§ 3. vocati v us, de naamval van de aangesproken persoon, bijv. amice: vriend. De vocativus is in vorm altijd gelijk aan de nominativus, behalve in het enkelvoud van de woorden op -us van de tweede declinatie; daar heeft hij de uitgang -e, maar van eigennamen op -ius vervalt die -e, bijv. sancte Antoni: heilige Antonius. § 4. accusati v us, de naamval van het lijdend voorwerp, bijv. manus manum lavat: (de ene) hand wast (de andere) hand. Hij wordt ook gebruikt na de voorzetsels ad, ante, contra, extra, in, infra, inter, per, post en secundum. accusativus enk. accusativus mv. 1e decl. (rosa) rosam rosas 2e decl. (annus) annum annos 2 decl. onz. (factum) factum facta 3e decl. (doctor) doctorem doctores 3e decl. onz. (tempus) tempus tempora e 4e decl. (manus) manum manus 5e decl. (diës) diëm diës § 5. geni ti v us, de naamval van de bijvoeglijke bepaling. Hij geeft de bezitter of oorsprong aan, of het geheel waarvan een deel genomen wordt; in deze gevallen gebruikt het Nederlands het voorzetsel van, bijv. vox populi: de stem van het volk. Maar er zijn ook diverse andere relaties mogelijk tussen de genitivus en het woord waarbij de genitivus hoort; dan worden in het Nederlands andere voorzetsels gebruikt, zoals voor, tot, op, in, bijv. horror vacuï: huiver voor het ledige. genitivus enk. genitivus mv. 1e decl. (rosa) rosae rosarum 2e decl. (annus) anni annorum 2e decl. onz. (factum) facti factorum 3e decl. (doctor) doctoris doctorum 3e decl. onz. (tempus) temporis temporum 4e decl. (manus) manus manuüm 5e decl. (diës) dieï diërum 188 § 6. dati v us, de naamval van het meewerkend of belanghebbend voorwerp; het Nederlands gebruikt hiervoor meestal de voorzetsels aan of voor, bijv. urbi et orbi: voor de stad en voor de wereld. dativus enk. dativus mv. 1e decl. (rosa) rosae rosis 2e decl. (annus) anno annis 2e decl. onz. (factum) facto factis 3e decl. (doctor) doctori doctoribus 3e decl. onz. (tempus) tempori temporibus 4e decl. (manus) manuï manibus 5e decl. (diës) dieï diëbus § 7. a bl ati v us, de naamval van de bijwoordelijke bepaling: a. van middel of oorzaak, in het Nederlands gewoonlijk met de voorzetsels met of door, bijv. mea culpa: door mijn schuld; b. van plaats of tijd, in het Nederlands gewoonlijk met de voorzetsels in of op, bijv. anno Domini, in het jaar des Heren; c. in uitdrukkingen als “ijs en weder dienende”, “hangende het onderzoek”, bijv. Deo volente: zo God het wil. De ablativus wordt ook gebruikt na de voorzetsels a(b), coram, cum, de, e(x), in, pro, sine en sub. N.B. De ablativus enkelvoud van causa (oorzaak, reden) en gratia (gunst, gave) wordt soms als pseudo-voorzetsel gebruikt en voorafgegaan door een bijbehorend naamwoord in de genitivus, bijv. honoris causa omwille van de eer, eershalve, exempli gratia bij wijze van voorbeeld. ablativus enk. ablativus mv. 1e decl. (rosa) rosa rosis 2e decl. (annus) anno annis 2 decl. onz. (factum) facto factis 3e decl. (doctor) doctore doctoribus 3e decl. onz. (tempus) tempore temporibus 4e decl. (manus) manu manibus 5e decl. (diës) dië diëbus e 189