Klein project, groot verschil? Een studie naar de duurzaamheid van ontwikkelingsprojecten medegefinancierd door Wilde Ganzen. Radboud Universiteit Centre for International Development Issues Nijmegen Sara Kinsbergen en Christine Plaisier Februari 2015 Voorwoord Sinds onze oprichting in 1957 heeft Wilde Ganzen ruim 11.000 projecten gesteund. In meer dan 150 landen. Projecten die voortkomen uit gezamenlijk initiatief van mensen die in armoede leven, hun gemeenschap én bevlogen Nederlanders. Die laatste groep noemen we ook wel het Particulier Initiatief. Een unieke werkwijze, waarvan wij de concrete resultaten regelmatig met eigen ogen konden aanschouwen. Maar wat is de impact van ons werk op de lange termijn? Wat zijn de factoren die het succes bepalen? Die kennis is voor ons belangrijk. Want daarmee kunnen wij ons werk nog beter maken en samen met het Particulier Initiatief in Nederland én de mensen ter plekke, nog meer verschil maken. Daarnaast willen we ook verantwoording afleggen aan onze trouwe donateurs en fondsen die geld geven, vaak voor specifieke projecten. We hebben daarom onafhankelijk onderzoek laten doen door het Centre for International Development Issues Nijmegen van de Radboud Universiteit. Onderzoeker Dr. Sara Kinsbergen bezocht 93 projecten in Kenia, India, Zuid-Afrika en Ghana. Ze onderzocht samen met twee collega’s hoe de projecten functioneerden en welk effect ze 10 jaar na dato nog hebben. Dat was natuurlijk best spannend, zowel voor ons als voor de particuliere initiatiefnemers en projecteigenaren. Jezelf kritisch onder de loep leggen vereist lef. Maar de resultaten mogen er zijn. Zelfs 10 jaar later staan bijna 8 van de 10 projecten nog! En 7 van de 10 projecten functioneren na die 10 jaar nog geheel volgens verwachting of zelfs beter. Het onderzoek toont aan dat de kleinschalige manier van projecten steunen werkt en écht grote verschillen maakt in de levens van mensen. Daar zijn we zonder meer trots op. Bij dat trotse gevoel willen we het niet laten. We lieten dit onderzoek niet doen om te zien hoe succesvol we zijn; we wilden er iets van leren. In de aanbevelingen zien we dan ook prachtige kansen om onszelf en ons werk te verbeteren. Zo onderstreept het onderzoek nog eens dat hoe groter de lokale betrokkenheid is bij het ontwerp en de uitvoering van het project, hoe groter de kansen zijn dat het slaagt. We zullen dus nog meer inzetten op het vergroten van lokaal eigenaarschap. Ook zullen we meer meedenken met de Particuliere Initiatieven over hoe zij zich op termijn kunnen terugtrekken, zodat de mensen ter plaatse het project zelfstandig kunnen voortzetten en niet meer afhankelijk zijn van ondersteuning uit Nederland. We hebben inmiddels een programma opgezet dat de focus legt op fondsenwerving ter plekke zodat de afhankelijkheid van Nederland vermindert. Tenslotte willen we bij de opzet van projecten nog meer kijken naar de onderliggende oorzaken van de problemen. Dus niet alleen een pleister plakken, maar bijdragen aan een structurele oplossing. We zien een belangrijke rol weggelegd voor Wilde Ganzen om het Particulier Initiatief hierin te ondersteunen. De resultaten van het onderzoek delen we graag met u in de vorm van deze samenvatting. We willen u als betrokken Nederlander in ons verhaal meenemen. Om dat wat we gezamenlijk bereikt hebben te vieren, én er van te leren. Want Wilde Ganzen kan het niet alleen. Alleen samen met mensen zoals u lukt het ons om blijvend verschil te maken in de levens van mensen die in armoede leven. Klaas van Mill Directeur, Wilde Ganzen WILDE GANZEN | 2 Klein project, groot verschil? Een studie naar de duurzaamheid van ontwikkelingsprojecten medegefinancierd door Wilde Ganzen. SAMENVATTING1 Radboud Universiteit Centre for International Development Issues Nijmegen Sara Kinsbergen en Christine Plaisier In samenwerking met Rik Habraken en Janneke Vorstenbosch Februari 2015 1. De studie Deze samenvatting presenteert de resultaten van een duurzaamheidsstudie uitgevoerd in opdracht van Wilde Ganzen. De studie vond plaats onder 93 projecten die in de periode 1993-2008 medegefinancierd werden door Wilde Ganzen. De projecten werden opgezet door 42 verschillende lokale organisaties, projecteigenaren genoemd (PE’s), met ondersteuning van een even groot aantal Nederlandse Particuliere Initiatieven (PI’s). Het veldonderzoek vond plaats tussen februari en mei 2014 in Kenia, India, Zuid-Afrika en Ghana. De projecten omvatten een totaal budget van ongeveer 3,6 miljoen Euro (zie Tabel 1)2. De gemiddelde leeftijd van de projecten bedraagt 10 jaar. Het oudste project dateert uit 1990, het jongste project werd opgezet in 2008. Voorafgaand aan het veldonderzoek werden de dossiers van de projecten uitvoerig bestudeerd evenals de websites van de betrokken organisaties in Nederland en in de projectlanden. Tijdens het veldonderzoek is er uitvoerig gesproken met projectmanagers, stafleden (bv. leerkrachten, medisch personeel) en waar mogelijk vond er een ontmoeting en gesprek plaats met de doelgroep van het project of met mensen die in het verleden tot de doelgroep behoorden (bv. voormalige studenten van een opleidingscentrum). Tabel 1 Overzicht van de projecten Totaal aantal lokale partners 1. 2. Aantal bestudeerde projecten Totale budget van projecten Kenia 15 24 €1,080,083 India 10 30 € 1,033,132 Zuid Afrika 9 22 € 1,099,370 Ghana 8 17 € Totaal 42 93 € 3,647,172 434,587 Dit betreft een samenvatting van het rapport Is small beautiful? A sustainability study of development interventions co-financed by the Wild Geese Foundation. De uiteindelijke selectie van de projecten gebeurde volledig onafhankelijk van Wilde Ganzen. WILDE GANZEN | 3 2. De duurzaamheidsbril Om de duurzaamheid van de projecten te beoordelen, werd naar twee centrale onderdelen gekeken. Ten eerste werd beoordeeld in hoeverre de geplande project resultaten (output) en doelstellingen (outcome) op de lange termijn gerealiseerd worden. Het betreft hier de levensduur van de projecten. Ten tweede werd gekeken in hoeverre projecten bijdragen aan structurele verandering; verandering gericht op de oorzaken van gesignaleerde De duurzaamheidsbril in de praktijk: In een stad wordt vastgesteld dat er steeds meer kinderen op straat leven. Vervolgens wordt er door een lokale organisatie met on- dersteuning van een Nederlands PI in 1998 een dagcentrum gebouwd. Het centrum beoogt 75 straatkinderen tussen de 4 en 18 jaar van begeleiding en onderwijs te voorzien. Om de duurzaamheid van dit project te beoordelen stelden we de volgende vragen: Inzicht in de levensduur van de projecten: Output: bestaat het centrum nog en is het in een dergelijke staat dat het nog steeds gebruikt kan worden voor de opvang van straatkinderen? Outcome: wordt het centrum nog gebruikt waarvoor het bedoeld was; opvang van en onderwijs aan straatkinderen? Structurele veranderingen in oorzaken: Is het centrum enkel gericht op het verzorgen van kinderen die reeds in nood zijn, of is het werk er ook op gericht om te voorkomen dat kinderen op straat gaan leven? 3. De resultaten Levensduur Allereerst richtte de studie zich dus op de levensduur van de projecten door de output en outcome resultaten van projecten op langere termijn te beoordelen. Het blijkt dat na een gemiddelde looptijd van 10 jaar 78% (n=73) van de projecten haar beoogde output en 69% (n=63) haar outcome resultaten nog steeds behaalt zoals gepland. In sommige situaties zijn de resultaten zelfs boven verwachting (zie Figuur 1). In 2004 financierde Wilde Ganzen de bouw van een middelbare school met een hostel. De school beoogde onderwijs te bieden aan 300 kinderen. Tien jaar later, in 2014, is de school nog steeds actief en heeft ze een regionale functie. Inmiddels Figuur 1 Output resultaten in 2014 3 7 15 75 output resultaten worden niet langer bereikt output resultaten zijn beneden verwachting output resultaten worden bereikt zoalsgepland output resultaten overstijgen de verwachting is er capaciteit voor en wordt er lesgegeven aan meer dan 600 leerlingen. WILDE GANZEN | 4 Na het beoordelen van de output en outcome resultaten is vervolgens gekeken waarom een aantal projecten de beoogde output en outcome resultaten niet (langer) behaalt. Een vergelijking van de verschillende projecten laat geen specifieke verklaring zien voor het niet (langer) functioneren van projecten. Zo is de leeftijd van een project niet één op één bepalend voor het niet langer behalen van beoogde projectresultaten en doelstellingen. Elk project heeft zijn eigen verhaal en redenen waarom de geplande output en outcome resultaten niet (meer) behaald worden. Zo bestaat in enkele gevallen het project niet meer omdat de lokale organisatie haar beleid heeft veranderd als gevolg van een verandering in management of een nieuwe visie. Projecten uit het verleden passen dan niet meer in het nieuwe beleid, waardoor bepaalde infrastructuur niet meer gebruikt wordt of een andere bestemming heeft gekregen. In andere gevallen bleek de capaciteit van de PE ontoerei- kend om beoogde resultaten en doelen te behalen of kwam de overheid gemaakte afspraken niet na. Structurele verandering voorzien van primaire levensbehoeften zoals drinkwater, sanitatie, onderwijs en gezondheidszorg. De verwachting van veel PE’s is dat middels deze investeringen niet alleen de directe doelgroep een beter leven wacht, maar dat ze ook een positieve uitwerking zullen hebben op de bredere gemeenschap of samenleving door toekomstige problemen te voorkomen. Bij het starten van het dagcentrum redeneert de PE bijvoorbeeld als volgt: Na het beoordelen van de levensduur van projecten werd beoordeeld of projecten ook gericht zijn op het veranderen van de oorzaken van de problemen waar het project op inspeelt en daarmee dus ook op het voorkomen van bepaalde problemen. De resultaten laten zien dat een meerderheid van de projecten gericht is op directe armoedebestrijding; het bieden van concrete ondersteuning aan mensen in het onderwijs meer kansen op een baan betere scholing van de volgende generatie De resultaten tonen dus aan dat over het algemeen de projecten bijgedragen hebben en nog steeds bijdragen aan verbeterde levensomstandigheden van een groot aantal individuen. Anders gezegd: klein als ze zijn, maken de projecten een direct verschil in het leven van veel mensen. Een investering van 2300 euro voor een landbouwmachine zorgt nu bijna 10 jaar later nog steeds voor een inkomen voor acht vrouwen en hun families. Bovendien is er na de initiële investering geen buitenlandse steun nodig geweest voor dit project dat wordt gerund door een lokale kleinschalige coöperatie. (meer) inkomen verbeterde levensstandaard geen/minder straatkinderen Voor een deel van de projecten is het gezien het type ondersteuning dat ze bieden (directe armoedebestrijding) minder vanzelfsprekend dat ze daadwerkelijk bijdragen aan een structurele verandering, waarbij de onderliggende oorzaken van armoede, uitsluiting en ongelijkheid aangepakt worden. Zo is het de vraag of de kinderen die in het dagcentrum een opleidingstraject hebben afgerond ook daadwerkelijk een baan vinden. Het vinden van een baan is namelijk niet alleen afhankelijk van opleiding. Het is bovendien niet eenvoudig om (via PE’s) zicht te krijgen in hoeverre dit soort veronderstelde veranderingen ook daadwerkelijk plaatsvinden: een meerderheid van de PE’s houdt geen basis informatie bij over de resultaten van het project, het systematisch opvolgen van de doelgroep gebeurt zelden en slechts in uitzonderlijke gevallen evalueren de PE’s uit de studie hun werk. Door een gebrek aan opvolging en evaluatie is het dus moeilijk voor PI en PE om inzicht te krijgen en te geven in de aanname dat de projecten het leven van individuen blijvend veranderen en bovendien bijdragen aan veranderende structuren en systemen. WILDE GANZEN | 5 In 2003 financierde Wilde Ganzen de bouw van een centrum voor kinderen en jongeren met een handicap. Vandaag de dag is het centrum actief in gebruik. In gesprek met de lokale projectmanager blijkt dat de stigmatisering van mensen met een handicap erg sterk is in de regio. Dit vormt een van de belangrijkste redenen waarom deze kinderen niet thuis kunnen wonen. Het aanpakken van dit probleem vormt geen onderdeel van het werk van de lokale organisatie. In gesprek met de lokale betrokkenen wordt duidelijk dat er bij de meeste PE’s en de betrokken PI’s sprake is van een sterke project-focus. Vanaf het moment dat beide de contouren en focus van het project hebben vastgesteld, gaat het grootste gedeelte van de tijd van de PE uit naar het uitvoe- ren en managen van het project en is er over het algemeen weinig tot geen tijd of prioriteit om te investeren in het opvolgen van de projectresultaten, het beter inbedden van de projecten in de omgeving of eventueel aanpassen van het project op veranderingen die plaatsvinden in de omgeving. Tevreden? en de doelstellingen worden nog steeds behaald, maar het voortbestaan is sterk afhankelijk van de financiële ondersteuning uit het buitenland. Bovendien geldt voor één op vijf van deze projecten dat het management in handen is van buitenlandse betrokkenen. Het terugtrekken van slechts één buitenlandse donor of betrokkene kan al tot gevolg hebben dat het project of soms zelfs de hele lokale organisatie omvalt. Dit gegeven legt een zekere kwetsbaarheid van de positieve output en outcome resultaten bloot. Het onderzoek laat zien dat de meeste projecten gemiddeld 10 jaar na dato nog steeds bestaan en functioneren en bijdragen aan verbeterde leefomstandigheden van individuen. Maar bij deze positieve resultaten kan nog een andere kritische kanttekening geplaatst worden. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat het functioneren van meer dan 40% van de projecten op dit moment volledig afhankelijk is van één of meerdere buitenlandse donoren. De projectresultaten In 2004 ondersteunde Wilde Ganzen een opleidingscentrum voor kinderen uit een moeilijke thuissituatie. Naast kleine bijdragen vanuit de omgeving van het project, komen de belangrijkste inkomsten van het centrum van verschillende Nederlandse organisaties. De belangrijkste donateur heeft kenbaar gemaakt dat hij zijn donaties aan het centrum stopzet wanneer de Nederlandse manager het centrum verlaat. De Toekomst Naast de bovengenoemde resultaten en kanttekeningen biedt deze studie ook veelbelovende inzichten voor de toekomst. De gesprekken met lokale betrokkenen laten een groot potentieel zien om aan de geschetste uitdagingen het hoofd te bieden. Veel van de PE’s beschikken over een grote hoeveelheid kennis over en inzicht in de omgeving waarin ze opereren en blijken over het algemeen capabel voor het managen van projecten onder vaak moeilijke omstandigheden. Bovendien beschikt een aantal van hen over een basis projectadministratie en kunnen de meeste van hen verhalen vertellen hoe individuele levens veranderd zijn vanwege hun deelname aan een project. Door het verder benutten, stimuleren en versterken van het lokaal aanwezige potentieel kan een ‘klein project een groot, duurzaam verschil maken’. WILDE GANZEN | 6 Nawoord Het CIDIN-onderzoek gaat over projecten die Wilde Ganzen gemiddeld tien jaar geleden gesteund heeft. In het licht hiervan is de successcore van 70-80% een positief resultaat. Maar het onderzoek laat ook zien dat er nog uitdagingen zijn. Gelukkig kunnen we terugkijkend zeggen dat er bij de behandeling en besluitvorming over projecten al veel veranderd is in de lijn van de aanbevelingen van de studie. Dankzij de CIDIN-studie weten wij dat wij op de goede weg zijn. Maar we zien in de uitkomsten ook kansen en daarmee de verplichting om ons werk nog verder te verbeteren. Dat gaan we als volgt doen: Versterken lokaal eigenaarschap Voor Wilde Ganzen is lokaal eigenaarschap altijd een voorwaarde geweest voor samenwerking. Wij ondersteunen alleen projecten waarbij het, na overleg met de aanvragers, voldoende duidelijk is dat het project een prioriteit is van de lokale projecteigenaar (PE) en dat het Particulier Initiatief (PI) zich faciliterend opstelt. Het onderzoek bevestigt ons hierin én stimuleert ons om dit aspect in onze relatie met de PI nog meer centraal te stellen. PI zullen daarom nog meer dan voorheen bij Wilde Ganzen terecht kunnen voor advies bij het ontwikkelen van het projectplan. Dat is ook onze meerwaarde. Wij hebben expertise op het gebied van specifieke landen, de rol van de overheid, het lokaal fondsenwerven etc. Wij gaan hierover, en over de andere uitkomsten van het onderzoek, met PI in gesprek en zullen daartoe een aantal bijeenkomsten organiseren. Om resultaten en succesfactoren al vooraf helder in kaart te brengen ontwikkelen we een tool die we PI online zullen aanbieden. Via een vernieuwde website zullen PI toegang krijgen tot relevante informatie, beleids- en kennisdocumenten, en er zal plaats zijn om eigen ervaringen te plaatsen en te delen. Afhankelijkheid verkleinen Een ander belangrijk punt uit het onderzoek is dat 40% van de onderzochte projecten alleen konden voortbestaan dankzij voortdurende steun uit het buitenland. Dat percentage moet flink omlaag, vinden wij. We zullen daarom bij de ontwikkeling van projectplannen aan PI vragen na te denken over een zogenaamde exit-strategie. Hoe wordt er bijgedragen aan de verzelfstandiging van het project? Welke lokale besluitstructuren zijn er? Is de lokale partner in gesprek is met de overheid in eigen land? Hoe zorgen we ervoor de projecteigenaar straks zelfstandig, zonder voortdurende financiële steun uit het buiteland, voort kan? Want pas dan is er zicht op werkelijke duurzaamheid. Met het programma Change the Game ondersteunen we PI en PE daarbij. We weten namelijk dat 75% van mensen die in armoede leven niet leven in lage inkomenslanden, maar in middeninkomenslanden. Wilde Ganzen investeert daarom in Brazilië, India, Kenia en Zuid-Afrika al bijna 10 jaar in de capaciteit van lokale organisaties om zelf fondsen te werven. Inmiddels zijn er meer dan 1.000 organisaties getraind. Het Change the Game programma richt zich op het versterken van organisatieontwikkeling, lokale fondsenwerving (inclusief communicatie en PR), en claim making (lobby & advocacy). Wilde Ganzen zal dit programma in de periode 2015-2020 uitbreiden naar ongeveer 10 andere lage en middeninkomenslanden. Hiermee verwachten we grote stappen te kunnen zetten in de structurele aanpak van armoedebestrijding. WILDE GANZEN | 7 Oorzaken aanpakken Tenslotte bevestigt het onderzoek dat zowel PI als PE veelal projectmatig werken. Misschien is dat ook wel heel menselijk. Toch wil Wilde Ganzen zowel PI als PE aanmoedigen nog meer te kijken naar het grotere plaatje. Om bijvoorbeeld altijd contact te leggen met lokale overheden en waar mogelijk die aan te spreken op zijn verplichtingen. De context goed in kaart te brengen. Te kijken naar onderliggende oorzaken van problemen. Om, op basis daarvan, samen een veranderingsstrategie te ontwikkelen. Hierin kunnen en moeten we nog meer stappen maken voor de toekomst. Waarbij we verwachten dat veel van onze concrete projecten (zoals het bouwen van een schoolgebouw) op zich al bijdragen aan structurele verandering. Met goed onderwijs stijgt de kans op een baan, meer inkomen, verbeterde levensomstandigheden en uiteindelijk een betere toekomst. De uitdaging om deze verwachtingen waar te maken gaan we graag aan. Nog meer het verschil maken De bovengenoemde zaken maken deel uit van het DNA van Wilde Ganzen, nu en in de toekomst. Dit onderzoek geeft helderheid over ons werk en laat zien dat de kleinschalige manier van projecten steunen grote verschillen maakt. Dat is waar we het voor doen. De uitdagingen daarbij nemen we zeer serieus. We zullen met passie en overtuiging blijven werken aan het verbeteren van onze methode om nog meer en duurzaam verschil te maken in de levens van mensen die in armoede leven. Heleen Reedijk, Manager projecten en projectaanvragen Robert Wiggers, Manager programma’s en beleidsvorming Wilde Ganzen WILDE GANZEN | 8