Verslag Workshop 14 WoONgasten – met Pieter Hooimeijer In deze workshop wordt volgens het concept van het programma Zomergasten prof. dr. Pieter Hooimeijer geïnterviewd door corporatiedirecteur René Scherpenisse. In de workshop wordt aan de hand van drie thema’s een historisch perspectief op wonen in Nederland. Persoonlijk Pieter Hooimeijer, hoogleraar Sociale Geografie en Demografie in Utrecht, vertelt eerst iets over zijn persoonlijke woonverleden. Hij is geboren in Noord-Beijerland en vluchtte voor zijn studie naar Amsterdam. Daar woonde hij op een kamer van 3 bij 3.5 in De Baarsjes. Later ging hij een verdieping lager samen wonen, maar toen zijn kinderen ouder werden en hij aan de UU aan zijn proefschrift begon, trok hij naar Utrecht voor een eengezinswoning. Woningnood Er wordt een fragment van het polygoonjournaal getoond waarin de naoorlogse Woningnood wordt toegelicht. Daarin komt onder meer ter sprake dat er duplexwoningen worden gebouwd, met het idee om die later te simplexen. Hooimeijer en Scherpenisse stellen dat die plannen er nog steeds zijn. De behoefteraming is na de oorlog decennia lang niet goed geweest. Het bleek moeilijk voor onderzoekers om de groeiende individualisering mee te nemen in de berekening. Hooimeijer werd destijds bij de UU aangesteld om een beter ramingsysteem te ontwikkelen. Voor de toekomst staat de Vergrijzing op de agenda, dat betekent meer kleinere huishoudens. 8.5 mln huishoudens is voor de toekomst geen rare voorspelling. Op dit moment lopen de tekorten weer op. Dat is niet omdat de demografische voorspellingen miszitten, maar juist de bouwprognoses. In de jaren ’70 zaten die prognoses ook mis. Er was veel gebouwd voor het middensegment, maar de groei bleek vooral in jonge groepen te zitten. Door onderwijsexpansie participeerden steeds meer vrouwen in het onderwijs, en studenten gingen vroeger het huis uit. Kwaliteit Er wordt een fragment getoond over uit het polygoonjournaal over leegstand en verval na de oorlog. Daarna zien we een fragment over de stadsvernieuwing in Amsterdam. Hooimeijer heeft door de jaren de tevredenheid in de wijken zien toenemen. Bij sommige gemeenten zijn echter niet de woningen, maar de bewoners het probleem. Hoe bewerkstellig je dan sociale stijging? Door mixen komen rijken de buurt in, maar alleen in drukke steden waar veel krapte is. Dat heeft geen enkel effect. Je kunt mensen ook niet zomaar aan een baan helpen. De bottom up-constructie van de wijkaanpak zorgt er echter wel voor dat mensen elkaar leren kennen. Uiteindelijk is onderwijs effectiever voor sociale stijging dan het slopen van woningen. Zeker als die nog prima van kwaliteit zijn. De vraag is wat we nu gaan doen. De jaren ’80 leren dat renovatie een oplossing kan zijn. Het leningvolume was toen schokkend hoog, maar er werd veel geïnvesteerd in de bestaande voorraad. Voor Utrecht en Amsterdam geldt op dit moment dat alles geld oplevert, als de corporaties niet willen, investeert iemand anders daar in. Hooimeijer ziet veel toekomst voor de zogenaamde bloemkoolwijken. Dat zijn zeker niet de getto’s van de toekomst, ze functioneren prima. De helft ervan is gebouwd tijdens de vorige crisis. De wijken van de stadsvernieuwing zijn er erger aan toe. Krimp en groei van de stad We zien een fragment over goedkope woningbouw aan stadsranden na de oorlog. Daarna een fragment over de groeikernen in Flevoland. De ondergang van de stad is al verschillende keren voorspeld. In 1975 was het idee dat grote steden zouden leeglopen tot middelgrote steden en dat kleine dorpen zouden vollopen. De redding van de stad is de onderwijsexpansie geweest. Mensen waren hoger opgeleid, gingen later samenwonen en er kwamen meer alleenstaanden. Nu zijn de stromen weer anders. Vinex-locaties blijken een groot succes. In Amsterdam is IJburg, ook qua timing, een goed voorbeeld. Als mensen grootstedelijk willen wonen, bedoelen ze een Vinexwijk. Dat is met name voor het middensegment ideaal. Bij gezinsuitbreiding hoeven huishoudens de stad niet te verlaten en in wijken als IJburg vinden ze het beste van twee werelden.