Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen Gravitatieveld & Elektrisch veld Gravitatieveld Elektrisch veld → → In een gravitatieveld g In een elektrisch veld ondervindt een lading q een elektrische kracht. een massa m een gravitatiekracht. → → Richting van het gravitatieveld g = Richting van de gravitatiekracht op een massa m. Sterkte (grootte) van het gravitatieveld: g= Fgrav m Een homogeen gravitatieveld: heeft overal dezelfde richting is overal even sterk. Het zwaartekrachtveld in de buurt van het aardoppervlak is homogeen. De richting is omlaag en de sterkte is g = 9,8 N/kg. Voorbeeld: De zwaartekracht op een massa van 5,1 kg is Fzw = 50 N. Ε ondervindt Richting van het elektrische veld Ε = Richting van de elektrische kracht op een positieve lading q. Sterkte van het elektrische veld: → Ε = Felek q Een homogeen elektrisch veld: heeft overal dezelfde richting is overal even sterk. Het elektrisch veld in een condensator is homogeen. De twee platen van de condensator zijn verbonden met een spanningsbron. De richting van het veld is omlaag. De sterkte van het veld hangt af van: Het potentiaalverschil (spanning) tussen de platen. De afstand tussen de platen. Voorbeeld: De spanning tussen de platen is U = 30 V en de afstand d = 2,0 cm. → De sterkte Ε = 1,5 · 10 3 N/C (V/m). De elektrische kracht op een lading van 2,0 · 10 – 3 C is Felek = 3,0 N. 1 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen Een radiaal gravitatieveld: Een radiaal elektrisch veld: Het veld is het sterkst waar de veldlijnen dicht bij elkaar lopen. De veldlijnen staan loodrecht op een geleider. G ⋅ M aarde g = Voor r ≥ Raarde geldt: r2 Binnen een geleider2 is → Ε = 0. Voorbeeld: Een geostationaire satelliet1 met massa 200 kg wordt aangetrokken met: Fgrav = m⋅ g = 200⋅ 6,67⋅10−11 ⋅ 6,0 ⋅1024 = 45 N (6,4 ⋅106 + 36⋅106 )2 → Voor r ≥ Rbol geldt: 1 2 Ε = f ⋅ Qbol r2 Zie VWO 5 § 2.6. ‘Kooi van Faraday’: http://en.wikipedia.org/wiki/File:Faraday_cage.gif 2 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen Potentiële energie & Potentiaal Gravitatieveld Elektrisch veld → → In een gravitatieveld g bezit een In een elektrisch veld Ε bezit een massa m op een plaats h (boven de grond) zwaarte-energie. De ‘zwaartepotentiaal’ in h is: lading q op plaats x elektrische energie3. De ‘elektrische potentiaal’ in x is: E U (h) = zw m U ( x) = . Als een massa m zich bevindt in een plaats met zwaartepotentiaal U, dan is de zwaarte-energie van de massa: E zw = m ⋅ U Eelek q . Als een lading q zich bevindt in een plaats met elektrische potentiaal U, dan is de elektrische energie van de Eelek = q ⋅ U lading: De plaats waar de potentiaal U(0) = 0 is ‘geaard’. Elektrische potentiaal is een eigenschap van een plaats in een elektrisch veld. Zwaarte-energie is een eigenschap van Elektrische energie is een eigenschap een massa in een gravitatieveld. van een lading in een elektrisch veld. Homogeen elektrisch veld: Homogeen gravitatieveld: Op hoogte h = 0 boven de ‘grond’ is de potentiaal U(0) = 0. Zwaartepotentiaal is een eigenschap van een plaats in een gravitatieveld. Op h = 12 m is de zwaartepotentiaal U = g·h = 1,2·10 2 J/kg. Een vogel (m = 30 g) bovenin de boom heeft een zwaarte-energie Ezw = 3,6 J. Midden tussen de condensatorplaten is de elektrische potentiaal → U= Ε ·x = 15 J/C. Een elektron (q = – 1,6·10 – 19 C) heeft op die plaats een elektrische energie Eelek = – 24·10 – 19 J. 3 → → Ε = het elektrische veld; Ε = sterkte van het veld; Eelek = elektrische energie 3 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen Radiaal gravitatieveld: Radiaal elektrisch veld: Als in r = ∞ de potentiaal U(∞) = 0, dan geldt voor r ≥ RAarde: Als in r = ∞ de potentiaal U(∞) = 0, f ⋅ Qbol r G ⋅ M Aarde U =− r dan geldt voor r ≥ Rbol: U = Ontsnappingssnelheid: H-atoom: Om uit het gravitatieveld van de aarde te kunnen ontsnappen, moet de totale energie van een raket met massa m (minstens) 0 J zijn. De gravitatie-energie van de raket op de aarde is: Een waterstofatoom bestaat uit een kern (proton) en een elektron. Het elektron ‘bevindt’ zich op 1,6·10 – 15 m. E grav = m ⋅ U = − m ⋅ G ⋅ M Aarde R Aarde De kinetische energie op het aardoppervlak moet dus zijn: Ekin = + m ⋅ G ⋅ M Aarde RAarde De ontsnappingssnelheid v is dus: 1 ⋅ m ⋅ v 2 = m ⋅ G ⋅ M Aarde 2 R Aarde →v= 2 ⋅ G ⋅ M Aarde = 11 km s RAarde De potentiaal is op 1,6·10 – 15 m van de 9,0 ⋅ 10 9 ⋅1,6 ⋅ 10 −19 kern: U = = 9,0 ⋅ 10 5 V − 15 1,6 ⋅ 10 De elektrische energie van het elektron in het elektrische veld van het proton is Eelek = q ⋅U = −1,6 ⋅10−19 ⋅ 9,0 ⋅105 = −1,4 ⋅10−13 J 4 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen Arbeid & Energie Zwaartekrachtveld: Op de grond is de zwaarte-energie 0 (gekozen). Een massa m bevindt zich op hoogte h boven de grond. De zwaarte-energie is Ezw = m·g·h. De massa valt naar de grond: De zwaartekracht verricht positieve arbeid: WFzw = + Fzw ⋅ h = m ⋅ g ⋅ h De zwaarte-energie neemt af met: ∆E zw = m ⋅ g ⋅ h Algemeen: W Fveld = − ∆E pot . Als de zwaartekracht positieve arbeid verricht, neemt de zwaarte-energie af. Elektrisch veld: Een positieve lading q bevindt zich in een homogeen elektrisch veld → Ε. De elektrische potentiaal U neemt af in de richting van de elektrische veldlijnen. Lading q beweegt over een afstand s naar rechts. → Ε De elektrische kracht verricht positieve arbeid: WFelek = q ⋅ De elektrische energie van de lading neemt af: ∆Eelek = − q ⋅ ⋅s → Ε ⋅s Dezelfde formules gelden voor een negatieve lading, die naar recht beweegt. De elektrische kracht verricht dan negatieve arbeid. De elektrische energie van de lading neemt toe. 5 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen Potentiaalverschil en elektrische stroom Het potentiaalverschil (spanning) van de batterij is ∆U = 4,5 V. De potentiaal is bij de + klem 4,5 V hoger dan bij de – klem. Eén coulomb lading heeft bij de + klem 4,5 J meer elektrische energie dan bij de – klem. Omdat er een gesloten stroomkring is, gaat er een stroom lopen ‘van + naar – ‘. De potentiaal neemt in de richting van de stroom af. Neem aan dat de stroomsterkte I = 2 A is. Iedere seconde passeert Q = 2 C lading. Iedere coulomb lading verliest onderweg E elek = 4,5 J. Deze energie wordt ‘uitsluitend’ afgegeven aan het lampje; de draden hebben immers ‘geen’ weerstand. ‘De’ weerstand van het lampje is R = 2,25 Ω Het lampje krijgt iedere seconde 9 J: het vermogen in het lampje is P = 9 W. De batterij verliest iedere seconde 9 J chemische energie. 6 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen Potentiaalverschil en beweging: versnelspanning – + – + – + – + v eind – + – + – + – + Gegevens: De ruimte tussen de twee condensatorplaten is vacuüm. De spanning tussen de platen is ∆U = 5,00 kV. De afstand tussen de platen is d = 4,00·10 -2 m. Een O 2– ion wordt versneld; de beginsnelheid van het ion wordt verwaarloosd. De zwaartekracht op het ion mag (t.o.v. de elektrische kracht) worden verwaarloosd. De lading van het zuurstofion Het ion heeft twee elektronen ‘te veel’ (8 protonen – 10 elektronen): q = – 2·e = – 3,2·10 -19 C De massa van het zuurstofion De massa van het ion ≈ de massa van een zuurstofatoom: m = 16·u = 2,66·10 -26 kg De elektrische veldsterkte tussen de platen → Ε ∆U 5,00 ⋅ 103 = = = 1,25 ⋅ 105 N −2 C d 4,00 ⋅ 10 De elektrische kracht op het zuurstofion F = q⋅ → Ε = 3,2 ⋅ 10 −19 ⋅ 1,25 ⋅ 105 = 4,0 ⋅ 10 −14 N naar rechts 7 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen De versnelling van het zuurstofion F 4,0 ⋅10 −14 a= = = 1,5 ⋅10 12 m 2 −26 s m 2,66 ⋅ 10 naar rechts De tijdsduur tussen de platen d = 1 ⋅ a⋅t2 2 → t= 2⋅d = a 2 ⋅ 4,00 ⋅ 10 −2 = 2,3 ⋅ 10 −7 s 12 1,5 ⋅ 10 De eindsnelheid van het zuurstofion v eind = ∆v = a ⋅ t = 1,5 ⋅ 10 12 ⋅ 2,3 ⋅ 10 −7 = 3,5 ⋅ 10 5 m s De kinetische energie na het versnellen E kin = 1 ⋅ m ⋅ v 2 = 1 ⋅ 2,66 ⋅ 10 − 26 ⋅ (3,5 ⋅ 10 5 ) 2 = 1,6 ⋅ 10 −15 J 2 2 De afname van de elektrische energie tijdens het versnellen in J ∆E elek = q ⋅ ∆U = ( −) 3,2 ⋅ 10 −19 ⋅ 5,00 ⋅ 10 3 = ( − ) 1,6 ⋅ 10 −15 J De afname van de elektrische energie tijdens het versnellen in eV ∆Eelek = q ⋅ ∆U = ( −) 2 ⋅ 5,00 ⋅ 10 3 = ( −) 10 ⋅ 10 3 eV De toename van de kinetische energie = de afname van de elektrische energie ∆Ekin = 1,6·10 -15 J = 10·10 3 eV De eindsnelheid van het zuurstofion Ekin = 1 ⋅ m ⋅ v2 2 → veind 2 ⋅ Ekin 2 ⋅ 1,6 ⋅ 10 −15 = = = 3,5 ⋅ 10 5 m −26 s m 2,66 ⋅ 10 Toepassingen ‘Potentiaalverschil en beweging: versnelspanning’ 1. kathodestraalbuis (beeldbuis, oscilloscoop) 2. röntgenbuis 3. deeltjesversneller (b.v. CERN) Nuttige sommen § 6.1 + 6.2: 5, 6, 7, 9, 10, 11, 12 Maak: www.natuurkunde.nl/artikelen/view.do?supportId=294626 8 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen Herhaling ‘Horizontale Worp’ α v eind – + – + – + – + – + – + – + v begin – + + + + + + + + + 1 2 cm – – – – – – – – v=0 9 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen Gegevens: 1 2 cm De opstelling is ‘op ware grootte’; zie schaalvierkant: De opstelling is ‘vacuüm’; de wrijvingskracht mag worden verwaarloosd. De zwaartekracht op het elektron mag worden verwaarloosd (t.o.v. Felek). Het elektron is eerst versneld. Vanuit ‘stilstand’ heeft het een snelheid v begin = 12·10 6 m/s gekregen. Het elektron wordt vervolgens afgebogen in een homogeen elektrisch veld. Het versnellen van het elektron De versnelspanning ∆E kin 2 1 ⋅m 1 ⋅ 9,1.10 − 31 ⋅ (12 .10 6 ) 2 elektron ⋅ v 2 = q ⋅ ∆U → ∆U = = 2 = 0,41 kV e 1,6.10 −19 De elektrische veldsterkte tussen de versnelplaten → Ε ∆U 0,41 ⋅ 103 = = = 8,2 ⋅ 103 N −2 C d 5,0 ⋅ 10 De elektrische (versnel)kracht F = q⋅ → Ε = 1,6 ⋅ 10 −19 ⋅ 8,2 ⋅ 103 = 1,3 ⋅ 10 −15 N De versnelling van het elektron F 1,3 ⋅10 −15 15 m a= = = 1 , 4 ⋅ 10 s2 m 9,1 ⋅10 − 31 De ‘versneltijd’ s 5,0.10 − 2 −9 ∆t = = = 8 , 3 . 10 s < v > 1 ⋅ 12.10 6 2 De versnelling van het elektron ∆v 12 ⋅ 10 6 a= = = 1,4 ⋅ 10 15 m 2 −9 s ∆t 8,3 ⋅ 10 10 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen Het afbuigen van het elektron De ‘afbuigtijd’ s 5,0.10 − 2 ∆t = = = 4,2.10 − 9 s 6 v 12.10 De horizontale eindsnelheid x 1,5.10 − 2 < vx > = = = 3,6.10 6 m −9 s ∆t 4,2.10 → (vx ) eind = 7,2.10 6 m s De eindsnelheid v eind = (v x , eind ) 2 + (v y , eind ) 2 = (7,2.10 6 ) 2 + (12.10 6 ) 2 = 14.10 6 m s De richting van de eindsnelheid tan α = v x , eind v y , eind 7,2.10 6 = = 0,60 → α = 31 o 6 12.10 De doorlopen afbuigspanning (methode 1) ∆E kin 1 ⋅m ⋅ v 2 1 ⋅ 9,1.10 − 31 ⋅ (7,2.10 6 ) 2 elektron = q ⋅ ∆U → ∆U = 2 = 2 = 0,15 kV e 1,6.10 −19 De doorlopen afbuigspanning (methode 2) ∆E kin ∆U = = e 1 ⋅ 9,1.10 − 31 ⋅ (14 .10 6 ) 2 − 1 ⋅ 9,1.10 − 31 ⋅ (12 .10 6 ) 2 2 2 = 0,15 kV −19 1,6.10 De totale spanning tussen de afbuigplaten: ∆U totaal = 10 ⋅ 0,15.10 3 = 1,0 kV 1,5 De elektrische veldsterkte tussen de afbuigplaten → Ε ∆U 1,0 ⋅ 103 = = = 10 ⋅103 N −2 C d 10,0 ⋅ 10 11 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen Magnetisch veld & Elektrisch veld Magnetisch veld Magneten oefenen een magnetische kracht op elkaar uit. Ongelijke polen trekken elkaar aan. Gelijke polen stoten elkaar af. Elektrisch veld (herhaling) Ladingen oefenen een elektrische kracht op elkaar uit. Ongelijke ladingen trekken elkaar aan. Gelijke ladingen stoten elkaar af. Een magnetische monopool bestaat (waarschijnlijk) niet. Als een staafmagneet doormidden wordt gebroken, zijn er twee staafmagneten ontstaan (ieder met een noordpool N en een zuidpool Z). → Een magnetisch veld4 B wordt veroorzaakt door bewegende lading. Een magnetisch veld kan ‘ook’ worden veroorzaakt door permanente magneten met een noordpool N en een zuidpool Z. In een magnetisch veld ondervinden: magneten een magnetische kracht bewegende ladingen een (magnetische) Lorentzkracht 4 → Een elektrisch veld Ε wordt veroorzaakt door één (of verschillende) ladingen. In een elektrisch veld ondervinden ladingen een (elektrische) Coulombkracht. → Het magnetisch veld B → wordt magnetische inductie genoemd. De eenheid van B is Tesla (T). 12 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen → → Veldlijnen in een magnetisch veld B geven de richting aan van een kompasnaaldje. Waar de veldlijnen dicht bij elkaar lopen is de magnetische werking sterk. Veldlijnen in een elektrisch veld Ε geven de richting aan van de elektrische kracht op een positieve lading. Waar de veldlijnen dicht bij elkaar lopen is de elektrische werking sterk. Magnetische veldlijnen zijn gesloten lijnen. Buiten een magneet lopen veldlijnen van noordpool N naar zuidpool Z. Ook in de magneet is een magnetisch veld. Elektrische veldlijnen beginnen bij de plus en eindigen op de min. Elektrische veldlijnen staan altijd loodrecht op het oppervlak van een geladen geleider. Binnen de geleider is geen elektrisch veld. De veldlijnen van een staafmagneet zijn zichtbaar te maken met ijzervijlsel: 13 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen Elektromagnetisme Omdat een kompasnaaldje gaat verdraaien op het moment dat er een (elektrische) stroom door een draad gaat lopen, moet er een verband bestaan elektriciteit en magnetisme: elektromagnetisme. Hans Christian Ørsted (1820) http://www.magnet.fsu.edu/education/tutorials/java/oersted/index.html Het magnetisch veld van een rechte stroomdraad: Oorzaak: bewegende ladingen (elektronen, die zich door de draad verplaatsen). http://www.magnet.fsu.edu/education/tutorials/java/magwire/index.html http://www.magnet.fsu.edu/education/tutorials/java/fieldlines/index.html Richting van het magnetisch veld: Zie de afspraken in figuur 6.35 op bladzijde 259. 14 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen Het magnetisch veld van één stroomwinding: Het magnetisch veld van een spoel: http://www.magnet.fsu.edu/education/tutorials/java/solenoidfield/index.html Een groot aantal windingen samen is een spoel. Een spoel is een elektromagneet. Vergeleken met een staafmagneet zijn de voordelen: 1. Door de stroom uit te schakelen, verdwijnt de magnetische werking. 2. Door de stroom te vergroten, wordt de magnetische werking sterker. 3. Door de stroomrichting te veranderen, verwisselen de (magnetische) polen. 5 Richting en sterkte van het magnetisch veld in de spoel : B = µ0 ⋅ N ⋅Ι l µ0 = 4π.10 – 7 (BINAS 7) N = aantal windingen Ι = stroomsterkte l = lengte spoel 5 Het magnetische veld in een lange spoel is (bij benadering) homogeen. Een ijzeren kern in de spoel verstekt het magnetische veld. 15 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen Het magnetisch veld van een permanente magneet: http://www.magnet.fsu.edu/education/tutorials/java/domains/index.html Oorzaak: bewegende ladingen (elektronen, die om hun as draaien). In ferromagnetische materialen (ijzer, kobalt en nikkel) zijn gebieden (van Weiss), waarin de elektronen zodanig georiënteerd zijn dat microscopisch kleine magnetische domeinen ontstaan. Door deze gebieden te richten, is een macroscopische magnetische werking mogelijk. Bij permanente magneten blijven de magnetische domeinen gericht6. Door magnetische influentie worden ferromagnetische materialen aangetrokken door een magneet: weekijzer weekijzer is makkelijk te magnetiseren weekijzer verliest zijn magnetische eigenschappen makkelijk 6 Door verhitting of door een snel wisselend magnetisch veld kan deze oriëntatie verloren gaan. 16 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen Magnetische kracht op een bewegende lading: Een bewegend geladen deeltje ondervindt in een magnetisch veld een kracht: Lorentzkracht. Lorentzkracht op bewegende lading: 1. Het deeltje beweegt loodrecht op de richting van het magnetisch veld: FLorentz = B ⋅ q ⋅ v De Lorentzkracht staat altijd loodrecht op de snelheid van het geladen deeltje én op de richting van het magnetische veld. Hendrik Lorentz (1853 – 1928) De Lorentzkracht kan (dus) nooit de grootte van de snelheid van een geladen deeltje veranderen (kan nooit arbeid verrichten). Wel kan het de richting van de snelheid veranderen7. Linkerhand regel positieve lading8 2. Het deeltje beweegt in de richting van het magnetisch veld (of juist in tegengestelde richting): Er is geen magnetische kracht op het deeltje. 3. Het deeltje beweegt in een ‘willekeurige’ richting. De snelheid van het deeltje moet worden ontbonden in een evenwijdige én in een loodrechte component. De loodrechte component bepaalt de richting en de grootte van de Lorentzkracht. 7 8 Het elektrisch veld kan de grootte van de snelheid van een geladen deeltje veranderen. Zowel het elektrisch als het magnetisch veld kan de richting van een geladen deeltje veranderen. Bij een negatieve lading moeten de vingers van de linkerhand juist tegen de bewegingsrichting van het deeltje worden gericht. 17 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen De massa en lading van een elektron: Door een elektron (met een bekende kinetische energie) af te buigen in een magnetisch veld, kan de verhouding van de lading van het elektron én de massa van het elektron e me worden bepaald. De elektronen worden eerst (vanuit stilstand) versneld met een spanning ∆U. ∆Ekin = e ⋅ ∆U → 1 ⋅ m ⋅ v 2 = e ⋅ ∆U 2 → m ⋅ v 2 = 2 ⋅ e ⋅ ∆U De elektronen voeren vervolgens een eenparige cirkelbeweging uit in een → → homogeen magneetveld B. FLorentz = Fmpz m ⋅v2 B ⋅e⋅v = r B ⋅e⋅v = → 2 ⋅ e ⋅ ∆U r → v= 2 ⋅ ∆U B⋅r → e 2 ⋅ ∆U = m ( B ⋅ r )2 Proef van Millikan: De lading van een elektron ( – ) e is bepaald9 met het beroemde ‘oil drop experiment’. Maak: http://www.natuurkunde.nl/artikelen/view.do?supportId=940851. 9 In combinatie met de opstelling bovenaan de bladzijde is daarmee ook de massa van het elektron bekend. 18 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen Magnetische kracht op een stroomvoerende draad: Ook op een stroom door een draad in een magnetisch veld werkt een Lorentzkracht. http://www.magnet.fsu.edu/education/tutorials/java/lorentzforce/index.html http://www.walter-fendt.de/ph14e/lorentzforce.htm Een elektrische stroom komt overeen met een bewegende positieve ladingen. Lorentzkracht op een stroomvoerende draad: 1. De stroom is loodrecht op de richting van het magnetisch veld: FLorentz = B ⋅ I ⋅ l De Lorentzkracht staat altijd loodrecht op de stroomrichting én op de richting van het magnetische veld; Linkerhand regel stroom 2. De stroom is in de richting van het magnetisch veld (of juist in tegengestelde richting): Er is geen magnetische kracht op de stroomdraad. 3. De stroom is in een ‘willekeurige’ richting. De richting van de stroom moet worden ontbonden in een evenwijdige én in een loodrechte component. De loodrechte component bepaalt de richting en de grootte van de Lorentzkracht. Hall-effect http://www.magnet.fsu.edu/education/tutorials/java/halleffect/index.html Een Hall-sensor maakt gebruik van het Hall-effect om de grootte van het → magneetveld B te meten. Nuttige sommen § 6.3 t/m 6.5: 14, 18, 19, 22 t/m 30 19 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen Magnetische kracht op een stroomvoerende draadraam: Ook op een stroom door een draadraam in een magnetisch veld werkt een Lorentzkracht. Het draadraam zal slechts een kwart rondje draaien; zie VWO 5 fig. 6.65 + 6.66. Principe gelijkstroommotor: Om de omzetting van elektrische energie in bewegingsenergie in de praktijk zinvol mogelijk te maken is een blijvende beweging noodzakelijk. In een gelijkstroommotor is daarom een commutator (collector) met koolborstels: http://nl.wikipedia.org/wiki/Bestand:Kommutator_animiert.gif Door op het juiste moment de stroom te onderbreken en ‘om te keren’ ontstaat een doorgaande beweging; zie VWO 5 fig. 6.71. http://www.magnet.fsu.edu/education/tutorials/java/dcmotor/index.html http://www.agtijmensen.nl/Applets%20simulaties/Watlter%20Fendt/ph11nl/electricmotor_nl.htm Principe draaispoelmeter (Galvanometer): Zonder commutator, maar met een wijzer én een veertje, kan hetzelfde principe worden gebruikt om een (eventueel zeer kleine) gelijkstroom te meten. De gelijkstroom veroorzaakt een Lorentzkracht. De verdraaiing van de wijzer wordt bepaald door het moment van deze Lorentzkracht(en) én door het tegenwerkende moment van de veerkracht. http://www.magnet.fsu.edu/education/tutorials/java/galvanometer/index.html Nuttige sommen § 6.6: 31, 34, 35 20 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen Verband tussen elektriciteit en magnetisme Veranderende elektriciteit (bewegende ladingen; elektrische stroom) veroorzaakt magnetisme: Hoofdstuk 6. Veranderend magnetisme (veranderende flux Φ ) veroorzaakt elektriciteit:. § 7.1 Magnetische flux Φ De magnetische flux Φ door een oppervlak vertelt hoe sterk het magnetisme bij het oppervlak is (= hoeveel veldlijnen er loodrecht door het oppervlak ‘prikken’). In een homogeen magnetisch veld geldt: Φ = B⊥ ⋅ A . Bestudeer: voorbeeld blz. 292. Maak: 2, 3 (blz. 293, 294) De eenheid van magnetische flux is: [Φ] = Wb (weber) Ga na: [Φ] = T.m 2 = V.s 21 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen § 7.2 + 7.3 Inductiespanning U ind Er wordt een (inductie)spanning U ind opgewekt, als de magnetische flux Φ binnen een geleidende lus verandert, doordat de geleider zich bevindt in een veranderd magnetisch veld of doordat de geleider beweegt in een (inhomogeen) magnetisch veld. Michael Faraday10 (1831) Zie: http://micro.magnet.fsu.edu/electromag/java/faraday/index.html Zie: http://micro.magnet.fsu.edu/electromag/java/faraday2/index.html Zie: http://phet.colorado.edu/en/simulation/faradays-law dΦ dt dΦ = N⋅ dt Grootte van de inductiespanning in één lus (draadraam, winding): U ind = Grootte van de inductiespanning in een spoel (met N windingen): U ind Richting van de inductiespanning (wet van Lenz) De inductiespanning veroorzaakt een inductiestroom (als er een gesloten stroomkring is). De richting is altijd zodanig, dat het de verandering van de magnetische flux tegengaat. Meeflux: Als de flux afneemt, veroorzaakt de inductiestroom een meeflux. Tegenflux: Als de flux toeneemt, veroorzaakt de inductiestroom een tegenflux. Zo kan de ‘richting’ van de opgewekte inductiespanning worden bepaald. Zie: http://micro.magnet.fsu.edu/electromag/java/lenzlaw/ Zie: http://www.phy.hk/wiki/englishhtm/Induction.htm Bestudeer: Maak: Maak: voorbeeld 1 + 2 (blz. 298, 299) 6, 7 (blz. 301) 10 t/m 14 (blz. 308 – 312) Zie: http://phet.colorado.edu/en/simulation/faraday 10 De ‘Faradaymotor’ is de eerste elektromotor ooit (1821): http://www.magnet.fsu.edu/education/tutorials/java/faradaymotor/index.html 22 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen § 7.4 Wisselspanning en wisselstroom11 Elektromotor: Elektrische energie Kinetische energie Zie: http://www.agtijmensen.nl/Applets%20simulaties/Watlter%20Fendt/ph11nl/electricmotor_nl.htm Dynamo: Kinetische energie Elektrische energie Zie: http://www.walter-fendt.de/ph14nl/generator_nl.htm Sinusvormige wisselspanning: De dynamo (generator) draait met constant toerental. De netspanning van het stopcontact In Europa: U eff = 230 V U max = √2 · U eff = 325 V f = 50 Hz U (t ) = U max ⋅ sin(2 ⋅ π ⋅ f ⋅ t ) . , omdat U eff = 1 ⋅ 2 ⋅ U max 2 De maximale spanning en de frequentie worden gemeten met een oscilloscoop of een computer. De effectieve spanning wordt gemeten met een universeelmeter (voltmeter). Gelijkspanning: constant (batterij, accu, zonnecel) niet-constant (gelijkgerichte wisselspanning) Maak: 16 t/m 18 (blz. 317 – 319) Maak: http://www.natuurkunde.nl/artikelen/view.do?supportId=506888 Maak: http://www.natuurkunde.nl/artikelen/view.do?supportId=181713 11 De bekende theorie voor elektrische stroom (wet van Ohm: U = I · R ) geldt niet voor wisselstroom met condensatoren en spoelen: http://www.magnet.fsu.edu/education/tutorials/java/ac/index.html 23 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen § 7.5 Zelfinductie Als een spoel is opgenomen in een stroomkring, wordt zelfinductie belangrijk. Als de stroom in de kring verandert, ontstaat in de spoel een inductiespanning, die het veranderen van de stroom tegenwerkt. Zelfinductie bij gelijkstroom Als de schakelaar wordt gesloten, duurt het korte tijd voordat de stroomsterkte I= U bron R is, omdat in de spoel inductiespanning ontstaat [totdat de stroom constant geworden is]. Als de schakelaar daarna weer wordt geopend, ontstaat in de spoel opnieuw een inductiespanning. Een weekijzeren kern in de spoel versterkt dit effect. Zelfinductie bij wisselstroom Een spoel is een lange (gewikkelde) koperen draad. De Ohmse weerstand van een spoel (voor gelijkstroom) is gering. Voor (hoogfrequente) wisselstroom vormt een spoel echter een (grote) ‘hindernis’, omdat in de spoel voortdurend een tegenwerkende inductiespanning wordt opgewekt. Deze ‘wisselstroomweerstand’ van een spoel heet impedantie Z . Smoorspoel bij tl-buis Maak: 21 (blz. 322) 24 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen Metaaldetector Zie: http://micro.magnet.fsu.edu/electromag/java/detector/ Inductielus Maak: http://www.natuurkunde.nl/artikelen/view.do?supportId=2027 Wervelstroomrem Wervelstromen (eddy currents) worden gebruikt in de rem van een tram. Afvalscheiding door wervelstromen Zie: http://aluminium.matter.org.uk/content/html/eng/default.asp?catid=172&pageid=2144416566 Inductiekookplaat Door de spoel gaat een wisselstroom met een hoge frequentie. Hierdoor ontstaat een snel wisselend magneetveld. In de metalen bodem van de pan gaan wervelstromen lopen. Hierdoor wordt in de bodem van de pan warmte ontwikkeld, die naar het water in de pan wordt geleid. Omdat de bodem van ferromagnetisch materiaal is, ontstaat ook warmte, doordat de weissgebieden voortdurend ‘omklappen’. 25 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen Aardlekschakelaar Zie: Toepassing (blz. 306) Maak: 13 (blz. 311) Maak: http://www.natuurkunde.nl/artikelen/view.do?supportId=939740 § 7.6 + 7.7 Transformator Een belangrijk voordeel van wisselspanning (t.o.v. gelijkspanning) is dat de hoogte van de spanning makkelijk kan worden verhoogd of verlaagd. Dit gebeurt met een transformator: Uprimair Usecundair. Up Werking van de transformator Us = Np Ns (blz. 323 – 324). Energieverlies transformator In werkelijkheid treedt er bij de transformatie enig energieverlies op. Bijvoorbeeld: Er komt warmte vrij in de windingen door de elektrische stroom. Dit verlies is beperkt, omdat de windingen gemaakt zijn van ‘dik’ koperdraad. Er komt warmte vrij in de ijzeren kern doordat de weissgebieden voortdurend omklappen. Bij een weekijzeren kern en bij de relatief lage frequentie (f = 50 – 60 Hz) is dit verlies beperkt. Er komt warmte vrij in de ijzeren kern door ‘wervelstromen’. Dit verlies wordt beperkt doordat de kern is opgebouwd uit dunne lagen. Er ontstaat geluid: trillingen in het ijzer (met f = 100 – 120 Hz). In een transformator is het energieverlies minder dan 5 %. 26 Barlaeusgymnasium Elektromagnetisme, Inductie & Wisselstromen Ideale transformator In een ideale transformator is geen enkel energieverlies: Pin = Puit → U p ⋅ I p = Us ⋅ Is Als de spanning omhoog gaat (Us > Up), gaat de stroomsterkte omlaag (Is < Ip). Als er geen secundaire stroom is, loopt er door de primaire windingen ook geen stroom12. Scheidingstransformator: Ns = Np Toepassing: scheerstopcontact (blz. 330) Spanning omlaag transformeren: Ns < Np Toepassing: apparaten die werken op een spanning kleiner dan 230 V elektrisch speelgoed: veiligheid laagspanningshalogeenlampen: zuinigheid lastransformator: grote stroomsterkte (blz. 331) Transport van elektrische energie van de centrale naar de gebruikers Zie: blz. 331 – 335. Door het gebruik van hoogspanning bij het transport van elektrische energie over grote afstanden kan het energieverlies worden beperkt. Bij de centrale wordt in een transformatorstation de spanning verhoogd tot > 100kV. Bij de gebruikers wordt in een transformatorhuisje de spanning verlaagd tot 230 V. Zie: http://micro.magnet.fsu.edu/electromag/java/transformer/ Maak: voorbeeld blz. 325 – 326 Maak: 24 + 25 blz. 326 – 327 Maak: 30 + 31 blz. 336 – 337 Maak: http://www.natuurkunde.nl/artikelen/view.do?supportId=2143 Maak: http://www.natuurkunde.nl/artikelen/view.do?supportId=705592 12 In werkelijkheid loopt er een zeer kleine ‘no load’ stroom. Bovendien is de theorie ingewikkeld: de spanning en stroom zijn ‘uit fase’, zodat Pin ≈ 0. 27