Wij hebben de Aarde alleen maar in bruikleen gekregen van onze kinderen en van hun kinderen1 Jean-François Grégoire – Jean-Pascal van Ypersele - Françoise Bartiaux.2 Ethische Perspectieven, 13 (2003)1-2, p. 40-48. Hevige stortregens kostten in 1999 het leven aan tien- tot twintigduizend mensen in Venezuela. Ze werden meegesleurd door modderstromen. Dat zelfde jaar trokken stormen met een nog nooit eerder geziene windkracht een spoor van vernieling door hele bossen in Frankrijk, Duitsland en Zwitserland. Klimatologen voorspellen dat het klimaat meer en meer verstoord dreigt te worden door de uitstoot van koolstofdioxide, die gepaard gaat met het gebruik van fossiele brandstoffen (steenkool, petroleum en gas). Koeien worden gek, 3,5 tot 5 miljoen mensen lopen jaarlijks een zware vergiftiging op door pesticiden. Minstens 1,3 miljard mensen hebben geen toegang tot drinkbaar water, de ozonlaag wordt dunner, per jaar verdwijnen ongeveer 15 miljoen hectaren tropisch woud en duizenden soorten dieren en planten sterven uit.3 In de rijke landen zijn er meer dan 40 miljoen werklozen, bijna 1,3 miljard personen moeten zien te overleven met minder dan 1 euro per dag. Daar tegenover staat dat het fortuin van de drie rijkste mensen ter wereld even groot is als het gezamenlijk Bruto Nationaal Product (BNP) van de minst ontwikkelde landen. Tussen 1975 en 1995 is het BNP per inwoner in de rijke landen met 2% gegroeid; in de minst 4 ontwikkelde landen is het daarentegen met 0,2% teruggelopen. Tussen 1960 en 2000 5 is de wereldbevolking van 3 naar 6 miljard gestegen . Het aantal auto’s ging van 68 miljoen in 1960 naar 501 miljoen in 1997. De vervuiling en het aantal ongevallen namen spectaculair toe.6 Deze gegevens kunnen worden geïnterpreteerd als symptomen van eenzelfde kwaal: het niet-duurzame karakter van het ontwikkelingsmodel dat tegenwoordig in de hele wereld aan de orde is. Wat betekent dit nu eigenlijk? Talrijke wetenschappers en verenigingen hadden zeer pessimisitische prognoses gedaan in verband met de evolutie van het milieu over de hele wereld. De Verenigde Naties waren hierdoor zeer sterk gealarmeerd. In 1983 werd een commissie opgericht, onder het voorzitterschap van de Noorse premier, mevrouw Gro Harlem Brundtland. De opdracht van deze commissie bestond erin verslag uit te brengen over de globale toestand van het milieu, over de vooruitgang die terzake geboekt werd, en over de problemen die moesten worden overwonnen. Het rapport van de Wereldcommissie 7 voor Milieu en Ontwikkeling (beter bekend onder de naam ‘Brundtland-Rapport’) gebruikte voor het eerst de nu algemeen gekende benaming voor het type van ontwikkeling dat de mensheid moet toelaten om uit de impasse te geraken: ‘duurzame’, ‘vol te houden’, ‘leefbare’ ontwikkeling of, in het Engels, ‘sustainable development’. Het loont de moeite even stil te blijven staan bij de definitie die het Brundtland-rapport geeft van het begrip ‘duurzame ontwikkeling’. Volgens de commissie gaat het om een ontwikkelingsmodel ‘dat voorziet in de behoeften van de huidige generaties, zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien, in het gedrang te brengen. Twee concepten zijn inherent aan deze bepaling: - het concept “behoeften”, en meer bepaald de basisbehoeften van de meest noodlijdenden, die dan ook absolute voorrang moeten krijgen - de idee van beperkingen die de stand van onze technische kennis en onze sociale ordening aan het vermogen van de natuur opleggen om te voldoen aan de huidige en toekomstige behoeften.(…) 1 Duurzame ontwikkeling – zelfs in de meest strikte zin van het woord – veronderstelt de bekommmernis om sociale gelijkwaardigheid tussen generaties, een bekommernis die logischerwijze ook binnen eenzelfde generatie moet gelden’. Het probleem van de inter-generationele rechtvaardigheid komt zich bij het probleem van de intra-generationale rechtvaardigheid voegen. Het gaat er dus om inhoud te geven aan het gezegde ‘wij erven de aarde niet van onze ouders; wij hebben ze in 8 bruikleen van onze kinderen’ moet een concrete inhoud krijgen. Philippe Van Parijs en 9 Frank De Roose hebben reeds eerder opgemerkt dat het je reinste zelfmoord zou zijn te weigeren ook maar enige aanspraak te maken op de natuurlijke hulpbronnen, maar dat het moreel onaanvaardbaar is om ze uit te putten. Eén van de voornaamste taken van de milieu-ethiek bestaat er volgens hen in een criterium uit te werken dat het midden houdt tussen deze twee uitersten. Een voorbeeld: de bescherming van het klimaat Het probleem van de klimaatverandering is een goed voorbeeld van het intergenerationele aspect van de milieuproblematiek. Sommige gassen, de gassen die het zogenaamde broeikaseffect veroorzaken, hebben de eigenschap dat zij de warmte in het klimaatsysteem gevangen houden. Zij laten het zonlicht namelijk gemakkelijk in de atmosfeer binnendringen maar laten slechts met veel moeite de infraroodstraling terug de ruimte in. De rol van deze gassen is een beetje te vergelijken met de rol van glaspanelen die de warmte in de serre vasthouden. Sedert het begin van de industriële revolutie is er een welbepaald gas dat in hoge mate bijdraagt tot het broeikaseffect: CO2 of koolstofdioxide. Dat gas is een onvermijdelijk afvalproduct van de verbranding 10 van fossiele brandstoffen (in afnemende orde van belangrijkheid zijn dat steenkool, petroleum, gas) of van organisch materiaal (plantengroei en voedingsgewassen). Slechts ongeveer de helft van de vrijgekomen koolstof wordt terug opgenomen door de biomassa en de oceanen; de andere helft hoopt zich op in de atmosfeer, blijft daar ongeveer 50 tot 200 jaar hangen en draagt zo bij tot de waargenomen verhoogde concentratie van CO2 in de atmosfeer. In vergelijking met het pre-industriële tijdperk is dat een verhoging van 30%. De verwachting is dat deze concentratie in de loop van deze eeuw nog zal verdubbelen. Indien er geen maatregelen getroffen worden die specifiek gericht zijn op de bescherming van het klimaat, dan zal de temperatuur ten opzichte van 1990, op wereldschaal genomen gemiddeld met 4° à 8°C stijgen en het gemiddelde niveau van de zeespiegel met 9 tot 88 cm. Het regenpatroon zal eveneens wijzigingen ondergaan. Om deze cijfers in een juist perspectief te kunnen plaatsen moeten we er ons goed van bewust zijn dat de snelheid waarmee de opwarming zich in deze simulaties doorzet, hoger zal zijn dan zij ooit in de vorige tienduizend jaar 11 geweest is. De toekomstige generaties zullen op verschillende gebieden de weerslag ondervinden van dergelijke snelle veranderingen van het klimaat. De stijging van de temperatuur zal het aantal cardio-vasculaire ziekten tijdens de hittegolven doen toenemen12, tropische ziekten zullen zich naar andere geografische gebieden verplaatsen (malaria zal bijvoorbeeld in Europa voorkomen). De versnelling van de regencyclus zal meer droogte veroorzaken in bepaalde gebieden, en overstromin-gen in andere. Het is best mogelijk dat de kracht van de cyclonen en stormen zal toenemen. De geografische spreiding van de landbouwgebieden zal worden gewijzigd en de watervoorraden zullen gevolgen ondervinden. De stijging van het gemiddelde niveau van de zeespiegel zal meer overstromingen in de kustgebieden13 teweegbrengen. Het gevolg is een verzilting van de bodem en van de onder-grondse waterbekkens. Alsof de moeilijkheden waarmee ze al te kampen hebben nog niet groot genoeg zijn, zullen de ontwikkelingslanden in het algemeen veel kwetsbaarder zijn voor de klimaatswijzigingen,. 2 Omdat de diagnose bijzonder ernstig was hebben de Verenigde Naties in 1990 een raamovereenkomst gesloten over de klimaatswijziging. Tijdens de Conferentie van Rio, in 1992, over Milieu en Onwikkeling werd deze raamovereenkomst door bijna 150 landen ondertekend. Het doel is zeer ambitieus. Kort samengevat gaat het om het veilig stellen van een leefbaar en houdbaar klimaat. Daarvoor is het van het allergrootste belang dat de globale uitstoot van broeikasgassen14 teruggedrongen wordt. Of een liter benzine nu verbrand wordt in Timboektoe, New York of Brussel, op lange termijn is het effect precies hetzelfde. De geïndustrialiseerde landen zijn verantwoordelijk voor bijna twee derde van de uitstoot van CO2, wat veel meer is dan in verhouding tot het bevolkingscijfer15 verwacht mag worden. Zij dragen daarom een morele verantwoordelijkheid tegenover de rest van de wereld en tegenover de toekomstige generaties. Het gelijkheidsbeginsel vraagt dat zij de uitstoot van schadelijke gassen in veel sterkere mate beperken dan dat voor de ontwikkelingslanden het geval is. Tegen 2050 moet dat minstens met 50% zijn; nadien nog meer. Tegelijkertijd moeten de geïndustrialiseerde landen de ‘ontwikkelingslanden’ helpen hun uitstoot zo laag mogelijk te houden. Dat zal heel moeilijk te realiseren zijn. De economische belangen (waarbij dikwijls maar rekening gehouden wordt met winst op korte termijn) van de rijke landen en van de multinationals wegen zwaar op de onderhandelingen, zodat er slechts langzaam vooruitgang geboekt wordt. In 1997 namen de landen die bij de Conventie over het klimaat betrokken waren, een aanvullende tekst aan: het Protocol van Kyoto. Dit akkoord – dat nog alleen door Rusland moet worden geratificeerd om in werking te treden – stelt dat geïndustrialiseerde landen de totale uitstoot van gassen tegen 2008-2012 met 5% moeten terugbrengen in vergelijking met 1990. Dat is nog maar een eerste stap, maar de toepassing ervan 16 zal al radicale veranderingen vragen van de manier waarop energie opgewekt en verbruikt wordt. Indien dit echter niet gebeurt, zullen de slachtoffers van de gulzige manier waarop de geïndustriali-seerde landen energie verslinden, het volste recht hebben om diegenen ter verantwoordeling te roepen die gehandeld hebben alsof de atmosfeer hun privé-vuilnisbak is. Ethiek Omdat mensen nu eenmaal handelen kan men niet zonder ethiek, en de ethiek is er om het handelen te ordenen en de mogelijkheid om te handelen te reguleren. Ethiek is des te meer nodig naarmate de mogelijkheden van de handelingen die zij moet reguleren, toenemen. Zoals het ordeningsprincipe aangepast moet zijn aan de mogelijkheden van het handelen, zo moet het ook in overeenstemming zijn met de aard van wat moet worden geordenend. Aldus Hans Jonas17. Hij besluit dat, als er nieuwe vormen van handelen ontstaan, dit ook om nieuwe ethische regels vraagt en misschien zelfs om een nieuw type ethiek. Van een ‘professionele’ ethicus verwacht men dat hij een oordeel velt over goed en kwaad, dat hij binnen de praktijk van het handelen een onderscheid maakt tussen handelingen die humaniserend zijn en handelingen die de menselijke waardigheid dreigen te schenden. Met betrekking tot het probleem van de duurzame ontwikkeling zal de ethicus een reflectie op gang brengen in termen van verantwoordelijkheid. Wie een moreel oordeel velt, zal dat vanzelfsprekend doen op basis van weloverwogen argumenten. Maar dat alleen volstaat niet. Er moeten ook beslissingen worden genomen. Het is niet voldoende te zeggen dat iets goed en rechtvaardig is, men moet de daad bij het woord voegen. Het is precies in de daad dat een (morele) persoon zijn verantwoordelijkheid opneemt en bereid is verantwoording af te leggen over wat hij doet. Dat is natuurlijk gemakkelijk gezegd, maar waarvoor zijn wij dan precies verantwoordelijk? Verantwoordelijk, maar waarvoor? 3 Het klassieke antwoord op de vraag waar wij verantwoordelijk voor zijn is: voor onze daden. Dat impliceert: voor het verleden. Het gaat dus om een objectieve verantwoordelijkheid post factum. Later werd er, onder invloed van de humane wetenschappen, meer aandacht geschonken aan het persoonlijke, subjectieve aspect van de verantwoordelijkheid. Pas zeer recent en onder invloed van denkers als onder anderen Hans Jonas werd – zonder afbreuk te doen aan de collectieve dimensie van de verantwoordelijkheid – benadrukt in welke mate een morele persoon hier en nu verantwoordelijk is voor wat in de toekomst mogelijk of onmogelijk zal worden. Verantwoordelijkheid vandaag lijkt een nieuw paradigma in te luiden: het zou het sleutelbegrip kunnen zijn voor een nieuwe ethiek. Deze specifieke opvatting over verantwoordelijkheid komt zo maar niet uit het niets te voorschijn. Zij kreeg reeds gestalte in de – weliswaar klassieke – voorbeelden van de ouders en van de staatsman. Zij incarneren de verantwoor-delijkheid voor anderen die zij naar een – per definitie onkenbare – toekomst leiden. Als zij een kind op de wereld zetten nemen de ouders de verantwoordelijk-heid op zich dit kind op te voeden tot een vrije en autonome persoon; op dezelfde wijze beïnvloedt een staatsman het lot van zijn land als hij beslissingen neemt waarvan de gevolgen zich pas in de toekomst laten voelen. Een nieuw gegeven is dat de mens door de nieuwe technologieën een tot nog toe nooit geziene greep gekregen heeft op de toekomst van de hele mensheid. Deze machtige technolo-gische verwezenlijkingen hebben de natuur, maar ook de mens, veel kwetsbaarder gemaakt. Kan het anders dan dat wij erg geschrokken zijn nu we tot de vaststel-ling gekomen zijn dat lucht en water – die we tot nog toe onuitputtelijk waanden – zo sterk vervuild zijn dat zij onze gezondheid in gevaar kunnen brengen? Of nu we ons realiseren dat de CO2 die onze auto’s de lucht in spuwen er misschien toe bijgedragen hebben dat Venezuela af te rekenen kreeg 18 met hevige stortregens, of de orkaan Mitch hebben helpen ontstaan, die in 1998 een verwoestend spoor door Centraal Amerika getrokken heeft? François Ewald denkt zelfs dat de mens nu voor de eerste keer tot de ontdekking komt dat hij de mogelijkheid heeft ‘zichzelf als soort uit te roeien’.19 De wetenschap dat de risico’s die de pollutie met zich meebrengt, een boemerangeffect zullen hebben maakt de kern uit van de hedendaagse ethiek en scherpt het verantwoordelijkheidsgevoel aan. Hoe deze verantwoordelijkheid invullen? De wereld waarin wij leven is nu zodanig veranderd dat de verankering van de (klassieke) moraal in de natuurwet20 of in het personalistisch denken, niet meer adequaat is. Vandaar de tendens om opnieuw aansluiting te zoeken bij een aantal ‘waarden’ die een beetje in de vergeethoek geraakt waren. Een van deze waarden, de voorzichtigheid - of, zo men wel, de voorzienigheid – heeft altijd al een grote rol gespeeld in de ethiek. Dat is nog altijd zo, ondanks het feit dat de wetenschap-pelijke en technische ontwikkelingen voorspellingen op lange termijn toelaten, en de toekomst bijgevolg minder angst inboezemt. Het begrip voorzichtigheid heeft dus een ietwat andere invulling gekregen. Als wij nu spreken van een voorzichtig omgaan met de technologie, dan betekent dit dat we op voorhand moeten weten welke gevaren ze kan meebrengen en dat we ze ook kunnen uitschakelen of onmiddellijk kunnen ingrijpen als het misloopt. Hier worden wij er ons opnieuw van bewust dat er altijd een risico is. Er blijft altijd een zekere mate van ongerust-heid hangen omdat de mogelijk schadelijke effecten op lange termijn vaak nog niet gekend zijn op het ogenblik dat wij gebruik beginnen te maken van de nieuwe technologie. Als wij dus beslissingen nemen die een hoog risicogehalte hebben, moeten wij altijd nagaan of er geen alternatieve oplossingen zijn. Wij moeten ook alles in het werk stellen om mogelijke defecten onmiddellijk op het spoor te komen en eraan te verhelpen. 4 Deze manier van omgaan met onzekerheid is niet zonder verband met het principe van voorzorg dat terug te vinden is in de Verklaring van Rio over milieu en ontwikkeling:’Teneinde het milieu te beschermen zullen staten naar hun vermogen op grote schaal de voorzorgsbenadering moeten toepassen. Daar waar ernstige of onomkeerbare schade dreigt, dient het ontbreken van volledige wetenschappelijke zekerheid niet als argument te worden gebruikt voor het uistellen van kosten-effectieve 21 maatregelen om milieuaantasting te voorkomen’. In tegenstelling tot de 22 voorzienigheid, merkt François Ewald op, is de voorzorg niet gestoeld op een individualistische ontolo-gie. De voorzorg heeft betrekking op collectief gevaar: mondiale klimaatswijziging, invloed van genetisch gemanipuleerde organismen of van elektromagnetische straling op de gezondheid en op het milieu. De nieuwe opvatting over wat verantwoordelijkheid inhoudt, heeft nog een andere waarde uit de vergeethoek gehaald: het is een waarde die Jonas waakzame solidariteit noemt. Haar taak is het een waakzaam oog te houden op de logica van de wetenschappelijke en technologische ontwikkeling. De ethiek gaat hier hand in hand met de politiek in de mate dat die er zich van bewust is dat op deze aarde alle mensen van elkaar afhankelijk zijn omdat de natuurlijke rijkdommen (plotseling?) niet onuitputtelijk blijken te zijn. Drie grote gebieden vragen een voortdurende waakzaamheid: de aanspraken van de spitstechnologie moeten worden gedemythologiseerd en gerelativeerd; wij moeten ons het technologisch universum opnieuw toeëigenen en doorgronden èn wij moeten er de controle over uitoefenen. Dat laatste zal slechts kunnen als wij de processen die tot beslissingen leiden die de toekomst van de hele mensheid aangaan, op een democratische en collectieve manier mee helpen sturen. Van deze verantwoordelijkheidsethiek kan alleen maar een dringend appèl uitgaan indien hij erin slaagt zich te enten op de diepste affectieve laag die hem stuwt en zich te verankeren in een hedendaagse context waar hij het criterium is dat toelaat te onderscheiden, keuzes te maken en beslissingen te nemen die de menselijke waardigheid ten goede komen. Naar een milieu-ethiek Haar filosofisch verleden heeft ertoe geleid dat de hele westerse cultuur de breuk met het verleden als een positieve verworvenheid beschouwt en heel veel belang hecht aan vernieuwing. Verschillende bewegingen – waaronder de Romantiek –zijn tegen deze strekking in het verweer gekomen, omdat zij er een manier in zagen om de nationale identiteiten te begraven. Zij vonden ook dat de vraag weggemoffeld werd of de mens in staat is anders te handelen dan uitsluitend in zijn eigenbelang. In zijn boek Le nouvel ordre écologique23 vraagt Luc Ferry zich af of ontworteling en zorg voor de natuur met elkaar te verzoenen zijn. Binnen de joods-christelijke traditie is er een hele stroming die toelaat affir-matief te antwoorden op deze zo belangrijk geworden vraag. De Kerk kan er zelfs prat op gaan dat zij een pionier van de milieubeweging in haar rangen telt, namelijk Franciscus van Assisi. Verwijzend naar Roger Sorell zegt René Coste dat St.-Franciscus de ascetische ambivalentie van de Middeleeuwen ten opzichte van de natuur omgebogen heeft tot een explosie van positieve reacties ten opzichte van de schepping. Verder merkt Coste24 op dat de fransciscanen Michael en Kenneth Himes er de aandacht op vestigen dat de natuurethiek van St.-Franciscus samenhangt met zijn liefde voor de armen. Wij mogen aannemen dat Franciscus begrepen had dat de armen verbonden zijn door eenzelfde lot. Zij gaan gebukt onder de hebzucht van de rijken. Dat geldt niet alleen voor de mensen, maar evenzeer voor dieren en planten (alhoewel Franciscus niet voor een antropomorfist mag worden gehouden!). Wat mens, dier en plant in zijn ogen samenbrengt, is de hoop op een nieuwe orde die van de wereld een 5 herbergzaam oord zal maken waar elk wezen omwille van zichzelf zou worden gerespecteerd. Waar zou St. Franciscus ons anders aan herinneren dat aan wat reeds in Genesis staat? De mens mag dan al geroepen zijn om te heersen over de vissen in de zee, de vogels aan de hemel en de dieren die over de aarde zwerven, dat neemt niet weg dat God de heer en meester van de schepping is. In Genesis staat inderdaad te lezen dat de mens over de schepping heerst, maar dat betekent niet dat hij het recht heeft om ze te op een onverantwoorde manier te gebruiken of ze uit te buiten. Integendeel. De mens is integendeel geroepen om God en de andere mensen dienst te bewijzen. Hij mag zeker initiatieven nemen en hij is vrij, maar hij mag op geen enkele manier de aarde beroven, andere mensen uitbuiten of onder-drukken. Evenmin mag hij de planeet, die de erfenis is van de toekomstige genera-ties, in gevaar brengen. Als wij een naam moeten geven aan de opdracht die de mens gekregen heeft, dan kunnen we er geen betere vinden dan de benaming die theologen uit Engelstalige en Duitstalige landen reeds gesuggereerd hebben, namelijk ‘beheer’ of ‘rentmeesterschap’. Beheer en rentmeesterschap zijn termen die in dezelfde lijn liggen als 25 rechtvaardigheid en vrede. Marjolaine Chevallier zegt hierover dat de goederen van de aarde niet enkel toebehoren aan de eigenaars of de exploitanten, maar dat ze moeten worden beschouwd als een gave van God. Daarom moeten zo worden gedeeld en verdeeld, waarbij vooral rekening moet worden gehouden met de armen, de uitgeslotenen en diegenen die een zware schuldenlast torsen. De aarde beschermen, haar welzijn bevorderen, ze goed beheren: voor christenen is dat een evangelisch werk verrichten. Wij kunnen niet meer doen alsof de natuur ons niet aangaat, zegt Jürgen Moltmann26, protestants theoloog en voortrekker van de theologie van de hoop. Hij voegt eraan toe (zie Opmerking JPY): Wij moeten God zien in de natuur en de natuur in God. Wij, mensen, integreren ons in het geheel van de schepping waarvan wij ons eerst afgescheiden hadden.Wij zullen de natuur niet alleen kennen om haar te onderwerpen, maar wij zullen ook trachten haar te begrijpen om met haar verbonden te zijn. De belangrijkste taak van de Kerk van Christus bestaat volgens mij in de toewending van de religie naar de natuur. De hervorming van de moderne industriële maatschappij veronderstelt een spirituele en culturele bekering die haar wortels verankert in de religieuze ervaring van God en van de natuur. De Kerk moet de tempel van de schepping worden. Tot daar Moltman. Deze uitspraak mag niet worden geïnterpreteerd als een particuliere uitdrukking van de nostalgie naar de tijd toen christenen hun waarden en normen aan de hele wereld oplegden. Het is een oproep tot een zo breed mogelijk partner-schap om via dialoog en participatie voor de mensheid een perspectief van bevrijding te openen, en niet van onderdrukking. Eerbied voor de schepping toon je elke dag Dit perspectief kan tot uiting komen in zeer concrete daden die wij elke dag stellen. Om voorzichtig en in waakzame solidariteit te handelen hoeft men geen wetenschappelijke kennis van de milieuproblematiek te hebben. Iedereen kan weten welke de ecologische sociale gevolgen zijn van onze manier van leven. Experten van 27 het World Hunger Project zijn aan het rekenen geslagen. Zij kwamen tot de vaststelling dat de aarde met de huidige landbouwtechnieken en op voorwaarde dat de voedselvoorraden rechtvaardig verdeeld worden, 5,5 miljard mensen behoorlijk kan voeden op een vegetarisch regime. Als zij 15% van hun calorieën uit dierlijk voedsel halen – en dat is in Zuid-Amerika meestal het geval – dan valt het aantal mensen dat nog net voldoende te eten krijgt, terug op 3.7 miljard. Als het percentage calorieën dat uit dierlijk voedsel gehaald wordt, tot 25% stijgt – en dat is het geval voor het grootste deel van de Noord-Amerikanen – dan kan de aarde maar 2.8 miljard mensen meer voeden. 6 De wetenschap dat op onze planeet niets zonder weerslag blijft op al het andere betekent nog niet dat we dat fatalistisch moeten ondergaan. Wij moeten er integendeel van overtuigd zijn dat verandering mogelijk is, hier en nu. Fair Trade producten zijn te vinden in elke Belgische stad, er zijn families die het zonder auto kunnen stellen, er zijn alternatieven die toelaten op energie te besparen, bij het bouwen van onze huizen kunnen we vermijden materiaal te gebruiken dat ontbos-sing in de zuidelijke landen tot gevolg heeft. Rest ons nog onze intenties in daden om te zetten, onze comfortabele routine aan te passen om ons gedrag te veranderen – niet morgen of overmorgen, maar nu. ‘Think globally, act locally’ zegden de eerste ecologisten. Wij moeten onze verhouding tot de aarde helemaal opnieuw definiëren. 28 De sociale commissie van de Franse bisschoppen heeft onlangs nog de christenen opgeroepen om de aarde verstandig te beheren, om haar voor iedereen leefbaar te maken. Deze missie, zo zeggen zij, moet zowel binnen de persoonlijke levenssfeer als binnen de sociale en politieke ruimte haar uitdrukking krijgen. De bisschoppen nodigen iedereen uit om zijn of haar dagelijkse bezigheden grondig te herbekijken - of het nu gaat om eetgewoonten (soberheid en matigheid mogen best opnieuw meer aandacht krijgen), vervoer, consumptiegoederen, vakantiebe-stemming of het vermijden van verspilling. Zij doen een oproep om jongeren en kinderen bewust te maken van hun verantwoordelijkheid ten overstaan van de schepping, om hun de pracht en de wonderlijke verscheidenheid van de natuur te laten ontdekken. Op het politieke domein roepen de bisschoppen op tot een waar-achtige solidariteit tussen de ontwikkelingslanden en de hooggeïndustrialiseerde landen. Zij kondigen aan – zonder verdere details te geven - dat de Franse Kerk hier het voortouw zal nemen. De Kerk, met haar organisaties en verwante instellingen dient deze theore-tische inzichten29 over ethiek en duurzame ontwikkeling in praktijk te brengen. Anders is zij niet geloofwaardig. Op het gebied van energieverbruik in gebouwen kunnen zeer concrete projecten uitgewerkt en worden toegepast (zien we binnenkort zonnepanelen op de daken van het Vaticaan?). Hetzelfde geldt voor het vervoer (alle bisschoppen op de fiets of onderweg met het openbaar vervoer?). In kantines zou er zoveel mogelijk granen en groenten in plaats van vlees moeten worden aangeboden. Ook op het gebied van investeringen schort er wat. Hoeveel fondsen met aandelen in Totalfina30 of andere ondernemingen die het niet zo nauw nemen met de ethiek zouden er in de portefeuille van onze katholieke universitei-ten en andere christelijke instellingen zitten? Op die manier zou de Kerk zich solidair kunnen tonen met alle mannen en vrouwen die misschien geen christenen zijn, maar die dezelfde universele, menselijke waarden delen. Wij hebben het dan over de overtuiging dat alle mensen gelijkwaardig zijn en samen verantwoordelijk-heid dragen voor het publiek goed. Duurzame ontwikkeling vraagt immers om daadkracht, die wij allen te samen moeten opbrengen. Ten slotte nog dit. Is deze milieu-ethiek die gebaseerd is op het gevoel van verantwoordelijkheid tegenover onze tijdgenoten - dus ook tegenover wie in het Zuiden woont - en tegenover de toekomstige generaties niet gewoon het in praktijk brengen maar dan aangepast aan de huidige milieu- en ontwikkelings-problematiek van een gouden regel die wij in alle culturen en in alle godsdiensten terugvinden: Doe niet aan een ander wat je niet wil dat men jezelf aandoet? 1 . Een vorige versie van dit artikel werd in 2000 gepubliceerd in Lumen Vitae onder de titel ‘Nous empruntons la Terre aux enfants d’aujourd’hui et de demain’. Lumen Vitae, vol. LV, nr. 1, p. 6780. De Nederlandse vertaling is van Marie-Jeanne Bellen. 2 . Jean François Grégoire is moraaltheoloog en doctor in de wijsbegeerte en letteren; JeanPascal van Ypersele is fysicus en docent klimatologie aan de U.C.L.; Françoise Bartiaux is socioloog en demograaf, bevoegd verklaard navorser FNRS en docent aan de U.C.L. 3 . United Nations Environment Programme (UNEP, 1999), Global Environment Outlook, Londen, Earthscan, 2000. 7 4 . United Nations Development Program, Human Development Report, Oxford, Oxford University Press, 1999. 5 . Het grootste deel van deze demografische groei situeert zich in de ontwikkelingslanden, waar het verbruik van goederen en energie per hoofd van de bevolking beduidend minder is dan in de geïndustrialiseerde landen. Men heeft zo kunnen berekenen dat, tussen 1950 en 1990, het aandeel in de uitstoot van CO2 per capita in de geïndustrialiseerde landen een grotere rol gespeeld heeft in de toename van mondiale uitstoot, dan dat deze zou te wijten zijn aan de toename van de bevolking van de ontwikkelingslanden. Zie F. BARTIAUX, J.-P. van YPERSELE, ‘The role of population growth in global warming’ in International Population Conference, International Union for the Scientific Study of Population (IUSSP), 1993, vol.4, p. 33-54. 6 . L.R. BROWN, M. RENNER, Ch. FLAVIN, Vital signs 1998-1999, Worldwatch Institute, Londen, Earthscan, 1998. 7 . Het zogenaamde Brundtland-rapport verscheen in Nederlandse vertaling onder de titel Onze aarde morgen. Rapport van de Wereldcommissie voor Milieu en Ontwikkeling, Tielt, Lannoo, 1990. 8 De herkomst van dit gezegde staat niet vast. Sommigen beweren dat het een oude wijsheid is van de Noord-Amerikaanse indianen, anderen houden het bij een spreuk uit Kashmir (zie B.K. RODES , R. ODELL, A Dictionary of environmental Quotations, Baltimore/Londen, The Johns Hopkins University Press, 1998, p. 111. Nog anderen (onder meer de sociale commissie van de Franse bisschoppen in Le respect de la Création, Parijs, Centurion, Fleurus-Mame en Cerf, 2000) beweren dat het een citaat is uit een werk van de SAINT-EXUPÉRY. 9 . P.VAN PARIJS, F. DE ROOSE, ‘Justice Intergénérationnelle’ in F. DE ROOSE, P. VAN PARIJS, La pensée écologiste, Brussel, De Boeck Université, 1991, p. 88-89 10 In 1999 werd op die manier 22 miljard ton CO2 de atmosfeer in gejaagd. Dat komt neer op 4 ton per persoon. (Zoals altijd gaat er achter dit gemiddelde een grote ongelijkheid schuil: elke Belg is verantwoordelijk voor een gemiddelde uitstoot van 12 ton CO2 per jaar; een Haïtiaan daarentegen maar voor 200 kilogram. Per land zelf wordt de inkomensongelijkheid weerspiegeld in het energieverbruik en de uitstoot van CO2). De ontbossing voegt nog eens 20% aan deze cijfers toe. Wij jagen dus per jaar evenveel koolstof de atmosfeer in als de natuur een miljoen jaar nodig gehad heeft om in de fossiele reserves te stoppen. De natuurlijke koolstofcyclus is dus ernstig verstoord. 11 IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) Third Assessment Report - Climate change 2001 (3 delen). Zie de webpagina van IPCC: http://www.ipcc.ch; Zie ook J. HOUGHTON, Global warming - The complete briefing, Cambridge, Cambridge University Press, 1997. Dit boek geeft een goede samenvatting van het vorige rapport van de IPCC, met een discussie over sommige van de ethische aspecten van het probleem van de klimaatsverandering 12 . Een studie van het Instituut voor Hygiëne en Epidemologie heeft bijvoor-beeld aangetoond dat er tijdens de hittegolf van de zomer van 1994, die een sterke stijging van de ozonwaarden in de troposfeer meebracht, een toename met 1200 was van het aantal sterfgevallen in België. Zie hierover F. SARTOR, R. SNACKEN, Cl. DEMUTH, D. W ALCKIERS, ‘Temperature, ambientozone levels, and mortality during summer 1994 in Belgium’ in Environmental research, 1995, 70, p. 105-113. 13 . Een stijging van de zeespiegel met gemiddeld 1 meter zou 20% van Bangla-desh onder water zetten, en zou een rechtstreeks gevaar betekenen voor het leven van miljoenen mensen. 14 . CO2, maar ook andere, minder schadelijke gassen met broeikaseffect, zoals methaan, N2O, CFK’s en hun substituten. 15 . De uitstoot van CO2 per inwoner van de rijke landen is gemiddeld zes maal hoger dan per inwoner van arme landen. 16 . Het protocol van Kyoto geeft aan de geïndustrialiseerde landen de mogelijk-heid om de hun opgelegde vermindering van hun uitstoot te halen door het uitwisselen van emissierechten. Deze uitwisseling kan alleen gebeuren met andere geïndustrialiseerde landen, en niet met landen uit het ‘Zuiden’ - in tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt. Deze mogelijkheid wordt dikwijls als immoreel beschouwd omdat sommige landen zich een goed geweten kun-nen afkopen door te betalen voor het recht om meer te mogen vervuilen. De geboden mogelijkheid illustreert nochtans alleen maar hoe dringend het nodig is om de vervuilende uitstoot te beperken. Als een automobilist tien liter benzine koopt, dan eigent hij zich daarmee inderdaad – zonder het zelf te beseffen – het ‘recht’ toe om 25 kilogram CO2 de atmosfeer in te sturen. Dat is inderdaad de hoeveelheid CO2 die vrijkomt door de verbranding van tien liter benzine. Dat recht van een andere bewoner van de planeet afkopen is ook helemaal niet zijn zorg. Het ethisch probleem dat al onmiddelllijk verbonden is met het uitwisselen van emissierechten ligt in de manier waarop dit 8 recht van in het begin onder de landen verdeeld wordt. Indien deze oorspronkelijke verdeling gebeurt op basis van het gelijkheidsprincipe en niet op basis van ‘verworven rechten’ dan zou dit recht, onder bepaalde voorwaarden, een zeer sterk instrument kunnen zijn om de ontwikkelingslanden ter hulp te schieten. Het systeem zou zelfs toelaten om de noodzakelijke beperkingen van de uitstoot aan de gunstigste kostprijs uit te voeren, op voorwaarde dat het totaal aantal uitgegeven emissierechten ingegeven wordt door de bekommernis om het klimaat gedurende de volgende decennia en de volgende eeuwen te beschermen. Auteurs uit de Derde Wereld delen deze analyse. Zie bijvoorbeeld A. AGARWAL, Q. NARAIN, A. SHARMA (Eds.), Green Politics - Global Environmental Negocations,Vol. 1, New Delhi, Centre for Science and Environment en hun website http://www.cseiidia.org. Zie ook het advies van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling De flexibiliteitsmechanismen van het Protocol van Kyoto, 19 oktober 1999, te raadplegen op website www.frdo-cfdd) 17 . Hans JONAS, Le principe responsabilité (Une éthique pour la civilisation technologique), Paris, Cerf, 1990:.’L’éthique doit exister parce que les hommes agissent, et l’éthique est là pour ordonner les actions et pour réguler le pouvoir d’agir. Elle doit donc exister d’autant plus que les pouvoirs de l’agir qu’elle doit réguler sont plus grands; et de même qu’il doit être ajusté à l’ordre de grandeur, le principe de l’ordre doit également être ajusté au type de ce qui doit être ordonné. C’est pourquoi, conclut l’auteur, des facultés d’agir d’un type nouveau réclament de nouvelles règles de l’éthique et peut-être même une éthique d’un type nouveau. Zie ook het artikel van Dominique FOLSCHEID: ‘Une éthique pour notre temps? Le “principe responsabilité” selon Hans Jonas’ in Ethique, 9, 1993/3, p. 23-36 18 . Er is nog altijd geen absolute zekerheid dat deze rampen effectief te wijten zijn aan de opwarming van de aarde door de pollutie die de broeikasgassen (waaronder CO2) veroorzaken, maar er zijn wel sterke aanwijzingen in die richting. Zie hierover het artikel van P. TITEUX, ‘Cyclones, canicules, tempêtes…La faute à pas de chance où à l’effet de serre?’ in Imagine, 21 maart 2000. 19 . F. Ewald, ‘Le retour du malin génie. Esquisse d’une philosophie dela précaution’ in O. GODARD (red.), Le principe de précaution dans la conduite des affaires humaines, Paris, Editions de la Maison des sciences de l’homme, p. 99-126. 20 . Dat wil zeggen, de wet van de met rede en vrije wil begaafde menselijke natuur. De natuurwet vertrekt van wat is en leidt daar op een sluitende wijze uit af wat behoort te zijn. Maar daar precies wringt het schoentje. Hoe zou men uit het feitelijke leven een moraal kunnen afleiden, als er niet eerst een ethische voorkeur zou zijn, die gedeeltelijk door niet-rationele, want interpretatieven of zelfs hypothethische elementen ingegeven is? Zie Philippe W EBER, ‘Loi et vie chrétienne’ in La Loi dans l’éthique chrétienne, Brussel, Facultés Universitaire St. Louis, 1991, p.237. Zie ook de commentaarstuken van François OST in La nature hors la loi – l’écologie à l’épreuve du droit, La Decouverte, 1995. 21 . Beginsel 15 van de Verklaring van Rio over Milieu en Ontwikkeling, A/ CONF. 151/26/Rev.1, United Nations, Maart 1993, p. 4. Vertaling Planbureau 22 . F. EWALD, o.c. 23 . L. FERRY, Le nouvel ordre écologique (L’arbre, l’animal et l’homme), Paris, Grasset, 1992. 24 . René COSTE, ‘La gérance de la création’ in R. COSTE, J.P. RIBAUT (red.), Sauvegarde et gérance de la création, Paris, Desclée, 1991, p. 41-54. Zie ook het artikel van Guy Durand, ‘Existe-t-il une éthique de l’environnement?’ in L’Avenir d’un monde fini - Jalons pour une éthique du développement durable, Cahiers de recherche éthique, Fides, Québec, 1991, p. 47-64. 25 . Marjolaine CHEVALLIER, ‘L’église et le problème de la création’ in René COSTE, Jean-Pierre RIBAUT (red.), o.c., p. 55-72: ‘ que les biens de la terre ne sont pas aux seuls propriétaires ou exploitants, mais qu’il faut les considérer comme dons de Dieu et qu’il s’agit en conséquence de les partager, de les répartir, en tenant particulièrement compte des pauvres, des exclus, des endettés’ 26 Jürgen MOLTMANN, Concilium nr 227, geciteerd door Joseph ROZIER, ‘Introduction’ in René COSTE, Jean-Pierre RIBAUT, o.c., ‘Nous ne pouvons plus nous séparer du jeu de la nature, écrivait le théologien protestant Jürgen Moltmann, chantre de l’espérance, nous devons apercevoir Dieu dans la nature et la nature en Dieu. Nous, les hommes, nous nous intégrons dans la communauté entière de la création dont nous nous sommes détachés. (…) Non seulement nous aurons la volonté de reconnaître la nature pour la maîtriser mais nous essaierons de la comprendre pour participer à sa vie. (…) La tâche la plus importante de l’Eglise du Christ aujourd’hui, je la vois dans la « réforme écologique » de la religion de notre époque. La réforme de la société industrielle moderne suppose une conversion spirituelle et culturelle qui 9 plonge ses racines dans une expérience religieuse de Dieu et de la nature. Il faut que l’Eglise devienne le temple de toute la creation. 27 W ORLD HUNGER PROJECT (1990) , geciteerd door UNFPA, Population, Resources, and the Environment: The critical challenges,New York, 1991, 154 p. Zie ook Joel F. COHEN, How Many People Can the earth Support?, New York, W.W. Norton & Company, 1999. 28 . COMMISSION SOCIALE DES EVÊQUES DE FRANCE, o.c., 2000. 29 . Verschillende oproepen in die zin zijn verschenen in A l’école…de l’écologie, Revue Lumen Vitae, vol. XLVIII, maart 1993, nr 1. Zie ook Jean-Pierre RIBAUT, ‘Exemples d’actions concrètes en faveur de l’environnement’ in René COSTE, Jean-Pierre RIBAUT, o.c., p. 273-276. 30 . Door haar investeringen houdt Totalfina de dictatuur in Myanmar in stand. Zie La Revue Nouvelle, 5/6, mei-juni 1999: ‘Soutenez la démocratie birmane, pas de plein chez Totalfina’. Totalfina verscheept petroleum zonder rekening te houden met de Franse vissers of met het milieu (de gigantische olievlek afkomstig uit de Erika).. 10