Gods goedertierenheid Ds. F. Harinck – Romeinen 2:4 (Dankdag) Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen: Psalm 86: 8 Romeinen 2: 1-11 Psalm 118: 1, 2 Psalm 136: 25, 26 Psalm 89: 6 Toen Manasse, die ook wel genoemd wordt de verloren zoon van het Oude Testament, tot zichzelf kwam in de kerker van Babel, vernederde hij zich zeer voor het aangezicht van de God van zijn vaderen. Voor het eerst van zijn leven zag Manasse in wie hij was tegenover God. Zoals Asaf zegt in Psalm 73: Ik was een groot beest bij U. (Ps.73:22) En zo is het nog, gemeente, als de mens tot zichzelf komt, zoals de verloren zoon of zoals Manasse. Dan ziet hij hoe groot zijn zonde en ellende is. Dan ziet hij wie hij is tegenover God, zijn Schepper, zijn Formeerder. Manasse erkende dat de HEERE God is. Zo ook die mens; hij erkent dat de Heere alleen God is. Feitelijk wil het zeggen: toen ervoer Manasse Wie God is. En zo is het nog. Als de mens het gaat verliezen voor zijn Schepper, vanwege al zijn schuld en zonden, dan gaat hij ervaren Wie God is, in Zijn lieve Zoon, de Heere Jezus Christus. Over die goedheid van God spreekt ook onze tekst. U kunt deze vinden in het u voorgelezen schriftgedeelte, namelijk in de brief van de apostel Paulus aan de Romeinen, het tweede hoofdstuk, het vierde vers. Daar lezen wij het Woord van God: Of veracht gij de rijkdom Zijner goedertierenheid en verdraagzaamheid en lankmoedigheid, niet wetende, dat de goedertierenheid Gods u tot bekering leidt? Onze tekstwoorden spreken ons over: Gods goedertierenheid. Wij staan stil bij: 1. De rijkdom van Gods goedertierenheid 2. Het doel van Gods goedertierenheid 1. De rijkdom van Gods goedertierenheid De apostel Paulus heeft in het begin van deze brief aan de Romeinen de toorn van God aangewezen, die zich over de goddeloosheid van de mensen openbaart. In het eerste hoofdstuk van zijn brief heeft Paulus beschreven wat die goddeloosheid inhoudt. Als een wijze zielenherder pakt hij de Romeinen, die zichzelf heren van de schepping waanden, hard aan. De Romeinen waren de zogenaamde supermensen in die tijd. De apostel schrijft: Zich uitgevende voor wijzen, zijn zij dwaas geworden. (Rom.1:22) www.prekenweb.nl 1/9 Ds. F. Harinck – Gods goedertierenheid En wat is dan die dwaasheid? Paulus somt op wat er in dat mooie rijk van Rome leeft. Hij rukt het kleed van die supermens af en hij stelt deze mensen hun goddeloosheid en zedeloosheid voor ogen, zoals wij kunnen lezen in het eerste hoofdstuk. Die goddeloosheid en zedeloosheid uitte zich onder andere in seksualiteit tegen de natuur in. Maar niet minder streng is Paulus’ houding ten opzichte van de Jood, die in hoogmoed neer keek op de heiden en tegen God zelfs zei: Ik dank U, dat ik niet ben gelijk de andere mensen. (Luk.18:11) Paulus zegt tot hen, zoals wij kunnen lezen in vers 1: Daarom zijt gij niet te verontschuldigen, o mens, wie gij zijt, die anderen oordeelt. Dat deed de Jood: anderen oordelen. Verontwaardigd vraagt Paulus dan ook in het derde vers van ons hoofdstuk: En denkt gij dit, o mens, die oordeelt degenen die zulke dingen doen, en dezelve doet, dat gij het oordeel Gods zult ontvlieden? De Joden met hun uiterlijk godsdienstig leven, leven hun zonden niet zo uit als de Romeinen. Toch zijn ze schuldig aan dezelfde zonden als van de Romeinen. De bijzondere zonde van de Jood is geveinsdheid. De Jood oordeelt de zondige heiden, maar in het verborgene bedrijft hij dezelfde zonden. En zo zegt de apostel in de eerste twee verzen van ons hoofdstuk: Daarom zijt gij niet te verontschuldigen, o mens, wie gij zijt, die anderen oordeelt; want waarin gij anderen oordeelt, veroordeelt gij uzelven; want gij, die anderen oordeelt, doet dezelfde dingen. En wij weten, dat het oordeel Gods naar waarheid is over degenen die zulke dingen doen. Dat is de toon van de Romeinenbrief. Het is een brief die veroordelend begint; tuchtigend, zowel over de Romein als over de Jood. Wat voor doel heeft de apostel daarmee voor ogen, om zo veroordelend en tuchtigend te schrijven? Het doel van de apostel Paulus met dit alles is de redding van de zondaar. Dat heeft hij op het oog! Dat blijkt ook uit onze tekst, als hij schrijft: Of veracht gij de rijkdom Zijner goedertierenheid en verdraagzaamheid en lankmoedigheid, niet wetende dat de goedertierenheid Gods u tot bekering leidt? Wat bemerken we, als Paulus een tuchtigend en veroordelend woord gesproken heeft over de Jood en over de Romein? Waarom heeft Paulus dit gedaan? Paulus heeft daarin in de eerste plaats God op het oog. De eer van God heeft hij op het oog. Hij neemt het in de eerste plaats op voor God. Hij spreekt over Gods lankmoedigheid. Hij spreekt over Gods verdraagzaamheid van zoveel kwaad en goddeloosheid, zowel van de Romein als van de Jood. Paulus noemt het goedertierenheid van God, dat Hij die goddeloosheid en zedeloosheid verdraagt. En vervolgens zegt hij dat God met dat verdragen de bekering van de zondaar op het oog heeft. Onze tekst, vers 4, is dan ook een loflied op de goedertierenheid van God. Paulus spreekt over de goedertierenheid, de verdraagzaamheid en de lankmoedigheid van de Heere en over de rijkdom daarvan. Die is er in zulke grote mate bij God. De rijkdom van Gods goedertierenheid; dat is het wat God ook bewijst aan de wereld waarin wij leven. God heeft Zijn grote goedertierenheid ook bewezen in het afgelopen seizoen. Dit afgelopen seizoen, gemeente, jongens en meisjes, is een openbaring geweest van de goedertierenheid van God over deze wereld en in het bijzonder ook over ons. Alles wat God doet, alles wat God geeft boven de dood en boven de verdoemenis – die wij allen verdienen – is goedertierenheid. Zo bewijst God aan de gevallen wereld Zijn www.prekenweb.nl 2/9 Ds. F. Harinck – Gods goedertierenheid goedertierenheid, elke dag. Zoals de zon zijn stralen uitgiet over deze wereld, zo giet God Zijn goedertierenheid over deze wereld uit. God heeft die ook uitgegoten over ons, in het afgelopen seizoen. Het is alles goedertierenheid, alles wat we hebben, alles wat we ontvangen. Het is goedertierenheid; onverdiende goedheid van God! De apostel Paulus geeft aan die goedertierenheid van God nog andere benamingen. Hij noemt die ook verdraagzaamheid. Dat is het verdragen, het dulden van de zondaar, van de mens die al lang in de buitenste duisternis had geworpen moeten worden. Het is Zijn lankmoedigheid dat Hij zo’n mens toch verdraagt. God giet Zijn goedertierenheid uit over mensen, die waardig zijn de eeuwige dood te ondergaan en die toch die goedertierenheid van God verachten en versmaden. Zij misbruiken die goedertierenheid zelfs, om God tot toorn te verwekken, om Hem te tergen. En zo krijgt die goedertierenheid van de apostel Paulus een andere benaming. Dan noemt de apostel die goedertierenheid: verdraagzaamheid en lankmoedigheid. Gods goedertierenheid geeft goede gaven. Aan wie? Aan dwazen, die zeggen: Er is geen God. (Ps.14:1) Aan hen geeft Hij goede en heerlijke gaven. Hij bewijst Zijn goedertierenheid aan ondankbaren, die geen dankdag willen houden en in wier hart het leeft: Is dit niet het grote Babel, dat ik gebouwd heb? (Dan.4:30) Hij geeft Zijn goedertierenheid aan mensen die alles aan zichzelf toeschrijven. Aan ontevredenen. Aan mensen die morren. Aan mensen die opstandig zijn en zeggen: ‘Is dat alles?’ Zelfs aan wederhorigen, die leven in vijandschap tegen God. Aan spotters. Aan overtreders van Zijn heilige geboden. Aan mensen die nog minder zijn dan de beesten. De Heere zegt: Een os kent zijn bezitter en een ezel de kribbe zijns heren; maar Israël heeft geen kennis, Mijn volk verstaat niet. (Jes.1:3) Gemeente, dat is de goedertierenheid van God! Dat Hij gaven uitdeelt aan hen, die Hem met Zijn zegeningen onophoudelijk tergen. Aan hen die hun macht gebruiken om God en hun naaste te bestrijden, te krenken en hun naaste zelfs te doden. Aan hen die hun kennis gebruiken, zoals we in de laatste eeuw zo in het bijzonder hebben gezien, om de duivel te dienen met alle ontwikkelingen in techniek en wetenschap. God geeft Zijn goedertierenheid zelfs aan mensen die Zijn allergrootste en rijkste gave aan deze wereld, namelijk Zijn Zoon, de Heere Jezus, verachten en verwerpen. Christus, Hij is de grootste gave van de goedertierenheid van God aan deze wereld. In Titus 3 vers 4 schrijft de apostel Paulus: Maar wanneer de goedertierenheid van God, onze Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen verschenen is… Hoe groot, hoe oneindig groot is die goedertierenheid! In het bijzonder als we zien waartoe God Zijn Zoon in deze wereld heeft gezonden. Hij heeft Hem gezonden om vijanden met God te verzoenen. In het zenden van Zijn Zoon heeft God Zijn liefde geopenbaard tot mensen, tot vuile rebellen, tot opstandelingen, tot goddelozen, tot vijanden van Hem! Dit geeft een bijzonder karakter aan de goedheid van God. En dat verwoordt Paulus dus met de woorden ‘verdraagzaamheid’ en ‘lankmoedigheid’. De wereld van vandaag de dag is niet minder boos als de wereld voor de zondvloed. Ze is precies eender. De kerk is niet minder vervallen en van Christus afkerig, als de Joodse kerk in de dagen van de omwandeling van de Heere Jezus. Als wij eens één ogenblik zouden zien hoe God de mensheid ziet, dan zouden we het zien: wat een goddeloosheid, wat een bedrog, wat een geveinsdheid leeft er! En dan zouden we de apostel Paulus begrijpen, die spreekt www.prekenweb.nl 3/9 Ds. F. Harinck – Gods goedertierenheid over de rijkdom van Gods goedertierenheid en Zijn verdraagzaamheid en Zijn lankmoedigheid! God is rijk en overvloedig in goedertierenheid en verdraagzaamheid. Waarom verdraagt God zo’n wereld? Dat is Gods lankmoedigheid en Gods geduld. En wat is Gods geduld en lankmoedigheid? Dat is uitstel van executie! Want de dag van afrekening nadert met rasse schreden, wanneer God een ieder zal vergelden naar Zijn werk, naar dat hij gedaan heeft, hetzij goed hetzij kwaad. Maar de apostel zegt nog wat anders. De apostel zegt in onze tekst: Niet wetende, dat de goedertierenheid Gods u tot bekering leidt. Laten we daar op letten in onze tweede gedachte, als wij spreken over: 2. Het doel van Gods goedertierenheid God heeft met Zijn goedertierenheid en met Zijn verdraagzaamheid een doel voor ogen, namelijk om zondaars tot bekering te brengen. Dat is ook het antwoord op de vraag van de martelaren, die daar riepen onder het altaar: Hoe lang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet van degenen, die op de aarde wonen? (Openb.6:10) Met andere woorden: ‘Waarom stelt Gij Uw oordeel toch uit?’ En dan ontvangen ze antwoord. En hun werd gezegd, dat zij nog een kleine tijd rusten zouden, totdat ook hun mededienstknechten en hun broeders zouden vervuld zijn. (Openb.6:11) Daar zien we hetzelfde. Gods oordeel wacht, totdat hun mededienstknechten en broeders tot bekering zouden zijn gebracht. Daarom stelde de Heere het oordeel uit! Daarom strekt zich die lankmoedigheid en die verdraagzaamheid over deze wereld uit. Zo draagt God deze wereld. Zo heeft God ons welgedaan in het afgelopen seizoen. Gods doel met Zijn goedertierenheid is de zaligheid van Zijn uitverkorenen. Voor de gemeente van de uitverkorenen is een geweldige prijs betaald. Christus heeft hen gekocht met Zijn dierbaar bloed, aan het kruishout van Golgotha. Het is zo waar wat de apostel Paulus van Gods Kerk zegt: Gij zijt duur gekocht; zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, welke Godes zijn. (1 Kor.6:20) Die duurgekochte gemeente moet vergaderd worden door Woord en door Geest. Die moet toegebracht worden tot die gemeente die zalig wordt. Daar mag er niet één van verloren gaan. Daarom is die goedheid, die lankmoedigheid, die verdraagzaamheid van God er in deze wereld. Die mensen moeten tot bekering geleid worden, zegt de apostel. God heeft geen lust in de dood van de zondaar. Dat maakt Hij openlijk van de hemel bekend. Hij zweert het. Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo Ik lust heb in de dood des goddelozen! Maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve. (Ez.33:11) Dat is de drijfveer in Zijn goedertierenheid, lankmoedigheid en verdraagzaamheid: om zondaars te leiden tot bekering. Daartoe ook al die zegeningen in het afgelopen seizoen. God heeft lust in het leven en niet in de dood en in de ondergang van een zondaar. Dit drijft Hem steeds om goedertierenheid te bewijzen en Zijn lankmoedigheid en Zijn verdraagzaamheid over de mensen te handhaven. Gods goedertierenheid, verdraagzaamheid en lankmoedigheid, zijn een roepstem tot ons, om ons te bekeren tot God. Hoe krachtig roept de Heere ook op dankdag: Bekeert u en gelooft het Evangelie! (Mark.1:15) We staan vandaag stil bij de zegeningen, bij de weldaden die God ons gegeven heeft. Maar al die zegeningen hadden tot doel: de bekering! Daartoe heeft God ze gegeven. Al www.prekenweb.nl 4/9 Ds. F. Harinck – Gods goedertierenheid het oordeel, alle leed, alle rampen, alle zegeningen… In al die dingen is de stem van de zoekende God. God zoekt de mens! Zoals Hij onze eerste ouders reeds zocht, toen Hij riep: Waar zijt gij? (Gen.3:9) Zo zoekt de Heere ook vandaag. God zoekt het weggedrevene. (Pred.3:15) En hoe ver kan dat weggedrevene zijn! Maar God zoekt het. Dit zoeken wijst ons op heenleiden, ergens heen brengen. Gods goedertierenheid wil ook zeggen: God werkt! God zoekt! In het zenden van Zijn zegeningen werkt de Heere, zoekt de Heere. Hij zoekt de vijandige mens te ontwapenen. Hij zoekt de zondaar zo ver te brengen, dat hij de wapens van vijandschap inlevert aan de voeten van zijn Schepper. Onvoorwaardelijk! Gods goedertierenheid leidt tot bekering. Het woord ‘leiden’ ziet ook op het bit dat een mens een dier in doet, om dat beest te leiden. Zo zoekt God de mens, door al die goedertierenheden, te leiden tot bekering. Zo legt God zegeningen, en soms rijke zegeningen, in de handen van Zijn vijanden. Dan moeten die vijanden daar zelfs verbaasd over staan en zeggen: ‘Hoe zijn wij gezegend!’ Hij geeft zelfs overvloedig brood aan de monden die Hem vloeken. Hij is het, Die roept door oorlogen, door rampen, door leed, door kruis, door rouw. Dan roept God daardoor, zoals de apostel Petrus zegt: Vernedert u dan onder de krachtige hand van God. (1 Petr.5:6) Verootmoedig u daaronder, want God is het Die u daarin zoekt. Hij zoekt daarin tot waarachtige bekering te leiden. Of veracht gij de rijkdom Zijner goedertierenheid en verdraagzaamheid en lankmoedigheid, niet wetende dat de goedertierenheid Gods u tot bekering leidt? Alle zegeningen, alle rampen, alle tegenspoeden en slagen, hebben ten doel om te leiden tot bekering. Daar staan we in het bijzonder bij stil op dankdag. En dan komt de vraag tot ons: hoe is nu de praktijk? Wat doen we ten opzichte van Gods goedertierenheid? Wat werken Gods zegeningen uit? Of veracht gij de rijkdom Zijner goedertierenheid, niet wetende dat de goedertierenheid Gods tot bekering leidt? Misbruikt u de zegeningen van God? Hij wil er voor erkend worden. God wil u er in het bijzonder door leiden tot waarachtige bekering. Maar de gevallen mens verzet zich daartegen. Tegenheden niet aanvaarden en opstandig worden onder de slagen, dát vindt de Heere bij ons. Er is geen verbroken hart en geen verslagen geest. Maar waarom wil de mens zich niet laten leiden tot bekering? Het doel van God is dat de mens zich zal bekeren onder die goedertierenheden. Maar die mens wil dat niet. Waarom wil de mens dat dan toch niet? Waarom staat hij dat zo tegen? De bekering is voor het zondige, wereldse en hoogmoedige hart iets verschrikkelijks. Andere dingen zou hij nog kunnen verdragen, maar bekering… nee! Want de bekering is de erkenning van volstrekt ongelijk. Dat is de erkenning dat bij ons alleen maar schuld gevonden wordt. Het is het hele leven alleen maar zien en erkennen als een mislukking en vooral als één grote schuld voor God. Het is een veroordelen, een verdoemen, van hetgeen men vroeger zegende, waar men vroeger alles voor over had. Het is een haten van wat men vroeger beminde. Het is vooral koning-af worden. Het is niet meer voortgaan in hetgeen waarmee Adam begonnen is: aan God gelijk willen zijn, zelf uitmaken wat goed en wat kwaad is. Het is het sterven aan mijn eigen ik. Het is gekruisigd worden, zo zegt ons het Woord van God. Het is het totaal verliezen voor God. Het is bankroet worden voor God. Het is ons doodvonnis ondertekenen. Het is een roepen zoals die tollenaar: O God, wees mij www.prekenweb.nl 5/9 Ds. F. Harinck – Gods goedertierenheid zondaar genadig! (Luk.18:13) Het is een aanvaarden met ons gehele hart dat Christus alleen ons kan behouden van het eeuwige verderf. En tegen deze noodzakelijke omkering verzet de mens zich. Waarom? Wat is de diepe grond van het feit dat de mens zich daartegen verzet? We kunnen er allerlei dingen van zeggen, maar de diepste oorzaak wijst de apostel Paulus aan: Daarom dat het bedenken des vleses vijandschap is tegen God. (Rom.8:7) Dat is de diepste oorzaak. Daarom willen wij die bekering niet. Maar, gelukkig: Gód leidt tot bekering. Dat is het werk van God, dat de Heere verheerlijkt in deze wereld. Daarom draagt Hij deze wereld en doet Hij deze wereld goed. Wij lezen in het Woord van God dat dit leiden van God onwederstandelijk is. Onze vaderen noemen de wedergeboorte ‘het zoete en onwederstandelijke werk, hetwelk God zonder ons, in ons werkt’. Dit werk van God zien wij in het leven van Gods Kerk van alle eeuwen. Iedere uitverkorene wordt van zijn geboorte af door een bijzondere voorzienigheid bestuurd. God is het Die Zijn regering in het bijzonder over het leven van Zijn uitverkorenen doet gaan. Ik denk hier in de eerste plaats aan Paulus zelf. Zijn geschiedenis is een heel bekende geschiedenis. En dan vragen we ons af: waarom heeft God deze mens niet gedood, toen hij de gemeente Gods vervolgde, toen velen van Gods kinderen terecht kwamen in gevangenissen en omgebracht werden, kinderen wezen werden en moeders weduwen? Wat een lankmoedigheid heeft God over hem uitgestrekt! Wat een verdraagzaamheid heeft de Heere hem bewezen! En wat is het antwoord, als we vragen: waarom? Wel, om die Saulus van Tarsen tot bekering te leiden. En dat zien we in het leven van elk kind van God. Er loopt een gouden draad in het leven van elke uitverkoren zondaar. Zegeningen, slagen, kruis, en zelfs de zonde… Al die wegen gebruikt God. God leidt alles naar één bepaald doel en dat is: de bekering! God leidt hem door de zoete, onwederstandelijke werking van de Heilige Geest tot een radicaal verliezen voor Hem. Dan gaat de mens capituleren voor zijn Schepper, zoals eens Saulus van Tarsen deed op de weg naar Damaskus, toen hij vroeg: Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal? (Hand.9:6) De Heere leidt door de ogen te openen voor hun schuld en ellende. Dan leren ze erkennen: ‘Ik ben Uw gramschap dubbel waardig.’ Hij brengt ze zo ver dat ze het aanvaarden met hun hart, dat niets dan Christus en Zijn offer hen kan behouden van het eeuwige verderf. Zo roept de Heere ook in Hosea 2 vers 5: Daarom, zie, Ik zal uw weg met doornen betuinen en Ik zal een heiningmuur maken. God is het, Die een omheiningmuur maakt. Hij maakt het zo, dat ze geen andere weg meer kunnen gaan en ook geen andere weg meer willen gaan, dan de weg naar God terug. Duidelijk zien we dat ook in de gelijkenis van de verloren zoon. En tot zichzelf gekomen zijnde, zeide hij: (…) Ik zal dan opstaan en tot mijn vader gaan. (Luk.15:17-18) Of veracht gij de rijkdom Zijner goedertierenheid en verdraagzaamheid en lankmoedigheid, niet wetende dat de goedertierenheid Gods u tot bekering leidt? Niet wetende… Blind voor de rijkdom van Gods goedertierenheid. Dat is de gevallen mens: niet wetende dat de goedertierenheid Gods tot bekering leidt. En ook: niet wíllen weten! www.prekenweb.nl 6/9 Ds. F. Harinck – Gods goedertierenheid Gods kinderen zien het achteraf. Zij kunnen zeggen: ‘Ik weet het, waarom al die goedertierenheid, lankmoedigheid en verdraagzaamheid aan mij bewezen wordt. Ik weet het! God heeft dit alles gedaan om mij tot bekering te brengen.’ Maar wat geeft dat ook een smart. Wat geeft dit een verslagenheid in hun hart. Tegen die goedertieren God zo gezondigd te hebben! God zo lang te hebben tegengestaan! Gods kinderen weten dat hun weg met doornen omtuind is. En doornen bezeren en verwonden. Al die slagen, al die pijnen die ze geleden hebben, leidden hen ertoe dat ze het voor God gingen verliezen. Zij kunnen zeggen: ‘Ik weet het, Heere: daar wilde U me hebben, opdat ik het ging verliezen, opdat ik mijn ‘ik’ ging loslaten, opdat het in mijn leven werd vervuld: Wie zijn leven verliezen zal om Mijnentwil, die zal het behouden. (Luk.9:24)’ Ze kunnen dan ook niet anders zeggen dan met Jesaja: Ik dank U, HEERE, dat Gij toornig op mij geweest zijt, maar Uw toorn is afgekeerd. (Jes.12:1) Ze zingen van de wegen des Heeren, in het bijzonder van de grote goedheid dat God Zijn lieve Zoon in de wereld heeft gegeven. Dat God voor zo’n Verlosser, voor zo’n Zaligmaker heeft gezorgd, als Christus is! We gaan er nu eerst van zingen, uit Psalm 136 vers 25 en 26: Looft Hem, looft Hem, al wat leeft, Die al ’t vlees zijn voedsel geeft; Want Zijn gunst, alom verspreid, Zal bestaan in eeuwigheid. Geeft de God des hemels eer. Lof zij aller scheps’len HEER’; Want Zijn gunst, alom verspreid, Zal bestaan in eeuwigheid. Gemeente, rijk is de goedertierenheid van God over deze wereld, ook over ons. Het afgelopen seizoen mochten wij zaaien. Wij mochten onze arbeid verrichten. Wat hebben we veel ontvangen! In het bijzonder als wij zien op andere mensen, op andere volken in deze wereld, wat is dan Gods goedheid over ons groot. We mochten gezondheid ontvangen en goed verstand, om ons werk te doen, ook op school, jongens en meisjes. We werden bewaard voor grote rampen. En bij al die goedheid die er was, heeft God ons Zijn Woord gegeven. Zijn Woord mochten we houden. En door dat Woord heeft Hij ons toegeroepen, zoals Hij ook nu nog doet: Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken. (1 Tim.1:15) Dat Woord verdient het niet om door sómmige mensen aangenomen te worden, maar door álle mensen! God heeft Zijn Zoon gezonden om zondaren zalig te maken. God klopt op de deur van ons hart. Hij klopt daarop door rampen, waarvan wij horen of waarmee wij zelf te maken hebben gehad. Door sterfgevallen, door ziekte, door kruis en door tegenheden. En in het bijzonder klopt Hij door Zijn heilig Evangelie. Dan in het bijzonder zegt de Zoon van God: Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. (Openb.3:20) www.prekenweb.nl 7/9 Ds. F. Harinck – Gods goedertierenheid En hoe staan wij nu tegenover die grote rijkdom van Gods goedertierenheid? Of verachten wij de rijkdom van Zijn goedertierenheid? Wat is dat? Dat is het niet erkennen van die goedheid van God. En als een mens die goedertierenheid zo veracht, dan vergadert hij een schat tegen de dag des oordeels, namelijk de toorn van God. Gemeente, jongens en meisjes, we moeten ons vooral steeds afvragen: hoe sta ik tegenover de grootste gave van Gods goedertierenheid, Zijn lieve Zoon, de Heere Jezus Christus? God is zó ver gegaan, dat Hij zelfs Zijn eniggeboren Zoon heeft overgegeven tot in de dood des kruises. Hij liet eerder Zijn Zoon in die diepe, versmadelijke dood des kruises afdalen en sterven, dan dat Hij zondaars, goddeloze wetsovertreders, vijanden, verloren liet gaan! Gemeente, de Heere roept ons in dit alles toe: Bekeert u en gelooft het Evangelie! (Mark.1:15) En: Keert weder, gij afkerige kinderen! (Jer.3:22) Het is Gods goedertierenheid, die de mens leidt tot bekering. Het is alsof de apostel Paulus aan zichzelf heeft gedacht, toen hij dat heeft neergeschreven. Maar al Gods kinderen kunnen dit zeggen. Hoe kunnen zij de lankmoedigheid van God bewonderen! De lankmoedigheid van God vóór hun bekering; dat God hen bewaarde, soms ook kennelijk, voor de dood. Maar ook de lankmoedigheid van God ná de bekering; hoe de Heere Zijn verdraagzaamheid over hen uitstrekt. In het bijzonder bewonderen Gods kinderen de leiding van God tot hun waarachtige bekering. Want van die Kerk des Heeren staat geschreven in de profeet Jeremia: Daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid. (Jer.31:3) De weg die God met Zijn Kerk gaat kan soms diep zijn. Harde slagen en zware beproevingen kunnen hun deel worden. En toch mogen ze ten diepste weten: het is goedertierenheid van God. Dit licht geeft de Heilige Geest aan Gods Kerk. Zo gaan ze verstaan dat de Heere hen getrokken heeft met koorden van liefde, met touwen van goedertierenheid. Dan is het alles toch goedertierenheid. In Hosea 2 vers 13 zegt de Heere: Daarom, zie, Ik zal haar lokken en zal haar voeren in de woestijn, en Ik zal naar haar hart spreken. Zo doet de Heere, als Hij de mens tot bekering leidt. Hij lokt ze. Niet alleen door hen te waarschuwen voor hun eeuwig verderf, maar ook door hen met hun hart te laten horen Wie Hij in Christus voor een doodschuldig mens wil wezen. Zijn genade trekt tot bekering. Zo lokt de Heere hen. Zo leidt Hij hen tot een volledige overgave aan Hem en aan Zijn dienst. En daarna voert de Heere hen in de woestijn. De Heere leidt de Kerk in waarheid. Daarom maakt Hij hun bekend hoe groot hun zonde en ellende is. Maar in die woestijn zal Hij tot hun hart spreken! God gaat daar spreken over het grote wonder van Zijn genade, in Zijn lieve Zoon, de Heere Jezus. Van de liefde van Christus om Zich voor goddelozen te offeren aan het kruis. Veracht de goedertierenheid van God niet! Als God alles in uw leven afneemt, als er niets, niets overblijft van alles waarop u steunt, dan is ook dat goedertierenheid van God. Wat wil God dan? Hij wil u leiden tot Christus en tot de grootheid en de volheid van Zijn genade, van Zijn liefde, van Zijn vergeving. Gemeente, we moeten allen steeds maar bidden: ‘Laat alles mij leiden tot mijn waarachtige bekering. Dat alle goedertierenheden mij mogen leiden tot bekering. Dat ik tot U mag komen zoals U wilt, namelijk als een verloren mens. Zoals een verloren zoon: ik heb gezondigd tegen de hemel en voor U. Als een mens die alles heeft doorgebracht.’ www.prekenweb.nl 8/9 Ds. F. Harinck – Gods goedertierenheid Zo moet u aan de voeten van uw Schepper komen. God zal u dan niet verstoten, want bij Hem is veel goedertierenheid. Amen. Slotzang: Psalm 89:6 Gij schiept het barre noord en ’t zoele zuiden saam; Ginds juicht een Thabor, hier een Hermon in Uw naam; Gij hebt een arm met macht, Uw hand heeft groot vermogen, Uw rechterhand is hoog; Uw troon blijft, onbewogen, Van recht en van gericht zijn vaste steun ontlenen; En waarheid en genâ gaan voor Uw aanschijn henen. Deze preek is eerder gepubliceerd in de prekenserie ‘Een zaaier ging uit…’ (deel 29) www.prekenweb.nl 9/9