Debat Rookvrije Psychiatrie: werkelijkheid of utopie? Rookbeleid binnen psychiatrie staat nog in de kinderschoenen. Verschillende hindernissen in het opzetten van optimaal rookbeleid binnen psychiatrische instellingen en diensten kwamen in dit debat aan bod. Zo is rookstop geen prioriteit bij psychiatrische patiënten. De aanpak van de psychiatrische aandoening komt namelijk op de eerste plaats. Heel wat psychiaters zijn ook niet geneigd rookstop als behandeldoel op te nemen. Dit is een belangrijke hinderpaal aangezien psychiaters een belangrijke rol spelen in het opzetten van het behandelplan. Vaak ligt een gebrek aan kennis omtrent de interactie tussen roken, psychofarmaca en psychiatrische aandoeningen aan de basis. Zo merken we tijdens infosessies dat er heel wat lacunes bestaan in de kennis omtrent deze materie bij het personeel binnen psychiatrische instellingen en diensten. Probleem is de beschikbaarheid van wetenschappelijk onderbouwde literatuur over dit thema. Er verscheen wel een artikel in het tijdschrift Psyche, maar dit zou meer slagkracht hebben, indien het ook gepubliceerd zou worden in het Tijdschrift voor Psychiatrie. Het nut van rookstop bij psychiatrische patiënten is daarentegen maar al te duidelijk voor tabakologen. Probleem is het gebrek aan ondersteuning vanuit het beleid van de instelling. Heel wat tabakologen nemen rookstopbegeleidingen boven hun reguliere taken op: ze krijgen geen extra arbeidstijd hiervoor. Eén van de deelnemers haalt hier de terugbetalingsmodaliteiten van het RIZIV aan. Als de tabakoloog zijn rookstopbegeleidingen tarifeert via het ziekenhuisfactuur van de patiënt, betekent dit extra inkomsten voor het ziekenhuis en dit biedt een onderhandelingsmogelijkheden voor het verkrijgen van extra arbeidstijd. Hierbij wordt meteen aangehaald dat acht begeleidingssessies onvoldoende zijn voor psychiatrische patiënten. Psychiatrische patiënten hebben inderdaad een meer intensieve begeleiding nodig dan normale patiënten. De succesratio’s liggen bovendien lager dan in de normale populatie. Eén van de deelnemers pleit hier voor een herdefiniëring van het begrip succes: stoppen met roken of zelfs minderen gedurende enkele maanden betekent al succes. Hij legt hier de parallel met het verlagen van de bloeddruk van cardiale patiënten: een daling van een bovendruk van 24 naar 16 wordt als een succes ervaren; ook al is een bovendruk van 16 nog steeds hoog. Een volgende hinderpaal is de hoge kost van farmacologische hulpmiddelen. Medicatie wordt wel terugbetaald, maar kan niet altijd gebruikt worden in combinatie met een psychiatrische aandoening. Nicotinesubstitutie is ook effectief, maar de kost ervan wordt volledig gedragen door de patiënt. Sterker nog, het wordt extra aangerekend op het ziekenhuisfactuur. Mutualiteiten bieden wel een kleine terugbetaling, maar de kost blijft hoog voor weinig bemiddelde patiënten. Sommige instellingen verlenen daarom gratis nicotinesubstitutie, maar dit schept ook problemen. Patiënten moeten hierdoor zelf minder inspanning leveren in hun rookstopproces en dit ondermijnt de motivatie. Motivatie is immers een complex begrip: men moet niet alleen willen stoppen met roken, maar ook bereid zijn om hiervoor inspanningen te leveren. Principes uit de Acceptance and Commitment Therapy kunnen hierbij helpen: wil een patiënt stoppen met roken en is hij bereid hierbij het ongemak dat hierbij gepaard gaat, te dragen? Eén van de deelnemers geeft nog een bijkomende tip voor het opdrijven van het engagement: patiënten krijgen enkel gratis nicotinesubstitutie, als ze kunnen aantonen dat ze niet meer roken. Hiertoe kan een CO-­‐meter gebruikt worden. Natuurlijk is dit geen sluitende meting, want dit bewijst enkel dat ze niet gerookt hebben gedurende de laatste 24 uur. Het kan echter voor de patiënt een extra reden betekenen om niet te roken tijdens moeilijke momenten. Tot slot wordt de verkoop van sigaretten binnen de instelling aangehaald als belangrijke hinderpaal. Hiermee geeft een organisatie een zeer dubbelzinnige boodschap: enerzijds wordt gezegd dat roken slecht is voor de gezondheid, maar anderzijds wordt het wel te koop aangeboden. Hetzelfde geldt voor de rookzalen. Heel wat instellingen kennen nog lokalen waar gerookt mag worden. Vaak zijn ze zeer aantrekkelijk voor patiënten: het is er zeer gezellig en de uitgelezen plek om contact te maken met mede-­‐patiënten. Soms helpt het om deze ruimtes minder aantrekkelijk te maken. Nog beter is ze te sluiten. Het volledig rookvrij maken van de campus is een uitdaging. Michel Wouters benadrukt hier vanuit zijn ervaring in het opzetten van een rookvrij beleid binnen bedrijven dat men hier best in fasen werkt. Kortom, de implementatie van een optimaal rookbeleid binnen psychiatrische instellingen en diensten is een werk van lange adem. Onze ervaring met het project Rookvrije Zwangerschap stemt ons echter positief. Aanvankelijk waren gynaecologen ook niet geneigd om zwangere vrouwen aan te moedigen tot rookstop uit vrees voor ontwenningsverschijnselen bij de baby. Nu zien we een heel andere houding bij hen. Een mentaliteitswijziging kost veel tijd en gevuld.