Knack.be » Opinie » Recensies » Liv Laveyne » Theater, Dwaallicht, Braakland/Zhebilding Liv Laveyne Liv Laveyne Theater, Dwaallicht, Braakland/Zhebilding ZOU HIER DAN TOCH MARIA VAN DAM HEBBEN GEWOOND? Een rasacteur als Warre Borgmans en een schare even dwarse als enthousiaste muzikanten. Allen met de ademtocht van ’t stad in hun nek. Je vraagt je af waarom Elsschots ‘Het dwaallicht’ al niet veel eerder op de agenda van de Zomer van Antwerpen stond. We hadden bijna onze theaterafspraak met ‘Dwaallicht’ (***1/2) gemist afgelopen zondagmiddag. Groot was immers onze verbazing toen de Tour de France (what’s in a name?) doorheen Antwerpen bleek te gaan. Laat het tekenend zijn voor dezelfde uitdijende samenleving waarmee Laarmans, het hoofdpersonage in Willem Elsschots befaamde novelle ‘Het dwaallicht’(1946), geconfronteerd wordt wanneer drie Afghanen zijn pad kruisen. Adriaan Van Aken (concept en bewerking) en Stijn Devillé (regie) van het Leuvense muziektheatergezelschap Braakland/Zhebilding deelden Elsschots novelle op in dertig hoofdstukjes. Sommige van die hoofdstukken duren meer dan vijf minuten, andere zijn nauwelijks een zin lang. Het levert in totaal een stadswandeling van een kleine twee uur: na een korte fysieke wandeltocht, de langere mentale trip, geheel eigen en getrouw aan Laarmans’ – en Elsschots - afdwalende gedachten. Want het mag deze dagen snikheet zijn, ‘Dwaallicht’ katapulteert je terug naar die ‘miezerige novemberavond in 1938’ wanneer Frans Laarmans op weg naar huis drie Afghaanse matrozen ontmoet. De eerste – Laarmans doopt hem in zijn gedachten Ali – heeft een kartonnetje in de hand met daarop een naam en adres geschreven: Maria Van Dam, Kloosterstraat 15. Het begin van een avontuurlijke zoektocht doorheen de stad. Gidsbeurt Kloosterstraat 15. Daar spreken we ook af voor deze theatertocht. Het pand staat gekend als het Mercator-Orteliushuis, genoemd naar de twee aardrijkskundigen die er ooit gewoond zouden hebben en het feit dat de voormalige Koninklijke Aardrijkskundige Kring er ooit gevestigd was. Voor een verhaal dat het dwalen in kaart brengt, getuigt dit adres dan ook van een ironie, die de schrijver Elsschot betaamt. In ‘Het dwaallicht’ treft Laarmans en zijn gevolg er in plaats van een schone jonge deerne de kribbige mevrouw Pasmans. Wij treffen er acteur Warre Borgmans aan die ons gidst naar de uiteindelijke speelplek: rechts en naar rechts, en dan links en links en weer rechts! Van de Kloosterstaat gaat het naar het Munthofparkje, langs de Lange Ridderstraat (let op nummer 71) naar het Sint-Andriesplein (het politiekantoor uit ‘Het dwaallicht’ is nu een bibliotheek) en vandaar naar een verlaten seniorencentrum dat uitziet op een plantsoen. Van links naar rechts wordt ook ‘Het dwaallicht’ van Elsschot meestal gelezen. Als een verhaal over vreemdelingen, over de xenofobie en racisme van de Antwerpenaars versus de nieuwsgierige blik en tolerante houding van Laarmans. Natuurlijk zijn er de vele min of meer ‘synoniemen’ voor de vreemdeling: ‘rijstkakker’, ‘kroeskop’, ‘zwartje’ maar ook ‘mijn donkere vriend’ die in het boek terug te vinden zijn, maar dat is maar één facet. Uiteindelijk gaat het ook en vooral over eenzaamheid, vlucht en verlangen. Een lezing die onder meer beklemtoond werd toen enkele jaren geleden bij Theater Zuidpool ‘Het Dwaallicht’ (vertolkt door Bob Snijers) samen met ‘Djurdjurassique bled’ en Pessoa’s ‘Ode aan de zee’ werd opgevoerd als trilogie. Braakland veronachtzaamt het vreemdelingthema niet, noch dat van de existentiële eenzaamheid, maar het is iets anders dat deze makers interesseert, meer dan de woorden, de looppas die eronder verscholen ligt. De muzikaliteit, de flow van het verhaal, soms up tempo, soms weids meanderend. Zoals de tekst tegelijk leest als een stuwende roadmovie, spannende detective en breedwaaierende gedachten over politiek, religie en filosofie verenigt. Tanz der Mussolini Dat precies een muziektheatergezelschap als Braakland met ‘Het Dwaallicht’ aan de slag gaat, mag dan ook niet verwonderen. Adriaan Van Aken maakte tien jaar geleden al een theaterversie van Elsschots novelle als afstudeerproject aan het RITS maar dat was naar eigen zeggen ‘zo’n typische rare abstracte studentenversie’. Versie 2.0 is publieksvriendelijker, met een entertainende Warre Borgmans-met-deukhoed als de ik-verteller (Frans Laarmans, tevens het alterego van Elsschot) gerugsteund door muzikanten Rudy Trouvé, Gunter Nagels, Youri Van Uffelen, Ephraïm Cielen en Tim Liebaert. De songs zijn eigen composities maar de invloeden zijn talrijk. Aanvankelijk klinkt in de muziek de nostalgie van de bebop uit de vroege jaren veertig, stukjes swing jazz en close harmony zang. In het letterlijke midden van de voorstelling (bij hoofdstuk 15, de aankomst in het politiekantoor waar de Afghanen even worden vastgehouden) verandert de toon: met de invallende duisternis in het verhaal wordt ook de muziek donkerder en hedendaagser. Tom Waits en dEUS klinken door. Het orkestje is een soundtrack geworden. We hebben het gevoel dat de voorstelling voor makers en spelers hier meer in de plooi valt, misschien omdat donkerte en dwarsheid net de kant is die artiesten als deze graag exploreren. Die warsheid toont zich ook met de titel van de voorstelling: niet ‘Het dwaallicht’ maar ‘Dwaallicht’. Bepaalde passages uit het originele werk werden immers geschrapt of kregen in de plaats een muzikale invulling Zo is er de cover ‘Tanz der Mussolini’ (‘Tanz der Hitler, der Jezus Christus, der communismus…’) van de eighties punkgroep D.A.F. die Elsschots uiteenzetting over het communisme en geloof vervangt. De politieke fitnessdans die Borgmans erbij verzint, is een beeld dat ons nog lang zal heugen. Tussen droom en daad Borgmans fungeert als verteller, medezanger, dirigent en stoorzender binnen groep. Een beetje zoals de Laarmans-figuur in het verhaal: de burgerman zelftevreden met zijn liberale gedachten, die echter evenzeer getuigen van een misplaatst exotisme, neigend naar een obsessioneel verlangen naar het vreemde om aan het einde van de tocht dan toch maar voor de veilige vertrouwde cocon kiezen. ‘Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren’. Het is wellicht Elsschots bekende citaat en ook Laarmans is ervan doordrongen. Zoals blijkt aan het slot van ‘Het Dwaallicht’: ‘En nu gauw terug naar huis, naar mijn krant om weer plaats te nemen in de kring van die waar ik aan gebonden ben en die mij vervelen, onuitsprekelijk.’ Laarmans in het verhaal is bij uitbreiding ook Elsschot bij leven, de man die om den brode gans zijn leven lang reclames bleef schrijven (met een lofzang op de Tierenteyn-mosterd), maar droomde van het avontuur. Het is die kracht van de fantasie die hij ook aan zijn personages meegeeft, eenzame vertellers in die mate zelfs dat ze door op hun eigen handelen te reflecteren bijna een buitenstaander worden in hun eigen verhaal. Dat ‘buiten zichzelf treden’ krijgt bij ‘Dwaallicht’ een bijzondere weergave. Borgmans neemt zijn stem op en gaat vervolgens slapstickgewijs als een soort Don Quichote niet tegen windmolens maar tegen de bomen in het park vechten, foeterend – terwijl we binnen in repeat de opname van zijn stem horen. ‘Only a fool’ zingen de muzikanten. Onstuimig verlangt het hart, gebonden zijn de handen, aan de realiteit. Elsschot: de pennenlikker maar dan wel één die dat zo passioneel deed dat het nog steeds onze verbeelding prikkelt. Tot slot nog dit. Misschien een verrassingsbederver maar we geven het toch even mee. Na de voorstelling krijg je aan de bar een kaartje met een adres, in ruil voor je toegangsticket kan je op die plek een exemplaar van Elsschots originele novelle krijgen. Na de voorstelling kan je dus aan je eigen dwaaltocht door Antwerpen beginnen. ‘Ik wil deze nacht in de straten verdwalen’ zong Wannes Van de Velde. Wannes en Willem, de vrijbuiter en de burgerman. Hoe uiteenlopend hun wegen, het hart klopt op dezelfde plek. Liv Laveyne ‘Dwaallicht’, een productie van Braakland/Zhebilding, in samenwerking met Zomer van Antwerpen en De Stad van Elsschot