Samenvatting kerkelijk werker en voorganger

advertisement
(bijlage 2015.07.11a)
Rechtspositie kerkelijk werker / predikant
1. kerkelijk werker
De kerkelijk werker (kinderwerker, pastoraal werker, leider van kringenwerk, kerkelijk werker
in algemene dienst) maar wel met een duidelijke functieomschrijving, is werkzaam is op
basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Dit betekent dat de regels uit het
Burgerlijk Wetboek (titel 10, boek 7, BW) van toepassing zijn.
Bij ziekte moet de kerkelijke gemeente / werkgever op grond van art. 7: 629 van het
Burgerlijk Wetboek het loon maximaal 104 weken doorbetalen.
De kerkelijke gemeenten moet loonheffing (loonbelasting / premies volksverzekeringen)
inhouden op het salaris van de kerkelijke werker. Dat geldt ook voor de premies voor de
werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage voor de
Zorgverzekeringswet.
De kerkelijk werker is verplicht verzekerd voor de Ziektewet (ZW), WIA en WW. Dat
betekent bij kortdurende arbeidsongeschiktheid: loondoorbetalingsverplichting door de
kerkelijke gemeente (meeste dienstverbanden zijn uitgesloten van ZW-uitkering); bij
langdurige arbeidsongeschiktheid, een recht op WIA-uitkering van het UWV en bij
werkloosheid een recht op WW-uitkering van het UWV.
Het bovengenoemde systeem geldt niet alleen voor de kerkelijk werker, maar ook
predikanten werkzaam in een ziekenhuis, verzorgingshuis, justitie, enz.
Conclusie: meer rechtszekerheid voor de kerkelijk werker, maar meer geld nodig voor
salaris. Dit komt door het werkgeversaandeel in de sociale verzekeringen en als men
hiervoor kiest, de premie ziekteverzuimverzekering.
2. predikant van een kerkelijke gemeente
Een (parttime) predikant wordt (tot op heden) beschouwd als niet in een gezagsverhouding
tot de gemeente te staan. Hij heeft een arbeidsrelatie met de gemeente “van eigen aard”. De
positie van de predikant wordt doorgaans geregeld in het huishoudelijk reglement van de
gemeente. In het huishoudelijk reglement kan wel worden geregeld dat de predikant lid is
van raad van de gemeente en dat de raad ook bepaalde aanwijzingen kan geven. Daarnaast
1
wordt tussen gemeente en voorganger een overeenkomst aangegaan die de
arbeidsvoorwaarden in de arbeidsrelatie tussen gemeente en voorganger regelt.
Omdat de predikant (tot op heden) niet onder het arbeidsrecht van het BW valt, is het nodig
in de overeenkomst die het predikantschap regelt, allerlei arbeidsvoorwaarden op te nemen,
waaronder de predikant werkzaam is, dus regels over ontslag en ontslagtermijnen, proeftijd,
loondoorbetaling bij niet werken, waaronder de situatie van ziekte en arbeidsongeschiktheid,
vakantiedagen, vakantiegeld, enz. moeten in de overeenkomst (of met een verwijzing naar
een rechtspositieregeling voorgangers, waarin een en ander is geregeld) worden geregeld.
Let op: Er is op dit moment inmiddels arbeidsrechtelijke jurisprudentie, die in bepaalde
gevallen de overeenkomst die de arbeidsrelatie tussen gemeente en voorganger regelt, heeft
gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht (zie verder onder pt. 3).
Er zijn twee mogelijkheden om rechtspositie van de predikant te regelen.
2.1. Pseudo-werknemerschap.
Met de Belastingdienst wordt afgesproken dat de gemeente de loonheffing inhoudt. Gevolg
is dat als er geen andere inkomsten zijn die onder de loonheffing vallen, de voorganger geen
IB-formulier hoeft in te vullen. De gemeente moet zelf de loondoorbetaling bij ziekte regelen
en bijv. ook het aantal vakantiedagen van de predikant vaststellen.
Er worden op het salaris van de predikant door de kerkelijke gemeente niet de premies voor
de werknemersverzekeringen ingehouden. De predikant is niet verzekerd voor de ZW, WIA
en WW. Hij heeft dus geen recht op een WIA-uitkering (bij langdurige arbeidsongeschiktheid)
en WW-uitkering (bij werkloosheid) tegenover het UWV.
De kerkelijke gemeente is ook niet verplicht om de inkomensafhankelijke bijdrage voor de
Zorgverzekeringswet in te houden. De predikant moet de inkomensafhankelijke bijdrage zelf
uit het netto-salaris betalen. Uiteraard kan de predikant met de kerkelijke gemeente wel
afspreken dat de gemeente de inkomensafhankelijke bijdrage inhoudt.
Conclusie: minder rechtszekerheid voor de predikant, uitgebreidere overeenkomst om de
arbeidsrelatie te regelen is nodig, het kost de kerkelijke gemeente minder geld.
2.2. Pseudo-zelfstandige
De kerkelijke gemeente betaalt aan de predikant een salaris in de vorm van een bedrag dat
bruto = netto. De predikant moet van het bedrag dat hij krijgt, zelf alle inhoudingen van
belastingen en premies doen. De predikant is zelf voor afdracht inkomstenbelasting (IB) en
premies verantwoordelijk.
Er worden op het salaris van de predikant door de kerkelijke gemeente geen premies voor
de werknemersverzekeringen ingehouden. De predikant is niet verzekerd voor de ZW, WIA
en WW. Hij heeft dus geen recht op een WIA-uitkering (bij langdurige arbeidsongeschiktheid)
en WW-uitkering (bij werkloosheid) tegenover het UWV.
2
De kerkelijke gemeente is ook niet verplicht om de inkomensafhankelijke bijdrage voor de
Zorgverzekeringswet in te houden. De predikant moet deze zelf uit het salaris betalen.
De predikant wordt in dit model behandeld als zelfstandige. Hij voert in feite voor de
opdrachtgever de opdracht uit om predikant te zijn van een kerkelijke gemeente. Daarvoor
krijgt hij een bruto = netto bedrag. Voorts moet hij zelf alle inhoudingen doen en eventueel
zelf voor bepaalde verzekeringen zorgen.
Conclusie: als 2.1, maar de kerkelijke gemeente heeft niet de last van het voeren van een
loonadministratie.
3. Jurisprudentie over de vraag of de predikant in een kerkelijke gemeente op grond
van een arbeids-overeenkomst werkzaam kan zijn
NB: Er is inmiddels jurisprudentie dat ook de predikant die werkzaam is in een kerkelijke
gemeente, werkzaam zou kunnen zijn op basis van een arbeidsovereenkomst. Dat betekent
dat op hem alle bepalingen van het arbeidsrecht van toepassing zijn. Formeel zou dit
betekenen dat de predikant met arbeidsovereenkomst ook onder de loonbelasting vallen
(inhoudingen door de kerkelijke gemeente) en ook verplicht voor de sociale verzekeringen,
zoals ZW, WIA en WW. Dus bij kortdurende arbeidsongeschiktheid heeft de predikant in dat
geval recht op doorbetaling van loon door de kerkelijke gemeente, bij langdurige
arbeidsongeschiktheid recht op WIA-uitkering van het UWV en bij werkloosheid recht op
WW-uitkering, dus het systeem van de kerkelijk werker.
Er is echter nog geen predikant onder dit systeem werkzaam. De Belastingdienst beschouwt
de predikant als pseudo-werknemer (zie pt. 2.1) en het UWV gaat er van uit dat de predikant
van een kerkelijke gemeente niet verplicht verzekerd is voor de ZW, WIA en WW. Dus om
wel eventueel recht op uitkering te krijgen, zou een predikant eerst een gerechtelijke
procedure tegen het UWV moeten beginnen. Voor zover bekend, heeft tot op heden geen
enkele predikant uit welk kerkgenootschap dan ook een juridische procedure over het recht
op uitkering tegenover het UWV gevoerd, of is een juridische procedure begonnen.
3
Download