De Geest en de Kruisdood Onderzoek naar de rol en de eigenheid van de Heilige Geest in de verlossing en de kruisdood van Jezus Christus Student: M.P. Lagemaat, Tilburg University, School of Catholic Theology, 18 – 10 – 2012 De Geest en de kruisdood, Onderzoek naar de rol en de eigenheid van de Heilige Geest in de verlossing en de kruisdood van Jezus Christus Masterthesis ten behoeve van de Master Theologie aan de Universiteit van Tilburg, Faculteit Katholieke Theologie te Utrecht Student: M.P. Lagemaat Studentnr. s598708 Begeleider: prof. dr. H.W.M. Rikhof Datum: 18 oktober 2012 1 HOOFDSTUKINDELING Pag. Hoofdstuk 1 Inleiding 5 1.1 Probleemveld 1.2 Motivering voor de keuze van het onderzoeksonderwerp 1.3 Status quaestionis 1.4 Definitieve probleemstelling 1.5 Kernonderwerpen 5 5 6 6 6 Hoofdstuk 2 De bijdrage van Karl Rahner aan de renaissance van de triniteitstheologie 8 2.1 Inleiding 2.2 Rahners artikel in Mysterium Salutis 2.3 Systematische samenvatting van de kerkelijke leer over de triniteit volgens Rahner 8 8 9 God de Vader God de Zoon God de Geest De relatie binnen de triniteit Persoon en hypostasis Enkele consequenties 10 11 11 12 12 12 2.4 Rahners kritiek: hoe werd er over de triniteit geschreven? 13 Rahners vragen bij de leer van de triniteit Rahners kritiek op de traditionele triniteitstheologie Het probleem tussen de verhandelingen 'Over de Ene God' en 'Over de drie-ene God' De eenheid van de economische en immanente triniteit Tot slot 13 13 14 14 15 2.5 Rahners bijdrage en zijn invloed 2.6 Kritiek op Rahners benadering 16 17 Hoofdstuk 3 De triniteit als uitgangspunt 20 3.1 Inleiding 3.2 De heilsgeschiedenis als uitgangspunt voor de triniteitstheologie 20 20 Heilsgeschiedenis als uitgangspunt Relatie als kernbegrip Kennis over de triniteit vanuit de heilsgeschiedenis 20 21 21 3.3 Taalgebruik in de theologie 23 Ad opera ad extra sunt Onderscheid Oost en West Regnon Appropriatie Twee triniteiten of narratief en analytisch taalgebruik Conclusie 23 24 24 25 26 2 3.4 Conceptuele taal in triniteitstheologie 26 Interpretatie van de Schrift door de eerste concilies Homoousios – één in wezen 27 28 3.5 Conclusie 29 Hoofdstuk 4 Theologie van de Heilige Geest 30 4.1 Inleiding Schriftuurlijke bronnen van de Heilige Geest 4.2 Geestvergetenheid 4.3 Schriftuurlijke bronnen 30 30 32 De werkzaamheid van de Geest in het Oude Testament Geest komt over mens De Geest als gave De werkzaamheid van de Geest in het Nieuwe Testament De Geest als leiding De gave van de Geest De belofte van de Geest De Geest van het Zoonschap De Geest van de Liefde Samengevat 33 33 34 34 35 35 36 37 38 39 4.4 De theologische reflectie 39 De tweevoudige zending De twee terreinen van de tweevoudige zending Het onderscheid van Thomas: wil en intellect 39 40 41 4.5 Trinitaire kernbegrippen 42 Oorsprong van de afzonderlijke personen Verschil Oost en West Heilige Geest: voortgekomen en gezonden 42 43 43 4.6 Problemen 44 De Heilige Geest als persoon De kwestie van het Filioque De eigenheid van de Heilige Geest tot nu toe 44 44 46 Hoofdstuk 5 De eigenheid van de Heilige Geest 48 5.1 Inleiding 48 De tweevoudige zending 48 5.2 De werkzaamheid en eigenheid van de Geest bij de leerlingen 49 De rol van de Geest en de verrijzenis 49 3 Leven in de Geest Transformatie De triniteit en de Geest in de relatie met de verlossing 50 50 51 5.3 De werkzaamheid en eigenheid v/d Geest in het lijden en sterven van Jezus Christus 52 5.3.1 De Geest en doop van Jezus Christus in de Jordaan 53 Verbinding Geest en oudtestamentische begrip Messias Vader bevestigt de Zoon Drager van de Geest Gods, doop en toekenning van het munus triplex Conclusie 5.3.2 Overeenkomsten tussen de doop en de Kruisdood Kruisdood en de Geest Overeenkomsten doop en kruisdood Punten van overeenkomst 54 54 55 56 57 57 57 58 5.3.3 De Geest en het lijden en sterven van Jezus Christus De Geest is aanwezig in 'Hij gaf de Geest' Impliciet aanwezig in 'Abba, Vader' Impliciet aanwezig in het dulden Impliciet aanwezig in de wil van de Vader te doen tot het uiterste toe Impliciet aanwezig in het offeraspect van de kruisdood Samengevat 59 59 59 60 61 61 63 5.4 Tot slot 63 De economische triniteit als afbeelding van de immanente triniteit 64 5.5 De werkzaamheid van de Geest in de verlossingtheorieën 64 Geen compleet beeld van verlossing/geen dogma 64 Hoofdstuk 6 Eindconclusie 69 Wat heeft deze masterthesis opgeleverd en welke resultaten zijn er uit dit onderzoek gekomen? 69 Bibliografie 71 4 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Probleemveld In deze thesis zal ik onderzoek doen naar de rol van de Heilige Geest in de kruisdood van Jezus Christus. Hierin wil ik specifiek ingaan op de eigenheid van de Heilige Geest die in deze rol naar voren komt. De kruisdood wordt in de christelijke traditie beschreven als een verlossende gebeurtenis. In de Schrift en de Traditie wordt de aanwezigheid van de Heilige Geest in deze heilsgebeurtenis niet expliciet geduid. Toch wordt er in de triniteitstheologie de uitleg gegeven van het handelen van God als eenheid, zowel God in zichzelf als de God die naar de mens en de wereld optreedt. Deze eenheid (in verscheidenheid) is ook de basis voor de verlossing van de mens, waar het lijden, sterven en de verrijzenis de climax vormen. Maar dit moment is in de theologiegeschiedenis niet altijd volledig trinitair uitgewerkt. Er lijkt soms wel een exclusieve focus te zijn gelegd op de relatie tussen de Zoon en de Vader in dit lijden en sterven. Deze christologische duiding lijkt een volle trinitaire duiding van deze gebeurtenis in de weg te staan. Daarnaast wordt de Heilige Geest vaak in eerste instantie omschreven als een onpersoonlijke kracht van God. Het beeld van de Geest als een persoon is daarmee lastig te rijmen. De heilige Geest wordt voornamelijk geassocieerd met de gebeurtenissen van Pinksteren en de schepping. Ook in de doop van Jezus Christus is de Geest kenbaar en aanwezig. Vooral de manier waarop de Heilige Geest wordt beschreven en de momenten waarop hij iets doet, is vaak van onpersoonlijke aard. Dit is vreemd te noemen omdat diezelfde Geest in de Schriftteksten wordt omschreven in persoonlijke termen als de helper, trooster en voorspreker voor de mens bij God. Daarbij is het einddoel om te onderzoeken of er sprake is van een eigen werkzaamheid van de Heilige Geest. Als dit het geval is wil ik nagaan hoe die nader bepaald kan worden, met name bij het specifieke moment van het lijden en sterven van Jezus Christus. 1.2 Motivering voor de keuze van het onderzoeksonderwerp De keuze voor dit onderzoeksonderwerp wordt bepaald door het uitblijven van antwoorden op mijn vraag naar de rol van de Heilige Geest in de verlossende kruisdood van Jezus Christus. In de antwoorden die worden gegeven lijkt de (inbreng van de) Heilige Geest te ontbreken. De theorieën die in de theologiegeschiedenis zijn ontwikkeld om de kruisdood en de verlossing te beschrijven lijken zich te richten op de wisselwerking tussen de Zoon en de Vader. In sommige theorieën over de verlossing komt de Heilige Geest zelfs niet aan de orde. De afwezigheid van de rol van de Heilige Geest in het lijden en sterven van Jezus Christus lijkt in sommige soteriologische modellen geen invloed te hebben op het resultaat. Toch wordt het lastig om de kruisdood als verlossingsdaad van God uit liefde voor de mens te beschouwen als er in theologische theorieën wordt gesuggereerd dat God een mensenoffer eist ter genoegdoening of betaling van de schuld. Dit beeld van een bloeddorstige God die offers eist staat in schril contrast met het beeld van een liefhebbende God. In diverse beschrijvingen van de Heilige Geest is er ook sprake van de liefde van God. Zoals de bekende tekst uit de brief van Paulus aan de Romeinen: 'Gods liefde is in ons hart uitgegoten door de heilige Geest, die ons gegeven is'.1 Het lijkt erop dat de Geest en de Liefde van God in verband met elkaar kunnen worden gebracht. Dit onderzoek naar de eigenheid van de Heilige Geest in de triniteitstheologie en pneumatologie zal uiteraard invloed hebben op de wijze waarop er in de soteriologie naar de rol van de Heilige Geest wordt gekeken. Mijn vermoeden is dat door de rol en de eigenheid van de Heilige Geest in de verlossing en in het bijzonder de gebeurtenis van het lijden en sterven te expliciteren er allereerst een basis wordt gelegd voor de liefde als uitgangspunt voor de relatie (de Geest). Ten tweede komt door de 1 Rom. 5:5. 5 explicitering van de rol van de Heilige Geest de nadruk te liggen op de zelfgave van de Zoon uit liefde in plaats van de interpretatie van de dood als een eis of de wraak van God de Vader als straf. Ten derde wordt de verlossing geïnterpreteerd in de opvatting van vrijheid. Zoals Paulus in zijn tweede brief aan de Korinthiërs schrijft: ‘daar waar de Geest van God is, daar is vrijheid’.2 Deze drie punten samengenomen geven de mogelijkheid om de verlossing op een manier te interpreteren die een eigen rol van de Geest toekent. Door de rol en de eigenheid van de Heilige Geest in de verlossing te verhelderen, zal de liefde van God als het uitgangspunt nog sterker naar voren komen. 1.3 Status quaestionis In het huidige onderzoek wordt er over de triniteitstheologie gesproken in termen van de vernieuwing of een renaissance van de triniteitstheologie, vanwege de aandacht die er is voor de Heilige Geest. Deze vernieuwing wordt gekenmerkt door de benadering van Karl Rahner over de eenheid en de verscheidenheid in de triniteit.3 Zowel de abstracte trinitaire God in zichzelf, als ook de trinitaire God die in de heilsgeschiedenis kan worden ervaren, krijgt hierdoor de aandacht. In deze nieuwe benadering van de triniteitstheologie is er specifiek aandacht voor de eigen rol van de verschillende goddelijke personen. Naar aanleiding van deze bijdrage van Rahner zijn er diverse theologen geweest die deze ontwikkelingen tot hun onderzoeksveld hebben gerekend en verder hebben uitgewerkt. Zo is deze nieuwe aandacht voor de triniteit verder uitgewerkt door bijvoorbeeld Coffey, Laguna, Del Colle, Weinandy en anderen.4 Deze ontwikkelingen in de triniteitstheologie hebben ervoor gezorgd dat er in recent onderzoek er ook aandacht is voor de eigenheid en het proprium van de Heilige Geest.5 In het recente onderzoek naar de rol en de eigenheid van de Geest in de triniteit gaat de aandacht vooral uit naar immanente triniteit. Echter mijn specifieke onderzoeksvraag naar de rol en de eigenheid van de Heilige Geest tijdens de kruisdood krijgt minder aandacht en ben ik niet heel expliciet uitgewerkt op het spoor gekomen. Over de rol, de medewerking en de eigenheid van de Heilige Geest in het bredere verband van de verlossing is er door enkele theologen, zoals Francois-Xavier Durwell en Gerald O'Collins, wel onderzoek gedaan.6 1.4 Definitieve probleemstelling De definitieve probleemstelling voor deze thesis is: Wat is de rol en de eigenheid van de Heilige Geest in de verlossing en vooral de kruisdood van Jezus Christus? 1.5 Kernonderwerpen Om zicht te krijgen op de eigenheid van de Heilige Geest zullen we meerdere aspecten die hiermee te maken hebben onderzoeken. Allereerst zal de huidige renaissance van de triniteitstheologie als kader genomen worden. In die renaissance speelt Karl Rahner een belangrijke rol. Zijn bijdrage zal in het tweede hoofdstuk besproken worden en centrale elementen zoals de aandacht voor de heilsgeschiedenis en voor de afzonderlijke goddelijke personen zullen de basis vormen voor het hele betoog. Vervolgens zullen een aantal onderwerpen uit huidige triniteitstheologie aan de orde komen 2 2 Kor. 3:17 Originele titel: 1967 “Der driefaltige Gott als transzendeter Urgrund der Heilgeschicht” in Die Heilgeschichte vor Christus, volume 2 van Mysterium Salutis, Grundriss Heilsgeschichtlicher Dogmatik. Vertaling K. Rahner, The Trinity, New York 1997. 4 Zie D. Coffey, Deus Trinitas, the doctrine of the triune God, New York, 1999 ; LaCugna, God for Us, the trinity and Christian Life, San Francisco 1991; R. Dell Colle, Christ and Spirit, Spirit-Christology in Trinitarian Perspective, New York, 1994. 5 Zie bijvoorbeeld het artikel van H. Rikhof, The current renaissance of the theology of the trinity, a reconstruction, Bijdragen 70, 2009, p.423-457. 6 Fr. Durrwell, Holy Spirit of God, a essay in biblical theology, Ohio, 1986, en G. O'Collins, Jesus Our Redeemer, a Christian approach to salvation, Oxford 2007. 3 6 die te maken hebben met eigenheid van de Heilige Geest en met de problematiek rond de eigenheid. Daarbij wordt de heilsgeschiedenis als vertrekpunt genomen en wordt er ingegaan op de relatie in de triniteit. Daarna gaat de aandacht uit naar de taal die gebruikt wordt in de triniteitstheologie. Zo is de taalregel 'ad extra' een belangrijk punt. Ook het gebruik van de taalregel van de 'appropriatie' en het gebruik van conceptuele of filosofische begrippen zoals 'homoousios' komen aan de orde. Deze uitweiding over de taal en methode in de triniteitstheologie is bedoeld om dit taalgebruik hierin te verhelderen. Dit is met name van belang voor de verdere reflectie in de volgende hoofdstukken over de eigenheid van de Geest. In het volgende hoofdstuk is de theologie van de Heilige Geest het onderwerp van onderzoek. Daarbij wordt er allereerst ingegaan op de Schriftuurlijke bronnen van de Heilige Geest. Vervolgens zal de theologische reflectie over het begrip zending wordt uitgewerkt. Hierbij worden ook de trinitaire kernbegrippen 'voortkomen en uitgaan, zenden' uitgelegd met het oog op de eigenheid van de Geest. Uiteindelijk worden de problemen rond het persoonsbegrip, het filioque en de Geestvergetenheid in dit hoofdstuk behandeld. In het hoofdstuk over de eigenheid van de Heilige Geest wordt er een onderscheid gemaakt tussen de werkzaamheid van de Heilige Geest bij de leerlingen na de dood van Jezus Christus en de werkzaamheid en de eigenheid van de Geest in het leven, lijden en sterven van Jezus Christus. Tot slot zal de balans worden opgemaakt van wat deze zoektocht naar de eigenheid of de rol van de Heilige Geest in het lijden en sterven van Jezus Christus heeft opgeleverd. 7 Hoofdstuk 2. De bijdrage van Karl Rahner aan de renaissance van de triniteitstheologie 2.1 Inleiding Als methode van onderzoek heb ik gekozen om binnen het bestaande onderzoek van de triniteitstheologie een specifieke vraag stellen over de eigenheid van de Heilige Geest in de verlossing en met name de kruisdood. In mijn vooronderzoek naar de rol van de H. Geest in het lijden en sterven van Jezus ontdekte ik de relevantie van de huidige renaissance van de triniteitstheologie betreffende deze vraag en ontdekte ik ook de bijdrage van Karl Rahner in deze renaissance. Zijn bijdrage in Mysterium Salutis kan als begin en agenda van die renaissance gezien worden. Zo wordt zijn bijdrage door meerdere theologen aangeduid als een keerpunt in de triniteitstheologie en zal in deze thesis dan ook het vertrekpunt zijn. In dit hoofdstuk wil ik daarom nader ingaan op die bijdrage van Rahner. 2.2 Rahners artikel in Mysterium Salutis als vertrekpunt In deze masterthesis is de bijdrage van Rahner aan de triniteitstheologie als uitgangspunt gekozen. Dit wil niet zeggen dat hij ook de eerste en enige theoloog is geweest die de triniteitstheologie als hoofdonderwerp van onderzoek heeft genomen. Zo was in de protestante theologie Karl Barth bezig met de vraag naar de triniteit als centraal thema van de theologie. Daarnaast was in de katholieke theologie Matthias Scheeben bezig met vragen over de triniteit als basis voor de gehele theologie. Toch is de invloed die de bijdrage van Rahner heeft gehad op de theologie bijzonder groot geweest en heeft zijn doorwerking in de huidige theologie. Het artikel van Rahner in Mysterium Salutis heeft een vernieuwing en een verandering in de katholieke triniteitstheologie opgang gebracht. Een vernieuwing of een renaissance heeft altijd twee elementen in zich. Enerzijds een terugkeren naar een eerdere periode om het heden te (re)vitaliseren. Anderzijds is het een verwerping en een kritiek op de voorafgaande periode. Deze dubbele beweging vinden we terug in het artikel van Rahner.7 Met deze bijdrage wil hij aangeven dat er in de bestaande theologische handboeken (in zijn tijd) op een bepaalde manier over de theologie van de triniteit geschreven wordt. Deze benadering doet volgens hem geen recht aan de leer van de triniteit die in het centrum van de geloofsbeleving staat. De bijdrage van Rahner is van grote waarde en is het raamwerk geworden van het huidige onderzoek in de triniteitstheologie. Door onder andere zijn nieuwe benadering van de triniteitstheologie is de basis gelegd voor het onderzoek naar de eigenheid van de afzonderlijke goddelijke personen. Om een goed overzicht te krijgen op dit werk van Rahner en de invloed daarvan op de huidige triniteitstheologie, heb ik ervoor gekozen om het artikel van Herwi Rikhof te gebruiken, te weten; 'The current renaissance of the trinity, a reconstruction'.8 De bijdrage van Rahner is opgedeeld in drie stappen. Allereerst beschrijft hij de methode en structuur van het traktaat 'de Deo Trino' en geeft daar diverse opmerkingen over. Vervolgens geeft hij in het tweede gedeelte een systematische samenvatting van de kerkelijke leer over de triniteit. Als derde stap presenteert hij op basis van de voorafgaande stappen zijn eigen systematische theologie van de triniteit. Deze drie stappen zal ik kort toelichten. In het eerste gedeelte van Rahners artikel over de triniteit begint hij met een discussie over 7 H. Rikhof, The current renaissance of the theology of the trinity, a reconstruction, Bijdragen 70, 2009, p.423- 457. 8 In dit artikel wordt verwijzen naar de tekst van Karl Rahner die ik in een Engelse vertaling heb geanalyseerd, te weten; Karl Rahner, The Trinity, New York 1997. Dit artikel van Rahner is opgenomen in een meerdelig systematisch theologisch werk genaamd 'Mysterium Salutis' dat in het Duits werd uitgebracht. Dit werk is tussen 1967 en 1976 tot stand gekomen door meerdere 'prominente' theologen die betrokken waren bij het Tweede Vaticaans Concilie. Nadat het eerste Duitse uitgave verscheen, werden er ook een Engelse, Spaanse en Franse vertaling gepland. Uiteindelijk zijn er slechts drie van deze artikelen in het Engels vertaald, waar 'The Trinity' er een van is. 8 de traditionele middeleeuwse structuur van deze verhandeling en ook de traditionele manier van het formuleren van de leer over God, Christus en de Heilige Geest. Karakteristiek voor deze gehele bijdrage is dat Rahner eerst de stellingname weergeeft van de traditionele theologie en vervolgens dit contrasteert met zijn eigen positie. Zo start hij zijn uitgebreide bijdrage met kritische opmerkingen over de spiritualiteit en theologie ten aanzien van het geloof in de drie-ene God. Volgens Rahner is de theologie van de triniteit voor het geloof irrelevant geworden. Het probleem van deze irrelevantie van de triniteit en de theïstische opvatting van de triniteit zit in de wijze waarop er in de handboeken theologie over God geschreven wordt. Zo is voor Rahner voornamelijk de benadering van Thomas van Aquino in zijn invloedrijke Summa Theologiae van groot gewicht in deze discussie.9 Dit eerste gedeelte wordt afgesloten met een eigen axioma van Rahner als oplossing voor de irrelevantie voor de triniteit, waarin hij stelt: de economische triniteit is de immanente triniteit en vice versa. Dit axioma zal later in deze thesis verder worden uitgelegd. Tot slot van dit eerste gedeelte van het artikel van Rahner kunnen we de dubbele beweging van de renaissance ontdekken. Zo keert hij enerzijds terug naar een eerdere periode om het heden te (re)vitaliseren. Anderzijds geeft hij kritiek op de voorafgaande periode en verwerpt haar. Dit bevestigt hij door een eigen axioma te presenteren. In het tweede gedeelte van zijn bijdrage richt Rahner zich op de leer van de kerk over de triniteit. Hij begint met een uitleg van de terminologie van de triniteit, waarbij hij uitvoerig ingaat op de betekenis van de belangrijkste begrippen als persoon, substantie, essentie en natuur. Vervolgens geeft Rahner een systematische samenvatting van de leer van de kerk over de triniteit. Hij werkt dit uit door de triniteit te benaderen vanuit de drie afzonderlijke goddelijke personen van de triniteit. Zo behandelt hij achtereenvolgens de onderwerpen: God de Vader, God de Zoon en de God de Geest. Dit tweede deel sluit hij af door de relatie van deze personen te benadrukken. In het derde deel en tevens de laatste stap in zijn artikel presenteert Rahner zijn eigen theologie van de triniteit. Hij ontwikkelt hierin een nieuw startpunt, waarbij hij de begrippen van de economische triniteit, de innerlijke relatie tussen de personen en Gods zelfcommunicatie verder uitwerkt. Daarnaast besteedt Rahner uitgebreid aandacht aan het begrip 'persoon'. Voor mijn vraagstelling in deze thesis wordt hier allereerst specifiek ingaan op de kerkelijke leer die Rahner weergeeft in het tweede gedeelte van zijn artikel. Vervolgens zal ik de kritiek punten van Rahner op de traditionele theologie behandelen. Dit houdt in dat ik een andere volgorde hanteer dan Rahner zelf, omdat zijn derde hoofdstuk voor deze thesis niet direct van belang is. 2.3 Systematische samenvatting van de kerkelijke leer over de triniteit volgens Rahner Zoals hierboven beschreven, is er een duidelijk onderscheid te maken tussen het eerste deel en het tweede deel van Rahners bijdrage. In het eerste deel gaat het om het theologische traktaat de Deo Trino, waarbij het dus gaat om theologie. Terwijl het in het tweede gedeelte gaat om kerkelijke leer en die is van een ander niveau of andere aard dan de (neo-scholastieke) theologie. In deze paragraaf zal de kerkelijke leer aan de orde komen en in de volgende paragraaf besteed ik aandacht aan zijn eerste deel en de kritiek op de traditionele theologie. Rahners uitgangspunt is dat de theologie bij het geloof en de kerk(gemeenschap) hoort en dat één van de bronnen daarvan te vinden is in de leer van het leergezag. Voor dat uitgangspunt richt hij zich op systematisch weergave van deze teksten in plaats van de gebruikelijke geanalyseerde historische context van de concilieteksten. Dit is echter niet zonder gevaar, want een systematische weergave van deze teksten kan de betekenis of het belang hiervan onderschatten of er te veel nadruk op leggen. Daarnaast is het voor Rahner belangrijk dat zijn theologie ook de theologie van de kerk is en dat we allereerst kennis hebben van de leer van de kerk. Daarbij stelt Rahner dat, in de beschrijving van het Eerste Vaticaans 9 H. Rikhof, a.w., p.425, vgl. K. Rahner, a.w., p.116. 9 concilie, het dogma van de triniteit een absoluut mysterie is. Dit kan men niet begrijpen, zelfs niet nadat het deels geopenbaard is. Dat is het eerste gedeelte van de verklaring van de opmerkelijke conclusie van de leer van het Eerste Vaticaans concilie. In het Eerste Vaticaans concilie werd gezegd dat er mysteries verborgen zijn in God, welke niet kunnen worden gekend tenzij geopenbaard door God zelf.10 De toevoeging 'tenzij door God zelf' schept de mogelijkheid hierover te reflecteren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van twee basisconcepten waarmee dit mysterie van de triniteit van God wordt uitgedrukt in de kerkelijke documenten. Dit zijn aan de ene kant, 'persoon' en aan de ander kant 'substantie', 'essentie' of 'natuur'.11 Deze twee fundamentele concepten 'persoon' en 'essentie of natuur' worden echter niet verder uitgelegd in de kerkelijke documenten en worden blijkbaar verondersteld. Deze concepten worden toegepast vanwege de problemen bij de definiëring van het begrip God. Zo wordt God beschreven als degene die zich laat kennen en bekend maakt, oftewel openbaart, als een Vader. Tegelijkertijd wordt er over Jezus Christus als de Zoon van God ook in dezelfde bewoording gesproken als God, namelijk de God die mens werd. Dit wordt nog complexer als er ook over de Geest van God wordt gesproken in termen van Goddelijkheid. Er kan volgens de traditie slechts sprake zijn van één God die in deze drie personen of zijnde, toch zich als één God openbaart en ons tegemoet treedt. Om dit concept uit te drukken is gesteld dat één en dezelfde Goddelijkheid (substantie, essentie, natuur) aan (ons) de mensen is gegeven in drie 'personen'.12 Dit werd in de klassieke trinitaire formule uitgedrukt als God die bestaat uit drie 'hypostasis' en één 'ousia'. Deze woorden 'persoon' en 'essentie' geven uitdrukking aan datgene wat de mens op een andere manier al wist vanuit de eigen ervaring en geloof. Zo komen we in de openbaring een God tegen die in zijn onbegrijpelijke Goddelijkheid, zowel de Vader is, als ook in dezelfde goddelijkheid de Zoon en de Heilige Geest. 13 Zo hebben deze basisconcepten de functie om een logische verklaring te geven van de goddelijke realiteit. Deze begrippen worden later nog verder uitgewerkt. Opmerkelijk punt is dat Rahner 'de Ene God die de Vader is' als startpunt neemt in zijn systematische samenvatting van de officiële leer van de triniteit. In latere officiële verklaringen van de Kerk is dit niet het geval en wordt bepaald dat de ene God die in essentie bestaat uit drie personen het vertrekpunt is. De opvatting over deze goddelijke personen zullen we hier achtereenvolgens verder uitdiepen. God de Vader14 In de uitleg over God als Vader belijdt de kerk allereerst een almachtige God die tot haar toetreedt als de actieve verlossende Heer van de verlossingsgeschiedenis, als schepper van alle realiteit en beschrijft en belijdt hem als de Vader; 'Ik geloof in God de almachtige Vader'. Volgens Rahner is de notie van God als drie-eenheid, dus ook eenheid, van een latere datum en starten de oude geloofsbelijdenissen met God als Vader.15 De God van het Oude Testament werd al gekend en beleden in de ervaring van bevrijding en verlossing. Van deze God ontdekken we in de gebeurtenissen in het Nieuwe Testament dat Hij zijn Zoon en zijn Geest (en van zijn Zoon) naar ons toezendt. Volgens Rahner moeten we de misvatting vermijden dat degene die handelt in het Oude Testament, in zover hij een concrete partner is, de drie-ene God is. Het gebruik van de begrippen drie-ene God en triniteit is legitiem, maar dan enkele als secundaire concepten die de concrete ervaring van verlossing in een korte formule samenvatten. Zo stelt hij dat God – voor de openbaring van de triniteit – de Vader is.16 Deze God van voor de openbaring is, de God die noodzakelijk als de 10 11 12 13 14 15 16 K. Rahner, a.w., p.50. K. Rahner, a.w., p.51. K. Rahner, a.w., p.52. T.z.p. K. Rahner, a.w., p.58. T.z.p. K. Rahner, a.w., p. 60. 10 niet-geschapen Bron wordt omschreven, en met wie de geschiedenis van de pre-trinitaire openbaring zich bezighoudt, en die als de Vader beschouwd kan worden.17 Tenslotte is God als Vader ook te kennen als de Vader van de Zoon. Dit werkt Rahner verder uit in de verklaring over de Zoon. God de Zoon In de kerkelijke leer wordt er gesteld dat God de Vader een (enige) Zoon heeft. Van de Zoon wordt gezegd dat Hij is voorgebracht door de Vader, dat betekent dat Hij niet geboren is maar gemaakt uit niets. Rahner verwoordt dit voortbrengen door te stellen dat door de communicatie van de Vader, de Zoon is voortgebracht en dat de Zoon zo een afstammeling van de Vaders eigen goddelijke en totale 'zijn', van zijn persoon en zijn natuur is geworden.18 De Vader geeft hem alles door behalve het unieke Vaderschap, dus hij deelt in de Goddelijkheid en de eeuwigheid van de Vader. Daarbij weet de Zoon dat zijn relatie (zijn zoonschap) met God, die hij zijn Vader noemt, zich onderscheidt ten opzichte van andere mensen.19 Daarnaast wordt de Zoon geopenbaard als de absolute heilbrenger en als de zelfcommunicatie van de Vader. Volgens Rahner mogen we stellen dat Jezus zichzelf kende als de Zoon en op een unieke manier als de absolute heilbrenger, de Messias.20 De Zoon is in die zin ook de zelfcommunicatie van de Vader naar de wereld, zowel in het radicale door in de wereld present te zijn, als in de radicale acceptatie van de wil van de Vader. Zo benoemt Rahner de Zoon als de economische (historische) zelfcommunicatie van de Vader.21 Hierin maakt hij nog een onderscheid in de economische en immanente zelfcommunicatie naar de Zoon. Als we de Griekse terminologie gebruiken kunnen we zeggen dat het voortbrengen van de Zoon als zelfcommunicatie van de goddelijke realiteit van de Vader twee dingen in één is. Zo is het ten eerste voor ons, de economische, vrije zelfgave van de goddelijke realiteit aan Jezus als de absolute heilsbrenger. Tegelijkertijd is het ook de immanente zelfcommunicatie van de goddelijke realiteit, waarin de Vader zichzelf kenbaar maakt als Vader. Zodoende wordt volgens Rahner de immanente zelfcommunicatie verstaanbaar in de economische zelf-communicatie. God de Geest In deze relatie tussen de Vader en de Zoon komt ook de derde goddelijke persoon ter sprake: de Heilige Geest. De Heilige Geest wordt aangeduid als de gave of het geschenk van de Vader en de Zoon. Zo wordt de Geest van God geopenbaard als de gave van de Vader door de Zoon, waarin God zichzelf aan de mensen bekend maakt. Als zelf-communicatie van God kunnen we de Heilige Geest duiden als God die zichzelf geeft in liefde. Deze Geest gaat niet alleen uit van de Vader, maar is aanwezig in de mens. De Geest heeft het ene en zelfde wezen als de Vader, terwijl hij wel te onderscheiden is van de Vader en de Zoon. Hij komt voort uit de Vader en de Zoon en is de eeuwige communicatie van het goddelijke wezen als een handeling van de Vader en de Zoon. Toch moet er in het spreken over het voortkomen van de Geest een onderscheid worden gemaakt met het voortbrengen van de Zoon. De communicatie van de Geest moet niet gedefinieerd worden als voortbrengen, omdat zo het misverstand kan ontstaan dat er twee zonen zijn. Deze nuance is van groot belang, omdat anders er geen onderscheid is tussen de Zoon en de Geest. Daarnaast is er een onderscheid tussen de Vader en de Geest. Zo moet de Geest als gave van de Vader en de Zoon, niet 17 T.z.p. Rahner gebruikt het begrip communicatie en zelf-communicatie om aan te geven dat God zich kenbaar maakt aan de mensen. Tevens wordt daar ook door Rahner mee verwezen naar de Zoon die de economische historische zelfcommunicatie wordt genoemd. Met het begrip economisch wordt het handelen van God (oikonomia) aangeduid en het wordt historisch genoemd omdat hiermee de Zoon binnen treedt in de heilsgeschiedenis en de mensenwereld. Hierdoor treedt God vanuit de eeuwigheid van de immanente triniteit (theologia) in de wereld van tijd en sterfelijkheid en wordt door zijn Zoon kenbaar in de geschiedenis. 19 K. Rahner, a.w., p.62. 20 K. Rahner, a.w., p. 63. 21 T.z.p. 18 11 opgevat worden als de enige manier waarop de Vader zichzelf laat zien, want de Geest is niet de bron. Het originele karakter en de aard van deze goddelijke zelf-communicatie, welke de Geest vormt, is alleen 'negatief' vermeld in de officiële kerkelijke leer, zoals dat de Geest niet is voortgebracht. Het is gekarakteriseerd met het algemene concept van voortkomen. Dit 'voortkomen' is voor te stellen als in de zin; 'hij komt voort uit de wederzijdse liefde tussen Vader en Zoon'. In de verschillende teksten over de afstand van de Geest met de Vader en de Zoon en over zijn 'voortkomen' moeten we mutatis mutandis herhalen wat we over de Zoon hebben gezegd. Het beginpunt is de ervaring van het geloof waarin we de Heilige Geest kunnen ontdekken en ervaren als degene die zichzelf bekend maakt en zich openbaart als liefde en vergeving. De relatie binnen de triniteit.22 Uit de voorafgaande drie beschrijvingen komt naar voren dat de Vader, de Zoon en de Geest zich op een bepaalde manier tot elkaar verhouden. Zo bezitten zij als Vader, Zoon en Geest dezelfde Goddelijkheid. Toch zijn ze niet simpel gezegd een en dezelfde persoon. Daarom moet hun onderlinge relatie conceptueel worden geïnterpreteerd, zonder hun mysterievolle karakter te verliezen. Hierdoor zijn de afzonderlijke personen te onderscheiden die samen deze relatie vormen. De ene God (of goddelijkheid ) is gegeven in de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, echter deze drie personen zijn niet een en dezelfde persoon of begrip. Het concept van de relatie wil zeggen dat de drie 'personen' alleen maar gedeeltelijk en relatief gescheiden zijn. Dat wil zeggen dat het concept van de relatie op de eerste plaats een logische verklaring is en niet een ontologische verklaring. Daarnaast geeft deze relatie aan dat identiteit van de Vader, de Zoon en de Geest hetzelfde is in de ene goddelijkheid. Echter de drie goddelijke personen zijn ook verschillend van elkaar, zoals tot uitdrukking komt in de vele vormen waarin zij zich openbaren naar de mens. Persoon en hypostasis Deze verscheidenheid wordt in de officiële leer van de kerk aangeduid met de concepten hypostasis en persoon.23 De leer spreekt over drie hypostasis, waarmee wordt aangegeven dat deze begrippen verwijzen naar de ene en dezelfde God die op drie verschillende manieren kenbaar is: Als het zijn, het gegeven, en het geschenk en tegelijkertijd in een en dezelfde God bestaan. Deze drie hypostasis worden ook wel uitgedrukt met de term persoon.24 Hiermee wordt echter niets anders bedoeld dan al eerder werd vermeld met het begrip hypostasis en beiden worden als synoniemen beschouwd. Enkele consequenties In deze laatste paragraaf geeft Rahner aan dat als een goddelijke activiteit ad extra plaatsvindt, dit om een handeling van God gaat, waarin God als één en dezelfde goddelijkheid optreedt. Tegelijkertijd is er sprake van een appropriatie of toe-eigening van één van de goddelijke personen.25 Toch geeft hij hierbij aan dat het handelen dat gelijk is voor alle drie de personen en toegekend is aan één, tegelijkertijd van alle drie de personen is in ieders eigen manier. Dit betekent niet dat God alleen naar buiten kan optreden en handelen op een manier dat voor alle personen gelijk is. Ieder goddelijke personen heeft een eigenheid en een eigen relatie in dit handelen.26 22 23 24 25 26 K. Rahner, a.w., p. 68. K. Rahner, a.w., p. 73. K. Rahner, a.w., p. 75. K. Rahner, a.w., p.76. K. Rahner, a.w., p.77. 12 2.4 Rahners kritiek: hoe werd er over de triniteit geschreven? De beschrijving van de leer van de triniteit zoals hierboven roept ook de nodige vragen op. Daarnaast heeft Rahner kritiek op de theologie. Dit zijn twee te onderscheiden aspecten in zijn artikel, zoals eerder al is opgemerkt. Rahners vragen bij de leer van de triniteit Allereerst zullen we ingaan op de vragen die Rahner stelt bij de leer van de triniteit. Deze vragen zijn voornamelijk gericht op het persoonsbegrip van God dat gehanteerd wordt in de kerkelijke leer. Zo is het spreken over personen als een concreet concept in de triniteit anders dan in het profane taalgebruik. Als we in het spreken over God als triniteit het begrip persoon opvatten als in de individualistische betekenis dan kan dit niet de volle betekenis duiden en schiet dit duidelijk tekort.27 Hier is een interessant gegeven dat Rahner voor deze ingewikkelde kwestie terugverwijst naar de ervaring in de heilsgeschiedenis. Voor Rahner is de betekenis van het begrip persoon gelegen in de originele ervaring in de heilsgeschiedenis, waar men de Geest, de Zoon en de Vader kan ervaren als God.28 Rahners kritiek op de traditionele triniteitstheologie Voor Rahner zijn er in ieder geval drie problemen zichtbaar in de traditionele triniteitstheologie. Als eerste probleem met betrekking tot de triniteitstheologie ziet Rahner dat de triniteit een abstracte theorie is die niet relevant lijkt te zijn voor de gelovige praktijk. Hij begint zijn betoog met een opmerkelijke stap door zijn verbazing uit te spreken dat, ondanks een aanzienlijke hoeveelheid aan onderzoek over de geschiedenis van de triniteitstheologie, dit dogma niet verder ontwikkeld wordt. In de theologie van het Tweede Vaticaans concilie is de triniteit genoemd in de context van de verlossing en mogelijk opent dit nieuwe wegen voor verdere ontwikkeling. Toch lijkt het er volgens Rahner op dat, ondanks de belijdenissen van de triniteit, veel christenen in hun dagelijkse leven bijna 'monotheïsten' zijn.29 Zo stelt hij dat als de leer van de triniteit zou worden weggelaten, omdat die niet relevant geacht wordt, dan verandert een groot gedeelte van de religieuze literatuur vrijwel niet. Als er tegenwoordig gesproken wordt over Gods incarnatie, dan ligt de theologische en religieuze nadruk alleen op het feit dat 'God' mens werd, of anders gezegd dat één van de goddelijke personen het vlees aannam en niet de verdere specificering ervan. Het maakt volgens Rahner voor het christelijke idee van incarnatie niet uit of er al dan niet een triniteit is.30 De traditionele theologische handboeken over de leer van de incarnatie hanteren alleen het abstracte concept van de goddelijke hypostasis die de menselijke natuur aanneemt. Dit kan ons echter niets vertellen over de eigenheid en het kenmerkende van deze persoon in de goddelijkheid. Zo is het niet verrassend dat in de christelijke praktijk de leer van de incarnatie wordt opgevat als dat God mens werd, zonder daarbij van deze waarheid af te leiden dat er een duidelijke verwijzing is naar de triniteit.31 Hiermee in overeenstemming is de opvatting dat de leer van de genade, zelfs al is die betiteld met de genade van Christus, in feite monotheïstisch van aard is en niet trinitair. Ook hier gaat het om de genade die is verdiend door de 'Godmens' en niet als de genade van het geïncarneerde Woord en de Logos.32 Dat tot resultaat heeft een abstract deelhebben aan het goddelijke zijn. Volgens Rahner krijgt door onder andere deze reden de verhandeling van de Triniteit een geïsoleerde positie in het totale dogmatische systeem. Uiteindelijk betekent dit een 27 K. Rahner, a.w., p.105. K. Rahner, a.w., p.106. 29 Karl Rahner in Mysterium Salutis p.319, Dass die christen bei al ihrem orthodoxen bekenntnis zur driefaltigkeit, in ihrem religiosen daseinsvollzug beinahe 'monotheisten' sind'. Vgl. Rahner, The Trinity, New York 1997, p.10. 30 K. Rahner, a.w., p. 11. 31 K. Rahner, a.w., p. 12. 32 Dit aspect komt later in deze thesis nog aan de orde wanneer er wordt verwezen naar de verschillende verlossingstheorieën. 28 13 abstractie van de triniteit zonder relatie met de mens. Hierbij heeft de mens niets van doen met het mysterie van de heilige triniteit voor de eigen verlossing.33 Dit betekent dat in het dagelijkse geloofsleven de triniteit niet tot de kern van het geloof behoort en daarmee het spreken over verlossing in een ander licht komt te staan. Het probleem van de relatie tussen de verhandelingen 'Over de Ene God' en 'Over de drie-ene God' Het tweede kritiekpunt van Rahner heeft betrekking op de irrelevantie van de triniteit die volgens hem mede bepaald wordt door de scheiding die door Thomas van Aquino aangebracht is. Thomas heeft in het spreken over God in zijn Summa Theologiae een scheiding aangebracht in de verhandelingen of traktaten 'Over de Ene God' (De Deo Uno) en 'Over de drie-ene God' (De Deo Trino).34 Deze scheiding wordt volgens Rahner gangbaar in de theologie als de Summa van Thomas als ordo doctrina wordt beschouwd en als algemeen aanvaard uitgangspunt wordt genomen. Echter de gebruikelijke manier van spreken over God is om te starten met O Theos, de persoon van de Vader. Dit is in overeenstemming met de Bijbel, de eerste geloofsbelijdenissen, de liturgische praktijk en de Griekse patristieke theologie.35 Toch is dit in de uitwerking van het dogma van de triniteit niet het geval. Volgens Rahner komt dit mede door de scheiding tussen de twee traktaten, die in de Westerse Latijnse theologie ontwikkeld is onder invloed van Augustinus en later door Thomas van Aquino. Deze benadering is daarin verschillend van de Oosterse Griekse traditie. Zoals gezegd is in de Westerse c.q. Latijnse theologie de benadering van Thomas van Aquino bepalend geweest. Die benadering begint met de ene God, het ene goddelijke wezen in zijn geheel, waarna er pas gesproken wordt over God in drie personen. Deze benadering werd overgenomen in de traditionele theologie handboeken, waardoor de scheiding tussen de twee verhandelingen over God sterker werd en er sprake was van twee gescheiden traktaten. Dit heeft tot gevolg dat eerst Gods eenheid, de uniciteit van het goddelijke wezen, het goddelijke zijn aan de orde komt. Pas in tweede instantie komt het aspect van de te onderscheidden goddelijke personen aan de orde. Dit onderscheid dat gemaakt wordt in de traktaten over God, is volgens Rahner de basis van deze situatie. De scheiding van deze twee traktaten maakt het spreken over triniteit bijna onmogelijk, omdat het ene traktaat het handelen van God in de wereld en de geschiedenis beschrijft en het andere traktaat over God in zichzelf gaat. Anders gezegd gaat De Deo Uno over Gods externe relaties en De Deo Trino gaat over Gods innerlijk leven.36 De eenheid van de economische en immanente triniteit Het derde kritiekpunt is het gevolg van de hierboven genoemde scheiding. Als er sprake is van een scheiding komt de vraag naar boven: hoe zijn deze beide verhandelingen aan elkaar gerelateerd? De constatering is dat deze scheiding en daarmee de isolatie van de verhandeling van de triniteit verkeerd is. Er moet een connectie zijn tussen triniteit en mens. De triniteit is onderdeel van het mysterie van de verlossing, anders had het verlossend handelen van God niet geopenbaard hoeven worden. Voor Rahner moet er een nieuwe relatie ontstaan tussen de verhandeling van De Deo Uno 'over de ene God' en De Deo Trino 'over de drie-ene God'. Zo stelt hij voor dat in de discussie over incarnatie en genade, de leer van de Triniteit in verband moet staan met de leer van de Verlossing. Er moet er een verband zijn tussen De Deo Uno en De Deo Trino. Daarom stelt Rahner de volgende thesis voor: 'The basic thesis which establishes this connection between the treatises and present the Trinity as a mystery of salvation (in its reality and not merely as a doctrine) might be formulated as follows: The “economic” trinity is the “immanent” and the “immanent” trinity is the “economic” trinity.'37 Deze thesis wordt vaak verkort weergegeven als: de economische 33 34 35 36 37 K. Rahner, a.w., p. 15. T.z.p. K. Rahner, a.w., p.16. H. Rikhof, The current renaissance of the theology of the trinity, a reconstruction, p.425. K. Rahner, a.w., p.22. 14 triniteit is de immanente triniteit en vice versa. Deze vertaling zal ik overnemen en in de rest van deze thesis gebruiken. De economische triniteit refereert aan Gods activiteit en presentie in de heilsgeschiedenis, vooral de missie van de Zoon en de Geest in de verlossing. Met de term immanente triniteit wil Rahner het innerlijke leven van God, de relatie tussen de goddelijke personen in God zelf, tot uitdrukking brengen.38 Voor Rahner is de basis van de theologie een triniteitstheologie, dat God door zijn natuur zelfcommunicatie is: Vader, Zoon en Geest. De economische triniteit maakt de zelfcommunicatie van God zichtbaar in de geschiedenis, door de missie van de Zoon en de Geest. Zowel de economische als immanente triniteit laten zien dat God zichzelf schenkt aan de mens, en in de economische triniteit waarin God zijn verlossing schenkt aan de mens, zien we God in zichzelf terug. Aan het onderscheid dat Rahner opmerkt tussen eenheid van God en de drie-ene God ligt nog een vooronderstelling aan ten grondslag. Zo wordt er namelijk in de traditionele theologie een onderscheid gemaakt tussen geloof en rede. Hiermee in overeenstemming wordt het bestaan en de eenheid van God opgevat als iets dat kan worden waargenomen door de rede. Echter, de kennis van de goddelijke personen in de triniteit kan slechts worden verkregen door de openbaring en het geloof. Dit onderscheid stelt Rikhof ook scherp in zijn analyse; 'Behind the connection of de Deo Uno with the natural theology or philosophy and de Deo Trino with theology proper lies the distinction between reason and revelation'.39 Daarbij komt dat de rede in een hogere rang staat in de neoscholastieke benadering en de ervaring en geloof later volgen, zodat dit gevolgen heeft voor de triniteitstheologie. Het probleem is o.a. dat door het soort taalgebruik en de taalregel ad extra de Deo Trino irrelevant wordt. Hieruit volgt dat volgens Rahner de Deo Uno wordt verbonden met de natuurlijke theologie of filosofie, terwijl de Deo Trino alleen zijn basis vindt in de theologie. Het taalgebruik van de Deo Trino, in overeenstemming met God 'in se’, is in hoge mate abstract. Dit komt onder andere door het gebruik van de filosofische begrippen persona en natura, evenals de termen als filiatio, spiratio, notio en circumincensio. De taalregel ad extra bepaalt dat God (in de wereld en geschiedenis) handelt als één en suggereert dat Gods drie-eenheid niet relevant is voor de wereld en de geschiedenis.40 Deze invloed heeft de theologie van de triniteit gemaakt tot een overbodige toevoeging van een min of meer algemene verhandeling over God. De Deo Trino lijkt daarom niet essentieel voor het christelijk geloof. In zijn kritiek wijst Rahner er op dat de traditionele dogmatische structuur dit traktaat van de triniteit ondoordringbaar maakt voor andere relevante thema's en daarmee een triniteitstheologie presenteert die losgekoppeld is van de ervaring van Vader, Zoon en Heilige Geest in de heilsgeschiedenis. Hierdoor wordt de gehele triniteitstheologie een louter speculatieve aangelegenheid. Tegen deze achtergrond komt Rahner met zijn theologische verklaring dat deze twee traktaten elkaar niet moeten uitsluiten, maar juist aanvullen. Rahner heeft in zijn kritiek op de scheiding van de traktaten door Thomas ook een oplossing aangereikt. Om de christelijke praktijk en de leer van de triniteit weer te verenigen, was het voor Rahner noodzakelijk om terug te keren naar de pre-Augustijnse, Griekse patristieke theologie, waarin God als Vader de bron is van goddelijkheid, voor zowel de Zoon als de Geest.41 Deze interesse voor de Griekse triniteitstheologie die hier door Rahner als 'oplossing' wordt gezien, wordt in recent onderzoek geregeld overgenomen.42 Tot slot De drie grootste punten van kritiek van Rahner op de toen gangbare opvatting van 38 De term immanent heeft hier dus een andere betekenis dan de gebruikelijke opvatting in de theologische literatuur, waar immanent staat tegenover transcendent. 39 H. Rikhof, The current renaissance of the theology of the trinity, a reconstruction, p.425. 40 T.z.p. 41 K. Rahner, a.w., p.18. 42 Zie bijv. T. Weinandy, The Father's Spirit of Sonship, Reconceiving the Trinity, 1997 Edinburgh. 15 traditionele theologie over de triniteit kan ik als volgt verwoorden. Er is sprake van een irrelevantie en onbekendheid van en met de triniteit. Daarbij wordt Gods eenheid als vertrekpunt genomen. Dit komt mede door een scheiding tussen de traktaten 'Over de Ene God' en 'Over de drie-ene God' in het werk van Aquino die als de ordo doctrina werd beschouwd. De oplossing voor deze scheiding en daarmee de irrelevantie van de triniteit is het axioma van Rahner: 'de immanente triniteit is de economische triniteit en vice versa'. 2.5 Rahners bijdrage en zijn invloed Na een eerste lezing bij diverse hedendaagse theologen kan ik wel stellen dat de bijdrage van Rahner wijdverspreid is en de triniteitstheologie heeft veranderd. Zijn bijdrage is van grote invloed geweest en is wellicht het raamwerk geworden van de huidige trends in de triniteitstheologie. De kritische opmerkingen over de spiritualiteit en theologie met betrekking tot het geloof in de drie-ene God hebben ervoor gezorgd dat de triniteitstheologie weer in de belangstelling kwam te staan. Zo wordt het idee van irrelevantie en de isolatie van de leer van de triniteit vaak overgenomen, zoals bij eerder genoemde theologen. Dit is een motivatie geworden voor verder onderzoek. Hierdoor kunnen verdere ontwikkelingen plaatsvinden zoals het onderzoek naar de rol van de Heilige Geest. Zo krijgt de triniteit weer de positie om als middelpunt van het geloofsleven en de theologie te kunnen functioneren. Er zijn (na Rahner) meerdere theologen geweest die het belang van de triniteit als centraal thema in de theologie benadrukken. Zo schrijft David Coffey bijvoorbeeld in de inleiding van zijn boek Deus Trinitas dat hij en zijn generatiegenoten werden geschoold met een groot verschil tussen de ene God (de immanente God) en de God die we tegenkomen in de heilseconomie, de economische triniteit, de God die zich kenbaar maakt. De triniteit werd gescheiden van de ene God en de theologie legde de focus exclusief op de immanente triniteit.43 Vervolgens schrijft hij ook dat de triniteit in de jaren zestig opnieuw een onderwerp werd van onderzoek vanwege het groeiende besef dat verlossing zelf de gave is van spiritueel leven, waarin in de verlossing en het eeuwig leven een trinitaire structuur zichtbaar is. Het is God (de Vader) die de verlossing bemiddelt door de kerk en door Jezus Christus in de kracht van de Heilige Geest. Volgens Coffey kunnen verlossing (spiritueel) en christelijk leven niet begrepen worden zonder iets te weten over de triniteit.44 Een ander voorbeeld van de invloed van Rahner komen we tegen bij Anne Hunt die in haar boek, 'The Trinity and the paschal mystery'45, laat zien dat er een ontwikkeling gaande is die vragen stelt bij het monumentale werk van Thomas van Aquino. Door een vernieuwingsbeweging naar de Schriftuurlijke achtergrond van de triniteit kwam er een ontwikkeling op gang die het triniteitsmysterie niet meer benaderde via de thomistische ordo doctrinae.46 Deze benadering zocht naar Bijbelse gronden voor de triniteit en het paasmysterie. Hierbij het opmerkelijk is dat Hunt benadrukt dat de trinitaire theologie was ontwikkeld in relatieve isolatie van de Bijbelse bronnen en daarmee de getuigenis van het lijden, het sterven en de verrijzenis van Jezus. Terwijl deze paaservaring nu juist reden is geweest dat de leerlingen van Jezus overgingen tot het verkondigen dat Jezus de Heer is en dat God Vader, Zoon en Geest is.47 Haar analyse over de relatie tussen de triniteitstheologie en het paasmysterie begint dan ook met het axioma van Rahner. Velen nemen deze stelling over om de ontwikkeling van de triniteitstheologie, die ingezet is door Rahner, verder voort te zetten en nieuwe vragen te stellen. Vooral Rahners opvatting over de relatie tussen de immanente triniteit en de economische triniteit wordt veelvuldig overgenomen, zij het niet altijd met een expliciete vermelding ervan en een verdere uitwerking ervan.48 43 44 45 46 47 48 D. Coffey, Deus Trinitas, p. 3. D. Coffey, a.w., p. 3. A. Hunt, The Trinity and the Paschal Mystery. Minnesota, 1997. A. Hunt, a.w., p.6. A. Hunt, a.w., p.7. A. Hunt, a.w., p.128. 16 Nog een ander voorbeeld van de invloed van Rahner is wederom te vinden bij Coffey die het axioma van Rahner overneemt en deze verder uitwerkt. Onder andere stelt hij zich de vraag of er door het dubbele gebruik van de triniteit door Rahner sprake zou zijn van twee triniteitsleren. Echter, hij komt tot de conclusie dat Rahner de relatie weergeeft tussen de immanente en economische triniteit. Het vertelt alleen niet welk perspectief fundamenteel beter is, maar geeft zicht op de orde van kennis van de triniteit.49 Dit dubbele gebruik van de term triniteit in dit axioma wordt ook door Rikhof opgemerkt en hij beschouwt het als een kritiek op de taalregel ad extra.50 Dit dubbele gebruik van de triniteit heeft als doel om het spreken over God in zichzelf, te integreren in het spreken over God in onze geschiedenis en wereld. Dat wordt in Rahners axioma duidelijk doordat hij de economische triniteit als uitgangspunt neemt voor het spreken over God. Hierdoor wordt het spreken over God als triniteit uitgewerkt vanuit de zelf-openbaring van God in de heilsgeschiedenis. We weten van Gods triniteit door zijn zelf-openbaring in onze geschiedenis en daarom start de verhandeling over God met deze heilsgeschiedenis. Ten slotte heeft de hernieuwde aandacht voor de triniteit geleid tot een verder onderzoek naar de afzonderlijke personen in de triniteit. Zo concludeert Hunt in haar analyse van diverse theologen dat ze God in hun spreken over God, niet weergegeven in termen van een homogeen goddelijk subject, maar in termen van een trinitaire gemeenschap en een gemeenschap van personen.51 Dat wil zeggen dat Rahners punten om de triniteitstheologie te herstellen zijn gevolgd door vele theologen. Hierbij wordt de heilsgeschiedenis als basis en uitgangspunt genomen voor theologische reflectie. Dit uitgangspunt wordt bijna altijd exclusief geïnterpreteerd met het begin van het leven en sterven van Jezus Christus. Voor de meeste theologen betekent dit dat het leven, dood en verrijzenis van Jezus Christus de focus van de aandacht krijgt. Daarentegen krijgt het werk van de Geest veel minder aandacht en als het al aandacht krijgt is het in het raamwerk van de christologie.52 Deze ontwikkeling van de Geest in de triniteitstheologie zal later nog verder worden uitgewerkt. Toch zijn er naast de invloed en overname van Rahners triniteitstheologie ook kritische kanttekeningen te plaatsen bij zijn benadering. Deze komen in de volgende paragraaf aan de orde. 2.6 Kritiek op Rahners benadering Naast de invloed van Rahners bijdrage zijn er ook punten van kritiek aan te merken op zijn bijdrage en de daarin aanwezige vooronderstellingen. Zo heeft Rikhof in zijn artikel 'the current renaissance of the Trinity' een analyse gemaakt van de vernieuwing van de triniteitstheologie en daarin wordt ook de kritiek op Rahner zichtbaar. Het is opvallend te noemen dat Rahner zijn artikel begint door te stellen dat, ondanks een aanzienlijke hoeveelheid aan onderzoek over de geschiedenis van de triniteitstheologie, het dogma van de triniteit niet verder werd ontwikkeld. Als we een beschrijving van geschiedenis van de triniteitstheologie raadplegen in bijvoorbeeld het werk 'The Tripersonal God' van Gerald O'Collins wordt er wel degelijk een ontwikkeling zichtbaar.53 De vraag is alleen of dit een ontwikkeling is waar Rahner zich in kan vinden. Daarnaast lijkt het er volgens Rahner op dat, ondanks de belijdenissen van de triniteit, veel christenen in hun dagelijkse leven louter 'monotheïsten' zijn. De vraag is echter waar hij deze aanname op baseert. Zo merkt Rikhof op dat hier een kritische kanttekening bij gemaakt moet worden. De kritische reactie van Rahner is mogelijk ontstaan door de analyses van het werk van theologen. Echter, in het dagelijks leven van de katholieken is het nog maar de vraag of die niet beïnvloed waren door het trinitairisme van het katholieke geloof.54 Vooral 49 50 51 52 53 54 D. Coffey, a.w., p.3. H. Rikhof, The current renaissance of the theology of the trinity, a reconstruction, p.426. A. Hunt, a.w., p.113. H. Rikhof, a.w., p.428. G. O'Collins, The Tripersonal God, understanding and interpreting the trinity, New Jersey, 1999, p.152-161. H. Rikhof, a.w., p.434. 17 in de liturgie, het dagelijks gebed en de volksdevotie komen wel degelijk verwijzingen voor naar de triniteit. Zo merkt ook Hunt op dat de triniteit als de kern en het hart van het katholieke geloof wordt beschouwd. Toch is sprake van een renaissance en dat is vreemd als we bedenken dat de triniteit diep geworteld is in ons geloof. Zo stelt zij zich de vraag of het niet vreemd is dat we, als we bidden in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, onszelf tekenen met het kruis. Dan is de triniteit wel degelijk belangrijk in het dagelijks gebed. We gebruiken de trinitaire doxologie gelijktijdig bij het kruisteken dat we maken, dus we verbinden de triniteit wel aan de kruisdood en daarmee aan de verlossing. In ons gebed zijn kruis en triniteit op een concrete manier bijeen.55 Een volgend punt van kritiek op Rahners bijdrage is zijn negatieve oordeel over de Westerse Latijnse theologie en zijn voorkeur voor de benadering van de Griekse Oosterse theologie. Zo verwijst hij naar Thomas van Aquino, en specifiek naar het moment dat zijn Summa Theologiae het tekstboek en gangbare handboek werd voor de studie theologie, als een fatale draai in de geschiedenis van de westerse theologie. Echter in zijn Summa breekt Thomas met de traditie voor hem die belichaamd werd met Petrus Lombardus. Deze startte met de theologie van de triniteit.56 Thomas start met 'de Deo Uno' en dat werd ook de norm. Zoals Rahner reageert op de stand van de theologie in zijn tijd, zo geldt dit ook voor een theoloog als Aquino. Rikhof stelt dat Rahner in een voetnoot een belangrijke opmerking maakt. Volgens Rahner moet er meer historisch onderzoek worden gedaan naar de bewering die hij doet over de theologie van Aquino.57 Hoewel zijn negatieve oordeel over Aquino wordt herhaald wordt deze waarschuwing van Rahner niet overgenomen in de huidige renaissance.58 In zijn kritiek op Thomas is Rahner vooral kritisch over de thomistische verhandeling over God in twee traktaten, over de Ene God (De Deo Uno) en over de drie-ene God (De Deo Trino). Dit onderscheid dat gemaakt wordt in de traktaten over God, vat hij op als een scheiding en is voor hem de basis van deze betreurenswaardige situatie. Deze scheiding wordt door vele theologen overgenomen, maar de vraag is of dit wel correct is. Ten eerste merkt Rikhof hierover op dat we bij het bestuderen van het werk van Thomas van Aquino moeten concluderen dat er een groot onderscheid gemaakt moet worden tussen Thomas en de verschillende vormen van thomisme en neothomisme. Zo is volgens hem het neothomisme niet een authentieke interpretatie van Aquino. Ten tweede is deze observatie van belang als we kijken naar de triniteitstheologie van Aquino. De uitdrukkingen: 'verhandeling', 'de Deo Uno' en 'de Deo Trino' komen evenmin voor in de originele tekst. De toevoegingen van dit soort titels in de editie van de Summa zijn te vinden in latere edities en zijn toegevoegd door de editoren en vertonen sporen van neothomisme.59 Kortom, de stelling van Rahner dat er sprake is van een onderscheid en een scheiding valt te betwisten. Een ander punt van kritiek is voor Rikhof de formulering van de stelling de economische triniteit is de immanente triniteit en vice versa, vanwege het dubbele gebruik van de triniteit.60 Het suggereert dat er twee realiteiten van de triniteit zijn, die zoals gezegd identiek zijn, maar tegelijkertijd niet twee realiteiten zijn. Daarbij ligt het grote kritiekpunt in het gebruik van de term vice versa en het woord is. Hoe moeten we dat interpreteren? Wordt er een beweging van de een naar de ander mee aangeduid of moet het verstaan worden in termen van precieze identiteit?61 Dit blijkt een complexe discussie te zijn en om die te ontrafelen is het volgens Rikhof goed om te beginnen met enkele opmerking over de terminologie. Het gebruik van immanente en economisch is verwarrend en suggereert twee triniteiten. Het gebruik van de originele patristische terminologie; 55 A. Hunt, a.w., p.vii. H. Rikhof, a.w., p.430. 57 H. Rikhof, a.w., p.430, vgl. K. Rahner, The Trinity, p.17 voetnoot 12. 58 T.z.p. 59 T.z.p. 60 H. Rikhof, a.w., p.434-435. 61 Bij de eerste interpretatie is de functie van het axioma om de isolatie van de Deo Trino op te heffen, door de prioriteit te geven. In de tweede interpretatie zou de functie van dit axioma nog radicaler zijn; het zou dan voldoende zijn om alleen te praten over de economische triniteit, want ze zijn toch identiek. 56 18 'oikonomia' en 'theologia' laat zien wat de inzet betekent. Deze begrippen willen aangeven dat hier geen sprake is van twee triniteiten, maar het laat twee benaderingen zien om te kunnen spreken over de triniteit.62 Volgens LaCugna (in de introductie van de vertaling van Rahners werk) zijn er vele onderzoekers die het axioma van Rahner overnemen en willen 'verbeteren'.63 Dit kan volgens haar alleen als de verbinding of de relatie tussen de leer over God en de soteriologie als uitgangspunt wordt meegenomen. Daarnaast is de context, de onacceptabele lange isolatie van de leer van de triniteit van de rest van de theologie, van grote waarde.64 Zo blijkt ook uit haar eigen visie op Rahners axioma. Zij is het niet eens met Rahner en stelt voor om de scheiding tussen de economische en immanente triniteit te beschouwen als een conceptuele scheiding die niet ontologisch van aard is.65 Anders gezegd; er is maar één triniteit die zichzelf geeft aan de mensheid, met haar eeuwige en tijdelijke aspecten. Waarmee niet gezegd wordt dat er eeuwige en tijdelijke aspecten gelijk aan elkaar zijn, maar meer dat er geen 'gat' ontstaat tussen God in zichzelf en God voor ons.66 Zo neemt Coffey in het begin van zijn boek het axioma van Rahner als uitgangspunt, om vervolgens na uitvoerig onderzoek te concluderen dat hij niet langer de overtuiging van Rahner over de economische en de immanente triniteit deelt. Volgens Coffey is de beweging wel degelijk van de immanente triniteit naar de economische triniteit en niet vice versa.67 Zo is volgens Coffey de eerste helft van Rahners bewering (de economische triniteit is de immanente triniteit) correct, echter de tweede helft (de immanente triniteit is de economische triniteit) kan hij niet overnemen. De immanente triniteit kan niet beperkt of begrensd worden door de economische triniteit.68 De immanente triniteit moet meer zijn dan de toegang die we hebben door Bijbelse openbaring. Ten slotte is het belangrijk om er op te wijzen dat er ook vele theologen geen gebruik maken van het axioma van Rahner. De eerdere aangehaalde theoloog O'Collins is hier een voorbeeld van. Hij maakt in zijn boek over de triniteitstheologie op geen enkele wijze melding van het axioma van Rahner. Al deze auteurs geven een beeld weer van de diversiteit en de impact die de bijdrage van Rahner heeft gehad en op de manier waarop dit in de hedendaagse triniteitstheologie terugkomt. Naast alle kritiek en onduidelijkheden rondom zijn axioma is de belangrijke bijdrage van Rahner van grote waarde. Door zijn nieuwe benadering van de triniteitstheologie is de basis gelegd voor het onderzoek naar de eigenheid van de afzonderlijke goddelijke personen. Zo is het mogelijk geworden om verder onderzoek te doen naar de eigenheid van de Heilige Geest. Daarom is het voor mijn onderzoeksvraag, naar de eigenheid van de Geest in de verlossing, van belang om het spoor van Rahner te volgen in de hedendaagse theologie en hiermee zal ik in het volgende hoofdstuk verder gaan. 62 H. Rikhof, a.w., p.441. H. Rikhof, a.w., p.438 – LaCugna, God for Us, the trinity and Christian Life, San Francisco 1991. 64 K. Rahner, a.w., p.xvi. 65 K. Rahner, a.w., p.xiv. 66 LaCugna stelt bij het axioma van Rahner de vraag of het nodig is te spreken over de economische en immanente triniteit. Zo stelt ze: er is niet een economische of immanente Triniteit, er is alleen de oikonomia, dat de concrete realisatie is van het mysterie van de theologia in tijd, ruimte, geschiedenis en persoonlijkheid. Bij haar staat oikonomia niet voor de triniteit ad extra, eveneens is de theologia niet de triniteit in se. Oikonomia is het plan van God waarin alle schepselen in liefde en gemeenschap leven. Theologia is het mysterie van God, waarbij het gaat om Gods interne leven. Zie: Rikhof, the current renaissance of the trinity, Bijdragen 2009, p.438 – LaCugna, God for Us, the trinity and Christian Life, San Francisco 1991. 67 D. Coffey, a.w., p.151. 68 D. Coffey, a.w., p.27. 63 19 Hoofdstuk 3 De triniteit als uitgangspunt 3.1 Inleiding In het vorige hoofdstuk is Rahners benadering van de triniteit uitvoerig aan de orde gekomen. Zijn voornaamste kritiek op de traditionele theologie is dat er sprake was van een onbekendheid van de triniteit. In het theologisch spreken werd Gods eenheid als vertrekpunt genomen en het gevolg daarvan was een irrelevantie van de triniteit. Als belangrijkste reden van deze onbekendheid en irrelevantie van de triniteit noemt Rahner de scheiding tussen de traktaten 'Over de Ene God' en 'Over de drie-ene God' in het werk de Summa Theologiae van Thomas van Aquino, dat tevens als de ordo doctrina werd beschouwd. Hierdoor kreeg de verhandeling van de triniteit een geïsoleerde positie in het totale dogmatische systeem. Deze scheiding en de isolatie van de verhandeling van de triniteit die daarmee ontstond had negatieve gevolgen voor de triniteitstheologie en de theologie in bredere zin. Dit betekende ook dat deze benadering werd overgenomen in de traditionele theologie handboeken, waardoor de scheiding tussen de twee verhandelingen over God sterker werd en er sprake was van twee gescheiden traktaten.69 Dit had tot gevolg dat eerst Gods eenheid, de uniciteit van het goddelijke wezen, het goddelijke zijn aan de orde kwam. Pas in tweede instantie kwamen de te onderscheidde goddelijke personen ter sprake. Tevens maakte dit sterke onderscheid het spreken over triniteit bijna onmogelijk, omdat het ene traktaat het handelen van God in de wereld en de geschiedenis beschrijft en het andere traktaat gaat over God in zichzelf. Anders gezegd gaat De Deo Uno over Gods externe relaties en De Deo Trino gaat over Gods innerlijk leven.70 Rahner geeft naast deze analyse van de traditionele theologie en zijn kritiek op de irrelevantie van de triniteit ook een nieuwe benadering voor de theologie. Hierin geeft hij de triniteit een centrale plaats in de theologie en ook krijgt het geloof en spiritualiteit de mogelijkheid de eigen ervaring te verbinden met de drie-ene God. In dit hoofdstuk zal ik bepaalde elementen uit deze triniteitstheologie die voor de onderzoeksvraag naar de eigenheid van de Geest van belang zijn nader onderzoeken. 3.2 De heilsgeschiedenis als uitgangspunt voor de triniteitstheologie Heilsgeschiedenis als uitgangspunt Rahners punten om de triniteitstheologie te herstellen zijn door velen overgenomen. Daarbij is de heilsgeschiedenis als basis uitgangspunt genomen voor theologische reflectie. Echter, het is breder dan alleen de exclusieve christologische focus. Zo geeft deze nieuwe trinitaire benadering zicht op de relatie, van God in zichzelf en de relatie van God met de mens, die verondersteld wordt in de heilsgeschiedenis. Deze relatie van God en mens wordt zichtbaar en kenbaar in de ervaring die we tegenkomen in de Schrift en de Gods- of geloofservaringen in het eigen leven. Een triniteitstheologie die losgekoppeld is van de ervaring van Vader, Zoon en Heilige Geest in de heilsgeschiedenis, wordt dan ook beschouwd als abstract en niet relevant voor het dagelijks geloof en de spiritualiteit. Als de theologische reflectie en de taal die gehanteerd wordt betekenis hebben en relevant zijn voor het geloof en de spiritualiteit van de mens, dan zal de menselijke ervaring, de eigen ervaring of de Bijbelse verhalen daarin opgenomen moeten zijn. Het is de heilsgeschiedenis die onlosmakelijk verbonden is met de menselijke ervaring zoals de theoloog Schillebeeckx weergeeft in zijn boek 'mensen als verhaal van God': ‘De profane geschiedenis wordt door hen die in God, de Heer, geloven 'herlezen', ze wordt als 'heilsgeschiedenis' geïnterpreteerd. Dit wil zeggen dat gelovigen tot ervaringsinzicht komen dat de Heer het volk heeft gered uit Egypte’71 Het is in deze wereld en de mensengeschiedenis waarin God heil wil voltrekken. Mens, tijd en wereld zijn de 69 70 71 J. Moltmann, The Trinity and the Kingdom, Minneapolis 1993, p.17. H. Rikhof, a.w., p.425. E. Schillebeeckx, Mensen als verhaal van God, Baarn 1989, p.30. 20 basis waarin Gods heil plaatsvindt.72 Hoewel God zich in de heilsgeschiedenis kenbaar maakt in de menselijke ervaring zal God er tegelijkertijd niet mee samenvallen. Echter een belangrijk uitgangspunt dat hier genoemd wordt, is dat de mens, de tijd en de wereld samen de basis vormen waarin Gods heil plaatsvindt. Gods heil is te ervaren en te kennen. De heilsgeschiedenis is in het axioma van Rahner als basis of als uitgangspunt genomen voor theologische reflectie. Voor de meeste theologen betekent dit dat het leven, de dood en de verrijzenis van Jezus Christus de focus van de aandacht krijgt. In eerste instantie is dit een ontwikkeling die het mogelijk maakt om vanuit de ervaring, de Schrift en de Traditie, iets over de triniteit te kunnen zeggen en dit verder te ontdekken en te benaderen. Een groot verschil met de opvatting van de traditionele theologie is dat de eenheid van God in de heilsgeschiedenis niet centraal staat. In de nieuwe trinitaire benadering is de focus gericht op de personen van de triniteit in relatie met elkaar en met de mens. Dit zullen we in deze paragraaf verder uitdiepen. In tweede instantie kan door de exclusieve focus op het werk en de persoon van Jezus Christus de rol van de Heilige Geest worden benadeeld en daarmee de rijkdom van trinitaire God niet geheel worden ontvouwd. De exclusieve focus op Jezus Christus zorgt dan voor een soort dualiteit in plaats van een triniteit in God en de rol van de H. Geest wordt dan tekort gedaan. Dit wordt later verder uitgewerkt. Relatie als kernbegrip Zoals hierboven wordt aangegeven is de relatie een belangrijk begrip. Dit wordt al duidelijk in de nieuwe benadering van de triniteit die Rahner voorstelt in zijn axioma 'de immanente triniteit is de economische triniteit en vice versa', dat een relatie aanduidt tussen beide benaderingswijzen. In deze benadering van de triniteit komt het besef naar voren dat de triniteit een wezenlijk onderdeel is van het mysterie van de verlossing. Hoewel de kritiekpunten op dit axioma uit het vorige hoofdstuk niet onopgemerkt blijven, wordt de relatie die hiermee wordt weergegeven de basis om mee verder te gaan. De onderlinge relatie, van de drie goddelijke personen, is het 'kernbegrip' van Rahners triniteitstheologie. Het is een belangrijk inzicht voor zowel de onderlinge relatie van drie goddelijke personen als de relatie tussen God en mens. Zodoende opent het ook de weg voor de relatie in de theologie tussen de verlossing en de triniteitstheologie. Dit betekent dat de triniteit (weer) de bron van het geloof kan zijn en zodoende staat de combinatie van de triniteit en de verlossing weer in de kern van de theologie beoefening in plaats van dat het wordt behandeld als een abstracte theorie en een dood gewicht.73 Daaruit volgt dat in de triniteitstheologie de relaties binnen de triniteit verder worden onderzocht. Deze ontwikkeling zal hier ook worden weergegeven, omdat voor dit onderzoek naar de eigenheid van de Geest in de verlossing precies deze punten de nodige uitleg behoeven. Daarbij zal het uitgangspunt de heilsgeschiedenis zijn en zal er in de volgende paragraaf gekeken worden naar de kennis over de triniteit. Kennis over de triniteit vanuit de heilsgeschiedenis Om vanuit de heilsgeschiedenis tot kennis van en over God te komen, wordt er gebruik gemaakt van verschillende methoden. In zijn boek maakt David Coffey gebruik van een methode die Bernard Lonergan ontwikkelde om tot kennis te komen.74 In deze methode wordt in drie stappen een basis gelegd die de structuur vormt van kennisontwikkeling. Deze methode heeft Coffey gebruikt om tot kennis van de triniteit te komen en daarin de begrippen economische en immanente triniteit te duiden.75 Deze methode zullen we in deze thesis vaker tegenkomen, zij het direct of indirect, om vanuit de heilsgeschiedenis over de triniteitstheologie te kunnen spreken. 72 E. Schillebeeckx, a.w., p.31. K. Rahner, a.w., p. 11 74 D. Coffey, a.w., p.16. 75 Voor Coffey maakt dit proces van zoeken naar kennis, volgens de methode van Lonergan, onderdeel uit van de uitleg van twee soorten kennis over de triniteit. De epistemologische kennis en de ontologische kennis. 73 21 Als de kennis van de triniteit volgens deze methode wordt onderzocht, dan is het een logische stap dat we de heilsgeschiedenis als vertrekpunt nemen in de triniteitstheologie en dat we beginnen bij de ervaring van mensen met God. De ervaring met God of een andere geloofservaring ligt aan de basis van het christelijk geloof, want het is juist die ervaring van de leerlingen met de verrezen Christus dat zij ertoe kwamen om Hem Christus te noemen en hem te belijden als de Christus de verlosser. Het is in het paasgebeuren van Jezus' dood en verrijzenis dat de leerlingen uitroepen en verkondigen dat Jezus de Heer is en dat God Vader, Zoon en Geest is.76 Deze nieuwtestamentische visie van de triniteit is gegeven in de gebeurtenis dat Christus ervaren wordt in de kracht van zijn verrijzenis: de ultieme verlossing die van God tot hen komt in de persoon van Jezus Christus, niet degene zoals zij zich herinneren in het vlees, maar dezelfde Jezus Christus die nu bestaat en handelt in de Geest.77 Voor de kennis van de triniteit betekent dit, dat de overlevering van deze ervaringen van de leerlingen en eerste christenen samengebracht in de Schrift en andere bronnen, de eerste stap van kennis betreft. De ervaring, als eerste niveau van kennis, laat de reden om iets te (willen) weten zien.78 Dit vraagt om een vervolg en een uitwerking op deze ervaring die verwoord en verantwoord moet worden. Daarmee komen we aan bij de tweede stap. Het verwoorden, verantwoorden en vooral de ervaring begrijpen is het tweede niveau van kennen. Het definieert de reden om te weten. In dit proces van begrijpen heeft naast de ervaring, zoals die verwoord wordt in de Schrift, ook de wijsbegeerte een grote invloed. Dit wordt duidelijk aan de hand van een voorbeeld uit de theologiegeschiedenis. In de tijd van het concilie van Constantinopol was er een discussie gaande over de vragen naar de verhouding tussen God de Vader en zijn Zoon Jezus. Deze discussie over de relatie werd gevoerd op het niveau van het wezen/ het zijn van de Zoon en de Vader. De vraag was of er sprake was van een en het zelfde zijn van de Vader en de Zoon, het homoousios. Dit begrip homoousios wordt verder op in dit onderzoek uitvoering toegelicht, maar hier is het van belang dat er opgemerkt wordt dat het nadenken over de Schriftteksten die betrekking hebben op de relatie tussen God de Vader en Jezus zijn Zoon leidde tot discussies bij de eerste christenen. Er is dus sprake van kennis die verder gaat dan de Bijbelse gegevens. Het niveau van de discussie vereist dat op basis van Bijbelse gegevens ontologische verklaringen worden gemaakt over het zijn van God. Daarmee wordt de derde stap in de zoektocht naar kennis bereikt; het oordeel. Met deze laatste stap bereikt het proces van kennen pas een complete vermeerdering door een oordeel te geven over de voorafgaande stappen, na dit meerdere keren te hebben doordacht.79 De ervaring en het proces van het begrijpen worden afgewogen en er wordt over gereflecteerd, om eindelijk te komen tot een oordeel. Wanneer deze drie-lagen-structuur wordt toegepast op de kennis over de triniteit, zien we dat de Bijbelse gegevens, of zoals Coffey dat noemt: 'Bijbelse triniteit', overeenkomt met de ervaring en de reden om te willen kennen. De tweede stap komt overeen met de kennis die wie hebben over de triniteit als de immanente triniteit, waarin onze interpretatie en ons begrijpen van de Bijbelse gegevens in samenhang wordt gebracht met de filosofische invloed. Uiteindelijk is de laatste stap naar kennis over de triniteit gevormd in het oordeel, zoals dat omschreven wordt met of in de leer van de economische triniteit, die eigenlijk de bevestiging van de zaak is.80 De scherpe scheiding tussen 'ervaren', 'begrijpen' en 'oordelen' kan eigenlijk niet zo sterk worden neergezet als het in eerste instantie lijkt. De opgedane kennis uit de ervaring zoals die in de Schrift beschreven wordt, is ook onderhevig aan interpretatie. Zoals het tot stand komen van de Schrift een proces met een pluriform karakter is, waarbij de rijkdom van de verschillende teksten samenhangt met de diversiteit van de auteurs en hun werk. Een voorbeeld is al het verschil in thema 76 77 78 79 80 A. Hunt, a.w., p.7. D. Coffey, a.w., p.17. T.z.p. T.z.p. naar een citaat van Bernard Lonergan zie voetnoot Coffey 27 T.z.p. 22 en taalgebruik van de synoptische evangeliën onderling en in verhouding tot het Johannes evangelie. Een strikte scheiding tussen ervaring/ de Bijbelse triniteit en de tweede stap begrijpen ofwel de immanente triniteit is niet gemakkelijk aan te wijzen, omdat er sprake is van een wederzijdse beïnvloeding. Het is eerder een proces waarin de ervaring, het begrijpen en het vormen van een oordeel elkaar beïnvloeden.81 Voor deze thesis is deze methode van kennisontwikkeling van belang, omdat er vaker op soortgelijke wijze tot een oordeel wordt gekomen. Een goed voorbeeld hiervan is het theologische begrip homoousios dat later in dit hoofdstuk wordt uitgewerkt. Ook in de zoektocht naar de eigenheid van de Heilige Geest zal deze methode de structuur geven om tot een uiteindelijk oordeel te komen. 3.3 Taalgebruik in de theologie Ad extra Door zicht te krijgen op het taalgebruik in de triniteitstheologie kunnen we ontdekken hoe bepaalde interpretaties konden ontstaan. Zo wordt ook de keuze om de heilsgeschiedenis als uitgangspunt te nemen bepaald door Rahners kritiek op het soort taalgebruik dat het spreken over God als drie-eenheid irrelevant maakt. Door dit taalgebruik in de traditionele theologie krijgt de eenheid van God in eerste instantie de aandacht en pas in tweede instantie wordt de economische triniteit of oikonomia ter sprake gebracht. Met name de grote waarde die gehecht werd aan de taalregel ad extra zorgt voor een focus op Gods eenheid. Deze taalregel ad extra bepaalt dat God (naar de wereld en geschiedenis) handelt als één, en suggereert dat Gods drie-eenheid niet relevant is voor de wereld en de geschiedenis.82 Deze taalregel en de dominante plek die het gekregen heeft in de traditionele theologie is in Rahners axioma bekritiseerd door te beginnen met de economische triniteit.83 Hierdoor wordt de basis voor de kennis van God gelegd in de zelf-openbaring van God in de heilsgeschiedenis. Het is door de zelfopenbaring van God in onze geschiedenis dat het mogelijk is om kennis te nemen van Gods triniteit en daarom start de verhandeling over God met deze heilsgeschiedenis. In het bijzonder komt naar voren dat Gods zelfcommunicatie84 door de missie van de Zoon en de H. Geest ad extra gebeurt.85 De vraag is hier echter of deze benadering en interpretatie van Rahner wel recht doet aan het begrip ad extra. In het vorige hoofdstuk zagen we al dat de tekst van Thomas van Aquino over De Deo Uno en De Deo Trino in de Summa door latere vertalingen in de Neoscholastiek geïnterpreteerd werd als een onderscheid tussen beiden.86 Er gaat hier een zekere gelijkenis op met 81 Deze methode van Lonergan ervaring, begrijpen, oordelen komt overeen met de beschrijving die o.a. Coffey en Weinandy gebruiken over functionele en ontologische triniteit. Bij Weinandy is er sprake van een functionele theologie of de epistemologische orde van kennis (Coffey) die zijn uitwerking voltooiing vindt in de economische triniteit, die te kennen is in de heilsgeschiedenis. Terwijl de ontologische formuleringen voortkomen uit studie van de functionele en epistemologische kennis. De epistemologische orde van kennis wordt verantwoord door de reflectie op het werk van Bernard Lonergan. En de ontologische kennis komt hieruit voort zoals in de derde stap van kennen gegeven is. Echter ook in de tweede stap van Lonergan is er in feite al sprake van ontologische kennis die nog niet uitgekristalliseerd is. Dit proces wil de epistemologische orde van kennis en de structuur van de triniteit verwoorden, zoals die in de recente triniteitstheologie gehanteerd wordt; Bijbelse triniteit, – immanente triniteit, – economische triniteit, welke overeenkomen met de drie stappen van kennen van Lonergan. Onder andere bij Coffey, Hunt, Rikhof en Weinandy wordt deze structuur en terminologie gehanteerd in het spreken over de triniteit. 82 H. Rikhof, The current renaissance of the theology of the trinity, a reconstruction, p.425. 83 T.z.p. 84 Deze zelfcommunicatie van God komt tot uitdrukking in de geloofsbelijdenis van Nicea- Constantinopol die een goddelijke en eeuwige communicatie laat zien, in zowel de schepping als in de heilsgeschiedenis. Deze zelfcommunicatie vooronderstelt dat er een eeuwige gemeenschap is in God van de Vader, de eniggeboren Zoon en de voortbrenging van de Heilige Geest. 85 G. O'Collins, a.w., p.116. 86 Zie kritiek op Rahner van H. Rikhof zoals behandelt in het vorige hoofdstuk. 23 de taalregel ad extra, want er kan hier sprake zijn van een soortgelijke ontwikkeling die de taalregel ad extra interpreteert op een eenzijdige wijze. In deze interpretatie komt de eenheid van God in zijn handelen zo centraal te staan dat er voor een nuance en balans met de trinitaire God weinig plaats was. Dit heeft tot gevolg dat er een exclusieve focus kwam op Gods eenheid. Vele theologen duiden het begin van dit eenheidsdenken bij Augustinus (354 – 430) die in zijn werk 'De Trinitate' (over de drie-eenheid) de eenheid van God als vertrekpunt neemt.87 In dit werk behandelt hij de triniteit en geeft hij commentaar op de ontwikkeling in zijn tijd. Vooral de Cappadociers hadden geschriften uitgebracht waarbij ze de triniteitstheologie bij de afzonderlijke personen van de triniteit als uitgangspunt namen. Augustinus schrijft als commentaar daarop zijn triniteitstheologie vanuit de eenheid van God, als een goddelijke substantie om vervolgens uit te komen bij de drie goddelijke personen.88 Hij neemt de essentiële verbondenheid van de drie personen en de persoonlijke relatie van het Vaderschap en het Zoonschap als uitgangspunt om een model te ontwikkelen voor de wederzijdse liefde. Dit laatste onderwerp, de wederzijdse liefde, wordt later nog uitvoerig behandeld. Onderscheid Oost en West Regnon De focus op de eenheid van God is een ontwikkeling geworden die in de westerse theologie gemeengoed is geworden. Voornamelijk de invloed van het werk van Theodore De Regnon is hierin te merken.89 Dit stereotype onderscheid tussen Oost en West wordt door vele theologen overgenomen en de scheiding die dit onderscheid oproept werd groter gemaakt.90 Dit onderscheid, dat door De Regnon wordt ingezet, zet het handelen van God als één tegenover een drie-ene God. Op deze wijze wordt de taalregel gezien als een tegenstelling in God zelf. Het is echter nog maar de vraag of deze interpretatie van de taalregel om Gods handelen te duiden ook recht doet aan de inzet van deze taalregel. Het was bedoeld als een manier om het handelen van God in relatie tot de mens en wereld te benaderen en werd door latere interpretaties neergezet als een massief blok. Het is goed mogelijk dat dit onderscheid bij Thomas eerder het uitgangspunt vormde en niet het doel had om een sterke scheiding te creëren. De eenheid in God is dan niet een massief blok, maar eerder een 'eenheid in relatie' die bestaat uit verschillende personen. Voor deze thesis is het van belang om te constateren dat de taalregel ad extra gebruikt wordt om de eensgezindheid en de onderlinge relatie van de goddelijke personen te benadrukken. Deze eensgezindheid houdt in dat als er wordt gezegd dat de Zoon handelt, dit in overeenstemming en in verbondenheid is met de Vader en de Heilige Geest. Appropriatie In deze onderlinge verbondenheid van de goddelijke personen is er tegelijkertijd ook sprake van drie afzonderlijke personen. Hoe deze spanning tussen de eenheid en een drie-eenheid in God kan worden opgevat, wordt toegankelijk gemaakt door de taal(regel) oplossing van de appropriatie. Appropriatie betekent 'toekennen' of 'toeschrijven aan'. In theologisch taalgebruik betekent dit dat een specifieke handeling aan een bepaalde goddelijke persoon wordt toegeschreven. Zo wordt over de incarnatie/ de menswording van de Zoon gesteld dat alleen Jezus de Zoon geïncarneerd is en dit wordt specifiek aan hem toegekend. De Vader is voor alles de Schepper, en de Geest is de 87 Zie bijvoorbeeld G. O'Collins, a.w., p.135, G. O'Collins, a.w., p.135. 89 De Regnon schreef 100 jaar geleden een werk over de triniteit (Theodore de Regnon, S.J., Etudes de theologie positive sur la Sainte Trinite) en stelde daarin dat het eenheidsdenken al begint bij Augustinus en door Thomas wordt overgenomen. Dit onderscheid tussen enerzijds de Westerse Latijnse theologie, die begint vanuit de eenheid van God en anderzijds de Oosterse Griekse theologie die begint bij de afzonderlijke personen van de triniteit, heeft grote gevolgen voor de huidige theologie. Ook in het werk van Rahner komt dit besef van de het onderscheid terug. Hij neemt naast het onderscheid in het handelen van God als eenheid of drie-eenheid ook scheiding tussen de Oosterse Griekse theologie en de Westerse Latijnse theologie over. 90 G. O'Collins, a.w., p.135. 88 24 liefdesband en inspirator. Hoewel iedere persoon in elk handelen aanwezig is, wordt dit toch toegekend aan een persoon. In Amsterdam spreekt men over de eigen stad als dé stad. Of een ander voorbeeld is de ABN-AMRO bank die zich in een reclameslogan dé Bank noemt. Het mag duidelijk zijn dat er ook andere banken zijn en dat er meerdere steden in Nederland zijn. Het gaat hier om het expliciteren van één bepaalde eigenschap die kenmerkend is. Zo zijn er vele voorbeelden van het expliciteren van een bepaalde eigenschap.91 Bij appropriatie gaat het om de bijzondere functie van de ene persoon ten opzichte van de anderen te duiden en niet om een reclameslogan. Zo wordt er van de Zoon gezegd dat Hij de eniggeboren Zoon is die incarneert, en dat is bij de H. Geest niet het geval. Wat eigen is aan de H. Geest zullen we in de volgende hoofdstukken uitvoerig behandelen. Het is goed mogelijk dat de critici het gebruik van dit eenheidsdenken van God en de daarbij horende taalregels evengoed toepassen in hun eigen kritiek. Zo wordt van Augustinus dé theoloog gemaakt die vanuit de eenheid denkt en Thomas wordt de filosoof die dit eenheidsdenken in een filosofisch denkmodel vastlegt, terwijl het wellicht genuanceerder ligt. De eenheid is altijd een eenheid in verscheidenheid en wellicht meer een startpunt dan een onfeilbaar standpunt of oordeel. Twee triniteiten of narratief en analytisch taalgebruik Rahner heeft dit probleem van de focus op de eenheid van God ter sprake gebracht en daarvoor een oplossing gegeven in zijn axioma. De oplossing voor het probleem van de exclusieve eenheid die Rahner geeft levert ook vragen op. Het gebruik van de begrippen economisch en immanent duidt ook op een ander belangrijk gegeven in de theologie, namelijk de verschillende soorten taal waarmee we God proberen te beschrijven en te benaderen. Op het eerste gezicht kan door het gebruik van deze begrippen een misverstand ontstaan, doordat het lijkt dat er sprake is van twee triniteiten. Er is eerder sprake van twee perspectieven van waaruit de triniteit voorgesteld kan worden.92 Het gebruik van de twee omschrijvingen economisch en immanent wil niet suggereren dat er twee triniteiten zijn. Eerder zijn het twee manieren om over de triniteit te spreken en deze te benaderen. Tevens wordt er niet vermeld welk perspectief fundamenteel beter is, en evenmin geeft het zicht op de orde van kennis van de triniteit. In het artikel van Rikhof over de triniteitstheologie wordt duidelijk dat deze twee manieren niet alleen in de theologie gebruikt worden, maar ook in het dagelijkse taalgebruik van mensen. Zo gaat het aan de ene kant over wat een persoon doet en aan de andere kant een verhandeling over wie of wat soort persoon iemand is. Voor deze twee soorten verhandelingen zijn er verschillende soorten taal ontwikkeld. Aan de ene kant de concrete taal van de anekdotes en de verhalen en aan de andere kant de analytische taal van concepten en algemene karakteriseringen en kwalificaties.93 Zo ook is er eenzelfde soort onderscheid te zien tussen religieuze verhandeling en theologische verhandeling. Bij de eerste (religieuze) hoort de taal van de Schrift en de liturgie, en bij de tweede (theologische) verhandeling hoort de systematische taal van de reflectie van het geloof. Het is het onderscheid tussen praten met God en praten over God, en geeft uiting van het betrokken perspectief en daar tegenover het objectieve spreken, of narratief – argumentatief. De manier waarop dit onderscheid gemaakt wordt laat ook een relatie zien; de eerste is primair en de tweede secundair. Zo is religieus spreken voorondersteld in het theologische spreken. Theologische verhandelingen dienen of ondersteunen religieuze verhandelingen door opheldering en interpretatie, wanneer het vragen beantwoord die opkomen uit de religieuze verhandeling.94 In de religieuze taal en de theologische taal is er geen sprake van een sterke scheiding. 91 Deze voorbeelden zijn ontleend aan de colleges van prof. Rikhof. D. Coffey, a.w., p. 14, vgl. H. Rikhof, a.w., p441, Daarom pleit Rikhof voor het gebruik van de originele patristieke terminologie oikonomia en theologia, omdat dit beter laat zien wat de inzet betekent. Het zijn twee manieren om over de triniteit te spreken en deze te benaderen. 93 H. Rikhof, a.w., p.441. 94 H. Rikhof, a.w., p.443. 92 25 Hoewel die scheiding wel is aan te wijzen en er wel degelijk verschillen zijn, is er vooral sprake van wederzijdse beïnvloeding en doordringing. Deze wederzijdse beïnvloeding is terug te zien in het oordeel dat gemaakt wordt in theologisch taalgebruik. Een voorbeeld hiervan is de ontwikkeling in het spreken over de triniteit. Met de ontwikkeling van de triniteit in termen van God handelt als één is er sprake van drie hypostasis of goddelijke personen en wordt het oordeel mede op grond van de schriftteksten bepaald. Enerzijds dient de schrifttekst als basis voor de ontwikkeling van de triniteitstheologie. Anderzijds wordt de schrifttekst, van bijvoorbeeld Jezus doop in de Jordaan, beïnvloed door de theologie waardoor de schrifttekst anders wordt gelezen. Er wordt door de kennis over/ van de triniteit een ander oordeel gegeven over de tekst dan wanneer er geen kennis is van de triniteitstheologie. Conclusie Concluderend kunnen we stellen dat het onderscheid tussen narratief en analytisch en religieus en theologisch taalgebruik voor dit onderzoek belangrijk is. In het spreken over God vanuit de heilsgeschiedenis is het noodzakelijk om verschillende soorten taal te onderscheiden en daarmee duidelijk te zien wat religieuze taal is en wat systematische theologische taal is, wanneer narratief of analytisch. De eerdere uitleg over de taalregel ad extra en de appropriatie, maar ook de economische en immanente triniteit maken gebruik van deze verschillende soorten taal. Dit is van groot belang als in de triniteitstheologie de heilsgeschiedenis als basis wordt genomen om tot kennis te komen van de triniteit. Zo zal in de volgende paragraaf de ervaring en religieus/ narratief taalgebruik aan de basis liggen van de kennis van de triniteit. Daarnaast wordt ook de werking/ functie van het analytische en theologisch taalgebruik zichtbaar in de ontwikkeling van kennis van de triniteit. We gaan voor de eigenheid van de Geest op zoek in de Schriftteksten (narratief) om uit te komen bij de analytische taal van de theologie. Vooral de manier van Bernard Lonergan om tot kennis van God te komen is hierbij behulpzaam. 3.4 Conceptuele taal in triniteitstheologie Het proces van ervaren, begrijpen en oordelen komen we ook tegen in de theologiegeschiedenis. Zoals de ervaringen van de leerlingen met de verrezen Christus die ertoe hebben geleid dat het prille geloof verkondigd werd. Zo hebben de ervaringen van de eerste christenen, met het verlossende leven en sterven van Jezus Christus, de basis gevormd voor verdere reflectie die uitmondde in de geloofsbelijdenissen, zoals die van Nicea en Constantinopol. De inhoud van het geloof is altijd beïnvloed door de omgeving waarin dit gestalte krijgt. Er is niet zoiets als het 'naakte' geloof, dat ontdaan is van alle context en onbemiddeld tot ons komt. 'In de theologiebeoefening heeft dit in de laatste vijftig jaar geleid tot het besef van theologie als hermeneutisch proces. Dat wil zeggen dat er telkens interpretatie nodig is, van teksten, van voorstellingen, van riten, enzovoort. Om iets te verstaan, om in een bepaalde zin samenhang te ontdekken, is de persoon of de context van degene die interpreteert en ook datgene wat geïnterpreteerd wordt, mee van belang en mee bepalend'.95 In dit proces van hermeneutiek, van interpretatie en ontwikkeling, werd er ook gezocht naar ontologische verklaringen over God, om zijn relatie met zijn Zoon Jezus te benaderen en te beschrijven. Met name in de eerste eeuwen van de ontwikkeling van het christelijk geloof werd op basis van Bijbelse gegevens naar ontologische verklaringen gezocht over het wezen/ het zijn van God. Er wordt ook wel gezegd dat de functionele theologie van het Nieuwe Testament in ontologische termen opgevat en geformuleerd.96 Hierbij is van belang dat er een ontwikkeling zichtbaar wordt dat niet-Bijbelse begrippen deel gaan uitmaken van het theologische taalgebruik. Zo merkt Anne Hunt bijvoorbeeld op dat de klassieke triniteitstheologie gevormd is door de grote twisten over de triniteit in de oecumenische concilies in de eerste eeuwen. Er werd naar aanleiding van vragen over 95 96 H. Schoot, Over Jezus, een naam die leven geeft, Tielt 2006, p.29. D. Coffey, a.w., p. 23. 26 de Zoon, een niet Bijbels begrip homoousios (van gelijke substantie) geïntroduceerd. Het bevestigt, niet alleen de ontologische status van Jezus, maar ook bevestigt dit het gebruik van niet Bijbelse terminologieën en begrippen in de theologische reflectie.97 Over het homoousios volgt verderop nog een uitleg van de rol en betekenis van dit begrip. Wat hier van belang is, is de ontwikkeling van kennis van de triniteit. Zoals hieruit blijkt gebruikte het eerste concilie in het ontwikkeling van de triniteit naast de Schrift ook andere bronnen om de Schrift te interpreteren. Interpretatie van de Schrift door de eerste concilies Het leven, het sterven en de verrijzenis van Jezus werd door de eerste christenen beschouwd als de vervulling van de Messiaanse belofte uit het Oude Testament. Zijn woorden en daden tijdens zijn leven komen overeen met de beschrijving van deze oudtestamentische figuur die het volk zal bevrijden. De verrijzenis werd door zijn leerlingen en de latere eerste christenen ervaren als bevestiging van zijn unieke relatie met God die Hij zijn Vader noemde. Deze unieke opwekking uit de dood gaf aan dat God op bijzondere wijze betrokken was en is in het leven van Jezus, waarvan zij de volgelingen en leerlingen waren. In het licht van deze religieuze ervaringen en de Schriftteksten en de rede, werd er de vraag gesteld naar die goddelijkheid van Jezus en zijn relatie met God. Het leven, de dood en de verrijzenis van Jezus werd het onderwerp van theologische reflectie en daarin is het christelijk geloof uniek ten opzichte van andere godsdiensten, omdat er in deze getuigenis over Jezus als de Christus, over hem en zijn Vader, wordt geschreven zonder daarbij de fundamentele overtuiging van de uniciteit van God op te geven. Het is in het Nieuwe Testament dat Gods goddelijkheid op een unieke manier gedeeld wordt met de mens Jezus en herkend een zekere dualiteit die geïntroduceerd wordt in de Goddelijkheid.98 Deze unieke relatie met God de Vader die in Jezus' leven en dood zichtbaar wordt, bepaalt ook de betekenis en de plaats in de triniteit, zoals Schoot het verwoordt, enerzijds soteriologisch en anderzijds ontologisch. Met soteriologisch wordt de fundamentele gedachte aangeduid die door de kerkvaders in de eerste eeuwen is ontwikkeld en die te maken heeft met het heil, de genade en de verlossing ('soteria') die Christus voor de gelovigen betekent. De kerkvaders redeneerden immers dat alleen als Christus werkelijk de menselijke natuur heeft aangenomen de mensen bevrijd zijn. En het is anderzijds ook een ontologische manier van spreken over Christus, omdat met behulp van de wijsgerige categorieën die voorhanden waren, gezocht werd naar een manier om de onzegbare band van Christus met enerzijds God en anderzijds de mensheid toch onder woorden te brengen.99 In de interpretatie van Jezus' goddelijke natuur wordt onder andere gereflecteerd op de manier waarop in het Nieuwe Testament wordt geschreven over het deelhebben aan de goddelijke natuur, zoals de tekst van 2 Petr.1:4 schrijft over deelhebben aan de goddelijke natuur. Deze ontologische duiding wordt bevestigd in de concilies in de eerste eeuwen. Coffey laat zien dat in het Nieuwe Testament deze dualiteit uitgebreid werd door de toevoeging van de Heilige Geest tot een triniteit. Dit wil niet zeggen dat er in het Nieuwe Testament al sprake is van een leer van de triniteit; enkel de voorwaarden of de zaden zijn aanwezig.100 Eén voorbeeld hiervan is het slot van het evangelie van Mattheus dat eindigt met de woorden voor een doopformule; 'in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest'. Deze unieke relatie tussen Jezus en de Vader komt ook terug in de geloofsbelijdenis Nicea-Constantinopol in het concept van het homoousios – één in wezen met de Vader. De tekst 'een in wezen met de Vader' komt uit geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopol die door verschillende twisten en debatten enkele hoofdpunten verwoordt van het geloof van de christelijke kerk.101 Hierin werd het geloof in de God verwoord en beleden. De indeling van de tekst 97 98 99 100 101 A. Hunt, a.w., p.4 D. Coffey, a.w., p. 9. H. Schoot, a.w., p.29. D. Coffey, a.w., p. 9. G. O'Collins, a.w., p.114. 27 is gevormd rond het geloof in de drie goddelijke personen. Allereerst de Vader en achtereenvolgens de Zoon en de Heilige Geest. Het is opvallend dat deze geloofsbelijdenis niet begint met het ene goddelijke wezen dat bestaat uit drie personen. Daarentegen start het met de Vader; we geloven in één God, de almachtige Vader.102 Om vervolgens de Zoon te beschrijven als één Heer Jezus Christus en de Heilige Geest die niet specifiek met één aangeduid. In deze paragraaf staat de zin centraal die voor de ontwikkeling van de triniteitstheologie van belang is: 'En in onze Heer Jezus Christus, eniggeboren Zoon van de Vader, geboren uit de Vader voor alle eeuwen, licht uit licht, ware God uit de ware God, geboren niet geschapen één in wezen met de Vader'. Deze omschrijving 'één in wezen met de Vader' geeft de relatie van Jezus de Zoon met God de Vader op een unieke manier weer. Hierin is dezelfde structuur zichtbaar als in de methode van Lonergan die zoekt naar (de verschillende soorten van) kennis. De aanduiding één in wezen leidde tot grote twisten en debatten over de interpretatie van het zoonschap van Jezus. Hoe moest dit worden opgevat en wat zegt dit over het spreken over God? Voor dit onderzoek gaat het niet om een uitvoerige christologische analyse van het goddelijk zoonschap van Jezus, maar om de invloed van dit soort aanduidingen en de gevolgen voor de triniteit en de rol van de H. Geest. Homoousios – één in wezen Deze interpretatie van het gedeelde Goddelijkheid in God en de unieke rol van Jezus in de heilsgeschiedenis was in de eerste eeuwen van het christelijk geloof ook een reden van onderlinge meningsverschillen en twisten. In de eerste oecumenische concilies in Nicea (a.d.325) en Constantinopol (a.d.381) wordt hierover getracht een overeenstemming te bereiken en de resultaten van dit concilie werden in de geloofsbelijdenis opgesteld. Hierin werd het geloof in de drie-ene God verwoord en beleden. Vooral om deze laatste formulering 'een in wezen met de Vader' is heel wat te doen geweest. De gedeelde Goddelijkheid van Jezus de Zoon en God de Vader heeft grote gevolgen voor het wezen van Jezus. Door te stellen dat Jezus de eniggeboren is uit de Vader, wordt ook direct gezegd dat het goddelijke wezen/ zijn van de Vader in deze geboorte volledig is meegegeven. Hij is niet geschapen maar voortgebracht door de Vader. Wat geboren wordt heeft altijd dezelfde natuur als dat waaruit het geboren is, in tegenstelling tot scheppen.103 Het concilie van Nicea hanteert drie begrippen om de goddelijkheid van Jezus te verhelderen, te weten; ousia (zijn of essentie), homoousios (één in wezen/zijn) en hypostasis (persoon/ entiteit).104 Het begrip ousia, het zijn of het wezen, is overgenomen uit de bestaande discussies om de natuur, de essentie of het wezen van God aan te duiden. Tevens stelt het concilie van Nicea 325 ook dat de Zoon waarlijk God is; zoals de Vader God is, zo is ook de Zoon God. De Zoon is 'homoousios' (één in zijn/ wezen) met de Vader. Het concilie vat 'homoousios' op als de betekenis dat de Vader en de Zoon als verschillende entiteiten zijn, tegelijkertijd een en dezelfde gemeenschappelijke goddelijk wezen of zijn, of als aanwijsbaar een en dezelfde realiteit. Dit in tegenstelling tot het begrip dat eveneens geopperd werd, homoiousios, dat 'van soortgelijkend wezen/ zijn' betekend. Zo stelde Athanasius in zijn verdediging van de 'homoousios' tegen het gebruik van 'homoiousios' dat de homoousios-leer vereist dat de Vader en de Zoon een en dezelfde God zijn. Het zijn/wezen van de ene God is de Vader die de Zoon voortbrengt. Dus Athanasius merkte hiermee op dat Nicea‘s homoousios begrip het platonische principe van 'voortkomen uit' ondermijnde. Niet langer lag het geheel van de Goddelijkheid bij de Vader alleen, van waaruit de Zoon en de Geest voortkomen. Eerder is de goddelijkheid; de Vader die de Zoon voortbrengt. Voor Athanasius is de Zoon onafscheidelijk van de essentie van de Vader en zijn hij en de Vader één.105 Echter de Geest is nog niet expliciet genoemd in Nicea hoewel de basis er wel voor aanwezig is. In 102 103 104 105 G. O'Collins, a.w., p.122. G. O'Collins, a.w., p.116. G. O'Collins, a.w., p.116. T. Weinandy, a.w., p.11-12. 28 de officiële leer wordt er pas sinds het 1ste concilie van Constantinopol 381 het onderscheid gemaakt tussen ousia aan de ene kant en hypostasis en persoon aan de andere kant; Vader, Zoon en Heilige Geest die eenzelfde wezen zijn in drie verschillende personen.106 De eerder opgemerkte dualiteit in de goddelijkheid werd aangevuld tot een triniteit en daarmee werd de eigenheid en 'hypostasis of persoon' van de Heilige Geest gepositioneerd. In het begrip homoousios en het gebruik ervan in de theologie komen we het oordeel uit de vorige paragraaf weer tegen. Het is hier duidelijk dat in de religieuze taal en de theologische taal geen sprake is van een sterke scheiding. Hoewel die scheiding wel is aan te wijzen en er wel degelijk verschillen zijn, tussen de narratieve taal en de analytische taal is er ook sprake van wederzijdse beïnvloeding en doordringing. Zo is het voorbeeld homoousios het oordeel dat is gemaakt over de Zoon, dat hij één in wezen is met de Vader. Tijdens het lezen van de Schrift wordt de passage op een andere manier gelezen dan wanneer we geen kennis zouden hebben van dit begrip 'homoousios patri'. Echter het kan ook omgekeerd het geval zijn. Zo lijken de passages 'de Vader en ik zijn één', of 'Wie mij ziet ziet de Vader' op het eerste gezicht vreemdsoortig taalgebruik, terwijl deze zin van betekenis verandert met de kennis over het homoousios begrip. 3.5 Conclusie In dit hoofdstuk is gestart met de kritiek van Rahner op het uitgangspunt van de traditionele theologie. De kritiek bestaat uit de eenzijdige interpretatie van de eenheid van God in zijn handelen naar de mens en wereld toe, ad extra. Hierbij staat de eenheid zo centraal dat dit geen recht doet aan de diversiteit van de triniteit. Rahners axioma geeft de richting aan die we wel willen volgen om te kunnen spreken over Gods handelen in de afzonderlijke goddelijke personen in verbondenheid met elkaar. Daarbij wordt in de actuele triniteitstheologie onder invloed van Rahner de heilsgeschiedenis als uitgangspunt genomen. Hierbij is er verder ingegaan op de wijze hoe er, met behulp van de methode van Lonergan in drie stappen, tot kennis van God gekomen kan worden. Daarnaast is het verschil in taalgebruik uitgewerkt en is de invloed van de filosofische begrippen in de theologie aan de hand van het homoousios aan de orde geweest. Al deze afzonderlijke elementen hangen nauw met elkaar samen in de triniteitstheologie en zullen in het volgende hoofdstuk de basis vormen voor de zoektocht naar de eigenheid van de Heilige Geest in de triniteitstheologie. In deze hoofdstukken zal vanuit de Schriftuurlijke teksten (ervaring), gezocht worden bij diverse theologen naar de betekenis van deze teksten voor het spreken over de eigenheid van de Geest (begrijpen). Uiteindelijk zal hierop gereflecteerd worden om tot een oordeel te komen. 106 D. Coffey, a.w., p. 11. 29 Hoofdstuk 4 Theologie van de Heilige Geest 4.1 Inleiding Schriftuurlijke bronnen van de Heilige Geest In dit hoofdstuk staat de vraag centraal op welke wijze er over de Heilige Geest wordt gesproken in de heilsgeschiedenis. Dit wordt in drie kwesties verder uitgewerkt te weten, de Schriftuurlijke bronnen, de theologische reflectie en de problemen rond de theologie van de Heilige Geest. Deze kwesties zijn relevant voor het volgende hoofdstuk. Zo zijn de Schriftuurlijke bronnen van belang, omdat daaruit blijkt hoe belangrijk de werkzaamheid van de Heilige Geest in de heilsgeschiedenis is. De theologische reflectie onderstreept het belang van deze werkzaamheid in de uitwerking van de begrippen als zending, voortkomst en gave. Tenslotte zijn de problemen rond de theologie van de Geest de brug die leidt tot het volgende hoofdstuk. 4.2 Geestvergetenheid Laten we gelijk beginnen met een van de problemen waar de theologie van de Heilige Geest mee te maken heeft, namelijk een vergetenheid van de heilige Geest als goddelijke persoon. Zoals vele theologen opmerken lijkt er een soort verlegenheid te zijn in het spreken over de Geest en zijn rol in de vele facetten van het geloof.107 Dit is wel opmerkelijk aangezien de Geest evenals de Zoon en de Vader deel uitmaakt van de triniteit. Echter een concretere invulling of omschrijving van de persoon en de rol die de Geest vervult in de heilsgeschiedenis blijkt niet zo gemakkelijk onder woorden te brengen. Het lijkt gemakkelijker om een beeld te vormen van de Zoon en de Vader dan een beeld te schetsen van de Heilige Geest. De in de kunst aanwezige afbeelding van een duif, vuur of adem zijn vaak de eerste associaties met de Geest.108 De Geest heeft als persoon en werken een meer 'verborgen' identiteit dan die van de Vader of de Zoon. Toch is er in de theologiegeschiedenis altijd gesproken van de Geest als een goddelijk persoon. De moeilijkheid waar de theologie van de Heilige Geest voor staat is dat de mens in zijn spreken over God en de heilsgeschiedenis gebruik maakt van menselijke beelden en gelijkenissen. Voor de goddelijke personen wordt, door gebruik te maken van analogieën, hun eigenheid en wezen aangeduid die in relatie staat tot de mens. Echter voor de Geest is een analogie met een menselijk persoon lastiger te maken. De meeste symbolen en begrippen die in de Schrift en de Traditie worden gebruikt, om de werken van de Heilige Geest te beschrijven, zijn onpersoonlijk van aard.109 Zo wordt de Geest beschreven als de Adem van God, de wind, het vuur of het levende water en de inspirerende kracht die mensen in beweging brengt en opwekt uit hun misère.110 Tegelijkertijd is de aard en de natuur van de Heilige Geest ook aanwezig in de andere goddelijke personen. Daarmee wordt bedoeld dat hij ook aanwezig in de beide andere personen. Zo is hij vanaf het begin aanwezig in Jezus Christus die door de inwoning van de Geest wordt herkend als de Zoon van God en de Messias.111 Op velerlei Schriftplaatsen wordt de Heilige Geest de Geest van God de Vader genoemd. Tegelijkertijd wordt er over de geest geschreven dat Hij uitgaat van de Vader en de Zoon. De combinatie van de onpersoonlijke analogieën die tegelijkertijd de goddelijke persoon Geest beschrijven en de meerduidige aanwezigheid van de Geest in de andere personen maakt dat Geest niet zo gemakkelijk te definiëren valt zoals bij de Vader of de Zoon. Het gevolg hiervan is dat de rol van de Geest vaak werd 'vergeten'. Dit is in de theologie ook wel aangeduid met de term Geest vergetenheid.112 Vaak wordt er beschreven wat de Geest niet is. Hij is niet de geïncarneerde Zoon, hoewel hij wel betrokken is in de incarnatie. Hierdoor wordt het lastig om de Heilige Geest als een individueel en onafhankelijke persoon te zien. 107 108 109 110 111 112 W. Kasper, Der Gott Jesu Christi, Mainz 1982, p.246. W. Kasper, a.w., p.264. T.z.p. T.z.p. Fr. Durrwell, Holy Spirit of God, a essay in biblical theology, Ohio 1986, p.53. W. Kasper, a.w., p.246. 30 De Franse theoloog Francois-Xavier Durrwell bracht deze complexe situatie onder woorden aan de hand van het onderscheid tussen woord en taal. In de taal die we gebruiken is een afzonderlijk woord bedoeld om uitleg te geven van iets of iets te benoemen. Woorden hebben dan ook de intentie om iets uit te leggen en te begrijpen. Echter voor de taal is het veel lastiger om uit te leggen wat de functie is van taal. Of zoals het voorbeeld dat Durwell geeft; de Geest is de pagina waarop het woord is geschreven.113 Zo kan er over de Heilige Geest worden gezegd dat; 'De Heilige Geest, die Hem openbaart, laat ons Christus, zijn Woord, zijn levend Woord, kennen, maar Hij laat zich niet uit over zichzelf. Hij die ¨gesproken heeft door de profeten”, laat ons het Woord van de Vader horen, maar Hem horen wij niet'. Het is de Heilige Geest die het innerlijk leven van de triniteit in de Schrift openbaart, zoals in 1Kor. 2:10, 'Zo kent alleen de Geest van God het wezen van God'. De Geest is vaak gezichtsloos aanwezig in het handelen van de Vader of de Zoon.114 We kunnen de Geest niet uitdrukken zoals de Zoon of de Vader, toch kunnen we wel over hem spreken. Het christelijk geloof beschouwt de Geest wel als een goddelijke persoon. Door de toevoeging van het bijvoeglijke naamwoord 'Heilige' wordt de herkomst bepaald. Het is een heilige en heiligmakende Geest of kracht die van God uitgaat. Zo is de Geest de goddelijke openbaring en degene die de Schriften inspireert.115 De Heilige Geest is in iedere manifestatie van God aanwezig, zoals in het vorige hoofdstuk ook is uitgewerkt met de taalregel ad extra. Ook in de eerste twee grote geloofsbelijdenissen uit het Christelijk geloof vinden we geen uitvoerige beschrijving van de Heilige Geest en de persoon van de Geest. Na de geringe omschrijving van het eerste concilie van Nicea (we geloven in de Heilige Geest), werd er in de belijdenis van Constantinopol (381) verder uitgewerkt wie de Geest was: 'We geloven in de Heilige Geest, Heer en levensgever, die uitgaat van de Vader, die met de Vader en de Zoon samen wordt aanbeden en verheerlijkt, die gesproken heeft door de profeten.'116 De theologie van de Geest zoekt in deze context naar een volwaardige interpretatie van de persoon en het werk van de H. Geest. De christologie is door vele twisten en discussie in de theologiegeschiedenis over de persoon van Jezus Christus en zijn God-zijn verder uitgewerkt. Echter voor de Geest is dit minder sterk uitgewerkt. Durwell verwoordt het treffend: 'Thanks to these manifestations of the spirit (cf. 1Kor 12:7) theology can draw certain conclusions from the action of the Holy Spirit; through the 'fruits' which his presence brings (cf. Gal 5:22 ), theology can recognize the tree. It can describe and construct as it were a phenomenology of the Holy Spirit'.117 De systematische theologie kan de persoon van de Geest en zijn werk verder verhelderen, door begrippen die de kernelementen vormen van de Geest te omschrijven en te construeren. Zo komt er een reconstructie en onderbouwing van de werken en de persoon van de Geest die op Schriftuurlijke bronnen is geënt en dicht bij de Schrift blijft. De theologie van de Heilige Geest is uitgewerkt in het licht van het paasmysterie van Christus, en zodoende altijd verbonden met de persoon en het werk van Christus, de gezalfde.118 De Geest die verbonden is in en met Christus is gedurende zijn leven onafscheidelijk aanwezig. Ook na zijn dood blijft de Geest aanwezig in de activiteiten van de apostelen en wordt zijn rol veel explicieter omschreven dan tijdens het leven van Jezus. Zoals in Johannes 14:26 wordt vermeld: 'De Advocaat, de Heilige Geest, die de Vader jullie zal zenden in mijn naam, zal jullie alles leren en zal jullie eraan herinneren wat ik gezegd heb'. Deze belofte wordt zichtbaar in de brieven van Paulus waarin de aanwezigheid, leiding en autoriteit van de Geest als vanzelfsprekendheid wordt opgenomen.119 Hoewel de Geest als persoon lastig te definiëren is, wordt zijn werkzaamheid in de 113 114 115 116 117 118 119 F. Durrwell, a.w., p.2. F. Durrwell, a.w., p.4. A. Nichols, The Shape of Catholic Theology, Minnesota 1991, p.154. G. O'Collins, a.w., p.167. F. Durrwell, a.w., p.7. F. Durrwell, a.w., p.32. A. Nichols, a.w., p.168. 31 heilsgeschiedenis wel omschreven op een persoonlijke en directe manier. Als we de heilsgeschiedenis en de ervaring van mensen als uitgangspunt nemen, dan is de Geest misschien wel de eerste persoon die in ons werkt. De Heilige Geest brengt ons niet alleen in contact met de gekruisigde en verrezen Christus, maar de Geest komt ons ook dichter nabij dan ieder ander persoon. Zoals Paulus schrijft over de Geest, 'hij is gegeven aan ons' (Rom.5:5), 'gezonden in onze handen' (Gal.4:6), 'hij pleit voor ons' (Rom.) 8:2-7).120 De Geest heeft in het dagelijks geloof ook een belangrijke rol als men beseft dat 'Niemand kan zeggen: 'Jezus is de Heer', tenzij door de Heilige Geest' (1Kor.12:3). Dit besef van de persoonlijke betrokkenheid van God naar de mens door de Geest is hier het uitgangspunt. Zoals ook Johannes deze persoonlijke benadering omschrijft met God die verblijf houdt bij iemand; 'Als iemand mij liefheeft, zal hij mijn woord ter harte nemen; dan zal mijn Vader hem liefhebben en zullen we bij hem ons verblijf gaan houden' (Joh 14,22). Waarbij het de Geest is waardoor wij kunnen zeggen ‘Abba Vader’. En ook is het die zelfde Geest die in ons bidt tot de Vader. Het is door de Geest dat God, op een persoonlijke manier, betrokken is in de geschiedenis.121 Interessant gegeven is dat de Geest wordt gezien als een handelende persoon, met alle kracht en autoriteit van God, maar God verliest zich niet in de Geest.122 Dit besef geeft de ruimte om God God te laten zijn en zogezegd een mysterie te blijven. Tevens biedt het de mogelijkheid om te kunnen spreken van een eigenheid van de Heilige Geest, die door appropriatie aan de Geest wordt toegekend. 4.3 Schriftuurlijke bronnen Voor we in het Oude en Nieuwe Testament op zoek gaan naar de werkzaamheid van de Geest maken we hier eerst een paar algemenere opmerkingen. Allereerst is het opmerkelijk dat de Geest van God in de Heilige Schrift aan het begin en aan het einde genoemd wordt. Zo wordt Hij in de eerste hoofdstukken van Genesis123 en in het laatste vers van Openbaring genoemd.124 De H. Geest wordt aangeduid als de kracht van God. Hij is, in persoon, de kracht en de actie van God, zoals blijkt uit de kracht waarmee Jezus door God wordt opgewekt uit de dood c.q. de verrijzenis.125 Wanneer er over Gods activiteit gesproken wordt, als hij schept, intervenieert in de geschiedenis, door de incarnatie mens wordt en in de verrijzenis van Christus uit de dood opstaat, is dit in en door de kracht van de Geest.126 De Geest is van begin tot eind als kracht van God aanwezig. Om die reden wordt dan ook in de theologie de Heilige Geest veelvuldig omschreven met de begrippen als; de Geest is de kracht van God, de Geest van Heiliging, de Geest als schepper en levensgever, de Geest als gave (genade), de Geest als leiding en de Geest van Liefde. Deze omschrijvingen zullen we in deze paragraaf verder onderzoeken. Daarnaast wordt de rol van de Geest in de heilsgeschiedenis al zichtbaar in het besef dat er leeft onder Joden en Christenen dat de auteurs van de Schrift zijn geïnspireerd door de Geest. Zoals in 2Tim. 3:16 beschreven wordt: dat de Schrift door God geïnspireerd is. De inspiratie en leiding komen tot ons door de Geest.127 De rol van de Geest in de apostolische traditie is ook gericht op 'het verstaan van de Schrift', of met andere woorden de interpretatie van de Schrift. De Geest heeft een openbarende en leidinggevende rol in de interpretatie van de Schrift. Van dit bredere perspectief van de rol van de Geest in de gehele Schrift gaan we nu specifieker kijken naar zijn rol in het Oude Testament en vervolgens in het Nieuwe Testament. 120 121 122 123 124 125 126 127 G. O'Collins, Jesus Our Redeemer, a Christian approach to salvation, Oxford 2007, p.200 J. McIntyre, The shape of pneumatology, Studies in the doctrine of the holy spirit, Edinburgh 1997, p.34. J. McIntyre, a.w., p.34. Gen. 1:2; 2:7. Op. 22:17. Rom. 8:11 en Rom. 4:17. F. Durrwell, a.w., p.15. A. Nichols, a.w., p.113 en p.154. 32 De werkzaamheid van de Geest in het Oude Testament De werkzaamheid van de Geest komt op verschillende manier tot uitdrukking in de Schrift. In het Oude Testament wordt er over de Geest geschreven als kracht waarmee God in de geschiedenis en mensheid treedt. De Geest komt in de oudtestamentische context voornamelijk voor in scheppende situaties en bij belangrijke personen of gebeurtenissen in de heilsgeschiedenis. Er is een duidelijk onderscheid zichtbaar tussen de Geest als de scheppende en levensgevende kracht en de Geest die over mensen komt als inspirator en leiding geeft. Daarnaast is er nog de Geest die leiding geeft aan individuele personen en aan het volk. Het eerste aspect van de Geest als levensgever betekent ook een zekere mate van garantie voor het leven. Gods Geest is er altijd. Zoals de psalmist zegt ‘neemt Gij uw Geest weg, alles komt om’ (Ps. 104). De Geest van God is in de gehele schepping aanwezig, als de drager van het bestaan. Zonder deze Geest was er niets. In het Nieuwe Testament wordt deze garantie als werkzaamheid van de Geest minder benadrukt. Slechts een enkele verwijzing naar deze garantie is daar te vinden.128 Dit wordt door onder andere McIntyre wel geïnterpreteerd als een garantie voor het bestaan.129 Het is echter niet zo dat elke handeling van God ook direct de Heilige Geest genoemd kan worden. De toevoeging 'Heilige' voor de Geest van God wordt in het Oude Testament slechts drie keer toegepast in Psalm 51:11 en in Jes. 63:10 en 63:11.130 Zo is het ook niet correct om het Hebreeuwse woord ruach direct te vertalen en te interpreteren met de Nieuwtestamentische opvatting van de Heilige Geest, echter de interpretatie van ruach als adem en wind die van God afkomstig geeft wel de aanzet om in die richting te denken.131 Zo kunnen we niet ieder handelen van God gelijkschakelen met het begrip ruach en de Heilige Geest. Hier is voorzichtigheid op zijn plaats. Geest komt over mens Daarnaast is de werkzaamheid van de Geest in het Oude Testament zichtbaar in de vele voorbeelden wanneer de Geest 'over de mens komt', zoals bij profeten, koningen en priesters.132 In de heilsgeschiedenis is God in het grote verhaal van het land en het volk, op een persoonlijke manier door zijn Geest, betrokken is in de geschiedenis. Dit komt tot uiting in de verhalen van de profeten, koningen en andere personen die van betekenis zijn geweest in de heilsgeschiedenis. Deze ontwikkeling zet zich voort in het Nieuwe Testament (en krijgt zijn voltooiing) in de persoon van Christus, de Gezalfde, de geestdrager. Een van de wijzen waarop er over de Geest van God wordt gesproken is bij koningen in de geschiedenis van Israël, zoals bij David; 'de Geest van God kwam over David' in 1 Sam 16:13.133 De koningen werden voor hun (in)wijding gezalfd als teken van de goddelijke opdracht.134 Om die reden worden zij, en ook de profeten en priesters aangeduid als 'gezalfde'. Deze term wordt vooral in de Babylonische ballingschap veel gebruikt als men de komst van de nieuwe Messias verwacht die het volk komt bevrijden, zoals ze eens bevrijd werden uit Egypte. Een andere manier waarop de activiteit van de Geest van God beschreven is, is gekoppeld aan het begrip profetie. Met dit begrip profetie is niet zozeer het voorspellen van de toekomst bedoeld. Eerder wordt hier betekenis van de profetie bedoeld, die een aankondiging of oproep is tot bekering en herziening van de leefwijze, zoals die vaker in de Bijbel terugkomt.135 Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de Geest van God over Jozef komt die voor de farao moet 128 Zie 2Kor1;21-22 'En God zelf heeft ons samen met u in Christus bevestigd en ons gezalfd. Hij heeft op ons zijn zegel gedrukt en ons de Geest als onderpand gegeven'. 129 J. McIntyre, , The shape of pneumatology, p.61. 130 J. McIntyre, a.w., p.35. 131 J. McIntyre, a.w., p.30. 132 F. Durrwell, Holy spirit of God, p.32. 133 J. McIntyre, a.w., p.31. 134 Zoals in Sam 10:1 en Lev. 8:12. 135 J. McIntyre, a.w., p.32. 33 verschijnen.136 De vele andere voorbeelden van de aanwezigheid van de Geest van God bij de profeten zijn o.a. te vinden in de boeken Koningen, Kronieken en Ezechiël. In al deze individuele verhalen wordt een groter verband zichtbaar, namelijk dat God in het grote verhaal van het land en het volk, op een persoonlijke manier door zijn Geest, betrokken is in de geschiedenis. Deze persoonlijke kracht van God heeft de verlossing van iedere mens voor ogen, zoals McIntyre stelt: 'Yet while God's lordship of the nations and in particular of his own people Israel is thus affirmed, nevertheless what we witness is not naked power, but power with a moral or, more correctly, a profoundly religious purpose, namely, the ultimate salvation of God's people, as we understand it from the rest of the Old Testament. It is also a power which looks for a response of obedience to his will and his commandments, and reacts when such response is not forthcoming in integrity.'137 Deze werkzaamheid van de Geest voor de verlossing van de mens en de wereld is niet dwingend en vraagt om een antwoord, een respons, van iedere individuele mens. De Geest als gave De Geest is dan ook niet exclusief voorbehouden aan koningen, profeten en priester of leiders. Het gehele volk wordt door de Geest geïnspireerd, en een nieuw hart gegeven en wordt in staat gesteld om Gods wil te volbrengen. De Geest wordt in het Oude Testament dan ook voorgesteld als een geschenk of een gave, zoals in Joel 2:28; 'Daarna zal zich dit voltrekken: Ik zal mijn Geest uitgieten over al wat leeft.', of in Jes. 44:3; 'Ik zal mijn geest uitgieten over je nazaten.' Het is de vrije gave van Gods Geest die mensen in staat stelt om grote dingen te doen. Daarom heeft de Geest ook een belangrijke rol in het leven van de Messias die verwacht werd in het Oude Testament, zoals beschreven in Jes 42.1; 'Hier is mijn dienaar hem zal ik steunen, hij is mijn uitverkorene, in hem vind ik vreugde, ik heb hem met mijn geest vervuld.' Deze belangrijke rol in de messiaanse persoon wordt overgenomen in het Nieuwe Testament. De Geest is op een spirituele manier aanwezig en als een messiaanse rol van de Geest in het Oude Testament.138 De Jesaja teksten, over de Geest van God die over de dienaar van God komt, worden in het Nieuwe Testament weer geciteerd in het kader van de gave van de Geest, zoals in Luk. 4:18 'De Geest van de Heer rust op mij, want hij heeft mij gezalfd.' De natuur van de Geest is die van een gift of een geschenk, genade. Zowel als een gave die over de mens, priesters, profeten, koningen komt als over Jezus Christus in het bijzonder. De werkzaamheid van de Geest in het Nieuwe Testament Na de oudtestamentische bronnen en beschrijvingen van de Geest, gaan we hier over naar de nieuwtestamentische beschrijving waarin de Geest ook zichtbaar wordt in de heilsgeschiedenis. De kern van het verschil tussen het Nieuwe Testament en het Oude Testament is juist deze christologische duiding van de Geest. De werkzaamheid van de Heilige Geest is in het Nieuwe Testament te vinden op twee terreinen, in het leven van Jezus Christus en in het leven van de christenen. Zo wordt Jezus de Christus genoemd door de werkzaamheid van de Geest die van het begin tot het einde van zijn leven in hem aanwezig is. Dit krijgt zijn vervolg in het leven van zijn leerlingen die later christenen worden genoemd. Zij worden christenen of gezalfden, door diezelfde Geest van de verheerlijkte Christus (die door de Vader en de Zoon gezonden wordt).139 Was de Geest in het Oude Testament hoofdzakelijk de scheppende, inspirerende en leidinggevende Geest die de garantie van het bestaan is, in het Nieuwe Testament komt de nadruk te liggen op de Geest die als gave inwoont en leiding geeft en is er geen echte aandacht voor de Geest als Schepper.140 De Heilige Geest is van het begin tot aan het einde van Jezus' leven aanwezig. 136 137 138 139 140 Zie Gen. 41:38. J. McIntyre, a.w., p.32. J. McIntyre, a.w., p.42. Hand. 2:33, Joh. 16:7 Zoals in Rom. 8:9 'U laat u leiden door de Geest, want de Geest van God woont in u'. 34 Specifiek op verschillende momenten in het leven van Jezus Christus wordt de Geest genoemd, zoals bij de geboorteaankondiging van Jezus141 als ook bij zijn verrijzenis.142 We zullen hier een aantal belangrijke kenmerken of benamingen van de Heilige Geest uitwerken. De Geest als leiding Zo is de Geest degene die leiding geeft aan mensen. De Geest die aan individuele personen en het gehele volk leiding geeft, is een opvatting die in de gehele Schrift doorklinkt. Van de Geest als kracht van God die met het volk meetrekt tot de Geest die uitgestort wordt om leiding te geven aan de Kerk na de verrijzenis van Christus. Zo wordt de Geest in vele schriftteksten beschreven als degene die leiding geeft, maar ook in de apostolische Traditie wordt de Geest beschouwd als degene die leiding geeft bij o.a. de interpretatie van de teksten.143 De leiding van de Geest wordt in Luc. 4:1 beschreven in het handelen van Jezus na zijn doop in de Jordaan waardoor Hij vervuld was van de Heilige Geest. Zo werd hij na zijn doop geleid, meegevoerd en gedreven door de Heilige Geest of zoals Luc.4:1 dat beschrijft; 'en geleid door de Geest zwierf hij veertig dagen rond in de woestijn, waar hij door de duivel op de proef werd gesteld'. Voornamelijk deze invloed, van gedreven worden, geleid en meegevoerd worden onder leiding van de Heilige Geest is een aandachtspunt. De leiding is bij Jezus Christus duidelijk het geval en de Geest heeft een grote rol in zijn leven. Toch wordt dit niet altijd expliciet verwoord, zoals het geval is bij zijn kruisdood. Dit zal dan ook een nader uit te werken aandachtspunt zijn in deze thesis. Bij de leerlingen van Jezus Christus komt de leiding van de H. Geest explicieter aan de orde. De leiding van de Geest voor de leerlingen na de dood van Jezus Christus is gelegen in de belofte van de Parakleet.144 Die belofte deed Jezus Christus voor zijn dood en verrijzenis. De voorbeelden van Pinksteren, Philippus en brieven van Paulus laten deze leiding zien. Het is zoals Paulus schrijft in de brief aan de Romeinen; 'U laat u leiden door de Geest, want de Geest van God woont in u'.145 Deze invloed en leiding van de Geest is onmisbaar voor een christelijk leven.146 Volgens Paulus zijn de christenen te onderscheiden van andere mensen door de gave van de Geest.147 Het is precies deze gave van de Geest die het verschil maakt in het leven van de christenen. Zij worden in staat gesteld om God te dienen in het nieuwe leven van de Geest. De gave van de Geest Dit leidt tot een volgend belangrijk aspect in het spreken over de Heilige Geest, namelijk de aanduiding dat de Heilige Geest een gave is of geschenk. Vaak wordt er over de Geest gesproken in termen van de vruchten en de gaven van de Geest zoals wederom Paulus schrijft in verschillende brieven.148 Dit is natuurlijk correct en laat zien welke praktische uitwerking de aanwezigheid van de Geest in ons kan hebben. Echter, het aspect dat de Geest door God geschonken wordt is een fundamenteler principe en ligt hieraan ten grondslag. In het Nieuwe Testament komt de Geest onder andere naar voren als de gave. Vooral bij Paulus wordt de Geest gekenmerkt als de beloofde Geest. Het is tevens een eschatologische gave, die een nieuw leven in de Geest mogelijk maakt. Dit aspect van de gave van de Geest door de Vader komt bijvoorbeeld in het evangelie van Johannes tot 141 Luc. 1:35. Rom. 8:14. 143 A. Nichols, a.w., p.167. 144 Zie Joh. 14:16-17 '' en Luc. 11:13. 145 Rom. 8:9 en zie ook Rom. 8:14 'Allen die door de Geest van God worden geleid, zijn kinderen van God'. 146 Gal. 5:25, 'Wanneer de Geest ons leven leidt, laten we dan ook de richting volgen die de Geest ons wijst'. 147 Rom.7:6. 148 Kor. 12:4-6, Er zijn verschillende gaven, maar er is één Geest; er zijn verschillende dienende taken, maar er is één Heer; er zijn verschillende uitingen van bijzondere kracht, maar het is één God die ze allemaal en bij iedereen teweegbrengt. Vgl. Gal. 5:22-23, Maar de vrucht van de Geest is liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Er is geen wet die daar iets tegen heeft. 142 35 uitdrukking.149 Ook in de doopverhalen van Jezus in de Jordaan wordt deze gave van de Geest aan Jezus de Christus zichtbaar. De doop van Jezus is opgenomen met enkele variaties in Marc.1:9-11: Mat.3:13-17 en Luc. 3:21 waarbij er verschillende elementen overeenkomen. 'In die tijd kwam Jezus vanuit Nazareth, dat in Galilea ligt, naar de Jordaan om zich door Johannes te laten dopen. Op het moment dat hij uit het water omhoogkwam, zag hij de hemel openscheuren en de Geest als een duif op zich neerdalen, en er klonk een stem uit de hemel: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde’.150 Op de eerste plaats wordt verwoord hoe de Geest over Jezus komt en als een blijvende gave in hem woont. Daarnaast wordt duidelijk dat Jezus Christus de Geest ook kan geven of schenken. Zowel in het evangelie van Mattheus, Marcus en Lucas wordt er benadrukt dat er na Johannes iemand komt die doopt met de Heilige Geest. 'Johannes zei tegen hen: ‘Ik doop jullie met water, maar er komt iemand die meer vermag dan ik; ik ben zelfs niet goed genoeg om de riemen van zijn sandalen los te maken. Hij zal jullie dopen met de Heilige Geest en met vuur'. Ook in het evangelie van Johannes, wordt de doop van Jezus beschreven met de herkenning van Jezus door Johannes als de Messias, (Joh. 1:29-33) 'Daar is het lam van God'. Tevens zegt hij over Jezus; 'ik heb gezien hoe de Geest als een duif uit de hemel neerdaalde en op Hem bleef rusten. Ik zelf wist niet wie het zou zijn, maar Hij die mij gezonden had om te dopen met water, had mij gezegd; Als je ziet dat de Geest op iemand neerdaalt en op Hem blijft rusten, dan weet je; Hij is degene die doopt in de Heilige Geest'. Het is niet verwonderlijk dat Johannes hem, door de Heilige Geest die tijdens de doop over hem komt, aanspreekt als 'de gezalfde' of de drager van de Geest van God. Zoals de koningen, de priesters en de profeten uit het Oude Testament als de gezalfden worden aangeduid, zo wordt deze titel en omschrijving, de gezalfde, ook op Jezus van toepassing.151 Dit houdt in dat zijn hele wezen doordrenkt is met de Geest, of zoals in Luc.4:1 wordt gezegd dat Jezus Christus vol was van de Heilige Geest. Dit is evident voor zijn gehele optreden en leven.152 In het optreden en leven van Jezus Christus blijkt een sterk zelfbesef van het geschenk van God, de gave van de Geest. Hij ervaart en beschouwdt zichzelf als geestdrager. Dat blijkt uit de verwijzingen in de Schrift als de Geest aanwezig is in het handelen van Jezus, zoals hij zijn openbare optreden begint met de woorden: 'De Geest van God is mij gegeven'.153 Gedurende het gehele leven van Jezus Christus is de Geest in zijn handelen, spreken en gehele zijn aanwezig. Zoals Johannes schrijft: 'God heeft Jezus met zijn Geest bekleed'.154 Jezus, Christus wordt hiermee aangeduid als de Geestdrager en tegelijkertijd laat dit zien dat God zijn Geest schenkt. De belofte van de Geest Naast de gave van de Geest in de doopverhalen heeft Jezus Christus het besef dat de Heilige Geest de gave van God is en voor ieder toegankelijk is. Op de eerste plaats ontvangt iedere gedoopte in de doop de Heilige Geest. De doop in de christelijke traditie is een doop in naam van de Vader de Zoon en de Heilige Geest. Deze trinitaire doopformule komen we al tegen in de brieven van Paulus. Op de tweede plaats kan de gave van de Geest ook als een geschenk van God worden gezien.155 De Geest wordt dan ook wel opgevat als de trooster, helper en voorspreker. Deze belofte van de Geest als trooster, helper en voorspreker (Parakleet), wordt veelvuldig gedaan gedurende het leven van Jezus Christus, zoals in Joh. 14:16-17 'Dan zal ik de Vader vragen jullie een andere pleitbezorger te geven, die altijd bij je zal zijn: de Geest van de waarheid. De wereld kan hem niet 149 Joh.3:34, 'Want Hij die door God gezonden werd, spreekt de woorden van God, die zo mateloos de Geest schenkt'. 150 Marc. 1:9-11. In de theologie is dit vergelijk met de drie oudtestamentische ambten verder uitgewerkt in het munus triplex, het drievoudig ambt. 152 J. McIntyre, a.w., p.50. 153 Luc. 4:18. 154 Joh. 1:32. 155 Luc. 11:13, 'Hoeveel meer zal dan de Vader in de hemel de Heilige Geest geven aan wie hem erom vragen!’. 151 36 ontvangen, want ze ziet hem niet en kent hem niet. Jullie kennen hem wel, want hij woont in jullie en zal in jullie blijven'. Het lijkt echter een belofte te zijn die na zijn dood in vervulling gaat. Zoals Johannes schrijft dat de Geest er nog niet was omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.156 Als Jezus de Geest nalaat, is dit geen vervanging voor zijn afwezigheid. De Geest die hij nalaat heeft een eigenheid en zal de voorspreker zijn bij de Vader. De Geest en Jezus zijn niet inwisselbaar, hoewel de relatie tussen beiden lastig te scheiden is. Anders gezegd, zijn ze niet te scheiden, maar wel te onderscheiden personen. Vlak voor zijn dood geeft Christus de Geest, tegelijkertijd schenkt Hij ook de Geest.157 Zoals in Joh. 19:30 'Daarop boog hij zijn hoofd en gaf de Geest'. Deze dubbele betekenis geeft de werking van de Geest weer in de heilsgeschiedenis. Enerzijds wordt de mens door de Geest opgenomen in het goddelijk zoonschap, anderzijds is de dood en de daarop volgende verrijzenis betekenisvol voor zijn leerlingen en alle christenen. Er wordt dan ook gezegd dat de Geest door de Vader en de Zoon gezonden wordt. Op dit aspect van de tweevoudige zending gaan we verder in deze thesis uitgebreid in. De Geest van het Zoonschap De gave van de Geest heeft alles te maken met een ander belangrijk aspect van de Heilige Geest, namelijk het Zoonschap van Jezus Christus.158 In de evangelieverhalen wordt Jezus aangeduid als de Zoon van God. Bij de synoptici wordt dit aangeduid met de stem uit de hemel die de woorden sprak: 'Jij bent mijn veelgeliefde Zoon'159. Ook in het Johannesevangelie wordt Jezus expliciet aangeduid als de Zoon van God. In het vroege christendom was het messiasschap en het zoonschap inwisselbaar. Zoals Marcus zijn evangelie begint met de woorden: 'het begin van het evangelie over Jezus Christus, de Zoon van God'.160 In die zin houden de doop in de Jordaan en de dood en verrijzenis van Jezus Christus verband met elkaar. Zowel bij de doop161 als de verrijzenis162 wordt Hij expliciet de Zoon genoemd: 'Jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag verwekt'. In deze doopgebeurtenis is de werkzaamheid van de Geest te duiden. De H. Geest komt hier naar voren als een gave van de Vader die over Jezus Christus komt. Deze gave blijft zijn gehele leven bij hem en leidt hem. Tevens is de Geest hier de werkzame kracht van het doopsel zelf of anders gezegd een transformerende kracht. Door zijn Geest werd Jezus Christus gedoopt en opgewekt uit de dood en zijn wij erfgenamen en ook zonen van God geworden. Het nieuwe leven in de Geest is een familiare relatie van en met God zelf. Door als leerlingen gedoopt te worden in de naam en de kracht van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest worden we net zoals Jezus zonen van God. Ook iedere gedoopte krijgt door dit doopsel deel aan het eeuwige leven in God, hoewel er een verschil is tussen Jezus als de Zoon van God en de gedoopte mens als kind van God, dit wordt uitgedrukt met het begrip adoptief zoonschap. Het is daarbij de Geest die het zoonschap bewerkt, waardoor de mens wordt getransformeerd tot kind van God. Door de Geest wordt de mens erfgenaam van God en wordt opgenomen in de goddelijke innerlijke liefdesband. De Heilige Geest transformeert ons in kinderen van God en zo bekrachtigd hij ons om God Abba te noemen. Dit laat de nieuwe intieme relatie zien tussen de mens, delend in het zoonschap, met de Vader.163 Die nieuwe relatie betekent voor de mens dat hij een nieuw leven begint met de Vader in Christus dat exclusief gegrond is op het werk van de Geest. Door de inwoning van de Geest, ontvangen door geloof en doopsel, worden we zonen en dochters van God.164 Paulus beschrijft dit in zijn brief aan de Romeinen 'Allen die door 156 157 158 159 160 161 162 163 164 Joh. 7:39, 'Toen was de Geest er namelijk nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was'. F. Durwell, a.w., p.43. J. McIntyre, a.w., p.50. Marc. 1:1. F. Durwell, a.w., p.47. Marc. 1:11, 'Jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag verwekt'. Hand. 13:33,. T. Weinandy, Jesus the Christ, Indiana 2003, p.131. T. Weinandy, The Father's Spirit of Sonship, p. 35 vgl. ;G. O'Collins, Jesus our Redeemer, p.110. 37 de Geest van God worden geleid, zijn kinderen van God. U hebt de Geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven, u hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn, en om hem te kunnen aanroepen met ‘Abba, Vader’. De Geest zelf verzekert onze geest dat wij Gods kinderen zijn. En nu we zijn kinderen zijn, zijn we ook zijn erfgenamen, erfgenamen van God. Samen met Christus zijn wij erfgenamen: wij moeten delen in zijn lijden om met hem te kunnen delen in Gods luister'.165 Door de gave van het zoonschap en door de gave van de Geest deelt de mens in het leven met de drie-ene God. Een belangrijk en opmerkelijk punt is dat de nadruk van de rol van de Geest voor de mens pas na of met de dood en verrijzenis van Jezus aan bod komt. Gedurende zijn leven is Jezus de drager van de Geest, de Gezalfde, en leven zijn leerlingen en volgelingen met de belofte van de Geest die hen gezonden gaat worden. De Geest van Liefde Uit dit vorige punt van de Geest van het zoonschap valt op te merken dat God met de mens begaan is. De Geest heeft, als de belofte en de helper die na de dood van Jezus Christus komt, een allesbepalende drijfveer: de liefde. De Heilige Geest is de personificatie van de liefde van God. De reden van zijn bestaan en zijn hele zijn is Liefde.166 De Geest is de liefde van God die door een persoonlijke benadering tot ons komt. Het is om met de woorden van Paulus te spreken in de Romeinenbrief: ´Gods liefde is in ons hart gestort door de Heilige Geest´.167 In 1Joh4:12-13 verwijst de auteur naar de Geest van God die liefde is door deze te verbinden aan de inwoning van de Geest; 'Niemand heeft God ooit gezien. Maar als we elkaar liefhebben, blijft God in ons en is zijn liefde in ons ten volle werkelijkheid geworden, dat wij in hem blijven en hij in ons, weten we doordat hij ons heeft laten delen in zijn Geest'. Het is namelijk niet God de Vader of de Zoon die in ons woont, maar zijn Geest. Een van de verwijzingen naar de liefde van God is wel de tekst van 1Joh 4:8; 'Wie niet liefheeft kent God niet, want God is liefde'. Door de Geest is de mens verbonden met God. De liefde komt terug of juist tot uitdrukking in alle eerder genoemde aspecten: De H. Geest een gave, uit liefde gegeven, zonder voorwaarde om de mens in relatie met God te stellen. De Geest is de leiding die het leven richting geeft en betekenis, maar geheel uit vrije wil. De Geest geeft advies, maar kan niet dwingen. De Geest bewerkt het zoonschap, waardoor de mens wordt getransformeerd tot zonen van God. Door de Geest wordt de mens erfgenaam van God en wordt opgenomen in de goddelijke innerlijke liefdesband. Zo kunnen we zeggen dat de Heilige Geest, de Geest van het zoonschap, de mens transformeert in het glorieuze beeld van God. In de westerse theologie is door Augustinus het idee ontwikkeld dat Heilige Geest opgevat kan worden als de wederzijdse liefdesband tussen Vader en Zoon en dat de Geest de liefdesband of de orde van liefde is, de vinculum amoris.168 Deze opvatting wordt in de traditie overgenomen en heeft grote invloed in de theologiegeschiedenis, die veelal is gebaseerd op de schriftteksten als: Rom. 5:5,'Gods liefde in ons hart is uitgegoten door de heilige Geest, die ons gegeven is', en ook 1Joh4: 8,16. 'De mens zonder liefde kent God niet, want God is liefde'.169 De liefde die volgens Augustinus zichtbaar wordt in het innerlijk leven van de Triniteit geeft de mens toegang tot God en laat hem door zijn Geest delen in dit leven. Het is dezelfde Geest die Christenen conformeert in kinderen van God en tegelijkertijd de liefde van God de Vader in hun hart uitgiet zoals Paulus schrijft.170 Deze liefdesband en verscheidenheid van de Geest geeft ook een reflectie weer van Gods 165 166 167 168 169 170 Rom. 8:11-17. F. Durrwell, Holy Spirit of God, p.5. Rom. 5:5. J. Moltmann, The trinity and the kingdom, Minneapolis 1993, p.169. G. O'Collins, The Tripersonal God, p.135. T. Weinandy, Jesus the Christ, p.131. 38 innerlijk leven.171 Het is de liefde als wederzijdse liefdesband tussen Vader en Zoon als beschrijving van het innerlijke leven van God (immanente triniteit), die hier zichtbaar wordt en werkzaam is in de economische triniteit. Samengevat De Geest komt in het Oude en Nieuwe Testament naar voren als een persoonlijke kracht die mensen en God zelf in beweging brengt. Dit komt tot uitdrukking in het besef dat de Geest een geschenk of een gave is die gelovigen helpt, leidt en inspireert. Door de Geest krijgt de gedoopte mens toegang tot het eeuwige leven met de drie-ene God. Hierin wordt ook de drijfveer zichtbaar van de Geest: de liefde van God voor de mens. De Geest wordt ook wel als de personificatie van Gods liefde bestempeld. Hiermee krijgen we ook toegang tot de immanente triniteit waar de Geest de wederzijdse liefdesband tussen Vader en Zoon wordt genoemd. Voor het grotere perspectief van deze thesis wordt hier al de basis gelegd voor de werkzaamheid van de Geest in de verlossing. De Liefde van God voor de mens krijgt in de verlossing zijn hoogtepunt. Deze liefdesdaad van God voor de mens is nauw verbonden met de persoon van de Heilige Geest. 4.4 De theologische reflectie In deze paragraaf van het hoofdstuk over de theologie van de Heilige Geest gaan we enkele belangrijke kwesties verder onderzoeken. We zullen hier allereerst ingaan op het begrip zending als de algemene karakterisering voor zowel de werkzaamheid van de Zoon als de werkzaamheid van de Geest in de heilsgeschiedenis. Vervolgens zal de aandacht uitgaan naar het begrip voortkomst waarmee de relaties binnen de immanente triniteit wordt uitgedrukt. Tot slot zal er een reflectie worden gegeven op de verhoudingen van de tweevoudige zending. De tweevoudige zending In de verdere theologiegeschiedenis wordt gezocht naar de verhouding tussen de Geest en de Zoon en de Vader binnen de triniteit. De Geest zoals die hierboven door Augustinus wordt beschreven als de Liefde is een beschrijving van deze verhouding van de immanente triniteit. Zo is de Vader de liefhebbende partij, de Zoon is de geliefde en de Geest is de wederzijdse liefdesband die de Vader en de Zoon verbindt. In de benadering van de immanente triniteit is de Geest de liefde die de Vader en de Zoon elkaar geven.172 Naast deze benadering zijn er ook andere interpretaties van de verhouding van de immanente triniteit. Zo worden er in de triniteitstheologie verschillende begrippen gehanteerd om deze onderlinge verhouding uit te drukken. In deze paragraaf zal aan enkele van deze begrippen aandacht worden besteed. Deze verschillende begrippen die worden gebruikt om de onderlinge verhoudingen te duiden hebben te maken met het onderscheid tussen de economische en immanente triniteit. Dit onderscheid komt ook in andere disciplines voor, zoals in de christologie waar er vaak een methodisch onderscheid gemaakt wordt tussen de persoon van Christus en het werk van Christus. Zo is dit onderscheid dat in de christologie gebruikelijk is ook in de pneumatologie terug te vinden (en geldt dit voor de gehele triniteitstheologie). Hoewel dit onderscheid niet betekent dat er een scheiding is tussen persoon van de Geest en het werk van de Geest, slechts een onderscheid ter verheldering van de twee te onderscheiden terreinen van de pneumatologie: enerzijds persoon en anderzijds het werk van de Geest. Daarbij valt op te merken dat de persoon vaak op de immanente triniteit betrekking heeft, en de werken worden economisch geduid en vooral gericht op de mens (heiliging en gaven) en de schepping. Het denken over de verhouding tussen de verschillende goddelijke personen komt tot uitdrukking in de begrippen die horen bij deze personen. In de triniteitstheologie en in de pneumatologie wordt dit onderscheid veelal aangeduid met twee veelvoorkomende begrippen; 171 172 G. O'Collins, Jesus our Redeemer, p.195. G. O'Collins, The Tripersonal God, p.135. 39 voortkomen en zenden. Hoewel beide begrippen voor zowel de Zoon als de Geest worden gebruikt is er een verschil aan te merken. In de Schrift wordt het begrip 'zenden' gebruikt als omschrijving van het handelen van God in de heilsgeschiedenis. Het begrip zending behoort binnen het spreken van de economische triniteit thuis. De interpretatie en verdere reflectie, die bijvoorbeeld Augustinus verwoordt, behoort tot het niveau van de immanente triniteit. Hiervoor worden begrippen gebruikt als ontstaan en voortkomen om de onderlinge verhouding van de goddelijke personen te duiden. Daarnaast geven de begrippen zenden, voortkomen en ontstaan ook uitdrukking aan de eigenheid, positie en rol van de goddelijke personen. Zo kan door het begrip voortkomen iets gezegd worden over de eigen oorsprong van een goddelijke persoon. Het geeft de oorsprong aan van het onderwerp/ subject. De zin: 'De Geest komt voort uit de Vader', geeft zijn herkomst weer. Dit begrip wordt dan ook gebruikt om de immanente triniteit te verwoorden. Het begrip zenden heeft altijd een richting in zich, want iemand of iets wordt gezonden naar iets of iemand. Dit begrip heeft betrekking op de economische triniteit. De Zoon wordt gezonden door de Vader naar de wereld. En ook de Geest wordt gezonden als helper, trooster en voorspreker. Deze begrippen hebben alles te maken met de relatie van God en de mens. Om dit onderscheid helder te krijgen en uiteindelijk te komen bij de eigenheid van de H. Geest, wordt in de volgende paragraaf de economische triniteit met het begrip zending als uitgangspunt genomen. De twee terreinen van de tweevoudige zending In de Schrift is er sprake van een zending van de Heilige Geest als ook een zending van de Zoon. Als eerste niveau van reflectie op dit begrip zenden of zending zal geprobeerd worden de betekenis van zenden in kaart te brengen; wat betekent het dat de Geest en de Zoon gezonden worden? In deze paragraaf zullen we ons hier richten op de economische triniteit waarin dit begrip zenden gebruikt wordt. Zo is het uitgangspunt van de huidige triniteitstheologie om te beginnen bij de heilsgeschiedenis, waar het begrip zenden een kernbegrip is. In de Schrift wordt het begrip zending gebruikt voor de zending van de Zoon door de Vader, en de zending van de Geest door de Vader en de Zoon.173 Daarom wordt er gesproken over een tweevoudige zending in de Triniteit, die van de Zoon uit de Vader en die van de Heilige Geest.174 Het doel van de zending van de Zoon en de Geest heeft alles te maken met de mens en zijn verlossing. De zending van de Zoon in de incarnatie (Lat. Incarnatio) is de meest zichtbare vorm van zenden. Terwijl de zending van de Geest, die veelal gezien wordt als genade en inwoning (Lat. Inhabitatio) van de Geest in de mens die gezonden is voor de heiliging van de mens, een onzichtbare zending is.175 Deze zichtbare en onzichtbare zending komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in de menswording van de Zoon, waar Jezus de Zoon die gezonden wordt door de Vader incarneert en leeft onder de mensen. Hij wordt Christus genoemd vanwege de onzichtbare zending van de Geest die over hem komt en in hem woont en waardoor hij als 'de gezalfde' wordt herkend, omdat de Heilige Geest zijn zalving is. Hoewel de rol van de Geest in het leven, sterven en verrijzen van Christus cruciaal is wordt zijn zending niet geëxpliciteerd. Naast dit onderscheid tussen de zending van de Zoon en de zending van de Geest kunnen we stellen dat de zending van de Geest ook tweevoudig is. Enerzijds wordt de Geest gezonden in de incarnatie van de Zoon, om Hem te bekrachtigen, bemoedigen en te leven volgens de wil van de Vader. Anderzijds is er de Geest die na de dood van Jezus wordt gezonden naar de leerlingen en tot op heden aan alle christenen wordt geschonken in het doopsel om hen te leiden. Deze laatste zending van de Geest voor de mens is als een belofte steeds aanwezig in de evangelieverhalen. Op een onzichtbare wijze rust hij op Jezus gedurende zijn leven. Op het kruis gaf Hij de Geest, zoals Hij gedurende zijn leven beloofd had dat hij de Geest zou schenken. Het is echter niet alleen de Geest van de Zoon, maar ook die van de Vader. Dus de Geest van de Vader en de Zoon wordt vanaf 173 174 175 W. Kasper, Der God Jesu Christi, p.267, p.338. D. Coffey, a.w., p.28. W. Kasper, Der God Jesu Christi, p.267, p.338. 40 het kruis gezonden. Deze zending wordt in het nieuwe Testament voornamelijk en alleen na zijn dood geduid en zichtbaar gemaakt, zoals in de verhalen van Pinksteren wordt vermeld. Deze zending van de Geest houdt verband met het adoptief zoonschap, waarin de mens als kind van God wordt aangenomen in het Trinitaire leven. De tweevoudige zending is een gezamenlijke zending die in de gemeenschap van leerlingen van Christus verwezenlijkt wordt. Zoals Paulus de gemeenschap van gelovigen die de kerk is ook wel het lichaam van Christus en de tempel van de Heilige Geest noemt. Het onderscheid van Thomas: wil en intellect Een ander onderscheid in de tweevoudige zending kan te maken hebben met het verschil tussen de wil en het intellect. De zending van de Zoon en die van de Geest staan niet op hetzelfde niveau. Hoewel zij er beiden voor zorgen dat de gelovige mens deelgenoot wordt van de goddelijke gemeenschap blijkt er een groot verschil te bestaan in gewicht en betekenis. In menig theorie over de verlossing is de focus gericht op de betekenis van de dood van Jezus Christus. Door de exclusieve christologische duiding van de verlossing is de Geest naar de achtergrond geraakt. Zo is de bijdrage van de Geest aan de verlossing gereduceerd tot de Geest die na de dood van Jezus Christus zorgt voor de heiliging van de mens. Er wordt zelfs gesproken in de theologiegeschiedenis van een Geestvergetenheid, zoals eerder in deze thesis als is besproken.176 Zo wordt er door verschillende theologen gesteld dat de rol van de H. Geest van passieve aard lijkt te zijn. Zo geeft Weinandy als mogelijke oorzaak van de passieve rol van de Geest de invloed van filosofische begrippen in het triniteitstheologie.177 Volgens hem wordt de oosterse theologie beïnvloed door een neoplatonische denken, waar bij de Heilige Geest pas als derde persoon in de hiërarchie voorkomt. In de westerse theologie is vooral de invloed van Aristoteles merkbaar, waarbij er een onderscheid wordt gemaakt tussen het denken over de Geest die voortkomt uit de wil van de Vader en het denken over de Zoon. Augustinus werkt dit verder uit met behulp van analogieën van de menselijke handelingen van weten en liefhebben om zo tot het begrip te komen dat de H. Geest wordt voortgebracht door de goddelijke liefde. Thomas die zich baseert op Augustinus legt het verschil tussen de twee perspectieven uit in termen van het verschil tussen intellect en de wil. De Zoon komt dan op de eerste plaats, want zijn voortkomst vindt plaats in overeenstemming met het goddelijke intellect. De tweede voortbrenging, die van de Heilige Geest, vindt plaats in overeenstemming met de goddelijke wil.178 In de westerse traditie wordt benadrukt dat de Geest voortkomt als de vaderlijke liefde voor de Zoon, en de liefde van de Zoon voor de Vader. Volgens Weinandy leggen Augustinus en Aquino de nadruk op de Zoon die wordt voorgebracht door het intellect/ het weten, en de Geest gaat uit van de wil.179 Het is precies dit onderscheid dat ook aan de gevolgen heeft voor de (ontologische) status van de Zoon en de Geest. In deze lijn gaat kennen en weten vooraf aan liefhebben of willen. Doordat 'weten' hiermee een hogere status of prioriteit krijgt heeft dit direct gevolgen voor de rol van de Geest. De orde die hierdoor ontstaat in de triniteit laat een neoplatonische structuur zien en dat impliceert niet alleen een orde van oorsprong, maar ook een orde van prioriteit en volgorde, welke de eeuwige natuur ondermijnt en dus ook de gelijkheid van de personen. Wat in tegenspraak is met de gedachte dat God één eeuwige natuur heeft waarin de drie personen zich tot elkaar verhouden. Volgens Weinandy is deze filosofische invloed een belangrijke factor in de vergeten positie en persoon van de Heilige Geest. Dit is een interessant gegeven voor deze thesis, waarin de rol of de eigenheid van de Geest centraal staat. De zending van de Zoon en van de Geest heeft betrekking op de economische triniteit. 176 H. Rikhof, The current renaissance of the theology of the trinity, a reconstruction, p.428, vgl. W. Kasper, a.w., p.246. 177 178 179 T. Weinandy, The Father's Spirit of Sonship, p.77. D. Coffey, a.w., p.29 en verdere uitleg van deze thesis van Aquino. T. Weinandy, The Father's Spirit of Sonship , p.69. 41 Echter de tweevoudige zending roept ook vragen op over de persoon van de Geest. Hierbij gaat het dan voornamelijk om vragen die betrekking hebben op de immanente triniteit. Hoe wordt de verhouding tussen de Geest en de Zoon dan voorgesteld? De zending in de economische triniteit vraagt om verheldering van de interne relatie in de immanente triniteit. Daarom zal in de volgende paragraaf de kernbegrippen van de immanente triniteit die hier een belangrijke rol vervullen worden uitgewerkt. 4.5 Trinitaire kernbegrippen Een tweede niveau van reflectie speelt zich af binnen de immanente triniteit. De vraag naar het verschil tussen de zending van de Zoon en de Geest stelt namelijk ook de vraag naar de onderlinge verhouding. Hoe verhoudt de Zoon zich ten opzichte van de Geest? Het voortkomen van de goddelijke personen binnen de immanente triniteit wil deze verschillen expliciteren om zo scherper in beeld te krijgen waarin de Vader, de Zoon en de Geest van elkaar verschillen. Deze onderlinge verhouding in de triniteitstheologie wordt gekenmerkt door een spanningsveld tussen de gelijkheid of eenheid van de personen en ieders eigenheid. Enerzijds zijn de personen gelijk aan elkaar in zover ze allen dezelfde natuur hebben, allen hebben deel aan de ene goddelijke natuur. Dit betekent dat ze alledrie even betekenisvol zijn, hoewel ze wel verschillende accenten leggen.180 Anderzijds hebben ze ook ieder een eigen rol en functie te vervullen. Dit betekent niet dat de drie goddelijke personen gescheiden zijn, want in de (immanente) triniteit deelt iedere persoon in de goddelijke gemeenschap en dit betekent ook dat ieder in de ander aanwezig is. Dit wordt uitgedrukt in het begrip (Lat.) circumincessio of (Gr.) Emperichoresis.181 Het legt de nadruk op het uitgaan van de drie personen in elkaar, zonder daarbij hun eigenheid te verliezen. Ook in het latere spreken over de eigenheid van de Geest is het belangrijk te benadrukken dat het hier om één Goddelijke essentie gaat en geen drie goden, zoals McIntyre schrijft: 'There seem to be two elements in this doctrine. On the one hand, each person is thought of as permeating and conditioning the other two completely and perfectly, so that we can say the Father is in the Son and the Son is in the Father; wherever the Father is, there is the Son; and mutatis mutandis, for the Holy Spirit. On the other hand, it is an expression of the fact that, since the Godhead is one, and the essence of the Godhead is common to all three, the persons have a common intelligence, a common will, a common efficiency and power. They are not three gods, with separate intelligences, wills and powers'.182 Deze spanning tussen de gelijkheid van de goddelijke personen die deelgenoot zijn aan de Goddelijke gemeenschap en tegelijkertijd ieders eigenheid komt in de triniteitstheologie vaker terug. In het vorige hoofdstuk is er dan ook al uitvoerig aandacht besteed aan het homoousios, het wezen van de Zoon als goddelijke persoon. Nu zal voornamelijk gekeken worden naar de eigenheid van de Geest in de Triniteit aan de hand van de begrippen over de oorsprong of ontstaan van de goddelijke personen. Oorsprong van de afzonderlijke personen. Het idee van een trinitaire God die tegelijkertijd bestaat uit drie personen met ieder zijn eigenheid, vraagt om verheldering van de oorsprong van ieders persoon. De eigenheid van de Zoon is verschillend van die van de Geest en de Vader. Zoals in de voorgaande hoofdstukken ook te zien was, is er in zowel de immanente en economische triniteit sprake van een eigen handelen van de afzonderlijke goddelijke personen. Beter is het om te zeggen dat er in de immanente triniteit sprake is van zijn in plaats van handelen. Zo wordt in de immanente triniteit de eigenheid van de afzonderlijke personen zichtbaar in de verschillende begrippen die gehanteerd worden voor hun 'oorsprong' of 'ontstaan'. Zo worden er begrippen gebruikt als 'voortkomen' en 'uitgaan van' om dit ontstaan te verwoorden. 180 181 182 J. McIntyre, The shape of pneumatology, p.78. J. McIntyre, a.w., p.78, vgl. ook, W. Kasper, a.w., p.346. J. McIntyre, a.w., p.79. 42 Verschil Oost en West. Het al eerder besproken onderscheid tussen de Oosterse Griekse Traditie en de Westerse Latijnse traditie komt precies op het onderwerp over de oorsprong van de goddelijke personen terug. Beide tradities hebben een eigen concept van het voortkomen van de goddelijke personen van de Zoon en de Geest.183 Vooral het verschil in de opvatting over de Geest geeft dit onderscheid weer. Daar gaan we in de paragraaf over het Filioque nog verder op in. Het Westerse trinitaire denken, dat zijn fundamenten kent in Augustinus en Thomas van Aquino, beschouwt de triniteit als de Vader die de Zoon voortbrengt en de Geest wordt gezien als de gemeenschappelijke liefdesband die voortkomt uit de Vader en de Zoon. Deze traditionele manier van trinitaire denken stelt de Vader voor als het hoofd van de goddelijkheid, die de Zoon voortbrengt, met Geest die ontstaat uit de Vader en de Zoon. Het Oosterse trinitaire denken legt de nadruk op de Vader als de bron van de Zoon en de Geest. De Geest gaat uit van de Vader en komt door de Zoon tot ons.184 In deze thesis staat de westerse benadering van de triniteit centraal. Dit onderscheid tussen Oost en West wordt hier in het spreken over de Geest overgenomen. Heilige Geest: voortgekomen en gezonden In deze paragraaf zullen we ons richten op de positie, persoon en rol van de Geest binnen de immanente triniteit, aangezien in hoofdstuk 2 met onder andere het werk van Rahner 'The Trinity' de triniteitstheologie al uitvoerig is behandeld. In de westerse traditie wordt 'voortkomen' (Lat. Processio), gebruikt in algemene zin om het ontstaan en voortkomen van een goddelijke persoon aan te geven.185 Voor de Geest geldt dat zijn relatie met de Vader anders is dan die van de Zoon met de Vader. De Geest is niet voortgekomen uit de Vader zoals de Zoon is voortgekomen uit de Vader. Zo wordt de Zoon aangeduid met begrippen als geboren, zoonschap en erfgenaam. De Zoon is voorgebracht (Lat. Generatio) in de zin van een nakomelingschap en generatie. Het voortkomen van de Geest is daarin verschillend van het voortkomen van de Zoon.186 Hoewel de Zoon en de Geest beide voortkomen uit de Vader, is (of moet) het voortkomen van de Zoon anders (zijn) dan die van de Geest, anders zouden er twee zonen zijn en dat is niet in overeenstemming met de Schrift. Zo wordt er gesproken over twee manieren van voortkomen in de triniteit, die van de Zoon uit de Vader en die van de Heilige Geest 'uit de Vader en de Zoon' (het Filioque). De herkomst van het concept van de Geest die voortkomt uit de Vader, kan gevonden worden bij Basilius, één van de Cappadocische vaders, die zegt dat de Geest niet wordt voorgebracht zoals de Zoon, maar voortkomt uit Vader als de adem uit Zijn mond (pneuma). Dit idee wordt verder uitgewerkt bij Gregorius van Nyssa – de Geest als hypostatische adem van God.187 Vandaar dat het voorkomen van de Heilige Geest wordt verwoord met het begrip uitgaan of uitademen (spiratio). Terwijl het voortkomen van de Zoon aangegeven wordt met het begrip filio of filatio, duidend op zoonschap.188 Er is dus sprake van een verschil tussen het voortkomen van de Zoon (uit de Vader) en het voortkomen van de Geest (uit de Vader en de Zoon). De oorsprong van de Geest komt dus eigenlijk ter discussie te staan in de economische triniteit, wanneer er sprake is van de zending van de Geest door de Vader en de Zoon, ook wel bekend als de kwestie van het Filioque (en van de Zoon). Wederom is het een taalkwestie die de nuance aanbrengt en de specificering geeft. Deze kwestie zullen we zo dadelijk behandelen, nadat we eerst zijn in gegaan op de persoon van de Geest. 183 184 185 186 187 188 W. Kasper, Der God Jesu Christi, p.267. D. Coffey, a.w., p.28. W. Kasper, a.w., p.267, p.338. T.z.p., vgl. D. Coffey, a.w., p.28. T.z.p. T.z.p. 43 4.6 Problemen In het zoeken naar de werkzaamheid van de Geest wordt duidelijk dat de Geest belangrijk is in de Schrift en theologie. Toch komen er ook drie problemen naar voren die tevens zullen leiden naar het volgende hoofdstuk. Het eerste probleem over de vergetenheid van de Geest is aan het begin van dit hoofdstuk uitvoerig behandeld. Hier zullen we nog kijken naar het persoonsbegrip en de kwestie van het Filioque. De Heilige Geest als persoon Het begrip persoon heeft in onze huidige tijd een betekenis die de individualiteit van iemand benadrukt. De vraag is alleen of dat wel de ruime betekenis omvat die het begrip persoon in de triniteitstheologie krijgt toebedeeld. Eerder is het begrip een onderdeel van de relatie met de ander. In de (immanente) triniteit is het de Geest als de liefdesband die het mogelijk maakt dat er sprake kan zijn van een relatie. Door de Heilige Geest wordt de Vader de Vader. Het is de Vader die door de Geest de Zoon verwekt. Tegelijkertijd is het door de Geest dat de Zoon de Zoon is en kan er ook sprake zijn van een Vader. Zonder Zoon of kind is er geen sprake van een Vader. De goddelijke personen zijn in die zijn altijd door relatie met elkaar verbonden en krijgen door deze relatie ook ieder een eigenheid. De eigenheid van iedere goddelijke persoon komt in die zin tot stand door de relatie die God als triniteit is. Om God in zijn triniteit te duiden werd het begrip persona/ hypostasis gebruikt. Het woord (Lat. persona) en (Gr. prosopon) betekent oorspronkelijk masker en komt uit de taal van de theater wereld. Echter het begrip persoon wordt in het huidige taalgebruik opgevat als het individuele handelen. Zo heeft volgens Moltman de sociologie dit begrip overgenomen als de rol die een persoon in zijn leven vervult. Hierbij wordt het begrip persoon opgevat als, en gelijkgesteld aan, de sociale functies die een persoon heeft en staat de individuele eigenheid centraal.189 Het gaat voor het doel van deze masterthesis te ver om uitvoerig in te gaan op de discussie omtrent dit persoonsbegrip. Voor hier is het van belang om aan te geven dat het begrip 'persoon' opgevat dient te worden in de context van de triniteit, dat inhoudt dat een persoon bestaat in relatie met de andere personen. Zowel de uniciteit en eigenheid als ook de relationele verhouding bepaalt de definitie van persoon. Het begrip persoon kan dan ook opgevat worden zoals in ons gebruikelijke taalgebruik in de context van een relatie. Een relatie ontstaat niet zonder persoonlijk contact. Zo wordt God in de Zoon, alsook in de Geest op een persoonlijke manier gezonden. Zo spreekt de geloofsbelijdenis van Constantinopol I over de Geest als levensgever die bijdraagt aan de incarnatie van de Zoon en dat de Geest onderwerp is van geloof. Dit betekent dat de Geest, gelijk aan en samen met de Vader en de Zoon, het onderwerp is van het geloof op een persoonlijke wijze.190 Het is in die zin ook een persoonlijke relatie als de Geest wordt geschonken door de Vader en door Jezus Christus op het kruis om de trooster, helper en leider te zijn van de leerlingen en later alle christenen. De kwestie van het Filioque Een tweede probleem dat zich voordoet in het nadenken over de tweevoudige zending is het Filioque. Het is belangrijk om te beginnen met te benadrukken dat zowel de Griekse Oosterse theologie als de Latijnse Westerse theologie als basis hetzelfde geloof in de Heilige Geest belijden, zoals die in de Schrift en in de Traditie beleden wordt.191 Of zoals de tekst 'The Greek and Latin Traditions regarding the procession of the Holy Spirit' vermeldt: 'The Greek Fathers and the whole Christian Orient speak, in this regard, of the "Father's Monarchy," and the Western tradition, following St Augustine, also confesses that the Holy Spirit takes his origin from the Father "principaliter", that is, as principle (De Trinitate XV, 25, 47, PL 42, 1094-1095). In this sense, therefore, the two traditions recognize that the "monarchy of the Father" implies that the Father is 189 190 191 J. Moltmann, a.w., p.171. O. Collins, The Tripersonal God, p.166. W. Kasper, Der God Jesu Christi, p.265. 44 the sole Trinitarian Cause (Αἰτία) or Principle (principium) of the Son and of the Holy Spirit'.192 De moeilijkheden doen zich voor rondom de persoon van de Heilige Geest in zijn ontstaan en verhouding tot de Vader en de Zoon. In de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopol wordt beleden dat de Heilige Geest Heer is, en levensgever is. Hij komt voort uit de Vader en dat Hij samen met de Vader en de Zoon wordt aanbeden en verheerlijkt. In de Latijnse Westerse theologie is er echter een toevoeging of uitleg gekomen van deze passage: Ik geloof in de heilige Geest die Heer is en het leven geeft die voortkomt uit de Vader en de Zoon. De toevoeging 'en de Zoon' (Filioque), viel er in de oorspronkelijke tekst en de Griekse Oosterse theologie buiten.193 Het Filioque wordt door de Oosterse Griekse theologie opgevat als een toevoeging van de geloofsbelijdenis. Het Oosten verwijt het Westen dat het door het invoeren van het Filioque de monarchie van de Vader ondermijnd wordt, omdat de Geest dan ook voortkomt uit de Zoon.194 Zij argumenteren dat het Filioque de trinitaire natuur van God omverwerpt en de nadruk legt op de eenheid van God. De westerse Latijnse theologie, daarentegen, gelooft dat het Oosten de balans en eenheid in gevaar brengt van de goddelijke personen. De toevoeging van het Filioque in de tekst van de geloofsbelijdenis van Nicea Constantinopol 381 leiden tot het schisma in de kerk in 1054.195 De Oosterse en Westerse theologie gaan daarbij van andere theologische concepten uit. In de Westerse theologie wordt de Geest opgevat als de Liefde tussen de Vader en de Zoon die ook uit beide personen voortkomt (Augustinus), terwijl in de Oosterse theologie alleen spreekt over het uitgaan van de Geest van de Vader.196 Het Oosten verdedigt sterk de monarchie van de Vader, dat de gehele goddelijkheid van de Zoon en de Geest hun oorsprong/ bron vindt in de Vader alleen. De Vader is de bron van de goddelijkheid, fons divinatis. Dat sluit niet uit dat bij de Oosterse theologie de Geest ook als de Geest van de Zoon erkend wordt, in die zin dat de Geest van de Vader uitgaat en die door de Zoon wordt meegedeeld.197 Daarnaast wordt er door de Westerse theologie niet ontkend dat de Zoon en de Geest voortkomen uit de Vader en dat ieder op hun eigen manier hun oorsprong hebben in de Vader, die de bron van beiden is.198 Volgens Kasper is één van de gezamenlijke Schriftuurlijke bronnen Joh. 15:26 'Wanneer de pleitbezorger komt die ik van de Vader naar jullie zal zenden, de Geest van de waarheid die van de Vader komt, zal die over mij getuigen'. Echter door de verschillende vertalingen krijgt het woord processio in Latijn een veel algemener betekenis dan in het Grieks. Daar krijgt het Griekse woord [] meer de betekenis van uitgaan of uitstromen vanuit een bron, waarbij de Vader als de bron de eerste en oorspronkelijke bron is.199 Met deze algemenere betekenis van processio ontstaan er in de westerse Latijnse theologie de vraag wat nu het verschil is tussen de Zoon en de Geest. Als de Zoon op een gelijke wijze uitgaat van de Vader als de Geest, dan zou er sprake kunnen zijn van twee zonen.200 Dit wordt duidelijk ontkend; 'In 1274, the second Council of Lyons confessed that 'the Holy Spirit proceeds eternally from the Father and the Son, not as from two principles but as from one single principle (tamquam ex uno principio)" (DS 850). In the light of the Lateran Council, which preceded the second Council of Lyons, it is clear that it is not the divine essence that can be the "one principle" for the procession of the Holy Spirit'.201 Het is duidelijk dat de eerder uitgewerkte begrippen voortkomen en uitgaan hier een cruciale factor zijn voor het juiste verstaan 192 193 194 195 196 197 198 199 200 201 The Greek and Latin Traditions Regarding the Procession of the Holy Spirit, p.2. W. Kasper, Der God Jesu Christi, p.267, p.265. T. Weinandy, The Father's spirit of sonship, p.54. J. Moltmann, a.w., p.178. W. Kasper, a.w., p.267, T.z.p. J. Moltmann, a.w., p.168. W. Kasper, a.w., p.267, p.267. W. Kasper, a.w., p.267 en p.268. The Greek and Latin Traditions Regarding the Procession of the Holy Spirit, p.5. 45 van de verhouding in de immanente triniteit. Zoals eerder gezegd; is het God de Vader die de Geest uitademt (spiratio) in de eeuwigheid, of te wel de Geest gaat uit (procedit) van de Vader in zoverre hij de bron is van de Godheid. De Zoon daarentegen wordt voortgebracht (generatio/ filatio) door de Vader. Het verschil in het uitgaan van de Geest en het worden voortgebracht van de Zoon duidt al op een verschil. Zo kan de Geest niet als een tweede Zoon worden beschouwd. Echter als de Geest ook uitgaat van de Zoon, dan zou de Zoon als een tweede Vader kunnen worden beschouwd. We kunnen daarom alleen over het 'ontstaan' van de Geest zeggen dat hij niet zonder begin is zoals de Vader (hij is uitgegaan van iets/ iemand anders) en dat de Geest niet is voortgebracht zoals de Zoon maar dat hij van de Vader is uitgegaan. Voor dit onderzoek is het van belang dat het uitgaan (processio) van de Geest van de Vader een relatie is die uniek en bijzonder is voor zichzelf: dit is specifiek voor de Geest.202 De eigenheid van de Geest wordt door dit soort taalverschillen zichtbaar. Het Filioque is in deze paragraaf als een probleem aangemerkt, doch het is nog maar de vraag of het op die manier getypeerd moet worden. Er wordt vaak een negatief oordeel gegeven over deze kwestie, terwijl het ook in de Westerse theologie opgevat kan worden als een logische stap in het proces van zoeken naar kennis van de immanente triniteit. In het zoeken naar kennis over de triniteit, in het proces van ervaring – begrijpen – oordelen, roept de rol van de Geest ten opzichte van de Zoon (in Constantinopol en latere concilies) vragen op. De positie van de Zoon was al eerder een reden tot discussie en strijd geweest. Onder andere het Arianisme en Pelagianisme gaven de vragen rond de verhouding in de dualiteit van God (Vader en Zoon) en de Zoon weer. Met de komst van de Geest als hypostasis werd er opnieuw de vraag gesteld naar de immanente triniteit. In verhouding tot elkaar, wat is de zending van de Zoon en wat is de zending van de Geest? Of anders geformuleerd: 'What is this Trinitarian character that the person of the Holy Spirit brings to the very relationship between the Father and the Son? It is the original role of the Spirit in the economy with regard to the mission and work of the Son. The Father is love in its source (2 Cor 13:13; 1 Jn 4:8, 16), the Son is "the Son that he loves" (Col 1:14). So a tradition dating back to St Augustine has seen in the Holy Spirit, through whom "God's love has been poured into our hearts" (Rom 5:5), love as the eternal Gift of the Father to his "beloved Son" (Mk 1:11, 9:7; Lk 20:13; Eph 1:6)'.203. Hiermee komen we weer terug bij de Schriftuurlijk bronnen van de Geest als liefde, gave etc. die samen met de Vader en de Zoon het verlossend handelen beschrijven. Er valt veel over de eigenheid van de Geest te zeggen, zolang die in een goede verhouding staat tot de Zoon en de Vader. Enkele criteria hier kunnen zijn: bindt de werkzaamheid van de H. Geest aan de werkzaamheid van de Zoon. Of te wel de Geest kan niet handelen in strijd met de Zoon. De Geest die van de Vader is uitgegaan, is ook de Geest van Jezus in de vele Schriftteksten. In de volgende paragraaf zullen we gaan kijken naar de eigenheid van de Geest die hier en in de vorige paragrafen en hoofdstukken zijn opgedoken. De eigenheid van de Heilige Geest tot nu toe De eigenheid van de Geest kan met de gegevens die we tot nu toe hebben verzameld als volgt omschreven worden: De Geest is een van de goddelijke personen die moeilijk te definiëren valt. In de theologiegeschiedenis heeft dit geleid tot een zogeheten Geestvergetenheid. Gelukkig is daar door recent onderzoek verandering in gekomen en wordt er gezocht naar een volwaardige pneumatologie. Dit betekent ook dat de Geest onderdeel uitmaakt van het leven van de drie-ene God. Het ontstaan van de Geest is verschillend van het voortkomen van de Zoon, die ook voortkomt uit de Vader. In de Westerse Latijnse theologie is de Geest uitgegaan van de Vader en de Zoon. Deze eigen voortkomst wordt vaak aangeduid met het begrip 'spiratio', dat zoiets betekent als uitademen of uitgaan van. Dit laat enerzijds zien dat de Geest een eigen verhouding heeft ten opzichte van de Vader en de Zoon. Anderzijds geeft het aan dat de Geest een volwaardig lid is of onderdeel is van de 202 203 J. Moltmann, p.168. The Greek and Latin Traditions Regarding the Procession of the Holy Spirit, p.6. 46 trinitaire God. In de immanente triniteit wordt de Geest omschreven door onder andere Augustinus als de wederzijdse liefdesband tussen God de Vader en God de Zoon. Hierin komt de eigenheid van de Geest naar voren als de wederzijdse liefdesband. Dit geldt zowel voor de immanente triniteit alsook voor de rol van de Geest in de economische triniteit. De eigenheid in de economische triniteit wordt omschreven in soortgelijke begrippen waarin de liefde als basis dient. Dit komt onder andere tot uitdrukking in de zending van de Heilige Geest. Een belangrijke ontdekking voor het vervolg van deze thesis is dat de tweevoudige zending zich op twee terreinen afspeelt. Daar wordt zowel de Geest mee bedoeld die de leiding is in het gehele leven van Jezus Christus, en hem tot Christus maakt, alsook de Geest die als een belofte aan de leerlingen wordt gedaan. In deze laatste zending heeft de Geest voornamelijk betrekking op de leiding en het leiden van een christelijk leven. Een onderdeel van de zending van de Geest die door zowel Jezus' leven als voor de leerlingen van belang is, is het zoonschap en de gave. Door de Geest krijgt iedere gedoopte toegang tot het goddelijk leven en ontvangt het goddelijk zoonschap, dat hem of haar erfgenaam maakt van God. Voor deze thesis is het nog nodig om te kijken op welke wijze deze eigenheid van de Geest een belangrijke rol vervult op de momenten die in de traditie als verlossend worden aangemerkt. Dat zullen we in het volgende hoofdstuk verder uitwerken. 47 Hoofdstuk 5 De eigenheid van de Heilige Geest 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk staat de eigenheid van de Geest centraal. De vele aspecten die in de voorafgaande hoofdstukken zijn behandeld hebben als opstap gediend om te kunnen spreken over de eigenheid van de Geest en sommige aspecten komen expliciet in dit hoofdstuk terug. Onder andere de methode van Lonergan (die door Coffey wordt uitgewerkt) om te komen tot kennis van God en de triniteit zal hier in dit hoofdstuk terugkomen. We beginnen dit hoofdstuk met de tweevoudige zending van de Zoon en de Geest. Dit is met name van belang door de eerder opgemerkte tweedelige zending van de Geest. Zo is de Geest die Jezus de Christus maakt dezelfde Geest die de volgelingen van Jezus Christus tot christenen maakt. Dit is de focus in dit hoofdstuk en we zullen verschillende heilshistorische momenten onderzoeken op parallellen tussen de werkzaamheid van de Geest bij Jezus Christus en bij de christenen. Daarom zal in de tweede paragraaf de werkzaamheid en eigenheid van de Geest bij de leerlingen worden behandeld. Vervolgens zullen we in de derde paragraaf onderzoek doen naar de rol van de Heilige Geest in het lijden sterven en verrijzen van Jezus Christus. In deze paragraaf zal achtereenvolgens aandacht zijn voor de doop in de Jordaan en het lijden en sterven, waarin ook diverse onderlinge overeenkomsten zichtbaar worden die de werkzaamheid en de eigenheid van de Geest inzichtelijk maken. Het einddoel van dit hoofdstuk en deze thesis is te concluderen wat de rol/ eigenheid van de Geest is in de verlossing en in het bijzonder in het lijden sterven en verrijzen van Christus. Mijns inziens ligt de kern van het probleem niet alleen in de soteriologie, maar in de triniteitstheologie. Daarin is de eigenheid van de Heilige Geest lange tijd niet verder ontwikkeld en dat heeft ervoor gezorgd dat er ook in de soteriologie geen of weinig ruimte is voor de specifieke rol van de Geest. Daarom ben ik in deze thesis begonnen met de triniteitstheologie om vanuit daar op zoek te gaan naar de specifieke rol van de Geest. Tot slot volgt er dan ook een korte uitstap naar de verschillende verlossingstheorieën en de rol van de Geest daarin, om uiteindelijk dit hoofdstuk en de gehele thesis af te sluiten in een eindconclusie. De tweevoudige zending Het begrip zending, zoals we dat in het vorige hoofdstuk hebben geanalyseerd, zal hier het uitgangspunt zijn om de werkzaamheid van de Geest van God in de heilsgeschiedenis te ontdekken. Vooral de eigenheid van die Geest wordt door het spreken over de tweevoudige zending zichtbaar. De eigenheid van de Heilige Geest komt in eerste instantie tot uitdrukking in relatie tot Jezus Christus. Zonder de (inwoning van de) Geest zou Jezus geen Christus zijn. Jezus, de Zoon, wordt Christus genoemd vanwege de onzichtbare zending van de Geest die over hem komt en in hem woont en waardoor hij als 'de gezalfde' wordt herkend, omdat de Heilige Geest zijn zalving is. De Heilige Geest is de zalving, de Geest van God, die werkzaam aanwezig is. De rol van de Geest in Jezus Christus’ leven, lijden, sterven en verrijzenis is bepalend voor de opvatting van wie Christus is. Zoals Durwell schrijft: 'A christology is inconceivable without being complemented by a theology of the Spirit. Christ is misunderstood, there is no inkling of depths of his being, if he is detached from the Spirit through whom he is conceived, through whom he acts, through whom he rises from the dead and who is at his service'.204 Dit besef wordt in de Geest Christologie ontwikkeld zoals door Ralph Del Colle benadrukt. Zo kan volgens hem de relatie tussen Jezus en God en de rol van Christus in de verlossing niet volledig worden begrepen zonder dat daar een expliciete pneumatologische dimensie in (h)erkend wordt.205 Hoewel de rol van de Geest in het leven en verrijzen van Christus cruciaal is, wordt zijn zending niet geëxpliciteerd in het lijden en 204 205 F. Durwell, a.w., p.45. R. Del Colle, Christ and Spirit, 1994, p.4. 48 sterven. Zoals we eerder hebben opgemerkt, is mijns inziens de tweevoudige zending nog verder te expliciteren in de zending van de Geest die uit twee delen bestaat; de zending van de Geest in Jezus Christus gedurende zijn leven en de zending van de Geest aan zijn leerlingen als de trooster, helper en voorspreker. In de zending na de dood van Jezus Christus is de Geest degene die zorgt voor heiliging en verlossing van de mens.206 De werkzaamheid van de Geest in het leven van Jezus Christus wordt onder andere zichtbaar in de leiding van de Geest (bijv. Luc. 4:1). Het geeft aan dat de Geest een grote rol vervuld in Zijn leven. Echter het moment dat in de Traditie van oudsher als verlossend wordt beschouwd en beleden, te weten zijn lijden en kruisdood, wordt de Geest niet expliciet genoemd, terwijl men mag aannemen dat de Geest hier ook aanwezig was zoals de eerder uitleg over de taalregel ad extra heeft aangetoond. Bij de leerlingen van Jezus Christus komt de leiding van de Geest explicieter aan de orde. De leiding van de Geest voor de leerlingen na de dood van Jezus Christus is gelegen in de belofte van de Parakleet. Dit betekent voor de leerlingen dat zij een nieuw leven beginnen door de Geest zoals in de volgende paragraaf wordt uitgewerkt. Voor deze thesis is het van belang dat hierin de werkzaamheid van de H. Geest na de dood van Jezus Christus zichtbaar wordt. 5.2 De werkzaamheid en eigenheid van de Geest bij de leerlingen De aanwezigheid en de werkzaamheid van de Heilige Geest komen we in de heilgeschiedenis tegen na de kruisdood van Christus. In deze beschrijvingen van de werkzaamheid van de Geest bij de leerlingen zullen we enkele kenmerkende gebeurtenissen of aanwijzingen verder uitwerken. Dit zijn; de rol van de Geest in de verrijzenis, het leven in de Geest, de transformerende kracht van de Geest en tot slot de rol van de Geest in de verlossing. De rol van de Geest in de verrijzenis Voor de dood van Jezus Christus is veelvuldig de belofte gedaan dat de Geest zou komen als helper, trooster en voorspreker. Hoewel het niet noodzakelijk is om een tijdsaanduiding te geven van wanneer die belofte ingaat, kan men wel stellen dat na de kruisdood de Geest gelijk zijn kracht toont. De kruisdood van Jezus Christus is niet los te zien van zijn leven, lijden en sterven. Evenzo is de kruisdood niet los te zien van de daarop volgende verrijzenis. Het is zoals Paulus schrijft: 'Als Christus niet is verrezen, dan is ons geloof waardeloos' (1Kor.15:17). In de verrijzenis wordt de kracht en de liefde van God uitgedrukt. De verrijzenis is het moment waarop de Geest aan het werk is en de bevestiging geeft dat Jezus Christus de Zoon van God is. De Geest is zogezegd de persoonlijke kracht van de verrijzenis.207 De kracht die op een persoonlijke manier in relatie treedt met de leerlingen en alle eerste christenen. Het is de ervaring van de leerlingen met de verrijzenis die hen ertoe brengt om te geloven in het goddelijk zoonschap.208 Hier ligt de basis van de overtuiging dat Jezus Christus de Zoon van God is die niet dood is, maar leeft bij de Vader. De verrijzenis en de rol van de Geest daarin is een afspiegeling of voorbode van de invloed en de rol die de Geest zal hebben in het leven van de christenen. Zoals Paulus schrijft in de brief aan de christenen van Rome: 'Want als de Geest van hem die Jezus uit de dood heeft opgewekt in u woont, zal hij die Christus heeft opgewekt ook u die sterfelijk bent, levend maken door zijn Geest, die in u leeft'.209 Het is tevens de Geest die door inwoning de leerlingen in staat stelt om het leven sterven en verrijzen van Jezus Christus te verstaan en te begrijpen.210 De verrijzenis is in wezen het antwoord op de kruisdood en geeft de leerlingen een nieuw perspectief. 'Hij is door God verheven, zit aan zijn 206 Rom. 8:14, 'Allen die door de Geest van God worden geleid, zijn kinderen van God'. F. Durrwell, a.w., p.12. 208 F. Durrwell, a.w., p.47. 209 Rom. 8:11. 210 Joh. 14:26, 'De Helper die de Vader jullie in mijn naam zal zenden, zijn heilige Geest, zal jullie verder in alles onderrichten: Hij zal jullie alles laten begrijpen wat Ik jullie gezegd heb'. 207 49 rechterhand, en heeft van de Vader de heilige Geest, die ons beloofd is, ontvangen. Die Geest heeft hij op ons doen neerdalen, en dat is wat u ziet en hoort'.211 Dit nieuwe perspectief, dat gekenmerkt wordt door geloof en vertrouwen, kan bestempeld worden als een leven in de Geest. Leven in de Geest Vaak wordt de sociale dimensie van de leerlingen en de eerste christenen uitgedrukt als kerkgemeenschap die samenkomt om de maaltijd van de Heer te vieren. Hierin wordt de werkzaamheid van de Geest omschreven als degene die inspireert en leiding geeft. In deze thesis zal de blik meer gericht zijn op de persoonlijke en individuele invloed van de Geest op de gelovige(n). Dit nieuwe perspectief na de dood en verrijzenis van Jezus zorgt voor een grote verandering in het leven van de leerlingen. Door de komst van de Geest als helper, trooster en voorspreker wordt er een nieuw leven zichtbaar. Het nieuwe leven van de leerlingen is een leven dat gegrondvest is in Jezus Christus en de Geest. Het eigene aan het christelijke geloof is de unieke persoonlijke relatie met de drie-ene God. Deze relatie vindt zijn basis in de incarnatie van zijn Zoon en de zending van zijn Geest die de mensen tot deelgenoot maakt van zijn goddelijke wezen. De incarnatie getuigt van de wil van de Vader om de mens in liefde en op een zo concreet mogelijk wijze nabij te zijn. De zending van de Geest zorgt dat de leerlingen niet verweesd achter blijven na de dood en verrijzenis van zijn Zoon. Door de inwoning van de Heilige Geest, ontvangen door geloof en doopsel, worden gelovigen kinderen van God. Dit plaatst het leven in een geheel nieuw perspectief en plaatst de gelovige mens in een nieuwe relatie met (de drie-ene) God. Dit nieuwe leven als zonen en dochters van God en in de gemeenschap van God is voor de leerlingen de diepste drijfveer en motivatie om van Jezus Christus te getuigen. Door de kracht van de Heilige Geest die over hen komt worden zij door de Geest geleid om te vertellen van de hoop die in hen leeft in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde, zoals beschreven in Hand 1:8. Dit leven in de Geest is een vooruitzicht om te leven in een familiare relatie met (en van) God zelf. Of zoals Weinandy het stelt, dit nieuwe leven dat de gelovige en gedoopte mens leeft met de Vader in Christus is exclusief gegrond op het werk van de Geest.212 Dit nieuwe leven heeft alles te maken met de Geest en de verrijzenis. De christenen begrepen dat zij door Jezus Christus waren opgenomen in het goddelijke leven door het geloof en de doop en dat de Heilige Geest in hun hart was gestort. De creatieve kracht van de Geest maakt het mogelijk dat er nieuw leven ontstaat en voor de christenen betekent dit een nieuwe manier van leven, in gemeenschap, verbondenheid en eenheid met de Heilige Geest.213 Transformatie Zoals eerder al is gezegd, is de gebeurtenis van de verrijzenis bepalend voor het wezen van Jezus Christus. Het is eigenlijk alles bepalend voor de manier waarop de leerlingen naar Hem kijken en de waarde van zijn en hun eigen leven bepalen. De verrijzenis verandert of transformeert de gehele situatie van een leven met de dood als eindpunt, naar een nieuw leven (in de Geest) dat gevoed wordt door hoop op eeuwig leven in gemeenschap met God. Deze transformatie doet het besef groeien dat het koninkrijk van God, waar Jezus over sprak, ook daadwerkelijk midden onder de gelovigen zich afspeelt en dat zij er deelgenoot van zijn. Zoals Weinandy schrijft: 'We, who, are baptized, participate in the same transformation that Christ himself underwent through his death and resurrection'.214 Deze transformatie komt tot stand door de Heilige Geest, zoals de Geest de kracht van de verrijzenis is waarin de Zoon tot de Vader terugkeert. Dezelfde kracht en dezelfde Geest transformeert de gelovige om beeld van God te zijn en het nieuwe leven te leven. Zo is het de Heilige Geest, de Geest van het zoonschap, die de mens transformeert in het glorieuze beeld van 211 212 213 214 Hand. 2:33. T. Weinandy, The Father's Spirit of Sonship, p.35. G. O'Collins, Jesus Our Redeemer, p.110. T. Weinandy, The Father's Spirit of Sonship, p.33. 50 God.215 De geest transformeert ons in kinderen van God en zo bekrachtigt hij ons om God vader, Abba, te noemen. Dit geeft de nieuwe intimiteit weer tussen de gelovigen en God de Vader. Dezelfde intimiteit die Jezus Christus had met God, die Hij zijn Vader noemde, is toegankelijk gemaakt door de Geest zodat de mens net als Christus op het kruis, mag zeggen Abba Vader. Als wij getransformeerd zijn in kinderen van God door de Heilige Geest, dan worden we erfgenamen, erfgenamen van God.216 Deze werkzaamheid van de Geest wordt onder andere beschreven door Paulus in de brief aan de Romeinen: 'Allen die door de Geest van God worden geleid, zijn kinderen van God. U hebt de Geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven, u hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn, en om hem te kunnen aanroepen met ‘Abba, Vader’. En nu we zijn kinderen zijn, zijn we ook zijn erfgenamen, erfgenamen van God. Samen met Christus zijn wij erfgenamen.'217 De triniteit en de Geest in relatie met de verlossing Hoewel het leven in de Geest al deel uitmaakt van de verlossing die God met de mens voor ogen heeft, valt de eigenheid en de rol van de H. Geest in het verlossingsgebeuren nog verder te expliciteren. Keren we terug bij Rahner en zijn triniteitstheologie waarin de verlossing en triniteit onafscheidelijk zijn. Dit betekent dus ook dat de Geest een eigen rol krijgt toebedeeld in de verlossing. Deze rol ligt voor de hand zoals Coffey vermeldt in Deus Trinitas: dat het God (de Vader) is die de verlossing bemiddelt door de kerk en door Jezus Christus in de kracht van de Heilige Geest. Echter, in de theologiegeschiedenis is de nadruk komen te liggen op een juridische benadering van verlossing waarin er geen ruimte was voor het relationele aspect van God in zichzelf. We kunnen verlossing (spiritueel) en christelijk leven niet begrijpen zonder iets te weten over de triniteit.218. Dit besef is ook aanwezig in Rahners bijdrage waarin hij aangeeft dat God al in het Oude Testament wordt beschreven als de verlosser. Diezelfde God is ook te kennen als de Vader.219 De God die wordt gekend en beleden in de ervaringen van bevrijding en verlossing, is tevens (in het Nieuwe Testament) beschreven als de Vader die zijn Zoon en zijn Geest naar de gelovigen toezendt. In deze verhalen van God als de verlosser wordt de persoon van Jezus Christus als de Zoon van God benoemd in een unieke rol binnen de verlossing. Volgens Rahner mogen we stellen dat Jezus zichzelf kende als de Zoon en op een unieke manier als de absolute heilbrenger, de Messias.220 De Zoon is in die zin ook de zelfcommunicatie van de Vader naar de wereld, zowel in het radicale door in de wereld present te zijn, als in de radicale acceptatie van de wil van de Vader. Voor Rahner wordt ook duidelijk dat met het voortbrengen van de Zoon als zelfcommunicatie van de goddelijke realiteit van de Vader twee dingen in één zichtbaar wordt. Zo is het ten eerste voor ons, de economische, vrije zelfgave van de goddelijke realiteit aan Jezus als de absolute heilbrenger. Tegelijkertijd is het ook de immanente zelfcommunicatie van de goddelijke realiteit, waarin de Vader zichzelf kenbaar maakt als Vader. Op deze immanente zelfcommunicatie komen we later nog terug. De economische vrije zelfgave van God is in andere woorden uit te drukken als de Liefde, zoals Augustinus dit beschreef en eerder is uitgelegd. Deze zelfgave en Liefde zijn de basis om te spreken over verlossing. Met de theologie van Augustinus erbij betrokken is verlossing zonder de Geest niet mogelijk. Dit betekent dat we het beste Gods reddende activiteit kunnen definiëren en beschrijven als we de Liefde als de sleutel hanteren om verlossing te begrijpen. Hierbij is het de belangrijkste uitdaging in de benadering van verlossing door Liefde dat deze kijk ons laat zien hoe 215 216 217 218 219 220 T. Weinandy, a.w., p.35. Rom. 8:17 en Gal. 4:7. Rom. 8. D. Coffey, a.w., p.3. K. Rahner, The Trinity, p.58. K. Rahner, a.w., p.63 51 verlossing niet primair een “proces” is en nog minder een formule, maar een persoon. Nog specifieker kunnen we stellen dat verlossing alles te maken heeft met de drie goddelijke personen die handelen door en met ongekende grenzeloze liefde. De trinitaire God benadert de mens op een persoonlijke en liefdevolle manier. De specifieke rol van de Geest in de verlossing komen we op het spoor in bijvoorbeeld de oude trinitaire zegeningsformule uit 2Kor.13:13;“De genade van de heer Jezus Christus en de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest is met u allen”. De opbouw hiervan is belangrijk vanwege de manier waarop deze uitdrukking geeft aan de reddende functie van de Triniteit. Deze sluitende zegening spreekt van 'genade', 'liefde', en 'gemeenschap', respectievelijk met de eerste, tweede en derde persoon van de Triniteit. Volgens O'Collins maakt deze zegening ons attent op het nieuwe leven dat, geïnitieerd door de Vaders liefde en door Christus' verlossingswerk, trinitair van aard is. Het is door de Heilige Geest, gezonden door de Vader, dat de mensheid ook nu de impact van verlossing kan ervaren welke bewerkstelligd werd door het leven, dedood en de verrijzenis van Christus.221 Het is door de Geest dat de gekruisigde en verrezen Jezus wordt tot 'de oorzaak van eeuwige redding'222 voor zowel de christelijke gemeenschap als daarbuiten. Zonder de Geest zou de verlossing bij Christus niet de impact hebben in onze tijd.223 De onderlinge relatie van de drie Goddelijke personen is ook een belangrijk aspect in Rahners triniteitstheologie. Het is een belangrijk inzicht voor zowel de onderlinge relatie van drie goddelijke personen als ook voor de relatie tussen verlossing en de triniteitstheologie. Hoewel voor de meeste theologen dit betekent dat het leven, de dood en de verrijzenis van Jezus Christus de focus van de aandacht krijgt, geeft deze nieuwe trinitaire benadering de relatie aan, die verondersteld wordt in de heilsgeschiedenis. Zonder relatie tussen God en mens zou er geen sprake zijn van verlossing of is er geen verlossing mogelijk. En precies op dit punt van relatie in zowel de immanente als de economische triniteit komt de Heilige Geest ter sprake. De werkzaamheid van de Geest is te vinden in de relatie of is de relatie. Deze relatie is geen abstracte materie, want deze wordt concreet gemaakt in het leven van de eerste christenen die door de Geest geleid werden. 5.3 De werkzaamheid en eigenheid van de Geest in het lijden en sterven van Jezus Christus De werkzaamheid van de Heilige Geest in het leven van Jezus Christus is verbonden met de het begrip Christus, de Gezalfde. In dit onderdeel gaan we op zoek naar de eigenheid van de Geest die te vinden is in heilshistorische momenten in het leven van Jezus Christus. Hierbij nemen we de heilsgeschiedenis met twee belangrijke momenten als uitgangspunt, te weten de doop in de Jordaan en de verlossende kruisdood. Beide gebeurtenissen zijn verbonden met het begrip zoonschap. De verlossing door de kruisdood van Jezus Christus krijgt onder andere invulling door het mysterie van zijn zoonschap, met wie worden geroepen om de gemeenschap van de trinitaire God binnen te gaan.224 Volgens Durrwell is de verlossende kruisdood verbonden met twee punten. Enerzijds de incarnatie van God die mens wordt, anderzijds door het zoonschap waarmee de mens de mogelijkheid krijgt om in de gemeenschap van God te treden. Zoals hij stelt; 'In Jesus the messianic, redemptive function is identical with the mystery of sonship, the Spirit living in him is the consecration of redemptive messiahship and at the same time the seal of sonship. As the Spirit of sonship, his role is essential in the mystery of salvation, which is none other than the mystery of sonship in its accomplishment'.225 Dit zoonschap komt uiteraard ook tot uitdrukking in de doop van Jezus in de Jordaan als onderdeel van de mysterievolle verlossing. Hoewel de gebeurtenissen van doop en kruisdood op het eerste gezicht sterk van elkaar verschillen komt er een soortgelijke 221 G. O'Collins, Jesus Our Redeemer, p.204. Hebr. 5:8-9, 'Hoewel hij zijn Zoon was, heeft hij moeten lijden, en zo heeft hij gehoorzaamheid geleerd. Toen hij naar de uiteindelijke volmaaktheid gevoerd was, werd hij voor allen die hem gehoorzamen een bron van eeuwige redding'. 223 G. O'Collins, a.w., p.110. 224 Kor. 1:30, en Rom. 3:24. 225 F. Durrwell, a.w., p.52. 222 52 structuur in naar voren. Er zijn diverse overeenkomsten en verbindingen te vinden tussen beide verhalen. Door deze te vergelijken wordt ook de rol van de Heilige Geest daarin zichtbaar. 5.3.1 De Geest en doop van Jezus Christus in de Jordaan Hoe wordt de Geest zichtbaar in de doop van Jezus in de Jordaan? Wat is hier de werkzaamheid van de Geest? Laten we beginnen met de stelling van O'Collins in zijn boek 'The Tripersonal God', die luidt dat het gehele verhaal van Jezus Christus ons een trinitair beeld laat zien. In andere woorden zijn levensgeschiedenis laat het innerlijke leven van de drie-ene God zien. Dit leven vertaalt de goddelijke realiteit naar het menselijk niveau, zoals hij ook zijn identiteit als de Zoon van God op een menselijke manier leefde, als de Zoon in relatie tot de Vader.226 Dit wordt bijvoorbeeld duidelijk in de doop van Jezus in de Jordaan, waar volgens diverse theologen een trinitair patroon zichtbaar wordt. Om te beginnen heb ik de tekst van Marcus over de doop van Jezus in de Jordaan hier vermeld. 'In die tijd kwam Jezus vanuit Nazareth, dat in Galilea ligt, naar de Jordaan om zich door Johannes te laten dopen. Op het moment dat hij uit het water omhoogkwam, zag hij de hemel openscheuren en de Geest als een duif op zich neerdalen, en er klonk een stem uit de hemel: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde.’227 Hoewel de synoptici ieder verschillende detailgegevens van Jezus' doop vermelden zijn er gezamenlijke overeenkomsten die als aanknopingspunten kunnen dienen. Zo vermelden Mattheus en Marcus dat Jezus zelf de Geest over hem zag komen, lijkend op duif, op het moment dat hij het water uit kwam, terwijl Lucas schrijft dat de Geest neerdaalt op Jezus na de doop wanneer hij aan het bidden is, en de duif in fysieke vorm, zichtbaar voor allen, verschijnt. Daarnaast vatten Mattheus en Lucas de woorden van de Vader op als bestemd voor alle aanwezigen, terwijl Marcus de woorden van de Vader expliciet aan Jezus persoonlijk richt: 'Jij bent mijn veelgeliefde zoon, in jou vind ik mijn welbehagen'. Ondanks de verschillen wordt hier in ieder geval een voorstelling van de triniteit vermeld die enkele bruikbare punten aan de orde stelt. Ondanks de verschillen beschrijven de synoptici in de tekst van doop in de Jordaan allen drie fenomenen die voor deze thesis van belang zijn; het openscheuren van de hemel, de Geest die over Jezus komt en de stem uit de hemel die zegt: ‘jij bent mijn Zoon in wie ik mij welbehagen’.228 Ook andere auteurs wijzen op de verbanden die er bestaan tussen de verschillende activiteiten die er in dit korte verhaal samenkomen. Deze drie punten geven aan dat het geheel een belangrijk doel dient; om aan te duiden dat met de komst van Jezus Christus er een eschatologische tijd van verlossing aanbreekt en dat Jezus Christus de drager is van Gods Geest.229 Allereerst kunnen we stellen dat dit verhaal laat zien dat God 'aan het werk is' en zichzelf openbaart in de menselijke geschiedenis. Het doopverhaal van Jezus en de werkzaamheid van God en Gods Geest wordt in dit verhaal benadrukt door het beeld van het openscheuren van de Hemel. Dit openscheuren van de hemel is een onderdeel of een beeld van de activiteit van God. Dit gebeuren wordt als een onderdeel beschouwd van de eschatologische openbaring in deze doopgebeurtenis.230 Als tweede punt in dit doopverhaal wordt de werkzaamheid van de Geest uitgedrukt in het beeld van de duif zwevend over het water als het symbool van Gods creatieve Geest. In Genesis is het ook Gods adem, wind of Geest (ruach) die over de wateren gaat als God zijn creatieve woord spreekt. Vanuit het Oude Testament is er een intieme en ingeboren associatie tussen het Woord en de Geest die beiden uit die ene mond van God voortkomen.231 Bij Jezus' doop in de Jordaan vinden we 226 227 228 229 230 231 G. O'Collins, The tripersonal God, p.35. Marc. 1:9-11. K. McDonnel, a.w., p.5. W. Kasper, Der God Jesu Christi, p.203. K. McDonnel, a.w., p.5 T. Weinandy, The Father's Spirit of Sonship, p.26. 53 dezelfde associatie terug. In de doop is God bezig de wereld te herscheppen als zijn Geest over Jezus komt (in de Jordaan) en Hij hem de opdracht geeft het koninkrijk van God te verkondigen. Hier is volgens Weinandy een duidelijk trinitair model zichtbaar: Zowel Gods scheppende, creatieve als zijn profetische woord wordt altijd uitgesproken in de kracht van de Geest. Door de geschiedenis heen is de adem of de Geest waarmee God zijn creatieve woord spreekt dezelfde adem of Geest als die de Zoon voortbrengt. Wanneer de Vader Jezus de opdracht geeft, door de kracht van de Geest, de wereld te herscheppen, dan stelt God hem (in dezelfde Geest) in staat om zijn Woord te zijn.232 In het licht van de nieuwtestamentische openbaring, hebben we een aanknopingspunt voor het innerlijke leven van de triniteit.233 Verbinding Geest en oudtestamentische begrip Messias Het derde punt in het onderzoek naar de werkzaamheid van de Geest bij de doop van Jezus in de Jordaan richt zich op de woorden die tot Jezus worden gesproken. Deze woorden zijn oudtestamentische teksten uit Psalm 2:7 en Jes. 42:1.234 Er zijn meerdere auteurs en exegeten die deze woorden 'jij bent mijn zoon, vandaag heb ik je verwekt/ voorgebracht' toeschrijven aan psalm 2:7. Killian McDonnel schrijft in zijn boek 'The baptism of Jesus in the Jordan'235, dat de frase waarin de stem uit de hemel verkondigt dat Jezus de Zoon van God is een uitwerking is van de woorden van psalm 2:7 'jij bent mijn geliefde Zoon'. Deze woorden zijn de woorden van God gericht tot de Davidische koning op de dag van wijding en kroning. Deze psalm wordt ook wel een messiaanse psalm genoemd. De woorden en de symbolische zalving met de Geest die over hem komt, suggereert dat deze Zoon ook de Davidische Messias is. Echter, het is anders dan het gebruikelijke oudtestamentische beeld van de Messias als een strijder en een bevrijder. Aangezien de frase van Jes. 42:1 erop volgt 'in wie ik mijn welbehagen vindt', die gericht is aan de lijdende dienstknecht. Kortom, deze combinatie laat een verband zien van de oudtestamentische teksten met de gebeurtenis van de doop in de Jordaan. Tegelijkertijd is dit een voorbode van het gehele leven en sterven van Jezus Christus. Zoals later ook in het Lucas evangelie is beschreven: 'Moest de Messias dat alles niet lijden om in zijn glorie binnen te gaan?´236 In het doopverhaal wordt de duif als symbool van Gods creatieve Geest beschreven in combinatie met de stem uit de Hemel. In deze verbinding tussen het neerdalen van de Geest en de stem die verklaart dat Jezus de Zoon van God is, wordt Jezus als de Christus bevestigd, omdat men niet de messiaanse rol kan vervullen zonder de persoonlijke betrokkenheid van de Geest.237 Het verband tussen de activiteiten van deze doopgebeurtenis in de Jordaan en de oudtestamentische gebruiken en verhalen komen we bij vele theologen als consensus tegen. Zo benadrukt Walter Kasper in zijn boek 'Der Gott Jesu Christi' de verbinding van creatieve Geest van God in de oudtestamentische teksten die de komst van de Messias aankondigen en uiteindelijk in Jezus in vervulling zien gaan.238 Vader bevestigt de Zoon Een kernpunt is de passage dat de Vader bevestigt, op het moment dat de Geest op Jezus neerdaalt, dat Jezus zijn Zoon is in wie hij welbehagen heeft. Het zoonschap van Jezus wordt hier voorgesteld als de drager van de H. Geest. Weinandy stelt het heel scherp: 'The sonship of Jesus is here presented as dependent upon his being the bearer of the Holy Spirit'.239 Door de zalving van de 232 T. Weinandy, a.w., p.27. T.z.p. 234 Zo staat in psalm 2:7: Het besluit van de Heer wil ik bekendmaken, Hij sprak tot mij: 'Jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag voortgebracht'. 235 K. McDonnel, The baptism of Jesus in the Jordan, Minnesota 1996. 236 Luc. 24:26. 237 K. McDonnel, a.w., p.11. 238 W. Kasper, Der Gott Jesu Christi, p.201-204. 239 T. Weinandy, The Father's Spirit of Sonship, p.27. 233 54 H. Geest zal Jezus Christus zijn getrouwe dienaar blijven zelfs tot aan de dood. Het kruis zal openbaren dat Jezus de Christus, de gezalfde, en zo de ware zoon en dienaar van de Vader is. Op het moment dat de Geest bevestigt dat Jezus Christus de getrouwe Zoon op aarde is, dan bevestigt de Geest hem tegelijkertijd als de Zoon, binnen de triniteit, om zo voor eeuwig de Vader te behagen. Dus de getuigenis van de Vader van Jezus’ zoonschap, in aansluiting op de nederdaling van de Geest, maakt bekend dat Hij bevestigt, dat de Zoon voortkomt uit of door de Geest. De frase, 'vandaag heb ik jou voortgebracht', laat de historische gebeurtenis zien van de eeuwige handeling van God.240 Dit is ook terug te zien in het bidden van Jezus als een eeuwige communicatie tussen de Vader en de Zoon in de Geest.241 Ook McDonnel laat de trinitaire relatie zien die hieronder ligt, zoals hij aangeeft dat met de titel Christus of gezalfde ook wordt aangeduid dat er sprake is van iemand die zalft, iemand die wordt gezalfd en de zalf zelf. Dit houdt in dat degene die zalft de Vader is, degene die de gezalfde is, is de Zoon en de zalf is gelegen in de Geest.242 Het gehele trinitaire leven manifesteert zich in deze gebeurtenis. In deze economische trinitaire gebeurtenis wordt iets zichtbaar van de relatie van de immanente triniteit. Deze verbondenheid in de triniteit zorgt ervoor dat, als we Jezus Christus de geestdrager noemen, daarmee zijn plaats in de triniteit niet in geding is. Geestdrager betekent dan niet dat God alleen in de kracht van de Geest aanwezig is, want dan zou Jezus gelijk kunnen staan aan een profeet uit het Oude Testament. Dit leidt tot het idee van een mens die geadopteerd is door God en met zijn Geest vervult. Dat is in de theologiegeschiedenis adoptionisme gaan heten.243 Bij Jezus Christus is veel meer aan de hand. God openbaart zich persoonlijk in Jezus Christus in de heilsgeschiedenis. Op een totaal nieuwe manier komt God tot de mensen en er ontstaat een nieuwe relatie tussen God en mens. Op een persoonlijke manier geeft Jezus Christus uiting aan zijn relatie met de Vader die zijn voltooiing krijgt in de verrijzenis. Het aspect van het dragen van de Geest komt sterk tot uitdrukking in de actie die volgt op de doop in de Jordaan, wanneer de Geest het is die Jezus gelijk na zijn doop de woestijn in drijft, zoals in Luc.4:1. Deze leiding van de Geest in zijn leven is in de vele nieuwtestamentische verhalen terug te vinden en duidt op de verbondenheid tussen de Geest en de Zoon. Drager van de Geest Gods, doop en toekenning munus triplex De benaming ‘de drager van de Geest van God’ is ook een oudtestamentische aanduiding. Zo wordt in het Oude Testament beschreven hoe de Geest van God over bepaalde mensen kwam, of op hen bleef rusten. Dit is specifiek het geval bij profeten, koningen en priesters. Door de Geest die op hen blijft rusten, worden zij geïnspireerd en bekrachtigd om het werk, missie of het ambt uit te voeren. De profeten spreken de woorden van God. De koningen geven leiding aan het volk zoals God zijn volk leidt. De priesters worden beschouwd als de bemiddelaars tussen de mens en God. Deze ambten worden geleid door de Geest en hebben door deze leiding een bijzondere plaats in de heilsgeschiedenis. Deze drie grote oudtestamentische ambten worden in de theologie ook wel aangeduid met de term het drievoudig ambt, munus triplex. Het drievoudig ambt wordt aan Jezus Christus toegekend vanwege de doop, het ontvangen van de Geest. Jezus Christus wordt aangeduid als ‘de drager van de Geest van God’, net zoals de koningen, priesters en profeten uit het Oude Testament als ‘de gezalfden’ worden aangeduid, zo wordt deze titel en omschrijving ook op Jezus van toepassing. De titel profeet krijgt hij onder andere in Luc. 24:19 wanneer zijn leerlingen na zijn dood over hem praten. ‘Wat er gebeurd is met Jezus uit Nazareth, een machtig profeet in woord en daad 240 Met historisch handeling wordt hier aangegeven dat het handelen van God in de economische triniteit in de menselijke geschiedenis van tijd en ruimte binnentreedt. De begrippen tijd en historie behoren tot de economische triniteit en een begrip als eeuwigheid is typerend voor de immanente triniteit. 241 T. Weinandy, a.w., p.28. 242 K. McDonnel, a.w., p.119. 243 K. McDonnel, a.w., p.112. 55 in de ogen van God en van het hele volk’. En ook Jezus Christus zelf plaatst zich in de lijn met de profeten.244 Deze titel ‘profeet’ wordt in het geval van Jezus door zijn verkondiging veelal gelijkgesteld met de term leraar of rabbi. Dit wordt in combinatie met Jezus optreden 66 keer genoemd in het Nieuwe Testament.245 Het Koninklijk ambt wordt in het Nieuwe Testament veelvuldig aan Jezus toegekend. Zoals het te vinden is in Luc.22: 29 'Ik bestem jullie voor het koningschap zoals mijn Vader mij voor het koningschap bestemd heeft'. Daarnaast komt het terug bij zijn geboorte en de kruisdood waar hij genoemd wordt als de koning van de Joden. In het Nieuwe Testament wordt 38 keer de term koning aan Jezus Christus toegekend.246 De titel priester die aan Jezus Christus wordt toegekend komt voornamelijk terug in de brieven van Paulus aan de Hebreeën. 'Nu wij een hooggeplaatste hogepriester hebben die de hemel is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, moeten we vasthouden aan het geloof dat we belijden'.247 Deze titel drukt de functie of positie uit die de priester vervult als bemiddelaar tussen de mensen en God.248 Dit munus triplex wordt in de geschiedenis van de theologie af en toe beschreven door de kerkvaders en bij de middeleeuwse scholastieke kerkleraren, meestal in de context van een bijbelcommentaar over de zalving van priesters, koningen en profeten of een handeling van Jezus. Vooral Calvijn heeft het munus triplex verder ontwikkeld als een beschrijving van wat de verlossing door Jezus Christus inhoudt. In de negentiende eeuw werd dit drievoudig ambt door o.a. M. Scheeben en Newman in de katholieke theologie verder uitgewerkt en kwam daarom ook in de teksten van het tweede Vaticaans concilie terecht.249 Deze teksten stellen dat het munus triplex door de doop wordt toegekend aan Jezus Christus en aangezien alle gelovigen door diezelfde doop delen in dezelfde Geest zij ook delen in dit drievoudige ambt. Het munus triplex geeft de verschillende taakvelden aan waarop verlossing geduid wordt. Voor deze thesis is het van belang om te wijzen op de werkzaamheid van de Heilige Geest die in de beschrijving van de ambten te ontdekken is. Conclusie In deze doopgebeurtenis wordt zichtbaar dat God zich openbaart en aan het werk is, hetgeen aangeduid wordt met het openscheuren van de hemel. Door de werkzaamheid van de Geest, die gegeven is aan de Zoon, herschept God de wereld. Door de Geest die over Hem komt wordt bevestigd dat Jezus de geestdrager, de Messias, de Christus is. De Geest geeft direct na de doop leiding aan Jezus en stuurt hem de woestijn in. In de doop wordt de relatie van de drie-ene God zichtbaar. De Vader bevestigt dat Jezus zijn veelgeliefde Zoon is. De Geest van God komt over hem. Jezus wordt door de Geest, en door bijbelverwijzingen, tot Messias, gemaakt. En tot slot wordt Jezus als de Geestdrager bekleed met het munus triplex, waaraan iedere gedoopte deel heeft. 244 W. Kasper, Jesus The Christ, new edition, London 2011, p.57. G. O'Collins, Jesus Our Redeemer, p.112. 246 G. O'Collins, a.w., p.111. 247 Hebr. 4:14. 248 Hebr. 5:1, 'Wie uit het volk tot hogepriester wordt gekozen, wordt aangesteld om tussen God en de mensen te bemiddelen, om gaven en offers te brengen voor de zonden'. 249 De uitwerking van het munus triplex is terug te vinden in o.a. In de teksten van de constituties en decreten van Vaticanum II, Lumen Gentium 2 en Apostolicam actuositatem, waarin iedere gelovige door het doopsel wordt ingelijfd, deel heeft aan het priesterlijke, profetisch en koninklijk ambt van Christus. (zie Constituties en Decreten Vaticanum II, Apostolicam actuositatem, decreet over het lekenapostolaat, hfd. III, p.276). Zo wordt in Lumen Gentium 2, waarin het gaat over het volk van God, wordt in par. 12 gesteld dat het geheiligde volk van God ook deel heeft aan de profetische taak van Christus. Ook in de Codex komen we het munus triplex benadering tegen, waar wordt gesteld dat 'Christengelovigen zijn zij die, door het doopsel in Christus ingelijfd, tot volk van God gemaakt, en aldus aan de priesterlijke, profetische en koninklijke taak van Christus op hun wijze deelachtig, ieder volgens zijn eigen plaats, geroepen worden de zending uit te voeren die God aan de Kerk ter vervulling in de wereld heeft toevertrouwd' (Codex, canon 204, par.1). 245 56 5.3.2 Overeenkomsten tussen de doop en de Kruisdood Kruisdood en de Geest In deze thesis zal ik niet uitvoerig ingaan op de soteriologische benadering van de kruisdood en de verschillende theorieën die over de kruisdood van Jezus Christus zijn ontwikkeld. Dit zou te veel uitweiden over de gevolgen van het ontbreken van de Heilige Geest als liefdesband in deze theorie, terwijl ik juist naar de bron wil zoeken; waar kom ik de werkzaamheid van de Geest wel op het spoor. Precies dit punt van de Liefde van God voor de mens, die ervaren kan worden ook in deze tijd, brengt ons bij de dimensie van de verlossing die voor deze thesis het aandachtspunt is: de Heilige Geest. Mijn onderzoeksvraag richt zich op de pneumatologische en triniteitstheologische kant van deze heilsgebeurtenis. De Geest heeft namelijk een belangrijke rol in de verlossing. De rol en de invloed van de Geest op de leerlingen en christenen na de dood en verrijzenis van Jezus Christus is daarvan een uitwerking. Daarnaast als we het leven van Jezus Christus in zijn geheel bekijken is op ieder moment de Geest aanwezig. Van de conceptie van Maria tot de verrijzenis is de Geest aanwezig. Dit gehele leven van Jezus Christus mogen we beschouwen als verlossend.250 Om die reden wil ik de aanwezigheid van de Geest in het lijden en sterven van Christus ook altijd in verband zien met de gebeurtenis van de doop in de Jordaan. Daarin vindt de zelfcommunicatie of openbaring van God plaats en is de trinitaire structuur zichtbaar welke verlossing bewerkstelligt. Zowel in de doop als in de verrijzenis wordt hetzelfde trinitaire patroon zichtbaar, dat zicht geeft op de verhouding binnen de immanente triniteit.251 Als de structuur tussen doop en verrijzenis dezelfde is, dan veronderstellen we hier dat er ook een zelfde structuur te ontdekken is in de kruisdood van Jezus Christus, die vaak als de climax van de verlossing wordt beschouwd. Daarom wordt in deze paragraaf ingegaan op deze structuur en heb ik de aanwijzingen uit de Schrift of de theologie op een rij gezet. Zo wordt hier eerst de aanwijzingen genoemd en vervolgens volgen de uitwerking, om zo een beter beeld te krijgen van de rol van de Geest in het lijden en de kruisdood van Jezus Christus. Overeenkomsten tussen doop en kruisdood Evenals bij de gebeurtenis van de doop van Jezus Christus in de Jordaan het geval was, zullen ook hier de hoofdpunten en overeenkomsten van de verschillende evangelisten worden weergegeven om een beeld te krijgen van de Schriftteksten die betrekking hebben op de kruisdood van Jezus Christus. Hoewel ieder evangelie in zijn eigen historische context een eigen invulling geeft aan deze gebeurtenis, zijn er diverse overeenkomsten te vinden tussen de verschillende teksten.252 Zo schrijft Luc. 23:44-46 'Rond het middaguur werd het donker in het hele land doordat de zon verduisterde. De duisternis hield drie uur aan. Toen scheurde het voorhangsel van de tempel doormidden. En Jezus riep met luide stem: ‘Vader, in uw handen leg ik mijn geest.’ Toen hij dat gezegd had, blies hij de laatste adem uit.' Of zoals in Joh. 19:28-30 'Toen wist Jezus dat alles was volbracht, en om de Schrift geheel in vervulling te laten gaan zei hij: ‘Ik heb dorst.’ Er stond daar een vat zure wijn; ze staken er een majoraantak met een spons in en brachten die naar zijn mond. Nadat Jezus ervan gedronken had zei hij: ‘Het is volbracht.’ Hij boog zijn hoofd en gaf de geest.' 250 G. O'Collins, Jesus Our Redeemer, p.104. T. Weinandy, The Father's Spirit of Sonship, p.32. 252 Hierbij gaat het mij om een overzicht van de Schriftteksten die in de Traditie samen genomen, de heilsgebeurtenis van het kruis verwoorden. Hier is dan geen sprake van een historisch kritische tekstlezing, die misschien een andere nadruk legt op deze gebeurtenis. Het gaat mij erom hoe deze teksten in de theologiegeschiedenis (en kerkelijke traditie) een beeld en betekenis van de kruisdood hebben gevormd, dat bepalend is voor het christelijke geloof en de reflectie daarop. 251 57 Punten van overeenkomst Wat direct opvalt, als we de tekst van de doopgebeurtenis van Jezus Christus in de Jordaan en de Kruisdood met elkaar vergelijken is dat er veel overeenkomsten zijn. Allereerst wordt in de doop van Jezus Christus door de Geest die over hem komt, bevestigd dat Hij de geestdrager, de Messias, de Christus is. Op het kruis is het de frase 'en Hij gaf de Geest' eveneens een aanwijzing dat Hij de Geestdrager is. Daarnaast komt in de doop in de Jordaan de Geest van God over Jezus Christus, wordt hij over Hem uitgestort of geschonken. Als we kijken naar de kruisdood dan is dit het moment dat op het kruis Jezus de Geest weg geeft of schenkt. Beide gebeurtenissen getuigen van het feit dat de Geest op hem rust. Daarnaast is tijdens de doop de Geest zichtbaar aanwezig in de duif en daarbij komt er een stem uit de hemel. Op het kruis is de stem omgekeerd; het is Christus die antwoordt op de wil van de Vader en de woorden sprak; 'het is volbracht' of zoals bij Lucas; Vader in uw handen beveel ik mijn Geest. De beweging op het kruis is omgekeerd, want is er bij de doop een stem uit de hemel, zo is er op het kruis de stem die zich tot hemel en tot de Vader richt. De Geest die bij de doop op hem rustte, gaat op het kruis van hem uit. Ten derde wordt in de doop van Jezus in de Jordaan de relatie van de drie-ene God zichtbaar. Zo is het de Vader die bevestigt dat Jezus zijn veelgeliefde Zoon is. Op het kruis is het Jezus Christus de Zoon die de Vader aanspreekt, Abba, Vader. Dit is een belangrijk moment in de verlossing waarin hij blijk geeft van zijn innige verhouding met God die Hij zijn Vader noemt en daarmee bevestigt Jezus deze relatie. Een volgende opmerkelijke overeenkomst is dat in de doop in de Jordaan Jezus, door de komst van de Geest, (met verwijzingen naar het Oude Testament,) de Messias wordt genoemd. Hij wordt als Geestdrager bekleedt met het munus triplex. In diverse interpretaties komen de drie afzonderlijke ambten van het munus triplex ook op het kruis terug. Zo wordt Hij op het kruis koning genoemd (koning der Joden). Daarnaast wordt in de brief aan de Hebreeën geschreven over dat Jezus op het kruis zowel het offer is alsook de hogepriester die offert. Tot slot wordt ook gesteld dat Hij op het kruis de profeet en leraar is. Als vijfde punt wordt duidelijk dat zowel in de doop in de Jordaan als op het kruis God aan het werk is dat wordt aangeduid met het openscheuren van de hemel. Het openscheuren van de hemel is een eschatologisch duiding en dat komt bij de kruisdood op een bijzondere manier terug. Zoals Mattheus beschrijft; 'Nog eens schreeuwde Jezus het uit, toen gaf hij de Geest. Op dat moment scheurde in de tempel het voorhangsel van boven tot onder in tweeën, en de aarde beefde en de rotsen spleten'.253 Dezelfde elementen komen ook in het doopverhaal naar voren. Dit zijn in de Schrift aanwijzingen van een eschatologisch gebeuren, hier treedt God op. Zoals in Jesaja 'Als u de hemel toch openscheurt om af te dalen. De bergen doet wankelen voor uw aangezicht'.254 Het voorhangsel van de tempel was in het jodendom de afscheiding tussen tempel en het heilige der heiligen. De plaats waar volgens de overlevering de ark van het verbond bewaard werd, de plaats waar God aanwezig was. De plaats die afgescheiden werd met het voorhangsel was alleen toegankelijk voor de hogepriesters wanneer zij één keer per jaar naar binnengingen voor het zoenoffer van het volk, op Grote Verzoendag. Volgens de synoptici scheurde dit voorhangsel in de tempel en werd daarmee het heilige der heiligen toegankelijk voor de mens. Zoals in de doop van Jezus in de Jordaan door het doopsel er openheid komt naar de hemel, zo voltrekt zich op het kruis ook een soortgelijk eschatologisch gebeuren. Als zesde en laatste opmerkelijke overeenkomst valt op dat in de doopgebeurtenis God de wereld herschept, wanneer Hij Jezus zendt om het koninkrijk van God te verkondigen. Door de creatieve Geest op hem te laten rusten, kan Jezus Christus de wereld herscheppen. Op het kruis is er ook sprake van een herscheppende actie, wanneer de Liefde tot het uiterste toe de nieuwe maatstaf wordt. Vooral in de verrijzenis en in het leven van zijn leerlingen (en alle christenen) is er sprake 253 254 Matth. 27:50-15 Jes. 63:19 58 van herscheppen, wanneer zij een nieuw perspectief krijgen en mogen delen in het leven met en in de Geest van Jezus Christus. Tot slot van deze paragraaf kunnen we concluderen dat al deze overeenkomsten of vergelijkingen aangeven dat er sprake is van een zelfde structuur die zowel de doop van Jezus in de Jordaan als de kruisdood met elkaar gemeen hebben. De structuur die hier zichtbaar wordt en het idee van Weinandy dat zowel in de doop van Jezus als in zijn verrijzenis er een trinitaire structuur zichtbaar is, geven voldoende reden om de kruisdood nader te onderzoeken op zijn trinitaire dimensie. Voornamelijk zal er gekeken worden naar de rol van de Heilige Geest daarin, omdat de kruisdood van Jezus Christus veelal wordt beschouwd als een wisselwerking tussen God de Vader en God de Zoon. 5.3.3 De Geest en het lijden en sterven van Jezus Christus De werkzaamheid van de Geest wordt in het lijden en sterven van Jezus Christus niet expliciet genoemd. Dat wil echter niet zeggen dat de Geest afwezig is, omdat de eerder uitgewerkte taalregel ad extra aangeeft op welke manier Gods handelen ook onzichtbaar trinitair is. Dit is in deze paragraaf het uitgangspunt. We zullen hier specifiek kijken naar een paar momenten in het leven, lijden en sterven van Jezus Christus waar de Geest aanwezig kan zijn. De Geest is aanwezig in 'hij gaf de Geest'. We beginnen allereerst met de bekende passage in Joh 19:30 waar de Geest genoemd wordt: 'Hij gaf de Geest'. Deze frase geeft niet alleen aan dat alle Geest (Gr. pneuma) weg is, dat de levensadem het lichaam verlaat, maar meer nog stort Jezus de Heilige Geest over heel de mensheid uit. Vlak voor zijn dood geeft Christus de Geest, tegelijkertijd schenkt Hij ook de Geest.255. Deze verwijzing geeft de werking van de Geest weer op dit cruciale moment in de heilsgeschiedenis. De gave van de Geest op het kruis plaatst de kruisdood in een ander perspectief. In deze scene van zijn dood komt nieuw leven voort, de Geest zet de wereld op zijn kop. In zijn aardse leven ontvangt Hij de Heilige Geest vanaf het moment van de conceptie van Maria en in de verhalen over de doop in de Jordaan wordt Hij tevens nadrukkelijk aangewezen als drager van de Geest. Met zijn dood en verrijzenis wordt Hij ook de gever en schenker van de Heilige Geest. Het is Jezus Christus die samen met de Vader de Heilige Geest uitstort in de harten van zij die in Hem geloven.256 Zo geeft Hij vanaf het kruis de Geest (zie Joh. 19:30) en volgens O'Collins wordt deze gave onder andere zichtbaar in de doorstoken zijde waaruit bloed en water stroomt.257 De gave van de Geest neemt de vorm aan van stromen van levend water, die van zijn hart uitgaan. Vanaf zijn dood en verrijzenis schenkt Hij, samen met de Vader, aan ons de Geest. O'Collins legt met deze uitwerking minder de nadruk op het moment van Pinksteren dat meestal wordt aangeduid als moment van de gave van de Geest. Dit is een opmerkelijke stap en voor de rol van de Geest in de verlossing van groot belang. Hierdoor wordt de rol van de Geest op het moment van de kruisdood benadrukt als onderdeel van de verlossing. De Geest maakt het mogelijk dat de gekruisigde en verrezen Jezus de oorzaak wordt van de eeuwige redding en verlossing. Zonder de Geest zou de verlossing door Jezus Christus geen invloed en uitwerking hebben in het heden, het zou beperkt blijven tot het verleden.258 De verlossende gebeurtenissen in het verleden kunnen nog steeds invloed hebben in de hedendaagse situatie. Dat de Geest een rol in de verlossing heeft mag duidelijk zijn, vooral in deze actualisering van de verlossing door een persoonlijke benadering. Impliciet aanwezig in 'Abba, Vader', Ten tweede is de uitspraak van Jezus Christus op het kruis: 'Abba, Vader' een aanwijzing 255 256 257 258 F. Durwell, a.w., p.43 G. O'Collins, Jesus Our Redeemer, p. 110 G. O'Collins, a.w., p. 114 G. O'Collins, a.w., p. 111 59 van de aanwezigheid van de Geest. Zoals in Gal. 4:6 en Rom. 8:15 wordt geschreven; 'En omdat u zijn kinderen bent, heeft God ons de Geest van zijn Zoon gegeven, die ‘Abba, Vader’ roept'. Het is door de Geest dat men in staat is om God aan te spreken als Abba, Vader. Door de Geest van zijn Zoon is er een persoonlijke relatie mogelijk met God (de Vader). De kruisdood en verrijzenis is het moment waarop het goddelijk zoonschap zichtbaar wordt. Zoals we hebben gezien wordt in de doop van Jezus in de Jordaan door God de Vader bevestigd dat Jezus Christus zijn Zoon is. Daarentegen is het op het kruis Jezus Christus die bevestigd dat de Vader de Vader is. Deze bevestiging kan enkel door de aanwezigheid van de Geest. In het gebruik van 'Abba, Vader' op het kruis is de bijzondere band tussen Jezus Christus de Zoon en God de Vader terug. Nu, als Abba alleen kan worden gesproken in de Geest, dan is en wordt in de kruisiging de eeuwige band van liefde in de Geest zichtbaar tussen de Vader en de Zoon.259 Tevens is het de Geest die over Jezus Christus kwam tijdens de doop in de Jordaan is dezelfde Geest als die over de leerlingen komt op de dag van Pinksteren.260 Dit is dezelfde Geest waardoor wij kunnen zeggen Abba, Vader, zoals Jezus Christus dat gedurende zijn leven deed in zijn innige gebedsleven en in de persoonlijke en de intieme relatie met God die hij zijn Vader noemde. In de paragraaf over de doop in de Jordaan zagen we dat er sprake van een trinitaire openbaring was, zo ook in dit geval kunnen we zeggen dat door de Geest de Zoon kan zeggen Abba, Vader. Zo laat ook de gebeurtenis van de kruisiging een trinitaire structuur zien, waarin zowel de Vader, de Zoon als de Geest actief betrokken zijn. Impliciet aanwezig in het dulden Ten derde wordt in het lijden van Jezus Christus aan het kruis de werkzaamheid van de Heilige Geest zichtbaar. In de traditie wordt gesteld dat het lijden, de kruisdood en de verrijzenis van Jezus Christus bij elkaar horen, zoals de Schrift vermeldt: 'Moest de Messias niet zo lijden en dan de heerlijkheid binnengaan? En Hij legde hun uit wat in heel de Schrift op Hemzelf betrekking had, te beginnen bij Mozes en alle Profeten'.261 En ook; 'Hij zei: er staat geschreven dat de Messias zou lijden en op de derde dag uit zou opstaan'.262 De vraag is of hier de werkzaamheid van de Heilige Geest in te ontdekken valt. Echter, een verwijzing of citaat naar de werkzaamheid van de Geest in het lijden en sterven is niet direct te geven. Het gedeelte 'hij gaf de Geest' geeft aan dat die op hem rust, dus ook tijdens het lijden en sterven. Na de dood van Jezus Christus is de Geest over de leerlingen uitgestort. Daarbij ontvangen zijn niet alleen dit geschenk of deze gave, tegelijkertijd is er sprake van specifiekere aanwezigheid of werkzaamheid van de Geest. Zo zijn er naast de gaven van de Geest ook kenmerken van de aanwezigheid en werkzaamheid van de Heilige Geest. Zoals ze beschreven worden in de brief aan de Galaten als: 'de vrucht van de Geest is liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing'.263 Deze vruchten vinden we ook terug in het leven en handelen van Jezus Christus. De vruchten als geduld en liefde zijn op het moment van het lijden te duiden. Dit zou betekenen dat het dulden (het aanvaarden) van het lijden van Christus een van de vruchten is (geduld). Dit zou betekenen dat de Geest tijdens het lijden en sterven aanwezig is. Dit dulden wordt de houding waarop Jezus Christus in staat is om zijn leven tot het uiterste toe volgens de wil van de Vader te volbrengen. Zijn eigen leven lijkt van ondergeschikt belang voor zijn levensmissie, om de wil van de Vader te doen en de mensen tot in de dood lief te hebben. De theoloog Schoot heeft over deze kwestie een artikel geschreven in het jaarboek 2011 van het Thomas Instituut te Utrecht.264 Hierin 259 T. Weinandy, the fathers spirit of sonship, p.29. K. McDonnel, a.w., p.121. 261 Luc. 24:26-27. 262 Luc. 24:46. 263 Gal. 5:22-23. 264 Jaarboek 2011 Thomas Instituut Utrecht, prof. H. Schoot, Geduld, Thomas van Aquino over het duldzame lijden van Christus, p.47-67. 260 60 geeft hij aan dat geduld bij Thomas een belangrijke sleutel is voor het verstaan van de betekenis van het kruis.265 Geduld kan opgevat worden als een deugd en tegelijkertijd wordt geduld in dit artikel ook opgevat als een gave. Geduld dat zich richt op God is een vrucht van de liefde die ons in genade is geschonken. 266 Hieruit komt naar voren dat in het dulden van Christus op het kruis de Geest (zij het impliciet) aanwezig is. Impliciet aanwezig in de wil van de Vader doen tot het uiterste toe Als vierde punt is de uitspraak 'het is volbracht' uit het Johannesevangelie van belang. Aan het einde van zijn leven(sopdracht) gaf Jezus Christus daarmee aan dat hij de wil van de Vader had gedaan tot het uiterste toe. Dit houdt in dat Hij door trouw te blijven aan zijn levensmissie, om het Koninkrijk van God zichtbaar te maken, te brengen in de wereld en onder de mensen de wil van de Vader heeft gehoorzaamd en volbracht. Voor de immanente triniteit zou dit kunnen betekenen, dat de liefde die de Geest is ervoor zorgt dat de Zoon uit liefde de wil van de Vader doet, namelijk trouw blijven aan zijn missie tot in de dood en verder. Voor de economische triniteit is de rol van de Geest weggelegd in de gave van het eeuwige leven, genade, de inwoning van de Geest, die leidt en nieuw leven in de gemeenschap met God mogelijk maakt. Bij Paulus in de Romeinenbrief komt dit aspect naar voren als hij zegt dat we in de Geest kunnen bidden en ons conformeren naar Gods wil.267 In het gebed is de Geest actief. We kunnen ook stellen dat deze confirmatie aan de wil van de Vader evengoed geldt voor Jezus Christus zelf alsook voor de leerlingen en christenen. Dit conformeren naar de wil of het plan van God de Vader moet hier niet worden opgevat als een onderwerping of een bloedig offer. Het krijgt zijn hoogtepunt in het leven en sterven van Jezus Christus. Zijn leven en sterven wordt een voorbeeld van een spontane zelfgave die de verlossende liefde van God karakteriseert.268 Daarin zijn twee elementen van deze liefde zichtbaar: initiatief en zelfgave. Het was God die initiatief nam door het werk van de verlossing aan te reiken. Het kan niet anders dan dat de goddelijke liefde hiervan de drijfveer was. Daarnaast is de zelfgave van Jezus Christus, die het menselijke bestaan op zich nam, het teken en de realiteit van de gave van het goddelijke zelf. Deze vrije zelfgave brengt een nieuw geschenk met zich mee, dat het mogelijk maakt om te leven in een gemeenschap van leven en liefde.269 Dit brengt de gelovige het goddelijk zoonschap, dat door Ireanus ook wel benoemt werd als 'de vergoddelijking van de mensheid – de mensheid wordt opgenomen in het innerlijke leven van de drie-ene God. En zo betrokken en deelgenoot van de eeuwige liefde.270 Deze zelfgave als een goddelijk initiatief en de gehoorzaamheid is verbonden met de Heilige Geest die op Hem rust, zodat Hij om met de woorden van de Hebreeën brief te spreken: 'Toen hij naar de uiteindelijke volmaaktheid gevoerd was, werd hij voor allen die hem gehoorzamen een bron van eeuwige redding'.271 Impliciet aanwezig in het offeraspect van de kruisdood Voor het vijfde punt richten we ons op het kruis dat voor vele nieuwtestamentische auteurs een zichtbaar teken geworden is van het verlossende handelen van God in Jezus Christus. Zoals in de Colossenzen brief vermeld wordt, 'Door het kruis heeft Christus over hen getriomfeerd, hen 265 H. Schoot, p. 61. H. Schoot, a.w., p.67. 267 Rom. 8:26-28, De Geest helpt ons in onze zwakheid; wij weten immers niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen, maar de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten. God, die ons doorgrondt, weet wat de Geest wil zeggen. Hij weet dat de Geest volgens zijn wil pleit voor allen die hem toebehoren. En wij weten dat voor wie God liefhebben, voor wie volgens zijn voornemen geroepen zijn, alles bijdraagt aan het goede. 268 G. O'Collins, Jesus Our Redeemer, p.184. 269 G. O'Collins, a.w., p.184. 270 G. O'Collins, a.w., p.183. 271 Hebr. 5:7. 266 61 openlijk aan de kaak gesteld'.272 En ook in de brief aan de Galaten wordt het belang van het kruis voor de verlossing benadrukt.273 De werkzaamheid van de Geest is hier dan ook impliciet aanwezig als de traditie stelt dat het kruis ook Gods Liefde openbaart voor de mens in Christus. Het openbarende karakter van het kruis wordt zichtbaar en geopenbaard door de werkzaamheid van de Geest. Toch kan het kruis, met de daarbij gehanteerde offertaal, de nodige verwarring scheppen. Om tot een juist begrip van offer te komen, en de werkzaamheid van de Geest daarin te ontwaren, zijn er een paar aandachtspunten van belang. Allereerst is het dan ook van belang, in het nadenken over kruisdood en offer, om aan te geven dat het begrip offer tot veel misverstanden kan leiden. Zo kan de kruisdood als offer de interpretatie krijgen dat God de kruisdood als offer eist voor de zonden, wat tot grote misverstanden leidt. Helaas is de interpretatie van het offeraspect van de kruisdood van Jezus Christus door verschillende theorie neergezet alsof er sprake is van een wraakzuchtige God, die mensenoffers eist ter genoegdoening van alle menselijke tekortkomingen. Het is dan ook volgens O'Collins niet in overeenstemming met de tekst van de brief aan de Hebreeën om te spreken over Christus die zich moet verzoenen met een woedende God. In de gehele tekst komt dit beeld van God niet ter sprake en wordt er nooit gesproken over Gods boosheid in combinatie met Jezus Christus en zijn lijden en kruisdood.274 Het tegenovergestelde is het geval, namelijk dat de Zoon gezonden door de Vader de mensen vergeving schenkt en redding heeft gebracht voor de mensheid, dat allemaal is het initiatief van de goddelijke liefde.275 Van wraak, boosheid of een toornige God is geenszins sprake. Het is dan ook een interpretatie die de rijkdom en de liefde van God geen eer aan doet, wanneer er wordt gesuggereerd dat de Zoon geofferd werd om de woede of de toorn van de Vader te stillen.276 Met name door de cultische opvatting die in de westerse wereld wel de eerste associatie is, wordt God dan vervormd tot een bloeddorstige God. Deze interpretatie neemt de richting aan van de mens naar God. Het is de mens die zich tot God went met zijn geschenken en (slacht)offers. Terwijl in de brief aan de Hebreeën (en het gehele Nieuwe Testament) juist het tegenovergestelde het geval is. Hier is het God die naar de mens toegaat en zijn Zoon in deze wereld zendt. Niet de mens, maar God neemt het initiatief tot verlossing.277 Op de eerste plaats is het een zelfopoffering van de Vader door zijn Zoon te zenden en in de tweede plaats is het de Zoon die op een unieke manier hierop antwoordt en zichzelf in een vrije zelfgave opoffert voor anderen.278 Zo is niet alleen in zijn kruisdood, maar ook in zijn hele leven is het verlossende handelen zichtbaar. Ten tweede is het, door het gebruik van het beeld van offer en slachtoffer, in de traditie wel een gebruikelijke manier om de dood van Jezus Christus te interpreteren. Zo is bijvoorbeeld het begrip Lam Gods, dat Johannes de Doper hanteert om Jezus Christus te omschrijven, in de traditie terug te vinden in o.a. de liturgie. Verschillende theologen pleitten ervoor om het offerbegrip te behouden, doch het wel te ontdoen van de gewelddadige en heidense beelden die hierbij worden geassocieerd. Door het ontbreken van de Bijbelse culturele context (waarin offeren gangbaar was) leidt het begrip offer vaak tot onbegrip. Een zuiver beeld houden van het offerbegrip zoals dat wordt beschreven in de Hebreeënbrief, geeft ook de mogelijkheid om wel de Bijbelse termen te gebruiken op een manier waaruit de liefde van God voor de mensen zichtbaar wordt.279 272 Kol. 2:15. Gal. 6:14, 'Wat mij betreft; ik denk er niet aan mij op iets anders te beroemen dan op het kruis van onze Heer Jezus Christus, waardoor de wereld voor mij is gekruisigd en ik ben voor de wereld gekruisigd'. 274 G. O'Collins, Jesus Our Redeemer, p.165. 275 G. O'Collins, a.w., p.166. 276 T.z.p. 277 G. O'Collins, a.w., p.164. 278 Zie ook Hans Kung, Christ sein, München 1976, p.382-390. Hij geeft in gelijke bewoordingen de moeilijkheid van het gebruik van de offerterminologie weer. Hierin benadrukt hij dat het begrip offer geenszins de betekenis kan krijgen van de oudtestamentische en heidense cultische offerbegrip, omdat het gehele leven tot en met zijn sterven verlossend is geweest. Niet enkel zijn dood heeft verlossing gebruikt. 279 Voor een uitgebreide analyse van het gebruik van het offerbegrip, zie N. Schreurs, Werk maken van 273 62 Als oplossing om deze vertaalslag te maken biedt de theologische benadering van O'Collins die het idee van het offer opvat als een offer van zelfgave uit liefde mogelijkheden. Hierdoor wordt ook de werkzaamheid van de Geest zichtbaar zoals die eerder al is benoemd als de Liefdesband tussen Vader en Zoon en God en mens. In dit licht bezien kan het offer dan worden geïnterpreteerd als overgave uit liefde, en dat is de eigenheid van de Geest. Dan kan men ook zeggen, zoals in de brief aan de Hebreeën, dat door de eeuwige Geest Christus zichzelf offert. Dan wordt niet alleen zijn lijden en sterven, maar ook zijn gehele leven opgevat als een offer of een zelfgave van de Zoon van God.280 Dit offer als overgave uit liefde voor God en de mens, dat is hierin de eigenheid van de Geest. Daarnaast is de manier waarop erover de werkzaamheid van de Geest wordt gedacht ook verbonden met de zending van de Geest, die ervoor zorgt dat het offer, niet een eenmalig offer is, maar een blijvende gebeurtenis waar iedere gedoopte aan deel kan hebben. Hierdoor blijft het verlossende karakter ook nu nog actueel.281 Samengevat De Geest is aanwezig in het lijden en sterven van Jezus Christus, soms expliciet uitgedrukt, maar vaker is hij impliciet aanwezig. Het is diezelfde Geest als liefdesband die het mogelijk maakt dat Jezus Christus in staat is om Gods wil te doen, het lijden te dulden of uit te houden. De meest zichtbare vorm is het moment waarop Jezus Christus de Geest geeft. Toch is de Geest ook aanwezig in het uitroepen van 'Abba, Vader' dat de innige relatie tussen de Zoon en de Vader weergeeft. Dit krijgt zijn uitwerking in het uithouden en het dulden van het lijden om uiteindelijk de wil van de Vader te doen. Hier is de werkzaamheid van de Geest merkbaar en vindt zijn volle betekenis in het offeraspect van de zelfgave van Jezus Christus. 5.4 Tot slot Deze thesis begon met de vraag of er sprake kan zijn van een eigenheid van de Heilige Geest in de verlossing en vooral in de kruisdood van Jezus Christus. Om in Rahners terminologie te blijven heeft dit onderzoek zich steeds gericht op de twee terreinen van de economische en immanente triniteit. Voor de rol en in het bijzonder de eigenheid van de Heilige Geest zijn er in dit hoofdstuk en de voorafgaande hoofdstukken al veel nieuwe inzichten naar boven gekomen. Er is al het een en ander over de Geest benoemd dat bij kan dragen aan de specificering van de eigenheid van de Geest in de verlossing. Voor wat betreft de immanente triniteit is er in de voorgaande hoofdstukken zicht gegeven op de rol van de Geest in de immanente triniteit, in God zelf. Zoals Hij door Augustinus al de liefdesband tussen Vader en Zoon werd genoemd, maakt dit de missie van God zichtbaar. Hiermee wordt er toegang gegeven tot het innerlijk leven van de triniteit en het geeft de mens toegang tot God en laat hem door Zijn Geest delen in dit leven. De Geest als liefdesband is ook een uitdrukking van Gods heilsplan, dat door de incarnatie tot uitvoering wordt gebracht. Hierin verschuift het theologisch perspectief en gaat van de immanente triniteit naar de economische triniteit. Want diezelfde Geest die als de onderlinge liefdesband van Vader en Zoon verlossing mogelijk maakt, is ook de Geest die christenen in staat stelt om kinderen van God te worden (adoptief zoonschap). Het is ook tegelijkertijd dezelfde Geest die de liefde van God de Vader in hun hart uitgiet zoals Paulus schrijft.282 Deze beweging van immanent naar economische triniteit met daarin de focus op de liefdesband en verscheidenheid van de Geest geeft ook een reflectie weer van Gods innerlijk leven.283 Vanuit het perspectief dat God het verzoening, Budel 2004. in Hoofdstuk 7; kruis en offer. Het uitzuiveren van de traditionele verlossingterminologie, geeft Schreurs een verklaring voor het behoud van het gebruik van het begrip offer, zij het met een zuivere betekenis. p.114. Zie voor een voorbeeld van een interpretatie die de offertaal op t kruis volgens dit uitgangspunt de uitleg van Edward Kilmartin die door O'Collins wordt aangehaald op p.165 van zijn boek Jesus Our Redeemer. 280 G. O'Collins, a.w., p.165. 281 G. O'Collins, a.w., p.111. 282 T. Weinandy, Jesus the Christ, Indiana 2003, p.131. 283 G. O'Collins, Jesus our Redeemer, p.195. 63 initiatief heeft genomen en Jezus Christus dit in zijn zelfgave heeft volbracht, kunnen we stellen dat de immanente liefde door de zending van de Zoon en de Geest een inkijkje geeft in het interne trinitaire leven. Het is de immanente liefdesband die zichtbaar wordt en uitgaat (in de economische triniteit) en de liefde in het hart van mensen legt. Daarmee wordt het voor de gelovige mens mogelijk om, door de zending of de missie van de Zoon en de Geest in relatie met de Vader, toegang te krijgen tot het immanente trinitaire leven.284 Zogezegd, het adoptief zoonschap geeft toegang en maakt verlossing mogelijk. De economische triniteit als afbeelding van de immanente triniteit Als dit zoonschap van de mens door de Geest een afbeelding/ spiegel is van het werk van de Geest op een economische trinitaire manier, dan geeft dit een inkijkje in het innerlijk leven van God in zijn immanente triniteit. Zo zorgt de Geest voor de eenheid tussen de mens en God. Zoals wij één worden met God door de Geest, zo wordt ook God één in zichzelf, door diezelfde Geest. Het is ook die Geest waardoor de Zoon ‘Abba Vader’ kan zeggen en die mensen tot kinderen en erfgenamen van God maakt. Die Geest zorgt voor eenheid en gemeenschap. Zoals in de Schrift niet zozeer wordt gesproken over een gemeenschappelijk natuur, maar de gemeenschap van de Geest. Het is door de Geest dat de Vader de Vader is en de Zoon de Zoon. De Geest is tevens de Geest van vereniging van de mens met God. Samen met de zending van de Zoon is het de zending van de Geest die de mens binnenleidt in het trinitaire leven. Deze vereniging van de mens in gemeenschap met God is de ultieme vorm van verlossing. Deze verlossing is de vreugde van de liefhebbende God die niet voor zichzelf gehouden kan worden, maar gedeeld wil worden met een ander (relatie). Verlossing is zoals Kasper het verwoordt; 'the age of the coming Kingdom of God is the age of love, which requires us to accept each other unconditionally. Such love, which does not answer back and never says no, ensnares evil in the world. It smashes the vicious circle of violence and counter violence, guilt en revenge. Love is the new start. It is the visible presence of salvation'.285 De verlossing en de komst van het koninkrijk van God betekent dat de liefde en de Genade van God de maat der dingen worden. Het is de relatie met de trinitaire God waarin de gelovige mag worden opgenomen en in het eigen leven de zelfcommunicatie van God mag ontdekken. Het is de Liefde die zichzelf openbaart als de betekenis van het leven. Dit is de wereld en de mens vindt alleen zijn vervulling in de Liefde. Met de belangrijke interpretatie van Augustinus over de Geest als de liefdesband tussen God de Vader en God de Zoon, kunnen we zeggen dat de liefde waar Kasper overschrijft de Geest is. De relatie in God zelf en zijn communicatie naar de wereld en de mens gaat in en door de Geest, die de liefde zelf is. De rol van de Geest in de verlossing wordt dan zichtbaar. Dan kunnen we zeggen; Waar de Geest is daar is vrijheid, of anders gezegd; waar de Geest van God is, is verlossing (mogelijk) of wordt het koninkrijk van God zichtbaar (vanwege zijn openbarende karakter). Of deze vrijheid en de werkzaamheid van de Geest ook zichtbaar wordt in de verschillende theorieën over de verlossing is de vraag in de volgende en tevens laatste paragraaf. 5.5 De werkzaamheid van de Geest in de verlossingstheorieën Ten slotte wil ik hier aandacht besteden aan een belangrijke ontwikkeling in de soteriologie. Door de ontwikkelingen in de triniteitstheologie is er in de theologische reflectie op de verlossing en vooral de kruisdood aandacht gekomen voor de rol of de eigenheid van de Heilige Geest in de heilsgebeurtenis. In de theologiegeschiedenis is de kruisdood van Jezus Christus op velerlei wijze geïnterpreteerd. Geen compleet beeld van verlossing/ geen dogma Allereerst is het wel opvallend dat het kerkelijk leergezag geen soteriologisch dogma heeft 284 285 T. Weinandy, The Father's Spirit of Sonship, p.101. W. Kasper, a.w., p.74, 64 ingesteld. Het gaat zogezegd niet verder dan de teksten van de geloofsbelijdenis van Nicea; Hij is gestorven omwille van ons heil. Hoe deze dood verlossing(heil) tot stand kan brengen en wat dit betekent, daarover heeft de kerk zich niet in definitieve zin uitgelaten.286 Hoewel de getuigenis van vele nieuwtestamentische auteurs over de verlossing wel de drijvende kracht is voor het christelijk geloof is er geen universele definitie te vinden. De kerk heeft geen specifieke theorie voor de dood van Christus. Hoe de drie goddelijke personen zich in deze gebeurtenis van de kruisdood tot elkaar verhouden wordt evenmin omschreven. In de verklaring en uitleg van de kerk over de soteriologie valt op te merken dat ze duidelijk geen voorkeur uitspreekt voor een bepaalde theorie of dat ze de verlossing in een strakke leer heeft vastgelegd. De leer van de triniteit en de incarnatie is veel eerder uitgewerkt dan de soteriologie.287 Een belangrijke reden voor de afwezigheid van een leer van de verlossing is gelegen in de directe verbinding tussen de dood van Christus en de zonde vergeving te maken met de eucharistievieringen in de kerk. In de liturgie van de kerk werd de verlossende betekenis van zijn dood en de gave van zijn leven herdacht en gevierd en er lijkt geen behoefte aan een dogmatische definiëring.288 Dit in tegenstelling tot de ontwikkeling van de Christologie en de leer over triniteit die veelvuldig werden bekritiseerd en 'aangevallen' in de eerste vijf eeuwen.289 Dit heeft tot gevolg gehad dat er in geen enkele periode in christelijke theologiegeschiedenis een compleet beeld van verlossing is ontwikkeld. Er zijn door de eeuwen heen verschillende benaderingen geweest, met ieder een eigen nadruk en woordkeuze die uitdrukking gaven aan het begrip verlossing.290 Aangezien de kerkelijke traditie geen specifieke theorie heeft geclaimd, zullen we hier enkele belangrijke theorieën uitlichten die het denken over verlossing en de kruisdood hebben bepaald. McIntyre heeft in zijn werk 'the shape of soteriology'291 maar liefst 15 benaderingen of theorieën op een rij gezet.292 Dit zijn verlossingstheorieën die op een bepaald moment in de theologiegeschiedenis zijn ontwikkeld. In een recent verschenen boek van Gerald O'Collins293 'Jesus our Redeemer', geeft hij 5 termen die veelvuldig gebruikt worden in soteriologische modellen. Deze modellen van soteriologie komen overeen met die van McIntyre en zijn achtereenvolgens redemption (redding, bevrijding of vrijkoping), atonement (boetedoening), reconciliation (verzoening), expiation (vergoeding), en salvation (redding). Deze begrippen en benaderingen geven een beeld van de wijze waarop er over verlossing nagedacht wordt. Voor deze thesis is het daarbij van belang om te benadrukken dat er niet in alle theorieën ruimte is voor een eigenheid van de Heilige Geest. Zo is er een theorie ontwikkeld waarbij redding in de zin van bevrijding, verlossing en loskoping de kern is. In de Engelstalige literatuur wordt hiervoor het woord 'redemption' gebruikt. Hierbij wordt door het lijden en sterven van Jezus Christus de mens bevrijdt, verlost en vrijgekocht.294 Dit is de universeel geaccepteerde interpretatie geworden van wat de effecten zijn van de dood van Christus. Hoewel de begrippen vrijkopen, redden of verlossen ('ransom' en ‘redemption') niet veel verschillen, wordt redden/verlossen in tegenstelling tot vrijkopen dominanter en gebruikt als allesomvattend in de soteriologische inhoud. Het idee van terugkopen doet de vraag opkomen aan wie er teruggekocht moet worden. Het is dan ook moeilijk om de dood van Christus voor te stellen als een betaling of koop. 286 H. Schoot, Over Jezus, p.59. J. McIntyre, The Shape of Soteriology, Edinburgh 1992, p.1. 288 H. Schoot, a.w., p.60, vgl. J. McIntyre, a.w., p.10. 289 J. McIntyre, a.w., p.15. 290 G. O'Collins, a.w., p.2. 291 J. McIntyre, a.w., Edinburgh 1992. 292 J. McIntyre laat in dit boek 15 modellen van verlossing de revue passeren. Deze theorieën geven echter niet allemaal een beeld waarin de Liefde van God voor de mens centraal staat. 293 G. O'Collins, a.w., p.2. 294 J. McIntyre, a.w., p.32. 287 65 Een andere benadering beschouwt de kruisdood van Jezus Christus als een offer.295 Hier wordt op basis van de brief aan de Hebreeën en de teksten uit het Oude Testament de dood geïnterpreteerd als een offer dat voor eens en voor altijd wordt gebracht. Het lijden en sterven is als een offer aan God waarin Jezus Christus als eerste zichzelf offert, om zo een nieuwe gemeenschap van de mens met God mogelijk te maken. Dit 'eens voor allen' offer, wordt de basis voor de toekomst van God met zijn mensen. Waarbij de gave van de Geest het fundament is en de inspiratie voor het nieuwe leven. Een derde theorie die in de lijn van het offer verdergaat, is de interpretatie die de kruisdood van Jezus Christus opvat als boetedoening.296 Dit begrip boetedoening wordt gemeengoed om één van de modellen om de dood van Christus te beschrijven, hoewel het niet zozeer een nieuwtestamentisch begrip is. Hiermee zijn begrippen verwant als genoegdoening, gunstig stemmen en verzoening. Toch is het begrip verzoening van een andere orde. Hiermee geeft McIntyre een andere benadering aan de dood van Christus, te weten die van de vereniging van de mens (zondaars) met God. Deze nieuwe verbinding of vereniging met God is een belangrijke getuigenis in het christelijke geloof. Het moet echter wel in het juiste perspectief geïnterpreteerd worden, want nergens in het Nieuwe Testament staat dat God zich moet verzoenen met ons. De beweging is anders om, want de mens moet zich verzoenen met God. Op die manier is er geen vraag meer naar een boze God waarmee die tot bedaren gebracht moet worden.297 Toch is er bij de mensen een vervreemding van God gekomen. Zo gesteld is deze relatie beschadigd en is verzoening met en door God mogelijk door het leven en sterven van Christus. God laat zijn liefde voor de mens (de vervreemding is niet Gods liefde die ophoud voor de mensen, maar juist de mens die zich afwendt van God.) Daarom wordt er door God een nieuwe relatie voor de mens met God tot stand gebracht in de dood van zijn Zoon. Die nieuwe relatie vraagt om een verandering van het hart en de levenshouding. Een ander model van vergoeden, 'expiation', heeft de kruisdood geïnterpreteerd als een handeling van reparatie die vrede bewerkstelligd.298 In het Grieks wordt hiervoor het woord hilasterion gebruikt. Het begrip vergoeden heeft een God gerichtheid in zich met theologische antwoorden op de belangrijke elementen uit de soteriologische situatie, zoals we die tegenkomen bij de verklaringen over Christus zelfopofferende liefde voor de Vader, over het offer van de eniggeboren Zoon en over Christus’ die voor ons vrede bewerkstelligt met de Vader. Aan de andere kant is het woord vergoeden of verzoenen een mensgerichte referentie waarmee de betekenis van reparatie en beterschap wordt aangeduid. In beide begrippen wordt een noodzakelijke dimensie van de actie van Christus op het kruis weergegeven. Eén model dat McIntyre aanhaalt, dat zowel de Bijbelse betekenis van de dood van Jezus Christus uitdrukt, als ook de allesomvattende wil van God voor zijn mensen, (zoals wij het kunnen opvatten in de geschiedenis van het volk Israël) is het model van redding en verlossing (salvation).299 Bij dit model zijn er overeenkomsten en verschillen met voorafgaande modellen. Zo kan men de vraag stellen waarvan de mens gered of verlost moet worden. Echter, in deze opvatting voor de manier waarop de dood van Christus geïnterpreteerd kan worden, gaat het niet alleen om vergeving van zonden. Zo wordt zichtbaar dat het namelijk om een breder perspectief gaat van een levenslange vergeving en een nieuwe en heilzame relatie, in het bijzonder in gehoorzaamheid aan God. Het is op dit punt in de soteriologie belangrijk om alert te zijn op het belang van de leer van de Heilige Geest, die als geschenk en gave van Christus aan de geredde en verloste mensen wordt gegeven, die geïnitieerd en kracht geeft voor deze relatie in een geheel nieuw leven. McIntyre ziet dit model graag als de definitieve omschrijving, voor de studie van de dood van Christus, vooral 295 296 297 298 299 J. McIntyre, a.w., p.34. J. McIntyre, a.w., p.40. J. McIntyre, a.w., p.42. J. McIntyre, a.w., p.38. J. McIntyre, a.w., p.33. 66 door de compleetheid ervan.300 De verschillende interpretaties van de hierboven genoemde begrippen en theorieën laten het belang zien van een evenwichtige trinitaire benadering van verlossing. Uit deze selectie van theorieën en begrippen, die het beeld vormen rond de betekenis van de verlossing van God door het leven en de kruisdood van Jezus Christus, komt het belang van de rol en de eigenheid van de Geest duidelijk naar voren. Blijkbaar is er niet in iedere verlossingstheorie direct de liefde van God te herleiden en vallen sommige theorieën ten prooi aan karikaturale voorstellingen. Met name hebben begrippen zoals offer, vergoeding en verzoening tot karikaturale voorstellingen van de verlossing geleid. Deze interpretatie wordt bijvoorbeeld door de protestante theoloog C.J. Den Heyer behandeld in zijn boek 'Verzoening'301: hierin stelt hij de vraag hoe straf en genoegdoening te rijmen zijn met het beeld van God als Liefde en vergeving.302 Om dit te voorkomen is het criterium dat een verlossingstheorie ruimte moet bieden voor de trinitaire dimensie en de Geest als liefdesband303 daarin herkend moet kunnen worden. Wanneer één van de goddelijke personen in de verlossing geen volwaardige rol krijgt, kan er een vreemd en verwrongen beeld van het verlossende handelen van God ontstaan. Mijns inziens ligt de kern van het probleem niet alleen in de soteriologie, maar ook in de triniteitstheologie. Daarin is de eigenheid van de Heilige Geest lange tijd niet verder ontwikkeld en dit heeft ervoor gezorgd dat ook in de soteriologie er geen of weinig ruimte is voor de specifieke rol van de Heilige Geest. Daarom ben ik in deze thesis begonnen met de triniteitstheologie om vanuit daar op zoek te gaan naar de specifieke rol van de Heilige Geest. Om de triniteit in de verlossende kruisdood te ontdekken blikken we even terug op de vorige paragrafen waar het idee dat er in de doop van Jezus in de Jordaan sprake is van een zelfcommunicatie van de trinitaire God verder is uitgewerkt. Hier wordt veel duidelijk over de manier waarop God zich openbaart en hoe verlossing tot stand komt. Echter, voor het moment dat wordt aangeduid als de climax van de verlossing, het lijden en sterven van Jezus Christus, lijkt het niet zo voor de hand te liggen om te spreken over een trinitaire openbarende zelfcommunicatie van God. In de geloofstraditie is dit moment omschreven in de bewoording: 'Gestorven voor ons en omwille van ons heil'. Zo wordt de kruisdood van Jezus Christus veelal beschreven; als een verlossende kruisdood. De verlossing wordt in de paragraaf hierboven geduid in het één worden met God, deelhebben aan en opgenomen worden in zijn gemeenschap. Dit is een trinitair gebeuren, waarin iedere goddelijke persoon een eigen gelijkwaardige rol in te vervullen heeft. Toch is er in vele soteriologische theorieën, zoals beschreven door McIntyre, niet altijd sprake van een trinitaire gebeurtenis. In de verlossende kruisdood wordt de rol van de Heilige Geest niet expliciet vermeld. Ook in de evangelieteksten wordt de rol van de Heilige Geest tijdens het lijden en de kruisdood niet direct genoemd. De vraag die in deze thesis centraal staat luidt; wat is de rol of de eigenheid van de Heilige Geest in de verlossende kruisdood van Jezus Christus? Het antwoord is niet eenvoudig te geven, omdat in deze kruisdood er weinig aandacht lijkt te zijn voor de rol van de Heilige Geest. Dit komt vooral door de zogeheten juridische theologie van de verlossing, waarin de Geest geen rol speelt en 300 J. McIntyre, a.w., p.34. C. J. Den Heyer, Verzoening, Bijbelse notities bijna een omstreden thema, Kampen 1997. 302 Den Heyer stelt in dit boek dat de systematische theologische doordenking van de betekenis van de kruisdood van Jezus Christus niet meer relevant is voor de hedendaagse gelovige(n). Vooral de begrippen als verzoening, offer, betaling hebben volgens hem een beeld gecreëerd van een rancuneuze God. Toch geeft hij ook interessante punten van kritiek die bijdragen aan het voorkomen van dit negatieve beeld rond de kruisdood van Jezus Christus. Een belangrijk punt daarin is dat God als eerste het initiatief heeft genomen en dat in heel het leven van Jezus Gods hand te zien is(p.63). Zo merkt hij bijvoorbeeld op dat niet allen de nadruk moet komen te liggen op het lijden en streven, want het gehele leven van Jezus is verlossend(p.81). Daarnaast schrijft hij dat als er gesproken wordt over offer, er niet aan God geofferd moet worden om de toorn van God te stillen. Er is eerder sprake van een tweerichtingsverkeer tussen God en mens, die weer met elkaar in contact komen(p.124). Een paar, dat verderop in deze thesis ook aan de orde komen. 303 Begrip ontleend van Augustinus, zie voor uitleg Hfd. 4. van deze Masterthesis. 301 67 die wijdverspreid is en gemeengoed is geworden.304 Deze theologie interpreteert Christus' dood als een verdienste waarbij er een prijs betaald moest worden, waardoor men recht kreeg op een soort ruil uitwisseling. Deze theologie beschouwt de verlossende dood als een gebeurtenis die geen ruimte biedt voor de persoonlijke relatie van Jezus met zijn Vader. Volgens Francois X. Durrwell heeft de traditionele theologie van de verlossing zich ontwikkeld tot een theorie waarin Jezus Christus' verlossingswerk bestaat uit zijn incarnatie, leven en dood aan het kruis. Hier wordt de reparatie en de genoegdoening van zijn kruisdood benadrukt en niet het leven en de verrijzenis.305 De verrijzenis wordt slechts gezien als bevestiging en heeft geen expliciete rol in onze verlossing. De betekenis van de verrijzenis als bron en centrum van het geloof van de leerlinge heeft in deze opvatting zijn centrale plaats verloren, omdat het niet (h)erkend werd als eschatologische gebeuren, als overvloed van de verlossing.306 Het gevolg hiervan was dat deze verlossingstheologieën slechts waren gebaseerd op de theorieën van reparatie en genoegdoening. In deze juridische verlossingstheologieën staat het werk van de Godmens centraal en de verlossing wordt niet geïnterpreteerd als een trinitair gebeuren. Jezus’ dood wordt een betaling van genoegdoening in plaats van een opname in de trinitaire gemeenschap. Zodoende is ook de rol van de persoon van de Heilige Geest moeilijk te plaatsen in de juridisch gemaakte theologie. Echter iedere theologie die de rol van de Geest in het verlossingswerk negeert doet geen recht aan de verlossing en negeert daarmee de verlossende betekenis van de verrijzenis.307 De soteriologische betekenis van de kruisdood en verrijzenis kan zich niet beperken tot de verzoening van de zonden. Verlossing is breder dan die specifieke duiding en betekent veel meer dat God aanwezig is, schept en volbrengt.308 De verlossing gebracht door Jezus Christus is dan niet beëindigd met zijn dood, maar is bestendigd als een offer voor alle mensen door de kracht en activiteit van de Heilige Geest in de Kerk.309 Het mogelijke antwoord of de mogelijke oplossing op het ontbreken van de Geest in deze juridische verlossingstheorieën is te vinden in de triniteit. De onderlinge relatie zoals we die bij Rahner tegenkomen, geeft de mogelijkheid om kruisdood en verlossing in een ander perspectief te plaatsen. De relatie tussen de goddelijke personen geeft ruimte om de Liefde waar Augustinus over spreekt te duiden. De liefde zal dan ook aanwezig zijn en zichtbaar worden in de verlossende kruisdood. Dit is mogelijk één van de criteria die gebruikt kan worden om verder onderzoek te doen naar de werkzaamheid van de Geest in de verschillende verlossingstheorieën. Voor deze masterthesis is het niet mogelijk hier verder en uitgebreider onderzoek naar te doen, hoewel de eerste aanzet daartoe hier wel wordt gegeven. We zullen in het volgende een laatste hoofdstuk de balans opmaken van wat deze Masterthesis heeft opgeleverd. 304 305 306 307 308 309 F. Durrwell, a.w., p.51. F. Durrwell, a.w., p.50. F. Durrwell, a.w., p.39. F. Durrwell, a.w., p.58. F. Durrwell, a.w., p.58. D. Coffey, a.w., p. 34. 68 Hoofdstuk 6 Conclusie Wat heeft deze Masterthesis opgeleverd en welke resultaten zijn er uit dit onderzoek gekomen? In de inleiding van deze thesis hebben we het vermoeden uitgesproken dat, door de rol en de eigenheid van de Heilige Geest in de verlossing en vooral de gebeurtenis van het lijden en sterven te expliciteren, er allereerst een basis wordt gelegd voor de liefde als basis voor de relatie (de Geest) in de triniteit. Ten tweede komt door de explicitering van de rol van de Heilige Geest de nadruk te liggen op de zelfgave van de Zoon uit liefde in plaats van de interpretatie van de dood als een eis of de wraak van God de Vader als straf. Ten derde wordt de verlossing geïnterpreteerd in de opvatting van vrijheid. Zoals Paulus in zijn brief aan de Corinthiërs schrijft, daar waar de Geest van God is, daar is vrijheid. Deze drie punten samengenomen geven de mogelijkheid om de verlossing op een manier te interpreteren die ruimte biedt voor de eigen rol van de Geest. Door de rol en de eigenheid van de Heilige Geest in de verlossing te verhelderen, zal de liefde van God als het uitgangspunt nog sterker naar voren komen. Deze thesis begon met de kritiek van Rahner op de destijds gangbare opvatting van traditionele theologie over de triniteit. Daarin is er sprake van een irrelevantie en onbekendheid van en met de triniteit en wordt Gods eenheid als vertrekpunt genomen. De kritiek bestaat uit de eenzijdige interpretatie van de eenheid van God in zijn handelen naar de mens en wereld toe, ad extra. Hierbij staat de eenheid zo centraal dat dit geen recht doet aan de diversiteit van de triniteit. De oplossing voor de irrelevantie van de triniteit is het axioma van Rahner: 'de immanente triniteit is de economische triniteit en vice versa'. Rahners axioma geeft de aanzet voor een andere manier van spreken over Gods handelen in de afzonderlijke goddelijke personen in verbondenheid met elkaar, waarbij de heilsgeschiedenis als uitgangspunt wordt genomen. De onderlinge relatie van de drie Goddelijke personen is ook een belangrijk aspect van Rahners triniteitstheologie. Het is een belangrijk inzicht voor zowel de onderlinge relatie van drie goddelijke personen als ook de relatie tussen verlossing en de triniteitstheologie. Zonder relatie tussen God en mens zou er geen sprake zijn van verlossing en precies op dit punt van de relatie in zowel de immanente als de economische triniteit komt de Heilige Geest ter sprake. De werkzaamheid van de Geest is te vinden in de relatie of ís de relatie. Deze relatie is geen abstracte materie, want deze wordt concreet gemaakt in het leven van de eerste christenen die door de Geest geleid werden. Daarnaast is het verschil in taalgebruik uitgewerkt en is de invloed van de filosofische begrippen in de theologie aan de hand van het homoousios aan de orde geweest. In het spreken over God vanuit de heilsgeschiedenis is het noodzakelijk om verschillende soorten taal te onderscheiden en daarmee duidelijk te laten zien wat religieuze taal is en wat systematische theologische taal is, wanneer narratief of analytisch. Zo laat de kwestie rond de taalregel ad extra en de appropriatie zien welke invloed deze verschillende soorten taal heeft. In dit onderzoek naar de eigenheid van de Geest wordt zowel in de Schriftteksten (narratief) als ook in de analytische taal van de theologie gezocht naar deze eigenheid. Zowel het onderzoek naar Rahners bijdrage als deze uiteenzetting over taal en taalgebruik leggen de basis voor het onderzoek naar de eigenheid van de Heilige Geest. Zo komt de Heilige Geest in de Schrift naar voren als een persoonlijke kracht die mensen en God zelf in beweging brengt. Zo wordt de Geest uitgedrukt als een geschenk of een gave die gelovigen helpt, leidt en inspireert. Door deze gave van de Heilige Geest krijgt de gedoopte mens toegang tot het eeuwige leven met de drie-ene God. Precies in deze uitdrukking ‘de Geest als gave’, wordt de drijfveer zichtbaar van de Geest: de liefde van God voor de mens. Op die manier wordt de Geest ook wel als de personificatie van Gods liefde gezien. Dit perspectief geeft ons toegang tot de immanente triniteit waar de Heilige Geest de wederzijdse liefdesband tussen Vader en Zoon wordt genoemd. De Liefde van God voor de mens krijgt in de verlossing zijn hoogtepunt. Deze liefdesdaad van God voor de mens is nauw verbonden 69 met de persoon van de Heilige Geest. Dit inzicht vormt één van de fundamenten voor de verdere reflectie op de werkzaamheid van de Geest in de verlossende kruisdood. Vervolgens is de doopgebeurtenis onderzocht als openbaringsmoment van de trinitaire God. In de doop wordt de relatie van de drie-ene God zichtbaar. Hierbij zijn de belangrijkste momenten het openscheuren van de hemel, het herscheppen van de wereld, de leiding van de Geest en de bevestiging dat Jezus Christus de Zoon en geestdrager is die tevens de werkzaamheid van de Geest duiden. En tot slot wordt Jezus Christus als de Geestdrager bekleed met het munus triplex, waaraan iedere gedoopte deel kan hebben. Voor deze thesis is het van belang om te wijzen op de werkzaamheid van de Heilige Geest die in de beschrijving van de ambten te ontdekken is. Met de doopgebeurtenis als grondmodel van een trinitaire zelfopenbaring van God is deze gebeurtenis vergeleken met het lijden en de kruisdood. De overeenkomsten en soortgelijke structuur die in beide gebeurtenissen te vinden is, geven voldoende reden om de kruisdood nader te onderzoeken op zijn trinitaire dimensie. In dit onderzoek is er in het bijzonder gekeken naar de rol van de Geest daarin, omdat de kruisdood van Jezus Christus veelal wordt beschouwd als een wisselwerking tussen God de Vader en God de Zoon. Tot slot hebben we gekeken naar de aanwezigheid en de eigenheid van de Heilige Geest op het moment van het lijden en sterven van Jezus Christus. In dit onderzoek kunnen we hier uiteindelijk wel een antwoord opgeven. Door de triniteitstheologie als uitgangspunt te nemen, worden er al aanwijzingen gegeven dat ook dit lijden en sterven een trinitair gebeuren is. Dit betekent dat de Heilige Geest aanwezig is op dit belangrijke moment van de verlossing. Bij andere theologen is deze aanwezigheid alleen niet verder geëxpliciteerd. In deze masterthesis is die stap wel gezet en daar zijn de volgende ideeën uit voortgekomen: (I) De Geest wordt in de verhalen over het lijden en de kruisdood één keer expliciet genoemd, namelijk op het moment dat Jezus Christus de Geest geeft. (II) Daarnaast zijn er meerdere momenten waarop de werkzaamheid van de Geest wel geduid kan worden. Dit gebeurt wel op een impliciete wijze, zoals op het moment dat Christus de woorden spreekt ‘Abba, Vader’, of zoals de Geest aanwezig is in het dulden en het uithouden van het lijden om de wil van de Vader tot het uiterste toe te volbrengen. (III) Dan komt de eigenheid en de aanwezigheid van de Geest tot uitdrukking in het offer dat gebracht wordt door Jezus Christus, als een zelfgave uit liefde. De eigenheid van de Heilige Geest op het moment van het lijden en de verlossende kruisdood, is in deze elementen samen verwoord. De vraagstelling waar deze masterthesis mee is begonnen naar de eigenheid van de Heilige Geest in de verlossing kan hierin gedeeltelijk beantwoord worden. Zo is door de parallel met Christus en de christenen, alsook de overeenkomsten tussen de doop en de kruisdood een nieuw beeld ontstaan van de eigenheid van de Heilige Geest. Tegelijkertijd blijkt de invloed van de triniteitstheologie op de soteriologie, en met name in de verschillende soteriologische theorieën, te omvangrijk te zijn om in deze Masterthesis te onderzoeken. Dit lijkt me dan ook een goede reden voor verder onderzoek, omdat de vergetenheid van de Geest in de soteriologie tot grote misverstanden kan leiden. 70 Hoofdstuk 7 Bibliografie Coffey, D., Deus Trinitas, the doctrine of the triune God, New York, 1999 Congar, I., I believe in the Holy Spirit, Crossroad Herder New York 2001 Durrwell, Fr., Holy Spirit of God, A essay in biblical theology, Ohio 1986 Kasper, W., Der God Jesu Christi, Mainz 1982 Kasper, W., Jesus The Christ, New edition, London 2011 Kung H., Christ sein, München 1976 McDonnel K., The baptism of Jesus in the Jordan, Minnesota 1996 McIntyre, J., The shape of pneumatology, Studies in the doctrine of the holy spirit, Edinburgh 1997 McIntyre, J., The shape of soteriology, Studies in the doctrine of the death of Christ, Edinburgh 1992 Moltmann, J., The trinity and the kingdom, Minneapolis 1993 Nichols, A., The shape of catholic theology, Minnesota 1991 O'Collins, G., The tripersonal God, Understanding and interpreting the Trinity, New York, 1999 O'Collins, G., Jesus Our Redeemer, A Christian approach to salvation, Oxford 2007 Rikhof, H., The current renaissance of the Theology of the Trinity, A Reconstruction, in: Bijdragen 70 (2009) 423-457 Rahner, K., The Trinity, New York 1997, originele titel: “Der driefaltige Gott als transzendeter Urgrund der Heilgeschicht” in Die Heilgeschichte vor Christus, Mysterium Salutis, volume 2, Grundriss Heilsgeschichtlicher Dogmatik, 1967 Schillebeeckx, E., Mensen als verhaal van God, Baarn 1989 Schoot, H., ‘Geduld, Thomas van Aquino over het duldzame lijden van Christus’, Jaarboek 2011 Thomas Instituut Utrecht, p.47-67 Schoot, H., Over Jezus, Een naam die leven geeft, Tielt 2006 Schreurs, N., Werk maken van verzoening, Budel 2004 The Greek and Latin Traditions Regarding the Procession of the Holy Spirit, L’Osservatore Romano, Weekly English Edition, 20 sept. 1995 Weinandy T.G., The father's spirit of sonship, Reconceiving the Trinity, Edinburgh 1997 Weinandy, T.G., Jesus the Christ, Indiana 2003 71