Vragen medische virologie Vraag1: Welke virussen zijn eicosahedraal opgebouwd? Welke van deze virussen zijn al dan niet geënveloppeerd? Schets op doorsnede de eicosahedrale opbouw van een virus. Parvoviridae Papovaviridae Adenoviridae Herpesviridae Picornaviridae Reoviridae Togaviridae DNA DNA DNA DNA RNA RNA RNA gn env gn env gn env wel env gn env gn env wel env de eicosahedrale virussen met enveloppe zijn ether gevoelig zowel RNA als DNA virussen opbouw: schets zie p8 * enveloppe: nt altijd Indien aanw: spikes Herpes: afkomstig van kernmembraan * capsomeren (capside) N = #capsomeren = #pentameren + # hexameren * nucleïnezuur: RNA of DNA Nucleïnezuur + capside = nucleocapside * eicosahedrale symmetrie: Eicosahedron: 12 toppen 20 vlakken 30 ribben Elke top: bezet dr pentameter (= 5 structurele eenheden per top) Elke zijde: bezet dr n hexameren (= nX6 structurele eenheden per zijde) Elk vlak: bezet dr m hexameren (= mX6 structurele eenheden per vlak) => groter #structurele eenheden: dichter bij bolvorm * genoom ligt in core proteïne Ligt zo afgescheiden van capsomeren Vraag2: Welke virussen zijn helicaal opgebouwd? Welke van deze virussen zijn al dan niet geënveloppeerd? Schets op doorsnede de helicale opbouw van een virus. Arenaviridae Togaviridae Coronaviridae Retroviridae Bunyaviridae Orthomyxoviridae (influenza) Paramyxoviridae Rhabdoviridae RNA ss(-) RNA ss(+) RNA ss(+) RNA ss(+) RNA ss(-) RNA ss(-) RNA ss(-) RNA ss(-) al deze virussen zijn geënveloppeerd aangezien dit een essentiëel onderdeel van de helicale opbouw is RNA bekleedt met capsomeren = nucleocapside Kurkentrekker vorm Rondom: matrix proteïnen Steeds aanwezige enveloppe (lipide) Afkomstig van gastheer membraan Spikes: peplomeren = glycoprot (AZ met KH of siaalzuur) Doorsnede: p8 Vraag3: Welke virussen zijn als (-)RNA virussen, en welke virussen als (+)RNA virussen te beschouwen? Welke weerslag heeft het onderscheid tss (+) en (-) RNA op de vermenigvuldigingscyclus van deze virussen? (-)RNA: - Reoviridae (is ds maar gedraagt zich als (-)RNA) - Arenaviridae - Bunyaviridae - Orthomyxoviridae - Paramyxoviridae - Rhabdoviridae => hebben allen RNA-dependent RNA polymerase geassocieerd met het virion (+)RNA: - Picornaviridae - Togaviridae (flavi) - Coronaviridae => hebben gn polymerase geassocieerd met het virion - Retroviridae => heeft RNA-dependent DNA polymerase geassocieerd met het virion Vermenigvuldigingscyclus: (-)RNA virussen: 1. absorptie thv buitenste celmembraan 2. penetratie 3. uncoating 4. (-)RNA (+)RNA dr RDRP 5. vroege translatie: RNA replicase en capside proteïnen 6. replicatie van viraal genoom: (+)RNA <-> (-)RNA (via replicatie intermediair) 7. gn laattijdige transcriptie 8. gn laattijdige translatie 9. maturatie van virale capside assembly 10. release (+)RNA virussen: 1. absorptie thv buitenste celmembraan 2. penetratie 3. uncoating 4. gn vroege transcriptie nodig: genoom staat al in mRNA vorm 5. vroege translatie: RNA replicase en capside proteïnen 6. replicatie van viraal genoom: (+)RNA <-> (-)RNA (via replicatie intermediair) 7. gn laattijdige transcriptie 8. gn laattijdige translatie 9. maturatie van virale capside assembly 10. release (+)RNA virussen: retrovirussen 1. absorptie thv buitenste celmembraan 2. penetratie 3. uncoating 4. gn: reverse transcriptie: (+)RNA (-)DNA (+-) DNA 5. vroege translatie: RNA replicase en capside proteïnen 6. replicatie van viraal genoom: (+)RNA <-> (-)RNA (via replicatie intermediair) 7. laattijdige transcriptie: (-)DNA mRNA 8. laattijdige translatie: reverse transcriptase en capside/enveloppe proteïnen 9. maturatie van virale capside assembly 10. release Vraag4: Bespreek (schets) de capside (capsomeren) samenstelling van HSV (herpes simplex virus), adenovirus, en andere eicosahedraal opgebouwde virussen Herpes: * # pentameren (thv toppen): * # hexameren (thv vlakken): * # hexameren (thv zijden): * totaal # capsomeren: * totaal # structurele eenheden: * triangulatie getal: * tek zie p11 12 60 (3/vlak) 90 (3/zijde) 162 960 16 Adeno: * # pentameren (thv toppen): * # hexameren (thv vlakken): * # hexameren (thv zijden): * totaal # capsomeren: * totaal # structurele eenheden: * triangulatie getal: * tek zie p11 12 120 (6/vlak) 120 (4/zijde) 252 1500 25 Andere eicosahedrale virussen: * # pentameren (thv toppen): * # hexameren (thv vlakken): * # hexameren (thv zijden): * totaal # capsomeren: * totaal # structurele eenheden: * triangulatie getal: 12 x.20 (x/vlak) y.30 (y/zijde) 12 + x.20 + y.30 = 10.T + 2 12.5 + (x.20.6) + (y.30.6) #SE/60 * tek zie p10 Vraag5: Schets (op doorsnede) het influenza virus (virion) P77 helicale opbouw elementen: - proteïne mantel (matrix) - lipide enveloppe - glycoproteïne peplomeren (spikes) neuraminase enkel aan 37° loskomen virus: losknippen NANA hemagglutine hechting thv gastheercellen ook aan 4°C; aan 37° reversibele hemagglutinatie M1 proteIne matrix proteïne M2 ionen kanaal - Nucleïnezuur: RNA Daarop capsomeren => 8 nucleocapsiden Vraag6: Schets (op doorsnede) het HIV (human immunodeficiency virus) virion. P110 helicale opbouw: afgeknotte kegelvorm elementen: - proteïne mantel: circulair: matrixproteïne MAp17 - enveloppe - spikes: TMgp41: staafvormig transmembranair bezet met SUgp120 (paddestoelvorm) interactie met CD4 - nucleïnezuur: RNA 2 identieke strengen + RNA daarop capsomeren => nucleocapside nucleocapside proteïne 7 (NCp7) hierrond: capside antigeen: CAp24 binnenin: - PR protease: p11/p11 - RT reverse transcriptase: p66/p51 - IN integrase: p32 tRNA lys = primer DNA synthese Vraag7: Schets het genoom (met de lokalisatie van de genen) van het HBV en HCV. HBV genoom: p99’ DNA genoom gedeeltelijk dubbelstrenging (-) streng = template Genen voor: S: surface = HBsAg (1tot3) P: polymerase: DNA polymerase/reverse transcriptase (9tot6) C: core = HBcAg Gedeeltelijk overlappend met HBeAg (geëxcreteerd in plasma) X: X-proteine => transactivator (5tot7) deze is betrokkken in ontstaan Prim hepatocellulair carcinoom HCV genoom: p99’’ RNA(+) genoom => kan meteen als mRNA dienen 5’-NTR 5’ non translated region = IRES = internal ribosomal entry site start prot synthese Structural genes C core protein E1 envelope glycoproteins E2 envelope glycoproteins Functional genes NS2 metalloprotease domain (+ deeltje NS3) NS3 serine protease domein & helicase domein NS4A serine protease cofactor NS4B NS5A NS5B RNA dependent RNA polymerase 3’NTR 3’ non translated region Vraag8: Welke zijn de tien stadia van de virusvermenigvuldiging (zoals uiteengezet voor adenovirus)? In welk opzicht wijken de retrovirussen hiervan af? 1. adsorptie – attachment – binding 2. penetratie – fusie – endocytose 3. uncoating 4. vroegtijdige transcriptie 5. vroegtijdige translatie 6. replicatie 7. laattijdige transcriptie 8. laattijdige translatie 9. maturatie – assembly 10. release (4) “reverse” transcriptie: (+)RNA (+)RNA.(-)DNA (-)DNA (-)DNA.(+)DNA Uitgevoerd dr heterodimeer : p66 (met p15 = RNase H) en p51 - reverse transcriptase - RNase H Eerste transcriptie en verwijdering RNA gebeuren tegelijk Resultaat: proviraal DNA (5) vroegtijdige translatie (vorming DDDP en spec virale antigenen) is hier vervangen door de inbouw van het virale dsDNA in een chromosoom van de gastheercel (6) replicatie van het proviraal DNA tgv celdeling (8) naast vorming capside/enveloppe prot ook dan RT (9) en (10) gebeuren tegelijk in een proces van budding Vraag9: Welke zijn de tien stadia van de virusvermenigvuldiging (zoals uiteengezet voor adenovirus)? In welk opzicht wijken de (-)RNA virussen hiervan af? 1. adsorptie – attachment – binding 2. penetratie – fusie – endocytose 3. uncoating 4. vroegtijdige transcriptie 5. vroegtijdige translatie 6. replicatie 7. laattijdige transcriptie 8. laattijdige translatie 9. maturatie – assembly 10. release (4) transcriptie: (-)RNA (+)RNA door RDRP (5) translatie: RNA replicase en capside/enveloppe proteïnen (ipv bij late translatie) (6) replicatie: (-)RNA (+)RNA (-)RNA (via replicatie intermediair) (7) en (8) gn laattijdige transcriptie of translatie (9) en (10) gebeuren tegelijk in een proces van budding Vraag10: Welke zijn de tien stadia van de virusvermenigvuldiging (zoals uiteengezet voor adenovirus)? In welk opzicht wijken de (+)RNA virussen hiervan af? 1. adsorptie – attachment – binding 2. penetratie – fusie – endocytose 3. uncoating 4. vroegtijdige transcriptie 5. vroegtijdige translatie 6. replicatie 7. laattijdige transcriptie 8. laattijdige translatie 9. maturatie – assembly 10. release voor normale nt-oncogene virussen: (4) vroege transcriptie gebeurt niet aangezien RNA al in mRNA vorm staat (5) bij translatie worden RNA replicase en capside proteïnen gevormd (7) en (8) gn laattijdige transcriptie of translatie Vraag11: Schets (grafisch) het algemeen verloop van een acute virusinfectie (vb influenza of respiratoire virusinfecties in het algemeen), met aandacht voor de immuunrespons P23 Vraag12: Schets (grafisch) het algemeen verloop van HSV (herpes simplex virus) en VZV (varicellazoster virus) infecties, voortgaande op de immuunrespons P23, 24 => immunologische paradox Vraag13: Schets (grafisch) het algemeen verloop van een HIV (human immunodeficiëncy virus) infectie, voortgaande op de immuunrespons P24 Vraag14: Schets (grafisch) het algemeen verloop van een HBV (hepatitis B virus) infectie, voortgaande op de immuunrespons P103, 104 Vraag15: Welke virussen worden vooral aërogeen (via speekseldruppeltjes), welke virussen worden vooral faeco-oraal (via besmet water) overgedragen en welke virussen zowel faeco-oraal als aërogeen? AEROGEEN - infuenza - rhinovirus - coronavirus (oa ook SARS) - rubeola (mazzelen) - variola (pokken) - varicella (windpokken) - bof - rubella (rode hond) - Epstein-Barr virus (mononucleosis infectiosa) - Parvovirus: B19 virus - Cytomegalovirus - Human herpes virus type 7 - Respiratoir syncytiaal virus (paramyxoviridae) - Rabies(vleermuizen) FAECO-ORAAL - coxsackievirus - echo virus - poliomyelitis - hepatitis A (enterovirus) - hepatitis E (picornavirus) - reovirussen AEROGEEN EN FAECO-ORAAL - adenovirus Vraag16: Voor welke virale infecties bestaat er een levend afgezwakt virusvaccin? Geef nadere toelichting bij deze vaccins. 1 polio 2 vaccinia 3 varicella 4 gele koorts 5 rubella 6 mazellen 7 bof 8 adeno POLIO sabin oorsprong: menselijke diploïde cellen perorale inname bevat 3 serotypen wettelijk verplicht 1) 3-4 maand 2) 5-6 maand 3) 12-15 maand Humorale en mucosale immuniteit Mag tegelijk met DTP vaccin VACCINIA oorsprong: kalf lymfe intradermale toediening van 6 tot 9 maanden revaccinaties noodzakelijk booster) 6jaar nt meer beschikbaar VARICELLA varilrix oorsprong: menselijke diploïde cellen subcutane toediening (1 dosis) vanaf 9maand GELE KOORTS arilvax en stamaril oorsprong: kippenembryo’s subcutane toediening bescherming voor minstens 10 jaar RUBELLA ervevax en meruvax II oorsprong: menselijke diploïde cellen subcutane toediening meisjes vanaf 11jaar MAZELEN attenuvax en rimevax oorsprong: kippenembryo’s subcutane toediening (wijnpokken) BOF 12-15 maand Levenslang immuun 5 à 10% nt succesvol mumpsvax en pariorix oorsprong: kippenembryo’s subcutane toediening vanaf 15maand levenslange immuniteit MAZELEN + BOF duovax en rimparix oorsprong: gecombineerd subcutane toediening 15 maand jongens, herhaling 5-6jaar MAZELEN + BOF + RUBELLA MMRvax en pluserix en trimovax oorsprong: gecombineerd subcutane toediening van 12-15 maand (jongens en meisjes), herhaling 5-6jaar ADENOVIRUSINFECTIES niet beschikbaar oorsprong: menselijke diploïde fibroblast celculturen orale toediening via enteric coated capsules 90% bescherming Voor 2 maanden Tegen type 4 en 7 nooit bij immuungecompromitteerde patiënten Vraag17: Voor welke virale infecties bestaat er een dood geïnactiveerd virusvaccin? Geef nadere toelichting bij deze vaccins. 1 Polio 2 Influenza 3 Hep A 4 Hep B 5 Rabies POLIO salk (imovax) oorsprong: menselijke diploide cellen intramusculaire toediening INFLUENZA influvac S en mutagrip S en vaxigrip en αRIX oorsprong: kippenembryo’s subcutane toediening of intramusculaire toediening trivalent: A: H1N1 – A: H3N2 – B geïnactiveerd dr: formaldehyde – β-propriolacton – verhitting 70% succes 6maanden immuun HEPATITIS A havrix en havrix junior en vaqta-50 en vaqta-25 oorspong: menselijke diploïde cellen intramusculaire toediening geïnactiveerd dr: formaldehyde geadsorbeerd op Al(OH)3 toedienen met herhaling 6à12 maand later HEPATITIS B hevac B en HB vaxII oorsprong: plasma intramusculaire toediening geïnactiveerd dr: formol HBsA 3maal met een interval van 1 maand HEPTATITIS A+B oorsprong: gecombineerd intramusculaire toediening twinrix RABIES rabies oorsprong: menselijke diploïde cellen subcutane toediening geïnactiveerd dr: β-propriolacton bij risicopersonen Vraag18: Bespreek het activiteitsspectrum en werkingsmechanisme van de acyclische nucleoside analogen (vb acyclovir, valaciclovir, famciclovir, penciclovir, ganciclovir en valganciclovir) acyclovir = zovirax ® w geïncorporeerd in DNA en stopt DNA synthese ACV ACV-MP ACV-DP ACV-TP DNA Act spectrum: - HSV-1 - HSV-2 - VZV chain terminator valacyclovir = valtrex®, zelitrex® = prodrug acyclovir w geïncorporeerd in DNA en stopt DNA synthese chain terminator VACV val + ACV ACV-MP ACV-DP ACV-TP DNA Act spectrum: - HSV-1 - HSV-2 - VZV Famciclovir = famvir® = prodrug penciclovir w geïncorporeerd in DNA en stopt DNA synthese chain terminator FCV PCV PCV-MP PCV-DP PCV-TP DNA act spect - HSV-1 - HSV-2 - VZV - HBV Penciclovir w geïncorporeerd in DNA en stopt DNA synthese PCV PCV-MP PCV-DP PCV-TP DNA Act spect: - HSV-1 - HSV-2 - VZV - HBV chain terminator Ganciclovir 9-(1,3-dihydroxi-2-propoxymethyl)guanine = Cymevene®, cytovene® => w geïncorporeerd in DNA en stopt DNA synthese chain terminator GCV GCV-MP GCV-DP GCV-TP DNA Act spect - CMV Valganciclovir = valine ester van ganciclovir = valcyte® => w geïncorporeerd in DNA en stopt DNA synthese chain terminator VGCV val + GCV GCV-MP GCV-DP GCV-TP DNA Act spect: - CMV Vraag19: Bespreek het activiteitspectrum en werkingsmechanisme van de acyclische nucleoside fosfonaten: - cidofovir - adefovir - tenofovir nucleoside reverse transcriptase inhibitor: acyclische nucleoside fosfonaten DNA virussen en HIV Cidofovir = HPMPC = vistide® inhibeert (viraal) DNA polymerase, w geïncorporeerd in DNA en stopt DNA synthese chain terminator CDV CDV-MP CDV-DP ~ dCTP Act spectrum: - Polyomavirus - Papillomavirus - Poxvirus - Herpesvirussen Adefovir = PMEA = hepsera® inhibeert reverse transcriptase, w geïncorporeerd in DNA als chain terminator (ADV dipivoxil ) ADV ADV-MP ADV-DP ~ dATP Act spectrum: - HBV - HIV Tenofovir: = PMPA = viread® inhibeert reverse transcriptase, w geïncorporeerd in DNA als chain terminator (TNV disoproxil ) TNV TNV-MP TNV-DP ~ dATP Act spectrum: - HIV - HBV Vraag20: Bespreek het activiteitsspectrum en werkingsmechanisme van de dideoxynucleoside analogen: - zidovudine retrovir®, AZT HIV AZT-TP ~ dTTP - didanosine videx® HIV ddA-TP ~ dATP - zalcitabine hivid® HIV ddC-TP ~ dCTP - stavudine zerit® HIV d4T-TP ~ dTTP - lamivudine epivir® HIV, HBV 3TC-TP ~ dCTP - abacavir ziagen®, ABC HIV CBV-TP ~ dGTP - emtricitabine emtriva® HIV, HBV (-)FTC-TP ~ dCTP dideoxynucleosideanalogen = nucleoside reverse transcriptase inhibitor = NsRTI => inhibeert reverse transcriptase, w geïncorporeerd in DNA als chain terminator voorbeeld werking: AZT AZT-MP AZT-TP => competitie dTTP DNA(dTMP) => AZT-TP DNA(AZT-MP) chain terminator Zidovudine: (thymine) Didanosine: (guanine) Zalcitabine: (cytosine) Stavudine: (thymine) Lamivudine: (cytosine) Abacavir: (adenine) Emtricitabine: (cytosine) Vraag21: Tot welke klinische symptomen kan de parvoinfectie B19 aanleiding geven? daling reticulocyten - koorts - keelpijn (sore throat) - hoofdpijn - erythema infectiosum = slapped check syndroom = 5th disease bij kinderen: 4-10jaar felrode wangen erytheem thv strekzijde van de ledematen mog gepaard met malaise en koorts enkele dagen gevolgd dr arthealgie/arthritis in 10% - aplastische crisis daling aantal reticulocyten erg bij reeds anemische ptn of bij immunodeficiëntie => acute bloedarmoede - tijdens zwangerschap: hydrops foetalis afsterven foetus abortus bij overleven foetus: gn restverschijnselen - myocarditis bij jonge kinderen mog fataal Vraag22: Voor welke klinische manifestaties kunnen humaan papillomavirus (HPV) infecties verantwoordelijk worden gesteld? 1Cutane goedaardige HPV-letsels: Verruca vulgaris (gewone wrat) Verruca plana (platte wrat) Verruca plantaris (voetzoolwrat) 2Cutane kwaadaardige HPV-letsels: Epidermodysplasia verruciformis mog kwaardaardige ontaarding nr huidkanker 3Mucosale goedaardige HPV-letsels: Condyloma acuminatum Buschke-Löwenstein tumor mog kwaadaardige ontaarding nr verracous carcinoma thv vulva en penis Orale papillomatosis Larynx papilloma Bij kinderen kan kwaadaardig ontaarden nr carcinoma 4Mucosale kwaadaardige HPV-letsels: Cervicale intraepitheliale neoplasias CIN Vulvaire intraepitheliale neoplasias VIN Peniele intraepitheliale neoplasias PIN Perinale intraepitheliale neoplasias PAIN knn evolueren nr invasieve carcinomata Vraag23: Welke klinische symptomen kunnen optreden bij adenovirusinfecties? meer dan 50% subklinisch 1. Acute aandoening van de bovenste luchtwegen: - koorts - keelpijn - slikpijn - hoofdpijn - spierpijn - neusverkoudheid - droge hoest lijkend op griep 2. Pharyngoconjunctivitis - koorts - hoofdpijn - bilaterale folliculaire conjunctivitis - lichte keelontsteking - gezwollen lymfeklieren: vooral submandibulaire, mr ook preauriculaire 3. Bronchopneumonie - uitgesproken dyspnee - koorts - soms fataal 4. Keratoconjunctivitis - folliculaire conjunctivitis - unilaterale subepitheliale keratitis bilaterale subepitheliale keratitis - oedeem van oogleden - tranenvloed - fotofobie 5. Gastro-enteritis - diarree - braken - buikpijn 6. invaginatie van het darmkanaal gepaard gaande met plotselinge obstructie 7. op klinkhoest gelijkend ziektebeeld 8. acute hemorragische cystitis: - hematurie - polyurie - dysurie 9. ernstige gedissemineerde infecties - pneumonie - hepatitis - nephritis - colitis - encephalitis - hemorragische cystitis bij immunodeficiënte personen Vraag24: Welke primaire infecties kunnen optreden bij HSV (herpes simplex virus type 1 en 2) infecties? 1. Herpetische gingivostomatitis: primaire infectie HSV-1 - Blaasjes -> ulceraties - Thv mondslijmvlies, tong, tandvlees - Koorts en lokale klierzwelling - Jonge kinderen - Spontaan herstel na 1à2 weken 2. Herpetisch eczeem: primaire infectie HSV-1 Uitbotting van blaasjes -> ulceraties thv huid - hoge koorts - jonge kinderen met eczeem - soms dodelijk 3. Herpetische keratoconjunctivitis: primaire of recurrente infectie HSV-1 - blaasjes thv conjunctiva - ulceraties thv cornea - meestal: dendritische keratitis of geografische keratitis - soms: stromale keratitis (virtuele blindheid) 4. Herpetische (meningo)encephalitis: primaire of recurrente infectie HSV-1 - meestal gelokaliseerd thv temperoparietale cortex - +/- 70% dodelijk - Overleven: ernstige neurologische restletsels 5. Traumatische of accidentele herpes (Whitlow): primaire infectie HSV-1 of HSV-2 - gelokaliseerde letsels thv vinger - immunodef: kans op necrose 6. Neonatale herpes: primaire infectie HSV-2 - veralgemeende uitbotting blaasjes -> ulceraties over de huid - aantasting van andere organen - pasgeborene 7. Herpes genitalis: primaire of recurrente infectie HSV-2 - blaasjes en/of ulceraties thv penis/cervix/vagina/perineum - soms koorts en lokale klierzwelling - cofactor cervix carcinoma 8. Herpetische meningitis: primaire infectie HSV-2 - zeldzaam Vraag25: Welke recurrente infecties kunnen optreden bij HSV (herpes simplex virus type 1 en 2) infecties? 1. Herpes genitalis: primaire of recurrente infectie HSV-2 - blaasjes en/of ulceraties thv penis/cervix/vagina/perineum - soms koorts en lokale klierzwelling - cofactor cervix carcinoma 2. Herpetische keratoconjunctivitis: primaire of recurrente infectie HSV-1 - blaasjes thv conjunctiva - ulceraties thv cornea - meestal: dendritische keratitis of geografische keratitis - soms: stromale keratitis (virtuele blindheid) 3. Herpes labialis: recurrente infectie HSV-1 - koortsblaasjes = cold sores - nadien ulceraties thv lippen (overgang huid-slijmvlies) - immunodef: uitbereiden over gelaat en mondslijmvlies: ernstig tot fataal 4. Herpetische (meningo)encephalitis: primaire of recurrente infectie HSV-1 - meestal gelokaliseerd thv temporoparietale cortex - +/- 70% dodelijk - Overleven: ernstige neurologische restletsels Vraag26: Wat verstaat men onder de “immunologische” paradox bij herpesvirus infecties? Recurrente herpesinfecties worden enkel aangetroffen bij volwassenen met hoge titers van antistoffen tegenover herpes simplex virus men wordt wel vrijwel ongevoelig aan primaire infecties (exogene), maar het heroptreden van de infectie van binnenuit (endogeen) kan niet vermeden worden Vraag27: Hoe zou U een ernstige recurrente mucocutane HSV (herpes simplex virus) infectie bij een immuun-gedeprimeerde patiënt behandelen? Bespreek ook het werkingsmechanisme van deze (antivirale ) middelen. 1 acyclovir 2 valciclovir Acycloguanosine = 9-(2-hydroxyethoxymethyl)guanine = acyclovir = zovirax ® w geïncorporeerd in DNA en stopt DNA synthese chain terminator ACV ACV-MP ACV-DP ACV-TP DNA IV infuus gedurende 5-10dagen: handig wegens regelmatig voorkomende aantasting mond Valciclovir = valtrex®, zelitrex® = prodrug acyclovir per oraal: nt bij zware aantasting mond w geïncorporeerd in DNA en stopt DNA synthese chain terminator VACV val + ACV ACV-MP ACV-DP ACV-TP DNA Vraag28: Welke soort van letsels kunnen zich voordoen bij varicella (windpokken), en waar zijn zij gelokaliseerd? Vergelijk met de letsels die zich voordoen bij zoster (zona) en variola (pokken)? Maculopapulaire letsels blaasjes puistjes korstjes vier soorten tegelijk evolutie in enkele uren centripetaal: thv romp conjunctiva mondmucosa vagina Pokken: tragere evolutie: elke stadium neemt enkele dagen slechts één soort tegelijk centrifugaal: thv ledematen Zona: maculopapulaire letsels (later blaasjes) thv een BEPAALD dermatoom vooral thv thorax, schouders, hoofd, nek unilateraal; nt over middellijn veralgemeend bij immunodeficiëntie Vraag29: Hoe zou U zona (zoster) behandelen? Bespreek ook het werkingsmechanisme van deze (antivirale) middelen. 1 acyclovir 2 valciclovir 3 famciclovir Acyclovir per oraal vervangen door prodrug w geïncorporeerd in DNA en stopt DNA synthese ACV ACV-MP ACV-DP ACV-TP DNA chain terminator Valaciclovir: = valtrex®, zelitrex® = prodrug acyclovir per oraal w geïncorporeerd in DNA en stopt DNA synthese chain terminator VACV val + ACV ACV-MP ACV-DP ACV-TP DNA Famciclovir: = famvir® per oraal w geïncorporeerd in DNA en stopt DNA synthese chain terminator FCV PCV PCV-MP PCV-DP PCV-TP DNA R= CH3-COVraag30: Welke zijn de voornaamste klinische manifestaties van een CMV (cytomegalovirus) infectie (i) bij pasgeborene, (ii) bij de immuun-gedeprimeerde patiënt? I: pasgeborene: congenitaal vaak afsterven vrucht in utero; zoniet: - prematuritas - hepatosplenomegalie - icterus - thrombocytopenie - purpura - hemolytische anemie - interstitiële pneumonitis - microcephalie - periventriculaire hersenverkalkingen - chorioretinitis - N opticus atrofie - Mentale en motorische achterstand I: kind: infectie na geboorte: meestal onopgemerkt - hepatitis - interstitiële pneumonitis - hemolytische anemie II: immuun-gedeprimeerde patiënt: opwekking virus uit latente toestand veralgemeende CMV infecties - retinitis - hepatitis - interstitiële pneumonitis - colitis - encephalitits - adrenalitis - wasting Vraag31: Welke antivirale middelen kunnen ingezet worden tegen CMV (cytomegalovirus) infecties? Bespreek ook de werkingsmechanismen van deze (antivirale) middelen? 1 ganciclovir 2 valganciclovir 3 foscarnet 4 cidofovir 1. ganciclovir = 9-(1,3-dihydroxi-2-propoxymethyl)guanine = Cymevene®, cytovene® => w geïncorporeerd in DNA en stopt DNA synthese chain terminator GCV GCV-MP GCV-DP GCV-TP DNA 2. valganciclovir = valine ester van ganciclovir = valcyte® => w geïncorporeerd in DNA en stopt DNA synthese chain terminator VGCV val + GCV GCV-MP GCV-DP GCV-TP DNA 3. Foscarnet = phosphonomierezuur = foscavir® => inhibeert (viraal) DNA polymerase Product analoog van pyrofosfaat 4. Cidovir = vistide® inhibeert (viraal) DNA polymerase, w geïncorporeerd in DNA en stopt DNA synthese chain terminator CDV CDV-MP CDV-DP = dCTP Vraag32: Tot welke klinische manifestaties kunnen Epstein-Barr virus infecties aanleiding geven? 1. mononucleosis infectiosa = klierkoorts = college fever = honeymoon disease = ziekte van Pfeiffer adolescenten - koorts - uitgesproken onwelzijn - pharyngitis - amygdalitis - splenomegalie - veralgemeende zwelling van de lymfeklieren - soms: hepatitis, gingivostomatitis, maculopapulaire rash, oedeem vd oogleden 2. Burkitt’s lymphoma = tumor thv kaakstreek - Centraal Afrika - Oudere kinderen en jonge volwassenen - kwaadaardig 3. Nasopharyngeaal carcinoma - Zuid-Oost Azië - Mannen van Chinese afkomst - kwaadaardig 4. Posttransplant lymfoproliferatief syndroom = mono- of polyklonale proliferatie van met EBV-geïnfecteerde B-cellen - gevolg van immunosuppressieve therapie 5. Kwaadaardig lymfoom = indien woekering vd met EBV-geïnfecteerde B-cellen niet in de hand kan gehouden worden - bij immunodeficiënte patiënten - tgv onderdrukking T-lymfocyten - vaak intracerebraal - vaak dodelijk op korte tijd 6. X-gebonden lymfoproliferatief syndroom = Duncan’s disease = massieve infiltratie van beenmerg en lever dr T- en B-lymfocyten - primaire EBV infectie - jongens - dodelijk op jeugdige leeftijd Vraag33: Hoe kan men de laboratoriumdiagnose stellen van mononucleosis infectiosa of van EBV infecties in het algemeen? Mononucleosis infectiosa vermoeden: > 10jaar: Paul & Bunnell test - Pos: primaire infectie - Neg: anti-VCA IgM(IgG) < 10jaar: anti-VCA IgM(IgG) Oorz mononucleosis(like) inf: - EBV - CMV (Paul & Bunnell is neg) - HIV A. rechtstreeks aantonen vd virale antigenen in EBV-besmette lymfocyten dr immunofluorescentie elektronenmicroscopie: rechtstreeks aantonen intacte virions EA: early antigen VCA: virus capsid antigen EBNA: EB nuclear antigen B. aantonen van atypische lymfocyten basofiel cytoplasma vacuolen kern: ovaal – gelobuleer – niervormig celwand als het ware ingedeukt dr omliggende rbc # lymfocyten kan gestegen zijn #polymorfonucleaire gedaald C. Serologie opsporen heterofiele hemagglutinerende antistoffen: Paul & Bunnell test heterofiele hemagglutininen: aspecifieke antistoffen tegen soortvreemde antigenen (Frossman antistoffen) de nl verwijderen door absorptie op cavia-niersuspensie specifieke antistoffen opsporen tegen EBV tegen specifieke antigenen van EBV Vraag34: In welk opzicht komt de epidemiologie van polio, mazelen, rode hond en bof overeen met deze van pokken en verschilt deze van de epidemiologie van rabies? In welke mate heeft de vaccinatie deze epidemiologie beïnvloed? Pokken: Mens enige reservoir Overdracht via druppelinfectie Cfr kinderziekten: mazelen, rode hond, bof Polio: => faeco-orale overdracht Vliegen en muggen knn infectie wel overbrengen, mr virus ontwikkelt zich niet in hen Rabies: mens blind alley (ipv enige reservoir) endemisch bij dieren in het wild pokken: => uitgeroeid via vaccinatie Polio, mazelen, rode hond, bof: => vaccinatie kinderen voor deze ziekten Rabies: => enkel vaccinatie risicoberoepen => rabies reservoir blijft bestaan Vraag35: Bespreek de vaccinatie tegen polio. Maak hierbij onderscheid tussen het oraal poliovaccin (volgens Sabin) en het inspuitbare vaccin (volgens Salk)? vaccinatie is verplicht SABIN vaccin: = OPV = oral (live) polio vaccine bereid vroeger in apenniercelculturen, nu in menselijke fibroblast celculturen levend afgezwakt virus o humerale & lokale immuniteit(IgA): inname plaats wild virus + kudde vaccinatie o probleem bij immunodeficiënte persoon, zuigelingen, ouderen met verstoorde afweer mag tegelijk met DTP vaccin hoge T: effectiviteit weg vals gevoel veiligheid onzekere inplanting in darmwand SALK vaccin: = IPV = inactivated polio vaccine bereid in apenniercelculturen gedood dr formol tenminste 4 inentingen vereist verspreid over 1à2 jaren booster om de 3jaar noodzakelijk hoge T: nog effectief voor sabin ontwikkelt Vraag36: Welke symptomen kunnen door Coxsackie/Echo virusinfecties worden veroorzaakt? 1. Herpangina - koorts - keelpijn - soms ook anorexie - braken - abdominale pijn - blaasjes thv huig & week verhemelte 2. “Aseptische” meningitis - koorts - hoofdpijn - nausea - nek- en rugstijfheid - soms met spierzwakte 3. Verkoudheden: febrile illness = URTI = upper respiratory tract infections 4. Maculopapulaire (of maculovesiculaire) rash mog gecombineerd met aseptische meningitis 5. Gastroenteritis - diarree 6. Conjunctivitis 7. Vesiculaire rash = hand-foot-and-mouth disease blaasjes 8. Pleurodynie = ziekte van Bornholm - koorts - thoraxpijn: duivelsgreep - eventueel voorafgegaan dr hoofdpijn, nausea & anorexie - soms: abdominale pijn 9. Hartaandoeningen - Myocarditis Bij pasgeborene: dyspnee cyanose tachycardia … Vaak dodelijk - pericarditis endocarditis bij volw: chronische hartletsels: aortaklepinsufficiëntie mitralisklepinsufficiëntie constrictieve pericarditis 10. Pancreatitis aan de basis van (juveniele) diabetes mellitus Vraag37: Welke zijn de “hemorragische koorts” virussen? Tot welke virusfamilies (“viridae”) behoren ze en hoe kunnen ze worden overgedragen? Hemorragische koorts virussen = virussen die koorts verwekken gepaard gaand met bloedingen thv huid en slijmvliezen 1Varicella 2Dengue koorts 3Gele koorts 4Rift Valley koorts 5Crimean/Congo koorts 6Hantaan 7Lassa 8Machupo 9Junin 10Sabia 11Marburg 12Ebola Varicella: (ben nt zeker over deze) hemorragische varicella - herpes viridae - aërogene overdracht via druppelinfectie Dengue koorts: - togaviridae flavivirussen - overdracht via Aedes aegypti & Aedes albopictus Gele koorts: - togaviridae flavivirussen - overdracht via Aedes aegypti, africanus of simpsoni Rift Valley koorts: - Bunyaviridae Phlebovirussen - Overdracht via muggen Crimean/Congo koorts: - Bunyaviridae - overdracht via teken Nairovirussen Hantaan: - Bunyaviridae Hantavirussen - Overdracht via veldmuizen/ratten HFRS = hemorrhagic fever with renal syndrome Lassa koorts: - Arenaviridae - Overdracht via mastomys natalensis (knaagdier) Junin: = Argentinian hemorrhagic fever - Arenaviridae - Overdracht via calomys Machupa: - = Bolivian hemorrhagic fever Arenaviridae Overdracht via calomys - Arenaviridae - Filoviridae - Filoviridae Sabia: Marburg: Ebola: P37 is acute hemorragische cystitis ook te rekenen bij hemorragische koorts? Vraag38: Welke zijn de virusinfecties die met huiduitslag (exantheem) kunnen gepaard gaan? Tot welke virusfamilies (“viridae”) behoren ze? B19 virus: parvoviridae erythema infectiosum = slapped cheek syndrome = 5the disease - felrode wangen - erytheem thv strekzijde ledematen Herpes: letseltjes ook erytheem? (p40) Varicella en zoster: herpesviridae maculopapulaire letsels blaasjes puistjes en korstjes Epstein-Barr virus: herpesviridae maculopapulaire rash (vooral bij penicilline behandeling) Human herpes virus type 6: herpesviridae exanthema subitum - milde huiduitslag - onschuldig Human herpes virus type 7: herpesviridae exanthema subitum pityriasis rosea (PR) papular-purpuric gloves and Socks syndrome = rode uitslag thv handen en voeten exantheem? Variola (pokken): poxviridae variola major: - koorts - uitbotting papels blaasjes puistjes korstjes - centrifugaal: thv ledematen - op hetzelfde moment in hetzelfde stadium variola minor: - minder ernstig dan variola major Monkeypox: (apepokken) poxviridae uitbotting puisten koorts resp symptomen mog dodelijk Cowpox: poxviridae pokletsels op tepels runderen Orf: poxviridae pustels Coxsackievirus: picornaviridae maculopapulaire (of maculovesiculaire) rash vesiculaire rash = hand-foot-and-mouth disease Dengue virus: togaviridae rash Rubella: togaviridae exantheem - maculae Rubeola: paramycoviridae exanteem - maculae: rode vlekken gelaat romp ledematen worden bruinachtig Hepatis B: hepadnaviridae maculopapulaire rash Vraag39: Hoe kan met klinisch (dwz op basis van de klinische symptomen) onderscheid maken tussen griep (influenza), verkoudheid (rhinovirus), respiratoir syncytiaal virus (RSV) en adenovirusinfecties? Influenza verkoudheid RSV adeno Koorts hoge koorts lager geen koorts koorts Hoest lichte hoest droge hoest Spierpijn X X Neus neusloop neusverkoudheid Griep: 78 vrij hoge koorts koude rillingen zweten hoofdpijn spierpijnen algemeen onwelzijn verkoudheid: 68 neusloop hoofdpijn lichte hoest koude rillingen eventueel lichte koorts RSV: 91 Zuigelingen: bronchiolitis-bronchopneumonie Oudere kinderen en volw: mild verlopende infectie van de bovenste luchtwegen - meestal beperkt tot neusverkoudheid zonder koorts Bejaarden: griepachtig ziektebeeld bronchiolitis en/of bronchopneumonie Adeno: 36 acute aandoening van de bovenste luchtwegen koorts droge hoest neusverkoudheid spierpijn pharyngoconjunctivitis bronchopneumonie keratoconjunctivitis gastro-enteritis invaginatie op kinkhoestlijkend ziektebeeld acute hemorragische cystitis Vraag40: Wat verstaat men onder antigenische “drift” en antigenische “shift” bij influenzavirusinfecties? P79’’ Antigenische drift: = kleine veranderingen in de samenstelling vd hemagglutinine en neuraminidase antigenen om de 2 à 3 jaar mutaties in het genoom - gebeuren spontaan: meeste verdwijnen zij zonder neutralizerend AB w uitgeselecteerd = immunologische selectie Antigenische shift: (p79) = uitgebreidde verandering in de samenstelling van de hemaaglutinine en neuraminidase antigenen tot stand komen totaal NIEUWE H en N moleculen om de 8 à 12 jaar recombinatie van een menselijk influenza virus met een influenza virus uit het dierenrijk => door gelijktijdige besmetting cel virus wordt nadien rechtstreeks op mens overgedragen Vraag41: Bespreek de vaccinatie tegen griep. Geïnactiveerde griepvirus vaccins - monovalent - bivalent - trivalent geïnactiveerde virusstammen dr formaldehyde of β-propriolacton of verhitting whole virion vaccins split vaccins (RNA) + subunit vaccins (virale prot) geïnactiveerde griepvaccins: subcutane inenting (of intramusculair) vaccins geadsorbeerd op Al oxide of hydroxide: steeds intramusculair IgG antistoffen dringen dr tot in longweefsel: bescherming optimaal: meest recente stam van: 2005-2006 - infl A: H1N1 New Caledonia - infl A: H3N2 California - infl B Shangai jonger dan 25j: tweemaal vaccineren met 2weken tss slechts 70% succes vol tijdelijk: 6maand gn bescherming tegen nieuwe influenza stammen zou ieder jaar herhaald moeten worden Vaccinatie aangeraden voor risicopersonen: Vb bejaarden – kinderen met astma – diabetici - … Tegenaanwijzing: allergie tov kippeneiwitten acuut resp infectietoestanden koorts zeer verzwakte personen Vraag42: Hoe zou U griep (influenza), verkoudheid (rhinovirusinfecties), respiratoir syncytiaal virus (RSV) en adenovirusinfecties behandelen? Influenza: - Amantadine, rimantadine - Zanamivir, oseltamivir Chemoprofylactisch influenza A: - amantine hydrochloride - rimantadine hydrochloride Preventief influenza A & B: - Zanamivir en oseltamivir Causaal: - amantadine hydrochloride enkel influenza A - zanamivir en oseltamivir influenza A en B Symptomatisch: - acetylsalicylzuur of paracetamol - norefedrine hydrochloride - coffeïne - codeïne - vitamine C - eventueel antihistaminica Antibiotica bij bact bijbesmetting RSV: pijnstilling & koortswering dekongestief - ribavirine ribavirine als aërosol gedurende 3 à 6 d Rhinovirus: - ribavirine: ziekte-benefit te laag symptomatisch: anti-inflammatoir Adenovirus: - acyclische nucleoside fosfonaten o 9-(3-hydroxy-2-phosphonylmethoxypropyl)adenine o 9-(3-hydroxy-2-phosphonylmethoxypropyl)cytosine HPMPA HPMPC cidovir Vraag43: Wat zijn de zogenaamde “neuramidase inhibitoren”? Bespreek hun werkingsmechanisme en activiteitsspectrum? Zanamivir Relenza® 4-guanidino-Neu5Ac2 en GG167 Oseltamivir Tamiflu® GS4071 en GS4104, Ro64-0796 = substraat analogen van N-acetylneuraminezuur (NANA) inhibibeert neuramidase (afsplitsen NANA) inh vrijzetting virus uit cellen werkzaam tegen influenza A, B, C profylactisch en vroegtijdig therapeutisch innemen Zanamivir: inhalatie (lastig) Oseltamivir: oraal capsule 2Xdaags Zanamivir: Oseltamivir: Vraag44: Welke virusinfecties kunnen transplacentair overgedragen worden en aanleiding geven tot een congenitaal ziektesyndroom? Waaruit bestaan de voornaamste klinische manifestaties van deze aandoeningen? Transplacentaire overdracht: B19 virusinfectie (Parvoviridae) Neonatale herpes: HSV-2 CMV Rubella Hepatitis B virus Hepatitis C virus Hepatitis D virus HIV Congenitaal ziektesyndroom: cytomegalic inclusion syndrome congenitaal rubella syndroom B19 virusinfectie: - hydrops foetalis - afsterven van de foetus - abortus - als foetus overleeft: gn restletsel Neonatale herpes: HSV-2 - veralgemeende uitbotting van blaasjes ulceraties - aantasting andere organen - meestal (90%) dodelijk Cytomegalic inclusion syndrome: dr CMV - kinderen: jarenlang virus uitscheiden via urine - vaak leidend tot afsterven vrucht in utero (30%) - zoniet: prematuritas hepatosplenomegalie icterus thrombocytopenie purpura hemolytische nemie interstitiële pneumonie microcephalie periventrikulaire hersenverkalkingen chorioretinitis N opticus atrofie Mentale & motische achterstand Mog ook z opmerkelijke stoornissen (10%) Congenitaal rubella syndroom: afwijkingen thv cardiovasculair stelsel oogafwijkingen oorafwijkingen oligofrenie microcephalie groeiachterstand hepatosplenomegalie thrombocytopenie (purpura) hemolytische anemie interstitiële pneumonie osteitis mortaliteit 20% tijdens 1ste levensjaar besmetting voor 13de week: bij 40% vd levendgeborene afwijkingen besmetting tss 13de en 16de week: vrijwel uitsluitend doofheid besmetting na 17de week: weinig of gn letsels Hepatitis B: - braken - nausea - anorexie - malaise - diarree - koorts - serumziekte - polyarteritis nodosa - glomerulonefritis Hepatitis C: - braken - nausea - anorexie - malaise - diarree - koorts Hepatitis D: - braken - nausea - anorexie - malaise - diarree - koorts Vraag45: Waaruit bestaan de klinische verschijnselen en eventuele verwikkelingen bij mazelen (rubeola)? PRODORMALE PERIODE: - koorts - catarrale rhinitis - conjunctivitis - niezen - hoesten - Koplik’s sports thv wangslijmvlies ENKELE DAGEN LATER: exanteem in de vorm van maculae 1 gelaat 2 romp (1-2 dagen later) 3 ledematen (na 2-4 dagen) 4 vlekken w bruinachtig & verdwijnen (na 5-10 dagen) VERWIKKELINGEN: 1. otitis bronchitis pneumonie dr bijbesmetting met bacteriën 2. encephalomyelitis 20% fataal, 40% restletsels 3. subacute scleroserende panencephalitis - = SSPE = Dawson’s inclusion body encephalitis zeldzaam laattijdig (jaren) progressieve achteruitgang hersenactiviteit, myocloniën coma & dood In de hersenen vindt men defectieve viruspartikels Vraag46: Waaruit bestaan de klinische manifestaties van bof (mumps)? 1. Parotitis - meestal bilateraal - in 70% vd gevallen - zwelling vd parotis - pijn - koorts - mog ook glan submax en ook subling aangetast 2. Epididymoörchitis - Meestal unilateraal, indien bilat: mog steriel - in 20% gevallen (na puberteit) - necrose & atrofie testis - ovaria aantasting: nt leidend tot atrofie of steriliteit 3. Meningoencephalitis - in 10% gevallen - aseptische meningitits 4. Pancreatitis - in 5% gevallen - hyperglycemie - steatorree - mog basis van (juveniele) diabetes mellitus 5. Myocarditis - in 10% gevallen Vraag47: Bespreek de vaccinatie tegen mazelen (rubeola); bof (mumps) en rode hond (rubella)? Mazelen-vaccin: Attenuvax & Rimevax oorsprong: kippenembryo’s levend afgezwakt vaccin subcutane toediening leeftijd: 12 tot 15 maanden 90à95% effectief Wsl levenslange immuniteit Aangeraden herhaling 5-6 jaar Bof-vaccin: Mumpsvax & Pariorix oorsprong: kippenembryo’s levend vaccin subcutane toediening leeftijd: vanaf 15maand wsl levenslange immuniteit Rubella-vaccin: Ervevax & MeruvaxII rubella infectie enkel probleem indien tijdens zwangerschap dus enkel vaccinatie meisjes is vereist Meruvax oorsprong: kippenembryo’s levend afgezwakt vaccin subcutane toediening vroeger MeruvaxII oorsprong: menselijke diploïde cellen levend vaccin subcutane toediening Ervevax oorsprong: menselijke diploïde cellen (vroeger in konijnenniercellen) levend vaccin subcutane toediening Cendehill stam leeftijd: 11jaar immuniteit soms beperkt tot 5jaar Combi: mazelen-bof: Duovax & Rimparix oorsprong: gecombineerd levend vaccin subcutane toediening jongens leeftijd: 15 maanden herhaling met MMRvaccin op 5-6jaar Combi: mazelen-bof-rubella: MMRvax & Pluserix & Trimovax MMRvax = attenuvax + meruvax + mumpsvax Pluserix = rimevax + ervevax + pariorix oorsprong: gecombineerd levend vaccine subcutane toediening leeftijd: 12-15 maanden herhaling met MMR vaccin op 6jaar of met rubella vaccin bij meisjes op 11-12 jaar Vraag48: Waarom kan variola (“smallpox”) virus beschouwd worden als een geducht biologisch “wapen”? Wat kan men er potentieel tegen inbrengen? weerstandig tegen ether overleeft zeer lang in droog midden overdracht mogelijk onrechtstreeks: vb besmet linnengoed (zie kolonisatie Nieuwe wereld) enkel mens; dieren blijven gespaard eigen bescherming mogelijk via vaccinatie met vaccinia - => mensen werden voor 1976 gevaccineerd: dus enkel jonge bevolking wordt getroffen Andere biologische stoffen of organismen zijn mss effectiever: i. Anthrax ii. Bacteriële toxine’s Vraag49: Welke zijn de verschillende hepatitisvirussen? Tot welke virusfamilies (“viridae”) behoren zij, en tot welke symptomatologie kunnen zij op korte en lange termijn aanleiding geven? Welke hepatitisvirussen kunnen al dan niet aanleiding geven tot een chronische infectie? Hepatitis A enterovirus type 72 picornaviridae milde symptomatolie acute infectie: nadien volledig herstel Hepatitis B hepadnavirus hepadnaviridae soms ernstige symptomen acute infectie 10% chronische infectie cirrhose/HPC(transactivator gen) Hepatitis C hepacivirus flaviviridae subklinische symptomen acute infectie 80% chronische infectie cirrhose/HPC(constante prikkeling levercellen) Hepatitis D δagens helper HBV vaak ernstige symptomen kans op chronische infectie Hepatitis E calicivirus picornaviridae acute infectie Hepatitis G hepacivirus flaviviridae Symptomen: nausea koorts braken malaise diarree anorexie … na een week: icterus Vraag50: Hoe kan men de laboratoriumdiagnose stellen van een HBV (hepatitis B virus) infectie? Maak hierbij onderscheid tussen een acute en chronische HBV infectie? P104links Rechtstreeks aantonen HBsAg in het bloed dmv: - immunodiffusie - counterelectroforese - complement fixatie - agglutinatie v rbc bekleed met anti-HBsAg - RIA - ELISA In levercellen zelf: aantonen HBsAg en HBcAg In het bloed: HBV DNA HBeAg (sterke besmettelijkheid) Algemene levertesten: SGOT = serum glutaminezuur-oxaalazijnzuur transaminase = AST = aspartaat transaminase SGPT = serum glutaminezuur-pyrodruivenzuur transaminase = ALT = ala transaminase Chronische infectie => IgG anti-HBcAg => vorming anti-HBeAg => HBsAg, HBeAg, HBV DNA blijven aanw AntiHBsAg of AntiHBeAg positief teken herstel Vraag51: Hoe wordt hepatitis B virus (HBV) overgedragen? Vergelijk met de overdracht van hepatitis A virus (HAV), hepatitis C virus (HCV), polio en rhinovirus infectie. Hepatits B parenteraal sexueel (sperma, vaginaal secreet) perinataal speeksel moedermelk Hepatitis A faeco-oraal (besmet water, oesters) Hepatitis C parenteraal (sexueel) (perinataal) Polio faeco-oraal Rhinovirusinfectie aërogeen Vraag52: Bespreek vaccinatie tegen hepatitis A virus (HAV)? In welke omstandigheden is deze vaccinatie aangewezen? Havrix – Havrix Junior – Vaqta-50 – Vaqta-25 Tegen HepA oorsprong: menselijke diploïde cellen geïnactiveerd virus intramusculaire injectie Twinrix tegen hepatitis A en hepatitis B oorsprong: gecombineerd geïnactiveerd virus intramusculaire injectie Vaccinatie wordt aangeraden bij: BRUINE DRAAD - personen die nr endemisch gebied reizen - militairen en recruten in kazernes - personeel kinderdagverblijven - personeel gevangenissen & gesloten instellingen - hulpverleners in centra voor infectieziekten - laboranten die faecesstalen onderzoeken - personen die met voedselbereiding te maken hebben - speciale risicogroepen zoals rioolwerkers - homoseksuelen - hemofiliepatiënten - drugverslaafden - ptn met chron hepB of hepC Vraag53: Bespreek de vaccinatie tegen hepatitis B virus (HBV)? In welke omstandigheden is deze vaccinatie aangewezen? Engerix B – Engerix B junior – Recombivax HB tegen hepatitis B recombinant vaccin intramusculaire injectie Hevac B – HB VaxII tegen hepatitis B oorsprong: plasma geïnactiveerd virus intramusculaire injectie Twinrix tegen hepatitis A en hepatitis B gecombineerde oorsprong geïnactiveerd virus intramusculaire injectie Vaccinatie aangeraden bij: RODE DRAAD - personeel in hemodialyse- en reanimatiecentra - laboranten biochem lab en bloedtransfusiecentrum - artsen, tandartsen, biomedici, verpleegkundigen, laboranten - ptn die regelmatig bloedtransfusies ontvangen - hemodialyse ptn - hemofilieptn - personen die in nauw contact staan met dragers HBsAg - reizigers, ontw helpers, militairen nr gebieden hoge incidentie HBsAg dragers - pasgeborenen met moeder HBsAg - drugverslaafden Vraag54: Wat zijn de voornaamste proteïnen die door HIV (human immunodeficiency virus) tot expressie worden gebracht? Maak hierbij onderscheid tussen structurele (en enveloppe) proteïnen, functionele proteïnen en regulator proteïnen/ P109’ MA matrix proteïne p17 CA capside proteïne p24 NC nucleocapside proteïne p7 PR protease p11 RT reverse transcriptase p66/p51 IN integrase p32 SU surface glycoprotein gp120 TM transmembrane glycoprotein gp41 Structurele/functionele genen: LTR = long terminal repeat GAG = Group-specific antigen gen Precursor p55 dr protease gekliefd tot: p17 = matrix antigeen p24 = capside antigeen p7 = nucleocapside POL = polymerase gen Pro = p11 = protease P66/p51 = reverse transcriptase End = p32 = endonuclease, integrase ENV = envelope glycoproteïne gp60 Gp120 = surface glycoprotein Gp41 = transmembrane TM glycoprotein Regulator genen: TAT = transactivator die reageert met TAR activatie transcriptie HIV vanaf LTR REV = regulator vd expressie van virion proteïnen reageert met RRE transport drheen kernmembraan regelend inh translating tat & rev stimuleert translatie env NEF = negatieve factor VPR = vpr protein migratie PIC nr kern VIF = virus infectivity factor transport viraal RNA doorheen cytoskelet Vraag55: Bespreek de pathogenese van AIDS. Nadat HIV het organisme is binnengedrongen via de slijmvliezen (door rechtstreeks contact) of rechtstreeks in het bloed is terecht gekomen (dr bloedtransfusie, besmette naalden of spuiten), zal het virus interageren met zijn gastheercel (vnl T-lymfocyten). Vooral de CD4+ lymfocyten treden als gastheercel op omdat deze de receptor (CD4) tot expressie brengen waarmee de virale enveloppe glycoproteine reageert. Volgt dan de fusie vd virale enveloppe met de celmembraan en dan het verder verloop van de replicatiecyclus vh virus. Uiteindelijk worden uitgaande van die ene geïnfecteerde cel een onnoemelijk hoog aantal nieuwe viruspartikels geproduceerd, die dan de cyclus knn hernemen. Deze fase komt overeen met de acute fase vd infectie. De gastheer verdedigt zich tegen het virus door een samenspel van de (1) macrofagen die de viruspartikels fagocyteren en afbreken tot kleinere polypeptiden die zij via hun HLA als epitopen knn presenteren aan de helper (CD4+) T-lymfocyten. Deze Th lymfocyten (2) zullen dan als reactie cytokines produceren die enerzijds B-lymfocyten en anderzijds CD8+ Tc lymfocyten activeren. De B-lymfocyten (3) zullen dan op hun beurt AB produceren die het virus zullen complexeren waardoor deze complexen door de macrofagen knn worden opgeruimd. De killer T-lymfocyten (4) zullen reageren met de met het virus besmette cellen die de virale epitopen tot expressie brengen en deze cellen opruimen. Door dergelijk afweersysteem kan het organisme gedurende ruime tijd weerstand bieden aan de HIV infectie, bij sommige personen gedurende slechts enkele maanden, maar bij anderen gedurende ettelijke jaren, tot zelfs 10jaar, 15jaar en mss langer (= asymptomatische fase vd infectie), tot de Th (2) (nl 800/μl bloed) beneden de kritische drempel vallen (200/μl). Van dit punt af zou het afweersysteem ontoereikend worden omdat, als gevolg van de teleurgang vd helpercellen, er nu onvoldoende AB zullen gevormd worden door de B-lymfocyten (3) en ook de killercellen (4) hun activiteit verliezen. Het immuunsysteem zal dan het pleit verliezen, het virus in alle hevigheid laten losbarsten en zo de overgang naar AIDS toelaten. Vraag56: Welke zijn de opportunistische infecties die zich bij AIDS kunnen voordoen? Maak hierbij onderscheid tussen virale en niet-virale infecties? Zona viraal: varicella zoster Molluscum contagiosum viraal: pokachtig virus Orale candidiasis/vaginale candidiasis Nt-viraal: fungi: candida Orale hairy leukoplakia viraal: EBV Longtuberculose nt-viraal: bact: mycobacterium tuberculosis Ernstige bacteriële inf nt-viraal: bact Pneumocystis carinii pneumonie nt-viraal: protozoa/schimmel Toxoplasmose vd hersenen nt-viraal: parasiet: toxoplasma gondii Cryptosporidiosis met diarree nt-viraal: fungi Cryptococcocis meningitis nt-viraal: fungi: cryptococcus CMV retinitis, pneumonitis, colitis, encephalitis, … Viraal : CMV HSV mucocutane infectie viraal : HSV Progressieve multifocale leukoencephalopathie Viraal : polyomavirus Veralgemeende mycosen (histoplasmosis, coccidiomycosis) Nt-viraal : fungi : histoplasma capsulatum coccidiomycosis Candidiasis thv slokdarm, trachea, bronchi of longen Nt-viraal: fungi: candida Atypische mycobacterium infecties nt-viraal: bact: mycobacterium avium-IC Salmonella septicemie nt-viraal: bact: salmonella Non-Hodgkin’s lympfoma viraal: EBV Kaposi’s sarcoma viraal: HHV-8 Vraag57: Hoe kan men door “ELISA” en “Western BLOT” seroconversie aantonen bij een HIV infectie? Seroconversie: het verschijnen of in conc toenemen van AB in het serum na besmetting of inenting; omslag van seronegatief nr seropositief Detectie AB in serum tegen virale antigenen (vb p24) ELISA Positief? Bevestiging dr western blot AB tg verschillende ag onderscheiden (p24, P17, p15, gp120, gp41, …) P115 Vraag58: Hoe wordt HIV overgedragen? Vergelijk met de overdracht van HBV (hepatitis B virus) en HCV (hepatitis C virus)? HIV parenteraal sexueel perinataal HBV parenteraal seksueel: sperma, vaginaal secreet perinataal speeksel moedermelk HCV parenteraal (seksueel) (perinataal) Vraag59: Bespreek de behandeling van hepatitis A, hepatitis B en hepatitis C. Hepatitis A: direct na virus contact: standaard menselijke gamma-globulinen rust & alcoholverbod Hepatitis B: snel mog na besmetting: anti-HBs gamma-globulinen rust & alcohol verbod interferon alfa lamivudine (3TC) adefovir dipivoxil (hepsera®) adefovir Hepatitis C: rust & alcoholverbod interferon-alfa (pegylated) ribavirine Vraag60: Welke middelen zijn beschikbaar voor de behandeling van AIDS? Op welke doelwitten (“targets”) van het virus zijn zij gericht? Waarom is het aangewezen meerdere anti-HIV middelen te combineren (combinatietherapie)? Reverse transcriptase inhibitoren: NRTIs: nucleoside reverse transciptase inhibitoren zidovudine didanosine zalcitabine stavudine resistentieontwikkeling dr mutaties in reverse transcriptase gen nieuwere: lamivudine abacavir emtricitabine Reverse transcriptase inhibitoren: NtRTIs: nucleotide reverse transcriptase inhibitoren tenofovir (PMPA) Reverse transcriptase inhibitoren: NNRTIs: non-nucleoside reverse transcriptase inhibitoren nevirapine delavirdine efavirenz … HIV protease inhibitoren: PIs Saquinavir Ritonavir Indinavir Nelfinavir Amprenavir Lopinavir atazonavir virus wordt resistent Combinatie protease inh en reverse transcriptase inh (in voldoende dosis) knock out zonder gevaar resistentie Vraag61: Door welke virussen worden de volgende aandoeningen veroorzaakt? Verklaar nader. - Koplik spots - Pleurodynie (ziekte van Bornholm) - Exanthema subitum - Gele koorts - Cervicale intraepitheliale neoplasie (CIN) Koplik spots: Mazelen (rubeola): paramyxoviridae - witte blaasjes omgeven door een rode ring - thv wangslijmvlies - prodromale periode vermenigvuldiging virus thv epitheelcellen Pleurodynie: = ziekte van Bornholm Coxsackie B virussen: picornaviridae - koorts - thoraxpijn: duivelsgreep - eventueel voorafgegaan door: hoofdpijn nausea anorexie - soms abdominale pijn Coxsackie virus bereikt langs de bloedbaan het centrale zenuwstelsel Exanthema subitum: human herpes virus type 6 human herpes virus type 7 - hoge koorts - milde huiduitslag dr expressie rep gen Gele koorts: flaviviridae - koorts - hoofd- en rugpijn - braken (vomito negro) - bloedingen in mond en darmen Cervicale intraepitheliale neoplasie: Human papilloma virus (typen 16, 18, 31, 33, 35, 39, 45, 51, 52, 56, 58, 59, 61 en 63) - mucosale kwaadaardige HPV-letsels - kan evalueren nr invasieve cervicale carcinomata HPV verwekt hyperplasie van het epitheel en/of epiderm Integratie viraal DNA in chromosomaal DNA Vraag62: Door welke virussen worden de volgende aandoeningen veroorzaakt? Verklaar nader. - Hepatitis E - Bof (mumps) - Epidemische keratoconjunctivitis - Dengue - Hand, foot and mouth disease Hepatitis E: calicivirus: picornaviridae - nausea - braken - anorexie - malaise diarree - koorts - icterus Bof (mumps): bofvirus: paramyxoviridae - parotitis - epididymoörchitis - meningoencephalitis - pancreatitis - myopericarditis virus komt aërogeen organisme binnen viremie hechting thv speekselklieren testes/ovaria pancreas hart hersenvliezen ontstekingsletsels Epidemische keratoconjunctivitis: P37 adeno: overdracht door oogartsen (via apparatuur en handen) (P40 herpes) Dengue: => dengue virus: flaviviridae - koorts - hoofdpijn - spier- en gewrichtspijnen - rash - misselijkheid - braken - Dengue shock syndrome Hand, foot and mouth disease: Coxsackie A16 (A4, A5, A9 en A10): - vesiculaire rash verspreidt langs de bloedbaan nr CZS picornaviridae Vraag63: Door welke virussen worden de volgende aandoeningen veroorzaakt? Verklaar nader - hepatitis B - Kaposi’s sarcoma - Herpangina - Erythema infectiosum - Condyloma acuminatum Hepatitis B: hepadnavirus - nausea - braken - anorexie - malaise - diarree - koorts - icterus - serumziekte - polyarteritis nodosa - glomerulonefritis verwekt letsels thv lever Kaposi’s sarcoma: => human herpes virus type 8: herpesviridae - woekering van de media van de bloedvaten => integratie virus DNA in chromosaal DNA Herpangina: => Coxsackie A: - koorts - keelpijn - soms anorexie picornaviridae - braken - abdominale pijn - blaasjes thv huig en week verhemelte => via bloedbaan nr CZS Erythema infectiosum: => B19 virus: parvoviridae - slapped cheek syndroom = fifth disease - felrode wangen - erytheem thv strekzijde ledematen - mog gepaard met malaise en koorts => overgedragen dr speekseldruppeltjes vermenigvuldigt in reticulocyten Condyloma acuminatum: => human papilloma virus typen 6 en 11: papovaviridae - mucosale goedaardige HPV-letsels - mog kwaadaardige ontaarding nr verracous carcinoma thv vulva en penis => hyperplasie vh epitheel en/of epiderm – proliferatie van de cellen vd laag van Malpighi Vraag64: Door welke virussen vorden de volgende aandoeningen veroorzaakt? Verklaar nader - SARS = severe acute respiratory syndrome - Rode hond (rubella) - Molluscum contagiosum - Hepatitis C - Virale myocarditis SARS: => sars-associated coronavirus: coronaviridae - dodelijke pneumonie - hoge koorts - droge hoest - dyspnee - myalgiën - malaise - diarree - thoracale pijn = severe acute respiratory syndrome Rode hond (rubella): => rubella virus: togaviridae - lichte koorts - lymfadenopatiën - exantheem - congenitaal rubella syndroom => binnen via ademhalingstelsel verspreid drheen organisme => non-cytocidaal karakter van virus => teratogeen voor vrucht Molluscum contagiosum: => molluscum contagiosum: poxviridae - goedaardige, paddestoelvormige tumoren - thv huid (gelaat, hals, ek) - bij immuungedrepimeerden: gedrochten => via bloed nr CZS Hepatitis C: => hepacivirus: flaviviridae - nausea - braken - anorexie - malaise diarree - koorts - icterus Virale myocarditis: Coxsackie/Echo - Via bloedbaan nr CZS Adeno - Hoe ??? B18 (parvo) - Vermenigvulding in reticulocyten - Bij jonge kinderen CMV - Bij immunodeficiëntie - Latent virus in orgaan: heropwekking EBV - Infectie B-lymfocyten Influenza A Vraag65: Door welke virussen worden de volgende aandoeningen veroorzaakt? Verklaar nader. - Ebola - Mazelen (Rubeola) - Progressieve multifocale leukencephalopathie (PML) - Hepatitis A - Virale pancreatitis Ebola: Filoviridae - Weefselvernietiging - Coagulatiepathieën - Vochtophopingen - Shock - dood voornaamste doelwitcel = macrofaag ook andere celtypen geïnfecteerd onrechtstreekse vernietiging lymfocyten lever: drheen Kupfercellen nr hepatocyten Mazelen (rubeola): => rubeola virus: paramyxoviridae - koorts - catarrale rhinitis en conjunctivitis - niezen - hoesten - Koplik’s spots Later: - exanteem => via AH stelsel organisme binnen vermenigvuldigen thv epitheelcellen bloed vermenigvuldiging in verscheidene organen Progressieve multifocale leukencephalopathie: (B19 (parvovirus)) Polyomavirussen BK en JC dodelijk in 3maand verschillende haarden van witte stof in hersenen mogelijk verschijnsel bij AIDS Hepatitis A: => enterovirus type72: picornaviridae - nausea - braken - anorexie - malaise diarree - koorts - icterus faeco-oraal Virale pancreatis: => bofvirus: paramyxoviridae - via bloed vestiging in organen => Coxsackie B virussen (typen 1-6) - via bloedbaan