Wat maakt politieke leiders geloofwaardig? door Laurine Polak Recht, retorica & democratie De democratie ligt onder vuur. Nederlanders vinden politici ‘ongeloofwaardig’. Maar wat betekent dat? Frank Hendriks geeft antwoord. Hij onderscheidt de X-factor (aantrekkingskracht), de Y-factor (overredingskracht) en de Z-factor (het handelend vermogen). De X-factor: uitstraling Bij de X-factor gaat het om ‘dat speciale’ of de ‘uitstraling’ waardoor een kandidaat aantrekkelijker is dan andere kandidaten. De X-factor is niet per se verbonden met een mooi uiterlijk. Knappe politici moeten juist uitkijken niet te ‘glad’ gevonden te worden. Uit een Fins onderzoek blijkt dat er geen verband is tussen het uiterlijk van zittende politici en hun verkiezingssucces. Bij nieuwkomers bleek er wel een positief verband. Bij vrouwen bleek uiterlijk belangrijker dan bij mannen. ‘Baby-facedness’ was negatief gecorreleerd aan succeskansen bij verkiezingen. Uit Nederlands onderzoek blijkt dat een knap uiterlijk minder belangrijk is dan een ‘gepast’ uiterlijk: nette kleding, solide kapsel, algemene verzorging. Het gebruik van visuele middelen om het imago van politici te verbeteren, bestaat al lang. Door de televisie is een gezond en ‘gezagvol’ uiterlijk steeds belangrijker geworden. Beroemd is het televisiedebat tussen Kennedy en Nixon in 1960. Radioluisteraars vonden dat Nixon gewonnen had. Maar televisiekijkers, die de vitale, goed geklede Kennedy zagen tegenover de vermoeide, slecht geschoren Nixon, vonden het omgekeerde. De Y-factor: overredingskracht De tweede factor is de overredingskracht. Aristoteles sprak met zijn retorische driehoek van drie overtuigingsmiddelen: de ethos (de eigen persoonlijkheid), de pathos (emotie) en de logos (logica/rede). Gardner & Avolio (1998) concluderen dat de uitingen en handelingen van een leider moeten aansluiten bij hun persoonlijkheid; anders missen ze geloofwaardigheid. Aristoteles zou zeggen dat ethos, pathos en logos op elkaar moeten zijn afgestemd. De vroegere PvdA-leider Job Cohen is een interessante casus vanuit leiderschapsperspectief. Cohen was zeer geslaagd als burgemeester van Amsterdam, maar toen hij leider van de landelijke PvdA werd, ging het mis. In debatten bleek hij niet de overtuigingskracht te hebben die hij als burgemeester van Amsterdam wel had. De Z-factor: kennis en kunde Uit verschillende onderzoeken blijkt dat politiek leiders naast uitstraling en overredingskracht ook bekwaam moeten zijn. Een leider die wel betrouwbaar oogt, maar als het erop aankomt geen potje kan breken, is toch geen geloofwaardig leider. Deze gedachte gaat eigenlijk terug op Plato die een goed leider vergeleek met een goede kapitein die het schip adequaat kan besturen. In theorie zouden politici die de beste resultaten leveren, het meest geloofwaardig moeten zijn en verkiezingen moeten winnen, maar de werkelijkheid laat vele tegenvoorbeelden zien. Churchill werd na de Tweede Wereldoorlog niet herkozen, hoewel hij als groot oorlogsleider werd beschouwd. George H. Bush beëindigde de Koude Oorlog en versloeg Saddam Hoessein, maar verloor de verkiezingen van Bill Clinton. En omgekeerd werd George W. Bush makkelijk herkozen, hoewel hij de VS met onwaarheden de oorlog in Irak had ingepraat. Hieruit blijkt dat de Z-factor bepaald niet altijd beslissend is, en dat de X-factor en de Y-factor compenserend kunnen werken. X-, Y- en Z-as Bij het beoordelen van politieke leiders langs de hier besproken X-, Y- en Z-as moeten we ons realiseren dat de verschillende assen elkaar soms overlappen. Hendriks sluit af met de stelling dat een geloofwaardig politicus ‘presentatie’ (X) en ‘prestatie’ (Z) overtuigend (Y) met elkaar in evenwicht moet brengen om geloofwaardig gevonden te worden. Bron: ‘Geloofwaardige politieke leiders: over de X-, de Y- en de Z-factor’ van Frank Hendriks (2014)