Verslag Platform Ecologisch Herstel Meren 13 april

advertisement
Verslag van de dertiende bijeenkomst van het Platform Ecologisch Herstel Meren
d.d. 13 april, te Lelystad
Thema: Driehoeksmosselen
Dagvoorzitter: Bram bij de Vaate
Opgemaakt door: Willemien Joosse, met dank aan alle sprekers van deze dag voor de door
hen gemaakte samenvattingen.
Inhoudsopgave:
Opening en mededelingen
Mosselen als hefboom van het voedselweb in het IJsselmeer
Eddy Lammens (RIZA)
Driehoeksmosselen de Veluwerandmeren
Ruurd Noordhuis (RIZA) en Godfried van Moorsel (Bureau Waardenburg)
The Zebra Mussel (Dreissena polymorpha) as a biological filter
Ralph Kusserow & Dietrich Uhlmann (Saxonian Academy of Sciences)
Grazing by Dreissena polymorpha on toxic and non-toxic strains of Microcystis aeruginosa
Miguel Dionisio Pires (NIOO-CL)
Bestrijding driehoeksmosselen in koelwatersystemen
J.P.M. Janssen-Mommen (KEMA)
Predatie van driehoeksmosselen door duikeenden:
Hoe veelvraten zich beperken tot kwaliteitsvoedsel
Joep de Leeuw (RIVO-DLO)
Invasieve mosselen in de Nederlandse zoete en brakke wateren
G. van der Velde (Lab. voor Aquatische Oecologie, KUN)
Overzicht lopende driehoeksmosselprojecten & infotheek
en discussie over witte vlekken in het driehoeksmosselonderzoek
Marianne Greijdanus en Marie-Louise Meijer (RIZA)
Wensen van het Platform voor de STOWA
Marie-Louise Meijer (RIZA)
Presentatie van de internet site van het Platform
Willemien Joosse (RIZA)
Rondje projecten
Driehoeksmossel, foto John van Schie (RIZA)
-------------------------------------------------------------------------------Opening en mededelingen
Marie-Louise Meijer opent de bijeenkomst en heet iedereen hartelijk welkom.
Het thema van deze dag is de driehoeksmossel.
Deze driehoeksmossel-dag is georganiseerd door Bram bij de Vaate en Marianne Greijdanus
(beide RIZA). Bram bij de Vaate is deze dag de dagvoorzitter.
Vanwege de grootte van de groep zijn we nog op zoek naar een geschikte locatie voor de
volgende bijeenkomsten van het Platform.
-------------------------------------------------------------------------------Mosselen als hefboom van het voedselweb in het IJsselmeer
door Eddy Lammens (RIZA)
De verspreiding van driehoeksmosselen in IJsselmeer en Markermeer is weinig homogeen. In
het IJsselmeer bevinden zich de grootste dichtheden ten zuiden van de lijn LemmerEnkhuizen. In het noord-westelijk deel zijn de dichtheden ook vrij hoog maar is het gebied
minder aaneengesloten als in het zuiden. In de gebieden dieper dan 5 meter (de oude
stroomgeulen) en enkele kilometers onder de Friese kust zijn de mosselen afwezig of de
dichtheden zeer laag. In het Markermeer ontbreken de mosselen in het zuid-oostelijk deel
bijna geheel. Het zuidelijk deel, het IJmeer, vormt een aangesloten gebied van mosselen en in
het noord-westelijk deel zijn de dichtheden wat lager en minder homogeen. Deze inhomogene
verdeling in een gebied van 200.000 ha lijkt verantwoordelijk voor de ruimtelijke verschillen
in de ontwikkeling van algen en de consequenties voor doorzicht en verspreiding van
zoöplankton, benthos en vis. De ruimtelijke verspreiding van algen vertoont een vrij goed
negatief verband met de mosselen, terwijl totaal fosfaat geheel geen verband vertoont.
Modellering van de ontwikkeling van algen uitgaande van de nutriëntenbelasting en graasdruk
door algen en zoöplankton kan de ruimtelijke verspreiding goed simuleren vooropgesteld dat
de waterkolom homogeen gemengd is. De consequentie hiervan is dat de hoeveelheid algen
beschikbaar voor de zoöplankton/benthos-vis-visserij voedselketen beperkt wordt door de
mosselen en dus bij de eenden terecht komt. De verspreiding van zoöplankton en vis laat zien
dat er als het ware twee in ruimte gescheiden voedselketens bestaan opgelegd door de
verspreiding van mosselen.
Verwijzing naar: RIZA rapport 99.008 Het voedselweb van IJsselmeer en Markermeer.
Veldgegevens, hypotheses, modellen en scenario's.
-------------------------------------------------------------------------------Driehoeksmosselen in de Veluwerandmeren
door Ruurd Noordhuis (RIZA) en Godfried van Moorsel (Bureau Waardenburg)
Ruurd Noordhuis (RIZA)
In de tweede helft van de jaren zestig zijn als gevolg van eutrofiëring met de waterplanten ook
de Driehoeksmosselen vrijwel verdwenen uit de Veluwerandmeren. Toen ondanks
maatregelen tegen de eutrofiëring ecologisch herstel op zich liet wachten werd naast het
manipuleren van de visbestanden ook het uitzetten/stimuleren van een mosselpopulatie als
aanvullende maatregel overwogen.
Terwijl in twee plassen bij de Roggebotsluis overtuigend werd aangetoond dat filtratie door
mosselen effect kan hebben op de waterkwaliteit, werden in het Veluwemeer wilgentenen
matten geplaatst met daarop een entpopulatie van mosselen uit het IJsselmeer. Deze mosselen
moesten larven produceren die zich vervolgens moesten vestigen op hopen schelpen die rond
de matten waren aangebracht. Dit mislukte doordat zich sediment afzette over de schelpen en
door problemen met de voortplanting van de mosselen, mogelijk in verband met
temperatuurschommelingen.
Rond 1994 kwamen de mosselen echter spontaan terug op de bodem van de
Veluwerandmeren, waar ze nu plaatselijk (m.n. buiten de kranswiervelden) waarschijnlijk een
gunstig effect op de helderheid hebben. Met de mosselen zijn ook enkele soorten benthivore
watervogels (Kuifeend, Tafeleend, Brilduiker) sterk toegenomen.
Godfried van Moorsel (Bureau Waardenburg)
Bij de ontwikkeling van de driehoeksmosselbestanden speelt de aanwezigheid van een
geschikte ondergrond een belangrijke rol. Met name het verschijnen van Unioniden, grote
tweekleppige schelpdieren, zoals de bolle stroommossel is van groot belang geweest.
In grote lijnen lijken kranswieren en driehoeksmosselen elkaar uit te sluiten. Hier hoeft geen
oorzakelijk verband te zijn. Kranswieren komen vooral voor tot op een diepte van 2 m;
driehoeksmosselen hebben hun optimum tussen 1 en 3 m. Over het algemeen blijven
driehoeksmosselen in kranswiervelden wel klein: de maximale lengte bedraagt ongeveer 13
mm.
Filtratieberekeningen tonen aan dat in sommige randmeren per dag een aanzienlijk deel van
het water door driehoeksmosselen kan worden gezuiverd.
-------------------------------------------------------------------------------The Zebra Mussel (Dreissena polymorpha) as a biological filter
by Ralph Kusserow* & Dietrich Uhlmann, Saxonian Academy of Sciences, c/o Institute of
Hydrobiology, Dresden University of Technology, Mommsenstr. 13, 01099 Dresden,
Germany.
The Zebra Mussel, Dreissena polymorpha, is a filter feeding invertebrate and can be used as a
biofilter of suspended solids of contaminated waters, e.g. sewage treatment plant effluent.
Dreissena polymorpha is able to remove particles as small as >0.7 µm at filtration rates up to
300 ml*mussel-1h-1 averaging about 50 ml*mussel-1h-1 [1].
A pilot plant was tested on retention of suspended solids from the outlet of an activated sludge
sewage treatment plant. The pilot plant consisted of two plug flow reactors, each with a
volume of 60 L, and with a theoretical residence time of 60 minutes. One of the tanks was
filled with 5,000 living Zebra Mussels. The other tank contained only empty shells (about
4,500), which were mounted to the substrate. The filtration rate was calculated from the
difference in turbidity between experimental and control tank.
A simple method to decrease suspended solids in polishing ponds, garden pools and other
pond-like systems has been approved. Mats made from polypropylene were used to form
"Mussel Units" by exposing the material to a water body colonized by Zebra Mussels for a
period of three to five months. Mussels attached in acceptable numbers the offered mats (up
to 75,000 m-2).
Keywords: zebra mussels, mussel units, turbidity, filtration rates, polishing ponds.
Acknowledgements
This work was sponsored by Deutsche Bundesstiftung Umwelt.
-------------------------------------------------------------------------------Grazing by Dreissena polymorpha on toxic and non-toxic strains of Microcystis aeruginosa
by Miguel Dionisio Pires, Netherlands Institute of Ecology - Centre for Limnology
Department of Foodweb Studies
Cyanobacteria pose a major problem of water quality management in shallow and eutrophic
lakes due to their ability to produce blooms. Dreissena polymorpha, due to their high filtering
capacity on algae, is seen as a powerful biomanipulation tool. Because cyanobacteria possess
specific characteristics, such as the ability to form colonies, low food quality and the
production of toxins, it is assumed that they have negative effects on the growth and
reproduction of D. polymorpha. However, quantitative data to prove and visualize these
effects are lacking. By a combination of field and laboratory experiments, this study aims at
ameliorating this situation. The first step of this project aims at answering the following
questions:
Can zebra mussels discriminate between cyanobacteria differing in composition (e.g. toxic or
non toxic)?
How is this discrimination achieved?
For answering these questions laboratory grazing experiments were started in which zebra
mussels were exposed to mixtures of Microcystis aeruginosa (two unicellular cyanobacterial
strains, one toxic and one non-toxic) and Chlamydomonas reinhardtii (green algae). Highest
clearance rates were measured when mussels fed on C. reinhardtii in the mixture with the
non-toxic M. aeruginosa. Lowest clearance rates were recorded when when mussels were
exposed to the toxic M. aeruginosa as single food or when exposed to the mixture of the toxic
M. aeruginosa and C. reinhardtii.
The results imply that zebra mussels are able to distinguish toxic from non-toxic M.
aeruginosa. Further experiments involve:
Grazing experiments with mixtures of M. aeruginosa and S. capricornutum (green algae with
equal biovolume as M. aeruginosa).
Grazing experiments with a mixture of toxic and non-toxic M. aeruginosa (PCC7806 (toxic)
and its mutant (non-toxic), in which one of the two strains will be labeled with 13C.
Grazing experiments with toxic and non-toxic strains of Oscillatoria agardhii.
Experiments with the Mosselmonitor, to study shell-opening behaviour of zebra mussels
when exposed to cyanobacteria.
-------------------------------------------------------------------------------Bestrijding driehoeksmosselen in koelwatersystemen
Optimaliseren chloordosering
door J.P.M. Janssen-Mommen (KEMA)
In Nederland is chloordosering nog steeds de meest toegepaste methode voor
aangroeibestrijding (macro- en microfouling) in koelwatersystemen. Nieuwe ontwikkelingen
in de aangroeibestrijding zijn, mede door het beleid van Rijkswaterstaat om het
chloorverbruik te verminderen, voornamelijk gericht op het optimaliseren van de
chloordosering. Van de aangroeiorganismen in zoetwater geeft de driehoeksmossel (Dreissena
polymorpha) de meeste problemen.
Bij SNC-Moerdijk werd tot 1999 de mosselaangroei bestreden door een of tweemaal per
mosselseizoen een aaneengesloten continue chloordosering van enkele weken uit te voeren
om de afgezette mosselen te doden en uit het koelwatersysteem te verwijderen. Het moment
van doseren en de duur van de dosering werd geoptimaliseerd met verbeterde monitoring- en
doseringstechnieken.
-------------------------------------------------------------------------------Predatie van driehoeksmosselen door duikeenden: Hoe veelvraten zich beperken tot
kwaliteitsvoedsel
door Joep de Leeuw (RIVO-DLO)
Het belangrijkste voedsel van duikeenden bestaat uit driehoeksmosselen. De grootte van de
schelp bepaalt hoe snel de mossel kan worden ingeslikt. Het kost een vogel meer tijd om grote
mosselen een voor een naar binnen te werken dan om kleinere mosselen uit een waterstroom
te filtreren. Hoewel er in grote mosselen meer vlees zit, leveren per tijdseenheid de kleine
mosselen meer energie op.
Meer onderzoek is gewenst aan de variatie in het vlees in de schelp. Zowel de
voedselkwaliteit voor de watervogels, maar ook het filtrerend vermogen van het IJsselmeer en
de voortplantingscapaciteit van de driehoeksmosselen wordt waarschijnlijk bepaald door de
conditie van de mosselen. De conditie van de mosselen neemt sterk af in dieper water. In het
IJsselmeer zijn ondiepe gebieden als Enkhuizerzand, Kreupel, Vrouwenzand en IJmeer van
buitenproportionele betekenis voor de opvangcapaciteit van het totale IJsselmeergebied voor
duikeenden.
-------------------------------------------------------------------------------Invasieve mosselen in de Nederlandse zoete en brakke wateren
(Dreissenidae: Dreissena, Mytilopsis)
door G. van der Velde. Laboratorium voor Aquatische Oecologie, Katholieke Universiteit
Nijmegen, Toernooiveld 1, 6525 ED Nijmegen.
Tot de meest succesvolle invasieve mollusken behoren de driehoeksmossel (Dreissena
polymorpha) (oorsprong pontocaspische gebied) en de brakwatermossel (Mytilopsis
leucophaeata) (oorsprong Atlantische kust van de VS, Golf van Mexico).
Onderzoek naar deze soorten uitgevoerd door ons laboratorium omvat tolerantie voor zout,
temperatuur en chloor, de levenscyclus, filtratie, byssussterkte en productie, en
klepbewegingsactiviteit.
De zouttolerantie is bestudeerd in het Noordzeekanaal waar de brakwatermossel grote
dichtheden bereikt. In de zoetere delen wordt deze vervangen door de driehoeksmossel en in
het zeer brakke zeewater door de zeemossel (Mytilus edulis). In dit kanaal zijn de mosselen
belangrijk als voedselbron voor watervogels en vis. Daarnaast hebben industrieën en schepen
last van aangroei door deze mosselen. Aangezien Aziatische mosselen ook in het IJ
gesignaleerd zijn zijn ze ook in dit onderzoek betrokken. Naast onderzoek in het
Noordzeekanaal zijn ook zoutgradiënten opgebouwd in een reeks buitenbakken en in een
reeks potten in een klimaatkamer. In het Noordzeekanaal werd het zoutgehalte gemeten en de
aantallen geteld, in de buitenbakken werd de mortaliteit gemeten en in de klimaatkamer werd
de osmolariteit van het weefsel en de body water content (BWC) gemeten.
De resultaten waren als volgt: Dreissena is zouttolerant tot 4 promille (veld en buitenbakken).
Mytilopsis is zouttolerant tot 17 promille en houdt het tevens in Rijnwater lang vol
(buitenbakken). Dreissena juvenielen zijn meer zouttolerant dan adulten. Mytilus is
brakwatertolerant tot 10 promille. Bij geen van de geteste soorten worden veranderingen in de
BWC geconstateerd. Dreissena bleek beneden de 5 promille een osmoregulator, daarboven
een osmoconformeerder. Mytilopsis is een osmoconformeerder bij uitstek, terwijl Mytilus
beneden de 10 promille een osmoregulator is en daarboven een osmoconformeerder. Dit komt
goed overeen met de veldsituatie.
-------------------------------------------------------------------------------Overzicht van de lopende driehoeksmosselprojecten & infotheek
en discussie over de witte vlekken in het driehoeksmosselonderzoek
door Marianne Greijdanus en Marie-Louise Meijer (RIZA)
Jappie van den Bergs van Wetterskip Fryslân heeft een A4-tje met een samenvatting over de
stand van zaken van de driehoeksmossel in Friesland toegestuurd (zie bijlage 1).
Marianne Greijdanus en Bram bij de Vaate zijn net begonnen met de infotheek, een
driehoeksmossel informatiecentrum (in oprichting).
Meer hierover in bijlage 2.
Macrofauna nieuwtjes kunnen worden doorgestuurd naar: [email protected]
Discussie over witte vlekke in het driehoeksmosselen onderzoek
Het lijkt de Platformleden nuttig om meer aandacht te besteden aan de bepalende factoren
voor de vestiging van driehoeksmosselen. Zijn er behalve vestigingssubstraat en temperatuur
nog andere zaken van belang. Keert hard substraat vanzelf terug na een verbetering van de
waterkwaliteit?
Een handleiding over "hoe krijg ik driehoeksmosselen in mijn water terug" lijkt handig.
Er ontstond een discussie over de vraag of uitgezocht kon worden of de matjes van Ralph
Kusserow gebruikt konden worden om blauwalgen te verwijderen. Uit het verhaal van Miguel
Dionisio Pires bleek dat toxische blauwalgen in ieder geval een relatief gering negatief effect
op de driehoeksmosselen hebben. In het Sneekermeer bestond begin jaren '90 een oscilatoria
dominantie, daarna ging de dichtheid van driehoeksmosselen omhoog en die van oscilatoria
omlaag.
In het Volkerak-Zoommeer was de werking van een biologisch filter met driehoeksmosselen
ter verwijdering van algen en nutriënten niet succesvol. Op zich was het biologisch filter een
goed idee: het eerste jaar trad een goede kolonisatie van de netten op, maar na de winter
waren de driehoeksmosselen verdwenen. Onderzocht is of dit door beweging (golfslag) of
vraat kwam door nog een jaar afgeschermde, niet bewegende netten te gebruiken. Ook dat
jaar verdwenen de driehoeksmosselen in de winter, er waren wel netten waarbij het wel goed
ging maar hiervan was de doorstroomcapaciteit te klein. Hierna was er geen geld meer om
nog meer uit te proberen. De proeven van Ralph zijn wel veelbelovend.
De vraag werd gesteld of het ecosysteem niet erg veranderd door competitie tussen
zoöplankton en driehoeksmosselen. Zoöplankton is seizoensafhankelijk maar kan actief
voedsel vergaren terwijl driehoeksmosselen het hele jaar door moeten wachten wat er langs
het filterapparaat komt.
Er is dan inderdaad sprake van een ander type ecosysteem mede omdat driehoeksmosselen
voedsel voor vogels is, waardoor een deel van de voedselinhoud van een water "in de lucht"
verdwijnt terwijl zoöplankton meer door vis gegeten wordt en de voedselkringloop dus meer
onder water blijft.
Meer onderzoek is gewenst naar de werkelijke mate van filtratie in meren door
driehoeksmosselen: wordt niet telkens hetzelfde water gefiltreerd, afhankelijk van wind,
stroming en bioturbatie.
Er kan meer aandacht komen voor snelle screening van het voorkomen van
driehoeksmosselen: bijvoorbeeld door te kijken naar hoeveel kuifeenden ergens zitten te
fourageren.
-------------------------------------------------------------------------------Wensen van het Platform voor de STOWA
Marie-Louise meldt het volgende:
Bas Ibelings heeft dit opgepakt toen dit in het najaar ter sprake kwam op de bijeenkomst van
het Platform. Er bleek uiteindelijk niet erg veel animo van de beheerders voor te zijn, na een
tweede oproep heeft er dan toch een overleg plaats gevonden waar o.a. Bruce Michielsen (HH
Rijnland) en Martin Boute (ZS Limburg) aanwezig waren. Uit dat overleg zijn wel wat zaken
naar voren gekomen waar hun schap kennis over wil vergaren.
Bas van der Wal (STOWA) was in november bezig met het maken van een strategienota.
Deze nota is inmiddels goedgekeurd door het bestuur van de STOWA en daarin zijn een
aantal thema's vastgesteld. Het thema herstel van meren en plassen zie je daarin nauwelijks
terug. Ecologische beoordelings- methoden voor meren en plassen staan er wel bij.
STOWA wil naar meer strategisch onderzoek, vooruit kijken en ook minder versnipperd.
Waterschappen willen vooral kennis voor het hier en nu. Blijft wel staan dat de STOWA de
waterschappen wil consulteren over de nota. Mogelijk dat het Platform daar toch een rol bij
kan spelen.
Tenslotte vraagt Marie-Louise aan de aanwezige beheerders wie er ook betrokken zou willen
worden bij de discussie over de wensen van de beheerders voor de STOWA. Dwight de Vries
(WS Noorderzijlvest), Yvonne van Scheppingen (WS Zeeuws-Vlaanderen) en Roel Doef
(RDIJ) melden zich ter plekke aan.
-------------------------------------------------------------------------------Presentatie internet site voor het Platform
door Willemien Joosse (RIZA)
Inleiding:
De STOWA heeft aan RIZA geld beschikbaar gesteld t.b.v. het faciliteren van het Platform
Ecologisch Herstel Meren d.m.v. het bouwen van een internet site. Het project loopt van 1
februari tot 1 augustus. Inmiddels heeft de eerste bijeenkomst van de begeleidingscommissie
plaatsgevonden. Daarin zitten Bas van der Wal (STOWA), Marie-Louise Meijer (RIZA,
projectleider), Willemien Joosse (uitvoering), Marco Kraal, Lowie van Liere, Reinder
Torenbeek en Inge de Vries.
Stand van zaken:
Inmiddels is er een brief uitgegaan naar alle Platformleden waarin om medewerking bij het
vergaren van de informatie die op de site gaat komen gevraagd is. Daarna is aan alle leden via
een E-mail een bestandje opgestuurd waarin die informatie ingevoerd kan worden via een
bepaald format. Er is tot nu toe van 40% van de leden reactie ontvangen. Momenteel wordt
alle al verkregen informatie gereed gemaakt om op de site gezet te worden. Een deel daarvan
is al verwerkt in een demo-versie die op de bijeenkomst vertoond werd.
Het is de bedoeling dat de site, na testen door de begeleidingscommissie, ergens in juni op
Internet gezet zal worden. Tegen die tijd zal iedereen een mailtje ontvangen met daarin het
adres van de site en de datum waarop de site op Internet beschikbaar zal zijn.
Voor een goede vulling van de site is de medewerking van alle leden onmisbaar!
Vragen/opmerkingen over wat er speelt op dit moment:
Zijn er problemen met het invullen van de tabellen in het bestandje? Zo, ja laat dat dan even
weten. Dan kan er een oplossing gezocht worden.
Wat missen jullie nog op de site?
Genoemd worden:
1) kan er een zoekfunctie komen op trefwoorden binnen de site? Hier wordt nog over
nagedacht.
2) wordt monitoring ook opgenomen als item, net als onderzoek en maatregelen? Indien men
dit wil zou het onder het item 'de toestand van de meren/plassen' opgenomen kunnen worden
3) info over meren waar geen maatregelen genomen zijn, kan die ook op de site? Ja, maar er
moeten dan in de toekomst nog maatregelen genomen worden of er moet onderzoek naar
gedaan worden (zie het format voor meren met maatregelen).
Heeft iemand een idee voor een logo?
Verder is het erg belangrijk dat de site up to date gehouden wordt.
Willen jullie het s.v.p. doorgeven als er veranderingen opgetreden zijn voor al geleverde
informatie ?
Ook nieuwtjes, mededelingen over workshops etc. die gehouden worden, rapporten die
uitgekomen zijn, opvallende waarnemingen etc. etc. zijn van harte welkom!
Reacties s.v.p. mailen naar [email protected]
-------------------------------------------------------------------------------Rondje projecten
EG projecten:
1) BUFFER
BUFFER is een EG project met een looptijd van 3 jaar. Het wordt gecoördineerd door K.
Irvine uit Ierland. Het doel van het project is de bepaling van de belangrijkste nutriënten
transport mechanismen om te komen tot een methode ter voorspelling van de algen en
nutriënten in een systeem. Grenswaarden voor de stabiliteit van een systeem worden afgeleid.
Het project is gericht op nutriënten stromen en nutriënten balansen (inclusief stroomgebied)
vormen een belangrijk deel van het project.
In Nederland nemen het RIZA (Paul Boers en Rob Portielje) en Wageningen Universiteit
(Prof. Marten Scheffer en Jeroen de Klein) deel aan het project. Het Veluwemeer en het
Wolderwijd zullen als Nederlandse meren worden meegenomen.
2) ECOFRAME
ECOFRAME is een EG project met een looptijd van twee jaar. Het project wordt getrokken
door Prof. B. Moss uit Engeland. Het doel van het project is een internationaal
beoordelingsysteem voor de ecologische toestand van meren en plassen door middel van een
gestandaardiseerde monitoring. In Nederland zijn de Wageningen Universiteit (Prof. Marten
Scheffer) en het NIOO (Wouter van de Bund) betrokken bij het project. Er zal waarschijnlijk
in 6 Nederlandse meren worden gemonsterd, waar onder het Naardermeer, Loosdrechtse
Plassen en het Veluwemeer.
3) BIOMAN
"Biodiversity and human impact in shallow lakes"
Onderzoek aan de diversiteit van bacteriën, fytoplankton, protisten (flagellaten, ciliaten),
zooplankton, ongewervelden, waterplanten en vis.
Looptijd van 2000 tot 2002. Het project wordt uitgevoerd door: Erik van Hannen (NIOO-CL)
Gabriel Zwart (NIOO-CL), Marie-Louise Meijer (RIZA), Rob Portielje (RIZA), Jan Janse
(RIVM) samen met partners uit België (Universiteit van Leuven en Gent), Spanje (Institute of
Water Research, University of Granada), Duitsland (Zoological Institute, J.W. GoetheUniversity) en Denemarken (NERI, National Environmental Research Institute).
Dit EU project onderzoekt 96 ondiepe meren verspreid over Europa en heeft tot doel:
het ontwikkelen van kosten-effectieve indices voor het meten van biodiversiteit in de
waterkolom van ondiepe meren.
het ontwikkelen van modellen om het effect van menselijke activiteit op biodiversiteit te
voorspellen.
een database op te stellen van de huidige staat van biodiversiteit in een representatieve set
Europese meren. Dit betreft diversiteit in de klassieke voedselketen (vis, zoöplankton,
fytoplankton) en in de microbiële lus (bacterioplankton, heterotrofe nanoflagellaten, ciliaten)
alsmede de diversiteit gemeten aan rusteieren van zoöplankton in het sediment.
het ontwikkelen van betrouwbare methoden om het succes van restauratie maatregelen te
evalueren wat betreft de diversiteit van de biota.
In de Binnenschelde is vissterfte opgetreden door de goudalg Prymnesium parvum, een alg
die altijd al in hoge dichtheden aanwezig was.
Harry Hosper meldt dat het OBN-deskundigenteam laagveenwateren (OBN staat voor:
Overlevingsplan Bos en Natuur) opdracht heeft gegeven om een rapport samen te stellen om
witte vlekken in het beheer gericht op het ecologisch herstel van de laagveenwateren in beeld
te brengen. Jos Verhoeven en Marcel Klinge trekken dit.
Yvonne van Scheppingen meldt dat in Zeeuws-Vlaanderen twee kreken opgeknapt zijn met
o.a. 9 ton subsidie van de OBN.
Volgende bijeenkomst
Deze zal worden gehouden op donderdag 26 oktober, Luuc Mur probeert een zaal te regelen
bij de UvA.
Er zal geen thema aan deze bijeenkomst worden verbonden.
Iedereen die iets over zijn/haar project wil zeggen kan dit tot 15 september opgeven bij MarieLouise.
Download