s u s r u c s i Opfr ESTA extra HORMONEN Omdat je opnieuw bent uitgevallen tegen je man. Je elke maand dezelfde onverklaarbare kwaaltjes hebt. Omdat je hoofdpijn hebt en niet weet waarom. Hormonen, hormonen, hormonen. Mét: * Hoe zat het ook alweer? * PMS een fabel? * Heikele humeurkwesties 4 | 13 69 ESTA a extr de hormonenkwestie 1 2 3 Van schildklier tot bijnier... Hoe zat het ook alweer? 4 5 Hormonen: even interessant als irritant. Vertel ons wat. Maar waar de hypofyse zit en wat onze schildklier nou precies produceert… 6 In ons lichaam hebben we verschillende klieren die hormonen afscheiden. Samen vormen die klieren ons ‘endocriene stelsel’. De hypofyse is de belangrijkste hormoonproducent: die scheidt hormonen af die ­andere klieren weer tot het produceren van hormonen aanzet. Introducing the system: 7 13 4 Schildklier Produceert de hormonen T4 en T3, belangrijk voor onze stofwisseling. 5 Bijschildklieren Produceren PTH: een hormoon dat het calciumniveau in ons bloed op peil houdt. 12 6 Thymus (of zwezerik) Helpt bij de ontwikkeling van het afweersysteem. 13 12 2 13 8 7 Hart 1 3 12 9 Produceert het natriuretisch hormoon dat onze bloeddruk op peil houdt. 8 Maag Maakt gastrine en ghreline: hormonen die een rol spelen bij onze vertering en stofwisseling. 11 1 Hypothalamus 10 9 Twaalfvingerige darm Verbindt het zenuw- en endocriene stelsel met elkaar, en stuurt de hypofyse aan. Scheidt verschillende hormonen af die andere spijsverteringsorganen stimuleren. 2 Epifyse (of pijnappelklier) 10 Darmen Produceert melatonine, dat het lichaams­ ritme van slapen en wakker zijn reguleert, en een rol speelt bij de sexuele ontwikkeling. Produceren verschillende hormonen die nodig zijn voor onze spijsvertering. 14 15 70 4 | 13 15 Tekst: Chris Thijssen 3 Hypofyse Scheidt acht hormonen af die ofwel rechtstreeks lichaamsactiviteiten aansturen, ­ofwel andere klieren aanzetten tot de ­productie van hormonen: het groeihormoon, follikelstimulerend hormoon (FSH), luteïniserend hormoon (LH), anti­diuretisch hormoon (ADH), adrenocorticoop ­hormoon (ACTH), thyroid stimulerend ­hormoon (TSH), oxytocine en prolactine. 12 Nieren Produceren erytropoëtine: een hormoon dat zorgt voor de aanmaak van rode bloedcellen. 13 Bijnieren Produceren aldosteron, adrenaline en ­noradrenaline: hormonen die onze ­bloeddruk op peil houden en onze reactie op stress beïnvloeden. 14 11 11 Alvleesklier Scheidt de hormonen insuline en glucagon af, die voor een goed bloedsuikerniveau zorgen. Placenta Maakt tijdens de zwangerschap verschillende hormonen aan die een rol spelen bij de ontwikkeling van de foetus. 15 Eierstokken Produceren progesteron en oestrogeen: hormonen die een rol spelen bij de ­menstruatiecyclus en de ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken. 4 | 13 71 de hormonenkwestie ESTA extra Bestaat PMS? Hoe denken zij over PMS? Toine Lagro-Janssen is hoogleraar huis­ artsengeneeskunde en vrouwenstudies aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Daarnaast is zij praktiserend huisarts. ‘PMS bestaat zeker. Volgens strikte criteria heeft 4 procent van de vrouwen PMS; dat heb ik met onderzoek aangetoond. Die groep heeft veel klachten rondom de menstruatie. Daaromheen krijg je een grijs ­gebied van een grote groep vrouwen die ook klachten hebben, maar waarschijnlijk geen PMS. Je krijgt dan opgetrokken wenkbrauwen: ‘Nou, dat zijn wel heel veel vrouwen die PMS hebben, daar klopt vast iets niet.’ Daardoor worden vrouwen die echt PMS hebben, niet serieus genomen.’ * Zojuist chagrijnig, moe en opgeblazen een nieuw leven in de voorraadkast begonnen? Typisch gevalletje PMS. Voor veel vrouwen vaste maandelijkse prik. Zo’n 4% van ons PMS’t zelfs zó erg dat normaal functioneren niet meer mogelijk is. En dan beweert een stelletje Canadezen dat PMS niet bestaat?! ‘De week voordat ik ongesteld word, wil ik mezelf het liefst ophangen aan een laaghangende tak. Je zou denken dat ik als ervaringsdeskundige mijn misère kan relativeren met een blik op de kalender. Maar nee, elke maand stink ik er wéér in, duurt het dagen voor het kwartje valt: oow, ik moet ongesteld worden!’ Esma Linnemann (34, journalist) is niet de enige met deze maandelijkse kwaal. Ongeveer een kwart van de vrouwen geeft aan een of meer van de ruim 160 (!) verschillende PMS-verschijnselen te hebben. Denk aan buikpijn, hoofdpijn, gespannen borsten, prikkelbaarheid (de meest gemelde) en neerslachtigheid, en meer zin in eten of shoppen. B ­ ij 3 tot 5 procent van de vrouwen zijn de klachten zó ernstig, dat ze niet normaal meer kunnen functio­ neren. PMS wordt niet veroorzaakt door de hormoon­­ waarden maar - denkt men - door gevoeligheid voor r a a m n a a t s Er be ) ! ( 0 6 1 t s f e i l e d n e l l i h c s ver PMS-kwalen 72 4 | 13 hormoonschommelingen. Dat kan een g ­ enetische oorzaak hebben, maar ook worden g ­ etriggerd door blootstelling aan hoge doses hormonen - tijdens een zwangerschap bij­voorbeeld. Daardoor wordt het lichaam gevoeliger voor d ­ iezelfde hormonen. PMS kwam vroeger veel minder vaak voor dan nu, simpelweg omdat vrouwen destijds - doordat ze meer kinderen kregen, langer borstvoeding gaven en eerder in de menopauze kwamen - minder vaak ongesteld waren. Wat nou mythe? Duidelijk. Toch konden we in de Volkskrant van 27 oktober 2012 allemaal dit artikel lezen: Klachten in de dagen voor menstruatie een mythe. Canadese ­onderzoekers legden 47 van de - volgens hen beste onderzoeken naar PMS naast elkaar. Uit 40 procent van de onderzoeken bleek dat er geen relatie ­bestond tussen de klachten en de cyclus, bij 1 ­ 5 procent bestond dat verband wél. De onderzoekers meenden daarmee dat PMS niet wetenschappelijk aangetoond kon worden. ‘Dat wil dus zeggen dat ik denkbeeldig een week per maand klinisch depressief ben’, r­ eageert Linnemann. Tja, hoe kan dit? Hoog­ leraar psychologie en sexuologie Harry van de Wiel meent dat veel klachten van vrouwen inderdaad ten onrechte aan PMS worden toegeschreven: ‘Het is in de volksmond een wat vaag containerbegrip voor kwaaltjes en neerslachtigheid van vrouwen, die niet altijd afhankelijk hoeven zijn van de menstruatie­ cyclus.’ In zoverre is hij niet verbaasd over de uitslag. Maar Van de Wiel heeft ook kritiek: ‘De belangrijkste criteria bij PMS zijn niet de aard van de klachten, maar het cyclische klachtenpatroon: na aanvang van de menstruatie moet er sprake zijn van een klachtenvrije periode, elke maand opnieuw. De onderzoeken die de Canadezen onder de loep legden, volgden > JA, PMS BESTAAT Esma Linnemann, ervaringsdeskundige: ‘Neerslachtigheid bij PMS voelt anders dan ‘normale’ neerslachtigheid of bijvoorbeeld liefdesverdriet. Bovendien, ik kan de klok op PMS gelijkzetten. Het begint een week voor mijn ongesteldheid en is zodra ik menstrueer op slag verdwenen. Ik kan me echt niet voorstellen dat dat tussen mijn oren zit, of anderszins niet bestaat. Het kan toch niet zo zijn dat ik het samen met al die andere vrouwen die last hebben gewoon maar verzin?’ * Toine Lagro-Janssen Esma Linnemann Linda van der Klooster, ervarings­ *deskundige: ‘Ik weet het 100 procent ­ eker: PMS bestaat. Ik ben een ander mens z die paar dagen voor mijn ongesteldheid. Depressief, gefrustreerd en extreem prikkelbaar. Ik zou in staat zijn iemand aan te vallen. Ik houd me in, maar vaak volgt op een be­paald moment een - verbale - uitbarsting. Helaas vaak tegen gezinsleden. Tegen PMS is bijna niet op te relativeren. De laatste maanden slik ik hoge doseringen teunisbloemolie. De PMS is niet weg, maar nu wel te handelen.’ José Buik is adviseur bij Care for ­ omen, een organisatie gespecialiseerd W in vrouwen en hormonen. ‘Ja, PMS b ­ estaat. En de klachten worden vaak erger naar­ mate de leeftijd vordert. Na de overgang > * Linda van der Klooster José Buik 4 | 13 73 de hormonenkwestie ESTA extra maar één cyclus. Dat is te kort om een patroon te ontwaren.’ Ook over andere aspecten van het onderzoek plaatst Van de Wiel zijn vraagtekens: ‘Belangrijke onderzoeken die het bestaan van PMS wel waarschijnlijk maken, zijn niet meegenomen in de meta-analyse.’ ben je ervan verlost. Ik krijg vrouwen op consult die elke maand weer bergen klachten hebben. Bij elkaar opgeteld hebben deze vrouwen acht jaar van hun leven last van PMS!’ www.careforwomen.nl Psycholoog Lindsey Ossewaarde pro­ moveerde op onderzoek naar de effecten van de menstruele cyclus op de hersenen. ‘In mijn onderzoek heb ik via MRI-scans laten zien dat de premenstruele fase gepaard gaat met heftige veranderingen in structuur en functie van de amygdala (een gebied in de hersenen waar emoties worden gereguleerd, red.) bij gezonde vrouwen. De stressgevoeligheid vlak voor de menstruatie neemt zichtbaar toe en daarmee - waarschijnlijk - premenstruele klachten. Daarnaast zie je op de MRI-scans een toename in gemotiveerd gedrag, zoals meer zin in schoonmaken, sex, shoppen en chocola eten. Het Canadese onderzoek dat concludeerde dat PMS niet zou bestaan, baseerde zich op vragenlijsten die vrouwen hebben ingevuld. Dat is heel subjectief. Ik heb door middel van MRIscans objectief aangetoond dat hersenactiviteit verandert over de menstruele cyclus. Dat impliceert dat PMS bestaat.’ Een oplossing graag! * Of PMS nou volgens de wetenschap ‘bestaat’ of niet, zeker is dat veel vrouwen er last van hebben. Dus gaarne een oplossing! They can put a man on the moon, dat idee. Maar voor deze kwaal is dat nog niet zo simpel. José Buik van Care for Women, een organisatie gespecialiseerd in vrouwen en hormonen, legt uit dat de behandeling heel persoonlijk is. Buik: ‘We weten dat stress PMS verergert, net als een ­ongezond leefpatroon. We weten ook dat er supplementen bestaan die de klachten kunnen verminderen en dat veel bewegen - hardlopen! - werkt. Maar het werkt bij elke vrouw anders, daarom is het ver- Lindsey Ossewaarde NEE, PMS BESTAAT NIET Cees Renckens is gepensioneerd ­ ynaecoloog en erevoorzitter van de g Vereniging tegen Kwakzalverij. ‘PMS ­bestaat niet. Vrouwen zullen best klachten hebben, maar die worden niet veroorzaakt door de gevoeligheid voor hormoonschommelingen. PMS is een vals excuus. Want als je de hormoonschommelingen weghaalt, verdwijnen de PMS-klachten niet. Door de vrouwen een schijnoorzaak voor hun klachten voor te spiegelen, ­zullen ze meer op hun gemoed en lichaam gaan letten, en steeds meer klachten ­ervaren. PMS is een modeziekte, net als bekkeninstabiliteit en RSI. De illusie van PMS komt de farmaceutische industrie goed uit; zij proberen mensen wijs te ­maken dat antidepressiva helpen tegen de klachten.’ * 74 4 | 13 Harry van de Wiel Eindstand: 5-2 voor PMS Tekst: Lara Aerts * GEEN IDEE Harry van de Wiel is sexuoloog en ­ sycholoog, en als hoogleraar verbonden p aan het Universitair Medisch Centrum Groningen. ‘Bij PMS hebben we een ­definitieprobleem. Want wanneer noem je klachten PMS, en wanneer noem je ze ­‘gewone stemmings- of lichamelijke ­klachten’? Bij een gebroken been kun je precies aantonen waar de pijn door veroorzaakt wordt. Bij PMS kan dat niet, net als bij klachten zoals bekkeninstabiliteit, ­whiplash, postnatale depressie enzovoorts. Vrouwen met PMS hebben dezelfde hormoonwaarden als vrouwen zonder. Het zijn bovendien klachten die nog eens kunnen worden verergerd door externe factoren: drukte en sociale componenten ­zoals een taboe of schaamte.’ Cees Renckens s f l e z s i Er e l a i c e p s een l i p e i t p e c anticon Sdie PM ou z n e m o t p sym n e r e d n i verm standig hulp te vragen.’ Helaas is het geen sinecure om als PMS’er serieus genomen te worden. Uit ­onderzoek van Van de Wiel bleek dat bij vier op de vijf vrouwen PMS pas na vijf jaar wordt erkend. ­Volgens Van de Wiel is dat een factor die de klachten mogelijk verergert, net als het taboe dat nog altijd op ongesteld zijn ligt. Van de Wiel: ‘Er is geen vrouw in Nederland die op haar werk zegt: ‘Jongens, pas op, ik heb PMS. Volgende week moet ik ongesteld ­worden, dus vraag me deze week niet drie projecten tegelijk te starten!’ Vrouwen rennen gewoon door, ook thuis.’ Daar valt dus nog winst te behalen. Er is een speciale anticonceptiepil op de markt (Yaz) die PMS-symptomen zou verminderen. Dan is er nog (omstreden) onderzoek waaruit zou blijken dat antidepressiva heilzaam zijn. Andere deskundigen zijn daar weer tegen: zij menen dat cognitieve gedragstherapie helpt. Esma Linnemann heeft op eigen houtje een manier gevonden om de week voor haar menstruatie door te komen: ‘Als ik PMS heb, kan ik situaties niet op waarde schatten. Dus voer ik geen onderhandelingen in die periode. Ik wacht tot ik ­ongesteld ben en haal dan de jackpot binnen. Ik ben vlak voor mijn menstruatie erg emotioneel. Dus ga ik - vanwege mijn tot nu toe onvervulde kinderwens dan niet met zwangere vriendinnen koffiedrinken, of op babybezoek.’ Wat volgens Linnemann het allerbeste werkt? Hardlopen! Linneman: ‘Door de endorfinen wordt mijn neerslachtigheid minder. En zelfs mijn ongesteldheidsklachten nemen af.’ 4 | 13 75 ESTA a extr wat kunnen we er zelf aan doen? Hormonen. Eenmaal ontregeld hebben we de poppen aan het dansen. Dankjewel lijf! Of zijn we daar zelf debet aan? Door al ons gestress, slechte voeding en toenemende milieuverontreiniging? Esta confronteert 7 deskundigen met 8 hormoonkwesties. EERST CARRIÈRE, DAN KINDEREN Vraag 1: Heeft kinderen krijgen op latere leeftijd hormonale gevolgen? Annemiek Hoek (gynaecoloog): ‘Als je je zwanger- schap uitstelt, loop je een groter risico op borstkanker. Wie tussen de 20 en 30 jaar een kind krijgt, is beter ­beschermd tegen borstkanker dan een vrouw die op ­latere leeftijd kinderen krijgt. Ook het hebben van meerdere zwangerschappen en het geven van langdurig borstvoeding geeft bescherming tegen borstkanker. Dat heeft te maken met allerlei hormonale veranderingen in je lijf die weer effect hebben op je borstklierweefsel, waardoor het minder gevoelig is voor het ­ontwikkelen van borstkanker. Dus: hoe eerder je aan kinderen begint, hoe meer kinderen je krijgt en hoe langer je zelf voedt, hoe minder kans op borstkanker.’ René Verheijen (gynaecoloog): ‘Vroeger dachten we dat nonnen eierstokkanker kregen en vrouwen met veel kinderen baarmoederhalskanker. Inmiddels zien we het niet meer zo zwart-wit, maar je levensstijl brengt wel bepaalde risico’s met zich mee. Vrouwen die geen kinderen krijgen, hebben bijvoorbeeld dubbel zo veel kans op eierstokkanker. Hormonen hebben daar indirect mee te maken, want hoe meer eisprongen, hoe groter de kans op eierstokkanker. Borst­ kanker is een ander verhaal: daar hebben hormonen wél een directe invloed op. Zwangere vrouwen hebben die pieken in die hormonen niet, vandaar dat zwangerschap beschermt tegen borstkanker. En hoe meer zwangerschappen, hoe beter beschermd. De vraag is alleen hoe relevant dat is. Je kiest niet voor een kind of meer kinderen om de kans om eierstok- of borstkanker 76 4 | 13 te verkleinen. Bovendien, zo veel kleiner is die kans niet. Van alle vrouwen krijgt grofweg 1 op de 70 eierstokkanker. Bij vrouwen die geen kinderen krijgen, is dat dus 2 op de 70. Dat risico kun je best lopen.’ ALTIJD STRESSEN Vraag 2: In hoeverre brengt stress onze hormonen uit balans? Ralph Moorman (lifestylecoach): ‘Stress beïnvloedt bijna alle soorten hormonen. Zo is de aanmaak van ­testosteron lager als je veel stress hebt en die van cortisol juist weer hoger. Dat kan even goed gaan, maar op langere termijn kan dit je hormoonbalans verstoren. Zo kan bij langdurige stress je bijnier - verantwoordelijk voor de aanmaak van cortisol - uitgeput raken. Met allerlei vermoeidheidsklachten tot gevolg. Cortisol helpt je bloedsuiker op peil te houden. Als die te laag is, voel je je hartstikke suf. Daarnaast helpt het hormoon tegen ontstekingen. Hoe minder cortisol, hoe vatbaarder je bent voor ziektes. Hoe vaak hoor je niet dat ­iemand na tien jaar keihard werken ineens niks meer kan? Maar ook als je niet burn-out op de bank zit, kun je van die vage klachten hebben. De meeste mensen sukkelen er een beetje tussenin. Stress is tegenwoordig zo normaal dat we al die prikkels niet eens meer doorhebben. En het fenomeen bijnieruitputting wordt door de hormonenkwestie Stress houdt ons alert, maar onderdrukt al le geslachtshormone n de medische wetenschap niet eens erkend. Die kent ­alleen de echte ziektebeelden, bijvoorbeeld als een ­bijnier er helemaal mee is gestopt. Dat hij een beetje vertraagd zou kunnen zijn, gaat er niet in.’ René Verheijen (gynaecoloog): ‘Je bijnieren mogen best een beetje werken hoor, daar raken ze niet van ­uitgeput. Bovendien houdt stress ons alert. Het is wel zo dat stress alle geslachtshormonen onderdrukt. Zo heb je minder zin in sex als je gestrest bent. En jonge vrouwen die eindexamen moeten doen, kunnen ineens stoppen met menstrueren. Hetzelfde geldt voor topsporters. Maar dit zijn slechts tijdelijke meldingen. Na zo’n stressperiode herstelt dat gewoon weer.’ Annemiek Hoek (gynaecoloog): ‘Het evenwicht ­tussen de hypothalamus, hypofyse en eierstokken raakt niet zomaar uit evenwicht. Zelfs bij verkrachtingen of in oorlogstijd, wat toch een hevige, acute of in geval van oorlog een langdurige stresssituatie is, hebben vrouwen gewoon eisprongen en raken ze zwanger.’ DAT EEUWIGE JOJO-EFFECT Vraag 3: Kan onze voeding effect hebben op onze hormonen? Ralph Moorman (lifestylecoach): ‘Hoe dichter je bij de natuur leeft, hoe beter je hormonen in balans ­komen. Van te veel suiker kun je insulineresistent ­worden. Daarnaast kunnen veel mensen niet goed ­tegen gluten en melkproducten. Daar blijkt ons ­lichaam toch niet goed voor uitgerust te zijn, om die te verwerken. Zo’n verteringsprobleem geeft stress aan het lijf, wat weer je hormonen kan verstoren. Ik adviseer mensen daarom altijd zo puur en onbewerkt ­mogelijk te eten. In plaats van koeienmelk kun je ­havermelk drinken. Neem liever niet te veel sojaproducten, want daar zitten stoffen in die je schildklier een beetje afremmen.’ Annemiek Hoek (gynaecoloog): ‘Als iets je hormo- nen kan verstoren, dan is het wel obesitas. Zo is het voor vrouwen met overgewicht moeilijker om ­zwanger te worden. Een van de verklaringen is dat in hun lichaamsvet het mannelijk hormoon wordt ­omgezet in oestrogenen, wat verstorend werkt op de eisprong. Daarnaast worden veel mensen met obesitas insulineresistent. In die zin heeft voeding een ­indirect effect op je hormoonhuishouding. Maar mensen met een gezond gewicht hoeven zich daar geen zorgen over te maken.’ René Verheijen (gynaecoloog): ‘Ongezond eten heeft weinig invloed op je hormoonhuishouding. Maar hoe dikker, hoe meer oestrogenen. Zo hebben dikkere vrouwen meer kans op borstkanker.’ LUSTIG SLIKKEN Vraag 4: Hoe zat het ook alweer met de pil…? René Verheijen (gynaecoloog): ‘Veel mensen z­ eggen: ik wil geen hormonen slikken want daar krijg je kanker van. Maar niet elke kanker is hormoon­ gevoelig. Bovendien kan de pil zelfs beschermen tegen bepaalde typen kanker, zoals eierstokkanker en baarmoederkanker. Wel heb je een licht verhoogde kans van één-komma-nog-iets op borstkanker. En hoe ­langer je slikt, hoe hoger het risico. Hetzelfde geldt voor het risico op trombose, wat bij pilgebruik wél ­groter is, zeker als je jong begint. Hoe jonger je begint en hoe langer je het volhoudt, hoe slechter het is. Maar als je stopt, vermindert het risico weer. Wie twee jaar stopt, heeft daarna evenveel kans om borstkanker of trombose te krijgen als iemand die op latere leeftijd > met de pil is begonnen. Stoppen heeft dus zin.’ 4 | 13 77 de hormonenkwestie ESTA extra t f e e h n e t e Ongezond ed op je o l v n i g i n i e w , g n i d u o h s i u hormoonh wél dik zijn ANDERS NOG IETS? ZWEMMEN IN HORMONAAL WATER Vraag 8: Wat wisten we nog niet? Ron Hoogeboom (toxicoloog): ‘Dat jongetjes veel Vraag 6: Zitten er hormoonresten in ons drinkwater en in onze groenten? Dick Vethaak (hoogleraar Ecotoxicologie): ‘Over ons van het risico op borstkanker of trombose weegt niet op tegen alle risico’s die samenhangen met ongewenste zwangerschappen en complicaties die kunnen optreden door abortus. Het risico op trombose kunnen vrouwen die de pil gebruiken weer verlagen door vooral niet te roken!’ Ralph Moorman (lifestylecoach): ‘De pil is absoluut schadelijk. Je eisprong is heel belangrijk voor een gezonde balans tussen celgroei en celafsterving in je lijf, en die saboteer je met de pil. Veel jonge vrouwen beginnen aan de pil vanwege een onregelmatige cyclus, maar je kunt veel beter de oorzaak aanpakken. Je cyclus hoort gewoon goed te gaan. Oervolken hebben niet eens een naam voor menstruatieproblemen; die kennen dat probleem helemaal niet.’ Annemiek Hoek (gynaecoloog): ‘Hier is geen enkel wetenschappelijk bewijs voor. 5 tot 7 procent van de vrouwen heeft een onregelmatige cyclus vanaf de eerste menstruatie. Dit is aangeboren en niet te beïnvloeden door voeding of leefstijl.’ VLIEG OP, OVERGANG Vraag 5: Hoe veilig is het om extra oestrogenen te slikken tijdens de overgang? René Verheijen (gynaecoloog): ‘Tien jaar geleden was er behoorlijk wat ophef over het gebruik van extra oestrogenen in de overgang. Volgens twee Amerikaanse studies zou het de kans op borstkanker vergroten. Die onrust is eigenlijk onterecht. Als je niet langer dan vijf jaar extra oestrogenen gebruikt, is het risico verwaarloosbaar. En als je ermee stopt, neemt het risico ook weer af.’ Tinka Murk (toxicoloog): ‘In Nederland wordt het gebruik van hormoonsubstitutie tijdens de overgang enorm ontmoedigd door huisartsen vanwege het verhoogde risico op borstkanker. Voor verlichting van overgangsklachten kun je beter plantenhormonen gebruiken, zoals uit rode klaver of soja. Die geven geen verhoogd risico op borstkanker. Aziatische vrouwen die onder meer veel soja eten, krijgen veel minder borstkanker dan westerse vrouwen.’ 78 4 | 13 Wie = wat? René Verheijen is oncologisch gynaecoloog. Hij werkt bij het UMC in Utrecht. Annemiek Hoek is ­gynaecoloog en subspecialist voortplantingsgeneeskunde. Ze werkt bij het UMCG in Groningen. Ralph Moorman is lifestylecoach en auteur van de boeken De ­Hormoonfactor en Het Hormoon-balansdieet. Dick Vethaak is bijzonder hoogleraar Ecotoxicologie bij het Instituut voor Milieuvraagstukken (IVM) van de VU in ­Amsterdam. Daarnaast werkt hij bij Deltares, een kennisinstituut dat ­wereldwijd de kwaliteit van het water en de ­ondergrond onderzoekt. Ron Hoogenboom werkt als toxicoloog bij het onderzoeksinstituut RIKILT aan Wageningen University. RIKILT doet onafhankelijk onderzoek naar de veiligheid en kwaliteit van voedsel. Tinka Murk is persoonlijk hoogleraar en toxi­ coloog Agrotechnologie & Voedingswetenschappen aan Wageningen University. Alette Langenhoff is universitair docent Water Biotechnologie aan Wageningen University. BOTER, KAAS & EIEREN Vraag 7: Krijgen we hormonen via vlees en andere voeding binnen? Ron Hoogeboom (toxicoloog): ‘Groeihormonen zijn Alette Langenhoff (universitair docent Water Biotechnologie): ‘Sinds dit jaar staan de natuurlijke estra- diol en de chemische variant uit de pil op de lijst van de Water FrameWork Directive van de EU, een richtlijn van de Europese Unie voor de kwaliteit en kwantiteit van ons water. Dit betekent dat de stof extra aandacht verdient, omdat we hem verdenken van negatieve effecten op het milieu; dat kan leiden tot nieuwe regel- Tekst: Rianne Marijs. Illustraties: Deborah van der Schaaf Annemiek Hoek (gynaecoloog): ‘De kleine toename geving. Bijvoorbeeld dat rioolwaterzuiveringsinstallaties moeten worden uitgerust met een extra behandelingsstap om die stoffen te verwijderen. Maar de effecten op de volksgezondheid zijn volgens mij verwaarloosbaar. Ik maak me eerder zorgen over de gevolgen van bestrijdingsmiddelen.’ Tinka Murk (toxicoloog): ‘Hormonen in ons oppervlaktewater zitten niet in ons drinkwater omdat dat goed gezuiverd wordt. Ze komen ook niet in onze groenten terecht. Planten nemen die stofjes namelijk helemaal niet op. Zelfs al zou je de hele dag water uit de rivier drinken, dan nóg zou je er geen last van hebben. De concentratie is zo laag, dat je lijf dat makkelijk aankan. Wél gevaarlijk zijn de stoffen die stapelen in vet van dieren en van ons eigen lijf, zoals dioxines.’ drinkwater hoeven we ons geen zorgen te maken. Ons oppervlaktewater is een ander verhaal. Dat wordt minder goed gezuiverd en daar treden wel degelijk negatieve effecten op. Denk aan mannetjesvissen die met eitjes in hun lijf rondzwemmen. De grootste boosdoener is het vrouwelijke hormoon ethinylestradiol uit de pil, maar er komen legio andere stoffen in het oppervlaktewater terecht die een hormoonverstorende werking kunnen hebben. Denk daarbij aan bestrijdingsmiddelen en stoffen van industriële afkomst. Maar ook medicijnresten tegen kanker bijvoorbeeld. Eenmaal in ons milieu, voedsel en consumentenproducten, worden ook wij aan die stofjes blootgesteld. Er zijn aanwijzingen dat ze al in heel lage concentraties de DNA-structuur van een embryo kunnen beïnvloeden. Wat de vatbaarheid voor bepaalde afwijkingen of ziektes op latere leeftijd weer zou kunnen vergroten, zoals verminderde vruchtbaarheid en diabetes. Daar maak ik me wel zorgen over, vooral omdat we geen weet hebben van wat een combinatie van dat soort stoffen doet. Vaak gaat het ook om effecten die pas generaties later tot uiting komen.’ allang verboden in Europa. In Amerika mag het nog wel, maar die producten komen hier niet binnen. Wél krijgen we de natúúrlijke hormonen van dieren binnen, via eieren en melk bijvoorbeeld. Omdat mensen die hormonen al genoeg van zichzelf hebben, kan een beetje extra geen kwaad. Maar uit recentelijk Frans onderzoek blijkt dat jongetjes veel minder vrouwelijke hormonen van zichzelf aanmaken dan altijd werd verondersteld. Het is dus maar de vraag of die extra natuurlijke hormonen geen effect hebben. Waarschijnlijk niet, maar ik zou het wel zeker willen weten. Naast natuurlijke hormonen zijn er meer stofjes die je eigen hormonen kunnen verstoren. Die komen soms in ons voedsel terecht zonder dat we daar erg in hebben, bijvoorbeeld door productieprocessen. Zo ontdekten we zes jaar geleden een vreemde kleurstof in pakken melk en frisdrank, afkomstig van de inkt van de buitenkant van de verpakking. Na onderzoek bleek het dus om een hormoonverstorende stof te gaan. De oplossing bleek uiteindelijk simpel: door de manier van vouwen in de fabriek aan te passen kon de buitenkant van de verpakking niet meer in contact komen met de binnenkant. Het geeft maar aan hoe je van alles over het hoofd kunt zien in een proces, dat bovendien continu verandert.’ minder vrouwelijke hormonen blijken aan te maken dan we altijd dachten, vond ik wel een eyeopener. Dat iets waar we járen van uit zijn gegaan, helemaal niet blijkt te kloppen. Daar ga je met al je risicobeoordelingen! Achteraf bleken die eerste cijfers ook helemaal verkeerd geïnterpreteerd te zijn. Zo had iemand ooit bedacht het ‘kleiner dan’-teken dat ervoor stond weg te laten. Niemand die dat wist.’ Ralph Moorman (lifestylecoach): ‘Dat veel vrouwen vanaf 35 jaar last hebben van oestrogeendominantie door bijvoorbeeld overgewicht, stress of blootstelling aan chemische stoffen. Bij oestrogeendominantie heb je relatief meer oestrogeen dan progesteron. Ook na de overgang blijft dit probleem. Je oestrogeenlevel daalt dan wel, maar omdat je geen eisprongen meer hebt, heb je ook veel minder progesteron. Van oestro­ geendominantie kun je een onregelmatige cyclus krijgen, PMS-klachten, migraine of vocht vasthouden. Anticonceptie kan dit nog extra verstoren.’ Annemiek Hoek (gynaecoloog): ‘Oestrogeendominantie? Nooit van gehoord! Dit is niet wetenschappelijk onderbouwd. De cyclus is een samenspel tussen oestrogenen en progestagenen, ze zijn afhankelijk van elkaar. De een kan niet dominanter zijn dan de ander.’ Tinka Murk (toxicoloog): ‘Dat blijkt dat fyto-oestrogenen, dus hormonen uit planten, de estrogenreceptor bèta bij de mens meer activeert dan de estrogenreceptor alpha. De estrogenreceptor alpha kan borstkankergroei stimuleren terwijl de bètareceptor borstkankergroei juist afremt. Dit is al een tijdje bekend, maar nog niet bij veel artsen. De vraag is nu hoe fyto-oestrogenen uitpakken bij vrouwen van wie de bètareceptor niet meer werkt, wat vaak zo is bij borstkankercellen.’ Dick Vethaak (hoogleraar Ecotoxicologie): ‘Dat het probleem van de hormoonontregelaars serieus moet worden genomen. Behalve dat hormoonontregelaars bewezen effect hebben op dieren, zoals afwijkingen aan geslachtsorganen, verminderde vruchtbaarheid en zelfs gedragsstoornissen, komen er de laatste jaren steeds sterkere aanwijzingen dat dit soort stoffen ook slecht is voor de mens. Zo zou de toename van hormoongerelateerde ziekten de laatste twintig jaar met name misvormde geslachtsorganen en bepaalde vormen van kanker en stofwisselingsziekten - deels te wijten zijn aan de gevolgen van dit soort schadelijke stoffen in ons leefmilieu.’ 4 | 13 79