Project Planten ABC - Alles-in

advertisement
Project Planten ABC
Week 1ABC: Algemeen
Info: Planten
Planten eten, ademen en groeien.
Sommige planten houden van natte grond.
Anderen van droge grond.
Sommige planten houden van veel zon en warmte.
Anderen van schaduw en koelte.
Planten staan met hun wortels stevig in de aarde.
De wortels zuigen ook water en voedsel uit de grond.
De stengel van de plant is stevig.
Aan de stengel groeien bladeren.
Op het blad zie je nerven.
Die geven steun aan het blad.
In het blad zitten huidmondjes.
Door de huidmondjes ademt de plant.
Alleen BC: Binnen in een bloem zie je meeldraden en een stamper.
Op de meeldraden zit stuifmeel.
Alleen C: Insecten bestuiven de bloemen. Ze kruipen in de bloem op zoek naar de
zoete nectar. Er blijft stuifmeel aan de pootjes hangen. Ze nemen het stuifmeel mee
naar een andere bloem. Het stuifmeel komt dan op de stamper. Hierdoor kunnen de
bloemen zaden maken.
Extra Info: Zaden op reis
De meeste planten krijgen eerst bloemen en daarna vruchten.
In een appel zitten pitten.
Die pitten zijn zaden.
Stop je het zaadje in de grond, dan groeit er een nieuwe boom.
Vaak gaan zaden op reis.
Dieren eten bijvoorbeeld de vruchten, ook de zaden.
De zaden poepen ze op een andere plek weer uit.
Op die plek kan dan een nieuwe plant groeien.
Alleen BC: De wind neemt lichte zaadjes mee.
Sommige zaadjes hebben haakjes.
Ze blijven dan bijvoorbeeld haken aan jouw kleren of aan de vacht van
een dier. Ze reizen door te ‘liften’.
Week 2ABC: Huis en tuin
Info: Huis en tuin
Mensen met groene vingers verzorgen hun planten goed.
Ze houden van planten.
Om te groeien hebben planten licht en water nodig.
Maar niet allemaal evenveel.
Sommige planten groeien bij ons beter binnen dan buiten.
Dat zijn kamerplanten.
Planten kun je zelf laten groeien.
Dat heet kweken.
Je stopt zaadjes in de grond.
Dan wacht je tot je een groen puntje ziet.
Als je buiten zaait, dan kun je dat het beste in het voorjaar doen.
Je kunt ook stekken.
Dan snijd je een takje van een plant.
Dat takje zet je in water tot er wortels aan groeien.
Dan plant je het stekje in de aarde.
Bloembollen liggen onder de grond.
In de bol zit voedsel om te kunnen groeien.
In de lente maken ze snel bladeren en bloemen.
Denk maar aan de tulp, de hyacint, de narcis, blauwe druifjes en de ui.
Een knol is een verdikte stengel of wortel.
De dahlia, de gladiool, maar ook de aardappel zijn knollen.
Extra Info: De volkstuin
Voor een volkstuin kun je een stuk grond huren.
Dan heb je je eigen groentetuin.
In een groentetuin zijn broeibakken.
Een broeibak is een lage houten bak.
Met ramen van glas die open en dicht kunnen.
Er staan planten in die warmte nodig hebben.
De zon schijnt door het glas en verwarmt de grond.
Een kas is een broeibak waarin je kunt staan.
Veel tuinders hebben zulke kassen.
Soms branden er ’s nachts lampen.
Dan groeien de planten sneller.
Week 3ABC: Het bos
Info: Bomen en planten
Een boom heeft wortels, een stam en takken.
Ook bladeren, bloemen en vruchten.
Dunne takken noem je twijgjes.
De wortels gaan diep de grond in.
Zo staat de boom stevig.
De kleinere wortels zuigen het water uit de bodem op.
In het water zitten voedingsstoffen voor de boom.
Er zijn verschillende soorten bomen.
Loofbomen zijn bomen met bladeren.
In de herfst laten ze hun bladeren vallen.
De eik, de beuk en de kastanje zijn loofbomen.
Naaldbomen zijn bomen met groene naalden.
Ze laten hun naalden niet vallen en zijn ook in de winter groen.
De den, de spar, de lariks zijn naaldbomen.
Bij een struik beginnen de takken vlak boven de grond.
In de herfst zie je vaak bessen aan de struiken.
Denk maar aan de braam, de meidoorn en de lijsterbes.
Sommige bessen zijn giftig.
Alleen BC: Mossen groeien op vochtige plaatsen in het bos.
Mossen hebben geen stengels, bladeren en wortels.
Alleen C: Varens zijn planten met bladeren in de vorm van een veer. Aan de
onderkant zie je de zaadjes (sporen).
Extra Info: Paddenstoelen
Schimmels zijn heel kleine plantjes en leven in de grond.
Ze leven van dode bladeren en dood hout.
De vruchten van de schimmels zijn paddenstoelen.
Zie je een heksenkring, dan zie je paddenstoelen van één soort in een
kring groeien.
Sommige paddenstoelen zijn giftig.
De champignon uit de winkel is eetbaar.
Paddenstoelen uit het bos kun je beter niet opeten.
Alleen C: Paddenstoelen groeien uit sporen. Sporen zijn de zaadjes van schimmels.
Uit de sporen groeien dunne draadjes. Aan het eind van de draadjes zitten knoppen.
Hieruit groeien boven de grond de paddenstoelen.
Veel paddenstoelen ruimen dode bladeren en rottend hout op.
Week 4ABC: Weide en heide
Info: In de wei
Er zijn wel 10.000 verschillende grassoorten.
Gras is een plant met wortels, een steel, bladeren en een bloem.
Gras bloeit in de zomer.
De bloemen noem je pluimpjes en aartjes.
De steel van gras is hol en heeft knopen, zoals bij riet en bamboe.
Gras heeft lange, smalle blaadjes.
De nerven lopen allemaal in dezelfde richting.
De helft van Nederland wordt gebruikt als grasland.
Om de meeste weilanden zie je sloten.
In een weiland groeien ook veldbloemen of wilde planten.
Veel wilde planten zijn zeldzaam geworden.
Dat komt doordat er gif op de weide is gespoten tegen onkruid en
ongedierte.
Wilde planten zijn bijvoorbeeld: boterbloem – korenbloem –
pinksterbloem – klaproos – madeliefje – rode klaver en witte klaver –
kamille – paardenbloem
Extra Info: Op de grote, stille heide
Op de heide groeien heidestruikjes.
In augustus en september bloeit de heide paars.
Vaak is de heide dicht bij een bos.
Heide groeit op arme grond met weinig voedingsstoffen.
Er zijn twee soorten heidevelden: droge heide en natte heide.
Op de droge heide groeien struikheide, jeneverbes en warkruid.
Op de natte heide groeien dopheide en veenpluis.
De schaapherder loopt met een schaapskudde op de hei.
De hond houdt de schaapskudde bij elkaar.
De schapen eten geen heideplanten.
Ze eten alle andere planten en jonge bomen die er groeien.
Week 5ABC: Plantengordel
Info: Plantengordels
Op aarde is het het warmst in de tropen.
Het koudst is het bij de Noordpool en de Zuidpool.
Er zijn negen verschillende plantengordels op aarde:
1. Tropisch regenwoud
Het regent er elke dag flink en het is er altijd warm en vochtig.
2. Savanne
Er groeien bomen en lang gras.
Er zijn droge en natte maanden.
3. Steppe
Er groeien korte grassen, soms een paar struikjes.
Het is er droog en er valt bijna geen regen.
4. Woestijn
Soms valt er jarenlang geen regen.
De woestijnroos en de cactus groeien er.
5. Subtropen
Er zijn hete, droge zomers.
De winters zijn zacht en er valt regen.
De palm groeit er en de olijfboom.
6. Gematigd klimaat
Wij leven in Nederland in een gematigd klimaat.
Het is hier nooit lang heet, koud, nat of droog.
Er groeien veel planten en bomen.
7. Naaldbossen
Naaldbomen kunnen beter tegen de kou dan loofbomen.
8. Toendra
Hier groeien alleen kleine struiken, grassen en mos.
9. Eeuwige sneeuw en ijs
Hier ligt altijd sneeuw en ijs, zelfs in de zomer.
Alleen C: Als je een hoge berg beklimt, dan kun je door de gordels 6, 7, 8 en 9 lopen..
Extra Info: Cactussen
Cactussen hebben stekels en groeien vooral in woestijnen en steppen.
Ze kunnen erg goed tegen de droogte.
Het regenwater zuigen ze op.
Dat bewaren ze in hun stengel of wortels.
Cactussen bloeien vaak kort, maar met veel bloemen en felle kleuren.
Alleen C: Cactussen hebben drie soorten vormen:
- hoog en smal
- bol en rond
- plat en breed
Download