17-05-2005 Ondernemers zonder centen (tijd) - Ondernemerschap is het ideale vehikel voor integratie. Toch struikelen allochtone ondernemers over een hoop drempels. Een daarvan - een controversiële - is de gebrekkige toegang tot financiering. Dat lokt bij ingewijden een boude stelling uit: 'De banken houden het proces van integratie tegen.' We zijn in de zomer van 2001. Mohamed Bouziani, een Belg van Marokkaanse afkomst, stelt zich kandidaat om in het Antwerpse franchisehouder te worden van een GB Express. De deal met GB is zo goed als rond, nu de financiering nog. Samen met de toenmalige expansiemanager van GB, Edwin Verdoolaege, spreekt Bouziani verschillende banken aan. Bij KBC krijgen ze een afspraak, en lijken ze tot een akkoord te komen. Maar eerst wil de bankdirecteur nog even kennismaken met de familie van Mohamed, vermits zijn zussen mee in de zaak zouden stappen. Wanneer de directeur bij een volgende afspraak merkt dat de zussen van Mohamed een hoofddoek dragen, krabbelt hij terug. Aan Verdoolaege vertrouwt hij zijn ongerustheid toe: 'Ik dacht dat het moderne mensen waren.' De deal gaat niet door. Ook Dexia, ING en Fortis laten niets van zich horen. Voor Verdoolaege is het een erg confronterende ervaring. Na gelijkaardige verhalen te hebben gehoord, besluit hij het allochtoon ondernemerschap in ons land verder te onderzoeken. Verdoolaege was als wetenschappelijk onderzoeker verbonden aan de RUG, een taak die hij nu voltijds opneemt op het Seminarie voor Survey en Ruimtelijke Planning van professor Georges Allaert. Ondertussen zijn de eerste, opmerkelijke resultaten bekend. Verdoolaege en Allaert spitsten hun onderzoek in eerste instantie toe op de Marokkaanse gemeenschap. Uit gegevens van de Balansencentrale van de Nationale Bank van België blijkt dat ons land in 2002 2.707 bedrijven telde die geleid werden door Belgen van Marokkaanse origine. Kleine eenmanszaken zijn hier niet meegerekend, maar hun economische impact zou verwaarloosbaar zijn. Samen waren de bedrijven goed voor een zakencijfer van 1,22 miljard euro en stelden ze 7.346 mensen te werk. In verhouding is dat cijfer niet zo bijzonder. De Marokkaanse gemeenschap maakt 2 procent uit van de Belgische bevolking, terwijl Marokkaans-Belgische ondernemers slechts 0,25 à 0,4 procent vertegenwoordigen in het bedrijfsleven. Ook in vergelijking met de autochtonen doen de Marokkaanse migranten het slecht: in 2000 was 1,5 procent van de Marokkaanse Belgen ondernemer, tegenover 6 procent van de Belgen. Ondernemersklimaat Nog een ander aspect trok de aandacht van de onderzoekers. Nadat Bouziani bot gevangen had in Antwerpen, verkaste hij naar Brussel. Daar lukte het uiteindelijk wel een lening te krijgen, op voorwaarde dat Carrefour (GB was ondertussen overgenomen) borg zou staan. Een halve overwinning dus. 'Het was de eerste keer dat zo'n constructie nodig was', zegt Verdoolaege. 'Voor uitbaters van Belgische origine was een borg door Carrefour nooit nodig geweest.' Uiteindelijk werd voor die optie gepast, en kreeg Bouziani zijn financiering via Carrefour zelf. Zo kon hij toch van start gaan in Molenbeek. Uit het onderzoek van Verdoolaege en Allaert blijkt effectief dat er sterke regionale verschillen zijn in de aanwezigheid van allochtone ondernemers. De regio Antwerpen bijvoorbeeld heeft 20 procent van de Marokkaanse Belgen onder zijn bevolking, maar telt slechts 7,5 procent van de Marokkaans-Belgische ondernemingen. Of anders gezegd: 0,55 procent van de Marokkaanse Belgen is er aan de slag als ondernemer, een derde minder dan het - al lage - Belgische gemiddelde van 1,5 procent. Ook steden als Lokeren en Mechelen scoren slecht, met respectievelijk 1 en 4 procent van de Marokkaanse Belgen en geen enkele Marokkaans-Belgische onderneming van betekenis. Brussel daarentegen doet het relatief goed: terwijl daar 47 procent van de Marokkaanse Belgen woont, telt Brussel plus randgemeenten 67 procent van de Marokkaans-Belgische ondernemingen. Algemeen scoren ook de provincies West-Vlaanderen (1 procent van de Marokkaanse Belgen tegenover 1,9 procent van hun ondernemingen) en Limburg (2,2 procent van de Marokkanen en 2,6 procent van de ondernemers) relatief goed. Is het ondernemersklimaat voor allochtonen in die laatste regio's beter? Misschien, al moet Brussel zich ook niet te hard over de borst wrijven. Abdel Aldaoui, Town Center Manager in Kuregem, Anderlecht, is verantwoordelijk voor de handelspromotie in de wijk. Hij vertelt een weinig rooskleurig verhaal. 'De voorbije twee jaar had ik hier drie frappante situaties waarbij allochtone ondernemers problemen hadden om aan krediet te geraken. Ze kwamen bij mij klagen: 'Dat komt omdat we buitenlanders zijn.' Nu is het zo dat allochtonen nogal snel van racisme spreken, ook al ligt de echte oorzaak eigenlijk bij hen. Omdat ze bijvoorbeeld niet in orde zijn met hun papieren of de procedures niet begrijpen. We hebben hun dossier dan onder de loep genomen. De ene wou een meubelwinkel openen met import van Turkse en Chinese meubelen. De andere wou een bedrijfje dat zich zou bezighouden met de creatie van websites. Een derde wou een zaak starten om tweedehands computers te repareren. Alledrie hadden ze een goed project, een solide financieel plan, ze zouden een deel eigen kapitaal inbrengen en hadden een lijst van potentiële klanten. Ook de administratieve formaliteiten waren in orde. Het krediet moest dus deblokkeren. Maar dat gebeurde niet. Alleen de meubelzaak is uiteindelijk kunnen starten, omdat de eigenaar nog dieper in eigen beurs heeft getast en via buitenlandse banken aan financiering geraakte.' Discriminatie Welke conclusies kunnen we daar nu uit trekken? Het is gevaarlijk om zomaar te stellen dat het allemaal met discriminatie te maken heeft. 'Ik hoor die verhalen ook', zegt Kris Van Cappellen, verantwoordelijke voor het Adviesbureau voor Zelfstandigen (het vroegere Adviesbureau Allochtoon Ondernemen) van de stad Antwerpen. 'Maar al bij al komen er over de banken erg weinig klachten van racisme binnen. Er zijn ook andere drempels waar allochtone ondernemers over struikelen: ze kennen vaak onvoldoende Nederlands en beschikken niet over de nodige netwerken. Er spelen ook culturele barrières: ze komen uit een andere ondernemerscultuur, wat zich uit in de manier waarop ze hun zaak aanpakken. Voor ons komt dat dan onprofessioneel over: we vinden hun etalage niet aantrekkelijk en de winkel maar een rommeltje. Terwijl dat voor hen eigenlijk doodnormaal is. De meesten zijn ook niet geneigd dat snel te veranderen, want ze zijn - zeker in het begin - heel erg gericht op hun eigen etnische groep. Wat dan weer niet altijd genoeg groeipotentieel biedt.' Ambitie Maar ze hebben wel erg veel ambitie, zegt Van Cappellen. En met de nodige ondersteuning kunnen ze ver geraken. Zoals Kadir Cakmak, een Belg van Turkse origine aan het hoofd van een tapijtenweverij in Antwerpen. Cakmak heeft 17 man personeel onder zich, bijna uitsluitend autochtone Belgen. Toen Cakmak begon in 1997 had hij een goed bedrijfsplan en raakte hij ook zonder problemen aan krediet. Maar helaas loopt het niet altijd zo vlot, getuige de bovenstaande verhalen. De cijfers liegen ook niet. Is het toevallig dat steden als Antwerpen, Lokeren en Mechelen, waar veel problemen zijn met migranten en waar het Vlaams Belang hoge scores haalt, ook het slechts scoren in de statistieken van allochtoon ondernemerschap? Verdoolaege vraagt het zich af. 'Er is verder onderzoek nodig om dit hard te maken. Maar het is in elk geval duidelijk: de slechte reputatie van die groep komt in het collectieve geheugen terecht van Belgen. Door die stigmatisering worden ze gehinderd als ondernemer.' Code Walter Vandenbossche (CD&V), Brussels parlementslid en schepen voor de Middenstand in Anderlecht windt er geen doekjes om. 'De banken houden het proces van integratie tegen. Het is nochtans een inburgering die allochtonen helemaal op eigen kracht doen, vanuit hun eigen identiteit maar met hetzelfde gezond verstand als om het even welke Belgische zakenman of middenstander. Voor een beginnende ondernemer is de aankoop van een gebouw essentieel. De meeste allochtonen zijn zelfs bereid dat via een leasing te doen, wat voor de bank veel meer waarborgen biedt dan een hypotheekstelling. En toch komt de kredietverlening niet van de grond, dat merken we hier telkens opnieuw.' Vandenbossche heeft over dit probleem een onderhoud aangevraagd met de Belgische Vereniging van Banken (BVB). Hij wil hen overtuigen een paragraaf over allochtone ondernemers op te nemen in de deontologische code over krediet aan KMO's die de BVB sinds november vorig jaar hanteert. Jacques Zeegers, de woordvoerder van de BVB, verwijst in een reactie overigens naar diezelfde code. 'Transparantie in de procedure is tegenwoordig het belangrijkste criterium. Banken moeten kunnen uitleggen waarom ze en lening weigeren. Rijzen er vermoedens van discriminatie, dan kunnen kredietaanvragers een klacht indienen bij een contactpunt met zowel vertegenwoordigers van de banken als van de ondernemersorganisaties. Zij proberen een oplossing te zoeken. Maar dwingend is die code niet, neen. Uiteindelijk beslist de bankdirecteur of hij al dan niet krediet verleent. Dat is een kwestie van vertrouwen.' En daar knelt het schoentje, vindt Vandenbossche. 'Er is echt een mentaliteitsverandering nodig bij de banken. We hebben die allochtone ondernemers nodig, zeker in gemeenten waar een groot deel van de bevolking uit vreemdelingen bestaat. Ze zijn bovendien een essentiële schakel in ons economisch systeem. Allochtonen willen zelfstandige jobs doen waar Belgen in hun welvaartsdenken al lang de neus voor hebben opgehaald, zoals loodgieter of slager. Ze kunnen ook brugfiguren zijn met hun land van herkomst. Dat is een enorm potentieel dat we over het hoofd zien.' Ine RENSON peterr De Tijd, pagina 11, 1476 woorden © 2005 Uitgeversbedrijf Tijd n.v.