Neo-Latijnse teksten

advertisement
Latijn periode 3
Giovanni Pontano
1. Geef mij een kusje, mijn Kaneeltje, zo heeft
2. hiervoor geen vrouw ontfutseld aan een razende man en
3. verbind jouw lippen samen met mijn lippen,
4. moge er een dubbel rondzwervende tong als een slang voor mij zijn
5. moge de tand afwezig zijn bij het liefkozige bijten, moge het
6. gejammer ophouden en moge mij adem uitgesloten zijn uit het hart.
7. Het is wellustig genoeg dat soepele Fransje aantipt.
8. Maar dit, Kaneeltje, is een kusje van goud.
Aantekeningen Giovanni Pontanto
1.
da = imperativus
2.
nulla femina = congrueert
7.
mollis Francia = soepele Fransje
Janus Dousa
1. Ik zei, toe, o Roosje, toe dan,
2. o, voorwerp van mijn lust,
3. mijn zoetje, mijn honing,
4. laten wij leven en laten wij beminnen
5. en laten wij, terwijl wij oorlog voeren
6. met de tongen, strijden door te kussen:
7. terwijl jij mij meteen uitdaagt
8. met bebloede tanden
9. zoals een razende leeuwin de tong bijna
10. heeft weggenomen van de minnaar
11. durvend een wond te maken bij hem,
12. die jou zijn eigen duifje,
13. en zijn eigen kuikentje,
14. en het allerkleinste musje,
15. en het gouden oogappeltje,
16. het geschenk en het sieraad van de liefde
17. en zijn eigen haasje
18. en de kern van overreding,
19. honingwijn en honingraat van honing
20. en sneeuwwitte parel heeft genoemd,
21. waarbij hij jou dan nog zo vaak tekort deed.
22. Die vochtige kusjes en
23. zoveel vochtige zoenpartijen heeft gemaakt,
24. die gesis en gefluister heeft gemaakt,
25. die duizend gemompelde woordjes
26. en die innemende glimpen heeft gemaakt,
27. hoger dan de liefdesgedichten van Catullus
28. samen met de kusgedichten van Secundus
29. en die heeft met een lichtvoetig vers
30. jou tot aan de sterren laten opstijgen.
Aantekeningen Janus Dousa
4.
vivamus, amemus = adhortativi
5.
gerentes = ppa in de nominativus, dus hoort bij wij
6.
certemus = adhortativus
osculando = gerundium
7.
tu abstulit = abstulisti, dus dit is een fout van Janus
tu = hoort bij lacessens
cruentis en dentibus = congrueert
9.
rabida leana = razende leeuwin
11.
ausa = van audere, semideponens
12.
dixit = vanaf hier persoonsvorm
quae = het antecedent hiervan is illi
17.
lepores = dichterlijk meervoud
22.
illi = nog steeds erbij betrekken
feci = persoonsvorm
1-6
Verwijzingen naar Catullus’ Carmen 5.
Download