Verslag van de dertiende bijeenkomst van het Platform Ecologisch Herstel Meren d.d. 13 april, te Lelystad Thema: Driehoeksmosselen Dagvoorzitter: Bram bij de Vaate Opgemaakt door: Willemien Joosse, met dank aan alle sprekers van deze dag voor de door hen gemaakte samenvattingen. Inhoudsopgave: Opening en mededelingen Mosselen als hefboom van het voedselweb in het IJsselmeer Eddy Lammens (RIZA) Driehoeksmosselen de Veluwerandmeren Ruurd Noordhuis (RIZA) en Godfried van Moorsel (Bureau Waardenburg) The Zebra Mussel (Dreissena polymorpha) as a biological filter Ralph Kusserow & Dietrich Uhlmann (Saxonian Academy of Sciences) Grazing by Dreissena polymorpha on toxic and non-toxic strains of Microcystis aeruginosa Miguel Dionisio Pires (NIOO-CL) Bestrijding driehoeksmosselen in koelwatersystemen J.P.M. Janssen-Mommen (KEMA) Predatie van driehoeksmosselen door duikeenden: Hoe veelvraten zich beperken tot kwaliteitsvoedsel Joep de Leeuw (RIVO-DLO) Invasieve mosselen in de Nederlandse zoete en brakke wateren G. van der Velde (Lab. voor Aquatische Oecologie, KUN) Overzicht lopende driehoeksmosselprojecten & infotheek en discussie over witte vlekken in het driehoeksmosselonderzoek Marianne Greijdanus en Marie-Louise Meijer (RIZA) Wensen van het Platform voor de STOWA Marie-Louise Meijer (RIZA) Presentatie van de internet site van het Platform Willemien Joosse (RIZA) Rondje projecten Driehoeksmossel, foto John van Schie (RIZA) -------------------------------------------------------------------------------Opening en mededelingen Marie-Louise Meijer opent de bijeenkomst en heet iedereen hartelijk welkom. Het thema van deze dag is de driehoeksmossel. Deze driehoeksmossel-dag is georganiseerd door Bram bij de Vaate en Marianne Greijdanus (beide RIZA). Bram bij de Vaate is deze dag de dagvoorzitter. Vanwege de grootte van de groep zijn we nog op zoek naar een geschikte locatie voor de volgende bijeenkomsten van het Platform. -------------------------------------------------------------------------------Mosselen als hefboom van het voedselweb in het IJsselmeer door Eddy Lammens (RIZA) De verspreiding van driehoeksmosselen in IJsselmeer en Markermeer is weinig homogeen. In het IJsselmeer bevinden zich de grootste dichtheden ten zuiden van de lijn LemmerEnkhuizen. In het noord-westelijk deel zijn de dichtheden ook vrij hoog maar is het gebied minder aaneengesloten als in het zuiden. In de gebieden dieper dan 5 meter (de oude stroomgeulen) en enkele kilometers onder de Friese kust zijn de mosselen afwezig of de dichtheden zeer laag. In het Markermeer ontbreken de mosselen in het zuid-oostelijk deel bijna geheel. Het zuidelijk deel, het IJmeer, vormt een aangesloten gebied van mosselen en in het noord-westelijk deel zijn de dichtheden wat lager en minder homogeen. Deze inhomogene verdeling in een gebied van 200.000 ha lijkt verantwoordelijk voor de ruimtelijke verschillen in de ontwikkeling van algen en de consequenties voor doorzicht en verspreiding van zoöplankton, benthos en vis. De ruimtelijke verspreiding van algen vertoont een vrij goed negatief verband met de mosselen, terwijl totaal fosfaat geheel geen verband vertoont. Modellering van de ontwikkeling van algen uitgaande van de nutriëntenbelasting en graasdruk door algen en zoöplankton kan de ruimtelijke verspreiding goed simuleren vooropgesteld dat de waterkolom homogeen gemengd is. De consequentie hiervan is dat de hoeveelheid algen beschikbaar voor de zoöplankton/benthos-vis-visserij voedselketen beperkt wordt door de mosselen en dus bij de eenden terecht komt. De verspreiding van zoöplankton en vis laat zien dat er als het ware twee in ruimte gescheiden voedselketens bestaan opgelegd door de verspreiding van mosselen. Verwijzing naar: RIZA rapport 99.008 Het voedselweb van IJsselmeer en Markermeer. Veldgegevens, hypotheses, modellen en scenario's. -------------------------------------------------------------------------------Driehoeksmosselen in de Veluwerandmeren door Ruurd Noordhuis (RIZA) en Godfried van Moorsel (Bureau Waardenburg) Ruurd Noordhuis (RIZA) In de tweede helft van de jaren zestig zijn als gevolg van eutrofiëring met de waterplanten ook de Driehoeksmosselen vrijwel verdwenen uit de Veluwerandmeren. Toen ondanks maatregelen tegen de eutrofiëring ecologisch herstel op zich liet wachten werd naast het manipuleren van de visbestanden ook het uitzetten/stimuleren van een mosselpopulatie als aanvullende maatregel overwogen. Terwijl in twee plassen bij de Roggebotsluis overtuigend werd aangetoond dat filtratie door mosselen effect kan hebben op de waterkwaliteit, werden in het Veluwemeer wilgentenen matten geplaatst met daarop een entpopulatie van mosselen uit het IJsselmeer. Deze mosselen moesten larven produceren die zich vervolgens moesten vestigen op hopen schelpen die rond de matten waren aangebracht. Dit mislukte doordat zich sediment afzette over de schelpen en door problemen met de voortplanting van de mosselen, mogelijk in verband met temperatuurschommelingen. Rond 1994 kwamen de mosselen echter spontaan terug op de bodem van de Veluwerandmeren, waar ze nu plaatselijk (m.n. buiten de kranswiervelden) waarschijnlijk een gunstig effect op de helderheid hebben. Met de mosselen zijn ook enkele soorten benthivore watervogels (Kuifeend, Tafeleend, Brilduiker) sterk toegenomen. Godfried van Moorsel (Bureau Waardenburg) Bij de ontwikkeling van de driehoeksmosselbestanden speelt de aanwezigheid van een geschikte ondergrond een belangrijke rol. Met name het verschijnen van Unioniden, grote tweekleppige schelpdieren, zoals de bolle stroommossel is van groot belang geweest. In grote lijnen lijken kranswieren en driehoeksmosselen elkaar uit te sluiten. Hier hoeft geen oorzakelijk verband te zijn. Kranswieren komen vooral voor tot op een diepte van 2 m; driehoeksmosselen hebben hun optimum tussen 1 en 3 m. Over het algemeen blijven driehoeksmosselen in kranswiervelden wel klein: de maximale lengte bedraagt ongeveer 13 mm. Filtratieberekeningen tonen aan dat in sommige randmeren per dag een aanzienlijk deel van het water door driehoeksmosselen kan worden gezuiverd. -------------------------------------------------------------------------------The Zebra Mussel (Dreissena polymorpha) as a biological filter by Ralph Kusserow* & Dietrich Uhlmann, Saxonian Academy of Sciences, c/o Institute of Hydrobiology, Dresden University of Technology, Mommsenstr. 13, 01099 Dresden, Germany. The Zebra Mussel, Dreissena polymorpha, is a filter feeding invertebrate and can be used as a biofilter of suspended solids of contaminated waters, e.g. sewage treatment plant effluent. Dreissena polymorpha is able to remove particles as small as >0.7 µm at filtration rates up to 300 ml*mussel-1h-1 averaging about 50 ml*mussel-1h-1 [1]. A pilot plant was tested on retention of suspended solids from the outlet of an activated sludge sewage treatment plant. The pilot plant consisted of two plug flow reactors, each with a volume of 60 L, and with a theoretical residence time of 60 minutes. One of the tanks was filled with 5,000 living Zebra Mussels. The other tank contained only empty shells (about 4,500), which were mounted to the substrate. The filtration rate was calculated from the difference in turbidity between experimental and control tank. A simple method to decrease suspended solids in polishing ponds, garden pools and other pond-like systems has been approved. Mats made from polypropylene were used to form "Mussel Units" by exposing the material to a water body colonized by Zebra Mussels for a period of three to five months. Mussels attached in acceptable numbers the offered mats (up to 75,000 m-2). Keywords: zebra mussels, mussel units, turbidity, filtration rates, polishing ponds. Acknowledgements This work was sponsored by Deutsche Bundesstiftung Umwelt. -------------------------------------------------------------------------------Grazing by Dreissena polymorpha on toxic and non-toxic strains of Microcystis aeruginosa by Miguel Dionisio Pires, Netherlands Institute of Ecology - Centre for Limnology Department of Foodweb Studies Cyanobacteria pose a major problem of water quality management in shallow and eutrophic lakes due to their ability to produce blooms. Dreissena polymorpha, due to their high filtering capacity on algae, is seen as a powerful biomanipulation tool. Because cyanobacteria possess specific characteristics, such as the ability to form colonies, low food quality and the production of toxins, it is assumed that they have negative effects on the growth and reproduction of D. polymorpha. However, quantitative data to prove and visualize these effects are lacking. By a combination of field and laboratory experiments, this study aims at ameliorating this situation. The first step of this project aims at answering the following questions: Can zebra mussels discriminate between cyanobacteria differing in composition (e.g. toxic or non toxic)? How is this discrimination achieved? For answering these questions laboratory grazing experiments were started in which zebra mussels were exposed to mixtures of Microcystis aeruginosa (two unicellular cyanobacterial strains, one toxic and one non-toxic) and Chlamydomonas reinhardtii (green algae). Highest clearance rates were measured when mussels fed on C. reinhardtii in the mixture with the non-toxic M. aeruginosa. Lowest clearance rates were recorded when when mussels were exposed to the toxic M. aeruginosa as single food or when exposed to the mixture of the toxic M. aeruginosa and C. reinhardtii. The results imply that zebra mussels are able to distinguish toxic from non-toxic M. aeruginosa. Further experiments involve: Grazing experiments with mixtures of M. aeruginosa and S. capricornutum (green algae with equal biovolume as M. aeruginosa). Grazing experiments with a mixture of toxic and non-toxic M. aeruginosa (PCC7806 (toxic) and its mutant (non-toxic), in which one of the two strains will be labeled with 13C. Grazing experiments with toxic and non-toxic strains of Oscillatoria agardhii. Experiments with the Mosselmonitor, to study shell-opening behaviour of zebra mussels when exposed to cyanobacteria. -------------------------------------------------------------------------------Bestrijding driehoeksmosselen in koelwatersystemen Optimaliseren chloordosering door J.P.M. Janssen-Mommen (KEMA) In Nederland is chloordosering nog steeds de meest toegepaste methode voor aangroeibestrijding (macro- en microfouling) in koelwatersystemen. Nieuwe ontwikkelingen in de aangroeibestrijding zijn, mede door het beleid van Rijkswaterstaat om het chloorverbruik te verminderen, voornamelijk gericht op het optimaliseren van de chloordosering. Van de aangroeiorganismen in zoetwater geeft de driehoeksmossel (Dreissena polymorpha) de meeste problemen. Bij SNC-Moerdijk werd tot 1999 de mosselaangroei bestreden door een of tweemaal per mosselseizoen een aaneengesloten continue chloordosering van enkele weken uit te voeren om de afgezette mosselen te doden en uit het koelwatersysteem te verwijderen. Het moment van doseren en de duur van de dosering werd geoptimaliseerd met verbeterde monitoring- en doseringstechnieken. -------------------------------------------------------------------------------Predatie van driehoeksmosselen door duikeenden: Hoe veelvraten zich beperken tot kwaliteitsvoedsel door Joep de Leeuw (RIVO-DLO) Het belangrijkste voedsel van duikeenden bestaat uit driehoeksmosselen. De grootte van de schelp bepaalt hoe snel de mossel kan worden ingeslikt. Het kost een vogel meer tijd om grote mosselen een voor een naar binnen te werken dan om kleinere mosselen uit een waterstroom te filtreren. Hoewel er in grote mosselen meer vlees zit, leveren per tijdseenheid de kleine mosselen meer energie op. Meer onderzoek is gewenst aan de variatie in het vlees in de schelp. Zowel de voedselkwaliteit voor de watervogels, maar ook het filtrerend vermogen van het IJsselmeer en de voortplantingscapaciteit van de driehoeksmosselen wordt waarschijnlijk bepaald door de conditie van de mosselen. De conditie van de mosselen neemt sterk af in dieper water. In het IJsselmeer zijn ondiepe gebieden als Enkhuizerzand, Kreupel, Vrouwenzand en IJmeer van buitenproportionele betekenis voor de opvangcapaciteit van het totale IJsselmeergebied voor duikeenden. -------------------------------------------------------------------------------Invasieve mosselen in de Nederlandse zoete en brakke wateren (Dreissenidae: Dreissena, Mytilopsis) door G. van der Velde. Laboratorium voor Aquatische Oecologie, Katholieke Universiteit Nijmegen, Toernooiveld 1, 6525 ED Nijmegen. Tot de meest succesvolle invasieve mollusken behoren de driehoeksmossel (Dreissena polymorpha) (oorsprong pontocaspische gebied) en de brakwatermossel (Mytilopsis leucophaeata) (oorsprong Atlantische kust van de VS, Golf van Mexico). Onderzoek naar deze soorten uitgevoerd door ons laboratorium omvat tolerantie voor zout, temperatuur en chloor, de levenscyclus, filtratie, byssussterkte en productie, en klepbewegingsactiviteit. De zouttolerantie is bestudeerd in het Noordzeekanaal waar de brakwatermossel grote dichtheden bereikt. In de zoetere delen wordt deze vervangen door de driehoeksmossel en in het zeer brakke zeewater door de zeemossel (Mytilus edulis). In dit kanaal zijn de mosselen belangrijk als voedselbron voor watervogels en vis. Daarnaast hebben industrieën en schepen last van aangroei door deze mosselen. Aangezien Aziatische mosselen ook in het IJ gesignaleerd zijn zijn ze ook in dit onderzoek betrokken. Naast onderzoek in het Noordzeekanaal zijn ook zoutgradiënten opgebouwd in een reeks buitenbakken en in een reeks potten in een klimaatkamer. In het Noordzeekanaal werd het zoutgehalte gemeten en de aantallen geteld, in de buitenbakken werd de mortaliteit gemeten en in de klimaatkamer werd de osmolariteit van het weefsel en de body water content (BWC) gemeten. De resultaten waren als volgt: Dreissena is zouttolerant tot 4 promille (veld en buitenbakken). Mytilopsis is zouttolerant tot 17 promille en houdt het tevens in Rijnwater lang vol (buitenbakken). Dreissena juvenielen zijn meer zouttolerant dan adulten. Mytilus is brakwatertolerant tot 10 promille. Bij geen van de geteste soorten worden veranderingen in de BWC geconstateerd. Dreissena bleek beneden de 5 promille een osmoregulator, daarboven een osmoconformeerder. Mytilopsis is een osmoconformeerder bij uitstek, terwijl Mytilus beneden de 10 promille een osmoregulator is en daarboven een osmoconformeerder. Dit komt goed overeen met de veldsituatie. -------------------------------------------------------------------------------Overzicht van de lopende driehoeksmosselprojecten & infotheek en discussie over de witte vlekken in het driehoeksmosselonderzoek door Marianne Greijdanus en Marie-Louise Meijer (RIZA) Jappie van den Bergs van Wetterskip Fryslân heeft een A4-tje met een samenvatting over de stand van zaken van de driehoeksmossel in Friesland toegestuurd (zie bijlage 1). Marianne Greijdanus en Bram bij de Vaate zijn net begonnen met de infotheek, een driehoeksmossel informatiecentrum (in oprichting). Meer hierover in bijlage 2. Macrofauna nieuwtjes kunnen worden doorgestuurd naar: [email protected] Discussie over witte vlekke in het driehoeksmosselen onderzoek Het lijkt de Platformleden nuttig om meer aandacht te besteden aan de bepalende factoren voor de vestiging van driehoeksmosselen. Zijn er behalve vestigingssubstraat en temperatuur nog andere zaken van belang. Keert hard substraat vanzelf terug na een verbetering van de waterkwaliteit? Een handleiding over "hoe krijg ik driehoeksmosselen in mijn water terug" lijkt handig. Er ontstond een discussie over de vraag of uitgezocht kon worden of de matjes van Ralph Kusserow gebruikt konden worden om blauwalgen te verwijderen. Uit het verhaal van Miguel Dionisio Pires bleek dat toxische blauwalgen in ieder geval een relatief gering negatief effect op de driehoeksmosselen hebben. In het Sneekermeer bestond begin jaren '90 een oscilatoria dominantie, daarna ging de dichtheid van driehoeksmosselen omhoog en die van oscilatoria omlaag. In het Volkerak-Zoommeer was de werking van een biologisch filter met driehoeksmosselen ter verwijdering van algen en nutriënten niet succesvol. Op zich was het biologisch filter een goed idee: het eerste jaar trad een goede kolonisatie van de netten op, maar na de winter waren de driehoeksmosselen verdwenen. Onderzocht is of dit door beweging (golfslag) of vraat kwam door nog een jaar afgeschermde, niet bewegende netten te gebruiken. Ook dat jaar verdwenen de driehoeksmosselen in de winter, er waren wel netten waarbij het wel goed ging maar hiervan was de doorstroomcapaciteit te klein. Hierna was er geen geld meer om nog meer uit te proberen. De proeven van Ralph zijn wel veelbelovend. De vraag werd gesteld of het ecosysteem niet erg veranderd door competitie tussen zoöplankton en driehoeksmosselen. Zoöplankton is seizoensafhankelijk maar kan actief voedsel vergaren terwijl driehoeksmosselen het hele jaar door moeten wachten wat er langs het filterapparaat komt. Er is dan inderdaad sprake van een ander type ecosysteem mede omdat driehoeksmosselen voedsel voor vogels is, waardoor een deel van de voedselinhoud van een water "in de lucht" verdwijnt terwijl zoöplankton meer door vis gegeten wordt en de voedselkringloop dus meer onder water blijft. Meer onderzoek is gewenst naar de werkelijke mate van filtratie in meren door driehoeksmosselen: wordt niet telkens hetzelfde water gefiltreerd, afhankelijk van wind, stroming en bioturbatie. Er kan meer aandacht komen voor snelle screening van het voorkomen van driehoeksmosselen: bijvoorbeeld door te kijken naar hoeveel kuifeenden ergens zitten te fourageren. -------------------------------------------------------------------------------Wensen van het Platform voor de STOWA Marie-Louise meldt het volgende: Bas Ibelings heeft dit opgepakt toen dit in het najaar ter sprake kwam op de bijeenkomst van het Platform. Er bleek uiteindelijk niet erg veel animo van de beheerders voor te zijn, na een tweede oproep heeft er dan toch een overleg plaats gevonden waar o.a. Bruce Michielsen (HH Rijnland) en Martin Boute (ZS Limburg) aanwezig waren. Uit dat overleg zijn wel wat zaken naar voren gekomen waar hun schap kennis over wil vergaren. Bas van der Wal (STOWA) was in november bezig met het maken van een strategienota. Deze nota is inmiddels goedgekeurd door het bestuur van de STOWA en daarin zijn een aantal thema's vastgesteld. Het thema herstel van meren en plassen zie je daarin nauwelijks terug. Ecologische beoordelings- methoden voor meren en plassen staan er wel bij. STOWA wil naar meer strategisch onderzoek, vooruit kijken en ook minder versnipperd. Waterschappen willen vooral kennis voor het hier en nu. Blijft wel staan dat de STOWA de waterschappen wil consulteren over de nota. Mogelijk dat het Platform daar toch een rol bij kan spelen. Tenslotte vraagt Marie-Louise aan de aanwezige beheerders wie er ook betrokken zou willen worden bij de discussie over de wensen van de beheerders voor de STOWA. Dwight de Vries (WS Noorderzijlvest), Yvonne van Scheppingen (WS Zeeuws-Vlaanderen) en Roel Doef (RDIJ) melden zich ter plekke aan. -------------------------------------------------------------------------------Presentatie internet site voor het Platform door Willemien Joosse (RIZA) Inleiding: De STOWA heeft aan RIZA geld beschikbaar gesteld t.b.v. het faciliteren van het Platform Ecologisch Herstel Meren d.m.v. het bouwen van een internet site. Het project loopt van 1 februari tot 1 augustus. Inmiddels heeft de eerste bijeenkomst van de begeleidingscommissie plaatsgevonden. Daarin zitten Bas van der Wal (STOWA), Marie-Louise Meijer (RIZA, projectleider), Willemien Joosse (uitvoering), Marco Kraal, Lowie van Liere, Reinder Torenbeek en Inge de Vries. Stand van zaken: Inmiddels is er een brief uitgegaan naar alle Platformleden waarin om medewerking bij het vergaren van de informatie die op de site gaat komen gevraagd is. Daarna is aan alle leden via een E-mail een bestandje opgestuurd waarin die informatie ingevoerd kan worden via een bepaald format. Er is tot nu toe van 40% van de leden reactie ontvangen. Momenteel wordt alle al verkregen informatie gereed gemaakt om op de site gezet te worden. Een deel daarvan is al verwerkt in een demo-versie die op de bijeenkomst vertoond werd. Het is de bedoeling dat de site, na testen door de begeleidingscommissie, ergens in juni op Internet gezet zal worden. Tegen die tijd zal iedereen een mailtje ontvangen met daarin het adres van de site en de datum waarop de site op Internet beschikbaar zal zijn. Voor een goede vulling van de site is de medewerking van alle leden onmisbaar! Vragen/opmerkingen over wat er speelt op dit moment: Zijn er problemen met het invullen van de tabellen in het bestandje? Zo, ja laat dat dan even weten. Dan kan er een oplossing gezocht worden. Wat missen jullie nog op de site? Genoemd worden: 1) kan er een zoekfunctie komen op trefwoorden binnen de site? Hier wordt nog over nagedacht. 2) wordt monitoring ook opgenomen als item, net als onderzoek en maatregelen? Indien men dit wil zou het onder het item 'de toestand van de meren/plassen' opgenomen kunnen worden 3) info over meren waar geen maatregelen genomen zijn, kan die ook op de site? Ja, maar er moeten dan in de toekomst nog maatregelen genomen worden of er moet onderzoek naar gedaan worden (zie het format voor meren met maatregelen). Heeft iemand een idee voor een logo? Verder is het erg belangrijk dat de site up to date gehouden wordt. Willen jullie het s.v.p. doorgeven als er veranderingen opgetreden zijn voor al geleverde informatie ? Ook nieuwtjes, mededelingen over workshops etc. die gehouden worden, rapporten die uitgekomen zijn, opvallende waarnemingen etc. etc. zijn van harte welkom! Reacties s.v.p. mailen naar [email protected] -------------------------------------------------------------------------------Rondje projecten EG projecten: 1) BUFFER BUFFER is een EG project met een looptijd van 3 jaar. Het wordt gecoördineerd door K. Irvine uit Ierland. Het doel van het project is de bepaling van de belangrijkste nutriënten transport mechanismen om te komen tot een methode ter voorspelling van de algen en nutriënten in een systeem. Grenswaarden voor de stabiliteit van een systeem worden afgeleid. Het project is gericht op nutriënten stromen en nutriënten balansen (inclusief stroomgebied) vormen een belangrijk deel van het project. In Nederland nemen het RIZA (Paul Boers en Rob Portielje) en Wageningen Universiteit (Prof. Marten Scheffer en Jeroen de Klein) deel aan het project. Het Veluwemeer en het Wolderwijd zullen als Nederlandse meren worden meegenomen. 2) ECOFRAME ECOFRAME is een EG project met een looptijd van twee jaar. Het project wordt getrokken door Prof. B. Moss uit Engeland. Het doel van het project is een internationaal beoordelingsysteem voor de ecologische toestand van meren en plassen door middel van een gestandaardiseerde monitoring. In Nederland zijn de Wageningen Universiteit (Prof. Marten Scheffer) en het NIOO (Wouter van de Bund) betrokken bij het project. Er zal waarschijnlijk in 6 Nederlandse meren worden gemonsterd, waar onder het Naardermeer, Loosdrechtse Plassen en het Veluwemeer. 3) BIOMAN "Biodiversity and human impact in shallow lakes" Onderzoek aan de diversiteit van bacteriën, fytoplankton, protisten (flagellaten, ciliaten), zooplankton, ongewervelden, waterplanten en vis. Looptijd van 2000 tot 2002. Het project wordt uitgevoerd door: Erik van Hannen (NIOO-CL) Gabriel Zwart (NIOO-CL), Marie-Louise Meijer (RIZA), Rob Portielje (RIZA), Jan Janse (RIVM) samen met partners uit België (Universiteit van Leuven en Gent), Spanje (Institute of Water Research, University of Granada), Duitsland (Zoological Institute, J.W. GoetheUniversity) en Denemarken (NERI, National Environmental Research Institute). Dit EU project onderzoekt 96 ondiepe meren verspreid over Europa en heeft tot doel: het ontwikkelen van kosten-effectieve indices voor het meten van biodiversiteit in de waterkolom van ondiepe meren. het ontwikkelen van modellen om het effect van menselijke activiteit op biodiversiteit te voorspellen. een database op te stellen van de huidige staat van biodiversiteit in een representatieve set Europese meren. Dit betreft diversiteit in de klassieke voedselketen (vis, zoöplankton, fytoplankton) en in de microbiële lus (bacterioplankton, heterotrofe nanoflagellaten, ciliaten) alsmede de diversiteit gemeten aan rusteieren van zoöplankton in het sediment. het ontwikkelen van betrouwbare methoden om het succes van restauratie maatregelen te evalueren wat betreft de diversiteit van de biota. In de Binnenschelde is vissterfte opgetreden door de goudalg Prymnesium parvum, een alg die altijd al in hoge dichtheden aanwezig was. Harry Hosper meldt dat het OBN-deskundigenteam laagveenwateren (OBN staat voor: Overlevingsplan Bos en Natuur) opdracht heeft gegeven om een rapport samen te stellen om witte vlekken in het beheer gericht op het ecologisch herstel van de laagveenwateren in beeld te brengen. Jos Verhoeven en Marcel Klinge trekken dit. Yvonne van Scheppingen meldt dat in Zeeuws-Vlaanderen twee kreken opgeknapt zijn met o.a. 9 ton subsidie van de OBN. Volgende bijeenkomst Deze zal worden gehouden op donderdag 26 oktober, Luuc Mur probeert een zaal te regelen bij de UvA. Er zal geen thema aan deze bijeenkomst worden verbonden. Iedereen die iets over zijn/haar project wil zeggen kan dit tot 15 september opgeven bij MarieLouise.