Klik hier - WordPress.com

advertisement
De Vlaamse regering wenst de komende jaren meer dan 250.000.000 euro uit te geven aan het
verkleinen, stopzetten of verplaatsen van landbouwbedrijven. Landbouwbedrijven die een van de
vele hinderpalen zouden vormen in de ontwikkeling naar de toestand van voor de Industriële
Revolutie van natuurgebieden in Vlaanderen.
Begin jaren negentig van de vorige eeuw bakende de toenmalige Vlaamse regering op vraag van
Europa Vlaamse gronden af als bijzonder waardevol (Natura2000). In alle ijver om goede
Europeanen te zijn werd door de Vlaamse regering in een van de dichtstbevolkte regio’s van Europa
meer dan 12% van het grondgebied aangeduid. In geen enkele andere dichtbevolkte regio (Ruhr, Ile
de France, Groot London, Randstad Nederland) werd zoveel gebied afgebakend. Vlaanderen
bakende zelfs veel meer gebied af dan Engeland of Frankrijk. Meer dan het ruimtelijk veel beter
geordende en minder dichtbevolkte Nederland (8% afgebakend), evenveel als het veel dunner
bevolkte en groene Wallonië.
Na meer dan 20 jaar weinig niets doen met deze gebieden oordeelde Europa dat Vlaanderen de
ambities geformuleerd in de jaren negentig ook moet hard maken met beleid ter zake: zorg ervoor
dat de afgebakende gebieden ook kunnen ontwikkelen tot de toestand van voor de Industriële
Revolutie.
En dit is wat de Vlaamse regering nu probeert uit te voeren.
Een van de grotere obstakels voor de ontwikkeling van deze natuurgebieden is naast hoge
bevolkingsdichtheid en klimaatverandering, stikstof die onder allerlei vormen via de lucht deze
natuurgebieden kan bemesten en verzuren. Afhankelijk van de ligging van de natuurgebieden is er
meer of minder van de stikstof afkomstig van burgers, verkeer, industrie, landbouw of het
buitenland. Als politiek minder gevoelige sector wordt de landbouw als grootste boosdoener naar
voor geschoven. Intensieve veeteelt doet volgens de publieke opinie meer goed dan kwaad, burgers
en automobilisten te veel wijzen op hun verantwoordelijkheid levert geen stemmen op, industriële
activiteit wensen we niet verder te verliezen aan het buitenland.
De Vlaamse regering heeft ervoor gekozen om landbouwbedrijven te gaan indelen volgens de
hoeveelheid ammoniak die wordt uitgestoten en de vermeende impact op natuurgebieden in de
buurt. Bedrijven kunnen groen, oranje of rood zijn met respectievelijk geen impact, een impact waar
maatregelen zich opdringen en impact die moet worden stopgezet. Om een oplossing te vinden voor
de bedrijven die rood verklaard zijn, wordt ingeschat dat de komende jaren 250.000.000 euro nodig
is, voor een oplossing voor de oranje bedrijven is nog geen budget voorzien maar dit budget zal
minstens in dezelfde grootte orde liggen.
Iedereen, zelfs personen binnen de betrokken sector lijkt deze werkwijze te aanvaarden. Nochtans is
er geen enkel bewijs dat het opdoeken of schaden van de betrokken landbouwbedrijven de doelen
voor natuurontwikkeling dichter bij brengt. Andere factoren zoals bevolkingsdruk, andere
stikstofbronnen en klimaatverandering zouden veel grotere obstakels voor natuurontwikkeling
kunnen vormen dan de stikstof afkomstig van de landbouw. 250.000.000 euro investeren in afbouw
van economische productiecapaciteit zonder enige zekerheid dat de vooropgestelde doelen worden
gehaald is in budgettair krappe tijden niet te verantwoorden. Maar zelfs als we ons geld op deze
wijze willen besteden blijft er een probleem van hoe de te treffen bedrijven door de Vlaamse
regering werden geselecteerd.
De Vlaamse regering heeft ervoor gekozen om bij de selectie gebruik te maken van het zogenaamde
IFDM model. Een model ontwikkeld door het VITO in Mol om de verspreiding van industriële
afvalgassen op grote schaal in kaart te brengen. Het model geeft redelijk goede resultaten voor
lozingen bij hoge debieten via hoge schoorstenen om de verspreiding van de afvalgassen over
grotere gebieden in kaart te brengen. Bij gebrek aan een model afgestemd op stikstofuitstoot en
geuruitstoot van landbouwbedrijven wordt het industriële IFDM model gebruikt waarbij een aantal
aannames gebeuren. Waar bij een goede onderbouwde aanname het resultaat van het model nog
redelijk in de buurt kan komen van een resultaat in de sector waarvoor het model werd gecreëerd,
worden bij de modellering van de uitstoot van landbouwbedrijven aannames vooropgesteld die heel
ver afstaan van de realiteit en daarbij de resultaten van het model ernstig in diskrediet brengen. De
in te vullen parameters moeten immers zo gekozen worden dat de resultaten “aanvaardbaar” zijn. In
hoeverre het aanvaardbaar is om een wetenschappelijk model dat altijd slechts een afspiegeling is
van de werkelijkheid, met onrealistische parameters in te vullen om te komen tot resultaten die
aanvaardbaar zijn voor personen die weinig vertrouwd zijn met het gebruik en interpreteren van
resultaten van het IFDM model, wordt door niemand in vraag gesteld.
Enkele voorbeelden. Aangezien de uitstoot van landbouwbedrijven op lagere hoogte (4-10m)
plaatsvindt dan deze van industriële schoorstenen (20-30m) moet aangenomen worden dat het
debiet van de uitstoot afkomstig van een landbouwbedrijf bij gebruik van het model beperkt wordt
tot 360m³/uur. 360m³/uur komt overeen met de minimumventilatie van drie moderne woningen.
360m3/uur komt ook overeen met de wetenschappelijke ventilatienorm van een stal met 6 varkens
terwijl de geviseerde bedrijven volgens de milieuwetgeving klasse 1 bedrijven zijn, minstens 1000
vleesvarkens huisvesten en zelfs bij minimumventilatie duizenden kubieke meters per uur lucht
uitstoten. Eenzelfde redenering kan gevolgd worden bij kippen- en koeienstallen. Bij een debiet van
360m³/uur zal een gigantisch geur- en stikstofprobleem ontstaan in onze stallen (in varkens- maar
ook in kippen- en koeienstallen) aangezien alle dieren binnen de kortste keren het loodje zullen
leggen.
De temperatuur van de uitgaande lucht uit stallen moet in het model beperkt worden tot 15°C. De
uitgaande lucht uit onze stallen ligt echter hoger, boven de 20°C en in de zomer nog hoger, een paar
graden boven de buitentemperatuur. Enige wetenschappelijke onderbouwing voor deze beperking is
niet vinden. Aangezien warme lucht sneller stijgt dan koudere lucht is echter een verschil in
temperatuur zeer belangrijk om de verspreiding van deze lucht in kaart te brengen.
De hoogte waarop de lucht wordt uitgestoten uit stallen wordt beperkt tot 4m terwijl
ventilatiekokers met hoogtes van 8m en hoger geen uitzondering meer zijn. Maakt dit een verschil?
Bij hogere uitstoot zal de stikstof meer verdund worden en daardoor minder terechtkomen in
kwetsbaardere gebieden en relatief meer op gebieden die geen last ondervinden van de neerslag van
stikstof (landbouwgebieden, industrieterreinen, wegen, …). De schoorstenen van industriële
bedrijven zijn met een reden hoog uitgevoerd en dit wordt algemeen aanvaard. Waarom de uitstoot
beperkt wordt tot 4m in de landbouw wordt niet verklaard.
Om het water tussen natuur en landbouw niet dieper te maken zou het getuigen van goed bestuur
om het huiswerk vanaf de start te hernemen. Baken de te beschermen gebieden opnieuw af op basis
van realistische doelstellingen en rekening houdend met hoe onze maatschappij er vandaag uitziet
en hoe we willen dat onze maatschappij evolueert. Willen we een beperkt aantal natuurgebieden de
naam waardig of houden we vast aan versnipperde natuurgebiedjes zo typerend voor onze
ruimtelijke ordening, die veel meer grenzen hebben waar continu conflicten sluimeren met burgers,
landbouw, industrie, …? Willen we onze voedselproductie net als onze industrie uitbesteden aan
andere landen waar we geen enkele controle hebben op productieomstandigheden, sociale
bescherming, milieubescherming,… en waar nog wel wilde natuur is? Of durven we ons streven naar
eigen natuur eerst voor een groot stuk op te geven en onze landbouw en verwerkingsbedrijven te
steunen? Of durven we natuur en natuurontwikkeling in een groter perspectief te bekijken en de
budgetten nu voorzien gebruiken om bestaande wilde natuur elders in Europa of de wereld te
beschermen tegen oprukkende beschaving? Durven we rekening houdend met onze hoge
bevolkingsdichtheid de oppervlakte terug te brengen naar het niveau van het Ruhr gebied, Ile De
France, …?
Het debat is des te dringender op een moment dat onze maatschappij nood heeft aan investeringen
in scholen, ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen, sportinfrastructuur … Gaat de Vlaamse
regering 250.000.000 euro uitgeven om economische activiteit af te bouwen op basis van een
gebrekkig model dat veraf staat van de realiteit zonder enige zekerheid dat het geïnvesteerde geld
het vooropgestelde doel dichterbij brengt of durven we keuzes te maken?
Download