vanu it d e d arm in het bloed . Als m en m ag aannem en d at het niet u itm aakt of het 'op geloste lood ' u it grond of u it voed sel kom t, d an zal in beid e gevallen h etzelfd e d eel van h et geëxtrah eerd e lood w ord en 47 Risico’s voor d e mens op gen om en . Uit stu d ies blijkt d at n iet alles w at w ord t geëxtrah eerd ook w erkelijk w ord t op genom en. H et rap p ort 'H erziening interventiew aard e lood (9) verm eld t een w aard e van 45% (op basis van literatu u r). Met d it gegeven kan w ord en berekend d at een biologische beschikbaarheid van 40% voor lood in voed sel overeenkom t m et een bioaccessibilt y (p roces 2) van 89% (0,4 = 0,45 X 0,89). Een bioaccessibilit y van 89% is aan d e hoge kant als m en d at vergelijkt m et d e resu ltaten voor grond (4% - 91%, 1% 56%, 3% - 90%). Dit zou er op w ijzen d at d e biologisch e besch ikbaarh eid van lood u it voed sel in het algem een hoger is d an d ie u it ingeslikte grond . Maar d eze conclu sie w ord t and ers als m en bij d e berekening u itgaat van and ere gegevens, zoals d e 5% biologisch e besch ikbaarh eid van lood u it voed sel d ie in h et document van h e t En gelse m ilieu m in isterie (48) w ord t gen oem d . Dit gegeven kom t overeen m et een bioaccessibilit y v an 11% (0,05 = 0,45 X 0,11). Deze w aard e is aan d e lage kan t als m en d ie vergelijkt m et d e resu ltaten van het ond erzoek voor grond , hetgeen er op zou ku nnen w ijzen d at d e biologische beschikbaarheid van lood u it ingeslikte grond som s groter zou kunnen zijn d an d ie uit voed sel. De com m issie beseft d at d e bereken in gen h ierboven slech ts als illu stratie ku n n en d ien en . Zo is er geen reken in g geh ou d en m et m ogelijke variatie in d e op n eem baarh eid van op gelost lood u it d e d arm n aar h et bloed (p roces 2). Wat ech ter d u id elijk w ord t is d at het invoeren van een factor 0,6 om te corrigeren voor het verschil tu ssen d e biologische beschikbaarheid van voed sel en van ingeslikte grond voorbarig is. Er is m eer ond erzoek op d it gebied nod ig. H et is d aarbij van belang d at zu igelingen en p eu ters als d e m eest gevoelige leeftijd categorieën voor lood w ord en beschou w d , d e MTR is d an ook gebaseerd op gegevens over d e gevoeligheid van kind eren. N ieu w e gegevens over bioaccessibilit y en op n am e van geëxtrah eerd lood u it d e d arm n aar het bloed zu llen d an ook betrekking m oeten hebben op kind eren. Gewasconsumptie Voor d e con su m p tie van gew assen is d oor h et RIVM een on d erverd elin g gem aakt tu ssen d e consu m p tie van groenten en d e consu m p tie van aard ap p elen. De gegevens over d e hoeveelheid geconsu m eerd e groenten zijn afkom stig van d e resu ltaten van d e N ed erland se N ationale Voed sel consu m p tiep eiling u it 1998. Dit is een betrou w bare bron. H et RIVM heeft gekozen d e gem id d eld e consu m p tie te gebru iken. Dit betekent d at tenm inste een flink d eel van d e bevolking m eer consu m eert en m ogelijk m ind er wordt beschermd dan beoogd. De keu ze van h et RIVM d at 10% van d e groen te con su m p tie u it eigen tu in kom t, is gelijk gebleven. De com m issie stem t hierm ee in. 48 Risico’s voor d e mens In het vorige ad vies over d e afleid ing van d e eerste tranche interventiew aard en (11) m erkte d e com m issie op d at: ‘d eze aannam e (10% van d e groenteconsu m p tie u it eigen tu in) een incid entele consu m p tie zou ku nnen d ekken, m aar er zijn w aarschijnlijk veel m eer situ aties d ie hier niet m ee overeenkom en. Veeleer is er sp rake van d ichotom ie: volkstu in- en m oestu inbezitters eten voornam elijk u it eigen tu in; mensen d ie d ergelijke tuinen niet bezitten voornam elijk n iet.’ Op basis d aarvan h eeft d e com m issie m oes- en volkstu in en geïd en tificeerd als situ aties w aarbij ook on d er d e interventiew aard en sp rake kan zijn van ernstige risico’s. De laatste gegeven s over d e con su m p tie van eigen geteeld e groen te d oor m oes- of volkstu inhou d ers en hu n gezinnen d ateren u it 1987 (50). De groenteconsu m p tie d oor d eze groep w as aan zien lijk hoger d an d ie door d e algem ene bevolking. H et is on beken d in h oeverre d eze gegeven s th an s n og van toep assing zijn; d e com m issie beveelt aan d it te laten u itzoeken . Ten tijd e van d e Voed sel consu m p tiep eiling (VCP) in 1998 w as d e gew asconsu m p tie ged aald ten op zich te v an d ie in d e v or ige VCP. H et RIVM h eeft berekend d a t d aard oor een hogere concentratie bod em verontreinigend e stof in d e bod em toelaatbaar is. Ook d it heeft m ogelijk een d aling van d e beoogd e m ate van bescherm ing tot gevolg. Zo is m om enteel een cam p agne gaand e m ensen m eer groente en fru it te laten consu m eren. Mocht d it slagen d an zal d e SRChu m aan voor d e stoffen w aarbij groentecon su m p tie een belan grijke rol sp eelt, w eer m oeten d alen . De com m issie beveelt aan rekening te houd en m et d e eventuele gevolgen van d eze cam pagne. SRCHumaan voor grondwater Blootstellin g van d e mens aan verontreinigd grond w ater is op tw ee m anieren m ogelijk: • Via blootstellin gsp ad en zoals d ie zijn gem od elleer d in CSO IL, m et n am e v ia inhalatie van (binnen)lu cht en gew asconsu m p tie. • Mid d els d e consu m p tie van grond w ater als d rinkw ater. De com m issie h eeft in h aar ad vies over h et p lan van aan p ak grote evalu atie in terven tiew aard en (16) al in gestem d m et h et beleid sm atige stan d p u n t d at bij h et afleid en van d e in terven tiew aard en ook reken in g w ord t geh ou d en m et h et gebru ik van gron d w ater als d rin kw ater, en stem t in m et d e w ijze w aarop h et RIVM d at h eeft ingevu ld . 49 Risico’s voor d e mens SEDISOIL Met het m od el SEDISOIL w ord t beoogd d e levenslange d agelijkse gem id d eld e blootstelling van d e m ens aan verontreinigd e w aterbod em te berekenen (51). SEDISOIL is h erzien ten op zich te van een ou d ere versie, m aar n og n iet eerd er gebru ikt voor h et afleid en van ‘ernstige risiconiveau s’ voor d e m ens in sed im ent (42). Voor berekening van d e blootstelling van d e m ens is d e beschrijving van een zogenoem d 'stand aard scen ario' vereist. Voor SEDISOIL h eeft h et RIVM gekozen voor een scen ario m et d e m ogelijkheid voor recreatie en visvangst. In SEDISOIL w ord t d e totale hu m ane blootstelling berekend u it 6 rou tes: • d e ingestie van w aterbod em ; • d e in gestie van op p ervlaktew ater; • d e ingestie van zw evend slib; • d erm ale op nam e via w aterbod em • d erm ale op n am e via op p ervlaktew ater; • op nam e via consu m p tie van vis. Figuur 5.2 Blootstellingsrou tes in SEDISOIL (42). Voor m etalen blijkt in SEDISOIL d e blootstellingsrou te ‘ingestie van sed im ent’ d om inant te zijn; voor organische stoffen zijn d e blootstellingsrou tes ‘consu m p tie van vis’, d erm ale op n am e via sed im en t en d erm ale op n am e via op p ervlaktew ater h et belangrijkst. De volgord e van belangrijkheid van d eze d rie rou tes is afhankelijk van d e stof. Ingestie van op p ervlaktew ater en zw evend slib d raagt voor geen enkele stof in belangrijke m ate bij aan d e blootstelling (42). 50 Risico’s voor d e mens Ingestie van waterbodem N et als in het CSOIL m od el w ord t bij d e ingestie van (w ater)bod em alleen rekening gehouden m et d e m ogelijke nad elige effecten op d e gezond heid van chronische blootstellin g. In cid en teel h oge ingesties van sed im ent worden niet besproken. In tabel 5.2 zijn d e SRC’s h u m aan v oor m etalen in bodem reed s vergeleken m et d e m axim ale nog veilige concentratie in bod em bij een ingestie van 10 gram grond (zie p aragraaf CSOIL, Dagelijkse grond innam e d oor kind eren). Om d at d e SRC’s hu m aan voor sed im ent zoveel hoger liggen d an d e SRC’s hu m aan voor bod em , is d e u rgentie van nad er ond erzoek hier nog groter. Visconsumptie In SEDISOIL w ord t aangenom en d at volw assenen gem id d eld 11 gram zelfgevangen v is p er d ag en d at kind eren gem id d eld 4 gram van d ergelijke vis p er d ag eten (gem id d eld over een jaar). Verd er gaat h et RIVM er van u it d at d e bijd rage van d e door hen zelf gevangen (verontreinigd e) vis aan d e totale visconsumptie 10% bed raagt. On d erzoek van Pottin g (52) h eeft in d ertijd laten zien d at on geveer een kw art 29 van d e sportvissers tu ssen d e 10 en 40 keer per jaar vissen. In d it ond erzoek is d e sp ortvissers ook gevraagd naar hu n consu m p tie van vis. De p ersonen d ie 1 keer p er m aand vis eten, eten naar verhou d ing h et m eest regelm atig zelfgevangen v is, n am elijk 40% v an h et aan tal keren d at zij v is eten . H ierbij is alleen d e frequ en tie van consumptie van d e d iverse vissoorten ond erzocht en niet d e p ortiegrootte. Voorzover vergelijkbaar ondersteunen d eze gegevens niet d e aannam es d ie zijn ged aan in SEDISOIL. Vergelijkin g van d e resu ltaten u it h et rap p ort van Potting en d e aannam es u it SEDISOIL leid t tot d e conclu sie d at d e aannam e van het RIVM over het aand eel van zelfgevan gen vis van 10% van d e totale viscon su m p tie te laag is. Voor h et grootste d eel v an d e sp or tv isser s kom t d it aan d eel u it op 40%, m aar zelfs als d it aan d eel inm id d els lager zou zijn gew ord en, d an het is nog niet w aarschijnlijk d at het aand eel slech ts 10% zou bed ragen . Verd er w ord t in h et rap p ort van Pottin g gerefereerd aan onderzoeken van h et a a n ta l sp ortvissers: In 1986 visten 991.000 mensen in binnenw ater en in 1984 visten 400.000 m ensen in zeew ater. H et gaat om een aanzienlijke groep m ensen. Ook hier kan w eer op gem erkt w ord en d at het ond erzoek inm id d els ru im tien jaar geled en is u itgevoerd en het niet bekend is of gegevens nog p assen 29 Van de zeewatersportvissers vist 26% 10-19 keer per jaar. Van de binnenwatersportvissers vist 24% 20-39 keer per jaar. 51 Risico’s voor d e mens bij d e h u id ige situ atie. De TCB beveelt aan d e gegeven s over d e con su m p tie van zelfgevangen vis d oor sp ortvissers te actu aliseren. 52 Milieu chem ische asp ecten 6 M ILIEUCH EMISCH E ASPECTEN IN LEIDIN G In d it h oofd stu k w ord en d e m ilieu ch em isch e asp ecten besp roken van d e evalu atie in terven tiew aard en . Dit zijn d e asp ecten d ie bep alen h oe een stof zich in h et m ilieu versp reid t en tot blootstelling bij d e m ens of het ecosysteem kan leid en. Bij d e afleid in g van h et ‘ern stig risicon iveau ’ voor d e m en s w ord t d e m ilieu ch em isch e ken n is gebru ikt bij het op stellen van d e m od ellen CSOIL en SEDISOIL. Bij het afleid en van h et ‘ern stig risicon iveau ’ voor h et ecosysteem w ord t h et gebru ik van m ilieu ch em isch e asp ecten bep erkt tot h et m et beh u lp van p artitiecoëfficiën ten om reken en van een geh alte in h et en e m ilieu com p ar tim en t n aar h et and ere m ilieu com p artim ent (bijvoorbeeld van w ater naar bod em ). H et sp reekt voor zich d at in d it hoofd stu k d e nad ru k zal liggen op d e m od ellering van d e blootstelling van d e m ens. De gem od elleerd e blootstellin gsrou tes zijn in h oofd stu k 5 aan gegeven . CSOIL is geëvalu eerd d oor een in tern ation ale vergelijking u it te voeren m et and ere m od ellen voor d e blootstelling van d e m ens aan bod em verontreiniging. Daarbij is het accent gelegd op d e d rie blootstellin gsrou tes d ie h et m eest bijd ragen aan d e blootstellin g: grondinnam e, in h a la t ie en groenteconsumptie. Op basis van d eze vergelijking is een a a n ta l w ijzigingen aan gebrach t in CSOIL. De commissie vind t d it een goed e m eth od e om tot m od elverbeterin g te kom en . SEDISOIL is h erzien ten op zich te van een ou d ere versie, m aar n og n iet eerd er gebru ikt voor h et afleid en van ‘ernstige risiconiveaus’ voor d e m ens in sed im ent. De commissie h eeft h a a r com m entaar inged eeld naar com m entaar op processen (bioch em isch e zow el als fysisch -ch em isch e) en com m entaar op inp u tp aram eters, w aarbij aan d ach t zal zijn voor d e con sequ en ties van d e keu ze om geen tijd afh an kelijke p rocessen te m od elleren en d e keu ze om m et d e m od ellen generieke w aard en te berekenen. De algem ene vraag d ie ook in eerd ere hoofd stu kken is genoem d , sp eelt in d it hoofd stu k een belangrijke rol: ‘H eeft d e herziening nieu w e p rocesform u leringen en in p u tw aard en op geleverd d ie sign ifican t beter zijn , of zijn h et slech ts m argin ale verbeterin gen in h et lich t van h u n in vloed op d e in terven tiew aard e?’ Daarbij is in d it h oofd stu k extr a gelet op d e kw aliteit v an d e v er beter in gen ten op zich te v an eerd er gem aakte keu zes en aannam es, m ed e gelet op d e hu id ige stand van d e w etensch ap . 53 Milieu chem ische asp ecten PROCESSEN DIE ON TBREKEN Tijd afh an k elijk e p rocessen en p aram eters Een belangrijk asp ect is d e tijd afhankelijkheid van p rocessen. De berekening van d e p oten tiële hu m ane blootstelling aan verontreinigd e bodem en sed im ent gebeu rt resp ectievelijk m et d e m od ellen CSOIL en SEDISOIL op basis van vastgelegd e modelconcepten en blootstellingsscenario’s. H et ged rag van verontreinigingen in bod em en sed im ent, en d e blootgesteld e m ens, w ord t beschreven m et behu lp van een groot aantal vergelijkingen en p aram eters. De vergelijkingen en p aram eters voor het m ilieu ch em isch d eel zijn statisch , m et an d ere w oord en : ze zijn n iet tijd afh an kelijk. Er w ord t u itgegaan van (m om entaan) therm od ynam isch evenw icht, van ‘in-d e-tijd gem id d eld e-en -con stan te’ flu xen , coëfficiën ten en p aram eters. De vraag is of d oor d eze aannam e d e w erkelijkheid gew eld w ord t aanged aan. In d e p raktijk kan d oor d iverse oorzaken (nog) geen therm od ynam isch evenw icht in d e toestan d van een stof of stoffen (verd elin g over fasen ) aan w ezig zijn . Dit geld t bijvoorbeeld voor d e situ atie w aarbij een veron trein igd e w aterbod em voortd u ren d w ord t oversp oeld m et vers, relatief sch oon w ater. Een an d er voorbeeld is d e beïn vloed ing van d e pH van d e bod em d oor gew assen ged urend e het groeiseizoen, w aarbij d e verd eling van stoffen over d e vaste en vloeibare fase in d e bod em kan verand eren. Ook in m ilieu s d ie afw isselen d zu u rstofrijk en zu u rstofarm zijn , d oor bijvoorbeeld seizoensinvloed en (overstrom ing, grond w aterstand flu ctu aties), is er geen evenw icht. H ier vind en afw isselend oxid atie- en red uctieprocessen p la a ts, w aard oor veran d erin gen in sorp tie-eigen sch ap p en op tred en (zow el in h et sorp tie-op p ervlak a ls in d e a ffin it eit v a n h et absorberende bod em m ateriaal voor verontreinigend e stoffen ). De aan n am e d at er in een v er on tr ein igin gssitu atie altijd en ov er al sp r ake is v an th erm od yn am isch ev en w ich t is d u s n iet altijd terech t en kan d e berekening van blootstellingsconcentraties d aard oor m ind er betrou w baar m aken. De belan grijkste tijd afh an kelijke p rocessen d ie d e com m issie relev an t ach t voor d e m od ellen zijn biod egrad atie en (d e-)sorp tie van stoffen aan organ isch m ateriaal. Tijda fha nkelijke (de)sorpt ie a a n orga nisch ma t eria a l Dit asp ect is in p rin cip e bij alle blootstellin gsrou tes van belan g, om d at h ierm ee d e verd eling van d e contam inant over d e organische stof in grond of sed im ent en p oriew ater of op p ervlaktew ater w ord t gem od elleerd . H ierm ee w ord t ook d e m ate van blootstelling via d e verschillend e blootstellingsrou tes vastgelegd (zie box). 54 Milieu chem ische asp ecten Een contaminant in het sed iment vertoont d esorptie naar het bovenstaand e oppervlaktew ater. De blootstelling van d e m ens vind t, in een m ate d ie afhankelijk is van het typ e contam inant, p laats via het sed im ent (d oor ingestie of d erm aal contact) of via het w ater (ingestie, d erm aal contact of consumptie van vis). Afhankelijk van d e verd eling van d e contaminant over sed iment en w ater en d e aard van d e contaminant, zullen d e blootstellingsroutes in verschillend e mate bijd ragen aan d e totale blootstelling. H et is d u s belangrijk om d e verd eling over sed im ent en op p ervlaktew ater goed te modelleren. Bij h et m od elleren v an sorp tie aan v aste d eeltjes in d e bod em of sed im en t w ord t vaak u itgegaan van een evenw ichtsconstante (Koc) d ie gebaseerd is op kortd u rend e exp erim enten, en d ie alleen het snelle u itw isselingsp roces tu ssen contam inant en het bu itenste laagje van d e organische stof in d e bod em en het sed im ent rep resenteert. Als aan organische stof gebond en stoffen in contact w ord en gebracht m et een w aterige fase, d an is er in h et begin sp rake van een snelle d esorp tiefase, w aarop d e even w ich tscon stan te Koc gebaseerd is d ie in d e m od ellen w ord t gebru ikt. Via d eze snelle d esorp tie zal een ged eelte van d e gesorbeerd e stof snel naar het w ater gaan en een p seu d o-evenw icht tu ssen sed im ent en w ater in stellen . In w erkelijkh eid is er ech ter ook sp rake van een trage d esorp tiekin etiek (n iet-even w ich t) van h yd rofobe stoffen. Dit p roces is goed ond erzocht voor het w atersysteem . In land bod em s tred en w aarschijnlijk d ezelfd e p rocessen op . Om d at SEDISOIL u itgaat van een eenvou d ige evenw ichtsconstante en d eze trage p rocessen niet in beeld brengt, ku nnen er fou ten on tstaan bij h et sch atten van d e verd elin g van d e stof over d e versch illen d e m ilieu com p artim enten en contactm ed ia. Ind ien na snelle d esorp tie d e rest van d e stof slechts langzaam of nau w elijks van d e organische stof in het sed im ent of d e bod em d esorbeert, kan w ellicht p as na m aand en of jaren een even w ich t w ord en bereikt, w aarbij een an d ere Koc geld t (Koc’). Van belan g is om zow el d e w aard e van Koc en Koc’, als d e h oeveelh eid con tam in an t in het snel en langzaam d esorberend e ged eelte (su bcom p artim enten) van d e organische stof in h et sed im en t en d e bod em te ken n en . De laatste h an gt af v an d e relatiev e grootte van d eze su bcom p artim en ten . In SEDISOIL zou d en d an tw ee w aterbod em com p artim enten moeten worden opgenomen, n aast w ater en zw evend slib. Voor h yd rofobe stoffen d ie reed s lan g aan w ezig zijn in sed im en t kan d e w aard e van h et sn el d esorberen d e d eel slech ts en kele p rocen ten aan n em en (53). Dit versch ijn sel is relevan t om d at d e in terven tiew aard en betrekkin g h ebben op h istorisch e veron treiniging (van voor 1987). 55 Milieu chem ische asp ecten H oe d e hierboven beschreven verschijnselen doorwerken in d e afleid in g van d e SRCh u m aan voor sed im en t laat zich n iet een vou d ig kw an titatief besch rijven . De com m issie besch rijft h ieron d er ter illu stratie tw ee situ aties. Situ atie 1: Als een verou d erd e verontreiniging (aged ) in sed im ent langd u rig aan w ater w ord t blootgesteld , d an m oet ook een lange term ijn Koc’-w aard e gehanteerd w ord en (bij 100% d esorp tie-evenw icht). Deze is w aarschijnlijk hoger d an Koc en leid t tot hogere concentraties in sed im ent en lagere con cen traties in op p ervlaktew ater en zw even d m ateriaal). Welke con sequ en ties d it heeft voor d e met SEDISOIL - met d e d aarin gebruikte Koc - berekend e ernstig risiconiveaus voor d e m ens, kan in zijn algem eenheid niet gezegd w ord en, om d at voor d e verschillend e organische stoffen d e blootstellingsrou tes zich kw antitatief verschillend tot elkaar verhouden. Uit d e rap p ortage over SEDISOIL blijkt d at d e blootstelling aan hyd rofobe stoffen zoals PCB’s w ord t gedomineerd door de routes dermale opname via sediment, consumptie van vis en in mindere mate d ermale opname via oppervlaktew ater. H ogere concentraties in sed iment ten opzichte van oppervlaktew ater vergroten d e bijd rage van d e eerste rou te, m aar verlagen d e bijd rage van d e laatste tw ee rou tes. In het geval van een verou d erd e verontreiniging m et hyd rofobe contam inanten in sed im ent en langd urig contact m et hetzelfd e w ater hoeven er d us niet tw ee compartimenten ond erscheid en te w ord en. Uitgaan van d e hogere Koc’ is vold oend e. Situ atie 2: Bij d e verd eling van een hyd rofobe stof over organische stof in sed im ent en relatief vers schoon op p ervlakte w ater m et slechts een korte contacttijd is d e situ atie and ers. Stel d at x% van d e contam inant snel d esorbeert en in evenw icht raakt m et het op p ervlaktew ater volgens d e in het m od el gehanteerd e Koc. Als d eze Koc gem eten w as m et een m ethod e, w aarbij het totaalgehalte in het sediment en het gehalte in het water eveneens in korte tijd zijn gemeten, geeft deze Koc d e correcte concentratie in het w ater (en d u s ook in het zw evend m ateriaal), m its het volu m e sed im ent (m assa) tot x% w ord t gered u ceerd in d e betreffend e vergelijking. De SRChu m aan voor sed im ent w ord t d an correct afgeleid . Zond er aanp assing van het volume sediment d at snel d esorbeert, kan w el een factor 100 te hoge concentratie in het op p ervlakte w ater w ord en berekend . In zijn algem eenheid kan het gevolg hiervan niet w ord en aangegeven. Voor stoffen w aarvan d e blootstellingsrou te ‘consu m p tie van vis’ het belangrijkst is, leid t d eze overschatting tot een te strenge SRChumaan voor sediment. In d e bovenstaand e boxen w ord en slechts kw alitatieve red eneringen gegeven. Voor kw an tificerin g m oet SEDISOIL u itgebreid w ord en en zijn extra inp u t p aram eters nod ig. De com m issie beveelt aan om binnen SEDISOIL rekening te hou d en m et langzam e d esorp tie van organische verontreinigingen u it sed im ent. 56 Milieu chem ische asp ecten Tijda fha nkelijke a fbra a kprocessen SEDISOIL en CSOIL h an teren vaste verh ou d in gen van con cen traties in com p artim enten, d at w il zeggen constante verd elingscoëfficiënten. Voor bep aald e stoffen (w aaron d er vin ylch lorid e) kan er sp rake zijn van sn elle afbraak on d er in vloed van lich t en zu u rstof. De verh ou d in g tu ssen com p artim en ten zal an d ers (en tijd afh an kelijk!) w ord en van w ege (sn elle) afbraak als d e verh ou d in g tu ssen d e afbraakcon stan ten in d e betreffen d e com p artim en ten versch ilt. Dit valt voor stoffen d ie sn el afbreken ond er invloed van licht en zu u rstof te verw achten. De afbraak zal het snelste zijn in d ie com p artim enten, d ie het m eeste zu u rstof en het m eeste licht bevatten, in d it geval h et com p artim en t w ater in SEDISOIL (h et com p artim en t lu ch t w ord t niet m eegen om en in d e m od ellen ). Als d e afbraak in h et w ater in p raktijk veel sn eller gaat d an in d e w aterbod em en het zw evend m ateriaal, zal een te hoge concentratie in h et w ater worden berekend u it d e concentratie in d e w aterbod em m et SEDISOIL (en ook in h et zw even d m ateriaal) en d u s ook een te grote blootstellin g (ingestief, d erm aal en consu m p tief) via d eze rou tes, m aar niet of veel m ind er vanu it d e w a ter b od em . A lleen in h et la a tste g ev a l sta a t d a n ter ech t geen afbraakterm (verd w ijn term ) in d e betreffen d e m od elvergelijkin g. De totale d osis w ord t d an m et SEDISOIL ook te hoog berekend en d e SRChu m aan m oet d an voor d eze stoffen als te streng w ord en beschouw d in SEDISOIL. Een zelfd e (kw alitatieve) red en erin g geld t n atu u rlijk ook voor an d ere afbraakp rocessen . De gr ootte en h et belan g v an d eze effecten v alt alleen te sch atten v ia d e op nam e van afbraakconstanten en term en in d e m od elvergelijkingen. On d an ks h et feit d at d e afbraak van organ isch e m olecu len n orm aliter h et sn elst en h et m eest volled ig verloop t in com p artim en ten d ie zu u rstof en lich t bevatten , m oet er ook reken in g w ord en geh ou d en m et h et feit d at er bij gech loreerd e organische verbind ingen ook ond er strikt zu u rstofloze voorw aard en een red u ctieve d echlorinatie kan op tred en . Op d ie w ijze w ord en onder and ere hogere PCB’s 30 omgezet in lagere PCB’s, d ie d an bij d iffu sie in d e zu u rstofhou d end e zone geheel tot m ineralen om gezet w ord en. Er kunnen ook processen voorkom en d ie ond er zuurstofloze om stand ighed en d e verbind ing extra gevaarlijk m aken. Een voorbeeld is d e m ethylatie van kw ik d oor ond er m eer su lfaatred u cerend e bacteriën in d e sliblaag. Als gevolg van het niet m eenem en van afbraakp rocessen ku nnen som m ige SRC’s in som m ige situ aties d u s te streng of niet streng genoeg zijn. H et m eenem en van afbraak als p roces in d e m od ellering van CSOIL en SEDISOIL kan in som m ige gevallen nu ttig 30 Polychloorbifenylen 57 Milieu chem ische asp ecten zijn . Daarbij m oet in h et oog geh ou d en w ord en w an n eer afbraak er w el of n iet toe d oet. H et on ju ist voorsp ellen van d e verd elin g van d e stof over d e m ilieu com p artim enten en blootstellingsm ed ia, zoals zou ku nnen gebeu ren bij vinylchlorid e, zou een red en ku n n en zijn om afbraak w el m ee te n em en . H et on tstaan van m eer toxisch e m etabolieten w aarvoor geen in terven tiew aard e besch ikbaar is, kan een and ere red en zijn . Daarn aast m oet w ord en bed ach t d at er bij een actu ele risicobeoord elin g rekening kan w ord en gehou d en m et het voorkom en van afbraak. Ook m oet rekening geh ou d en w ord en m et h et feit d at m et d e in terven tiew aard en m eestal situ aties w ord en beoord eeld d ie er al m in sten s 15 jaar liggen . Als afbraak een grote rol zou sp elen d an zou d it op d e locatie m erkbaar m oeten zijn. Bin d in g van con tam in an ten aan op gelost organ isch m ateriaal Contam inanten ku nnen in het w ater en grond w ater w ord en gebond en aan op gelost organisch m a ter ia a l (dissolved organic carbon: DOC). H et bindingsproces van con tam in an ten aan DOC is relatief sn el en kan w ord en besch reven m et een even w ich tscon stan te Kd oc. H et m een em en h iervan veron d erstelt d at er n aast d e com p artim enten zw evend slib, w aterbod em en w ater, en bodem en p oriew ater ook op gelost organ isch m ateriaal als com p artim en t aan w ezig is. Bin d in g aan DOC in h et w atersysteem is van belang om d at h et d e opname van contam inanten d oor organismen beïnvloed t. Er zijn voorbeeld en van zow el een verlaging als een verh ogin g van d eze op n am e. Een verlagin g treed t op als in een even w ich tssitu atie h et organisme alleen d e vrij in w ater op geloste contam inant kan opnemen, een verhoging treed t op als bijvoorbeeld op gelost organisch m ateriaal het transp ort van contam inant van sed im ent naar w ater bevord ert (een kin etisch , tijd a fh a n k elijk p roces, d at niet is op genom en in SEDISOIL). Bovend ien kan d e bind ing aan DOC het tran sp ort (tijd afh an kelijk p roces) van stoffen via w ater en p oriew ater bep alen , een proces d at eveneens niet meegenomen w ord t in d e mod ellen. De invloed van DOC zal het grootst zijn bij hyd rofobe stoffen, in aanw ezigheid van veel DOC in op p ervlaktew ater. Geh alten van DOC in w ater ku n n en variëren van 0 tot enkele hond erd en m g/ l. De w aard e van Kd oc kan voor hyd rofobe stoffen op lop en tot w el 1.000.000 (54). Bij een concentratie van 100 m g DOC p er liter zal voor hyd rofobe stoffen h et grootste ged eelte van d e stof in w ater gebonden zijn aan DOC. H ierd oor kan d e stof verm in d erd of n iet besch ikbaar zijn voor opname door v issoorten , h etgeen d e blootstellin g via vis kan beïn vloed en . De fractie van d e stof d ie is gebon d en aan DO C is ech ter w el besch ikbaar v oor d irecte in gestie en d erm aal con tact via op p ervlaktew ater. Om d eze effecten te kw an tificeren is een u itbreid in g van h et m od el n od ig, en m oeten in p u td ata besch ikbaar zijn . Om d at d it een relatief 58 Milieu chem ische asp ecten n ieu w w eten sch ap p elijk in zich t betreft, zijn d eze gegeven s nog niet besch ikbaar, m aar m oet hier in d e toekom st w el aand acht aan w ord en besteed . PROCESSEN WAARVAN DE MODELLERIN G (DEELS ) IS H ERZIEN Opname van contaminanten door planten en dieren voor consumptie De biocon cen tratiefactor (BCF) is van belan g voor d e blootstellingsrou tes van d e m ens via d e consu m p tie van vis (SEDISOIL) en p lanten (CSOIL). BCF vis De BCF voor organische verbind ingen vanu it w ater naar vis is in SEDISO IL berekend u it d e octanol-w ater p artitiecoëfficiënt (Kow ). De Kow is een m aat voor d e affin iteit van een stof voor vetach tig m ed iu m in relatie tot d e affin iteit voor w ater. Meestal w ord t er aangenom en d at er een lineair verband is tu ssen d eze p artitiecoëfficiën t en d e biocon cen tratiefactor. Dit h eeft on d er an d ere te m aken m et h et feit d at accu m u latie van organ isch e stoffen in organ ism en gerelateerd is aan d e affin iteit van d e stof voor vet, en h et vetgeh alte van h et organ ism e. Bij een toen em en d e Kow (h og e a ffin iteit v oor v et) w or d t ech ter geen lin eair verband m eer waargenomen tu ssen d e Kow en d e BCF, m aar een afvlakking of zelfs een d aling van d e BCF. Door RIZA/ RIVM w ord t in SEDISOIL voor een p lateau w aard e gekozen (afvlakkin g) in p laats van een d alend e BCF. De w etenschap p elijke d iscu ssie over d it p u nt is nog niet volled ig u itgekristalliseerd . RIZA/ RIVM h ebben een p ragm atisch e keu ze gem aakt, d ie w ellicht leid t tot overschatting van d e BCF voor stoffen m et een hoge Kow en tot een te strenge SRChu m aan in sed im ent. BCF pla nt en Bij het bep alen van d e BCF van d e bod em naar p lanten w ord t er in het algem een van u it gegaan d at d e opname voornam elijk p la a ts vind t v ia h et p oriew ater in d e bod em . Voor organische verbind ingen w ord t gebru ik gem aakt van een m od el d at d e op nam e vanu it het p oriew ater beschrijft. De com m issie vind t d at d e berekening van d e BCF naar gew assen toe voor organische verbind ingen is verbeterd d oord at bij d e boven gron d se p lan ten d elen reken in g geh ou d en w ord t m et d e vlu ch tigh eid van d e stof. De on d ergron d se op n am e van organ isch e stoffen w ord t n iet and ers gem od elleerd , m aar is w el belangrijker d an d e bovengrond se. Voor organische stoffen w ord en bioconcentratiefactoren van p oriew ater naar enerzijd s w ortelged eelte en and erzijd s d e sten gel gebru ikt. Deze w ord en in beid e gevallen bereken d u it d e octan ol-w ater p artitiecoëfficiën t (Kow ), ech ter m et v ersch illen d e form u les. Deze leid en tot een 59 Milieu chem ische asp ecten beter onderbouwde en lagere BCF d an w erd gebru ikt voor de h u id ige interventiew aard en. H et p oriew atergehalte van organische verbind ingen w ord t m et behu lp van p artitiecoëfficiën ten u it h et t ot a a lg eh a lt e in d e bodem berekend . Afgezien v an on zekerh eid in d eze bereken in g zu llen v ariatie in Kow (klein en te verw aarlozen) en in d e form u les (verschil in soorten voed ingsgew assen, w aarschijnlijk klein er d an factor 10 in BCF) leid en tot variatie in h et aan d eel van voed selrou te tot d e SRChu m aan van ongeveer een factor 10 (hoger of lager). H et RIVM achtte gezien d e hu id ige stand van kennis een m echanistische benad ering voor h et bep alen van d e BCF voor m etalen vooralsn og on h aalbaar. Daarom is h et RIVM u itgegaan van veld d ata voor d e afleid ing van een BCF voor m etalen. Voor een a a n ta l goed ond erzochte m etalen is d aarbij u itgegaan van Freu n d lich -ach tige cor r ela tiev e r ela ties. De r ela tie tu ssen h et g eh a lte in d e p la n t en er z ijd s, en h e t p oriew atergeh alte, p H , organisch stofgeh alte en k leig eh a lte in d e bodem an d erzijd s gaf volgen s h et RIVM geen con sisten te resu ltaten . De afleid in g van d e BCF voor d eze m etalen is d aarom gebaseerd op d e relatie tu ssen h et geh alte in d e p lan t en erzijd s, en h et t o t a a l g e h a l t e , p H , or gan isch stofgeh alte en kleigeh alte in d e bod em and erzijd s. De BCF’s w erd en p er m etaal en groente bep aald , en m et behu lp van een generiek gem id d eld consu m p tiep atroon gew ogen, zod at een gem id d eld e BCF voor het gem id d eld e consu m p tiep atroon kon w ord en bep aald (41). De com m issie kan begrijp en d at bij d e h erzien in g van d e in terven tiew aard en m et betrekking tot d e w aard en van d e BCF’s voor zw are m etalen is u itgegaan van enkel correlatieve r elaties. De commissie is ech ter geen voorstand er van d ergelijke m eth od en en ach t d e d aarbij gebru ikte d atabestand en w einig rep resen tatief. Zij h eeft d it gem otiveerd in h aar ad vies over d e h erzien in g van d e LAC-sign aalw aard en (55). Als consequ entie m oet een grote v a r ia t ie rond d e BCF-w aard e worden geaccep teerd . Een m echanism e voor het afleid en van BCF’s tu ssen bod em en gew as kan leid en tot beter inzicht in d e p rocessen in d e bod em , beter inzicht in d e variabiliteit en on zekerh eid , m aar ook tot d e m ogelijkh eid van verd ergaan d e n u an cerin g m et betrekking tot bod em eigenschap p en en systeem p aram eters. N aar d e m ening van d e com m issie zal in d e toekom st aan d ergelijke inzichten en nu ancering zeker behoefte bestaan . Modellering van binnenluchtconcentraties In vergelijking m et d e ond erbou w ing van d e hu id ige interventiew aard en is d e m od ellering van d e binnenlu chtconcentratie gew ijzigd . De w ijzigingen betreffen d e flu x via verd am p en d w ater (n u verw ijd erd ), d e d iep te van h et gron d w ater, h et w aterge- 60 Milieu chem ische asp ecten halte van d e bod em , het lu chtd ru kverschil tu ssen d e bod em en d e kru ip ru im te en d e p erm eabiliteit van grond voor lu cht (a lle d rie toegevoegd vanw ege toevoeging convectieflu x) en d e lu chtu itw isselingsnelheid van d e kru ip ru im te (40). De verd am pingsflu x van w ater w ord t niet m eer m eegenom en bij d e berekening van d e geïn h aleerd e bin n en lu ch tcon cen tratie om d at h et toch m aar om een klein e bijd rage gaat, beh alve voor goed op losbare stoffen m et een lage vlu ch tigh eid (lage d am p sp anning). Dit w ord t niet verd er gekw an tificeerd , m aar h et w eglaten van d e verd am p ingsflu x voor d eze stoffen zal tot een m ind er strenge SRChu m aan leid en. Er w ord t nu w el een flu x ten gevolge van d ru kverschillen (convectieflu x) van d e onverzad igd e bod em n aar d e kru ip ru im te toegevoegd . De p aram etrisatie van d eze flu x geeft ech ter p roblem en . De d iverse oorzaken van d ru kversch illen kunnen volgens Rikken et al. (38) gem akkelijk leid en tot afw ijkingen van een factor 4 naar boven en naar bened en. Een groter effect is te verw ach ten van d e variatie in p erm eatiecoëfficiën t voor lu ch t in bod em en d e d aarvan afhankelijke contam inantflu xen. Voor grofzand ige bod em is d eze coëfficiën t een factor 106 h oger d an v oor klei. In CSOIL is bij d e ev alu atie d e w aard e voor m id d elm atig grof/ fijn zan d aan gen om en : 10 m aal lager d an voor grof zan d en 100.000 (!) m aal h oger d an voor klei. Dit kan d u s lokaal tot en orm e afw ijkingen in d e rou te in h a la t ie v ia lu cht leid en . De p erm eatiecoëfficiën t is een p aram eter d ie eigen lijk alleen m aar locatiesp ecifiek in h et m od el zou m oeten w ord en ingevoerd . Daarn aast sp eelt als belan grijke extra factor d e grote tem p eratu u rsafh an kelijkh eid van d e d am p d ru k. Bij verhoging van d e tem p eratu u r m et 20 grad en ten op zichte van d e stand aard tem p eratu u r in CSOIL (10 ºC) neem t d e d am p d ru k van een stof m et een verd am p ingsw arm te van 20 kcal/ m ol m et een factor 10 toe. Dit zou lokaal leid en tot een grotere bijd rage van d e rou te inhalatie van lu cht. H et niet rekening hou d en m et (tijd elijk) h ogere tem p eratu ren leid t d u s tot een SRCh u m aan d ie n iet stren g gen oeg is. De kw an tificerin g h iervan kan alleen goed p laats vin d en via m od elbereken in gen. H et RIVM geeft zelf al aan d at d e blootstellin gsrou te ‘in h alatie bin n en lu ch t’ on betr ou w ba a r is. De com m issie is h et h ier m ee een s. De v a r ia tie in bijvoorbeeld d e p er m eatie v an d e bod em is al zo gr oot d at d eze een gen er ieke afleid in g v an een SRCh u m aan gebaseerd op in h alatie van bin n en lu ch t on m ogelijk lijkt te m aken . De com m issie beveelt aan d e interventiew aard en voor vlu chtige verbind ingen in grond w ater te baseren op d e SRCeco en h et m axim u m in d rin kw ater (gebaseerd op h et 61 Milieu chem ische asp ecten MTRhu m aan ond er d e aannam e van consumptie van een d agelijkse h oev eelh eid grond w ater, zie hoofd stu k 5). Bij bod em verontreiniging m et vlu chtige verbind ingen d ien t d an altijd locatiesp ecifiek onderzoek te worden u itgevoerd , m et m etingen volgen s d e m eest recen te in zich ten . H ierbij d ien t on d er an d ere reken in g te w ord en gehou d en m et w eersom stand ighed en w aarond er w ord t gem eten. Om d e resu ltaten van d ergelijke metingen te kunnen interp reteren d ient men te beschikken over referen tiew aard en voor vlu ch tige verbin d in gen in d e lu cht in woningen d ie n iet van u it d e bod em m et d eze stoffen w ord en belast. Er bestaan th an s w el referen tiew aard en, m aar d eze zijn d ringend aan herziening toe. IN PUTPARAMETERS Partitiecoëfficiën ten Partitie- of verd elingscoëfficiënten zijn een m aat voor d e verd eling van een stof over verschillend e com p artim enten d ie d eel u itm aken van het systeem . In verband m et d e in terven tiew aard en , w elke beogen een in d icatie te zijn voor h et risico van d e aan w ezigheid van stoffen in d e bod em voor d e m ens en het ecosysteem , zijn vooral van belang: • d e verd eling over zw evend slib (sed im ent) en op p ervlaktew ater; • d e verd eling over vaste bod em d eeltjes en het p oriew ater in d e bod em ; • d e verd eling over vaste bod em d eeltjes en het p oriew ater in d e bod em enerzijd s en d e gasvorm ige fase in d e bod em (voor vlu chtige verbind ingen). Zow el bij d e afleid in g van d e SRCeco als d e SRCh u m aan sp elen p artitiecoëfficiën ten een belan grijke rol. Bij h et afleid en van d e SRCeco w ord t d e even w ich tsp artitiem ethod e (EP) gebru ikt om risiconiveau s voor sed im ent en bod em te berekenen u it risiconiveau s voor op p ervlaktew ater, door u it te gaan van evenw icht tussen d e com p artim enten. Voor h et gebru ik van d e EP-m ethod e zijn p artitiecoëfficiën ten n od ig. Bij h et afleid en v an d e SRCh u m aan sp elen p artitiecoëfficiën ten een zeer belan grijke rol om d e verd elin g van d e stof over d e versch illen d e com p artim en ten (w ater, sed im en t, zw even d slib, d roge bod em , p oriew ater) te m od elleren. Om d at p artitiecoëfficiën ten onder and ere sterk a fh a n k elijk zijn van locatiesp ecifieke m ilieu factoren , d e tijd d ie d e stof aan w ezig is in h et com p artim en t en h et veron treinigingsniveau w aarbij ze bep aald zijn, w ord t het gebru ik van d eze p aram eters als een zeer onbetrou w bare factor in het afleid en van d e interventiew aard en beschou w d . 62 Milieu chem ische asp ecten P a rt it iecoëfficiënt en voor met a len De a fh a n k elijk h eid van p artitiecoëfficiën ten van m ilieu om stand ighed en geld t zow el voor m etalen als voor organische verbind ingen. H et gebru ik van p artitiecoëfficiën ten voor m etalen bij d e afleid in g van SRC’s voor bodem en grond w ater is bep erkt. Otte et al. (40) kiezen op basis van een aan tal voor d e h an d liggen d e criteria voor n ieu w e p artitiecoëfficiën ten voor m etalen tu ssen bod em en p oriew ater. De verd eling van m etalen over sed im ent en op p ervlaktew ater is gebaseerd op d e d ataset v an Stor teld er (56), d ie d e v er d elin g v an m etalen over zw evend slib en op p ervlaktew ater betreft. Deze d ataset is gebaseerd op m etin gen in rijksw ateren in d e p eriod e 1983 - 1986. De m ed ian e w aard en van d e d ataset w ord en gebru ikt. De p artitiecoëfficiën ten d ie d e verd elin g over sed im en t en op p ervlaktew ater besch rijven, w ord en hiervan afgeleid d oor te corrigeren voor d e lagere hoeveelheid organische stof in sed im ent ten op zichte van zw evend slib 31 . De p artitiecoëfficiën ten voor bariu m , kobalt en m olybd een voor sed im ent en zw evend slib zijn op eenzelfd e w ijze u it verschillend e bronnen afgeleid (57). • Met betrekking tot SRC’s hu m aan voor m etalen in d e d roge bod em w ord en p artitiecoëfficiën ten u itslu iten d gebru ikt om d e SRCh u m aan voor m etalen in p oriew ater te berekenen vanu it d e SRChu m aan voor d e d roge bod em . H et zo berekend e gehalte in p oriew ater bep aalt d e SRChu m aan voor m etalen in grond w ater. • Bij h et afleid en v an SRC’s h u m aan in sed im en t worden p artitiecoëfficiën ten voor m etalen gebru ikt om d e verd eling van d e stof over sed im ent, zw evend slib en op p ervlaktew ater te bep alen . • Bij h et afleid en van SRC’s eco voor m etalen in d e bod em w ord t geen gebru ik gem aakt van p artitiecoëfficiënten, om d at er vold oend e bod em gegevens beschikbaar zijn. • Bij h et afleid en van SRC’s eco voor m etalen in sed im en t w ord t ech ter altijd van p artitiecoëfficiënten gebru ik gem aakt om d at d eze w aard e w ord t afgeleid u it d e H C50 voor op p ervlaktew ater. Partitiecoëfficiënten ontlenen d u s hu n belang aan d e aanw ijzing d ie zij geven voor d e besch ikbaarh eid en m obiliteit van stoffen in d e bodem en sed im ent, v ia h e t chem isch ged rag (u iteraard zoals d at m ed e w ord t beïnvloed d oor d e eventu ele aanw ezigh eid van biota). In d e bod em h an gt h et ch em isch ged rag voor een belan grijk ged eelte af van d e bin d in gsm ogelijkh ed en van d e stof aan h et bod em skelet. Aan gezien organische stof en lutum v eela l d e voornaam ste bod embestand d elen zijn 31 De partitiecoëfficiënten voor zwevend slib – oppervlaktewater worden door een factor 1,5 gedeeld. 63 Milieu chem ische asp ecten w elke h et bin d en d verm ogen bep alen , is h et begrijp elijk d at h et geh alte aan d eze bod em bestand d elen als eerste en belangrijkste ond erscheid end e groothed en w erd en geïn trod u ceerd om h et versch illen d ged rag van stoffen in versch illen d e bod em s te verklaren. Daarop is ook d e bod em typ ecorrectie voor zw are m etalen in d e beoord eling van gehaltes in d e bod em gebaseerd . Men realiseert zich echter d at d eze correcties slech ts in d icatief en lan g n iet in alle gevallen ju ist zijn . Met betrekking tot m etalen is d e la a tste jaren veel onderzoek ged aan aan h e t verklaren van p oriew atergeh alten van m etalen op basis van bod em eigen sch ap p en . Voor het bred e sp ectru m van N ed erland se bod em s sp elen naast het hu m u s- en lu tu m geh alte ook aller lei an d er e factor en een r ol in d e bin d in g v an stoffen aan v aste d eeltjes in d e bod em , zoals aard van d e organ isch e stof, op geloste organ isch e stof, sesqu ioxid e-geh alte, en vooral ook d e p H . Door versch illen d e ond erzoeksinstellingen is in d e loop d er jaren een groot aantal bod em m onsters gekarakteriseerd m et versch illen d e extractan ten en voor versch illen d e p aram eters. Vervolgens is m et m u ltivariate an alyses gep oogd om d e besch ikbaar geach te fractie in p oriew ater te relateren aan an d ere fracties en vele bod em p aram eters. Dit leid t tot een red elijke relatie gezien het p ercentage variatie d at voor een breed sp ectru m van bod em s d oor d e relatie kan w ord en v erklaard . De resu ltaten zijn ech ter n iet altijd begrijp elijk, on d er an d ere om d at m eerd ere variabelen gecorreleerd zijn (bijvoorbeeld lutum en hu m u s) w aard oor d e m anier w aarop ze in d e form u les voorkom en niet eenvou d ig te begrijp en is. Doord at ‘recht toe - recht aan’ gecorreleerd is, is het vrijw el onm ogelijk om afw ijkingen voor bep aald e gevallen te voorzien, w anneer d ergelijke fu ncties in d e p raktijk w ord en gehanteerd . H et sp reekt eigenlijk ook voor zich d at d e m enging van versch illen d e variabelen tot grote variatie, c.q. bran d breed te kan leid en . Er is h et laatste d ecen n iu m veel voortgan g geboekt m et een m eer m ech an istisch e aan p ak v oor h et bep alen van p artitiecoëfficiën ten in a fh a n k elijk h eid van p H , organische stof, op gelost organisch koolstof (DOC), com p etitoren en com p lexanten. Deze aan p ak leid t tot ch em isch begr ijp elijke r esu ltaten . H et p r obleem m et d eze aan p ak is d at h ij on d erzoekstech n isch tijd roven d is en d at d aard oor n og lan g n iet alle zw are m etalen gron d ig zijn bestu d eerd . Kop er, cad m iu m en zin k zijn w el goed bestu d eerd ; lood levert extra com p licaties d ie thans w ord en bestu d eerd en p as recent is d e u itbreid ing naar m eer neu trale grond en ond ernom en. H et ziet er naar u it d at d it binnen afzienbare tijd , ongeveer een jaar, leid t tot voor d e p raktijk w erkbare resu ltaten . Dit is van zeer groot belan g om d at bij d it on d erzoek is gebleken d at d e ou d e 64 Milieu chem ische asp ecten ‘Freu nd lich’-vergelijkingen 32 , d ie w erd en afgeleid voor p H -w aard en lager d an 5,5 leid en tot fou ten van d rie ord egrootten bij p H 7 voor d e goed ond erzochte m etalen. De com m issie p leit ervoor om d e resu ltaten van d it m ech an istisch onderzoek in d e toekom st te betrekken bij h et afleid en van in terven tiew aard en (zie ook d e p aragraaf hiervoor over d e afleid in g van bioconcentratiefactoren voor m etalen tussen bod em en planten). De keu ze van h et RIVM om p artitiecoëfficiën ten voor sed im en t–zw even d slib en op p er v lakte w ater te baser en op d e d ataset u it h et r ap p or t v an Stor teld er (gebaseerd op 13 locaties in rijksw ateren , p eriod e 1983-1986, referen tie 56) is vooral een keu ze voor consistentie, om d at d eze w aard en ook zijn gebru ikt voor het afleid en van MTR’s/ VR’s voor m etalen in sed im en t (58). De keu ze voor d e set van Storteld er w ord t on d ersteu n d d oor een evalu atie van alle besch ikbare sets van p artitiecoëfficiënten in het rap p ort van Koop s et al. (59). De com m issie vind t d at d e rijksw ateren, w aar op d e d ataset v an Stor teld er is gebaseer d , n iet r ep r esen tatief zijn voor h e t gem id d eld e N ed erland s op p ervlaktew ater. De commissie p leit ervoor p a r t it iecoëfficiënten voor sed im ent – zw evend slib en op p ervlaktew ater te baseren op gegevens voor m eer d iverse veld locaties. Met betrekkin g tot p artitiecoëfficiën ten voor m etalen tu ssen op p ervlaktew ater en zw even d slib (sed im en t) blijkt u it w erk van Van d en Berg en Zw olsm an (60) een d u id elijk verband tu ssen d e m ate van op p ervlaktew aterverontreiniging en d e hoogte van d e p artitiecoëfficiën ten . Partitiecoëfficiën ten gesch at u it d ata van d e p eriod e 1992 - 1998 in d e Rijn laten voor d e m eeste m etalen aanzienlijk hogere w aard en zien d an in d e p eriod e 1983-1986, om d at d e verontreinigingniveau s in d e jaren ’80 in rijksw ateren aan zien lijk h oger w aren d an in d e jaren ’90. De d ataset van Storteld er u it 1983-1986 is ten gevolge d e con cen tratieafh an kelijkh eid van d e p artitiecoëfficiën ten beter van toep assin g op d e afleid in g van SRC’s eco voor sed im ent, d an m eer r ecen te d atasets. De d ataset v an Storteld er w ord t ech ter ook gebru ikt voor h e t 32 De ‘Freundlich’-vergelijking vormt een van de eerste pogingen om de relatie tussen het gehalte van metalen in de vaste fase van de bodem en de concentratie in de bodemoplossing op een kwantitatieve manier mathematisch tot uitdrukking te brengen; de relatie-factor tussen beide grootheden in deze vergelijking wordt aangeduid als de partitie- of verdelingscoëfficiënt. De Freundlich-vergelijking in zijn meest elementaire vorm luidt Q = K x C met Q de hoeveelheid aan de vaste fase (mg/kg), C de concentratie in oplossing (mg/l) en K de partitiecoëfficiënt (l/kg). Indien C, de concentratie in oplossing, als bepalende grootheid wordt vastgelegd (bijvoorbeeld bij de opname van stoffen door planten, of bij uitspoeling naar het grondwater) dan heeft een onjuist aangehouden waarde voor K logischerwijze de volgende consequenties: een te lage waarde van K leidt tot een te lage waarde van Q, en een te hoge waarde van K leidt tot een te hoge waarde van Q. Voor verontreinigde situaties, oftewel relatief hoge Q-waarden, zijn de K-waarden over het algemeen lager dan voor schonere gronden. 65 Milieu chem ische asp ecten afleid en van MTR’s/ VR’s voor sed im ent. H iervoor zou een m eer recente d ataset m eer geschikt zijn. Gezien d e grote variabiliteit van p artitiecoëfficiën ten voor m etalen , krijgen SRC’s eco voor m etalen in sed im en t (d ie altijd m et beh u lp van EP zijn afgeleid ) van h et RIVM d an ook terech t altijd d e statu s ‘lage betrou w baarh eid ’. De com m issie kan d aarm ee instem m en. Bij d e tw eed e tot en m et d e vierd e tranche interventiew aard en is er op ad vies van d e com m issie voor gekozen om , in geval d at interventiew aard en voor m etalen zijn gebaseerd op v ia even w ich tsp artitie afgeleid e risiconiveau s, slech ts een in d icatief n iveau voor ern stige bod em veron trein igin g vast te stellen (3). De com m issie p leit voor het hand haven van d eze regel, om d at zij van m ening is d at h et kiezen van één p artitiecoëfficiën t voor een m etaal tot te on betrou w bare SRC’s leid t . P a rt it iecoëfficiënt en voor orga nische st offen De Koc’s d ie w ord en gebru ikt in SEDISOIL zijn gelijk aan d ie w elke w ord en gebru ikt in CSOIL (40), en afgeleid u it het geom etrisch gem id d eld e van gem eten w aard en en één berekend e w aard e. Uit een overzicht van Krop et al. (54) voor op gelost organ isch koolstof (DOC) blijkt d at organ isch m ateriaal een versch illen d e p olariteit kan h ebben en d at d eze p olariteit in terrestrische bod em s in het algem een lager is d an in w aterbod em s en DOC (u it w aterbod em of terrestrisch e bod em ). Dit leid t voor p olaire con tam in an ten tot Kocw aard en voor bod em d ie tot een factor 10 lager zijn d an Koc-w aard en voor d e w aterbodem. Voor hyd rofobe (ap olair e) stoffen is d it effect ju ist tegenovergesteld . Dezelfd e typ en versch illen ku n n en w ord en verw ach t voor organ isch m ateriaal van v er sch illen d e locaties. Een n og gr oter e ad d ition ele v ar iabiliteit betr eft d e m eetm ethod e d ie w erd toegep ast voor d e bep aling van Koc (of Kd oc) (54). Deze verschillen w ord en veroorzaakt d oor versch illen in d eeltjesgrootteverd elin g, even w ich tsin stellin g en in stabiliteit in h et or gan isch m ater iaal. H ier zijn v er sch illen tot een factor 100 in d e Koc geen uitzond ering. In SEDISOIL heeft d e tem p eratu u r invloed op inp u tp aram eters als Koc (en BCF). De in vloed op d ergelijke p aram eters kan zow el tot een verh ogin g of verlagin g van d e w aard e leid en . Bij realistisch e tem p eratu u r variaties afw ijken d van d e n u gekozen stan d aard tem p eratu u r van 10o C blijft d eze in vloed bin n en een factor 2 (zie o.a. refen tie 54). Een d ergelijke variatie kan d u s in h et h u id ige SEDISOIL verw aarloosd w ord en . Zou ech ter een n iet-even w ich tsd esorp tiem od el (zie p aragraaf Tijd afh an - 66 Milieu chem ische asp ecten kelijke (d e)sorp tie aan organ isch m ateriaal) gebru ikt w ord en , d an w ord t d e tem p eratu u rinvloed aanzienlijk groter (zie referentie 61). Voor d issociërend e fenolen w ord t in p rincip e een verbetering van d e Koc-berekening toegep ast d oor rekening te hou d en m et d e (stand aard ) p H (40). In SEDISOIL w ord t aangegeven hoe voor d issociërend e organische stoffen (w aarond er fenolen) d e fractie niet ged issocieerd e stof afhangt van d e p H van het m ilieu en van d e zu u rd issociatiecoëfficiën t (p Ka) van d e stof. Zow el d it n iet ged issocieerd e (n eu trale) ged eelte als h et geïon iseerd e ged eelte w erd in reken in g gebrach t, w at een gecorrigeerd e Kocw aard e op leverd e. Dit is een verbeterin g ten op zich te van d e ou d e p roced u re. Blijft h et p robleem d at v an een stan d aard p H v an 8 (in CSO IL p H 5 of 6) is u itgegaan . Locale om stan d igh ed en ku n n en zow el tot een h ogere als een lagere p H leid en . Bij lage p H zou d e correctie niet nod ig zijn (alle stof in neu trale vorm ), bij zeer hoge p H zou slech ts een klein e fractie van d e stof in d e n eu trale vorm zijn . Dit in trod u ceert voor d issociëren d e stoffen bij h oge p H een variabiliteit d ie tot een factor 100 kan op lop en. De bereken d e set Koc-w aard en vertoon t ad d ition ele variabiliteit veroorzaakt d oor v ariatie in d e gebru ikte Kow -w aard en , d ie ech ter kan w ord en verw aarloosd ten op zich te van d e eerd er genoemde bronnen van v a r ia t ie. Deze eerd er genoemde bron n en van variatie w erken w el d oor in d e (QSAR) reken m eth od e om d at d eze is g eijk t op exp er im en tele w a a r d en . De tota le v a r ia tie in d e w a a r d e v a n Koc-d a ta voor een bep aald e stof in SEDISOIL kan d u s op lop en tot een factor 1000. Dit kan leid en tot d ram atisch e versch illen in d e bereken d e blootstellin gen via op p ervlaktew ater, zw even d m ateriaal en vis en in SRC’s h u m aan (zow el in d e op w aartse als neerw aartse rich tin g). Voor h et SEDISOIL m od el is geen gevoeligh eid san alyse u itgevoerd voor Koc. De gebru ikte Koc-w aard en zijn beter gesch ikt voor toep assing in CSOIL d an in SEDISOIL om d at h et terrestrisch e w aard en zijn . De Koc-w aard en zijn con sisten ter, beter traceerbaar en n au w keu riger d an bij vorige afleid in gen van d e in terven tiew aard en en d aarvan ook vaak flin k versch illen d . Boven d ien w ord t voor CSOIL een gevoeligh eid san alyse voor on zekerh ed en in Koc van 3 stoffen (tolu een , ald rin en vin ylch lorid e) u itgevoerd , w aartoe ook d e lokale versch illen kunnen worden gereken d . Daarbij w erd een op exp erim en ten gebaseerd e variatie in Koc in d e ord e van een factor 10 gebru ikt. Voor ald rin leid d e d it tot een onbetrou w bare SRChu m aan (grote verh ou d in g tu ssen d e 10- en 90-p ercen tiel). Dit terw ijl een variatie van een factor 10 in Koc voor d e m eeste stoffen al een op tim istische kijk op d e w erkelijkheid geeft (zie com m en taar bij SEDISOIL). H oge variabiliteit in in p u tp aram eters, m ed e 67 Milieu chem ische asp ecten ten gevolge van locatiesp ecifieke versch illen en m eetm eth od en , zal voor veel m eer stoffen grote betrou w baarheid sp roblem en op leveren. Ook voor p artitiecoëfficiën ten voor organische stoffen zijn d e w aard en voor een veron trein igd e situ atie erg afw ijken d ten op zich te van w aard en voor een relatief sch on e situ atie. Bij organ isch e verbin d in gen gaat h et om h et p robleem van d e n ietlin ea ir e sor p tie, d a t w il zeggen d at bij hoge concentraties van een contam inant com p etitie p laats vin d t tu ssen m olecu len van d e con tam in an t om d e bezettin g van p laatsen op d e bod em d eeltjes, d ie ertoe leid t d at bij h ogere con cen traties m in d er contam inant gebond en w ord t aan vaste bod em - of sed im entd eeltjes d an op basis van d e geh alten m ag w or d en v er w ach t. Dit leid t tot een klein er e effectiev e p ar titiecoëfficiën t (Koc of Kd oc) bij h oge con cen traties. Bij sorp tie aan op gelost organ isch k oolstof (DO C) k a n d it effect ech ter verw aarloosd worden (54). Bij sorp tie aan sed im ent en zw evend slib kan d it effect w el van belang zijn (62). In d at geval ond ersch at SEDISOIL m et d e geh an teerd e Koc d e con cen tratie in h et op p ervlaktew ater (en zw ev en d m ater iaal en v is). Kw an tificer in g v an h et effect op d e SRCh u m aan voor sed im en t kan alleen p laats vin d en in d ien d e p recieze con cen tratieafh an kelijkh eid v a n d e Koc bek en d is en d e r ela tiev e bijd rage van d e versch illen d e blootstellingsrou tes. O verige b evin d in gen ten aan zien van stofsp ecifiek e in p u tp aram eters Voor 7 organ isch e stoffen w erd d oor h et RIVM h et m olecu u lgew ich t (M) gew ijzigd ten op zich te van d e m olecu u lgew ich ten d ie gebru ikt zijn bij d e afleid in g van d e hu id ige in terven tiew aard en . Wijziging van h et m olecu u lgew icht is d irect van invloed op d e berekening van concentraties (in gm ol/ l) (SEDISOIL en CSOIL) en d e bereken in g van d e H en ry con stan te (CSOIL). H et is een t r iv ia le, m aar zin volle correctie, d ie d eels verklaart w aarom and ere SRC’s w ord en gevond en. De com m issie is het eens m et d e m otieven van het RIVM voor het w ijzigen van d e w aard en voor d e op losbaarh eid (S), d am p d ru k (Vp ) en d e H en ry con stan te (H ). Deze w ijzigingen leid en voor d iverse stoffen tot een su bstantiële verand ering in d e SRChu m aan (24). De Kow w ord t gebru ikt om d e Koc en BCF’s tu ssen p oriew ater en p lant of op p ervlaktew ater en vis te schatten, w elke grofw eg evenred ig zijn m et d e Kow . Een steekp roef, w aarbij voor een vijftal PCB’s d e nieu w e w aard en zijn vergeleken m et recente literatu u rw aard en (54), gaf verschillen klein er d an een factor tw ee. De Kow w aard en d ie n u in SEDISOIL en CSOIL w ord en gebru ikt, zijn dus in een a a n ta l gevallen een su bstantiële verbetering ten op zichte van d e eerd er gebru ikte w aard en. 68 Voorstellen voor nieu w e interventiew aard en 7 VOORSTELLEN VOOR N IEUWE IN TERVEN TIEWAARDEN IN LEIDIN G De geïntegreerd e ernstige risiconiveau s (SRC’s) vorm en d e voorstellen van het RIVM voor n ieu w e in terven tiew aard en . In d it h oofd stu k kom en d e on d erw erp en aan d e ord e d ie betrekking hebben op d e geïntegreerd e SRC’s. Eerst kom t d e betrou w baarh eid van d e afzon d erlijke SRC’s (eco en h u m aan ) aan d e ord e, en d e w ijze w aarop d eze beoord eeld w ord t. Daarn a zal w ord en in gegaan op d e criteria voor h et al d an niet afleid en van som norm en. Tot slot stelt d e com m issie tw ee criteria voor op basis w aarvan d e keu ze kan w ord en gem aakt om d e hu id ige interventiew aard e te vervangen d oor het voorstel voor een nieu w e interventiew aard e. Ter in form atie w ord t in tabel 7.1 een overzich t gegeven van d e m ate w aarin d e SRCeco, SRChu m aan of het m axim u m in d rinkw ater bep alend is voor d e voorstellen voor d e geïn tegreerd e SRC. Voor d e bod em is h et grootste d eel van geïn tegreerd e SRC’s gebaseerd op d e SRCeco, voor sed im ent d ragen beid e SRC’s ied er voor on geveer d e h elft bij. De geïn tegreerd e SRC voor gron d w ater w ord t voor ru im d e h elft bep aald d oor h u m aan toxicologisch e criteria (SRCh u m aan en m ax. d rin kw ater ). Tab el 7.1 H et p ercen tage geïn tegreerd e SRC’s (voorstellen voor in terven tiew aard en) voor bodem, sed im ent en grond w ater d at is gebaseerd op d e SRCeco, SRCh u m aan of d e lim iet in d rin kw ater (d e laatste alleen voor gron d w ater), en h et totaal aan tal afgeleid e geïn tegreerd e SRC’s. Bron : referen tie 10. SRCeco SRChu m aan Max. d rinkw ater Aan tal SRC’s Geïn tegreerd e SRC 73% 27% n .v.t. 82 bodem Geïn tegreerd e SRC 56% 44% n .v.t. 79 sed im ent Geïn tegreerd e SRC 43% 21% 36% 104 grond w ater BEOORDELIN G BETROUWBAARH EID AFZON DERLIJKE SRC’S SRCeco De betrou w baarh eid sscore van een SRCeco h an gt af van h et aan tal en d e aard van d e beschikbare ecotoxicologische gegevens (zie bijlage bij d it hoofd stu k). De score is gebaseerd op h et p rincip e d at d e score hoger is, n aarm ate er m eer geen -effect- 69 Voorstellen voor nieu w e interventiew aard en gegevens voor het betreffend e com p artim ent aanw ezig zijn. Voor d e SRC’s eco voor sed im en t geld en vergelijkbare regels, m et als gevolg d at d e SRC’s eco voor m etalen altijd een lage betrou w baarh eid h ebben w egen s h et on tbreken van toxiciteitsgegevens voor sed im ent zelf. De com m issie kan m et d e regels voor d e betrou w baarheid sscore voor de SRCeco instemmen. In tabel 7.2 w ord en d e d oor het RIVM op gegeven scores sam engevat. Uit d eze tabel kan w ord en geconclu d eerd d at d e betrou w baarheid van d e SRC’s eco voor d e m eeste stoffen gem id d eld tot laag is. Tab el 7.2 Op gegeven betrou w baarheid sscore van d e SRC’s eco in p ercentages van het totaal aan tal afgeleid e SRC’s eco voor h et com p artim en t. Totaal aan tal SRC’s eco is ru im 100 p er com p artim ent. De score QSAR m oet volgens het RIVM gezien w ord en als d e score low (10). Com p artim ent/ Score Bod em high 10% mediu m 50% low 35% QSAR 5% Sed im ent Grond w ater 0% 33% 25% 39% 71% 23% 5% 5% De com m issie con stateer t d at h et ‘id eaalbeeld ’, w aar bij alle SRC’s eco een hoge betrou w baarheid sscore hebben, in d e kom end e d ecennia niet bereikt zal w ord en, tenzij er serieu s actie w ord t ond ernom en om eco-toxicologische toetsen voor sed im ent te ontw ikkelen en voor a lle com p artim enten m eer ecotoxicologische gegevens te produceren. Met h et verhogen van d e betrou w baarheid van d e SRCeco zijn aanzienlijke insp anningen en kosten gem oeid . H et is d e vraag of d eze insp anningen en kosten d e m oeite w aard zijn. H et verhogen van d e betrou w baarheid van d e SRCeco m oet w ord en afgew ogen m et and ere m ogelijke verbeteringen in d e afleid ing van d e in terven tiew aard en . Om d at er ook gebrek is aan ken n is over effecten van bod em veron trein igin g in veld situ aties, ziet d e commissie er m eer h eil in om d e insp anningen en kosten te bested en aan locatiesp ecifieke ecologische beoord elingen (bioassays, ecologische m od ellen, d e basisbenad ering, enz.). De gegevens d ie d ergelijke beoord elingen op leveren zou d en gebru ikt ku nnen w ord en om d e norm stelling en d e ecologische u rgentiesystem atiek te valid eren en te verbeteren. SRCh u m aan De betrou w baarh eid van d e SRCh u m aan in bod em is afh an kelijk van d e betrou w baarheid van d e MTR en van d e betrou w baarheid van d e blootstellingsm od ellering. Beid e factoren w ord en d oor h et RIVM ond erverd eeld in d rie klassen van hoge, gem id d eld e en lage betrou w baarheid (zie bijlage bij d it hoofd stu k). Er zijn d oor het RIVM geen betrou w baarheid sscores afgeleid voor d e SRChu m aan in sed im ent. 70 Voorstellen voor nieu w e interventiew aard en In tabel 7.3 staat d e d oor het RIVM op gegeven verd eling van d e betrou w baarheid sscores van d e SRChu m aan voor bod em inged eeld naar d e categorieën hoog, m id d el en la a g . O v er h et algem een kan worden geconcludeerd d at aan d e hand van d eze nieuwe beoord elingsm ethod e d e SRChu m aan voor d e bodem r ela t ief v a a k a ls gem id d eld betrouw baar of onbetrouw baar w ord t beoord eeld . Tab el 7.3 Verd eling van d e betrou w baarheid sscores SRChu m aan voor bodem, absolu u t en p rocentu eel (10). high mediu m low totaal SRChu m aan 19 65 57 141 13,5% 46% 40,5% 100% Voor d e h u id ige eerste tran ch e in terven tiew aard en is in h et rap p ort van Van d en Berg en Roels (22) ook d e betrou w baarh eid sscore van d e SRCh u m aan (toen n og Ctoetsin gsw aard e h u m aan ) bep aald . De th an s afgeleid e betrou w baarheid sscore is h elaas n iet d irect te vergelijken aan gezien d e afleid in g op versch illen d e m an ieren is gebeu rd . De betrou w baarh eid van d e bereken d e blootstellin g is op een vergelijkbar e m an ier bep aald , m aar h et bep alen v an d e betr ou w baar h eid v an d e MTR is versch illen d . In h et h u id ige voorstel is h et bep alen van d e betrou w baarh eid op een m in d er in zich telijke m an ier ged aan d an voorh een , m aar h et is w el een m eer in h ou d elijke beoord eling w aarin d e p u nten zijn m eegenom en w aar het w erkelijk om gaat. De commissie vind t d at d e betrou w baarheid sscores mediu m en low voor d e SRChum aan w einig ond erscheid end verm ogen hebben. SOMN ORMEN VERSUS IN DIVIDUELE WAARDEN Bij d e evalu atie van d e in terven tiew aard en zijn een aan tal som w aard en vervan gen d oor in d ivid u ele w aard en . Dit betreft d e p olycyclisch e arom atisch e koolw aterstoffen (PAK, 10 van VROM), ch loorben zen en , chloorfenolen, PCB’s (7 van VROM), DDT+DDE+DDD, totaal H CH ’s en totaal ftalaten . Voor d rin s is er voor bod em w el een geïntegreerd e SRC voor tota a l d rins en voor ald rin +d ield rin afgeleid , voor sed im en t een geïn tegreerd e SRC voor ald rin +d ield rin , en voor grond w ater a lleen ind ivid u ele w aard en voor ald rin, d ield rin en end rin. Voor d e volgend e stofgroep en zijn som w aard en gehand haafd of voorgesteld : cresolen, xylenen, d ihyd roxybenzenen (voor grond w ater ind ivid u ele w aard en), tri- en tetrachloorbenzenen, m ono-, d i-, trien tetrach loorfen olen , ch loorn aftalen en , d ioxinen (op basis van TEQ van 2,3,7,8 TCDD) en d rins (alleen bod em ). Eén van d e argu m enten voor het afleid en van som norm en voor groep en van stoffen m et h etzelfd e w erkingsm echanism e is d at d e toxiciteitsgegevens samengenomen 71 Voorstellen voor nieu w e interventiew aard en ku n n en w ord en voor d e afleid in g van d e sorm n orm . De betrou w baarh eid van d eze w aard e is d an hoger ten op zichte van w aard en d ie zou d en zijn afgeleid voor ind ivid u ele stoffen u it d e groep . Zo is d e hu id ige som -interventiew aard e voor PAK gebaseerd op gegevens voor 6 verschillend e PAK, ond er d e aannam e d at d e PAK een vergelijkbaar w erkin gsm ech an ism e h ebben (n arcotiseren d e w erkin g). Deze w aard e is d estijd s d oor het RIVM als gem id d eld betrou w baar beoord eeld (22). De ind ivid u ele w aard en zijn d estijd s niet afgeleid w egens gebrek aan gegevens. Om d at som m ige PAK ook een fototoxische of carcinogene w erking hebben, zijn thans SRC’s eco voor in d ivid u ele PAK afgeleid . Er zijn in m id d els w el m eer gegeven s voor PAK beken d , m aar om d at h et voord eel van h et sam en voegen van d e gegeven s is vervallen , is d e betrou w baarh eid van d e SRCeco p er stof relatief laag (7 m aal laag, 3 m aal gem id d eld ). H et voorn aam ste argu m en t voor h et afleid en van in d ivid u ele w aard en is h et feit d at d e stoffen in d eze groep en n iet h etzelfd e w erkin gsm ech an ism e en / of fysisch chem ische eigenschap p en, zoals bioaccu m u latiefactoren, vertonen. De com m issie is het eens m et het RIVM d at som norm en voor stoffen m et verschillend e w erkingsm ech an ism en verm ed en d ien en te w ord en . Toch p leit d e commissie voor h et zoveel m ogelijk afleid en van som norm en voor stoffen d ie altijd gezam enlijk voorkom en in het m ilieu , ond er m eer om d at d it d e m ogelijkheid bied t d e ond erliggend e ecotoxicologische gegevens sam en te voegen en d e betrou w baarheid te verhogen. H et criteriu m m et betrekking tot d ezelfd e fysisch-chem ische eigenschap p en vind t d e com m issie te stren g, vooral voor d e SRCeco, om d at d aar tot n u toe in h et geh eel geen blootstellingsm od ellering aan te p as kom t. Voor PAK zou d it kunnen betekenen d at er afzon d erlijke somw aard en a fg eleid ku nnen w ord en m et betrekking tot d e narcotiserend e, fototoxische en carcinogene w erking. Op basis van d e hoogte en d e betrou w baarheid van d eze som w aard en zou één van deze somnormen de SRCeco kunnen zijn. De com m issie h eeft vern om en d at d e m eth od iek voor h et afleid en van som n orm en th an s on d erw erp van stu d ie is bij h et RIVM. De com m issie stelt h et op p rijs om n a afrond ing van d eze stu d ie nogm aals op d eze m aterie in te gaan. 72 Voorstellen voor nieu w e interventiew aard en CRITERIA VOOR H ET VERVAN GEN VAN DE H UIDIGE IN TERVEN TIEWAARDE DOOR EEN G EÏN TEGREERDE SRC Om d at w ijziging van d e hu id ige in terven tiew aard en ingrijp end e gevolgen kan hebben, is d e com m issie van m ening d at p er stof(groep ) bezien zal m oeten w ord en of h et voorstel voor een n ieu w e in terven tiew aard e geaccep teerd m oet w ord en of n iet. De belangrijkste criteria d ie hierbij een rol sp elen zijn volgens d e com m issie: a ) Stoffen w aarvan d e voorstellen voor nieuwe in terven tiew aard en aan zien lijk afw ijken ten op zichte van d e hu id ige interventiew aard en. b) Stoffen w aarvan d e betrou w baarh eid van d e voorstellen voor n ieu w e in terven tiew aard en hoog is, u itgaand e van d e betrou w baarheid van d e bep alend e (m eestal strengste) SRC. Ad a: stoffen w aarvan h et voorstel aan zien lijk afw ijk t De com m issie h eeft in h oofd stu k 3 gesteld d at aan zien lijke w ijzigin gen in d e in terventiew aard en ku nnen leid en tot onevenred ige m aatschap p elijke gevolgen en m ed e d aard oor gebrek aan d r aagv lak. H et Min isterie van VROM h eeft h et RIVM op d rach t gegeven voor alle stoffen w aarvoor d e voorstellen m eer d an een factor 2 h oger of lager zijn d an d e h u id ige in terven tiew aard en een aan vu llen d e on d erbou w in g te geven , w aarin d e oorzaken van d e versch illen system atisch w ord en aan gegeven (24). De commissie kan instemmen m et d eze invu lling van ‘aan zien lijke afw ijking’. Verschillen kleiner d an een factor 2 ku nnen bij (w ater)bod em - en grond w ateron d erzoek zeld en goed van elkaar on d ersch eid en w ord en . Bovend ien suggereert een versch u ivin g in een in terven tiew aard e m et m in d er d an een factor 2 een on realistisch e m ate van nau w keu righeid in d e afleid in g van d eze in terven tiew aard e. Ad b : stoffen w aarvan d e b etrou w b aarh eid van h et voorstel h oog is De geïn tegreerd e SRC is in p rin cip e d e laagste van d e SRCh u m aan en SRCeco (en m axim u m in d rinkw ater, voor grond w ater), tenzij d e hogere w aard e een veel grotere betrou w baarheid heeft. Interventiew aard en gebaseerd op een onbetrou w bare geïntegreerd e SRC m oeten volgen s d e com m issie verm ed en w ord en . De p raktijkervarin g m et d e hu id ige interventiew aard en w eegt zw aar voor d e com m issie, en d aarom is zij van m en in g d at een h u id ige in terven tiew aard e alleen kan w ord en vervan gen d oor een voorstel voor een n ieu w e in terven tiew aard e als d e betrou w baarheid van d it v oorstel h oog is. De com m issie realiseert zich d at h et systeem v an betrou w baarh eid sscores d at d oor RIVM is geh an teerd n iet is bed oeld als absolu te m aat voor d e betrou w baarheid , m aar als een vergelijkingsinstru m ent bij d e bep aling van d e geïn- 73 Voorstellen voor nieu w e interventiew aard en tegreerd e SRC. De com m issie gebru ikt het systeem van betrou w baarheid sscores voor een in d icatieve selectie van voorstellen d ie volgens d e commissie zeker kunnen w ord en overgenom en ter vervanging van d e hu id ige interventiew aard en. Criteria voor h et overn em en van n ieu w voorgesteld e in terven tiew aard en De on d er a) en b) gen oem d e argu m en ten leid en tot d e volgen d e tw ee criteria bij d e beslissin g om een h u id ige in terven tiew aard e te vervan gen d oor een n ieu w voorstel (zie sch em a 1): • er sp rake is v an een afw ijkin g v an m eer d an een factor 2 ten op zich te v an d e hu id ige interventiew aard en; en • d e betrou w baarh eid van d at voorstel is h oog is (score h i g h ) en er is d u s sp rake van een d aad w erkelijke verbetering. And ere voorstellen voor w ijzigingen d ie w elisw aar aanzienlijk van d e hu id ige interven tiew aard en versch illen , m aar slech ts m et een gem id d eld e of lage betrou w baarh eid ku n n en w ord en afgeleid , zou d en eerst op een hoog betrou w baarheid sniveau m oeten w ord en gebrach t, d oor h et verzam elen van aan vu llen d e gegeven s. Daarbij zou p rioriteit gegeven m oeten w ord en aan d ie voorstellen d ie sterk afw ijken van d e hu id ige interventiew aard en en w aarvan d e afleid ing een gem id d eld e betrou w baarh eid h eeft. Sch em a 1. Beslissch em a voor h et al d an n iet vervan gen w aard e d oor een voorgesteld e w aard e. Voorstel w ijkt m eer d an een factor 2 af van hu id ige in terven tiew aard e Voostel h eeft h oge Voorstel w ord t nieu w e betrou w baarheid sscore in terven tiew aard e Voorstel h eeft gem id H u id ige in terven tied eld e of lage betrou w w aard e h an d h aven baarh eid sscore van d e h u id ige in terven tieVoorstel w ijkt minder d an een factor 2 af van hu id ige in terven tiew aard e H u id ige in terven tiew aard e h an d h aven H u id ige in terven tiew aard e h an d h aven N u kan h et zo zijn d at een stof, w aarvan h et voorstel m eer d an een factor tw ee afw ijkt v an d e h u id ige in terv en tiew aard e, een gem id d eld e betrou w baarh eid h eeft (mediu m), terw ijl d e h u id ige in terven tiew aard e on betrou w baard er is (op basis van d e d estijd s geh an teerd e criteria). Dit is een red elijk sterke aan w ijzin g d at d e h u id ige interventiew aard e te streng of niet streng genoeg is. Deze situ atie is geanalyseerd voor het com p artim ent bod em , om d at hiervoor d e betrou w baarheid sscores van zow el d e hu id ige interventiew aard en en d e voorstellen beschikbaar zijn. H ieru it blijkt d at d e voorgen oem d e situ atie zich n iet voord oet. In alle gevallen w aarin h et voorstel 74 Voorstellen voor nieu w e interventiew aard en gem id d eld betrou w baar is, is d e h u id ige in terven tiew aard e ook gebaseerd op een gem id d eld betrou w bare w aard e, of zelfs op een betrou w bare w aard e. H et heeft geen zin d eze analyse voor grond w ater u it te voeren om d at d e afleid ing van het voorstel voor grond w ater sterk gew ijzigd is. De voorstellen voor sed im ent zouden nog vergeleken ku nnen w ord en m et d e hu id ige interventiew aard en voor bod em . Daar zal verm oed elijk u itkom en d at d e betrou w baarheid van d e hu id ige w aard e altijd gelijk of hoger is d an d ie van d e voorstellen (zie hierond er). Verd er m erkt d e com m issie op d at er bij d e tw eed e en d erd e tran ch e in terven tiew aar d en cr iter ia zijn op gesteld v oor h et afleid en v an een in d icatief n iv eau v oor ern stige bod em veron trein igin g. Dit n iveau w ord t afgeleid als blijkt d at er on vold oend e ecotoxicologische gegevens zijn of een analysem ethod e voor d e stof ontbreekt (zie bijlage bij d it h oofd stu k). H et RIVM h eeft d eze cr iter ia n iet toegep ast bij d e evalu atie van d e in terven tiew aard en . Wellich t h eeft h ierbij h et argu m en t gesp eeld d at bestaan d e in terven tiew aard en niet vervangen kunnen of mogen worden d oor in d icatieve niveau s. De commissie is van mening d at d eze criteria ook bij d e evalu atie toegep ast zou d en m oeten w ord en: • enerzijd s om d at er ook nieuwe voorstellen voor in terven tiew aard en (geïn tegreerd e SRC’s) w ord en afgeleid , bijvoorbeeld voor in d ivid u ele stoffen in p laats van een somnorm en voor sediment; • and erzijd s om d at het afleid en van een ind icatief niveau een signaal zou ku nnen zijn om sp ecifiek voor d ie stof actie te ond ernem en. In aan vu llin g op d e criteria is d e com m issie van m en in g d at ook in h et geval d at d e SRCh u m aan on tbreekt, slech ts een in d icatief n iveau voor ern stige bod em veron treiniging kan w ord en vastgesteld , tenzij d u id elijk is d at blootstelling van d e m ens niet relevan t is. H ierond er zal op basis van schem a 1 d e situ atie voor d e geïntegreerd e SRC’s w ord en gean alyseerd . Geïntegreerde SRC’s bodem Voor bod em w ord en 82 geïntegreerd e SRC’s voorgesteld . Alleen bij kobalt is d oor het RIVM voor d e betrouw bare (h i g h ) SRCeco van 180 mg/ kg ds33 gekozen in p laats van d e onbetrou w bare (low) SRCh u m aan van 43 m g/ kg d s. De com m issie kan m et d eze keu ze voor kobalt instem m en. 33 Ten gevolge van het toepassen van het toegevoegd risicoconcept is de achtergrondwaarde van 9 mg/kg ds opgenomen in de SRCeco. 75 Voorstellen voor nieu w e interventiew aard en De stoffen w aarvoor d e geïntegreerd e SRC voor d e bod em m eer d an een factor tw ee afw ijkt van d e h u id ige in terven tiew aard e staan verm eld in lijst 7.1. Voor een groot aan tal stoffen is een in d ivid u ele in terven tiew aard e voorgesteld , terw ijl d e h u id ige in terven tiew aard e een som n orm is. In lijst 7.1 is h et criteriu m ‘aan zien lijke afw ijking’ nood ged w ongen toegep ast d oor het ind ivid u ele voorstel te vergelijken m et d e somnorm. Argument hiervoor is d at als d e stof alleen zou voorkomen, d eze d e som norm geheel zou m ogen op vu llen, m aar d e com m issie realiseert zich d at d it een n iet h elem aal zu ivere vergelijkin g is. Lijst 7.1 Stoffen w aarvan h et voorstel voor een n ieu w e in terven tiew aard e bod em m eer d an een factor 2 afw ijkt van d e hu id ige interventiew aard e. In d e tw eed e kolom sta a t d e factor versch il tussen h et voorstel en d e hu id ige in terven tiew aard en (voorstel ged eeld d oor hu id ige w aard e, factoren in d eze lijst zijn d u s ≤0,5 of ≥2), en in d e d erd e kolom d e betrou w baarheid sscore van d e d oorslaggevend e SRC. Stoffen w aarvan h et voorstel voor een in d ivid u ele w aard e is vergeleken m et een h u id ige som -interventiew aard e zijn gem erkt m et een ‘*’. FACTOR SCORE S TOF Cop p er 0,5 hoog Mercu ry (inorganic) 3,6 hoog N ick el 0,5 gem id d eld Zinc 0,5 hoog Ethyl benzene 2,2 gem id d eld Ph en ol 0,4 gem id d eld Cresoles (su m ) 2,6 gem id d eld Tolu ene 0,2 gem id d eld N a p h t h a len e* 0,4 la a g An th racen e* 0,04 gem id d eld Flu oran th en e* 6,5 la a g Ben zo(a)an th racen e* 0,1 gem id d eld Ben zo(a)p yren e* 0,2 gem id d eld Ind eno(1,2,3cd )p yrene* 0,05 la a g Dich lorom eth an e 0,4 gem id d eld Tetrach loroeth en e 2,2 gem id d eld Trich loroeth en e 0,04 gem id d eld Vin ylch orid e 0,02 gem id d eld Monochlorobenzene* 0,5 la a g Trichlorobenzenes (su m )* 0,4 gem id d eld Tetrachlorobenzenes (su m )* 0,1 gem id d eld Pentachlorobenzene* 0,2 la a g H exachlorobenzene* 0,1 gem id d eld Monochlorop henols (su m )* 0,5 gem id d eld Dichlorop henols (su m )* 2,2 gem id d eld Trichlorop henols (su m )* 2,2 gem id d eld Tetrachlorop henols (su m )* 2,1 gem id d eld Chloronap htalenes (su m ) 2,3 gem id d eld PCB52* 0,3 la a g PCB138* 0,3 la a g PCB153* 0,5 la a g 76 Voorstellen voor nieu w e interventiew aard en PCB180* Dioxin s(+PCDF+PCB) DDT* DDE* DDD* Total d rins Ald rin an d d ield rin * End rin* α-H C H * Carbaryl Carbofu ran Atrazin Cyclohexanone D i-iso b u t y lp h t h a la t e* D ib u t y l p h t h a la t e* D ih e xy l p h t h a la t e * Pyrid in e Tetrah yd rofu ran Tetrah yd roth iop h en e 0,2 0,4 0,3 0,3 8,5 0,04 0,1 0,03 8,5 0,1 0,01 0,1 3,3 0,3 0,5 3,7 22,0 3,5 0,1 la a g la a g gem id d eld la a g la a g gem id d eld / laag gem id d eld gem id d eld gem id d eld gem id d eld gem id d eld gem id d eld gem id d eld la a g gem id d eld la a g la a g la a g la a g Alleen voor d e stoffen kop er, kw ik en zin k geld t d at h et voorstel voor een n ieu w e in ter v en tiew aar d e m eer d an een factor tw ee afw ijkt v an d e h u id ige in terven tiew aard e, en het voorstel een hoge betrou w baarheid heeft. De com m issie heeft echter in h oofd stu k 4 gead viseerd d e even tu ele aan p assin g van d e hu id ige in terven tiew aard en voor kop er en zink voorlop ig u it te stellen , om d at h et h ier essen tiële m etalen betreft w aarvan d e n orm stellin gm eth od e on d erw erp van n ad er on d erzoek is. Ook d e herziening van d e streefw aard en en MTR’s voor kop er en zink is om d eze red en u itgesteld . Voor een a a n ta l stof(groep en) kan bovenstaand e an alyse niet worden gem aakt, om d at er geen voorstel voor een nieuwe in terven tiew aard e bodem is ged aan (cyan id en , m in erale olie) of er een voorstel w ord t ged aan d at niet kan worden v er geleken m et een ou d e w aar d e. Dit laatste betr eft ch r oom VI, or gan isch kw ik, d ihyd roxybenzenen, ald rin+d iëld rin. Met betrekkin g tot cyan id en w aard eert d e com m issie h et m een em en van veld gegevens bij d e overw egingen d ie hebben geleid tot d e afgeleid e SRC’s hu m aan. De com m issie is m et h et RIVM van m en in g d at d e voorstellen te on zeker zijn om tot nieuwe in terven tiew aard en te kunnen leid en . De aan geleverd e in form atie kan echter goed gebru ikt w ord en bij locatiesp ecifieke beoord elingen van cyanid everontreinigingen in d e bod em. 77 Voorstellen voor nieu w e interventiew aard en Voor m in erale olie zijn SRC’s h u m aan afgeleid voor versch illen d e oliefracties. Er is geen SRCeco beschikbaar w egens gebrek aan gegevens. De com m issie kan instem m en m et d e in geslagen rou te om m in erale olie aan d e h an d van fracties te beoord elen , m aar con stateert d at er n ad er on d erzoek nood zakelijk is voord at er in terven tiew aard en bod em voor m in erale oliefracties ku n n en w ord en afgeleid . De com m issie stelt voor voorlop ig d e hu id ige interventiew aard e voor m inerale olie in d e bod em te hand haven, en d e op ged ane kennis te gebru iken bij locatiesp ecifieke beoord elingen. Voor ch room VI is th an s v oor h et eerst een v oorstel voor een in terven tiew aard e a fg eleid . A ls er in d e p r a k tijk b eh oefte b esta a t a a n een in terven tiew aard e voor chroom VI d an heeft d e com m issie geen bezw aar tegen het voorstel, m aar constateert w el d at d e SRCeco voor ch room VI on tbreekt. Er kan dus hoogu it een in d ica tief niveau voor ernstige bod em verontreiniging w ord en afgeleid . Voor organ isch kw ik w ord t even een s voor h et eerst een voorstel ged aan , en geld t eenzelfd e red enering als voor chroom VI (SRChu m aan ontbreekt). De voorgesteld e som norm voor d ihyd roxybenzenen zou kunnen worden vergeleken m et h et geom etrisch gem id d eld e van d e h u id ige in terven tiew aard en voor catech ol, resorcinol en hyd rochinon (13 m g/ kg). H et voorstel (8 m g/ kg) w ijkt d an m ind er d an een factor 2 af en heeft een gem id d eld e tot lage betrou w baarheid . H et voorstel kom t d an niet in aanm erking als vervanger van d e hu id ige interventiew aard en. De voorgesteld e w aard e voor ald rin+d iëld rin (0,22 m g/ kg) kan vergeleken w ord en m et d e hu id ige som -interventiew aard e voor d rins (4 m g/ kg) en w ijkt d an m eer d an een factor 2 af. H et voorstel h eeft ech ter een gem id d eld e betrou w baarh eid ; aan bevolen w ord t om d e hu id ige som -interventiew aard e van 4 m g/ kg te hand haven. Verd er zou voor d ioxinen hoogu it een ind icatief niveau voor ernstige bod em verontreiniging ku nnen w ord en afgeleid , om d at d e SRCeco ontbreekt. H et afleid en van d e SRCeco voor d ioxinen behoort tot d e tw eed e tranche in terven tiew aard en . H et v oorstel v oor d ioxin en v old oet ech ter n iet aan d e criteria d ie d e com m issie h eeft aangelegd om d e hu id ige interventiew aard e te vervangen (zie lijst 7.1). Geïntegreerde SRC’s grondwater De afleid in g van d e geïn tegreerd e SRC’s voor grond w ater is sterk gew ijzigd ten op zich te van d e afleid in g van d e h u id ige in terven tiew aard en . De com m issie vin d t 78 Voorstellen voor nieu w e interventiew aard en d e nieu w e w ijze van afleid ing een verbetering, om d at beter gebru ik gem aakt w ord t van effectgegevens, m et nam e voor ecosystem en. Er zijn in h et totaal 104 geïn tegreerd e SRC’s voor gron d w ater afgeleid . In afw ijkin g tot bod em en sed im ent w ord en 3 w aard en vergeleken bij d e afleid ing van d e geïntegreerd e SRC: SRCeco, SRCh u m aan en h et m axim u m in d rin kw ater. H et vaststellen van d e betrou w baarheid van d e bep alend e w aard e voor d e geïntegreerd e SRC w ord t bem oeilijkt om d at het RIVM geen betrou w baarheid sscore geeft voor het m axim u m in d rin kw ater. H et m axim u m in d rin kw ater w ord t rech tstreeks afgeleid van h et orale MTRh u m aan . De betrou w baarh eid sscore van d eze MTRh u m aan , zoals gegeven in Baars et al. (37) en Lijzen et al. (10) zou van toep assing ku nnen w ord en verklaard op h et m axim u m in d r in kw ater . H ier v an is gebr u ik gem aakt bij h et bep alen v an d e betrou w baarheid van d e geïntegreerd e SRC’s voor grond w ater (zie lijst 7.2). In lijst 7.2 w ord en d e stoffen gen oem d w aarvan h et voorstel voor een n ieu w e in terventiew aard e m eer d an een factor 2 afw ijkt van d e hu id ige interventiew aard e. Lijst 7.2 Stoffen w aarvan het voorstel voor een nieu w e interventiew aard e grond w ater m eer d an een factor 2 afw ijkt v an d e h u id ige in ter v en tiew aar d e. Daar ach ter sta a t d e factor versch il tussen h et voorstel en d e hu id ige in terven tiew aard en (voorstel ged eeld d oor hu id ige w aard e, factoren in d eze lijst zijn d u s kleiner d an 0,5 of groter d an 2) en d e betrou w baarheid sscore. Een ‘*’ betekent d at het voorstel voor een in d ivid u ele in terven tiew aard e is ged eeld door d e hu id ige somnorm bij d e berekening van d e factor (zie tekst). FACTOR SCORE S TOF Chrom iu m III 5,5 gem id d eld Cobalt 0,5 gem id d eld Cop p er 0,3 hoog Mercu ry (inorganic) 46,7 hoog Lead 0,2 la a g N ick el 6,7 hoog Zinc 0,1 hoog Cyan id es (free; as CN ) 0,02 hoog Cyanid es (com p lex; as CN ) 0,02 gem id d eld Th iocyan ates (as SCN ) 0,1 hoog Benzene 3,7 gem id d eld Ethyl benzene 22,2 hoog Cresoles (su m ) 8,3 gem id d eld Tolu ene 4,4 gem id d eld Xylenes (su m ) 15,7 gem id d eld Catech ol 0,5 la a g Styren e 12,7 gem id d eld N a p h t h a len e 3,9 gem id d eld Anthracene 0,3 gem id d eld Phenantrene 6,0 gem id d eld Flu oranthene 30,0 gem id d eld 79 Voorstellen voor nieu w e interventiew aard en Ben zo(a)an th racen e Chrysene Benzo(a)p yrene Ben zo(gh i)p erylen e Ben zo(k)flu oran th en e Dich lorom eth an e Tetrach lorom eth an e Tetrach loroeth en e Trich lorom eth an e Trich loroeth en e Vin ylch orid e Monochlorobenzene Dichlorobenzenes (su m ) 1,2-Dichlorobenzene* 1,3-Dichlorobenzene* 1,4-Dichlorobenzene* Trichlorobenzenes (sum ) Tetrachlorobenzenes (su m ) Pentachlorobenzene H exachlorobenzene Dichlorop henols (su m ) Trichlorop henols (su m ) Tetrachlorop henols (su m ) Pen tach lorop h en ol Chloronap htalenes (su m ) PCB28* PCB52* PCB101* PCB180* Dioxin s(+PCDF+PCB) DDT* DDE* DDD* Ald rin an d d ield rin * Ald rin * Dield r in * End rin* α-H C H * Carbofu ran Maneb Atrazin alifatics EC >8-10* alifatics EC >10-12* alifatics EC >12-16* alifatics EC >16* arom atics EC >21-35* Cyclohexanone D im et h y l p h t h a la t e* D ie t h y l p h t h a la t e * D i-iso b u t y lp h t h a la t e* 2,0 6,0 14,4 3,6 7,2 2,0 13,3 13,3 2,5 3,3 0,1 6,1 13,0 14,8 16,4 9,2 14,0 6,8 15,0 6,0 3,3 10,0 13,1 28,3 25,0 29,1 9,7 3,1 0,3 3,0 43,0 10,0 380,0 33,0 33,0 33,0 9,2 33,0 0,1 320,0 0,05 0,03 0,02 0,001 0,000002 0,01 10,2 166,4 666,0 32,0 gem id d eld la a g gem id d eld la a g la a g gem id d eld hoog hoog hoog la a g gem id d eld gem id d eld gem id d eld gem id d eld gem id d eld gem id d eld gem id d eld low la a g gem id d eld la a g gem id d eld gem id d eld hoog gem id d eld la a g la a g la a g la a g la a g gem id d eld gem id d eld la a g hoog hoog hoog hoog hoog gem id d eld la a g hoog gem id d eld gem id d eld gem id d eld gem id d eld gem id d eld hoog gem id d eld gem id d eld la a g 80 Voorstellen voor nieu w e interventiew aard en D ib u t y l p h t h a la t e* Bu ty l ben z y lp h th a la te* D ih e xy l p h t h a la t e * 34,0 20,0 2,4 gem id d eld gem id d eld gem id d eld Voor d e stoffen kop er, kw ik, n ikkel, zin k, vrije cyan id en , th iocyan aten , eth ylben zeen , tetrach loorm eth aan , tetrach looreth een , trich loorm eth aan , p en tach loorfen ol, ald rin +d ield rin , ald rin , d ield rin , en d rin , α-H CH , atrazin , cycloh exan on geld t d at er sp rake is van een aan zien lijke afw ijkin g van d e h u id ige in terven tiew aard e. H et voorstel voor een nieu w e interventiew aard e is bovend ien op een SRC of m axim u m in d rin kw ater m et een h oge betrou w baarh eid h eid sscore gebaseerd . Ten aan zien van kop er en zin k h eeft d e com m issie in h oofd stu k 4 ech ter gead viseerd een even tu ele aan p assin g van d e h u id ige in terven tiew aard en voorlop ig u it te stellen , om d at h et h ier essen tiële m etalen betr eft w aar v an d e norm stellingm ethod e onderwerp van nad er ond erzoek is. Ook d e herziening van d e streefw aard en en MTR’s voor kop er en zink zijn om d eze red en u itgesteld . Voor een a a n ta l stof(groep en) kan bovenstaand e an alyse niet worden gem aakt, om d at h et voorstel n iet kan w ord en vergeleken m et een ou d e w aard e. Dit betreft organisch kw ik en totaal cyanid e. Voor organisch kw ik bestaat nog geen in terven tiew aard e; als er in d e p r aktijk beh oefte is aan een in terven tiew aard e voor organ isch kw ik in gron d w ater, d an kan d e commissie instemmen m et h et voorstel. De SRChu m aan voor grond w ater ontbreekt echter voor organisch kw ik. H et voorstel zou d u s hoogu it tot een ind icatief niveau voor ernstige grond w aterverontreiniging ku nnen leid en. De voorgesteld e w aard e voor totaal cyanid e is nieu w voor grond w ater en u itslu itend gebaseerd op h et m axim u m in d rin kw ater. Als er in d e p raktijk beh oefte is aan een in terven tiew aard e voor totaal cyan id e in gron d w ater, d an kan h et voorstel h oogu it tot een ind icatief niveau voor ernstige grond w aterverontreiniging leid en. H et vaststellen van h oogu it in d icatieve n iveau s voor en stige gron d w aterveron treiniging geld t ook voor d e volgend e stoffen w aarvoor d e SRChu m aan, SRCeco of m axim u m in d rinkw ater ontbreekt (tu ssen haakjes d egene d ie ontbreekt): • cyanid en, vrij (als CN -) (SRCh u m ); • cyanid en, com p lex (als CN -) (SRCh u m ); • th iocyan aten (als SCN -) (SRCh u m ); • 1,3-d ichloorbenzeen (SRChu m en m ax d rinkw ater); • PCB# 28, 52, 101, 118, 138, 153, 180 (SRCeco); 81 Voorstellen voor nieu w e interventiew aard en • d ioxinen (SRCeco); • m aneb (SRChu m ); • m in erale olie (alle vorm en ) (SRCeco). Van d eze lijst kom en alleen d e voorgesteld e w aard en voor vrije cyanid en en thiocyan aten volgen s d e criteria van d e com m issie in aan m erkin g als vervan gers van d e hu id ige interventiew aard en voor d eze stoffen. Geïntegreerde SRC’s sediment In h oofd stu k 2 h eeft d e commissie a l aangegeven om, m et nam e om p r aktisch e red enen, geen voorstand er te zijn van ap arte in terven tiew aard en voor sed im ent. Volled igh eid sh alve h eeft d e com m issie toch m et beh u lp van boven staan d e criteria d e voorstellen voor interventiew aard en voor sed im ent geanalyseerd . Er zijn voor sed im ent 79 geïntegreerd e SRC’s afgeleid . De hu id ige in terven tiew aard e voor sed im en t is gelijk aan d e in terven tiew aard e bod em . Er zijn d oor h et RIVM geen betrou w baarheid sscores afgeleid voor d e SRChu m aan in sed im ent. In het RIVM-rap p ort w ord t ech ter gesteld d at d e SRChu m aan voor sed im ent in h e t algem een m ind er betrou w baar is d an d e SRChu m aan voor bodem. Om toch een id en tificatie van d e betrou w baarh eid van d e voorstellen m ogelijk te m aken , is aan gen om en d at d e SRCh u m aan voor sed im en t één klasse lager in betrou w baarheid scoort d an d e SRChu m aan voor bodem. Als d e SRChu m aan voor bodem a l onbetrou w baar scoord e d an is voor d e SRChu m aan voor sed im ent eveneens d e score low gehanteerd . H oew el bij d e afleid in g van d e SRChu m aan voor m etalen in sed im ent gebru ik w ord t gem aakt van een onzekere bioconcentratiefactor tu ssen w ater en vis, w ord t toch hetzelfd e scoringssysteem gebru ikt, om d at voor m etalen d e rou te v ia vis niet sterk bijd raagt (m et uitzond ering van kop er, n ikkel en zin k). D it classificatiesysteem kan ech ter slech ts een globale in d ru k geven van d e betrou w b a a r h eid . In lijst 7.3 w ord en d e stoffen gen oem d w aarvan h et voorstel voor n ieu w e in terven tiew aar d e m eer d an een factor 2 afw ijkt v an d e hu id ige in terven tiew aard e, d ie gelijk is aan d e interventiew aard e voor bod em . Vrijw el a lle geïntegreerd e SRC’s voor sed im ent hebben een lage betrou w baarheid sscore (low), m et u itzond ering van d e stoffen (stofgroep en): ethylbenzeen, fenol, som cresolen , tolu een , en d rin , carbaryl, atrazin , cyclohexanon, d ie t h y lft a la a t en d i(2-eth ylh exyl)ftalaat. Deze h ebben betrou w baarh eid sscore mediu m. Er is geen 82 Voorstellen voor nieu w e interventiew aard en enkele geïntegreerd e SRC m et d e betrou w baarheid sscore h i g h . Geen van d e aanzienlijk afw ijkend e voorstellen kom t op basis van d e criteria van d e com m issie in aanm erking als vervanger van d e hu id ige interventiew aard e. Waarbij d e com m issie nogm aals benad ru kt om u itvoeringstechnische red enen geen voorstand er te zijn van ap arte interventiew aard en voor sed im ent. Lijst 7.3 Stoffen w aarvan h et voorstel voor een n ieu w e in terven tiew aard e sed im en t m eer d an een factor 2 afw ijkt van d e h u id ige in terven tiew aard e (gelijk aan in terventiew aard e bod em ). In d e lijst staat tevens verm eld d e hoogte van d e factor tu ssen h et voorstel en d e h u id ige in terven tie-(voorstel ged eeld d oor d e h u id ige w aard e), en d e betrou w baarheid sscore van het voorstel. Een ‘*’ betekent d at het voorstel voor een in d ivid u ele in terven tiew aard e is ged eeld door d e hu id ige somnorm bij d e berekening van d e factor (zie tekst). FACTOR SCORE S TOF Arsenic 60,0 la a g Bariu m 11,5 la a g Cad m iu m 68,3 la a g Cobalt 13,3 la a g Cop p er 3,5 la a g Mercu ry (inorganic) 150,0 la a g Lead 6,1 la a g Molybdenum 115,0 la a g N ick el 12,4 la a g Zinc 9,2 la a g Benzene 5,5 la a g Ethyl benzene 2,2 gem id d eld Ph en ol 0,4 gem id d eld Cresoles (su m ) 5,4 gem id d eld N a p h t h a len e* 0,4 la a g An th racen e* 0,04 gem id d eld Flu oran th en e* 6,5 la a g Ben zo(a)p yren e* 0,4 la a g Ind eno(1,2,3cd )p yrene* 0,05 la a g 1,2-d ich loroeth an e 15,5 la a g Dich lorom eth an e 4,0 la a g Tetrach lorom eth an e 3,2 la a g Tetrach loroeth en e 4,0 la a g Trich lorom eth an e 8,4 la a g Vin ylch orid e 16,0 la a g Monochlorobenzene* 0,5 la a g Tetrachlorobenzenes (su m )* 0,1 la a g Pentachlorobenzene* 0,1 la a g H exachlorobenzene* 0,01 la a g Pen tach lorop h en ol* 0,05 la a g Chloronap htalenes (su m ) 2,3 la a g PCB28 0,1* la a g PCB52 0,03* la a g PCB101 0,2* la a g PCB138 0,3* la a g 83 Voorstellen voor nieu w e interventiew aard en PCB153 PCB180 Dioxin s(+PCDF+PCB) DDT DDE Ald rin Dield rin End rin α-H CH β-H CH γ -H CH Carbaryl Carbofu ran Atrazin Cyclohexanone D ie t h y l p h t h a la t e D i-isob u ty lp h th a la te D ih exy l p h t h a la t e D i(2-e t h y lh e xy l)p h t h a la t e Pyrid in e Tetrah yd rofu ran Tetrah yd roth iop h en e 0,4* 0,5* 0,2 2,4* 0,3* 0,02* 0,4* 0,1* 7,5* 0,2* 0,2* 0,1 0,01 0,1 3,3 9,7* 0,2* 0,2* 0,2* 64,0 24,0 0,1 la a g la a g la a g la a g la a g la a g la a g gem id d eld la a g la a g la a g gem id d eld la a g gem id d eld gem id d eld gem id d eld la a g la a g gem id d eld la a g la a g la a g Indica t ieve nivea us Voor een aan tal stoffen on tbreekt d e SRC-eco of -h u m aan in sed im en t, en zou een ind icatief niveau voor ernstige w aterbod em verontreiniging m oeten w ord en afgeleid , als d eze voorstellen d e h u id ige in terven tiew aard en , zou d en vervan gen . H et gaat hierbij om (tu ssen haakjes d egene d ie ontbreekt): • bariu m (SRChu m ); • kobalt (SRCh u m ); • m olybd een (SRChu m ); • d ioxinen (SRCeco). De geïntegreerd e SRC’s voor bariu m , cad m iu m , kop er, anorganisch kw ik, m olybd een, nikkel en zink in sed im ent zijn u itslu itend gebaseerd op ecotoxicologische gegevens voor op p ervlaktew ater, h etgeen volgen s d e criteria (zie bijlage bij hoofd stu k 7) slechts tot ind icatieve niveau s voor ernstige w aterbod em verontreiniging aanleid ing geeft, als d eze w aard en d e hu id ige interventiew aard en zou d en vervangen. 84 Voorstellen voor nieu w e interventiew aard en BIJLAGE BIJ H OOFDSTUK 7 Betrou w b aarh eid sscore: n ieu w systeem en systeem geb ru ik t voor h u id ige in terven tiew aard en (C-toetsin gsw aard en ) Tab el 1 Cr iter ia voor betrou w baarheid sscore SRChu m aan en C-toetsingsw aard e hu m aan (10, 22). SRChu m aan (voorstellen 2001) C-toetsingsw aard e hu m aan (1991) bodem De betrou w baarheid van d e De betrou w baarheid van d e CSRCh u m aan is afh an kelijk van toetsingsw aard e hu m aan is aftw ee scores; d e betrou w baarhankelijk van tw ee scores; d e heid van d e MTR en d e bebetrou w baarheid van d e hu trou w baarh eid van d e sch atm aan -toxicologisch e ad viesting van blootstelling. w aard e en d e betrou w baarheid van d e schatting van blootstelDe betrou w baarheid sscore van lin g. d e MTR w ord t beoord eeld op basis van expert judgement. De betrou w baarheid sscore van H ierbij telt m ee: aan w ezigh eid d e hu m aan-toxicologische ad van chronische stu d ies, grootte viesw aard e w ord t als volgt been d iversiteit d ataset, on d eroord eeld : zoeksopzet, beoord eling d oor 3: ADI of TDI m et veiligh eid scom ité van internationale exfactor ≤ 100 (niet genotoxische p erts, internationale consensu s carcinogenen en niet-carcinogeover d e risico’s van een stof. Op nen); basis van expert judgement w or- 2: ADI of TDI m et veiligh eid sd en d e labels: hoge, gem id d eld e factor >100; of lage betrou w baarheid 1: afgeleid e w aard en . toegekend (high, medium & Voor genotoxische carcinogenen low). is een vergelijkbare benad ering gekozen. De betrou w baarheid sscore van d e schatting van d e blootstelDe betrou w baarheid sscore van ling hangt af van d e volgend e d e schatting van d e blootstelcr iter ia : ling hangt af van d e volgend e h i gh : blootstelling is niet gecr iter ia : voelig voor onzekere inp u t-p a3: relatief gerin ge in vloed van ram eters (of geen enkele inp u tm ilieu chem isch ged rag (orgap aram eter is onzeker). Als d e nische verbind ingen, ingestie d om inante blootstellingsrou te d om inant); ‘gew asconsu m p tie’ of ‘inhalatie 2: relatief grote in vloed van van binnenlu cht’ is d an w ord t m ilieu chem isch ged rag (orgad e kw alificatie h i g h niet gege- nische verbind ingen, overige ven. blootstellingsrou tes); medium: blootstelling is gevoe1: bod em chem isch ged rag is in lig voor één onzekere inp u t-p abep erkte m ate nau w keu rig ram eter of red elijk gevoelig kw an tificeerbaar (m etalen en voor d iverse onzekere inp u t p a- overige organische verbind inram eters; gen). low: blootstelling is gevoelig voor tw ee of meer onzekere inDe betrou w baarheid van d e p u t-p aram eters of heel gevoeSRChu m aan is het rekenku nlig voor één onzekere inp u t-p ad ige prod uct van d e tw ee scores. ram eter. 85 Voorstellen voor nieu w e interventiew aard en sed im ent grond w ater De betrou w baarheid van d e SRChu m aan is het p rod u ct van d e van tw ee scores (zie tabel 3). H iervoor is geen betrou w baarheid sscore op gesteld , m aar in het algem een is d e betrou w baarheid m ind er d an d ie van d e SRChumaan voor bod em. De betrou w baarh eid is d aarn aast relatief laag voor stoffen m et een geschatte d erm ale blootstelling, voor m etalen in verband m et d e bioconcentratiefactor voor vis en d e Kp . H iervoor geld t h etzelfd e als voor bod em , m aar is in aanvu lling op het bovenstaand e ook gevoelig voor d e Koc als d e d om inante blootstellingsrou te grond ingestie is. Geen C-toetsingsw aard e hu m aan voor sed im ent afgeleid . In terven tiew aard e is via even w ich tsp artitie afgeleid van (in p rin cip e) d e laagste C-toetsingsw aard e hu m aan of ecotoxicologie, ged eeld d oor een factor 10. Tab el 2. Cr iter ia voor d e betrou w baarheid sscore SRCeco en C-toetsingsw aard e ecotoxicologie (10, 22). SRCeco (voorstellen 2001) C-toetingsw aard e ecotoxicologie (1991) De criteria voor d e bodem SRCeco zijn verschillend voor betrou w baarheid sscore van d e m etalen en organische stoffen. C-toetsingsw aard e ecotoxicologie zijn: Metalen : h i gh : gegevens voor 4 of meer 10: 5 of m eer chronische gegeterrestrische taxonom ische ven s (statistisch e extrap olagroep en; t ie); medium : gegevens voor minder d an 4 terrestrische taxonom ische groep en (en een vergelij9: 5 of meer acute gegevens ged eeld d oor een factor 5 of 10 king m et w aard e d ie via even(sta tistisch e extr a p ola tie); w ich tsp artitie u it aqu atisch e gegevens is afgeleid ); low: via even w ich tsp artitie u it 8, 7, 6: m ind er d an 5 chronische d ata (4=8, 3=7, 2=6); aqu atische gegevens afgeleid . Organische stoffen: h i gh : gegevens voor 4 of meer terrestrische taxonom ische groep en; medium : gegevens voor minder d an 4 terrestrische taxonom ische groep en (en een vergelijking m et w aard e d ie via evenw ich tsp artitie u it aqu atisch e gegevens is afgeleid ) OF gegevens voor 4 of m eer aqu atische 86 5: 4 acu te d ata ged eeld d oor een factor 5 of 10 OF com binatie van terrestrisch e en aqu atisch e toxiciteitsgegeven s; 4, 3: m ind er d an 4 acu te d ata (3=4, 2=3); 2: 1 toxiciteitsgegeven of u itslu iten d aqu atisch e toxiciteitsgegevens van beperkte omvang. Voorstellen voor nieu w e interventiew aard en sed im ent grond w ater taxonomische groepen en toep assin g van even w ich tsp artit ie; low: via even w ich tsp artitie u it aqu atische gegevens afgeleid en minder dan 4 gegevens voor aqu atische taxonom ische groep en beschikbaar. SRC’s eco d ie m et behu lp van kw antitatieve stru ctu u r-w erkin gsrelaties (QSAR’s) zijn afgeleid , hebben altijd een lage betrou w baarheid sscore. Idem bodem. De criteria voor d e betrou w baarheid sscore voor d e SRCeco voor grond w ater zijn: h i gh : 4 of m eer chronische gegevens voor aqu atische taxonomische groepen; medium : minder dan 4 gegevens (chronisch of acu u t) voor aqu atische taxonom ische groep en; low: alleen kw an titatiev e stru ctu u r-w erkingsrelaties (QSAR’s) besch ikbaar. Geen C-toetsingsw aard e ecotoxicologie voor sed im ent afgeleid . In terven tiew aard e is via even w ich tsp artitie afgeleid van (in p rin cip e) d e laagste C-toetsingsw aard e hu m aan of ecotoxicologie, ged eeld d oor een factor 10. Tab el 3. Betrou w baarheid sscore SRChu m aan: p rod u ct van score voor MTR en score van d e schatting blootstelling (10). humane blootstelling hu m aan MTR low medium h i gh low low low low medium low mediu m mediu m h i gh low mediu m high Indicatieve niveaus voor ernstige bodemverontreiniging De Circu laire streefw aard e en in terven tiew aard en bod em san erin g (3) n oem t tw ee red en en voor h et afleid en van in d icatieve n iveau s voor ern stige bod em veron trein iging. Voor d e stoffen d ie zijn beoord eeld in d e tw eed e, d erd e en vierd e tranche zijn in d icatieve niveau s afgeleid ; voor d e stoffen in d e eerste tranche niet (om d at d estijd s het beoord elingskad er hiervoor nog niet w as ontw ikkeld ). • Er zijn geen gestan d aard iseerd e m eet- en an alysevoorsch riften besch ikbaar of binnenkort te verw achten. 87 Voorstellen voor nieu w e interventiew aard en • De ecotoxicologische ond erbou w ing van d e interventiew aard en is niet aanw ezig of m in im aal en in d it laatste geval lijkt h et erop d at d e ecotoxicologisch e effecten kritischer zijn d an d e hu m aan-toxicologische effecten. De volgen d e criteria zijn op gesteld om te beoord elen of een in terven tiew aard e kan w ord en vastgesteld : • er d ien en m in im aal 4 toxiciteitsgegeven s besch ikbaar te zijn voor m in im aal 2 taxonom ische groep en; • voor m etalen d ien en alle gegeven s betrekkin g te h ebben op h et com p artim ent bodem; • voor organ isch e stoffen m ogen m axim aal tw ee gegeven s via even w ich tsp artitie u it gegevens voor het com p artim ent w ater zijn afgeleid ; • er d ienen m inim aal tw ee gegevens voor ind ivid u ele soorten beschikbaar te zijn. Ten aan zien v an h et d erd e criteriu m m oet op gem erkt worden d at h et RIVM bij w einig gegevens op tw ee m anieren een H C50 afleid t: u it d e gegevens voor bod em zelf en u it gegevens voor w ater. De H C50 voor w ater w ord t v ia ev en w ich tsp ar titie om gereken d n aar een ad d ition ele H C50 voor d e bod em . De laagste van d e tw ee w ord t gekozen als SRCeco. H et com bin eren van bod em - en w atergegeven s kom t in p raktijk d u s niet voor. 88 Referen ties 8 R EFEREN TIES 1. Tw eed e Kam er d er Staten -Gen eraal (1993). Bod em veron trein igin g. Vergad erjaar 1993-1994, 22 727, nr. 5. 2. VRO M (1996) Circu laire in terven tiew aard e bodemsanering voor p olycyclisch e arom atisch e koolw aterstoffen. In: Milieu w etgeving (1999), Sam som , Deventer, p . 471-473. 3. VROM (2000). Circu laire streefw aard en en in terven tiew aard en bod em san erin g. DBO/ 99226863, Den H aag. 4. Tw eed e Kam er d er Staten -Gen eraal (1988). Om gaan m et risico’s. Vergad erjaar 1988-1989, 21 137, nr. 5. 5. Tw eed e Kam er d er Staten -Gen eraal (1994). Bod em veron trein igin g; Verw ijd erin g baggersp ecie. Vergad erjaar 1993-1994, 22 727 enz., nr. 10. 6. CARACAS (1998). Risk Assessm ent for Contam inated Sites in Eu rop e. Vol 1 Scientific Basis. LQM Press, N ottin gh am . 7. Franken, R.O.G., Baars, A.J., Crom m entu ijn, G.H . & P. Otte (1999). A p rop osal for revised In terven tion Valu es for p etroleu m h yd rocarbon s (‘m in erale olie’) on base of fractions of p etroleu m hyd rocarbons. Rap p ort 711701 015. RIVM, Bilthoven. 8. Köster, H .W. (2001). Risk assessm ent of h istor ical soil contam ination w it h cyan id es; origin , p oten tial h u m an exposure and evalu ation of intervention valu es. Rep ort 711701 019. RIVM, Bilthoven. 9. Lijzen , J.P.A., Baar s, A.J., Gr om m en tu ijn , G.H ., O tte, P.F., Plassch e, E. v an d e, Rikken , M.G.J., Rom p elberg, C.J.M., Sip s, A.J.A.M. & F.A. Sw artjes (1998). H erzien in g In terven tiew aard e lood . Evalu atie van d e afleid in g van d e in terventiew aard en grond / sed im ent en grond w ater. Rap p ort 711701 013. RIVM, Bilth ov en . 10. Lijzen , J.P.A., Baars, A.J., Otte, P.F. Rikken , M.G.J., Sw artjes, F.A., Verbru ggen , E.M .J. & A .P. v a n W ez el (2001). Tech n ical evalu ation of th e Intervention valu es for soil/ sed im ent and ground w ater. Rep ort 711701 023. RIVM, Bilth ov en . 11. Technische com m issie bod em bescherm ing (1992). Ad vies H erziening Leid raad bodembescherming I: C-toetsingsw aard en en u rgentiebeoord eling. TCB A01(1992), Den H aag. 12. Technische com m issie bod em bescherm ing (1995). Ad vies Aanp assing in terven tiew aard e PAK. TCB A13(1995), Den H aag. 13. Technische com m issie bod em bescherm ing (1997). Ad vies 2e en 3e Tranche interventiew aard en. TCB A21(1997), Den H aag. 14. Technische commissie bodembescherming (1998). Ad vies In terven tiew aard en bod em sanering vierd e tranche. TCB S63(1998), Den H aag. 89 Referen ties 15. Technische com m issie bod em bescherm ing (1999). Ad vies H erziening in terven tiew aard e lood . TCB S12(1999), Den H aag. 16. Technische com m issie bod em bescherm ing (1999). Ad vies Plan van aanp ak grote evalu atie in terven tiew aard en . TCB S18(1999), Den H aag. 17.Tech n isch e com m issie bod em besch erm in g (1991). Ad vies Milieu kw aliteitsd oelstellingen bod em en w ater. TCB A91/ 03, Den H aag. 18. Technische com m issie bod em bescherm ing (1994). Ad vies p roject Integrale N orm stelling Stoffen d eel b. TCB A09(1994), Den H aag. 19. Technische commissie bodembescherming (1996). Ad vies toegevoegd risico m ethod e. TCB S37(1996), Den H aag. 20. Technische com m issie bod em bescherm ing (2001). Ad vies Project Integrale N orm stelling Stoffen: N orm en voor PCBs. TCB S01(2001), Den H aag. 21. Tw eed e Kam er d er Staten -Gen eraal. Kabinetsstand p u nt beleid svernieu w ing bod em sanering. Vergad erjaar 2001-2002, 28199, nr. 1. 22. Berg, R. van d en & J.M. Roels (1991). Beoord eling van risico’s voor m ens en m ilieu bij blootstelling aan bod em verontreiniging. In tegratie van d eelasp ecten . Rap p ort 725201 007. RIVM, Bilth oven . 23. Traas, T.P. (ed .) (2001). Guidance document on d eriving environm ental risk lim its. Rep ort 601501 012. RIVM, Bilth oven . 24. Lijzen , J.P.A., Baars, A.J., Otte, P.F., E.M.J. Verbru ggen & A.P van Wezel (2002). Achtergrond en bij d e h erzien e risicogrenzen voor bodem, sed im ent en grond w ater in h et kad er van d e ‘Ev alu atie Interventiew aard en bodemsanering’. Rap p ort 711701 028. RIVM, Bilthoven. 25. Verbru ggen , E.M.J., Posth u m u s, R. & A.P. van Wezel (2001). Ecotoxicological serious risk concentrations for soil, sed im ent and (grou nd )w ater: u p d ated p rop osals for first series of com p ou n d s. Rep ort 711701 020. RIVM, Bilth oven . Posthumus, R. & E.M.J. Verbruggen (2001). Ecotoxicological serious risk concentrations for soil, sed im ent and (grou nd )w ater: u p d ated p rop osals for first series of com p ou nd s. Annex to rep ort 711701 020. RIVM, Bilthoven. 26. Posth u m a, L., Su ter II, G.W. & Th .P. Traas (2002). Sp ecies Sen sitivity d istribu tions in ecotoxicology. Lew is Pu blishers, Boca Raton, ISBN 1-56670-578-9. 27. Technische commissie bodembescherming (1999). Bodemgebruiksnormen. TCB S46(1999), Den H aag. 28. Dennem an, C.A.J. & C.AM. van Gestel (1990). Bod em verontreiniging en bod em ecosystem en : voorstel voor C-(toetsin gs)w aard en op basis van ecotoxicologische risico’s. Rap p ort 725201 001. RIVM, Bilthoven. 29. Den n em an , C.A.J. & C.A.M. van Gestel (1991). Afleid in g van C-w aard en voor bodemecosystemen op basis van aqu atisch ecotoxicologische gegevens. Rap p ort 725201 008. RIVM, Bilth oven . 30. Weid en , M. van d er, Jonkers, D., Boekh old , S. & T. Crommentuijn (1999). Afstem m ing p roject In tegrale N orm stelling (IN S) en p roject ev a lu a tie interventiew aard en bod em sanering. Mem o aan Stuurgroep IN S, Werkgroep 90 Referen ties UI, Ond erzoeksbegeleid ingsgroep -ECO, Ond erzoeksbegeleid ingsgroep H UMAAN . Ministerie VROM/ DGM, Den H aag. 31. Lijzen, J.P.A., Mesm an, M., Ald enberg, T., Mu ld er, C., Otte, P.F., Posthu m u s, R., Roex, E., Sw artjes, F.A.,Verslu ijs, C.W., Vlaard in gen , P. van , Wezel, A.P. van & H . van Wijn en (2001). Evalu atie on d erbou w in g Bod em Gebru iksWaard en. Rep ort 711701 029 (concep t 04-12-2001). RIVM, Bilthoven. 32. Sijm , D., Lijzen , J., Peijn en bu rg, W., Sn eller, E., Traas, T & E. Verbru ggen (2002). Biobesch ikbaar h eid in beleid … Wat er aan v oor af gin g en w at n og kom t. Rap p ort 607220 006. RIVM/ RIZA, Bilthoven. 33. Peijnenbu rg, W.J.G.M., Jager, D.T., Posthu m a, L. & D.T.H .M. Sijm (2001). H u id ige m ogelijkh ed en en in zich ten voor im p lem en tatie van m etaalbiobesch ikbaarh eid in d e risicobeoord eling van land bod em s. Rap p ort 607220 004. RIVM, Bilth ov en . 34. Eu rop ese Unie (2000). Richtlijn 2000/ EG van het Eu rop ees Parlem ent en d e raad tot vaststellin g van een kad er voor com m u n au taire m aatregelen betreffen d e h et w aterbeleid . Bru ssel. 35. Drafting Grou p III Point Sou rces of the Exp ert Ad visory Foru m on Grou nd w ater – Article 17 WFD. Resu lts from the m eetings on 16/ 17 Janu ary 2002 and 1 March in Bru ssels. 36. H oop , M.A.G.T. v an d en , H ollan d er, H .A. d en & H .N . Kerd ijk (1995). Sp atial an d season al variation s of Acid Volatile Su lfid e (AVS) an d Sim u ltan eou sly Extracted Metals (SEM) in Du tch m arin e an d fresh w ater sed im en ts. Rep ort 719101 022. RIVM, Bilth oven . 37. Baars, A.J., Theelen, R.M.C., Janssen, P.J.C.M., H esse, J.M., Ap eld oorn, M.E. van, Meijerin k, M.C.M., Verd am , L. & M.J. Zeilm aker (2001). Re-evalu ation of hu m an-toxicological maximum p erm issible risk levels. Rep ort 711701 025. RIVM, Bilth ov en . 38. Rikken , M.G.J., Lijzen, J.P.A. & A.A. Cornelese (2001). Evalu ation of m od el concep ts on hu m an exp osu re. Rep ort 711701 022. RIVM, Bilthoven. 39. Otte, J.G., Röm ken s, P.F.A.M., Tiktak, A. & W. d e Vries (2000). Partitierelaties voor zw are m etalen (Cd , Cu , Pb, Zn) voor d iffu u s verontreinigd e N ed erland se bodems. Rap p orten Programma Geïntegreerd bodemonderzoek, d eel 30, Wageningen. 40. O tte, P.F., Lijzen , J.P.A., Otte, J.G., Sw artjes, F.A. & G.W. Verslu ijs (2001). Evalu ation and revision of th e CSOIL p aram eter set. Rep ort 711701 021. RIVM, Bilth ov en . 41. Verslu ijs, C.W. & Otte, P.F. (2000). Accu m u latie van m etalen in p lanten. Rap p ort 711701 024. RIVM, Bilth oven . 42. Otte, P., Elsw ijk, M. van , Blijen berg, M., Sw artjes, F. & K. van d e Gu ch te (2000). Berekening van hu m ane risicogrenzen voor w aterbod em s. Dir ector aatGeneraal Rijksw aterstaat/ RIZA, RIZA-w erkd ocu m ent 2000.084x, Lelystad . 43. Wijnen, J.H van, Clau sing, P., & B. Bru nekreef (1990). Estim ated soil ingestion by child ren. Environm ental Research, vol 51, 147-162. 91 Referen ties 44. Kem p chen, C. (2000) Een vergeten blootstellingsscenario: acu te effecten bij jonge kind eren na bod em ingestie. University of Maastricht, The N etherland s. 45. Calabrese, J., Stan ek, E.J., Jam es, R.C. & S.M. Roberts (1997). Soil in gestion : a con cern for acu te toxicity in Ch ild ren . Environm ental H ea lt h Persp ectives 105. 46. Kem p ch en , C. & G. Jon gm an s-Lied ekerken (2001). Een vergeten blootstellin gsscenario: Acu te effecten bij jonge kind eren na d e ingestie van grond d ie vold oet aan d e gebru ikssp ecifieke bod em toetsingsw aard en van Actief Bod em beheer in Limburg (ABL) in Bod em, nr. 3, juni 2001. 47. IPCS, 1995. En v iron m en tal H ealth Criteria 165, In organ ic lead . World H ealth Organ ization . 48. Dep artm ent for Environm ent, Food and Ru ral Affairs an the Environm ent Agency (2002). Con tam in an ts in soil: collation of toxicological d ata an d in take for hu m ans. Lead . Environm ent Agency, Bristol. 49. Oom en, A.G., (2002). Com p arison of five in vit r o d igestion m od els to stu d y th e bioaccessibility of soil contam inants, Environm ental Science and Technology. 50. H u lshof, P.J.M., (1988). De Groenteconsu m p tie van volktu ind ers, Sta a tstoez ich t op d e Volksgezond heid en GG&GD, Am sterd am . 51. Bockting, G.J.M., Koolenbrand er, J.G.M., Sw artjes, F.A, (1996). SEDISOIL: m od el ter berekening van hu m ane blootstelling ten gevolge van verontreinigd e w aterbod em s. RIVM-rap p ort 715810 011, Bilthoven. 52. Pottin g, S.M.C., (1989). De con su m p tie van vis d oor sp ortvissers, Staatstoezich t op d e Volksgezond heid en GG&GD Am sterd am . 53. H u lsch er, Th .E.M. ten , Vrin d , B.A., N oort, P.C.M. van & H .A.J. Govers (2002). Resistan t sorp tion of in -situ ch lorben zen es an d a p olych loran ted bip h en yl in river Rhine su sp end ed m atter. Environ. Toxicol. Chem . (in p ress). 54. Kr op , H .B.H ., N oor t, P.C.M. v an & H .A.J. Gov er s (2001). Deter m in ation and th eoretical asp ects of th e equ ilibriu m betw een d issolved organ ic m atter an d h yd rop h obic organ ic m icrop ollu tan ts in w ater (Kd oc). Rev. En viron . Con tam . Toxicol. 169: 1-122. 55. Technische commissie bodembescherming (2002). Ad vies H erziening LACsignaalw aard en. TCB A32(2002), Den H aag. 56. Storteld er, P.B.M., Gaag, M.A. van d er & L.A. van d er Kooij (1989). Kansen voor w aterorganism en: een ecotoxicologsche ond erbou w ing voor w a t er k w a lit eit d oelstellingen voor w ater en w aterbod em . DBW/ RIZA nota nr. 89.016. Min isteries VROM en V&W, Den H aag. 57. Bockting, G.J.M., Plassche, E.J. van d e, Stru ijs, J. & J.H . Canton (1992). Soil-w ater p artition coefficients for some trace m etals. Rap p ort 679101 003. RIVM, Bilth ov en . 58. Crom m entu ijn, T., Pold er, M.D. & E.J. van d e Plassche (1997). Maxim u m p erm issible concentrations and negligible concentrations for m etals, taking backgrou nd concentrations into accou nt. Rep ort 601501 001. RIVM, Bilthoven. 92 Referen ties 59. Koop s, R., Grinsven, J.J.M. van, Crommentuijn, T., H oop , M.A.G.T. van d en, Sw artjes, F.A., Kram er, P.R.G. & W.J.G.M. Peijn en bu rg (1998). Evalu atie van d oor het RIVM gehanteerd e p artitiecoëfficiënten voor m etalen. Rep ort 711401 005. RIVM, Bilth oven . 60. Berg, G.A. van d en & J.J.G. Zw olsm an (2000). N ieu w e m ethod e voor inschatting van achtergrond concentraties aan zw are m etalen in op p ervlaktew ater. Werkd ocu m ent 99.200x. RWS/ RIZA, Dord recht. 61. Corn elissen , G., Rigterin k, H . N oort, P.C.M. van & H .A.J. Govers (2000). Slow ly an d very slow ly d esorbin g organ ic compounds in sed im ents show nonlinear Langm u ir-typ e sorp tion. Environ. Toxicol. Chem . 6: 1532-1539. 62. H u lscher, Th.E.M. ten & G. Cornelissen (1996). Effect of tem p eratu re on sorp tion equ ilibriu m an d sorp tion kin etics of organ ic m icrop ollu tan ts. Ch em osp h ere 32: 609-626. 93 Bijlage 1: Ad viesaan vraag BIJLAGE 1: ADVIESAAN VRAAG 95 Bijlage 1: Ad viesaan vraag 96 Bijlage 1: Ad viesaan vraag 97 Bijlage 1: Ad viesaan vraag 98 Bijlage 2: Antw oord op d e vragen BIJLAGE 2: AN TWOORD OP DE VRAGEN Voor d e beantw oord ing van d e vragen u it d e vraagarticu latie w ord t zoveel m ogelijk verw ezen n aar d e h oofd tekst van h et ad vies. Vragen d ie n iet (d irect) in d e h oofd tekst w ord en behand eld , w ord en hier w el com p leet beantw oord . Aangerad en w ord t om altijd d e betreffend e h oofd tekst te lezen, om d at h ierin u itgebreid er op d e achtergrond en van het antw oord w ord t ingegaan. Beleidsmatige keuzes voor de onderbouwing van de interventiewaarden In het advies over het ‘P lan van aan pak’ heeft de TCB voor st ellen gedaan voor de basis van de in t er ven t iewaar de voor gr on dwater . H et RIVM heeft dit a d v i es gr ot en deels gevolgd. H ier bij heeft het RIVM gekozen voor het lat en ver vallen van de t ien vou dige verdunning van bodemvocht naar gr on dwater . Tevens heeft h et RIVM geen rekening gehou den met de dr in kwat er r egelgevin g. W el ke met hode adviseer t de TCB voor het afleiden van de SRC humaan , de SRC eco en de In t egr at ed Valu e voor gr on dwat er in r elat ie met de r esu lt at en van de ver schillen de ben ader in gen ? Is het gebr u ik van de Kp voor met alen gezien de n at u u r lijke var iat ie en de daar mee samen han gen de var iat ie in de gen oemde par amet er een geschikt e met hode? Z o n ee, is er een alt er n at ief? H oe beoor deelt de TCB de br u ikbaar heid als in t er ven t iewaar de van de geïn t egr eer de waar den voor gr ondwater voor en kele met alen die dicht bij de st r eefwaar de liggen ? De com m issie vind t d e nieu w e w ijze van afleid ing van d e geïntegreerd e SRC’s voor grond w ater een verbetering, om d at beter gebru ik gem aakt w ord t van effectgegevens, m et nam e voor ecosystem en. H et baseren van d e SRCeco voor grond w ater op ecotoxicologisch e gegeven s voor op p ervlaktew ater is h et beste altern atief bij gebrek aan d eze gegevens voor h et grond w ater zelf (hoofd stu k 4). Ten aanzien van d e SRCh u m aan geld t d at d e com m issie in stem t m et d e w ijze w aar op h et RIVM h et beleid sm atige stan d p u n t h eeft in gevu ld d at bij h et afleid en van in terven tiew aard en ook reken in g w ord t geh ou d en m et h et gebru ik van gron d w ater als d rin kw ater (hoofd stu k 5). De com m issie vin d t in h et algem een d at h et gebru ik van Kp ’s voor m etalen verm ed en d ien t te w ord en bij h et bereken en van SRC’s (h oofd stu k 7). De SRC’s h u m aan voor m etalen in grond w ater zijn m et behu lp van evenw ichtsp artitie berekend u it d e SRC’s h u m aan voor gron d . De com m issie kan zich voorstellen d at d e op d eze w ijze afgeleid e SRC’s w ord en gebru ikt als een con trole op d e an d ere afgeleid e w aard en , m aar zij ach t h et n iet verstan d ig h ier een in terven tiew aard e op te baseren . Alleen voor lood stelt h et RIVM voor om d e in terven tiew aard e te baseren op d e 99 Bijlage 2: Antw oord op d e vragen SRChu m aan d ie v ia ev en w ich tp artitie is afgeleid . De w aard e van d eze SRChu m aan ligt d ich t bij d e streefw aard e voor grond w ater en h eeft een lage betrou w baarh eid (low). Als d e w aard e w ord t overgen om en als n ieu w e in terven tiew aard e d an d ient d e w aard e volgens d e hu id ige criteria bijgesteld te w ord en om een d u id elijke afstan d te creëren tot d e streefw aard en . De com m issie h eeft overigen s in h oofd stu k 7 voorgesteld d e h u id ige in terven tiew aard e voor lood in gron d w ater te hand haven vanw ege d e lage betrou w baarheid van het voorstel. In opvolgin g van de in het pr oject In t egr ale N or mst ellin g St offen (IN S) gehan t eer de met hodes waar bij separ at e r isicon iveau s voor bodem en sedimen t wor den afgeleid, is het RIVM gevr aagd wet en schappelijke voor st ellen voor de r isico’s voor zowel bodem als sedimen t in beeld t e br en gen . Beleidsmat ig is er in het ver leden voor gekozen één scen ar io t e kiezen (won en met t u in ) om de in t er ven t iewaar de op t e baser en voor zowel bodem als sedimen t . In het advies over het plan van aan pak geeft de TCB aan dat de st r en gst e waar de van de SRC’s humaan en de SRC’seco voor bodem en sedimen t de u it ein delijke in t er ven t iewaar de moet bepalen . Wat zijn volgen s de TCB de voor - en n adelen van het han t er en van een waar de voor zowel bodem als sedimen t hier bij r eken in g hou den d met de ver schillen bet r effen de d e separ at e wet en schappelijke r isicon iveau s in r elat ie met het feit dat de in t er ven t iewaar de in middels beleidsmat ig is in gebed in ver schillen de an der e beleidst er r ein en (zoals on der an der e het gr on dst r omen beleid en de klasse in delin g bagger specie) en de aan van kelijk door het beleid gemaakt e keu ze om een waar de voor bodem en sedimen t t e han t er en . H oew el h et afleid en van ap arte in terven tiew aard en voor sed im en t w eten sch ap p elijk gezien te verd ed igen valt, voorziet d e com m issie aan zien lijke u itvoerin gsp roblem en als d eze w aard en zu llen w ord en gehanteerd naast interventiew aard en voor d roge bod em . Zij p leit er d an ook voor om voor d e d roge bod em en sed im ent d ezelfd e in terven tiew aard en te gebru iken . De voorstellen voor sed im en t zijn d aarn aast te on betrou w baar om een h u id ige in terven tiew aard e voor bodem te vervangen; w el ku nnen d eze w aard en gebru ikt w ord en om na te gaan of d e interventiew aard en voor d e bod em streng genoeg zijn om m ensen en ecosystem en te bescherm en tegen ernstige risico’s ten gevolge van w aterbod em verontreiniging. H et RIVM is gevr aagd alleen somwaar den voor t e st ellen in dien dit wet en schappelijk verantwoord is (zie tabellen 7.1 en 7.2 in rapportnummer 711701 023 en discussie over somwaar den , par agr aaf 8.8 op blz. 106 van gen oemde r appor t ). H oe beoor deelt de TCB de door het RIVM gemaakt e keu zes om wel of ju ist geen somwaar de af t e leiden ? H et voorn aam ste argu m en t voor h et afleid en van in d ivid u ele w aard en is h et feit d at d e stoffen in d eze groep en n iet h etzelfd e w erkin gsm ech an ism e en / of fysisch - 100 Bijlage 2: Antw oord op d e vragen chem ische eigenschap p en, zoals bioaccu m u latiefactoren, vertonen. De com m issie is het eens m et het RIVM d at som norm en voor stoffen m et verschillend e w erkingsm ech an ism en verm ed en d ien en te w ord en . Toch p leit d e commissie voor h et zoveel m ogelijk afleid en van som norm en voor stoffen d ie altijd gezam enlijk voorkom en in het m ilieu , ond er m eer om d at d it d e m ogelijkheid bied t d e ond erliggend e ecotoxicologische gegevens sam en te voegen en d e betrou w baarheid te verhogen. H et criteriu m m et betrekking tot d ezelfd e fysisch-chem ische eigenschap p en vind t d e com m issie te stren g, vooral voor d e SRCeco, om d at d aar tot n u toe in h et geh eel geen blootstellingsm od ellering aan te p as kom t (hoofd stu k 7). D e h u m aan toxicologisch e risico-evalu atie Een u it gan gspu n t bij de hu maan t oxicologische r isico-evalu at ie is dat de keu ze voor par amet er s en bloot st ellin gsr ou t es in pr in cipe moet zijn gebaseer d op een gemiddelde n or maal voor komen de sit u at ie. Voor een aan t al par amet er s en bloot st ellin gsr ou t es geeft het RIVM aan dat de meegen omen sit u at ies u it zon der lijk zijn, maar dat er voor is gekozen de SRC’s humaan hier t och mede op t e baser en , om t och bescher min g t e bieden in deze u it zon der lijke sit u at ies. Vin dt de TCB de keu ze voor de meegenomen par amet er s en bloot st ellin gsr ou t es ver an t woor d en geschikt om in t er ven t iewaar den op t e baser en , gezien het doel en het gebr u ik van deze n or men ? De TCB v in d t h et goed d at er som s in u itzond erlijke situ aties toch bescherm ing w ord t gebod en d oor voor relatief veilige w aard en te kiezen . Bin n en h et blootstellin gsscen ario w ord t reken in g geh ou d en m et variabiliteit in bod em eigenschap p en, overd rach tsfactoren en m en selijk ged rag. Om d at d e variabiliteit in d eze factoren groot is en kritisch e afw ijkingen niet d irect zich tbaar zijn, ligt h et kiezen van relatief veilige w aard en voor d e h an d . Vervolgen s zou een locatiesp ecifieke beoord eling m oeten w ord en ged aan w aaru it een m eer w erkelijke benad ering blijkt (hoofd stu k 3). In het advies over de in t er ven t iewaar de lood adviseer t de TCB voor an der e st offen dan lood aan dacht t e best eden aan de even t u ele r elat ief gr ot er e gevoeligheid van kin der en . Teven s adviseer t de TCB de waar de van 0,6 voor de r elat ieve biobeschikbaar heid voor lood n og n iet t oe t e passen . O ok heeft de TCB in dit advies geadviseer d de waar de voor in gest ie van gr on d door kin der en t e han dhaven op 150 mg/dag. Tot slot heeft de TCB vr aagt eken s geplaat st bij det ailwijzigin gen in het model CSO IL, gezien de belan gr ijke ar bit r air e keu zes die aan het model ten gr on dslag liggen . H eeft u een r eact ie op de wijze waar op het RIVM met deze adviezen is omgegaan ? Teven s vr aag ik U om advies over de gehan t eer de leeft ijdsgr en s van 6 jaar voor kin der en en het u it gan gspu n t dat bij gr on din gest ie alle gr on d die men in n eemt afkomst ig is van de ver on t r ein igde locat ie. 101 Bijlage 2: Antw oord op d e vragen De TCB acht kw ik en xyleen voorbeeld en van stoffen w aarvoor sterke aanw ijzingen bestaan d at een groep , in beid e gevallen d e foetu s en m ogelijk ook jon ge kin d eren , gevoeliger is. H et RIVM heeft hierm ee bij d e afleid ing van d e SRChu m aan rekening gehou d en. Ten aan zien van d e kw esties over d e r ela tiev e biobesch ikbaarh eid sfactor en d e w aard e voor d e ingestie van grond d oor kind eren blijft d e com m issie bij haar stand p u nt d at d eze w aard en niet d ienen te w ord en verand erd . Argu m enten hiervoor staan genoem d in hoofd stu k 5 (Risico's van d e m ens) in resp ectievelijk d e p aragrafen over 'relatieve beschikbaarheid ' en 'd agelijkse grond innam e d oor kind eren'. De geh an teerd e leeftijd sgren s van 6 jaar voor kin d eren lijkt een red elijke gren s (zie ook d e p aragraaf over 'groep en ' in hoofd stu k 5). De commissie stem t in m et d e aanam e d at alle grond d ie m en inneem t bij grond ingestie afkom stig is van d e verontreinigd e locatie. Voor kind eren jonger d an 6 jaar is het aannem elijk d at d it overeenkom t m et d e w erkelijkh eid . Boven d ien is d it een relatief veilige aan n am e w aar d e com m issie voorstand er van is. Voor het omr eken en van de hu man e MTR’s naar een SRC voor bodem dan w el sedimen t wor dt gebr u ik gemaakt van de modellen CSO IL r espect ievelijk SED ISO IL. H oe beoor deelt de TCB de aan passin gen die in deze modellen zijn gemaakt sin ds de vor ige adviser in g hier over ? (bet r eft met n ame r appor t 711701 022 en RIZ A wer kdocument 2000.084x). De com m issie is m ening d at d e aanp assingen in d e m od ellen CSOIL en SEDISOIL een verbeterin g zijn ten op zich te van d e vorige versies van d eze m od ellen. Zij vin d t echter w el d at d eze m od ellen nog steed s gep aard gaan m et een groot aantal onzekerh ed en (zie m et n am e h oofd stu k 6). De com m issie d oet een aan tal voorstellen voor toekom stige aan p assin gen van d e m od ellen en voor valid atie (zie Sam en vattin g, conclu sies en aanbevelingen). D e ecotoxicologisch e risico-evalu atie Een u it gan gspu n t bij de ecot oxicologische r isico-evalu at ie bij de in t er ven t iewaar den is dat door ver gift igin g n iet wor dt meegen omen bij het bepalen van de SRC eco t er wijl dit in het pr oject In t egr ale N or mst ellin g voor de M TR/VR wel gebeu r t . H oe st aat de TCB t egen over deze keu ze? De com m issie is van m ening d at d oorvergiftiging niet hoeft te w ord en m eegenom en bij h et afleid en van d e in terven tiew aard en . Zij vin d t ech ter d at bij h et toetsen aan d e interventiew aard e hier w el rekening m ee m oet w ord en (zie hoofd stu k 4). 102 Bijlage 2: Antw oord op d e vragen Bij het afleiden van de H C50 is gebruik gemaakt van een met hode die zoveel mogelijk over een komt met de met hode zoals gebr u ikt wor dt in het kader van het project In t egr ale N or mst ellin g. De afleidin gsmet hode voor de HC50 wor dt gedet ailleer d beschr even in het r appor t van Ver br u ggen et al. H oe st aat de TCB t egen over de gehan t eer de cr it er ia voor de select ie van dat a en de met hoden die zijn gebruikt om de HC50 voor soorten en processen af te leiden. Is de TCB van mening dat beide kader s (in t er ven t iewaar den en IN S) voldoen de op elkaar zijn afgest emd waar nodig? De com m issie is het eens m et d e gehanteerd e criteria voor d e selectie van d ata en d e m eth od en d ie zijn gebru ikt om d e H C50 voor soorten en p rocessen af te leid en . Zij conclu d eert echter d at d e gegevens onvold oend e geactu aliseerd zijn en er nog steed s een groot gebrek aan gegevens bestaat. De ecotoxicologische gegevens d ienen in d e toekom st u itgebreid te w ord en m et m icrobiëel-ecologische p aram eters d ie van d irect belan g zijn voor h et fu n ction eren van d e bodem. Tenslotte zou er m eer a a n d a ch t moeten zijn voor d e blootstellingsm od ellering (zie p aragraaf ‘afleid in g risicon iveau s voor h et ecosysteem ’ in d e Sam en vattin g, con clu sies en aan bevelin gen , en hoofd stu k 4). O n lan gs heeft de TCB een advies u it gebr acht over de n ieu we met hodiek voor afleidin g van M TR’s en VR’s voor P CB’s. Wor dt de voor IN S-gehan t eer de met hode ook br u ikbaar geacht voor de in t er ven t iewaar den ? Van w ege h et m een em en van m eer (m ilieu ch em isch e) d ata w ord t d e voorgesteld e p robabilistisch e m eth od e voor d e afleid in g van MTR’s en VR’s voor PCB’s d oor d e com m issie h oger gew aard eerd d an d e klassieke IN S-m eth od e. De com m issie vin d t d e m ethod e sp eciaal gesch ikt voor stoffen d ie d oorvergiftigen en w erken v ia eenzelfd e toxisch m echanism e op hogere d iersoorten, zoals PCB’s en d ioxine-achtige stoffen. De m ethod e lijkt d an ook (in p rincip e) geschikt voor het afleid en van SRC’s eco voor d e groep van 7 PCB’s en d e groep van d e d ioxines en w ellicht PAK. In het TCB-advies over het plan van aan pak is geadviseer d de ‘t oegevoegd r isico met hode’ n iet t oe t e passen voor het afleiden van de SRC eco. O ok in het kader van het project In t egr ale N or mst ellin g St offen heeft de TCB geadviseer d over d e gen oemde met hode. H et RIVM heeft er voor gekozen de t oegevoegd r isico met hode wel t oe te passen bij het afleiden van de SRC eco. (rapportnummer 711701 023, paragraaf 8.6). Wij vragen u dit punt nogmaals in beschouwing te nemen. De commissie gaat akkoord m et h et gebru ik van d e toegevoegd risicom eth od e, u itgaan d e v an d e basisgegev en s d ie h et RIVM gebru ikt. De w aard en d ie worden gebru ikt als in d icatie voor n atu u rlijke ach tergron d geh alten van m etalen in N ed er- 103 Bijlage 2: Antw oord op d e vragen land d ienen echter te w ord en herzien. H et p roject Achtergrond Waard en 2000 kan tot een betere schatting van natu u rlijke achtergrond gehalten leid en (zie hoofd stu k 4). In het TCB-advies over het plan van aan pak adviseer t de TCB de SRC eco voor sedimen t t e baser en op ecot oxicologische gegeven s van wat er bodemdier en en wat er dier en . H et RIVM mer kt op dat er geen ecot oxicologische gegeven s zijn van ben t ische organismen. D aar om heeft het RIVM gebruik gemaakt van even wicht spar t it ie t u ssen opper vlakt ewat er en wat er bodem. H oe beoor deelt de TCB de t han s door het RIVM afgeleide SRC eco voor sediment? Met h et gebru ik v an d e p artitiecoëfficiën ten bij d e afleid in g v an d e SRCeco v oor m etalen in sed im en t w ord t grote on betrou w baarh eid geïn trod u ceerd . De afleid in g van d e SRCeco voor organische stoffen is onbetrou w baar d oor het gebru ik van p artitiecoëfficiën ten d ie zijn afgeleid voor d e d roge bod em . Zie verd er an tw oord op d e eerste vraag en hoofd stu k 4. Bod em ch em isch e asp ecten Er is veel on der zoek u it gevoer d om de biobeschikbaar heid van st offen in ver schillen de t ypen bodems door middel van bodemt ypecor r ect ie in de normstelling t ot u it in g t e lat en komen . H et RIVM kan op basis van de hu idige r esu ltaten geen voor st el doen voor een wijzigin g in de hu idige bodemt ypecor r ect ie. Is de TCB het eens met deze conclusie? De com m issie on d erken t d at biobesch ikbaarh eid een belan grijke rol kan sp elen bij het toetsen van een veld situ atie aan norm en d ie op laboratoriu m gegevens gebaseerd zijn. Toch ziet zij op d it m om ent nog geen m ogelijkhed en om biobeschikbaarheid m ee te n em en bij h et afleid en van n orm en . Er zijn w elisw aar m eth od en in on tw ikkelin g d ie iets ku nnen zeggen over d e p otentieel beschikbare hoeveelheid van een stof voor een organ ism e, m aar tegelijkertijd is ook d u id elijk geworden d at d eze m ethod en vaak m aar een bep erkte geld igh eid h ebben ; in veel gevallen slech ts voor h et (d e) on d erzoch te (groep van ) organ ism e(n ) (zie h oofd stu k 4, p aragraaf biobesch ikbaarh eid ). Bij het afleiden van de bou wst en en van de in t er ven t iewaar den wor dt voor met alen op diver se plaat sen gebr u ik gemaakt van de Kp bodem/bodemvocht . D it is een van n at u r e st er k var iër en de par amet er . H oe st aat de TCB t egen over de gehan t eer de her zien e waar den voor de Kp? De commissie vind t d at h et gebru ik van Kp ’s voor m etalen d ient te worden verm ed en en d at SRC's d ie afgeleid zijn m et behu lp van een Kp onbetrou w baar zijn (zie h oofd stu k 6, p aragraaf p artitiecoëfficiën ten ). 104 Bijlage 2: Antw oord op d e vragen D e b etrou w b aarh eid van d e resu ltaten In pr in cipe wor dt in de in t egr at iest ap van de SRC eco en de SRChumaan de laagst e van de t wee waar den gekozen als SRC bodem of sedimen t . Alleen in dien de bet r ou wbaar heid van de t wee waar den veel ver schilt , kan de hoogst e waar de wor den gekozen op basis van een gr ot er e bet r ou wbaar heid. Acht de TCB de bet r ou wbaar heid van de SRC’s goed beoor deeld door het RIVM ? De commissie kan instemmen m et d e m eth od iek voor h et afleid en van d e betrou w baarheid sscore. Zij tw ijfelt echter aan het ond erscheid end verm ogen tu ssen d e score ‘lage betrou w baarh eid ’ (low) en ‘gem id d eld e betrou w baarh eid ’ (mediu m) voor d e SRChu m aan. Stofsp ecifiek e vragen Voor zin k, koper n ikkel en chr oom geldt dat de voor gest elde geëvalu eer de waar den lager zijn dan de momen t eel gehan t eer de in t er ven t iewaar den . Indien op basis hier van in t er ven t iewaar den voor bodem en sedimen t wor den vast gest eld dan zal dit naar ver wacht in g aan zien lijke consequenties hebben . Acht de TCB de n ieu we waar den voor bodem voldoen de on der bou wd om een der gelijke in gr eep op t e baser en ? Zin k en kop er zijn beid en gebaseerd op d e SRC eco . De betrou w baarh eid sscore van d eze SRC's eco is h oog. Zin k en kop er zijn essen tiële m etalen en gebleken is d at d e stan d aard m eth od e voor h et afleid en van risicogren zen op basis van ecotoxicologische gegevens niet vold oet. Alternatieven voor d eze m ethod e zijn in ond erzoek. De com m issie ad viseert om d e h u id ige in terven tiew aard e voorlop ig n iet aan te p assen en te w ach ten op d e resu ltaten van een aan gep aste m eth od e, d ie n aar verw ach tin g binnen enkele jaren resu ltaten zal op leveren. Dit is conform d e benad ering van VROM ten aan zien van d e h erzien in g van MTR’s en streefw aard en voor essen tiële m etalen . H et voorstel voor nikkel is gebaseerd op ecotoxicologische gegevens. De SRCeco voor bod em h eeft een gem id d eld e betrou w baarh eid , gebaseerd op 1 N OEC. De h u id ige in terven tiew aard e voor n ikkel in d e bod em is ook op 1 N OEC gebaseerd (geom etrisch gem id d eld e 2 regen w orm d ata) d ie ken n elijk h oger w as. Er is geen argu m en t om voor d e ene of and ere w aard e te kiezen, behalve d at het voorstel is gebaseerd op kritisch geselecteerd e gegevens m et betrekking tot testom stand ighed en. H et RIVM heeft on der scheid gemaakt t u ssen chr oom III en chr oom VI en tussen an or gan isch en or gan isch kwik op basis van de aan wezigheid van separ at e t oxicit eit sdat a en wat chroom bet r eft het mogelijk voor komen van de ver schillen de vor men in bodem. Acht de TCB de r esu lt at en van het RIVM voldoen de bet r ou wbaar en br u ikbaar in de pr akt ijk, gezien de beschikbar e chemische an alysemet hoden , om hier op apar t e in t er ven t iewaar den t e baser en ? 105 Bijlage 2: Antw oord op d e vragen H et RIVM h eeft on d ersch eid gem aakt tu ssen ch room III en ch room VI. De SRCeco voor chroom III is betrou w baar (h i g h ). Deze SRCeco is (inclu sief d e achtergrond van 100 m g/ kg) vrijw el gelijk aan d e w aard e d ie in 1991 (exclu sief d e ach tergron d ) is afgeleid , alleen is er d estijd s beleid sm atig voor gekozen d e in terven tiew aard e voor chroom gelijk te stellen aan d e grensw aard en voor nieu w sed im ent (380 m g/ kg). De com m issie kan niet overzien of thans w eer behoefte is aan een beleid sm atige bijstelling van d e interventiew aard e voor chroom . Voor ch room VI w ord t op basis van hu m aan-toxicologische gegevens een nieu w e in terven tiew aard e van 78 m g/ kg voorgesteld (betrou w baarh eid mediu m). Door d e com m issie is gecon stateerd d at bij d e afleid in g van een MTR voor ch room VI geen rekening gehou d en is m et carcinogeniteit, w egens het ontbreken van gegevens. Als er in d e p raktijk behoefte bestaat aan een interventiew aard e voor chroom VI d an heeft d e com m issie geen bezw aar tegen h et voorstel, m aar con stateert w el d at d e SRCeco voor ch room VI on tbreekt. Er kan d u s h oogu it een in d icatief n iveau voor ern stige bod em verontreiniging w ord en afgeleid . H et ond erscheid tu ssen anorganisch en organisch kw ik lijkt vold oend e betrou w baar en bru ikbaar in d e p raktijk. Voor organische kw ik w ord t eveneens voor het eerst een voorstel ged aan, en geld t eenzelfd e red enering als voor chroom VI. De SRChu m aan ontbreekt en d e com m issie heeft in hoofd stu k 5: Risico's voor d e m ens aanbevolen d e gevoeligheid van foetu ssen en w ellicht jonge kind eren voor organische kw ik nad er te ond erzoeken. Voor vin ylchlor ide kan er spr ake zijn van sn elle afbr aak on der in vloed van licht en zu u r st of. Een gehan t eer d u it gan gspu n t is echt er dat geen r eken in g wor dt gehou den met omzet t in g en afbr aak. H oe beoor deelt de TCB het effect van het han t er en van dit u it gan gspu n t op de bet r ou wbaar heid van de afgeleide SRC humaan voor vin ylchor ide? De com m issie v in d t d at h et afleid en v an een SRCh u m aan v oor vin ylch lorid e te onbetrou w baar is, en aanbevolen w ord t bij d e aanw ezigheid van vinylchlorid e in d e bod em in relevan te situ aties altijd een actu ele risicobeoord elin g u it te voeren . Dit betekent d at d e concentratie vinylchlorid e zou m oeten w ord en gem eten. De bereken in gen m et SEDISOIL zou d en w ellich t an d ers u itp akken als afbraak w as m eegen om en . H elaas is er voor vin ylch lorid e niet aangegeven w elke blootstellingsrou te vanu it d e w aterbod em het m eeste bijd raagt, and ers zou hier een m eer kw antitatieve u itsp raak over ged aan ku nnen w ord en (zie hoofd stu k 6). 106 Bijlage 2: Antw oord op d e vragen Op basis van d e d oor d e com m issie gehanteerd e criteria kom t in eerste instantie geen van d e voorstellen voor vin ylch lorid e in aan m erkin g om d e hu id ige in terven tiew aard e te vervangen (zie hoofd stu k 7). H et RIVM geeft een aan t al mogelijkheden aan voor de n or mst ellin g voor cyan ides in bodem. H oe beoor deelt de TCB de voor gestelde opties? (r appor tn u mmer 711701 019). Met betrekkin g tot cyan id en w aard eert d e com m issie h et m een em en van veld gegevens bij d e overw egingen d ie hebben geleid tot d e afgeleid e SRC’s hu m aan. De com m issie is m et h et RIVM van m en in g d at d e voorstellen te on zeker zijn om tot nieuwe in terven tiew aard en te kunnen leid en . De aan geleverd e in form atie kan echter goed gebru ikt w ord en bij locatiesp ecifieke beoord elingen van cyanid everontreinigingen in d e bod em . De voorgesteld e w aard e voor totaal cyanid e is nieu w voor gron d w ater en u itslu iten d gebaseerd op h et m axim u m in d rin kw ater. Als er in d e p raktijk beh oefte is aan een in terven tiew aard e voor totaal cyan id e in gron d w ater, d an kan het voorstel hoogu it tot een ind icatief niveau voor ernstige grond w aterverontreiniging leid en (zie verd er hoofd stu k 7). Voor min er ale olie heeft het RIVM een an der e ben ader in g voor gest eld dan t ot n u t oe wor dt gehan t eer d. (r appor t n u mmer 711701 015, december 1999). D aar n aast is er voor gest eld om wat de ecot oxicologische evalu at ie bet r eft t e wacht en op de r esu lt at en van t oen der t ijd nog lopen d on der zoek naar de ecot oxicologische risico’s van min er ale olie in met n ame zou t wat er sedimen t (in middels ger appor t eer d in RIKZ r appor t 2000.035/RIZ A r appor t 2000.029). In het kader van IN S zu llen op basis van die dat a dit jaar voor st ellen voor M TR/VR en SRC eco wor den u it gewer kt . Ver wacht de TCB dat de momen t eel aan wezige dat a voldoen de/ geschikt zijn om een SRC eco voor de bodem op t e baser en en in dien dit n iet het geval is ziet de TCB dan an der e mogelijkheden om de r isico’s van min er ale olie in t e schat t en ? Voor m inerale olie in grond zijn SRC’s hu m aan afgeleid voor verschillend e oliefracties. Er is geen SRCeco beschikbaar w egens gebrek aan gegevens. De com m issie kan in stem m en m et d e in geslagen rou te om m in erale olie aan d e h an d v an fracties te beoord elen, m aar constateert d at nad er onderzoek nood zakelijk is voord at er in terven tiew aard en bod em voor m in erale oliefracties ku n n en w ord en afgeleid . De com m issie stelt voor voorlop ig d e h u id ige in terven tiew aard e voor m in erale olie in d e bod em te h an d h aven , en d e op ged an e ken n is te gebru iken bij locatiesp ecifieke beoord elingen (zie hoofd stu k 7). 107 Bijlage 3: Verklarend e w oord enlijst en afkortingen BIJLAGE 3: VERKLA REN DE W O O RDEN LIJST EN AFKORTIN GEN ABC-w aard en : eerste lijst van n orm en d ie w erd toegep ast bij gevallen van bod em verontreiniging. A, B en C zijn in d e verte te vergelijken m et d e h u id ige streef-, tu ssen- en interventiew aard en. Actu eel risico: h et d aad w erkelijke risico d at zich voord oet op een gegeven lokatie m et bod em verontreiniging. ADI: Accep table Daily In take, aan vaard bare d agelijkse in n am e. BCF: BioConcentratieFactor, d e verhou d ing tu ssen d e concentratie in een m ilieu com p artim ent en d e concentratie in een organism e. BEVER: BEleid sVERnieu w ing bod em sanering. BGW: Bod em Gebru iksWaard en. BWL: d irectie Bod em , Water , Land elijk Gebied van h et Directoraat Gen eraal Milieu beh eer van h et Min isterie van Volksh u isvestin g, Ru im telijke Ord en in g en Milieu beh eer. CalTox: m od el voor blootstellin gsbereken in gen . Californ ia En viron m en tal Protection Agency, Dep artm ent of Toxic Su bstances Control (CalTOX, USEPA). CLARIN ET: Contam inated Land Reh a b ilita tion N etw ork for Environm ental Technologies. CLEA: Contam inated Land Exp osu re Assessm ent m od el, Groot Brittannië. CLOGP: naam van een d atabestand . Conservatief: u itgaand e van relatief veilige, bescherm end e aannam en. Con vectieflu x: flu x van een vlu ch tige stof d ie on tstaat ten gevolge van lu ch td ru kverschillen tu ssen d e onverzad igd e bod em en d e kru ipru im te. CSOIL: m od el voor d e blootstelling van m ensen aan bod em - en grond w aterverontreiniging, ontw ikkeld door h et RijksInstitu u t voor Volksgezond heid en Milieu , Bilth ov en . C-toetsingsw aard e: benaming van voorstellen voor in terven tiew aard en bij h e t vaststellen van d e hu id ige eerste tranche interventiew aard en (rond 1991). DGM: Directoraat Gen eraal Milieu beh eer. Dissociëren: het u iteenvallen van een chem ische verbind ing. DOC: Dissolved Organic Carbon, op gelost organisch koolstof. Doorvergiftiging: accu m u latie van stoffen m et nam e boven in d e voed selketen, w aard oor top p red atoren al bij relatief lage veron trein igin gsn iveau s n egatieve effecten kunnen ondervinden . EP: Even w ich tsPartitie. Een m eth od e voor h et bereken en van d e verd elin g van een stof over tw ee m ilieu com p artim en ten , w aarbij w ord t u itgegaan van even w ich t. Word t ook gebru ikt om ecotoxicologische gegevens voor bijvoorbeeld w ater om te rekenen naar bod em of sed iment. Ern stig risicon iveau : ged efin ieerd als h et n iveau van een stof in een m ilieu com p artim en t w aarbij h et MTR voor d e m en s of d e H C50 voor h et ecosysteem w ord t overschred en. 109 Bijlage 3: Verklarend e w oord enlijst en afkortingen Evenw icht: er vind t geen u itw isseling van een stof m eer p laats tu ssen tw ee com p artim enten. De gehalten in d e com p artim enten zijn constant. Freu n d lich -vergelijkin g: besch rijft d e relatie tu ssen h et geh alte van m etalen in d e vaste fase van d e bod em en d e concentratie in d e bod em op lossing. De Freu nd lichvergelijking in zijn m eest elem en taire vorm lu id t Q = K x C w aarbij Q d e hoeveelheid stof aan d e vaste fase betreft (m g/ kg), C d e concentratie in op lossing (m g/ l) en K d e p artitiecoëfficiënt (l/ kg). Geïntegreerd e SRC: d e laagste van d e SRChu m aan en SRCeco voor een stof, tenzij er grote verschillen in betrou w baarheid zijn tu ssen d eze w aard en; in d at geval kan d e hoogste w aard e als geïntegreerd e SRC w ord en gekozen. H C5: h et g eh a lt e v a n een st of w a a r b ij 5% v a n h et in t h eor ie a a n w ez ig e a a n t a l soorten of m icrobiële p rocessen in een ecosysteem in m eer of m in d ere m ate een nad elig effect van d ie stof ond ervind t. H C50: h et geh alte v an een stof w aar bij 50% v an h et in th eor ie aan w ezige aan tal soorten of m icrobiële p rocessen in een ecosysteem in m eer of m in d ere m ate een nad elig effect van d ie stof ond ervind t. IN S: In tegrale N orm stellin g Stoffen . Een in terd ep artem en taal p roject w aarin RIVM in op d racht van d e stu u rgroep IN S voor stoffen streefw aard en en MTR’s afleid t. IPSC: International Program m e on Chem ical Safety. k: m aat voor sp reid ing in een p aram eterw aard e. Kd oc: d e even w ich tsp artitiecoëfficiën t d ie d e verd eling van organische stoffen tu ssen w ater en op gelost organisch koolstof beschrijft. Koc: d e evenw ichtsp artitiecoëfficiënt d ie d e verd eling van organische stoffen tu ssen w ater en organisch koolstof in bod em , sed im ent of zw evend slib beschrijft. Kow : d e evenw ichtsp artitiecoëfficiënt d ie d e verd eling van organische verbind igen tu ssen w ater en octanol beschrijft. Kp : d e even w ich tsp artitiecoëfficiën t d ie d e verd elin g van m etalen tu ssen p oriew ater en vaste bod em of op p ervlaktew ater en sed im ent beschrijft. KRW: Kad er Rich tlijn Water (EU-r ich tlijn ). LOGPSTAR: naam van een d atabestand . Mind er streng: d e interventiew aard e of SRC w ord t m ind er streng als er relatief m eer van een contam inant in een m ilieu com p artim ent m ag zitten. MTR: Maxim aal Toelaatbaar Risicon iveau . N OEC: N o Observed Effect Concentration. PAK: Polycyclisch e Arom atisch e Koolw aterstoffen . Partitiecoëfficiën t: besch rijft d e verd elin g van een stof over tw ee m ilieu com p artim en ten d ie m et elkaar in con tact en in evenw icht zijn, bijvoorbeeld grond en p oriew ater , sed im ent en op p ervlaktew ater. PCB: PolyCh loorBifen yl. Poten tiëel risico: h et risico d at voor een gen erieke situ atie w ord t afgeleid on d er d e aannam e d at alle blootstellingsrou tes bijd ragen aan het risico. PRA: Prelim inary Risk Assessm ent. De H C50 w ord t m et behu lp van veiligheid sfactor en afgeleid u it gegev en s v oor acu te toxiciteit (L(E)C50) of is gelijk aan h et geom etrisch gem id d eld e van m ind er d an 4 N OEC’s. RIVM: Rijksinstitu u t voor Volksgezond heid en Milieu . RIZA: Rijksin stitu u t voor In tegraal Zoetw aterbeh eer en Afvalw aterbeh an d elin g. 110 Bijlage 3: Verklarend e w oord enlijst en afkortingen RRA: Refined Risk Assessm ent. De H C50 w ord t afgeleid m et behu lp van een verd elin gscu rve d ie d e relatie tu ssen geh alten van stoffen en N OEC’s van soorten of m icrobiële processen beschrijft. Om d e vorm van d eze cu rve te ku nnen bepalen zijn volgens d e procedure m in im aal 4 N OEC’s voor versch illen d e taxonom ische groepen of microbiële processen nod ig. SEDISOIL: m od el voor d e blootstellin g van d e mens aan sed im entverontreining, ontw ikkeld d oor RIZA en RIVM. SRC: Seriou s Risk Concentration. SRCeco: Seriou s Risk Concentration voor het ecosysteem . SRChu m aan: Seriou s Risk Concentration voor d e m ens. Stea d y sta te: ‘ev en w ich t’ situ a tie d ie n a la n g er e tijd in een d y n a m isch , d a t w il zeggen tijd safh an kelijk, m od el on tstaat. Strenger: d e interventiew aard e of SRC w ord t strenger als er relatief m ind er van een contam inant in een m ilieu com p artim ent m ag zitten. SUS: San erin gsUrgen tieSystem atiek. TCB: Technische com m issie bod em bescherm ing TDI: Tolerable Daily In take, Toelaatbare Dagelijkse In n am e TK: Tw eed e Kam er. Toegevoegd risico m ethod e: w ord t toegep ast bij stoffen d ie van natu re in het m ilieu voorkom en , zoals m etalen . H et risico van h et geh alte d at d oor d e m en s aan h et m ilieu is toegevoegd , w ord t beoord eeld , niet het van natu re aanw ezige gehalte. UI: w erkgroep Urgentie en Interventiew aard en. UMS: Um w eltm ed izinische Beu rteilu ng d er Exp osition d es Menschen d u rch altlastbed in gte Sch ad stoffe, Du itslan d . Valid atie: d e geld igh eid van d e m od ellen voor d e w erkelijkh eid vast stellen . Een h yp oth ese zoals ‘d it m od el besch r ijft d e d aad w er kelijke situ atie’ kan ech ter slech ts gefalsifieerd of gecon firm eerd w ord en on d er bep aald e toetsom stand ighed en. Een h yp oth ese d ie onder d iverse toetsom stand ighed en geconfirm eerd w ord t, h eeft een grotere geld igh eid d an een h yp oth ese d ie slech ts onder een bep aald e toetsom stan d igh eid is vastgesteld . VCP: Voed selConsu m p tiePeiling Verd am p ingsflu x: flu x van een vlu chtige stof d ie ontstaat d oor verd am p ing. VR: Verw aarloosbaar Risicon iveau . VROM: Volkhu isvesting, Ru im telijke Ord ening en Milieu beheer. 111