Elektrische basisschema’s Basisschema’s Inhoudsopgave Blz. 1 Blz. 2 Blz. 3 Symbolen Draadkleur Opdrachten 1 - Aan-uit schema 2 - Wissel-schema 3 - Hotel-schema 4 - Ompool-schema 5 - Snelstop-schema 6- Parallel-schakeling 7 - Serie-schakeling 8 - Relais Aanwijzingen bij het gebruik van dit bestand. In dit bestand wordt veel met knoppen gewerkt die aangeklikt kunnen worden. • Gele knoppen openen een extern web-adres. • Blauwe onderstreepte tekst opent een andere bladzij in dit bestand of op het web. • Afbeeldingen bevatten een hyperlink naar het bronbestand, tenzij het eigen materiaal is. • Het NIUtec-logo verwijst naar de startpagina van de website. Voor dit bestand en alle daarbij behorende afbeeldingen geldt een Creative Commons licentie. Voor gebruik op scholen en educatieve instellingen wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen voor een vergoeding. Voor op- of aanmerkingen betreffende de inhoud en/of gebruik kan contact opgenomen worden met NIUtec-support. Heeft u waardering voor deze uitgave en wilt u bijdragen aan het instandhouden van de website? Dan kunt u een donatie doen! E-mail Basisschema’s Elektrische basisschema’s Symbolen: Q S Draadkleur Alle draden die aan de pluspool (B+) van de batterij zitten krijgen de kleur ROOD. wisselschakelaar Q Alle draden die aan de nulpool (B--) van de batterij zitten krijgen de kleur ZWART. gloeilamp Alle overige draden krijgen een kleur naar eigen inzicht, GEEL, BLAUW of GROEN. LED (soort lampje) elektromotor LET OP: Maak nooit een rechtstreekse verbinding tussen ZWART en ROOD, je krijgt dan kortsluiting. batterij met drie cellen (1 cel=1,5 V) Zo'n directe verbinding kan ook via een schakelaar lopen. Dus nooit aan ROOD de vaste pool van een schakelaar samen met ZWART aan een van de wisselpolen of andersom. B+ B -- Opdrachten, toelichting Maak bij elk schema een overzicht waarin de verbindingen met twee letters worden aangegeven, en vermeld daarbij de kleur van de draad die je daarbij gebruikt. B+M1 = rood Als je de draadoverzichten hebt gemaakt, laat je deze door je docent controleren. Als alles in orde is krijg je een practicumset om de schakelingen echt te maken en te testen. Voorbeeld draadoverzicht: M1S1 = blauw Q1B -- = zwart Maak tenslotte een waarheidstabel van alle schakelstanden. Onthoud: aan (met een streepje boven het woord) is andersom aan, de stroom loopt dan omgekeerd, dus een motor draait dan tegengestelde richting. Net zo gedraagt uitgang Q zich tegenovergesteld aan uitgang Q, als bijvoorbeeld Q plus is, is Q nul en omgekeerd. Klik hier Voorbeeld waarheidstabel: voor het opdrachtenblad. 1 S1 S2 MOTOR Q1 Q2 linksom Q1 Q2 uit Q1 Q2 uit Q1 Q2 rechtsom Basisschema’s 1 - Aan-uit schema Q S + B LED Q - LED B 2 - Een aan-uit schema heb je nodig om een apparaat aan of uit te zetten. + Klik op de afbeeldingen voor een animatie! - Wissel-schema Q Een wisselschema is een uitbreiding op het aan-uit schema. Nu wordt ook de tweede uitgang van de wisselschakelaar gebruikt. Toepassing: stoplicht. S + B LED1 Q LED1 - B + LED2 - LED2 + - verbindingspunt 3 - Hotel-schema S1 + Q1 Q2 Q1 Q2 S2 B LED LED - B - Ompool-schema Q1 kruisende draden + Q1 B Q2 - B Met een ompoolschema kan de stroomrichting worden omgekeerd. Dit is handig om een elektromotortje andersom te laten draaien. S1 gekoppelde schakelaars 4 - + Een hotelschema wordt gebruikt om in een lange gang of een trappenhuis aan het begin de verlichting aan te doen, en aan het eind weer uit. duoLED Animatie met motor S2 Q2 5 - Snelstop-schema Q S + B Q - B M Een afgeschakelde motor werkt tijdens het uitlopen als een dynamo. Hij wekt daarbij een elektrische stroom op in tegengestelde richting. Als bij het afschakelen de motoraansluitingen met elkaar kortgesloten worden, zal de tegengestelde stroom die hij zelf opwekt, de motor de andere kant op sturen. Resultaat: de motor staat pats-boem stil. Handig als een motortje op een exacte positie moet stoppen. 2 Basisschema’s In de voorgaande schema’s is (zijn) steeds maar één of twee verbruiker(s) te zien. Hoe moet je het aanpakken om bijvoorbeeld 10 verbruikers ineens te schakelen? Daarvoor zijn twee types schakeling te gebruiken. meervoudig verbindingspunt 6- B+ PARALLEL-SCHAKELING De verbruikers in een parallelschakeling hebben elk hun eigen stroomkring. De batterij is met 4 lampjes dus 4 keer zo snel leeg als met één lampje. Maar daar staat tegenover dat elk lampje maximaal licht geeft! Als er één stukgaat, dan blijven de anderen gewoon branden. 7- SERIE-SCHAKELING In een serieschakeling delen de verbruikers samen één stroomkring De vier lampjes in de tekening moeten de 4,5 Volt van de batterij verdelen, elk heeft daardoor maar zo’n 1,1 Volt om op te branden. B -- Voorbeelden: Stroomverbruikers (verlichting, wasmachine, TV, magnetron) zijn altijd parallel geschakeld. B+ Maar in de batterij, waarvan de 3 cellen óók in serie staan, is dat juist van voordeel. De totale spanning is hier drie keer de spanning van één enkele cel, dus 3x1,5 Volt = 4,5 Volt. L1 L2 L3 L4 B- Als in een serieschakeling één lampje doorbrandt, zullen alle andere lampjes ook uitgaan. Deze ketting is zo zwak als zijn zwakste schakel! Voorbeelden: Kerstboomverlichting, batterijcellen Elektrische schakelingen worden gebruikt voor apparaten die arbeid verrichten. In een volgend blad gaan we kennis maken met electronica. Electronische schakelingen worden gebruikt om apparaten aan te sturen. De verbinding tussen deze twee wordt vaak gelegd door een relais. Analoge elektronica Digitale elektronica RELAIS Q1 S1 Een relais is een ‘doosje’ dat één of meer schakelaars bevat. Deze worden bediend met een klein elektromagneetje. Dit magneetje kan met elektronica geschakeld worden. Q1 Q2 S2 Q2 RELAIS Het relais in het plaatje bevat 2 wisselschakelaars, een zogenaamd 2x om-relais. Doordat de schakelaars aan elkaar gekoppeld zijn, zijn er maar twee schakelstanden mogelijk, allebei tegelijk AAN óf UIT. MAGNEETSPOEL 8- L4 L3 L2 L1 3