Gevolgen van de economische crisis voor het

advertisement
T H
&M A
1 - 1 0
Leven lang leren
De economische crisis heeft direct en indirect ook gevolgen voor het hoger onderwijs. Op het eerste gezicht lijken de
directe gevolgen van de kredietcrisis voor het onderwijs misschien beperkt; onderwijs wordt immers grotendeels publiek
bekostigd en is in die zin weinig gevoelig voor verschuivingen in private investeringen. De publieke uitgaven staan
echter ook onder druk als gevolg van dalende belastinginkomsten. Daarnaast moeten eventuele hogere
onderwijsuitgaven (bijvoorbeeld als gevolg van een te verwachten langere verblijfsduur in het onderwijs) in principe
worden gecompenseerd door elders op de onderwijsbegroting te bezuinigen. Tegelijkertijd heeft de crisis ook meevallers
in petto voor het onderwijs, zoals een grotere animo voor het beroep van leraar.
Gevolgen van de economische crisis voor
het hoger onderwijs
Dr. J.M. Waterreus
Onderwijsraad
D
eze bijdrage gaat in op enkele directe en indirecte
gevolgen van de recessie voor het hoger onderwijs en
de arbeidsmarkt. Daarbij worden de volgende aspecten
aan de orde gesteld: veranderingen in landelijk uitgavenbeleid, veranderingen in de vraag naar en het aanbod
van onderwijs en de arbeidsmarktgevolgen voor afgestudeerden. Tot slot wordt kort ingegaan op de wijze waarop
het onderwijsbeleid op de korte en lange termijn kan reageren.
Veranderingen in landelijk uitgavenbeleid
De economische crisis zet druk op de publieke uitgaven
voor het hoger onderwijs. Op korte termijn is het hoger
onderwijs nog redelijk gespaard, hoewel het de vraag is in
hoeverre compensatie plaatsvindt voor de grotere deelnemersaantallen.
Op de langere termijn dreigen echter forse bezuinigingen
om de overheidsfinanciën weer op orde te brengen.
Onderwijsbegroting 2010: zowel investeringen als
bezuinigingen
Naast enkele eerder afgesproken stimuleringsmaatregelen
in het kader van de crisis (huisvestingsimpuls, opvang
extra deelname middelbaar beroepsonderwijs), vinden met
name aanvullende investeringen plaats in voor- en vroeg-
schoolse educatie, verbetering van het taal- en rekenonderwijs (deltaplan taal en rekenen) en vermindering van het
aantal voortijdig schoolverlaters. De investeringen in het
hoger onderwijs beperken zich tot elf miljoen euro extra
voor excellentie.1 Daarnaast vindt in 2010 ook een aantal
bezuinigingen op onderwijs plaats. In het hoger onderwijs
worden bijvoorbeeld de bedragen voor studiefinanciering
bevroren.
Ingrijpende bezuinigingen worden uitgesteld tot na 2010.
Daartoe wordt in de miljoenennota de instelling van heroverwegingswerkgroepen aangekondigd, die moeten kijken
of het mogelijk is om twintig procent op de uitgaven te
bezuinigen, om zo vanaf 2011 35 miljard euro aan structurele bezuinigingen te bewerkstelligen. In totaal gaat het
om twintig werkgroepen, waarvan er één direct betrekking
heeft op het hoger onderwijs, dat daarbij is afgebakend als
‘het geheel aan collectief gefinancierde instrumenten in het
hoger onderwijs samenhangende met 1) het publiek bekostigde onderwijsdeel van het hoger onderwijs en 2) het bieden van financiële mogelijkheden voor studenten om deel
te nemen aan het hoger onderwijs’.2
Forse ingrepen op de overheidsuitgaven zijn de komende
jaren onvermijdelijk om de overheidsfinanciën weer op
orde te brengen. Ook het hoger onderwijs dreigt hieraan
13
THE_0110.indd 13
3/2/2010 5:34:16 PM
T H
&M A
1 - 1 0
Leven lang leren
niet te ontkomen. Zelfs wanneer het hoger onderwijs bij
de bezuinigingen gespaard blijft, zullen extra investeringen
in onderwijs gepaard moeten gaan met bezuinigingen op
andere onderwijsposten of opgebracht moeten worden door
hogere private bijdragen. Tenzij de politiek ervoor kiest om
bijvoorbeeld 45 miljard euro te bezuinigen en tien miljard
euro uit te geven aan onderwijs, zoals bepleit door Dijkgraaf (2009).3 Bij de algemene politieke beschouwingen is
wel unaniem een motie aanvaard waarin het kabinet wordt
opgeroepen om bij de heroverwegingen rekening te houden
met de ambitie om onderwijs en wetenschap in Nederland
tot de mondiale top vijf te laten behoren.4
Conjunctuurgevoelige
opleidingen moeten in
stand blijven
Ook de verwachte groei van het aantal deelnemers, die hierna wordt besproken, heeft een keerzijde: bijbehorende extra
uitgaven aan studiefinanciering betekenen een ‘tegenvaller’
voor de OCW-begroting, die in principe binnen diezelfde
begroting moet worden opgevangen.
Veranderingen in de vraag naar onderwijs en scholing
Wanneer de vooruitzichten voor afgestudeerden op de
arbeidsmarkt verslechteren, maakt dit het aantrekkelijker
voor studenten om hun verblijfsduur in het onderwijs te
verlengen. Dit kan enerzijds leiden tot hogere onderwijskosten (voor eenzelfde opleiding), maar het biedt ook kansen
om studenten te verleiden tot het volgen van een extra studie (bijvoorbeeld om door te stromen van middelbaar naar
hoger beroepsonderwijs of van hoger beroepsonderwijs naar
wetenschappelijk onderwijs, of om na het wetenschappelijk
onderwijs nog een postdoctorale opleiding te gaan volgen).
In het hoger onderwijs is sprake van een flinke stijging van
het aantal studenten. Voorlopige cijfers laten zien dat tussen
2008/2009 en 2009/2010 het aantal nieuwe studenten in
het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs met respectievelijk zes procent en twaalf procent is gestegen, van 99.000 naar 105.000 en van 45.000 naar 50.000.5
Daarbij bestaan overigens forse verschillen tussen instellingen en opleidingen. In het wetenschappelijk onderwijs
zijn de grootste stijgingen te vinden bij opleidingen op het
gebied van landbouw, techniek, en gedrag en maatschappij.
In het hoger beroepsonderwijs zijn verschillende economie-
en managementopleidingen populair, evenals de juridische
opleiding en maatschappelijk werk en dienstverlening. Ook
verschillende lerarenopleidingen kunnen zich verheugen
in een sterke groei van het aantal aanmeldingen. Opvallendste daler in het hoger beroepsonderwijs is vastgoed
en makelaardij. De stagnering op de woningmarkt en de
toenemende concurrentie in de makelaardij spelen hierbij
waarschijnlijk een rol.
De groei van het aantal inschrijvingen is waarschijnlijk grotendeels het gevolg van de crisis. Veel mbo- en hbo-afgestudeerden besluiten bijvoorbeeld om nog een extra opleiding
te volgen. Mogelijk speelt daarbij ook de invoering van de
WIJ (Wet investeren in jongeren) een rol: vanaf 1 januari
2010 komen werkloze jongeren tot 27 jaar alleen in aanmerking voor een bijstandsuitkering wanneer zij een werkleeraanbod van de gemeente accepteren.6 Tot slot zouden
Nederlandse instellingen ook steeds populairder worden
onder Duitse studenten.7
Meer aandacht voor arbeidsmarktperspectief opleiding
Om de kans op werk te vergroten, zullen jongeren bij hun
opleidingskeuze sterker op het arbeidsmarktperspectief
gaan letten. Dit betekent bijvoorbeeld dat meer leerlingen
lijken te kiezen voor onderwijs en zorg. Opleidingen met
(tijdelijk) minder gunstige arbeidsmarktperspectieven
(bouw, techniek) zullen waarschijnlijk te maken krijgen met
teruglopende aantallen leerlingen en studenten. Op de langere termijn zal de vraag in de industrie echter weer gaan
aantrekken en zal de vraag naar geschoold personeel het
aanbod waarschijnlijk weer overtreffen.
De verwachte sterke groei van de vervangingsvraag als
gevolg van de vergrijzing is een belangrijk verschil met
de jaren tachtig van de vorige eeuw, toen de babyboomers
nog jong waren en de uitstroom van gepensioneerden
beperkt was. Het ROA (Researchcentrum voor Onderwijs
en Arbeidsmarkt, 2009) verwacht dan ook dat de gevolgen
van de crisis voor de arbeidsmarkt op de middellange termijn zullen meevallen. Wel waarschuwt het ROA dat het
daarom van belang is om de opleidingscapaciteit van conjunctuurgevoelige sectoren zoals bouw en techniek in stand
te houden.
Een bewustere studiekeuze door jongeren is een goede zaak,
omdat dit kan bijdragen aan vermindering van de uitval.8
Het kan ook betekenen dat meer jongeren ervoor kiezen
om een hoger opleidingsniveau te bereiken of bijvoorbeeld
een masteropleiding tot leraar te gaan volgen. Er kleven
echter ook risico’s aan als dat betekent dat jongeren massaal kiezen voor een opleiding op grond van louter arbeidsmarktperspectieven. Het verleden leert bovendien dat het
voorspellen van de arbeidsmarkt een hachelijke zaak is. Het
beroepsperspectief kan bij de start van een opleiding heel
anders zijn dan bij afronding vier jaar later. In het geval dat
14
THE_0110.indd 14
3/2/2010 5:34:16 PM
T H
&M A
1 - 1 0
Leven lang leren
jongeren en masse voor een bepaalde veelgevraagde opleiding kiezen, bestaat het risico van een varkenscyclus, waarbij over enkele jaren juist sprake is van een overschot. Of
dit in de praktijk ook gebeurt, is de vraag, de kans hierop is
waarschijnlijk vooral aanwezig bij opleidingen die zich richten op specifieke sectoren van de arbeidsmarkt. Studenten
kunnen echter ook op andere manieren hun kansen op de
arbeidsmarkt vergroten, bijvoorbeeld door het lopen van stages en het opdoen van relevante werk- en bestuurservaring,
maar ook door het behalen van goede cijfers.9
Veranderingen bij aanbieders van onderwijs en scholing
Op de korte termijn hebben onderwijsinstellingen te maken
met een groei van het aantal deelnemers en een groter
aanbod van potentiële docenten. De plotselinge groei van
het aantal deelnemers kan echter ook voor organisatorische
problemen zorgen en zo de kwaliteit van het onderwijs
bedreigen. Bovendien volgt de bekostiging in bijvoorbeeld
het hoger onderwijs niet automatisch de groei van het aantal
studenten. De ministeries van Financiën en OCW bepalen
jaarlijks in hoeverre het totale budget voor hoger onderwijs
wordt aangepast. Daarnaast ontvangen opleidingen bekostiging op grond van hun marktaandeel met een vertraging van
twee jaar (als gevolg van de zogenoemde t-2-bekostiging).
Wanneer een opleiding een snelle groei doormaakt (ten
opzichte van andere opleidingen) kan het daarom financieel
lastig kan zijn om het onderwijsaanbod tijdig uit te breiden.
Tekorten aan hoog
opgeleiden blijven
Tijdelijke vermindering lerarentekort
De economische crisis is goed nieuws voor het aanbod van
docenten. De baanzekerheid van het onderwijs wordt weer
aantrekkelijk en het aantal kandidaten voor vacatures zal
toenemen. De animo om als zij-instromer het onderwijs te
betreden, lijkt ook toe te nemen.10
De verhoogde aantrekkelijkheid van het onderwijs door de
crisis betekent niet dat het lerarentekort helemaal verdwijnt
(zie bijvoorbeeld eerdere laagconjunctuurscenario’s van de
onderwijsarbeidsmarkt11). Zeker voor bepaalde vakken zal
het lastig blijven om gekwalificeerde docenten te vinden,
maar in het algemeen zal de tekortproblematiek wel tijdelijk verminderen.
Mogelijke daling aantal stageplaatsen
Een ander gevolg van de recessie is dat er mogelijk minder
stageplaatsen beschikbaar zijn. Uit de internationale litera-
tuur komt naar voren dat bedrijven gedurende recessies
in het algemeen minder stageplaatsen aanbieden.12 Dit
zal naar verwachting vooral gelden voor het middelbaar
beroepsonderwijs. Voor stages in het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs is het beeld wat diffuser en mogelijk afhankelijk van de sector: enerzijds lijken
studenten meer moeite te hebben om stageplaatsen te vinden, maar anderzijds kan het voor bedrijven ook interessant
zijn om gebruik te maken van stagiairs als tijdelijk alternatief voor het aannemen van nieuwe werknemers.
In de herziene regeling van de deeltijd-WW is per 20 juli
2009 een ‘meester-gezelregeling’ opgenomen. Deze regeling houdt in dat werknemers die gebruikmaken van de
deeltijd-WW binnen het bedrijf scholing kunnen geven aan
stagiairs en werknemers die korter dan een jaar in dienst
zijn. Dit moet bijdragen aan het terugdringen van het tekort
aan stageplaatsen.13
Een risico van deze subsidies is dat het oneigenlijk gebruik
van stageplaatsen toeneemt. Door de crisis bestaat al het
gevaar dat de kwaliteit van stages afneemt doordat werkgevers andere motieven hebben om deze plaatsen aan te
bieden. Subsidies vergroten het risico dat werkgevers stageplaatsen gaan aanbieden als alternatief voor goedkope
arbeidsplaatsen in plaats van als langetermijninvestering in
de competenties van studenten.14
Aanpassing van regels voor lenen en beleggen
De financiële crisis heeft er ook toe geleid dat een aantal
onderwijsinstellingen verliezen heeft geleden. Zo bezaten
sommige instellingen obligaties van IJslandse banken.
Dit heeft de vraag opgeroepen of de bestaande regeling
voor beleggen en belenen door onderwijsinstellingen voldoende waarborgen biedt. De kern van deze regeling is dat
alleen belegd mag worden bij een onder toezicht staande
financiële onderneming binnen de EER (Europese Economische Ruimte) met een A-rating, een financiële instelling
met een met de A-rating vergelijkbare kredietwaardigheid,
of een instelling waarvan het waardepapier een solvabiliteitsvrije status heeft (overheidsinstellingen of door de
overheid gegarandeerde leningen). Daarnaast moet de
hoofdsom van de belegging gegarandeerd zijn en ten slotte
mogen alleen tijdelijk overtollige middelen worden uitgezet:
rentearbitrage is niet toegestaan.15
Arbeidsmarktgevolgen voor afgestudeerden
Belang van goede studieresultaten en relevante
nevenactiviteiten neemt toe
Jongeren die de komende tijd het onderwijs verlaten, lopen
een groter risico op werkloosheid of zullen het in elk geval
moeilijker hebben om een baan op niveau te vinden. Net
als in de jaren tachtig van de vorige eeuw dreigt daardoor
15
THE_0110.indd 15
3/2/2010 5:34:16 PM
T H
&M A
1 - 1 0
Leven lang leren
verdringing van lager opgeleiden: bij gebrek aan passend
werk zullen hoger opgeleiden banen op een lager niveau
accepteren. Met name lager opgeleiden lopen een grotere
kans om door werkloosheid te worden getroffen. Naarmate deze werkloosheid langer duurt, groeit bovendien
de afstand tot de arbeidsmarkt en verouderen kennis en
vaardigheden. Daarnaast is het in tijden van hoge werkloosheid voor studenten ook belangrijker om op te vallen
bij hun zoektocht naar een baan: het belang van bijvoorbeeld goede studieresultaten en relevante nevenactiviteiten
neemt toe.
De demografische situatie is echter totaal anders dan in
de jaren tachtig: door de vergrijzing is de komende jaren
sprake van groeiende tekorten aan met name hoogopgeleide werknemers. Zoals eerder geconstateerd, dreigen op
termijn ook tekorten in sectoren die nu het sterkst door de
crisis worden getroffen doordat studenten nu minder kiezen voor opleidingen in deze sectoren.
Reactie onderwijsbeleid
Reactie onderwijsbeleid op korte termijn
Het is de vraag of de bekostiging van opleidingen gelijke
tred zal houden met het aantal deelnemers, zeker gezien de
noodzaak van bezuinigingen als gevolg van dalende belastinginkomsten. Voor het hoger onderwijs heeft de minister
van OCW aangegeven dat een toename van het aantal
studenten gepaard zal gaan met een stijging van de bekostiging.16 Het bekostigingssysteem van het hoger onderwijs
Extensivering van het
onderwijs is wellicht
onvermijdelijk
voorziet daar echter niet automatisch in en het is daarom
vooralsnog onduidelijk in welke mate instellingen gecompenseerd zullen worden. Vervolgens zullen de benodigde
middelen daarvoor elders op de onderwijsbegroting gevonden moeten worden, tenzij ze als extra stimuleringsmaatregelen in het kader van de crisis worden ingezet.
Daarnaast zal een verlenging van de verblijfsduur mogelijk
zorgen voor een groter beroep op de studiefinanciering.17
Wanneer zittende studenten besluiten om langer over
eenzelfde opleiding te doen, zullen de financiële gevolgen
daarvan beperkt zijn (omdat zij alleen recht hebben op
Verlenging duur masterfase
‘Een mogelijkheid die extensivering van het onderwijs combineert met verlenging van de verblijfsduur, is verlenging van
de masterfase in het hoger onderwijs van zestig naar 75 ECTS
(European Credit Transfer Points) door gebruik te maken van de
zomermaanden. Dit zou het mogelijk maken om de hoeveelheid
tijd die beschikbaar is voor het afstudeerwerk te verruimen (nu
meestal slechts achttien van de zestig ECTS). Op die manier
krijgt een masterprogramma een feitelijke duur van een jaar in
plaats van de tien maanden die er nu meestal voor staan.20 Aan
deze verlenging zijn voor de overheid weinig extra kosten verbonden omdat de extra inspanning vooral door de student wordt
geleverd. De studiefinanciering is reeds op twaalf maanden gebaseerd en de extra inspanningen van de instelling zijn beperkt tot
het begeleiden van het afstudeerwerk.
In het licht van de crisis heeft dit de volgende drie voordelen:
1) studenten blijven nagenoeg kosteloos drie maanden langer
buiten de arbeidsmarkt, 2) afstuderen kan gemakkelijker gecombineerd worden met een stageplaats en daarmee met een oriëntatie
op de arbeidsmarkt en 3) we krijgen meer doorwrochte afstudeerwerkstukken, hetgeen leidt tot een betere concurrentiepositie van
onze afgestudeerden op de internationale arbeidsmarkt.’
Suggestie gedaan tijdens discussiepanel over gevolgen van de economische crisis, geciteerd in Waterreus (2009).
een lening). Wanneer echter meer leerlingen besluiten om
(bijvoorbeeld na het middelbaar beroepsonderwijs) een
opleiding in het hoger onderwijs te volgen, dan kan dit in
principe betekenen dat het ministerie van OCW genoodzaakt is om te bezuinigen op de studiefinanciering (of
elders op de onderwijsbegroting). Het is dan de vraag of
een generieke verlaging van de basisbeurs of een verhoging
van het collegegeld de beste oplossing is, of dat een gerichtere inzet van studiefinanciering wenselijk is.
Reactie onderwijsbeleid op lange termijn
Op de (middel)lange termijn bestaat het risico dat op het
onderwijs zal worden bezuinigd. Dit heeft meestal negatieve gevolgen voor de onderwijskwaliteit en is daarom
onwenselijk. In grote lijnen zijn de drie volgende scenario’s voor het onderwijsbeleid denkbaar. Het eerste scenario is voor het onderwijs het meest wenselijk; de ervaring
leert dat serieus rekening moet worden gehouden met
het tweede of derde scenario. In het verleden is de kaasschaaf vaak gehanteerd, omdat die politiek gezien tot de
minste weerstand leidt. Het moet blijken of de instelling
van de heroverwegingswerkgroepen leidt tot gerichtere
keuzes.
1) Kiezen voor een kenniseconomie, onderwijs buiten schot. De
overheid kan ervoor kiezen om niet te bezuinigen op
16
THE_0110.indd 16
3/2/2010 5:34:16 PM
T H
&M A
1 - 1 0
Leven lang leren
onderwijs of zelfs extra te investeren in menselijk kapitaal. Tegelijkertijd zal de overheid dan echter wel fors
extra moeten bezuinigen op andere sectoren zoals zorg,
arbeidsmarkt, pensioenen en de huizenmarkt. Reeds
voorgestelde ingrepen in zorg en AOW (verhoging naar
67 jaar) leveren circa zeven miljard euro op, een vijfde
van de volgens het kabinet benodigde structurele bezuinigingen van 35 miljard in de komende jaren. Voor extra
publieke investeringen in het onderwijs (of het opvangen
van ‘tegenvallers’ bij het onderwijs zoals de groeiende
deelname) zijn daarbovenop nog aanvullende bezuinigingen nodig.18
Extra middelen zijn nodig om
de groei als gevolg van de
Daar staat tegenover dat vaak juist gepleit wordt voor
intensivering van het hoger onderwijs. Extensivering
lijkt daarom in de meeste gevallen ongewenst. Mochten
de benodigde publieke investeringen echter achterwege
blijven, dan kan een intensivering (en de bijbehorende
kwaliteitsverhoging) samengaan met een beperkte verhoging van de private bijdrage. Hierbij valt met name te
denken aan collegegelddifferentiatie tussen de bachelor- en
de masterfase van het hoger onderwijs. Dit zou dan bij
voorkeur gepaard moeten gaan met een sociaal leenstelsel
in combinatie met beurzen voor studenten uit lagere inkomensgroepen.21 Bij een verhoging van de eigen bijdrage is
wel voorzichtigheid geboden vanwege de mogelijke prijsgevoeligheid van de deelname aan bepaalde vormen van
hoger onderwijs. Ervaringen met eerdere bezuinigingen op
de studiefinanciering laten bijvoorbeeld zien dat studenten
kunnen switchen van wetenschappelijk onderwijs naar
hoger beroepsonderwijs.22
Conclusie
crisis op te vangen
2) Keuzes maken binnen de onderwijsbegroting: kwaliteit en
toegankelijkheid voorop.19 Ook wanneer het onderwijs
wordt vrijgesteld van extra bezuinigingen en het alleen
de tegenvallers in de eigen sector moet opvangen, zijn
pijnlijke keuzes onvermijdelijk. Daarbij wordt bijvoorbeeld gesuggereerd om bezuinigingen toe te staan op het
hoger onderwijs, in combinatie met een verhoging van
de private bijdrage om de kwaliteit te handhaven (bijvoorbeeld collegegelddifferentiatie tussen bachelor- en
masterfase). Het alternatief is dat ook op het leerplichtig
onderwijs moet worden bezuinigd.
3) De kaasschaafmethode hanteren: onderwijsinstellingen dwingen tot verdere doelmatigheid. Het feit dat onderwijs een
grote uitgavenpost is op de rijksbegroting betekent dat
relatief kleine efficiencykortingen van bijvoorbeeld enkele procenten al snel forse bedragen opleveren. Het is
echter de vraag of dit wenselijk is. In het algemeen geldt
dat het na de vele efficiency-operaties in het onderwijs
in de afgelopen decennia de vraag is of de doelmatigheid
sterk kan worden verhoogd zonder dat dit ten koste gaat
van de kwaliteit.
Als de vraag naar onderwijs groter wordt terwijl de bekostiging niet evenredig meegroeit, dan is een extensivering
van het onderwijs onvermijdelijk. In het kader is hiervoor
een suggestie weergegeven: verlenging van de masterfase
van negen naar twaalf maanden maakt het mogelijk om bijvoorbeeld de masterscriptie te verzwaren, wat vooral extra
inspanningen vergt van de studenten, terwijl de extra kosten voor de onderwijsinstellingen beperkt zijn.
De economische crisis heeft verschillende effecten op het
hoger onderwijs. Door de noodzaak van overheidsbezuinigingen zullen de uitgaven aan onderwijs onder druk komen
te staan. Anderzijds zijn juist extra middelen nodig om de
groei van het aantal leerlingen en studenten als gevolg van
de crisis op te vangen. Het goede nieuws is dat door de toegenomen onderwijsdeelname de crisisgeneratie waarschijnlijk de best opgeleide generatie ooit zal zijn. Ook maakt de
toegenomen animo voor het lerarenberoep een kwaliteitsimpuls mogelijk.
Extra middelen nodig om grotere onderwijsdeelname op te
vangen
De tijdelijke groei van de deelname zal naar verwachting
niet volledig worden gecompenseerd door extra uitgaven,
wat betekent dat het onderwijs creatief zal moeten omgaan
met de beschikbare middelen. Vollere collegezalen en een
hogere werkdruk voor docenten lijken daarbij in een aantal
gevallen onvermijdelijk. De kwaliteit van het onderwijs is
daarmee echter wel in het geding. Extra stimulering van het
onderwijs is daarom gewenst.
Extensivering of verhoging private bijdrage wanneer geen
extra publieke middelen beschikbaar zijn
Het is van groot belang dat de kenniseconomie bij
komende bezuinigingsrondes zo veel mogelijk buiten
schot blijft. Forse extra uitgaven voor onderwijs vallen in
de komende jaren waarschijnlijk niet van de overheid
te verwachten. Extensivering van het onderwijs is dan
onvermijdelijk.
Een alternatief om de onderwijskwaliteit te handhaven en
op termijn te verbeteren, is verhoging van de private bijdragen. Tegelijkertijd moet de toegankelijkheid van het onder17
THE_0110.indd 17
3/2/2010 5:34:16 PM
T H
&M A
1 - 1 0
Leven lang leren
wijs wel gewaarborgd blijven: verhoging van de eigen bijdrage vraagt daarom om een zorgvuldige vormgeving.
Terughoudendheid bij verhoging van de private bijdrage in
de bachelorfase lijkt bijvoorbeeld gewenst. Collegegelddifferentiatie in de masterfase lijkt het meest voor de hand
liggend.
&◀
Dr. J.M. Waterreus
is stafmedewerker bij de Onderwijsraad; j.waterreus@
onderwijsraad.nl.
HBO-raad (2009), Nieuwe metingen: Meer dan 100 duizend nieuwe hbo-studenten, totaal
aantal hbo-studenten overschrijdt voor het eerst 400 duizend. Persbericht 9 november.
Ministerie van OCW (2006), Werken in het onderwijs 2007. Den Haag: Ministerie van OCW.
Onderwijsraad (2006), Doelgericht investeren in het onderwijs. Den Haag: Onderwijsraad.
Onderwijsraad (2008), Een succesvolle start in het hoger onderwijs. Den Haag:
Onderwijsraad.
Onderwijsraad (2009), Stand van educatief Nederland 2009. Den Haag: Onderwijsraad.
Organisation for Economic Co-operation and Development (2009), Economic and financial
crisis: impacts and responses in education. Paris: OECD.
Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (2009), Schoolverlaters tussen onderwijs
en arbeidsmarkt 2008. Maastricht: ROA.
Smits, W. (2005), The Quality of Apprenticeship Training: Conflicting Interests of Firms and
Apprentices. Proefschrift Universiteit Maastricht.
VSNU (2009), Groei aantal studenten in wo drie keer groter dan verwacht. Persbericht
9 november.
Waterreus, J.M. (2009), Aandachtspunten voor het onderwijs bij de economische crisis.
Den Haag: Onderwijsraad.
Noten
1. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2009. Begroting 2010. Begroting in
vogelvlucht.
2. Ministerie van Algemene Zaken, 2009. Heroverwegingen. Brief minister-president,
minister van Financiën en minister voor Jeugd en Gezin, 25 september 2009, kenmerk
3082380. Daarnaast is het vermeldenswaardig dat het wetenschappelijk onderzoek geen
onderwerp is bij de heroverweging. Wel bestaat er een heroverwegingswerkgroep op het
terrein van innovatie en toegepast onderzoek.
3. Dijkgraaf, 2009.
4. Motie van het lid Hamer c.s., TK 2009-2010, 32 123, nr. 10.
5. HBO-raad, 2009, en VSNU, 2009.
6. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2009. Wajong en WIJ door de Tweede
Kamer. Persbericht 22 april 2009.
7. Scienceguide Nieuws (kennisbeleid): Explosieve groei in HO. Internet;
www.scienceguide.nl (10 augustus 2009).
8. Zie bijvoorbeeld Onderwijsraad, 2008.
9. Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt, 2009.
10. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een sterke stijging van het aantal mensen dat via Google zoekt
op ‘zij-instroom onderwijs’ in het voorjaar van 2009: http://www.google.nl/insights/
search/#q=zij%20instroom%20onderwijs&geo=NL&date=today%2012-m&cmpt=q.
11. Ministerie van OCW, 2006.
12. Zie bijvoorbeeld Brunello, 2009, en Organisation for Economic Co-operation and
Development, 2009.
13. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2009a. Aangescherpte regeling deeltijdWW 20 juli van start. Persbericht 14 juli 2009.
14. Smits, 2005.
15. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2008. Vragen van het lid Jasper van
Dijk. Brief van de minister van OCW aan de Tweede Kamer, 22 oktober 2008, kenmerk
FEZ/DGc/2008/77766.
16. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2009c. Meer studenten, meer
bekostiging. Nieuwsbericht, 18 augustus 2009.
17. Studenten hebben in het kader van de studiefinanciering maximaal vier tot vijf jaar
(afhankelijk van de opleidingsduur) recht op een prestatiebeurs (in de vorm van een gift
mits binnen tien jaar een diploma wordt behaald). Daarnaast kunnen studenten nog
drie jaar gebruikmaken van studiefinanciering in de vorm van een leenbeurs en
collegegeldkrediet.
18. Dit scenario gaat uit van het op termijn terugbrengen van het financieringstekort naar
een niveau zoals dat het huidige kabinet in het regeerakkoord voor ogen stond. Andere
mogelijkheden zijn om de belastingen te verhogen of de tekorten op te laten lopen.
Daaraan zijn echter negatieve gevolgen verbonden voor de economie of voor de lasten
van toekomstige generaties.
19. Een andere mogelijkheid is om de toegang tot het hoger onderwijs te beperken door
selectie toe te passen. Dit roept echter de nodige vragen op rond wenselijkheid en
uitvoerbaarheid.
20. Een academisch jaar staat gelijk aan zestig ECTS (1500-1800 studie-uren) en is gespreid
over negen of tien maanden.
21. Zie ook Onderwijsraad, 2006, 2009.
22. Belot, Canton & Webbink, 2007.
Literatuur
Belot, M., Canton, E. & D. Webbink (2007), Does reducing student support affect
scholastic performance? Evidence from a Dutch reform. Empirical Economics, 32 (2),
261-275.
Brunello, G. (2009), The Effect of Economic Downturns on Apprenticeships and Initial
Workplace Training: A Review of the Evidence. IZA Discussion Paper 4326, juli.
Dijkgraaf, E. (2009), Waar zou het kabinet niet op moeten bezuinigen vanaf 2011?
Economisch Statistische Berichten, 94 (4569), 608.
18
THE_0110.indd 18
3/2/2010 5:34:16 PM
Download