1 Hulpverlening aan cliëntsystemen: integreren van directe en indirecte hulpverlening 1.1 1.2 1.2.1 1.2.2 16 globaal beeld: drie taakgebieden Een Directe en indirecte hulp- en dienstverlening 18 Directe hulpverlening 20 Indirecte hulpverlening 24 16 18 20 24 Waarmee houdt een maatschappelijk werker zich bezig? Een lastige vraag voor veel maatschappelijk werkers. Niet omdat ze niet weten wat ze doen, maar meer omdat ze niet altijd goed weten waarmee ze moeten beginnen om uit te leggen wat hun dagelijks werk is. Menig maatschappelijk werker begint te vertellen over de cliënten en de problemen die ze hebben en langs die weg komt er een antwoord op de vraag. Het werk is ook veelomvattend, maar het is van belang dat een maatschappelijk werker helder uiteen kan zetten wat de taken zijn. Cliënten, verwijzers, samenwerkingspartners en financiers hebben behoefte aan een helder beeld van de mogelijkheden en beperkingen. Maatschappelijk werkers werken in veel verschillende organisaties. waar werken maatschappelijk werkers? We komen ze bijvoorbeeld tegen in de jeugdzorg, in het ziekenhuis, bij de reclassering, in het algemeen maatschappelijk werk en in de geestelijke gezondheidszorg. Wat ze precies doen is afhankelijk van de organisatie waarin zij werkzaam zijn. Toch komen de werkzaamheden in verschillende organisaties in grote lijnen overeen. In de ene organisatie zal het accent misschien meer liggen op een bepaalde taak dan in een andere organisatie, maar er zijn toch vooral veel overeenkomsten. Niet zo verwonderlijk, want al die maatschappelijk werkers in al die verschillende organisaties behoren tot dezelfde beroepsgroep en hebben dezelfde beroepsopleiding gevolgd. In dit boek draait het om de veelheid aan taken die maatschappelijk werkers uitvoeren, hoe ze die integreren, welke keuzen ze daarin waar werken maatschappelijk werkers? 16 Maatschappelijk werk in de breedte maken en waarop zij deze keuzen baseren. Dit hoofdstuk behandelt eerst de vraag wat het werk van een maatschappelijk werker precies behelst. 1.1 Een globaal beeld: drie taakgebieden Door de opleidingen en het werkveld is vastgelegd wat een maatschappelijk werker moet kunnen; wat de eindkwalificaties van de maatschappelijk werker zijn (Opleidingsprofiel en opleidingskwalificaties mwd, 2010). De eindkwalificaties mwd zijn verdeeld over drie taakgebieden: – directe en indirecte hulp- en dienstverlening; – werken in en vanuit een arbeidsomgeving; – werken aan professionaliteit en professionalisering. De drie taakgebieden worden in vergelijkbare termen onderscheiden bij andere sociaalagogische beroepen zoals sociaalpedagogische hulpverlening, culturele en maatschappelijke vorming, pedagogiek en creatieve therapie. Er bestaat overlap tussen deze beroepen. Soms zijn opleidingen daarom (deels) samengevoegd tot een opleiding Social Work. Een globale beschouwing van de beroepen vanuit de drie taakgebieden levert veel overeenkomsten op. Al deze beroepen zijn gericht op het professioneel helpen of begeleiden van mensen bij de verbetering van hun sociaal functioneren. Het helpen of begeleiden gebeurt door een samenwerkingsrelatie op voet van gelijkwaardigheid waarbij de eigen vragen, behoeften en motivaties van de cliënt het vertrekpunt vormen (Donkers, 2003:32). De beroepsgroepen onderscheiden zich min of meer door de doelgroepen waarop de hulpverlening is gericht, de domeinen van het menselijk functioneren waarop het handelen zich richt en de werkwijzen die daarbij worden gehanteerd. Het specifieke van ieder sociaalagogisch beroep komt daarom vooral in het eerste taakgebied naar voren: sociaalagogische beroepsmatige taken (voor maatschappelijk werk is dat dus de directe en indirecte hulp- en dienstverlening). Voordat daar in paragraaf 1.2 gedetailleerd op wordt ingegaan, volgt hier een korte beschrijving van de twee andere taakgebieden. Werken in en vanuit een arbeidsomgeving Een maatschappelijk werker kan zich vrij vestigen om een eigen praktijk te beginnen. Maar het merendeel van de maatschappelijk werkers is in dienst van een organisatie. Dit brengt bepaalde taken met zich mee, zoals het samenwerken met collega’s, maar ook met medewerkers van andere organisaties. Maatschappelijk werkers 1 Hulpverlening aan cliëntsystemen: integreren van directe en indirecte hulpverlening 17 registreren de contacten die zij hebben met cliënten, leggen verantwoording af over hun professioneel handelen, dragen bij aan beleidsuitvoering en -ontwikkeling en profileren het beroep en de organisatie naar anderen. Naast de directe en indirecte hulp- en dienstverlening is een maatschappelijk werker dus een flink deel van de tijd bezig met taken die voortvloeien uit het werken in een organisatie. Werken aan professionaliteit en professionalisering De naam van het beroep zegt het al: een maatschappelijk werker staat midden in de maatschappij. Een maatschappij die voortdurend in beweging is en waarin ontwikkelingen zich in rap tempo voltrekken. Problemen van mensen zijn een weerspiegeling van de tijd waarin zij leven. In de jaren tachtig van de vorige eeuw hadden maatschappelijk werkers bijvoorbeeld veel te maken met langdurig werkloze cliënten en de problemen die hiermee samenhingen, zoals schulden, zingeving en dagbesteding. In de jaren van economische voorspoed staken andere problemen de kop op. Het tweeverdienersgezin werd de norm. Ouders raakten verstrikt in het combineren van omgaan metarbeid. veranderingen zorg en Maatschappelijk werkers kregen te maken met cliënten die in de problemen kwamen door deze dubbele taakbelasting. In de eerste helft van de 21ste eeuw wordt de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) ingevoerd, waarin het accent ligt op de eigen verantwoordelijkheid van burgers. Voor maatschappelijk werkers betekent de wet dat zij zich meer moeten richten op ondersteuning van het informele netwerk. Het is de bedoeling dat mensen door de hulp van het eigen informele netwerk niet of minder aangewezen zijn op professionele hulp. Maatschappelijk werkers moeten zich dus keer op keer verhouden tot nieuwe doelgroepen, problemen, omstandigheden en een veranderend politiek klimaat. Dit betekent dat zij de taak hebben zich voortdurend te ontwikkelen in het beroep, zich te verdiepen in nieuwe wetgeving, doelgroepen, problemen en omstandigheden en hun handelen daarop af te stemmen. Een maatschappelijk werker is nooit uitgeleerd, maar blijft zichzelf verder professionaliseren. De veranderingen in de samenleving vragen geregeld om een andere aanpak in het maatschappelijk werk, om nieuwe methodieken, werkwijzen of procedures. Deze worden (mede) door maatschappelijk werkers ontwikkeld. De maatschappelijk werker heeft daarom, naast de eigen ontwikkeling in het beroep, ook een taak in het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van het beroep, bijvoorbeeld door te participeren in praktijkgericht onderzoek. omgaan met veranderingen 18 Maatschappelijk werk in de breedte Een maatschappelijk werker houdt zich dus met veel meer bezig dan uitsluitend met hulp- en dienstverlening. Dit neemt niet weg dat het hart van het beroep ligt in het taakgebied van de directe en indirecte hulp- en dienstverlening. 1.2 psychosociale problemen Directe en indirecte hulp- en dienstverlening Maatschappelijk werkers houden zich bovenal bezig met cliënten, met mensen die op dat moment vanwege psychosociale problemen psychosociale problemen aangewezen zijn op de hulp van een deskundige buitenstaander. De term ‘psychosociaal’ verwijst ernaar dat de problemen zich afspelen op het snijvlak van individu en omgeving; het gaat om de moeilijkheden die de persoon ondervindt in relatie tot anderen of omstandigheden. De problemen waarvoor mensen hulp zoeken bij het maatschappelijk werk zijn veelzijdig. Wat dit betreft kan een onderscheid worden gemaakt tussen materiële en immateriële problemen. Bij materiële problemen kan het gaan om bijvoorbeeld schulden, huisvesting, belastingen en arbeid (Witte, 2004). Immateriële problemen hebben bijvoorbeeld betrekking op relaties, opvoeding, verslaving, zingeving en (werk)stress. Kenmerkend aan het werk is dat er vaak sprake is van een verwevenheid van materiële en immateriële problemen, die in de hulpverlening in samenhang worden opgepakt. Maatschappelijk werkers streven veranderingen na in het sociaal functioneren van mensen en wanneer veranderingen niet (meer) haalbaar zijn, helpt de werker mensen te ondersteunen in het dagelijks leven. In toenemende mate zijn maatschappelijk werkers gericht op het ondersteunen van het informele netwerk van de cliënt. Zij werken met individuen, maar vaak ook met het netwerk van het individu. Het werk is waardegebonden. De beroepscode (2010) vermeldt de centrale waarde die met het beroep wordt nagestreefd, namelijk het bevorderen van het tot zijn recht komen van de cliënt in wisselwerking met zijn omgeving, waarbij de maatschappelijk werker actief bijdraagt aan een zo groot mogelijke eigen verantwoordelijkheid van de cliënt (p. 9). Om dit te realiseren maken maatschappelijk werkers voortdurend normatieve keuzen, waarbij zij zich onder andere laten leiden door waarden in de beroepscode, zoals het respect voor de persoon van de cliënt (ibidem, p. 10). Maar de keuzen zijn niet altijd zo eenvoudig van deze waarden af te leiden. Er zijn altijd meerdere mogelijkheden. Daarom kan het werk niet zonder permanent moreel beraad, ofwel een normatieve professionaliteit. Deze normatieve professionaliteit betreft niet alleen de waardegela- 1 19 Hulpverlening aan cliëntsystemen: integreren van directe en indirecte hulpverlening denheid van keuzen, handelingen en beslissingen, maar ook de zogenaamde ‘praktische en ervaringswijsheid’ van de werker en de constante reflectie op het eigen handelen (Gray & McDonald, 2006; Kunneman, 1996). Maatschappelijk werkers streven naar het vergroten van het probleemoplossend vermogen en de zelfredzaamheid van cliënten. Donkers (2003:11) spreekt van het versterken van het zelfregulerend vermogen – een combinatie van zelfsturen en afstemmen. Zelfregulering kan opgesplitst worden in cognitieve zelfregulatie, zelfregulering interne zelfregulatie en intermenselijke zelfregulatie. Voor het versterken van de cognitieve zelfregulatie begeleiden hulpverleners cliënten bij het geven van zin en richting aan het eigen leven, om eigen doelen en intenties te realiseren. Zij helpen cliënten bij het adequaat inschatten van de situatie en de eigen invloed daarop, bij het bepalen van de doelrichting van het handelen en het realiseren van deze doelen (Donkers, 2010). Maar niet alle doelen en keuzen zijn adequaat. Er dient hierbij aandacht te zijn voor afstemming op de innerlijke wereld van de cliënt: aandacht en erkenning voor zijn gevoelens en behoeften. Donkers noemt dit interne zelfregulatie. Met intermenselijke zelfregulatie doelt hij op de externe afstemming tussen het zelf en de omgeving. De eigen doelen en keuzen horen te worden afgestemd op de sociale omgeving: de waarden, personen en posities waarmee men te maken heeft (2003:16-17). Voor het helpen van cliënten bij het vergroten van zelfregulering of bij het ondersteunen in het dagelijks leven intervenieert de maatschappelijk werker. Interveniëren betekent letterlijk ingrijpen, tussenbeide komen. Het betekent dat de maatschappelijk werker actief veranderingen nastreeft. Baart (2001) laat zien dat alleen interveniëpresentiebenadering ren niet voldoende is en soms zelfs niet nodig. Aandachtige nabijheid is essentieel. In het contact met de cliënt, in de oprechte belangstelling, nabijheid en dialoog ontstaat de legitimatie om te interveniëren. Dit present zijn blijft in dit boek onderbelicht, omdat hier juist gezocht wordt naar de manier waarop er keuzen worden gemaakt bij de interventies. Het risico is dat er een heel doelgerichte, rationele, afstandelijke oriëntatie op het beroep ontstaat. Daarom kan niet genoeg worden benadrukt dat in het werk het in contact komen en blijven met cliënten centraal dient te staan. zelfregulering presentiebenadering 20 beïnvloeden van persoon, omgeving en maatschappij Maatschappelijk werk in de breedte Maatschappelijk werkers kunnen op twee manieren interveniëren: door directe hulpverlening en door indirecte hulpverlening (Johnson, ibidem). In de directe hulpverlening zijn de interventies gericht op de cliënt beïnvloeden van persoon, omge ving en maatschappij en zijn netwerk. Je werkt met of namens de cliënt en gericht op veranderingen in inzicht, handelingsrepertoire of omstandigheden. In de indirecte hulpverlening richt de maatschappelijk werker de interventies op de omgeving van de cliënt; op veranderingen op sociaal en maatschappelijk gebied. In het beroeps- en opleidingsprofiel heet dit het werken voor cliënten of potentiële cliënten. In het werken met en namens cliënten ontdekken maatschappelijk werkers factoren op het niveau van de omgeving of de samenleving die niet alleen deze cliënten in de problemen brengen, maar mogelijk ook andere (potentiële) cliënten. De maatschappelijk werker heeft de verantwoordelijkheid ook op dat niveau zijn invloed aan te wenden. Daarmee verleent hij indirect hulp aan mensen met wie hij geen hulpverleningscontact heeft. Directe en indirecte hulpverlening gaan hand in hand. De persoon in wisselwerking met zijn sociale omgeving is het domein van het maatschappelijk werk (Beroepsprofiel nvmw, 2006). Problemen van cliënten vinden hun oorsprong op meerdere niveaus en de mogelijkheden voor verbetering zijn ook op meerdere niveaus te vinden. Eigenlijk kan het één niet los van het ander worden gezien, maar voor een goed begrip van beide hulpverleningsvormen worden ze eerst afzonderlijk besproken. 1.2.1 directe hulpverlening De directe hulpverlening bestaat uit het werken met en namens cliënten. In deze paragraaf wordt eerst ingegaan op het werken met cliënten, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen vrijwillige en onvrijwillige hulpverlening. Daarna komt aan de orde waaruit het werken namens cliënten bestaat. Met de cliënt ‘Gesprekken voeren met mensen over hun problemen’, is een veelvoorkomende reactie als iemand wordt gevraagd te verwoorden wat een maatschappelijk werker doet met cliënten. Terecht: een groot deel van de werkdag zijn maatschappelijk werkers in gesprek met cliënten. Zij spreken met individuen, stellen, gezinnen of groepen. Voor het gemak wordt hier gekozen voor de term ‘cliënt’, maar heel vaak betreft het een cliëntsysteem; meerdere cliënten die op een bepaalde wijze met elkaar verbonden zijn. 1 Hulpverlening aan cliëntsystemen: integreren van directe en indirecte hulpverlening Stap voor stap wordt in de gesprekken met de cliënt toegewerkt naar gewenste veranderingen of verbeteringen. Wat gebeurt er nu precies in die gesprekken met cliënten? Een en ander hangt af van de werksetting van de maatschappelijk werker. Deze werksetting kan op verschillende manieren worden ingedeeld, bijvoorbeeld naar doelgroep. In dat geval zijn er bijvoorbeeld organisaties die werken met jongeren, gezinnen, verslaafden of mensen met psychiatrische problematiek. De werksetting kan ook worden ingedeeld op grond van de mate van vrijwilligheid van de hulpverlening die wordt geboden. Grofweg kan hulpverlening vrijwillig dan wel onvrijwillig zijn. Aan de hand van deze tweedeling wordt hieronder een impressie gegeven van de activiteiten die een maatschappelijk werker verricht als het gaat om het werken met cliënten. Niet met de intentie hierin volledig te zijn, maar om een indruk te geven van het werk. Vrijwillige hulpverlening Menig cliënt wendt zich vrijwillig tot de hulpverlening, op eigen initiatief of op advies van derden (bijvoorbeeld familie of de huisarts). Het gaat om cliënten die zich realiseren dat zij een probleem hebben en die daaraan iets willen veranderen. Zij komen terecht bij instanties zoals het Algemeen Maatschappelijk Werk, het Centrum voor Jeugd en Gezin of een instelling voor verslavingszorg. De maatschappelijk werker maakt in de hulpverlening gebruik van twee typen interventies: interactionele en probleemgerichte. De interactionele interventies zijn gericht op het in contact komen en blijven met de cliënt, op het creëren van een klimaat waarin de werker en cliënt goed met elkaar kunnen werken en waarin er van vertrouwen en openheid sprake kan zijn. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het invoegen in het taalgebruik van de cliënt, aansluiten op datgene wat de belangstelling heeft van de cliënt en het geven van gevoelsreflecties. De probleemgerichte interventies zijn alle activiteiten die de maatschappelijk werker onderneemt gericht op het beïnvloeden en veranderen van de probleemsituatie. Samen met de cliënt wordt gezocht naar een balans tussen draagkracht en draaglast. Niet voor alle problemen bestaat een oplossing en dat is ook niet nodig. Ieder mens ervaart moeilijkheden in zijn leven, maar het wordt problematisch als hij hierdoor niet meer goed kan functioneren, als de last te zwaar wordt om te dragen. De maatschappelijk werker helpt de cliënt de situatie dusdanig te veranderen dat hij de greep erop hervindt. Dit kan door de draagkracht uit te breiden, bijvoorbeeld door de cliënt te leren beter voor zichzelf op te komen, of door de draag- 21 22 informeren, adviseren en begeleiden Maatschappelijk werk in de breedte last te verminderen, bijvoorbeeld door te bemiddelen tussen cliënt en ex-partner over een omgangsregeling waardoor de cliënt weer contact krijgt met de kinderen. Probleemgerichte interventies die in de directe hulpverlening worden gebruikt, kunnen het karakter - adviseren en begeleiden. Tijdens de gehebben van informeren, informeren, adviseren en begelei den sprekken kan de cliënt bijvoorbeeld geïnformeerd worden over weten regelgeving of over voorzieningen waarop hij een beroep kan doen. Tevens kan de cliënt van de maatschappelijk werker adviezen krijgen over mogelijkheden om iets aan zijn situatie te veranderen. In de begeleiding kan het bijvoorbeeld gaan om: – vergroten van inzicht in het ontstaan en voortbestaan van de problemen; – vergroten van inzicht in de mogelijkheden; – confronteren met de effecten van het gedrag van de cliënt op andere mensen; – ondersteunen bij het bedenken van een aanpak voor de problemen; – stimuleren en motiveren bij het realiseren van de doelen; – oefenen met nieuw gedrag. De begeleiding kan individueel zijn, het kan gaan om de begeleiding van een (echt)paar of gezin en cliënten met gemeenschappelijke problematiek kunnen in groepsverband begeleiding krijgen. In de directe interventies neemt leren een belangrijke plaats in (Van Riet & Wouters, 1997): leren om de zelfregulering te vergroten waarmee veranderingen op het niveau van de persoon en de sociale omstandigheden kunnen worden bereikt. gedwongen opgedrongen Onvrijwillige hulpverlening In de onvrijwillige hulpverlening vragen cliënten niet zelf om hulp, maar zijn mensen in de omgeving van een cliënt van mening dat hulp nodig is. Rooney (1992) maakt het onderscheid tussen wettelijk onvrijwillig en sociaal onvrijwillig. In het eerste geval gaat het om dwang: de hulpverlening wordt opgelegd door een uitspraak gedwongen van een rechter. De reclassering, de gezinsvoogdij en tbs-klinieken zijn instanties die te maken hebben met cliënten die op deze wijze tot hulp worden gedwongen. Bij sociaal onvrijwillig gaat het om drang. Volgens Jagt (2010) kan opgedrongen het dan gaan om cliënten die: – door anderen gestuurd zijn; – onder voorwaarden hulpverlening moeten accepteren; – hun kinderen geen goede opvoedingssituatie (kunnen) bieden; – overlast bezorgen of een gevaar voor anderen zijn; 1 Hulpverlening aan cliëntsystemen: integreren van directe en indirecte hulpverlening – verloederen of een gevaar voor zichzelf zijn; – in de wijk met elkaar botsen; – te maken krijgen met ingebouwd maatschappelijk werk zoals medisch-maatschappelijk werk of schoolmaatschappelijk werk. Alles wat in de vrijwillige hulpverlening aan interventies richting cliënt wordt gebruikt, kan ook in de onvrijwillige hulpverlening aan de orde komen. Ook hier staat leren centraal. Wel ligt het accent meer op interactionele interventies en is er meer aandacht voor contactlegging, motiveren, onderhandelen en confronteren. Bij een cliënt die zelf om hulp vraagt, kan de hulpverlener vaak sneller probleemgericht gaan werken: veranderingen zijn gewenst. In de onvrijwillige hulpverlening is het niet de cliënt die om veranderingen vraagt, maar de sociale omgeving. De werker moet eerst zien te bereiken dat de cliënt de hulpverlening accepteert; hij moet de cliënt tot hulpverlening zien te verleiden (Jagt, ibidem). Tussendoor en daarna kunnen probleemgerichte interventies zoals beschreven bij de vrijwillige hulpverlening aan bod komen. Namens de cliënt Maatschappelijk werkers streven ernaar dat cliënten leren zelfstandig hun problemen op te lossen of aan te pakken. Zij proberen de zelfredzaamheid van mensen te vergroten en dat bereiken zij niet door verantwoordelijkheden van mensen over te nemen. Wanneer zich in de toekomst nieuwe problemen aandienen, is het wenselijk dat mensen hebben geleerd hoe ze met problematische situaties kunnen omgaan. Volgens Van Riet en Wouters (1997) wenden mensen zich tot de hulpverlening omdat ze niet vaardig zijn om met een problematische situatie om te gaan. Maatschappelijk werkers begeleiden mensen in het leren omgaan met dergelijke problematische situaties. Toch springt een maatschappelijk werker zo nu en dan in, neemt verantwoordelijkheden over en treedt op namens de cliënt, zowel in de vrijwillige als in de onvrijwillige hulpverlening. De maatschappelijk werker regelt voorzieningen, bemiddelt tussen partijen, behartigt de belangen van de cliënt of coördineert de hulpverlening. Deze hulpverleningsactiviteiten en de motieven om hiervoor te kiezen worden hierna toegelicht. Sommige mensen wenden zich pas tot de hulpverlening als de problemen zijn geëscaleerd. De problemen zijn niet meer te overzien. Andere mensen komen bij het maatschappelijk werk terecht nadat zij geconfronteerd zijn met een onverwachte, ingrijpende en het evenwicht verstorende gebeurtenis. Zij verkeren in een crisissituatie 23 24 voorzieningen regelen belangen behartigen coördineren Maatschappelijk werk in de breedte (Brinkman & Van den Berg, 2003). In dergelijke situaties kan het van groot belang zijn dat de maatschappelijk werker letterlijk iets van de cliënt overneemt door bijvoorbeeld voorzieningen te regelen. voorzieningen regelen In de meeste gevallen zal een maatschappelijk werker de cliënt zelf contact laten leggen met instanties die hij nodig heeft voor bepaalde voorzieningen. In een crisissituatie of als de problemen niet te overzien zijn, kan hij besluiten dit contact namens de cliënt te leggen, omdat het op dat moment te veel is voor de cliënt. Bij conflicten, bijvoorbeeld bij een echtscheiding, onderhandelen mensen met een andere partij over hun belangen. Soms zijn mensen niet in staat dit zelfstandig in goede banen te leiden. Een maatschappelijk werker kan inspringen door te bemiddelen tussen beide partijen. Wanneer een cliënt onvoldoende vaardig is om voor zijn belangen op te komen, of wanneer een instantie onvoldoende oor heeft voor de problemen van de cliënt, kan een maatschappelijk werker besluiten dit namens zijn cliënt te doen. In overleg met de cliënt legt de werker contact met de betrokken instantie en pleit voor de belangen belangen van debehartigen cliënt (Holstvoogd, 1995). Maatschappelijk werkers hebben vaak te maken met cliënten die meerdere problemen hebben en daardoor aangewezen zijn op de hulp van meerdere organisaties. Denk bijvoorbeeld aan een cliënt die na een ernstig verkeersongeval gehandicapt is geraakt, problemen heeft met de verwerking hiervan, niet in staat is de persoonlijke en huishoudelijke verzorging op zich te nemen, geregeld voor een opname naar het ziekenhuis moet en door een vermindering van de inkomsten in financiële problemen is geraakt. Deze cliënt is aangewezen op de hulp- en dienstverlening van diverse personen en instanties, zoals mantelzorgers, thuiszorg, amw, verzekeringswezen, artsen en medisch-maatschappelijk werk. Het is zaak deze hulp goed op elkaar af te stemmen. Een maatschappelijk werker kan hierin de coördinerende rol van de cliënt (tijdelijk) overnemen. coördineren Werken namens de cliënt kun je niet los zien van werken met de cliënt. Het regelen van voorzieningen, bemiddelen, belangen behartigen of de hulp coördineren gebeurt in overleg en samenwerking met de cliënt. 1.2.2 indirecte hulpverlening Naast het werken met en namens cliënten, werkt de maatschappelijk werker ook voor (potentiële) cliënten. Het gaat erom dat de maatschappelijk werker door interventies in de omgeving veranderingen nastreeft ten gunste van (meerdere) mensen, met wie hij geen hulp- 1 25 Hulpverlening aan cliëntsystemen: integreren van directe en indirecte hulpverlening verleningsrelatie heeft. In het contact met cliënten nemen maatschappelijk werkers waar wat zich zoal afspeelt in de samenleving. Zij ontdekken dat meerdere mensen vergelijkbare problemen hebben, bijvoorbeeld ouders die moeilijkheden ervaren in de opvoeding van hun kinderen of ouderen die in de problemen komen door lange wachttijden bij de thuiszorg. Zij zien dat groepen mensen in de problemen kunnen komen door wet- en regelgeving, zoals het gemeentelijk woningtoewijzingsbeleid, waardoor starters op de woningmarkt geen huis meer kunnen bemachtigen. Of zij ervaren dat mensen keer op keer in de problemen komen door het inadequaat functioneren van organisaties. Een voorbeeld hiervan is de inhouding op de bijstandsuitkering door de sociale dienst van een groter bedrag voor het aflossen van schulden van cliënten dan wettelijk is toegestaan. Maatschappelijk werkers merken dus dat factoren die van invloed gemeenschappelijke probleemfacvan de cliënt ook bij andere personen tot protoren zijn op de problemen blematische situaties kunnen leiden. Hun taak is niet alleen de eigen cliënten te helpen, maar ook van betekenis te zijn voor personen die zich (nog) niet tot de hulpverlening hebben gewend. Maatschappelijk werkers dienen te signaleren welke factoren op sociaal en maatschappelijk niveau groepen mensen in de problemen brengen en na te gaan door welke acties of activiteiten zij deze omstandigheden in positieve zin kunnen beïnvloeden. De acties of activiteiten die maatschappelijk werkers naar aanleiding van signalen ondernemen, kunnen het karakter hebben van het ontwikkelen van een nieuw hulpverleningsaanbod, zoals het opzetten van een groep voor ouders met vragen rondom de opvoeding. Veel signaleringsactiviteiten hebben het karakter van collectieve belangenbehartiging, bijvoorbeeld als de maatschappelijk werker instanties attendeert op de factoren die mensen in problemen brengen, zoals de consequenties van de wachttijden bij de thuiszorg. Of een instelling voor maatschappelijk werk besluit een instantie te bekritiseren of aan te klagen vanwege haar functioneren, zoals in het voorbeeld van de sociale dienst. Instellingen voor maatschappelijk werk kunnen ook lobbyen bij de lokale politiek, bijvoorbeeld om invloed uit te oefenen op het woningtoewijzingsbeleid (Sluiter, 2010; Scholte & Van Splunteren, 2007). Met dergelijke activiteiten werkt de maatschappelijk werker niet alleen voor de eigen cliënt, maar voor de hele doelgroep waartoe de cliënt behoort. Hiermee poogt de maatschappelijk werker preventief te interveniëren. Onder preventie verstaan we: ‘(…) voorkomen van ernstige problemen bij mensen of een verergering daarvan’ (De Roos et al., 1998:24). Volgens Caplan kunnen drie vormen van pre- gemeenschappelijke probleemfactoren 26 Maatschappelijk werk in de breedte ventie worden onderscheiden, die van elkaar verschillen wat betreft het moment van ingrijpen: primaire preventie, secundaire preventie en tertiaire preventie (Buitenhuis, 1993). Door tijdig ingrijpen kan worden voorkomen dat personen in de problemen komen (primaire preventie), dat problemen verergeren (secundaire preventie) of kunnen de gevolgen van problemen zo veel mogelijk worden beperkt (tertiaire preventie). Onder indirecte hulpverlening valt ook het coachen en begeleiden van vrijwilligers en netwerkgroepen. Meer en meer wordt van mensen verwacht dat zij voor hulp een beroep doen op het informele netwerk dat bestaat uit familie, vrienden, mantelzorgers en vrijwilligers. Het formele netwerk, dat uit professionals bestaat, kan het informele netwerk hierbij ondersteunen. Zo zijn er bijvoorbeeld allerlei maatjesprojecten waarin vrijwilligers voor een bepaalde tijd worden gekoppeld aan een cliënt. Door zo’n vrijwilliger te begeleiden intervenieert de maatschappelijk werker in de omgeving van de cliënt en verleent op een indirecte manier hulp. Kortom: de hulp- en dienstverlening door maatschappelijk werkers is veelzijdig. Zij combineren het werken aan veranderingen op het niveau van de cliënt met het realiseren van veranderingen op het niveau van de sociale en maatschappelijke omgeving. Directe en indirecte hulpverlening gaan hand in hand.