Energietransitie? Maatschappijtransitie! Geplaatst in de Staatscourant op 8 januari 2007 Redactionele inleiding: De wereld staat aan de vooravond van grote bedreigingen. Er moet veel gebeuren om een voedselcrisis en energiecrisis te voorkomen. Het lijkt erop dat maatschappelijke organisaties niet welkom zijn bij het ontwikkelen van strategiën om het onheil af te wenden, terwijl er veel afhangt van het vermogen van westerse landen om juist in maatschappelijk opzicht grote stappen te zetten. De laatste maanden krijgt ‘het milieu’ een belangrijkere plaats op de politieke en publieke agenda. De meeste credits gaan daarbij uit naar Al Gore die met zijn documentaire An Inconvenient Truth volle bioscoopzalen trekt. Terwijl hij vooral in gaat op de desastreuze effecten van het broeikaseffect, gaat James Wood in zijn documentaire Crude Impact – vertoond tijdens het IDFA – nog een stapje verder. Hij voorspelt binnen enkele jaren toenemende conflicten tussen de wereldmachten om de oprakende oliebronnen en toenemende problemen in de voedselvoorziening; als eerste in ontwikkelingslanden door toenemende droogtes en overstromingen. Sinds Rusland begin 2006 de EU duidelijk maakte dat een blijvende energievoorziening niet vanzelfsprekend is, staat ook ´energie´ hoog op de Nederlandse politieke agenda. In december bracht de Taskforce Energietransitie haar tussenrapport uit, en tevens vroegen een aantal topmannen uit het bedrijfsleven het nieuwe kabinet om meer aandacht voor het milieu. Bij nadere bestudering is het echter de vraag of genoemde voorstellen wel voldoende ver gaan om zowel de klimaats- als de energiecrisis te voorkomen. Volgens hen lijkt het mogelijk zowel het westerse luxe consumptie- en productieniveau te behouden, de ´oude economie´ laten groeien, als de milieudruk te verminderen. Een bijna onmogelijke opgave, als mensen in ontwikkelingslanden ook een eerlijk deel van de op aarde aanwezige natuurlijke hulpbronnen opeisen. Alle tot nu bekende feiten wijzen er dan ook op dat er een verdergaande transitie binnen onze westerse maatschappij nodig is. ‘Peak oil’ Een voor het publiek nog redelijk onbekend fenomeen is ´peak oil´; de verwachting van deskundigen dat de komende jaren - misschien al volgend jaar - de absolute top in de mondiale olieproductie gehaald wordt. Vanaf dat moment daalt de productie, terwijl de vraag naar olie - doordat andere landen als China en India het westerse geïndustrialiseerde ontwikkelingspad willen volgen - zal stijgen met 75%. Een recept voor conflicten om de laatste oliebronnen, die volgens Michael Moore al gaande zijn. Hij maakt in zijn film Fahrenheit 9-11 duidelijk een koppeling tussen de oorlog in Afghanistan en Irak, en de aanwezige fossiele brandstoffen. Bij de eerste inval speelde een pijpleiding die de gas- en olievelden bij de Kaspische Zee met de Indische Oceaan moest verbinden, een grote rol. Zo is president Karzai een voormalige medewerker van de firma Unocal die deze pijpleiding aanlegt. Irak bezit de grootste olievoorraden na Saoudi Arabië; in de film is te zien dat de oliedollars binnenstromen bij het Amerikaanse bedrijfsleven. De kosten van deze oorlog zouden kunnen oplopen tot 2.000 miljard dollar, en hebben aan honderdduizenden mensen het leven gekost. Ook het conflict in Soedan is niet los te zien van de aanwezige olie, waar vooral China haar zinnen op heeft gezet. ´Alles lijkt erop gericht om door te gaan met de exploitatie van fossiele brandstoffen.´ Oude energie Dit jaar kwam ex-vice-president van de Wereldbank Stern met een rapport over de economische gevolgen van klimaatverandering. Als er niet snel wordt ingegrepen kunnen de kosten oplopen tot 5.250 miljard Euro, en zouden 200 miljoen mensen vanwege overstromingen en droogtes moeten vluchten. Als de wereld echter effectief en snel handelt, en 1% van het mondiale BNP inzet voor energiebesparing en energietransitie, kan deze catastrofe voorkomen worden. Hij onderstreept nogmaals het verhaal van Al Gore, en het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) die zeggen dat we op korte termijn 60-80% minder broeikasgassen moeten uitstoten, om catastrofale klimaatverandering te voorkomen. Clinton sprak onlangs in Nederland en noemde enkele pijnpunten in dit proces. Volgens hem voorkomen de invloed en het geld van de ‘oude energie belanghebbenden’ een duurzame omslag naar ‘nieuwe energie’. Iets vergelijkbaars lijkt in Nederland aan de hand. De Taskforce Energietransitie kreeg de opdracht van het kabinet een actieplan op te stellen op weg naar een duurzame energievoorziening in 2050. De taskforce staat onder leiding van Willems, directeur Shell Nederland, en bestaat verder uit vele belanghebbenden van de ´oude energie´. In hun tussenrapportage gaan zij uit van een 90% energievoorziening via fossiele brandstoffen en kernenergie in 2025, en 60% in 2050. Er wordt nauwelijks gesproken over energiebesparing (1,5 % per jaar ten opzichte van 2% kabinetsbeleid), ook worden vergroening van het belastingstelsel en het afschaffen van niet-duurzame subsidies, niet aanbevolen. Alles lijkt er op gericht om door te gaan met de exploitatie van fossiele brandstoffen; zo wordt er belastinggeld gebruikt om CO2-opslag mogelijk te maken. Daarnaast krijgt kernenergie – waarvan de uraniumvoorraden ook eindig zijn – weer een rol. Donald Pols van Milieudefensie schrijft dat deze voorstellen er toe leiden dat Nederland niet minder maar meer afhankelijk wordt van fossiele brandstoffen. In strijd met de democratie lijkt het voorgestelde Regieorgaan Energietransitie, die dit beleid voor jaren min of meer vastlegt zonder dat politiek – laat staan de burgers – hier veel invloed op hebben. Hierdoor wordt de mening van andersdenkenden zoals de Milieubeweging buiten de deur gehouden, terwijl verregaande keuzes met behulp van overheidsgelden worden gemaakt. Geld dat ook effectief kan worden ingezet door vooral te concentreren op energiebesparing, en duurzame energievoorziening. Ter illustratie kan Nederland, volgens PvdA-kamerlid Samsom, hetzelfde welvaartspeil houden met 75 tot 80% van het huidige fossiele energieverbruik. Of maatschappijtransitie? Het behoud van het huidige Nederlandse welvaartspeil is – evenals een blijven economische groei van het BNP - echter uitgangspunt van bijna alle beleidsadviezen. Hierbij is nog steeds geen ruimte voor economen als Hueting die pleiten voor een groen BNP, waarbij onkosten op gebied van milieuvervuiling en uitputting worden verrekend. Hoewel dit economisch verantwoord is; het omgaan met schaarse hulpbronnen, en geen economische schade aan toekomstige generaties of medebewoners op aarde toebrengen, zoals bij de winning van die schaarse hulpbronnen of door klimaatverandering. Ook een discussie over wat essentiële basisbehoeften zijn wordt nooit gevoerd, vandaar dat een gemiddeld BNP per hoofd van de bevolking internationaal nog steeds de graadmeter voor ontwikkeling is. Hoewel bijvoorbeeld grootschalige sojaplantages en palmolieplantages voor de export, goed zijn voor het BNP maar ten koste kunnen gaan van de zelfvoorzienende voedselvoorziening en de waardevolle functies die de natuur voor mensen heeft. Andere vaststaand uitgangspunt is de Europese Lissabon-agenda die een concurrentie op een steeds vrijer wordende wereldmarkt voorschrijft. Dit is onderdeel van de neoliberale trend tot deregulering, privatisering en liberalisering. Als een soort natuurwet geldt sinds de jaren 80 dat de markt en dus het bedrijfsleven, minstens zo goed in staat is om het maatschappelijk belang te dienen als de overheid. Het is uitgangspunt van beleid dat wordt uitgedragen door organisaties als Wereldbank, IMF en WTO; organisaties waar de burger nagenoeg geen invloed op heeft. Door afspraken binnen de WTO is het voor maatschappelijke organisaties bijna onmogelijk om gehoor te vinden voor pleidooien voor ingrepen in de vrije handel. Bijvoorbeeld ingrepen waardoor Europese naar zelfvoorziening zou kunnen streven op gebied van haar energie- en voedselvoorziening. Als hier een mondiale regeling voor getroffen zou kunnen worden, zou het overheden dwingen hun hulpbronnen op de behoefte van huidige en toekomstige generaties af te stemmen. Vooral voor ontwikkelingslanden die nu nog hun schaarse hulpbronnen inzetten voor export naar het rijke westen, zou dit – gekoppeld met schuldenkwijtschelding – een uitkomst kunnen zijn. Het zou kunnen leiden tot energiebesparing door burgers en bedrijfsleven, de inzet van duurzame productietechnieken die niet persé hoeven te concurreren op de wereldmarkt, uitbreiding van werkgelegenheid, en een besparing op fossiele brandstoffen vanwege beperking van het transport. ´Nadeel´ zal zijn dat de prijzen voor deze basisbehoeften stijgen, in de richting van een eerlijke prijs. Duurzame landbouw De internationale boerenorganisatie Via Campesina pleit voor zo’n maatschappijtransitie en streeft naar voedselsoevereiniteit. Het maakt duurzame landbouw mogelijk, omdat landen soeverein hun eigen landbouwbeleid mogen bepalen, en voedselproductie door haar eigen boeren mogen veiligstellen. In Europa zou dit betekenen dat door marktbescherming en het afstemmen van de Europese productie op Europese consumptie en maatschappelijke eisen, boeren voor een eerlijke prijs weer milieuvriendelijk, met behoud van natuur, landschap en dierenwelzijn kunnen produceren. Dus dat geld voor voedsel, veevoer en eventuele biomassa. Alle landbouwsubsidies die nu niet bijdragen aan het inkomen van de boer, maar worden gebruikt om een exportpositie op de wereldmarkt te behouden, kunnen dan worden afgeschaft. Er komen zo miljarden vrij voor natuur- en landschapsbeheer en lokale energieopwekking, en boeren in ontwikkelingslanden zijn eindelijk verlost van de dumping van westerse overschotten. Deze voedselsoevereiniteit is ook een voorwaarde om af te komen van de volledige afhankelijkheid van fossiele brandstoffen binnen de gemoderniseerde westerse landbouw. Volgens Crude Impact wordt er tien maal meer fossiele energie in de westerse moderne landbouw- en voedselvoorziening verbruikt, dan de mens via zijn voedsel binnenkrijgt. De westerse mens is de enige diersoort die op deze manier kan overleven, mogelijk gemaakt omdat gedurende een beperkt aantal jaren de erfenis van miljoenen jaren plantengroei wordt verbruikt. Maar zoals gezegd, die luxepositie is bijna voorbij. Ter vergelijking levert traditionele rijstbouw op rijstterrassen in China een factor 50 meer energie op dan er in wordt gestopt via menselijke en dierlijke arbeid. Zelfs jagers en verzamelaars behalen 10 maal meer energie uit hun voedsel dan men verbruikt om dit te verkrijgen. Waren zij toch meer ´ontwikkeld´ dan altijd gedacht is? In navolging van de Verenigde Staten en West-Europa laten Oost-Europa en ontwikkelingslanden hun traditionele landbouwtechnieken echter nu varen, en worden ook zij steeds meer afhankelijk van deze fossiele brandstoffen en gemoderniseerd. Het gevolg zal zijn dat vele kleine boeren moeten stoppen en samen met de landarbeiders naar de stad vertrekken. Met hen verdwijnt ook de landbouwkennis die de komende jaren nog wel eens zeer waardevol kunnen zijn, om ook zonder fossiele brandstoffen te kunnen overleven. Democratisch tekort Het alternatief dat zojuist is geschetst lijkt onmogelijk binnen de huidige politieke verhoudingen, maar komt grotendeels overeen met het scenario ´Zorgzame regio´ dat wordt aangehangen door 45% van de Nederlandse bevolking. Dit bleek uit onderzoek van het Natuur en Milieu Planbureau in 2004. Slechts 6% steunt een scenario gericht op efficiëntie en concurrentie op een geliberaliseerde wereldmarkt. De aanbevelingen en de samenstelling van de Taskforce Energietransitie lijken dan ook exemplarisch voor de huidige kloof tussen politiek en burger. Hier worden beslissingen genomen die bepalend kunnen zijn voor de toekomst van Nederland. Het CDA, bij monde van Joop Wijn en Pieter van Geel, ziet een regieteam Energietransitie wel zitten. Het is nu aan PvdA en ChristenUnie om maatschappelijk belang en de invloed van ´de oude energie´ goed te scheiden. Guus Geurts, Consultant landbouw, milieu en globalisering www.guusgeurts.nl [email protected] 020-6387578