VERON TWENTE ZENDCURSUS 2014 UITWERKINGEN OPGAVEN LES 15 1. Om de spanning over de weerstand van 100 Ohm te berekenen (UR) U R =i∗ R= 0,001∗ 100= 0,1V gebruiken we de wet van Ohm: . Voor de condensator gaat dat op dezelfde wijze, maar in plaats van de weerstand moeten we de reactantie of impedantie van de condensator bij de frequentie van de gebrukkte wisselstroom hebben: 1 1 XC= = 100Ω XC= 2∗ Π∗ f ∗ C Invullen geeft nu 2∗ 3,14∗ 3,5∗ 106∗ 455∗ 10− 12 Dus U C =i∗ X C = 0,001∗ 100= 0,1 V Nu tekenen we het vectordiagram. Het gaat om een serieschakeling, dus moet de stroom de basis zijn voor dir vectordiagram. Die tekenen we dan ook langs de positieve x-as. De spanning UR ligt in die zelfde richting, want voor een gewone weerstand zijn stroom en spanning in fase. Vervolgens moet Uc in dit diagram getekend worden. Voor een condensator ijlt de spanning 90o na op de stroom, die komt dus langs de negatieve y-as te liggen (naar beneden, denk aan de klok). We krijgen dan het volgende plaatje: Vervolgens gaan we de totale spanning bepalen als diagonaal in de rechthoek waarvan de twee spanningen de zijden zijn: Van de driehoek, waarvan Utot de schuine zijde (hypothenusa) is, zijn de rechthoekszijden evenlang. De fasehoek tussen de stroom (die langs de positieve x-as lag) en de Utot is dus 45 graden. Eventueel (maar hier niet gevraagd) kunnen we de Utot uitrekenen met de stelling van Pythagoras. 2. We hebben weer de reactantie van de condensator nodig: 1 1 XC= = = 100 Ω 2∗ Π∗ f ∗ C 2∗ 3,14∗ 3,5∗ 10 6∗ 455∗ 10− 12 . We hebben nu te maken met een parallelschakeling. De gemeenschappelijke basis is nu dus de spanning van 10 V die over zowel de R als de C staat. Bij het tekenen van het vectordiagram beginnen we dus met naar rechts op de horizontale as de spanning te tekenen. Vervolgens tekenen we daar de stroom door de weerstand van 100 Ohm ook langs (stroom en spanning zijn in fase bij een gewone weerstand). De stroom door de weerstand R is IR = 10/100 = 0,1 A. Vervolgens berekenen we de stroom door de condensator U 10 IC= = = 0,1 A X C 100 De stroom door een condensator ijlt 90o voor op de spanning en moeten we dus verticaal omhoog tekenen. De totale stroom vinden we nu in het plaatje als de diagonaal in de rechthoek gevormd door de twee stromen, De totale stroom construeren we als de diagonaal in de rechthoek gevormd door de twee stromen. De hoek die de totale stroom maakt met de spanning (positieve x-as) is 45 graden omdat we te maken hebben met een rechthoekige driehoek met twee gelijke zijden. De stroom loopt dus 45 graden voor op de aangelegde spanning. 3. We moeten nu allereerst de impedantie van de 4,55 uH spoel utrekenen bij 3,5 MHz: X L = 2∗ Π∗ f ∗ L= 2∗ 3,14∗ 3,5∗ 106∗ 4,55∗ 10− 6 = 100Ω . De spanningsval over U R =I∗ R= 0,001∗ 100= 0,10V R is dus De spanningsval over L is U L =i∗ X L= 0,001∗ 100= 0,1V Bij het tekenen van het vectord iagram nemen we de stroom als basis (series chakeli ng) op de horizontale as naar rechts. De spanning over de weerstand is met die stroom in fase en moet dus ook horizontaal naar rechts komen. Vervolgens moet de spanning over de spoel erin getekend worden. Die ijlt 90 graden voor op de stroom en moet dus naar boven wijzen. De totale spanning vinden we als de diagonaal in de rechthoek gevormd door de twee aparte spanningen. De hoek is weer 45 graden waarbij de spanning voor loopt stroom. 4. op de We hebben weer de impedantie van de spoel van 4,55 uH bij 3,5 Mhz nodig. Die hebben we al bij som 3 uitgerekend: 100 Ohm. De stroom U 10 I R= = = 0,1 A R 100 door de weerstand is . De stroom door de zelfinductie van 4,55 uH is U 10 I L= = = 0,1 A X L 100 Bij het tekenen van het vectordiagram nemen de de spanning als basis (parallelschakeling) en tekenen die naar rechts langs de horizontale as. De stroom van 0,1 A door de weerstand komt ook in diezelfde richting te liggen (stroom en spanning zijn in fase bij een gewone weerstand). De stroom van de zelfinductie ijlt 90 graden na op de spanning en komt dus verticaal naar onderen te liggen. Het vectordiag ram wordt dus: De totale stroom ijlt nu 45 na op de spanning 5. het doel van een filterschakeling is het bevorderen van gewenste signaalcomponenten en het verzwakken van ongewenste signaal componenten. 6. Om te beginnen hebben we de reactanties van de L en de C bij de verschillende frequenties nodig. X L (1,75 MHz )= 2∗ Π∗ f ∗ L= 283,14∗ 1,75∗ 106∗ 4,55∗ 10− 6 = 50 Ω X L (3,5 MHz )= 2∗ 3,14∗ 3,5∗ 106∗ 4,55∗ 10− 6 = 100 Ω X L (7 MHz )= 2∗ 3,14∗ 3,5∗ 106∗ 4,55∗ 10− 6 = 200 Ω 1 1 = = 200 Ω 2∗ Π∗ f ∗ C 2∗ 3,14∗ 1,75∗ 10 6∗ 455∗ 10− 12 1 X C (3,5 MHz )= = 100 Ω 2∗ 3,14∗ 3,5∗ 10 6∗ 455∗ 10− 12 1 X C (7 MHz )= = 50Ω 2∗ 3,14∗ 7∗ 106∗ 445∗ 10− 12 X C (1,75 MHz )= We gaan nu de spanningen berekenen, allereerst voor als de U L =I∗ X L = 50∗ 0,1= 5V frequentie 1,75 MHz is. . let op dat is de U L (top )= √ 2∗ 5= 7V effectieve waarde. De Deze spanning ijlt 90o voor op de stroom (komt 90 eerder op de top). Voord de Uc vinden we U C =I∗ X C = 0,1∗ 200= 20V . 2= 28 V Deze spanning De topwaarde is dan 20∗ √ ijlt 90 na op de stroom. De top komt dus 90 graden later. We krijgen nu de volgende figuur: Voor de situatie bij 3,5 MHz krijgen we voor UL: U L =I∗ X L = 0,1∗ 100= 10V (effectief) dat is 14 V top. U C =I∗ X C = 0,1∗ 100= 10 V Voor Uc is dat ook weer effectief dus ook 14 V topwaarde. De figuur wordt nu: We zien dat de spanning Utot nu overal nul is! De kring gedraagt zich als een kortsluiting voor 3,5 MHz Voor de situatie bij 7MHz krijgen we voor U L = I∗ X L = 200∗ 0,1= 20V effectief, dus 28 V topwaarde. Nu is U C= I∗ X C= 0,1∗ 50= 5V (effectief) dus topwaarde = 7V. De figuur is nu: De vectordiagrammen