Week 1 - Alles-in

advertisement
Project Planten DEF
Week 1DEF: Algemeen
Info: Planten
Planten eten, ademen en groeien in de grond. Niet alle planten houden van dezelfde
grond.
De wortels zorgen er voor dat de plant niet omvalt of wegwaait. Met de wortels zuigt
de plant water uit de grond. Hierin zitten voedingsstoffen.
De stengel zorgt ervoor dat de plant stevig rechtop blijft staan.
In een blad zitten nerven en die geven stevigheid aan het blad. In het blad zitten
huidmondjes waardoor de plant ademt. Door licht maakt de plant bladgroenkorrels aan.
Alleen F: In de bladgroenkorrels vindt fotosynthese plaats. De plant maakt dan voedsel van
koolstofdioxide en water. Zuurstof blijft er over. Zonder zuurstof kunnen mensen en dieren niet leven.
Binnen in een bloem zie je meeldraden en een stamper. Op de meeldraden zit
stuifmeel. Insecten bestuiven de bloemen. Ze kruipen in de bloem op zoek naar de
zoete nectar. Er blijft stuifmeel aan de pootjes hangen. Ze nemen het stuifmeel mee
naar een andere bloem. Het stuifmeel komt dan op de stamper. Hierdoor kunnen de
bloemen zaden maken. Bloemen lokken insecten door geuren en kleuren.
Zaden kunnen zich op drie manieren verspreiden.
1. Vaak gaan zaden op reis. Dieren eten bijvoorbeeld de vruchten en ook de zaden.
De zaden poepen ze op een andere plek uit waar een nieuwe plant kan groeien.
2. De wind neemt lichte zaadjes mee: windbestuiving.
3. Sommige zaadjes hebben haakjes. Ze blijven dan bijvoorbeeld haken aan jouw
kleren of aan de vacht van een dier. Ze reizen door te ‘liften’.
Alleen EF: Een plant heeft een Nederlandse en een Latijnse naam. De Zweed
Carolus Linneaus heeft dit namensysteem bedacht. Door de Latijnse naam weet
iedereen in de wereld welke plant je bedoelt.
Extra Info: Vleesetende planten
Vleesetende planten eten dieren (insecten), bijvoorbeeld omdat de grond weinig
voedingstoffen heeft. Sommige vleesetende planten hebben de vorm van een beker.
Door de nectar worden de insecten in de beker gelokt. De insecten kunnen er niet
meer uitkomen. In de beker zitten verteringssappen, waardoor dit samen met de
insecten verandert in voedsel voor de plant.
In Nederland groeit de zonnedauw. Aan de toppen van de haren glinsteren kleverige
druppels. De zonnedauw vangt insecten door zijn haren om de insecten te rollen.
De venusvliegenvanger heeft aan de binnenkant ‘tastharen’, die voelen of er een
insect loopt. Het vangt dan insecten door twee helften samen te klappen.
Het verteren van een insect duurt ongeveer tien dagen.
Week 2DEF: Huis en tuin
Info: Huis en tuin
Mensen met groene vingers verzorgen hun planten goed. Ze houden van planten.
Om te groeien hebben planten licht en water nodig, maar niet allemaal evenveel.
Sommige planten groeien bij ons beter binnen dan buiten. Dat zijn kamerplanten.
Om te voorkomen dat planten doodgaan, moet je vijf dingen doen:
- planten water geven
- onkruid wieden
- ongedierte bestrijden
- zorgen voor geschikte grond met genoeg voedingsstoffen
- zorgen voor de juiste plek: in de zon of schaduw
Planten kun je zelf kweken. Je stopt zaadjes in de grond en dan wacht je tot er een
kiemplantje verschijnt.
Je kunt ook stekken, dan snijd je een takje van een plant. Dat takje zet je in water tot
er wortels aan groeien. Dan plant je het stekje in de aarde.
Bloembollen worden in het najaar in de grond gedaan. In de lente maken ze snel
bladeren en bloemen. Denk maar aan de tulp, de hyacint, de narcis, blauwe druifjes
en de ui. Als je een bloembol doorsnijdt, zie je verschillende lagen. Dat noem je de
rokken van de bol. Ze zijn erg dik en zitten vol voedsel.
Een knol is een verdikte stengel of wortel. Het binnenste is één geheel. Ook knollen
zitten vol voedsel. Aan de buitenkant zitten spruiten waaruit de plant groeit.
De dahlia, de gladiool, maar ook de aardappel zijn knollen.
Extra Info: De volkstuin
Voor een volkstuin kun je een stuk grond huren, dan heb je je eigen groentetuin.
In een tuinplan staat hoe de grond in bedden wordt verdeeld en welke groente en
fruit er geplant wordt. Er staat ook in waar de broeibakken komen. Een broeibak is
een lage houten bak met ramen van glas die open en dicht kunnen. Er staan lage
planten in die warmte nodig hebben, zoals aardbeien en sla. De zon schijnt door het
glas en verwarmt de grond. Voor hoge planten, zoals tomaten, bouw je een kas.
Het is niet goed om elk jaar dezelfde groente op de dezelfde plaats te verbouwen,
omdat een groente steeds dezelfde voedingsstoffen uit de grond haalt. De grond
raakt dan uitgeput. Het is beter om per jaar te wisselen. Het omruilen van de bedden
heet wisselteelt.
Grond heeft soms extra voeding nodig: mest (compost), bijvoorbeeld van tuinafval,
van schillen van groente en fruit, of poep van dieren.
Als je teveel groente hebt om op te eten, dan kun je het invriezen. Je kunt de
ingevroren groente zo wel een jaar in de diepvries bewaren.
Week 3DEF: Het bos
Info: Bomen en planten
Lagen in het bos:
- de boomlaag: grote bomen tot wel tientallen meters hoog
- de struiklaag: bomen en struiken tot vier meter hoogte
- de kruidlaag: bloeiende planten, grassen, jonge bomen en struiken tot ruim één
meter, mossen en varens
- de strooisellaag: bovenste laag van de bodem met bladeren, naalden en vruchten.
Een boom heeft wortels, een stam, takken en twijgjes met daaraan bladeren (of
naalden), bloemen en vruchten. De wortels gaan diep de grond in, waardoor de
boom stevig staat. De kleinere wortels zuigen het water met voedingsstoffen uit de
bodem op.
Er zijn verschillende soorten bomen en bossen. Loofbomen zijn bomen met bladeren.
De eik, de beuk en de kastanje zijn loofbomen. In de herfst laten ze hun bladeren
vallen.
Alleen EF: In gebieden met een warmer klimaat kan dat anders zijn. In de tropen zijn
loofbomen bijvoorbeeld het hele jaar groen.
Naaldbomen, zoals de den en de spar, zijn bomen met groene naalden. Ze laten hun
naalden niet jaarlijks vallen en zijn ook in de winter groen.
De lariks is een naaldboom die wel in de herfst zijn naalden laat vallen.
Bij een struik beginnen de takken vlak boven de grond. Een struik heeft dus geen
stam. In de herfst zie je vaak bessen aan de struiken. Denk maar aan de braam, de
meidoorn en de lijsterbes. Sommige bessen zijn giftig.
Mossen hebben geen echte stengels, bladeren en wortels. Er zijn veel verschillende
soorten, zoals baardmos, bekertjesmos, knikkertjesmos en parapluutjesmos.
Varens zijn planten met bladeren in de vorm van een veer. Het waren de eerste
planten op aarde met wortels, stengels en bladeren. Aan de onderkant zie je de
zaadjes (sporen), waardoor de varen zich voortplant.
Dode bomen en bladeren zijn voedsel voor andere planten en dieren.
Extra Info: Paddenstoelen
Schimmels zijn heel kleine plantjes en leven in de grond. Ze leven van dode bladeren
en dood hout. De vruchten van de schimmels zijn paddenstoelen. Schimmels ‘stelen’
hun voedsel bij andere planten. Planten die voedsel stelen bij andere levende
planten, noem je parasieten.
Paddenstoelen groeien uit sporen. Sporen zijn de zaadjes van schimmels. Uit de
sporen groeien dunne draadjes, een zwamvlok. Aan het eind van de draden van de
zwamvlok groeien knoppen. Hieruit groeien boven de grond de paddenstoelen.
Veel paddenstoelen ruimen dode bladeren en rottend hout op.
Zie je een heksenkring, dan zie je paddenstoelen van één soort in een kring groeien.
Sommige paddenstoelen zijn giftig. Paddenstoelen uit het bos kun je beter niet
zomaar opeten. De champignon uit de winkel is eetbaar.
Week 4DEF: Weide en heide
Info: In de wei
Er zijn wel 10.000 verschillende grassoorten. Gras is een plant met wortels, een
steel, bladeren en een bloem. Gras bloeit in de zomer. De bloemen noem je
pluimpjes en aartjes.
De steel van gras is hol en heeft knopen, zoals bij riet en bamboe.
Gras heeft lange, smalle blaadjes. De nerven lopen allemaal in dezelfde richting.
De helft van Nederland wordt gebruikt als grasland. Een snelgroeiend gras is Engels
raaigras. De boeren bemesten hun grasland regelmatig, waardoor het gras nog
sneller groeit en het vijf tot zes keer per seizoen gemaaid kan worden. Dit doen ze
om het vee in de winter hooi of kuilgras te kunnen geven. Een weiland kan dus ook
als maailand gebruikt worden.
In een weiland groeien ook veldbloemen of wilde planten. Veel wilde planten zijn
zeldzaam geworden, doordat er gif op de weide is gespoten tegen onkruid en
ongedierte. Een andere oorzaak kan het regelmatige maaien zijn. Hierdoor kunnen
veel planten geen bloemen of zaad ontwikkelen.
Wilde planten zijn bijvoorbeeld: boterbloem – korenbloem – pinksterbloem – klaproos
– madeliefje – rode klaver en witte klaver – kamille – paardenbloem
Alleen F: In weilanden en bermen die ongemoeid worden gelaten, krijgen wilde planten een kans.
De boer krijgt daar subsidie voor van de regering.
Extra Info: Op de grote, stille heide
Op de heide groeien heidestruikjes. In augustus en september bloeit de heide paars.
Vaak is de heide dicht bij een bos. Heide groeit op arme grond met weinig
voedingsstoffen. Er zijn twee soorten heidevelden: droge heide en natte heide.
Op de droge heide groeien: struikheide, jeneverbes en warkruid.
Op de natte heide groeien: dopheide en veenpluis.
De schaapherder loopt met een schaapskudde op de hei. De hond houdt de
schaapskudde bij elkaar. De schapen eten geen heideplanten. Ze eten alle andere
planten en jonge bomen die er groeien. Zonder de schaapskuddes zou de heide in
bos veranderen.
Het voorbestaan van de heide wordt bedreigd door bemesting en uitlaatgassen in de
lucht. Daardoor groeien er meer grassen en minder heideplanten.
Dieren op de heide zijn o.a. de adder, de heikikker, de hagedis, de heidevlinder en
heidelibellen.
Week 5DEF: Plantengordels
Info: Plantengordels
Op aarde is het het warmst in de tropen. Het koudst bij de Noordpool en de Zuidpool.
Er zijn negen verschillende plantengordels op aarde.
1. Tropisch regenwoud Hier regent het bijna elke dag flink en is het altijd warm en
vochtig. Er staan hoge bomen met een dicht bladerdak. Hierdoor blijft het onder
de bomen vochtig.
2. Savanne Er groeien bomen en lang gras. Er zijn droge en natte seizoenen.
3. Steppe Er groeien korte grassen, soms een paar struikjes. Het is er droog en er
valt zelden regen.
4. Woestijn Soms valt er jarenlang geen regen. De woestijnroos en de cactus
groeien er. Een oase is een groene plek midden in de woestijn, waar het
grondwater dicht aan de oppervlakte komt. Er groeien bomen en planten.
5. Subtropen Er zijn hete, droge zomers. De winters zijn zacht en er valt regen.
De palm groeit er en de olijfboom.
6. Gematigd klimaat Wij leven in Nederland in een gematigd klimaat. Het is hier
nooit lang heet, koud, nat of droog. Er groeien veel planten en bomen.
7. Naaldbossen Naaldbomen kunnen beter tegen de kou dan loofbomen. Ze kunnen
op hoge berghellingen groeien.
8. Toendra Hier groeien alleen kleine struiken, grassen en mos.
9. Eeuwige sneeuw en ijs Hier ligt altijd sneeuw en ijs, zelfs in de zomer. Toch, als je
goed kijkt, kan je hier en daar planten zien, zoals korstmossen, parelmos en
haargas. Korstmossen groeien heel langzaam in koude weersomstandigheden.
Als je een berg beklimt, dan wordt het steeds kouder. Dan kun je na elkaar de
plantengordels 6, 7 8 en 9 zien.
Extra Info: Cactussen
Cactussen groeien vooral in woestijnen en steppen. Ze kunnen erg goed tegen
droogte. Een cactus bestaat uit een steel met wortels en stekels. Het regenwater
zuigen ze op en dat bewaren ze in hun stengel en wortels.
Cactussen bloeien kort, met veel bloemen en felle kleuren.
De doorns beschermen de cactus tegen mensen en dieren.
Er zijn drie grote groepen cactussen:
- kandelaarcactussen zijn hoog en smal
- kogelcactussen zijn bol en rond
- schijfcactussen zijn plat en breed
Download