Rotter I j»t HET ONDERNEMERSLEVENVAN SALOMON FRENK (1915-1999) door Peter Tammes Salomon Frenk kwam uit een familie van vleeshandelaren en scheepsleveranciers. Zijn vader had de overstap gemaakt van veehandelaar naar scheepsleverancier, terwijl zijn schoonfamilie, de Van Crevelds, actief waren in de vleeshandel. Dit artikel gaat over het ondernemerschap van Salomon Frenk. Tijdens de Duitse bezetting verloren de Joodse families Frenk en Van Creveld al hun bezittingen en werden ze gedeporteerd. Salomon Frenk overleefde de Tweede Wereldoorlog en zette de familiebedrijven in de vlees- en in scheepsleveranciersbranche voort. In beide sectoren ontwikkelde hij zich tot een vooruitstrevende ondernemer. Het ondernemerschap van Salomon Frenk geeft ons een goed beeld van de ontwikkelingen van de naoorlogse vleeshandel en scheepsbevoorrading. Dit is voor een groot deel te danken aan zijn verzameldrang, waardoor talrijke documenten zoals jaarverslagen, notulen, accountantsrapporten en zakelijke correspondentie bewaard zijn, evenals 'rammelende kletsbrieven' die hij zijn 'teerbeminde dochters' stuurde nadat ze het ouderlijk huis hadden verlaten en in het buitenland waren gaan wonen. Dit enorme prive-archief is na zijn overlijden aan het Rotterdamse gemeentearchief geschonken en biedt een goed inzicht in zijn activiteiten.' In het eerste deel van dit artikel wordt het leven van Salomon tot het einde van de Tweede Wereldoorlog beschreven: zijn familie, de familiebedrijven en de wederwaardigheden van hemzelf en zijn familie tijdens de oorlogsjaren. Het tweede deel begint met een korte beschrijving van de wijze waarop Salomon zijn leven na de oorlog weer trachtte op te bouwen en zich inzette voor de Joodse gemeenschap. Ten slotte komen zijn zakelijke activiteiten uitgebreid aan bod, eerst in de vleessector en daarna in de scheepsleveranciersbranche. De familie Frenk De familie Frenk kwam oorspronkelijk uit Duitsland. In de achttiende eeuw vertrok Marcus Mordechai Frenk, Salomons betover- grootvader, uit Furth om zich in Rotterdam te vestigen. Zijn zoon verhuisde naar Zierikzee, maar in 1906 kwam de familie Frenk terug in Rotterdam.^ De vader van Salomon, Nathan 183 afb. I. N.S. Frenk (met strohoed) en echtgenote poseren temidden van de stoere slagers omstreeks 917. (GAR, 956, dep. 1/1463) Salomon, werd veehandelaar en leverde veel aan slagerij Van Creveld, die in Rotterdam bekend stond als de slagerij voor pekelvlees.' In 1914 trouwde hij met een dochter uit deze slagersfamilie, Sophia van Creveld. De zaken verliepen voorspoedig: vanaf 1920 nam Nathan Salomon als partner deel aan net scheepsleveranciersbedrijf Reens & Co van zijn zwager Charles Reens. In 1934 richtte hij een eigen scheepsleveranciersbedrijf op onder de firmanaam N.S. Frenk. In datzelfde jaar volgde ook de oprichting van Van Creveld & Frenk, een handelsfirma in slachtproducten zoals darmen. Salomon Frenk werd geboren op 29 maart 1915. Familieen vrienden noemden hem overigens zijn leven lang Boy. In 1920 werd zijn zus Myra geboren. De kinderen kregen 184 een Joodse opvoeding. Zo deed Salomon Bar Mitswah in Lew Jom. Dit sjoeltje was door Salomons vader opgericht en hij vervulde er de functie van penningmeester. Nathan Salomon zorgde er tevens voor dat zijn zoon gedegen voorbereiding kreeg op het ondernemerschap. Na het behalen van zijn H.B.S.-A diploma aan het Rotterdams Lyceum werd Salomon naar een vestiging van Unilever in Frankrijk gestuurd. Vervolgens liep hij stage bij Smithfield Market in Londen om daar meer te leren over de groothandel in vlees en werkte hij een jaar bij Nestle in Spanje. Tijdens al deze stages verwierf Salomon de nodige talenkennis, die later zeer profijtelijk zou blijken te zijn. De ondernemerscarriere van Salomon begon in 1936, toen hij 21 jaar oud was. Zijn vader jaaiboekje 2008 nam hem voor eenderde als medefirmant in de firma N.S. Frenk op. Bij deze gelegenheid werd de bedrijfsnaam veranderd in N.S. Frenk & Zoon. Al met al deed de firma N.S. Frenk & Zoon steeds betere zaken. Met het eigen motorschip Hafnia bevoorraadde de firma in 1934 27 schepen, een aantal dat in vijf jaar tijd opliep tot maar liefst 495 schepen. In 1939 had de firma N.S. Frenk & Zoon vier werknemers in dienst en maakte een omzet van 230.000 gulden.* Deze groei is enigszins opvallend, omdat volgens sommigen in Nederland een zekere voorzichtigheid ontstond om met Joden zaken te doen.' In de tweede helft van de jaren dertig werden Joden in Duitsland immers steeds meer sociaal en economisch uitgesloten en uitte Hitler dreigende oorlogstaal. Ook Salomon en zijn vrouw, de in Frankfurt am Main geboren Liselotte Kann met wie hij in 1938 was getrouwd, kregen in hun persoonlijke levenssfeer te maken met de gevolgen van de Jodenvervolging in Duitsland. Een oom werd tijdens de Kristalnacht in 1938 opgepakt en naar een concentratiekamp gebracht. Een jaar later besloten ze de moeder van Liselotte naar Nederland over te laten komen. Een tweetal zakenrelaties vertrok naar Chili en drong er bij de familie Frenk op aan hen te volgen. Salomon en zijn vrouw bemachtigden een inreisvisum, maar Salomons vader was het niet eens met hun emigratieplannen en weigerde het benodigde geld te verstrekken. Hij dacht namelijk dat Nederland net zoals tijdens de Eerste Wereldoorlog neutraal zou blijven.' De gang van zaken tijdens de Duitse bezetting Vanwege de toenemende oorlogsdreiging besloot de Nederlandse regering op 28 augustus 1939 tot een algemene mobilisatie van het leger. Salomon, die in 1934 was afgekeurd voor militaire dienst, hoefde zich niet te melden/ Om zich toch voor zijn vaderland in te zetten werd hij vrijwilliger bij de Burgerwacht van Rotterdam. Hij volgde de kadercursus bij het korps mariniers en was betrokken bij de reorganisatie van het vendel 'Centrum'. Na de Duitse invasie in mei 1940 tot aan de demobilisatie van de Burgerwacht op 15 juli vertegenwoordigde Salomon het vendel bij het Commando der Burgerwacht op het Raadhuis, en na de capitulatie van het Nederlandse leger tevens op het hoofdbureau van de politie Haagsche Veer. Voor zijn inspanningen ontving hij het herinneringskruis voor Bijzondere Diensten 1939-1940. Na het bombardement op Rotterdam van 14 mei 1940, bleef de stad in puin achter. Ook het kantoor en het magazijn van N.S. Frenk & Zoon, gevestigd aan de Leuvehaven 185, en het entrepot aan de Boompjes 90 werden beschadigd. Het motorschip Hafnia ging in vlammen op. De ingestelde Schade Enquete Commissie taxeerde het verlies op een kleine tienduizend gulden, waarvan ruim zevenduizend gulden voor verloren gegane goederen en zo'n tweeduizend gulden voor schade aan de bedrijfsinventaris. Hier kwam nog bij dat er door de Duitse bezetting nauwelijks handel gedreven kon worden. De firma Frenk voorzag uitsluitend het Zwitserse schip Saint Cergue van proviand, zolang het de haven niet mocht verlaten. 185 afb. 2. Het kantoor en magazijn van N.S. Frenk & Zoon, gevestigd aan de Leuvehaven 185 in 1939. (GAR, 956, dep 1/1463) In oktober 1 940 verplichtte de bezetter de registratie van alle Joodse ondernemingen en hun economische activiteiten. Hiertoe was de Wirtschaftsprufstelle opgericht. De familie Frenk diende eind november het aangifteformulier in met vermelding van de volgende ondernemingen en activiteiten: - firmaVan Creveld & Frenk: sinds September 1934, im- en export, groothandel in be- en verwerken van darmen. Meyer van Creveld voor tweederde vennoot en Nathan Salomon Frenk voor eenderde. - motorschip Hafnia N.V.: proviandvaart, verbrand op 14 mei 1940, eigenaar S. Frenk. - firma N.S. Frenk & Zoon: vennoten zijn N.S. Frenk en S. Frenk, sinds September 1934, scheepsleveranciers en handelaren in vlees. De firma N.S. Frenk & Zoon kwam in februari 1943 onder toezicht te staan van een Verwaltungstreuhander, die ervoor zorgde dat de 186 firma een paar maanden later werd geliquideerd. De Verwaltungstreuhander aan wie de firmaVan Creveld & Frenk in april 1942 werd toegewezen, ontsloeg beide vennoten en eigende zichzelf de liquide middelen toe om met dit geld de firma te kopen van de Wirtschaftsprufstelle. Toen deze Verwalter in 1944 dienst moest doen bij het Duitse leger kwam de handel van de firmaVan Creveld & Frenk stil te liggen. Registratie en deportatie Een verordening uit januari 1941 bepaalde dat alle Nederlanders met een of meer Joodse grootouders gegevens over hun Joodse afstamming, beroep, burgerlijke staat en adres moesten opgeven." De familie Frenk Met zich zonder argwaan registreren: 'Je wist immers niet waar dit toe zou leiden? Bovendien je was toch Joods?" In de zomer van datzelfde jaar dienden Joden hun prive-vermogen op te geven bij de door de Duitsers overgenomen Joodse bank Lippmann-Rosenthal (LiRo). Salomons vader trachtte het verlies te beperken en registreerde zijn vermogen pas nadat hij vijftienduizend gulden had geleend en weggegeven aan familieleden. Voorts gaf hij een aantal bezittingen mee aan zakenrelaties en niet-Joodse kennissen.'" In de herfst van 1941 volgde een nieuwe maatregel: Joden moesten opgeven wat voor onroerende goederen en grond ze bezaten, waarna ze deze verplicht moesten verkopen. De familie Frenk Net de Heemraadssingel 234 en de Mathenesserstraat 1216 registreren. Deze woningen kwamen onder beheer van het Algemeen Nederlands Beheer van Onroerende Goederen (A.N.B.O.). Ondanks deze maatregelen was de behoefte om te vluchten of onder te duiken bij de familie gering in 1941. Zo legde men het aanbod naast zich neer van kapitein Cerber van het Zwitserse schip Saint Cergue om de familie mee te nemen naar de Verenigde Staten. De Frenks besloten hem alleen enkele bezittingen mee te geven. Ze vertrouwden erop dat een inreisvisum dat ze bemachtigd hadden voor Uruguay bescherming zou bieden als de situatie mocht verergeren. De familie Frenk was aan dat visum gekomen via de plaatsvervangend consul van Uruguay, de heer Kroos, een collega in het scheepsleveranciersbedrijf." Na het bombardement op Rotterdam had Nathan Salomon de familie Kroos geholpen. Als dank bezorgde Kroos Nathan Salomon een functie bij het consulaat, zodat deze een inreisvisum voor Uruguay kon krijgen voor zichzelf, zijn vrouw Sophia, zijn dochter Myra, zijn zoon Salomon en schoondochter Liselotte. De volgende stap was het aanvragen van een uitreisvisum bij de Zentrallstelle fiirjudische Auswanderung in Amsterdam. Zolang de familie hiermee bezig was, kregen ze het stempel 'vrijgesteld van deportatie' en kwamen ze op de zogenoemde 'uitruillijst' te staan. Dit gebeurde bij personen die de nationaliteit van of een reisvisum voor een land hadden dat zich neutraal opstelde, waarmee Duitsland bevriend was of diplomatieke contacten onderhield. In deze laatste categorie viel Uruguay. Kroos en Frenk probeerden ook anderen te helpen door valse persoonsbewijzen te vervaardigen met behulp van stempels uit de illegaliteit. Naarmate de situatie voor Joden verslechterde, kwamen steeds meer mensen om hulp vragen." In juli 1942 ging de Jodenvervolging in Nederland een nieuwe fase in. Er werden lijsten opgesteld met de namen van Joden die naar doorgangskamp Westerbork of werkkamp Vught moesten om vandaar uit te worden gedeporteerd naar concentratie- en vernietigingskampen." Ze kregen een oproep thuis of werden meegenomen tijdens razzia's. In Rotterdam begonnen de deportaties op 30 juli, toen tweeduizend Rotterdamse Joden een oproep kregen om zich te melden bij Loods 24." Hierna zouden nog vele transporten volgen. In 1943 nam de dreiging toe. De bezetter begon ook diegenen die tot dan toe waren vrijgesteld te deporteren. Daarnaast werden Joodse instellingen ontruimd. In februari was het Joodse ziekenhuis in Rotterdam aan de beurt. Alle Joden die hier verbleven moesten naar Westerbork. In dit ziekenhuis werkte Salomons zus als verpleegster; zij was die 187 dag toevallig vrij. Maar zijn moeder, die aan kanker leed en net was geopereerd, werd wel meegenomen. Chirurg De Groot vond haar samen met de andere patienten en het personeel terug in een goederentrein in het vrijentrepot in Rotterdam Zuid. Samen met enkele vrienden van de familie wist De Groot haar uit de trein te halen. Een paar dagen later overleed ze thuis." Ondanks de relatief goede afloop, zat de schrik er wel goed in bij de familie. Zeker toen in april bekend werd gemaakt dat alle Joden die nog in hun woonplaats verbleven voor het einde van de maand naarVught moesten. Alleen Joden uit Amsterdam mochten nog even blijven waar ze warenJ' Salomon en zijn vrouw planden direct een vluchtpoging naar Zwitserland. In Weert aangekomen wachtten ze op de beloofde hulp. Toen deze niet kwam opdagen, vermoedden ze verraad en verlieten de afgesproken ontmoetingsplaats. De avond was al gevallen en de naderende avondklok maakte een terugreis naar Rotterdam onmogelijk. Daarom benaderde Salomon een zakenrelatie in Weert. Hoewel deze man een NSB'er was, die zich erg ongemakkelijk voelde met dit onverwachte bezoek, mochten ze blijven slapen en keerden ze de volgende ochtend terug naar Rotterdam. Bij thuiskomst bleek hun uitruilstempel toch nog steeds bescherming te bieden; ze hoefden zich niet te melden voor vertrek. Wellicht dat Salomon en zijn vrouw daarom geen poging meer ondernamen om te vluchten of onder te duiken. In September kwamen Joden met een uitruilstempel aan de beurt. Half September haalden Nederlandse politieagenten vergezeld 188 van een agent van de Sicherheitsdienst 's nachts de familie Frenk op van huis. Ze gingen naar Westerbork." Door hun uitruilstempel en door het feit dat Salomon en zijn zus baantjes hadden in het kamp heeft de familie uitstel van deportatie lang kunnen rekken. Uiteindelijk vertrok de familie op J3 September 1944 met het laatste Jodentransport vanuit Nederland naar concentratiekamp Bergen-Belsen. In Bergen-Belsen overleed Nathan Salomon aan honger en uitputting.'" Salomon zelf lag twee maanden lang met verlammingsverschijnselen aan benen en armen in een ziekenbarak. Op 7 april 1945 werd Salomon met andere kampbewoners op de trein gezet naar Theresienstadt. Daar zouden ze echter nooit aankomen. In de buurt van Fallersleben, ten zuiden van Maagdenburg, vorderde het Duitse leger de locomotief voor oorlogsdoeleinden. Een dag later werden ze bevrijd door de Amerikanen. Salomon, zijn vrouw en zijn zuster overleefden de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog bleken zij tot een minderheid te behoren; nog geen kwart van de Joden uit Rotterdam had de Jodenvervolging overleefd." Herstel Nadat de familie Frenk en de andere gedeporteerden waren bevrijd, brachten de Amerikanen hen naar een Displaced Persons Center in Hillersleben. Met een vrachtwagon vertrok Salomon vervolgens naar Nederland. Terug in Rotterdam kreeg hij toegang tot zijn huis aan de Breitnerstraat en trachtte hij zijn bestaan weer op te bouwen. In bewaring gegeven goederen kwamen terug en de Twentse bank, waar zijn vader een vooroorlogse rekening had, verschafte de financiele middelen om de eerste stappen op weg naar herstel te zetten. In 1946 werd dochter Ruth geboren. Begin 1947 verhuisde het jonge gezin naar de Rochussenstraat en een jaar later kwam dochter Miriam ter wereld. Nadat Liselotte Frenk-Kann in 1962 was overleden, hertrouwde Salomon een jaar later met Lilian Stromer, die hij tijdens een zakenreis had ontmoet. Om aanspraak te kunnen maken op de erfenis van zijn vader had Salomon een overlijdensakte en een erfrechtverklaring voor hem en zijn zuster Myra nodig. Dit was niet eentwee-drie geregeld. In juli 1945 stelde Salomon een notariele verklaring op met zes namen van personen die getuigden dat zijn vader in het kamp Bergen-Belsen was overleden en dat in dit concentratiekamp geen akte van overlijden werd afgegeven. Reden voor de arrondissementsrechtbank om het overlijden van Nathan Salomon alsnog op te laten nemen in de burgerlijke stand, zodat een overlijdensakte kon worden verstrekt. Nadat ook de erfrechtverklaring was geregeld kreeg Salomon de rekening-courant tegoeden die op Amerikaanse en Engelse rekeningen stonden en regelde hij het rechtsherstel van de aandelen van zijn vader. Daarmee was nog niet alles geregeld. Voor de oorlog bezat zijn vader enkele huizen. De Heemraadssingel 234 werd beheerd door de A.N.B.O. De Mathenesserstraat 12-16 was in februari 1942 door de A.N.B.O. verkocht. Na een rechtsherstelprocedure kwamen deze panden uiteindelijk weer in het bezit van de familie. Ter compensatie voor tijdens de oor- log toegebrachte schade aan onroerende goederen keerde de Maatschappij tot financiering van het Nationaal Herstel in augustus 1948 aan de erven N.S. Frenk ruim fl. 12.500,- aan molestpenningen uit; te weten ruim tienduizend gulden voor de koop van huisraad en kleding en ruim tweeduizend gulden voor compensatie van uitgaven voor herstel. Van het ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting kreeg de familie ruim tweeduizend gulden als schadevergoeding voor de woning aan de Heemraadssingel. Wederopbouw van de Joodse gemeenschap Nadat Salomons zaken goeddeels geregeld waren, ging hij zich actief inzetten voor de Joodse gemeenschap. Naar eigen zeggen was dit op verzoek van de Rotterdamse opperrabbijn A.B.N. Davids. Davids, die niet wilde onderduiken maar bij zijn gemeenteleden bleef, overleed in concentratiekamp BergenBelsen.™ Vlak daarvoor sprak hij uitgebreid met Salomon. Hij zou toen gezegd hebben: 'Frenk, als je terugkomt, zorg dat ze bij elkaar blijven', hiermee doelend op de Joodse gemeenschap in Rotterdam. Dit gesprek was voor Salomon na de oorlog de drijfveer om zich in te zetten voor de wederopbouw van de Joodse gemeenschap in Rotterdam.^' Hij doneerde geld aan de Stichting Joodsche Jeugdzorg en nam tijdelijk de zorg van de twee kinderen uit het Joodse gezin Fried op zich, totdat zij hun reeds naar Amerika geemigreerde moeder achterna mochten reizen. Hij was lid van de Nederlands Israelitische Gemeente (NIG) en gaf deze gemeente een menora met de inscriptie 'cadeau van Salomon zoon van Nathan Salomon Frenk 19 189 Siwan 5714' ter gelegenheid van de opening van een nieuw synagogecomplex in 1954. In datzelfde jaar werd hij penningmeester van deVereniging Centraal Tehuis voor Israelieten in Nederland (CETIN). Deze functie zou hij blijven uitoefenen tot 1978. Bij de Nederlands Israelitische Gemeente Rotterdam was hij ondertussen lid van de kascommissie en ceremoniemeester tijdens de viering van het jubileum van het driehonderdjarige bestaan van de Kehilla. In 1965 werd hij gekozen tot bestuurslid. In de speech die hij hield bij zijn installatie refereerde hij aan de familietraditie.^ Net als de drie generaties voor hem wilde hij graag de Joodse gemeenschap dienen door zitting te nemen in de kerkenraad der NIC Rotterdam. Vanaf 1 969 tot aan 1985 was Salomon voorzitter van deze raad. Deze periode zou een enerverende tijd worden voor het bestuur en de Joodse gemeente: financiele moeilijkheden, rabbinale problemen, moeite met het bewaren van de eenheid in de gemengd samengestelde Joodse gemeenschap, de bouw van een Joods bejaardentehuis en de verbouwing van de recreatiezaal onder de sjoel." De oorlog bemvloedde Salomons leven ook op een andere wijze. Na de oorlog bleef hij last houden van zijn benen. Later kreeg hij mogelijk last van een post-concentratiekamp syndroom. In 1972 zag hij in ieder geval om die reden af van deelname aan een scheepsleverancierscongres in Polen." Eerder werd hij al in zijn zakelijke contacten belemmerd door gevoelens van antipathie voor Duitsers en Duitsland, bijvoorbeeld toen hij vijf jaar na de oorlog op zakenreis was in Duitsland 190 om vlees te verkopen aan het daar gelegerde Amerikaanse leger. In 1954 weigerde hij handel te drijven met een Duitse rederij. De directeur kwam toen voor een bespreking naar Rotterdam en zei bij die gelegenheid met tranen in zijn ogen: 'Aber verstehen sie doch, Herr Frenk, das ist das einzige das ich machen kann ...'. Na deze woorden nam Salomon de uitgestoken hand aan en vonden niet alleen de zaken doorgang, maar ontwikkelde zich langzamerhand ook een persoonlijke genegenheid." Vleeshandelaar Frenk: 'A real pioneer in meat business' In de naoorlogse jaren werkte Salomon hard om de familiebedrijven nieuw leven in te blazen. Nathan Salomon Frenk en Meyer van Creveld hadden de oorlog niet overleefd. Hij maakte een doorstart met de firma Van Creveld & Frenk en nam de slagerij en de rechten van handelsnaam D. van Creveld over van een familielid. Zo verwierf hij toegang tot de lokale vieesmarkt en het recht om vlees te exporteren. De vleeszaken van scheepsleveranciers N.S. Frenk & Zoon werden vanaf dit moment voortgezet onder de handelsnaam Van Creveld. Daarnaast zette Salomon zich in voor de wederopbouw van de vieesmarkt. Vanaf 1946 was hij daarom ononderbroken bestuurslid van de Ondervakgroep Importeurs van Bevroren Vlees die in 1951 werd omgedoopt tot de Vereniging van Importeurs van Bevroren Vlees. Voor de Rotterdamse Vereniging van Crossiers in Rund- en Kalfsvlees zat hij vanaf 1954 tot aan de opheffing in 1989 in het bestuur. Tevens bemiddelde hij sinds de oprichting van de Bond van Belanghebbenden bij de handel in Olien, Vetten en Oliezaden bij geschillen in de vleesbranche. In 1954 trad hij toe als lid van The Institute of Meat in Engeland. In 1974 werd hij gekozen tot raadslid en benoemd tot 'Fellow'. Salomon was met deze benoeming de eerste nietBrit in het bestuur.* In 1977 was Salomon vice-president en 1978 was hij zelfs een jaar lang voorzitter van de raad. De situatie op de Nederlandse vleesmarkt was in de naoorlogse jaren zeer duidelijk. Tot 1949 reguleerde de overheid de markt. Op verzoek van het Nederlandse Import Bureau ontving Salomon vlees dat de Nederlandse regering overzee had gekocht. Als 'meatexpert reisde hij voor de Nederlandse regering in 1948 enkele maanden door ZuidAmerika en in 1950 door de Verenigde Staten om daar vlees in te kopen namens de regering." Tijdens deze reizen leerde hij veel over de vleesproductie bij de bezochte ondernemingen. In november 1949 was er voor het eerst weer sprake van een vrije vleesmarkt, toen de overheid distributiemaatregelen en reglementeringsvoorschriften ophief. De vleesmarkt veranderde hierna snel. Kocht de slager voorheen zelf beesten op de veemarkt om ze daarna eigenhandig te slachten, nu nam de slager steeds vaker het vlees aan bouten of in helften af van de vleesgrossier. De grassier nam een belangrijk deel van de ambachtelijke slagerstaak over, namelijk het uitbenen van vlees en het zonodig uitsnijden in onderdelen zoals lendes, hazen, billen en ribben. Een andere belangrijke ontwikkeling voor de vleessector was de massale acceptatie van koelkasten en diepvriezers in het huishouden in de naoorlogse jaren.™ Salomon beoordeelde deze ontwikkeling tijdens een bijeenkomst van de Kontaktgroep Vleesbranche in 1959 als volgt: 'op dit moment wordt in Nederland de koelkast beschouwd als het einde van de maaltijd: voor het bewaren van restjes. Maar de koelkast moet het begin van de maaltijd zijn. Je kunt er je spullen in bewaren en dan hoef je de volgende dag niet naar de winkel. Enerzijds moet de huisvrouw, en anderzijds de slager opgevoed worden. Mijn gedachte is dus het vlees kant-en-klaar aan de slagers te leveren, zodat ze niet meer hoeven uit te benen en hun opslagruimte efficienter kunnen gebruiken. Mijn persoonlijke mening: nog hooguit tien jaar en die kant-enklaar slagerijen zijn er.'™ Om een schakel van betekenis te blijven in de distributie moest de traditionele slager zich volgens Salomon richten op de winkelverkoop, liefst van panklare artikelen en bijproducten. Zelf had hij in 1954 al een contract gesloten met Albert Heijn voor het leveren van kant-en-klaar voorverpakt rood vlees aan een Rotterdams filiaal door de firma D. van Creveld. Dit experiment was een doorslaand succes.™ Verenigde Vee- en VIeeshandel: 'De Schuur van Broere' Om beter in te kunnen spelen op de ontwikkelingen in de vleesbranche sloeg Salomon samen met andere groothandelaren in vlees de handen ineen. In 1949 richtten Frenk, Broere (senior en junior), Wijler, Visser en Soesman de Verenigde Vee- en VIeeshandel (V.V.H.) op.« In de V.V.H. bracht Salomon de rechten en 191 activiteiten van de firma D. van Creveld onder. De taakverdeling binnen de nieuwe organisatie was als volgt: Frenk was verantwoordelijk voor de algehele organisatie en administratie, Broere was belast met de aankoop van varkens, Soesman van runderen en Wijler met de verkoop." In 1956 was de tijd rijp voor een nieuw te bouwen bedrijfspand. DeV.V.H. diende daarom een verzoek in bij Burgemeester en Wethouders van Rotterdam om een terrein van ongeveer 475 vierkante meter groot, gelegen op het terrein van het openbaar slachthuis aan de Boezemstraat, in erfpacht te krijgen om daarop voor gezamenlijke rekening een kantoorpand en bedrijfspand te bouwen voor het bewerken van alle soorten vlees. Omdat het terrein al snel te klein bleek voor de bouwplannen werd het op verzoek van deV.V.H. uitgebreid. Tijdens het ontwikkelen van de bouwplannen voor dit bedrijfspand zochten de firmanten naar financieringsbronnen. Alleen Salomon, die inzag dat de vleesgrossier een steeds grotere rol zou gaan spelen in de branche, durfde echt risico te nemen. Daarom werd de helft van het pand voor zijn rekening en risico gebouwd, en de andere helft op kosten van alle vier de firmanten. Om deze financieringsconstructie mogelijk te maken adviseerde een accountant een scheiding van het gemeenschappelijk eigendom 'door eenvoudig een muur in het midden te stellen'. Zo ontstonden de panden 'Noord' en 'Zuid' en daarmee respectievelijk de N.V. exploitatiemaatschappij 'Noord', volledig eigendom van Salomon, en de N.V. exploitatiemaatschappij 'Zuid', volledig eigendom van de vier firman- 192 ten. Frenk was verantwoordelijk voor de bouwplanning van het gehele bedrijfspand." Op 20 april 1960 opende burgemeester Van Walsum officieel het nieuwe V.V.H.-gebouw. Bij deze gelegenheid brachten verscheidene sprekers gekscherend 'de schuur van Broere' ter sprake." Broere sr. had zich tijdens een bespreking namelijk eens laten ontvallen: 'zorg nu maar dat we een schuurtje krijgen, dan kunnen we tenminste eens iets gaan doen'. Het nieuwe pand leek echter in niets op een schuur. Het was juist het toppunt van moderniteit. Het 2.400 vierkante meter tellende gebouw was 46 meter lang en 13 meter diep en had een gesloten achtergevel aan de Boezemstraat en een open voorgevel op het terrein van het openbaar slachthuis. In de kelder was een zouterij met betegelde pekelbakken, een magazijn, de rookkamer, de centrale verwarming en de machine en pompkamer. Op de begane grand waren verkoopruimtes voor rund- en varkensvlees gevestigd, uitgerust met koel- en vriescellen en een weegschaal. De directiekantoren, de boekhouding, de vergaderzalen en de kantine bevonden zich op de eerste verdieping. De kleedruimtes voor het personeel zaten op de tweede verdieping, evenals de uitbeenruimtes met koel- en vriescellen en een magazijn. Een railsysteem en lift vergemakkelijkten het vervoer van vlees aanmerkelijk. Dit hangspoor was namelijk verbonden met het slachthuis, zodat men de geslachte dieren makkelijk naar het bedrijfspand kon transporteren. Het uitbenen van varkens- en rundvlees, het uitsnijden van de voeten, het sorteren en naar behoefte distribueren van het uitgesneden vlees was met dit gebouw vele jaaiboekje 2008 afb. 3. Impressie van het nieuwe kantoorpand van deVerenigdeVee- en Vleeshandel op het terrein van het openbaar slachthuis aan de Boezemstraat van de Rotterdamse architecten Swaneveld en Goslinga die vooral bekend geworden zijn door hun ontwerp voor de Karel de Stouteflat in Pendrecht. (GAR, 956, dep. I /1463) malen efficienter en beter naar wens van de slagers te realiseren. Zowel onder binnenlandse als buitenlandse vakgenoten was er veel waardering voor het V.V.H.-gebouw. Zo typeerde Misset's vakblad De Slagerij het bij de opening als 'een monumentaal bedrijfspand'.^ Gedurende de gehele jaren zestig volgden ondernemers en ge'fnteresseerden uit alle delen van de wereld rondleidingen. Vaak liet Salomon vol enthousiasme het pand zien. Zelf noemde hij deze rondleiding wel de 'Frenk-show'." Velen lieten een lovend woord achter in het bezoekersboek. Zo schreef een Amerikaanse colle- ga: To a real pioneer in the meat business and best regards from the USA. Een Engelse collega vond het The realisation of a wonderful dream.^ De V.V.H.: een modern bedrijfspand gaat roemloos ten onder Intern verliepen de zaken in de jaren zestig moeizaam. In 1964 raakte de relatie tussen de vier firmanten ernstig verstoord, waardoor het bestaan van deV.V.H. volgens Salomon 'aan een zeer dunne draad' hing.^Tijdens besprekingen over het omzetten van de firma in een naamloze vennootschap zeiden twee 193 firmanten namelijk dat de financieringsconstructie N.V. 'Noord' en N.V. 'Zuid' volgens hen niet in overeenstemming was met de destijds gemaakte afspraken. De kwestie liep hoog op in een 'vrij scherpe en vervelende discussie'. Salomon voelde zich aangetast 'in mijn goede trouw' en confronteerde zijn medefirmanten schriftelijk met passages uit oude brieven en notulen. Ze moesten hem gelijk geven: de financieringsconstructie was inderdaad juist. Al lieten de vier firmanten aan de eerder aangestelde getuigen weten 'dat dit incident thans als geheel gesloten kan worden beschouwd',™ toch vond de omzetting van de financieringsconstructie naar een naamloze vennootschap niet plaats. Hiermee was de financieringskwestie vanzelfsprekend niet opgelost. Ter vervanging van het krediet van de Nederlandse Middenstandsbank en ter verlaging van het hoge krediet van N.S. Frenk & Zoon regelde de V.V.H. een lening van de Nationale Investeringsbank. De financiele ruimte bleef echter krap. Dus moesten de firmanten een streep zetten door het plan om een extra verdieping op het pand te laten bouwen. Om toch het nijpende ruimtegebrek op te lossen werd er intern verbouwd. Pas in 1970 kwam de financieringsconstructie weer ter sprake. De firmanten besloten in onderling overleg om de N.V.'s 'Noord' en 'Zuid' onder te brengen in de V.V.H. en deze een jaar later om te zetten in een besloten vennootschap. Aanvankelijk veelbelovende gesprekken met de Engelse Meade-Lonsdale Group Ltd over een overname van de V.V.H. liepen op niets uit door de ongunstige ontwikkeling van het pond sterling, hetgeen voor 194 de investeerders betekende dat de overnamekosten te hoog zouden uitpakken en het valutarisico te groot werd. Dit was een tegenvaller voor de V.V.H., want de organisatie maakte moeilijke jaren door. Al bood de V.V.H. begin jaren zeventig werkgelegenheid aan zo'n driehonderd mensen en zette ze jaarlijkse 15.000 ton vlees af bij lokale afnemers, toch vielen de winstresultaten tegen. Dit werd wel geweten aan de teruglopende vleesconsumptie, vanwege negatieve propaganda random vlees en hoge prijzen bij de traditionele slagerijen, die de concurrentie met de goedkopere kiloslagers slecht aankonden.™ De tegenvallende resultaten van de V.V.H. waren ook het resultaat van de gebrekkige interne organisatie. Accountants, die door de directie waren aangesteld om de organisatie door te lichten, concludeerden dat de V.V.H. slecht gebruik maakte van administratieve gegevens voor het opstellen en goedkeuren van de begroting, dat de coordinate van directieleden onderling en tussen directieleden en afdelingshoofden te wensen overliet en dat het de V.V.H. ontbrak aan goede functie- en taakomschrijvingen evenals een gedegen kostencalculatie. Het belang van een goede kostencalculatie bleek eind 1978, toen een meningsverschil met de Makro ontstond over het prijsbeleid. Deze grote klant zegde zelfs het samenwerkingscontract met de V.V.H. op, met inachtneming van een jaar opzegtermijn. De Makro wilde het inkoopbeleid voor de aankomende jaren namelijk baseren op een vorm van open kostencalculatie; de organisatie wilde op de hoogte worden gebracht van de kosten en de winstmarges van ieder onderdeel van ROtter ^ j •o het productieproces om zo inzicht te krijgen in de prijsvaststelling. Door middel van prijsbeleid hoopte men de concurrentie met Albert Heijn beter aan te kunnen. De V.V.H. stelde de prijzen echter vast op basis van een klassieke bruto kostprijs minus een korting aan de klant. Salomon, die inmiddels president-commissaris was, was niet genegen de Makro veel tegemoet te komen. Hij wilde pas bedrijfsgevoelige informatie verstrekken als de Makro veertig procent van de V.V.H.-aandelen zou overnemen. Het samenwerkingsverband was immers opgezegd en de Makro had contact gezocht met andere vleesleveranciers. Bovendien oordeelde Salomon dat het stimuleren van de vleesverkoop niet alleen een kwestie van prijsbeleid was, maar ook van winkelpresentatie. Al zeiden zowel de Makro als cle V.V.H. de samenwerking voort te willen zetten, toch liepen de gesprekken op niets uit. Uiteindelijk stopte de Makro de totale vleesafname voor de vestiging in Duiven per 1 januari 1980 en gingen alle vestigingen in de loop van 1980 na of ze elders varkensvleesonderdelen konden inkopen. Het wegvallen van de Makro-order betekende de nekslag voor de V.V.H.. In april 1980 volgden gedwongen ontslagen. In het daaropvolgende jaar zagen de vier oprichters er geen heil meer in. Ze trokken hun drie ton borg terug, waarna ook de banken niet meer garant wilden staan en een faillissement onafwendbaar werd. Sommigen beschouwden de neergang van de V.V.H. als een uitvloeisel van het gemeentebesluit uit 1973 om de veemarkt en het abattoir te laten vertrekken."" De V.V.H. viel echter ook veel te verwijten. De directiekamer was in de voorgaande vijf jaar een 'duiventil' geweest: er waren vele directeuren aan- en afgetreden. Met de genomen bezuinigingsmaatregelen was niet het beoogde effect bereikt: de financiele positie van het bedrijf was en bleef slecht. In de laatste vier jaar was bovendien jaarlijks voor een half miljoen gulden aan vlees ontvreemd. Drie miljoen gulden, die door de gemeente beschikbaar was gesteld om een varkensslachterij in de Spaanse Polder te beginnen, was gebruikt om financiele gaten te dichten. Aldus ging Rotterdams grootste vleesverwerkingsbedrijf roemloos ten onder. Snackbar en Steakhouse: broodje pekelvlees, worstjes en steaks Ook in de horeca had Frenk oog voor vernieuwing. In 1955 heropende Salomon samen met Alb. van Creveld en de dames Van Creveld een broodjeszaak en kleine vleeswinkel in het nieuwe winkelcentrum aan het Stadshuisplein. Voor de Tweede Wereldoorlog had Van Creveld op de Kruiskade gezeten. De dagelijkse gang van zaken werd overgelaten aan Salomon, die de andere commanditaire vennoten al snel uitkocht. De snackbar had de laatste moderne snufjes op het gebied van koeltechniek en toonbankverkoop. Uit Amerika werden machines ge'i'mporteerd, om grillen vleesgerechten klaar te maken. Zo konden worstjes aan het spit worden gebraden. Ook de inrichting deed Amerikaans aan: er stond een glazen vitrine op de toonbank en er was een spiegelwand. De openingstijden waren on-Nederlands; klanten konden 's zondags tot een uur 's nachts terecht. Vooral het tradi- 195 afb. 4. Op 3 I oktober 1955 opende de Amerikaans aandoende snackbar en broodjeszaak van Van Creveld aan het Stadhuisplein. (GAR, 956, dep. I /1463) tionele brooclje pekelvlees stond bekend als 'razend lekker'." Naast de snackbar bevond zich een kleine winkel waar vleeswaren werden verkocht. In 1961 verhuisde de snackbar naar de overkant van het Stadhuisplein, waar twee en half keer zoveel ruimte was. Het leidende principe in deze zaak was snelle bediening. De 196 oude snackbar werd ingericht als semi-zelfbedieningszaak voor vleeswaren en delicatessen." Een paar maanden later opende Salomon naast de snackbar de grillroom Van Creveld Steakhouse. De ingang bevond zich in het Corso theater. Salomon kwam er vaak met kennissen en zakenrelaties eten. Een klant herinnerde zich later dat je er 'fantas- ROtter ^ j tische lappen vlees geserveerd' kreeg. Een recensent in het tijdschrift Holland Herald vond het steakhouse wat betreft 'American food classic" uniek voor West-Europese begrippen.'" Het steakhouse draaide prima, in tegenstelling tot de snackbar. Snackbar Van Creveld leverde slechts in een enkel jaar een batig saldo op. De exploitatietekorten werden gedicht met geld dat de firma D. van Creveld verdiende met andere zaken. In 1970 besloot Salomon daarom de snackbar te sluiten. De stijgende grondstofprijzen en loonkosten konden alleen worden opgevangen door prijsstijgingen en dit zou geen haalbare kaart zijn. Het ene na het andere horecabedrijf ging namelijk dicht of stond op de nominatie om gesloten te worden. Een paar jaar later belandde ook het steakhouse in de rode cijfers. Wiedouw Horecabedrijven B.V. nam het over. Salomon trok zich helemaal terug uit de horecasector. Scheepsleveranciers: N.S. Frenk & Zoon voortdurend dagelijkse benodigdheden te leveren en alert te reageren ten tijde van moeilijkheden of onverwachte gebeurtenissen. De overheid had echter geen voorzieningen getroffen voor het rantsoen van opvarenden. Om door het rijk gehoord te worden, richtten de scheepsbevoorraders een commissie op ter behartiging van hun belangen." Deze commissie ging in 1954 over in de Nederlandse Vereniging van Scheepsleveranciers. Salomon was een van de grondleggers van deze vereniging; zijn lidmaatschapskaart droeg het lidnummer een en hij was er vele jaren voorzitter. Ook was hij medeoprichter en executive vice-president van de in 1956 opgerichte International Ship Suppliers Association (I.S.S.A.). De I.S.S.A. had als motto Storing Ships is Teamwork en ontwikkelde onder meer procedures en documenten. Salomon ontwierp de 'conditions governing the trade in ship's stores, provisions and supplies en het bijbehorende arbitragereglement. Salomon was niet alleen actief in de vleesbranche. Hij was tevens eigenaar van scheepsleveranciersbedrijf N.S. Frenk & Zoon. Dit bedrijf zette hij in 1945, samen met Weterings, een medewerker van het eerste uur, weer op als eenmanszaak. Doordat het herstel van de haven prioriteit kreeg boven de wederopbouw van de stad voeren de schepen al vlug weer de Rotterdamse haven binnen. Vanzelfsprekend moesten al deze schepen ook bevoorraad worden. Dit was het werk van scheepsleveranciers. N.S. Frenk & Zoon beschouwde het als de taak van de scheepsleverancier om regelmatig en De periode van 1950 tot de oliecrisis in 1973 waren gouden jaren voor de Rotterdamse haven en voor de Nederlandse economie. De scheepsleveranciers hadden veel werk. Het aantal door N.S. Frenk & Zoon bediende schepen steeg in rap tempo en daarmee ook de omzet: in het eerste jaar van de herstart bevoorraadde de firma 36 schepen en over geheel 1946 210 schepen, in 1947 waren dat er al 299, in 1948 426 en in 1949 706 schepen. In diezelfde periode steeg het aantal met vlees bevoorrade schepen van 104 naar 177.*" De brutowinsten in zowel de vlees- als de scheepszaken lagen zo rond de zeven ton, 197 NED. VER. VAN SCHEEPSLEVERANCIERS afb. 5. Lidmaatschapskaart van Frenk Salomon van de NederlandseVerenig- De H»« Frank Salomon ing van Scheepsleveran- geboren ..2.943=Z.9Jj^. te t ordain __,._ is in diensl van de , K J . : u -em. t; 2oon.JJ.V-.Van Veerdan P o e l a p B w e g 2 1 , R o t t e r d i ciers. (GAR, 956, dep. I /1463) als N. S. FtENK VAN WEtBCtN I ROTTERC maar de winstpercentages voor scheepszaken waren hoger. Begin jaren vijftig groeide het aantal bevoorrade schepen nog verder en verdubbelde de omzet in beide zaken. Als de door N.S. Frenk & Zoon bediende schepen worden afgezet tegen het totale aantal schepen dat de Rotterdamse haven in 1956 aandeed, dan leverde N.S. Frenk & Zoon aan circa vijftien procent van de 20.000 schepen haar producten.*" In deze jaren zetten Frenk en Weterings de firma N.S. Frenk & Zoon om in een naamloze vennootschap. Van het aandelenkapitaal bezat Weterings zo'n vier procent, terwijl de rest was ondergebracht in de 'Beheersmaatschappij Frenk N.V.' waarvan Salomon de enige aandeelhouder was. In 1954 verhuisde 198 Gezien, Inspecleui I, en A. N.S. Frenk & Zoon naar een nieuw en modern bedrijfspand aan de Willemskade. N.S. Frenk & Zoon: improviseren en doordraaien De ontwikkelingen van de containerhaven en de olieraffinaderijen noopte N.S. Frenk & Zoon in 1968 opnieuw te verhuizen. Het bedrijf vertrok naar een goed geoutilleerd pand bij de Waalhaven. Bij deze gelegenheid wees Salomon zijn medewerkers op de noodzaak te 'improviseren en doordraaien' om zo de leuze '168 uur per week klaarstaan voor de klanten' waar te maken.™ Om optimale service te bieden, konden afnemers hun orders op allerlei manieren doorgeven aan N.S. Frenk & Zoon en kregen belangrijke klanten een eigen kantoorruimte in het bedrijfsgebouw, zodat ze direct betrokken konden worden bij de scheepsbevoorrading. Toch waren service en de modernste hulpmiddelen en technieken volgens Salomon niet de belangrijkste succesfactoren. Bij het veertigjarig bestaan van de firma in 1974 legde hij in dit verband meer nadruk op het belang van de juiste mensen op de juiste plek en een familiair contact met zijn medewerkers."' In de tweede helft van de jaren zestig nam het marktaandeel van N.S. Frenk & Zoon af. In deze jaren telde Rotterdam en omstreken namelijk 65 handelaren in scheepsbevoorrading die de meer dan 30.000 schepen die de Nieuwe Waterweg binnenvoeren van leveranties voorzagen. De tien grootste bedrijven bevoorraadden tweederde tot driekwart van de schepen. N.S. Frenk & Zoon richtte zich op de circa 20.000 buitenlandse schepen die Rotterdam aandeden en bediende zo'n tien procent van deze markt.™ De scheepsbevoorrading omvatte diverse productgroepen; het aandeel van deze productgroepen in de totale afzet van N.S. Frenk & Zoon was: vleesproducten 18%, aardappelen en groente 7%, vis 3%, gevogelte 5%, boter/kaas 4%, rookwaren 8%, drank 12%, gedroogde producten 12% en machineonderdelen 28%. Het grote aandeel van deze laatste productgroep maakt duidelijk dat de scheepsbevoorrading zich niet alleen toespitste op voeding. Het vlees werd geleverd door de firma D. van Creveld, die behalve in eigen bedrijf geslachte vleesonderdelen ook geTmporteerd ingevroren vlees verkocht. Ongeveer 20% van deze producten zette Van Creveld af bij N.S. Frenk & Zoon, 60% bij andere scheepsleveranciers uit Rotterdam en omgeving en 20% bij West-Duitse bedrijven. Om te groeien zocht N.S. Frenk & Zoon naar nieuwe afzetmarkten. Zo vormde zij in 1974 samen met Pakhoed transportgroep en ingenieursbureau Schrada de organisatie PSF Offshore, die bevoorradingsdiensten aan offshore maatschappijen aanbood. Het magazijn en de kantoorpanden bevonden zich in Aberdeen. Een enorme tanker werd omgebouwd tot magazijn, om daarna in gebruik te worden genomen door Shell. Salomon typeerde het project als een 'kleinkind' omdat de ontwikkeling met zijn goedkeuring gebeurde, maar de zaak eigenlijk geheel was bedacht door zijn medewerkers Kretz en Bot." De jaren zeventig waren moeilijke jaren voor de scheepsleveranciers: de schepen die Rotterdam aandeden bleven korter in de haven en telden minder bemanningsleden. Bovendien ging het bergafwaarts met de economic De scheepsbevoorraders zagen zich gedwongen om hun bedrijven te reorganiseren en te concentreren. N.S. Frenk & Zoon voerde gesprekken over een fusie met British and Commonwealth Shipping Company Ltd., een Engels conglomeraat. Uiteindelijk werd afgesproken dat Salomon zijn aandelen geleidelijk zou verkopen aan deze firma. De laatste overdracht vond plaats in 1975 en Frenk bleef tot 1976 aan als directeur. Desondanks verliep de overdracht niet probleemloos. De verwevenheid tussen N.S. Frenk & Zoon en D. Van Creveld, waarvan Salomon nog altijd directeur was, leverde zoveel moeilijkheden op dat Salomon de nieuwe eigenaren van N.S. Frenk & Zoon namens D. van Creveld 199 dagvaardde over de betaling van vleesleveranciers in de jaren 1975-1976. De voortzetting van N.S. Frenk & Zoon onder beheer van British and Commonwealth Shipping company verliep niet succesvol. Met pijn in zijn hart vernam Salomon dat N.S. Frenk & Zoon in 1977 failliet ging. De inmiddels eenenzestig jarige Salomon dacht er niet aan om zich terug te trekken uit de handel. Een jaar nadat hij was teruggetreden als directeur van N.S. Frenk & Zoon richtte hij SamTraCo op, gehuisvest aan de Schiedamsevest. In dit bedrijf bracht hij de firma D. van Creveld onder. Ook dit bedrijf had tot doel te handelen in onder andere levensmiddelen, vlees, vleesconserven en technische artikelen en deze producten te importeren en exporteren. In 1984 trad Salomon terug als directeur. Hij bleef wel aan het bedrijf verbonden als president-commissaris. Dit bleek van korte duur, want een jaar later werd de onderneming geliquideerd. Hiermee kwam een einde aan de ondernemerscarriere van Salomon Frenk. Het enige wat hem restte was een vordering op SamTraCo van vijfendertigduizend gulden, die hij door herhaalde aanmaningen, juridische procedures en uiteindelijk beslaglegging terug trachtte te krijgen. Salomon Frenk: een Joodse ondernemer De families Frenk en Van Creveld handelden al generaties lang in vlees, net als vele andere Joodse families in Nederland." Ontwikkelingen in deze branche werden dan ook vaak op het conto van Joden geschreven." Dat Nathan Salomon zich niet alleen richtte op de vleeshandel is niet zo verwonderlijk. Veel 200 vee- en vleeshandelaren hielden zich tevens bezig met de verkoop van andere waren of stapten over naar de aanverwante leer- en schoenenindustrie.^ Hoe gebruikelijk in Joodse kringen de overstap naar de scheepsleveranciersbranche was, is echter niet bekend. Waarschijnlijk was Nathan Salomon geen uitzondering, want de werkgelegenheid nam snel toe in deze sector. Hij kwam ermee in aanraking via zijn zwager, wiens scheepsleveranciersbedrijf veel vleesartikelen leverde, en richtte later een eigen scheepsleveranciersbedrijf op. Zijn zoon Salomon kwam, na een gedegen voorbereiding, halverwege de jaren dertig bij hem in de zaak. N.S. Frenk werd omgedoopt in N.S. Frenk & Zoon. De bezetting van Nederland door NaziDuitsland in de jaren 1940-1945 veranderde alles. In eerste instantie kwamen de zaken stil te liggen, later vervolgden en deporteerden de nazi's de familie Frenk. Salomon overleefde de jodenvervolging, in tegenstelling tot veel van zijn familieleden. Na zijn repatriering bouwde hij zowel N.S. Frenk & Zoon als de vleeshandel D. van Creveld, familiebezit aan moederszijde, van de grand af aan opnieuw op en breidde deze bedrijven uit. Hoewel de firma's onderling zaken deden, hield hij ze wel gescheiden. Kijkend naar Salomons optreden in beide branches valt op dat hij de ontwikkelingen op de binnenlandse en buitenlandse markt scherp in de gaten hield. Hij zag in dat ondernemers hun krachten moesten bundelen om gehoord te worden en de kwaliteit van de dienstverlening te bewaken en te verbeteren. Om dit doel te bereiken zocht hij de samenwerking met branchegenoten en was hij ROtter ^j betrokken bij de oprichting van vakverenigingen in binnen- en buitenland. Jarenlang had hij zitting in de bestuursorganen van deze organisaties. Vooral met zijn bedrijven in de vleesbranche speelde Salomon goed in op de door hem verwachte ontwikkelingen en werd zo een van de dragers van vernieuwing. Hij leverde een bijdrage aan de veranderende taakverdeling tussen vleesgrossier en slager en aan de introductie van voorverpakt vlees in de supermarkten. De basis voor het succes van Salomons ondernemerschap was reeds gelegd in de vooroorlogse jaren. Hij werd gevormd tijdens internationale stages en door te participeren in het bedrijf van zijn vader. Na de oorlog moest hij eerst het familiebezit weer in handen krijgen, daarna ging het snel. Hij plukte de vruchten van de handelsreizen die hij ondernam en die hem de gelegenheid boden om contacten te leggen in het buitenland en daar ideeen op te doen. Ook had hij baat bij de naoorlogse expansie van de Rotterdamse haven en het beheer van aan elkaar verwante bedrijven. Deze omstandigheden vergrootten zijn kansen om een succesvol ondernemer te worden. Helaas voor Salomon was het einde van zijn ondernemerschap minder glorieus dan het begin. Het tij zat hem niet meer mee, zijn bedrijven gingen roemloos ten onder en werden gesloten of verkocht. Gedurende zijn maatschappelijke carriere zette Salomon zich in voor de Joodse Gemeente. In dit opzicht was hij niet uniek. Er is geconstateerd dat succesvolle Joodse ondernemers veelal praktiserend Joods waren of in het bestuur van Joodse instellingen zaten.^ Toch is nog niet duidelijk waarom beide vaak samengingen. Worden Joodse ondernemers gevraagd voor een bestuursfunctie als ze succesvol zijn of zijn Joodse ondernemers eerder geneigd een steentje bij te dragen aan de samenleving? In het geval van Salomon lijkt het op een combinatie van drijfveren en mogelijkheden. Behalve het beroep dat de opperrabbijn op hem deed om zich na de oorlog in te zetten voor de Joodse gemeenschap speelde ook inzicht een rol. Salomon zag de noodzaak in om een groep te verenigen en te organiseren, of het nu ging om ondernemers of leden van een levensbeschouwelijke groepering. De mogelijkheid om tot het Nederlands Israel itische Gemeente bestuur toe te treden deed zich voor nadat een bestuurslid overleed. Het oog van het bestuur viel op Salomon, niet alleen vanwege diens inzet voor de Vereniging Centraal Tehuis voor Israelieten in Nederland maar ook omdat er behoefte aan een koopman in het bestuur was.™ Vast staat dat Salomons ondernemerschap velen opviel en alom lof oogstte. In 1972 benoemde de koningin, op voordracht van het Ministerie van Landbouw, Salomon tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau op grand van zijn verdienste in de Vlees- en Scheepsleverancierssector. Een blijk van waardering waarmee hij erg verguld was. NOTEN 1. Dit artikel is mede gebaseerd op het archief van defamilie S. Frenk (1934-1995), Gemeentearchief Rotterdam, toegangsnummer 956, dep1/1463/01/1. 201 2. Abraham Marcus Frenk vertrok als koopman naar Zierikzee en nam zitting in het bestuur van de Kehilla, dejoodse gemeente. Ook zijn zoon Salomon kreeg zitting in dit bestuur. Nathan Salomon, die was opgegroeid in Zierikzee, verhuisde in 1906 naar Rotterdam met zijn vrouw, Mietje van Klaveren, hun vier dochters en drie van hun vier zonen. Een van hen was Nathan Salomon Frenk, de vader van Salomon. 3. Brief van Jan Olyslager (8-11-1993) aan Boddaert naar aanleiding van zijn artikel in Havenloods van 1 6 September 1993 (omslag 412). 4. Document 'Diverse gegevens betr. firma N.S. F.&Z.' (omslag 705). 5. J.A. Veraart, Joden in Nederland (Hilversum 1938) 91. 6. Interviews Angelique Aalbers en Ita Arends met Salomon Frenk in 1993 en 1994 in het kader van hun scriptie geschiedenis aan de Chr. Hogeschool Windesheim, afdeling H.P.O. Lerarenopleiding: 'Neerlands Israel' in goede en zeer kwade dagen. 7. Interviews Aalbers en Arends. 8. Volgens de gehanteerde definities was de familie Frenk voljoods. Dit stempel kregen personen met drie of vier Joodse grootouders en personen met twee Joodse grootouders die gehuwd waren met een Jood of zelf lid waren van het Israelitische kerkgenootschap. Op deze Joden had de bezetter het gemunt. 9. Interviews Aalbers en Arends. 10. Nathan Salomon bezat behalve vermogen op zijn Nederlandse bankrekening, aandelen ter waarde van meer dan twintigduizend gulden, een Amerikaanse rekening met een saldo van meer dan dertigduizend dollar en een Engelse rekening met een paar honderd pond. 11. Hij werkte voor Speelman & Bros dat Spaanse en Latijns-Amerikaanse schepen proviandeerde. 202 12. Deze alinea is deels gebaseerd op interviews Aalbers en Arends. 13. Op een van deze teruggevonden lijsten staan Nathan Salomon als scheepsleverancier, zijn vrouw Sophia en hun dochter Myra als ziekenverpleegster wonende op de Heemraadssingel 234, en Salomon als secretaris/commies en zijn vrouw Liselotte wonende op de Breitnerstraat 81b. (Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (N1OD), 77-85: 267-284.) 14. Stichting Comite Loods 24, Vervolging Rotterdamse joden in de oorlog. Rotterdam (1993) 4, 17, 24. 15. Een maand later stierf de in 1939 uit Duitsland geemigreerde schoonmoeder van Salomon in sanatorium Dennenoord in Doom. 16. A.J. Herzberg, Kroniek der Jodenvervolging 1940-1945 (Amsterdam 1978) 61. 1 7. Interview Aalbers en Arends. 18. Nathan Salomon Frenk staat vermeld in Kaddisj. Ter nagedachtenis van dejoodse Rotterdamse burgers 1940-1945 (Rotterdam 2000). 19. M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan. Een onderzoek naar de overlevingskansen van joden in de Nederlandse gemeenten, 1940-1945 (Amsterdam 2004) 41. 20. L. Vorst, 'In Memoriam Opperrabbijn A.B.N. Davids, 1895-1945' in: Rotterdams jaarboekje 1968, 144-147. Davids staat vermeld in Kaddisj. 21. Interviews Aalbers en Arends; voorts Judith Nelemans, 'Zorg dat ze bij elkaar blijven als drijfveer' Interview met Salomon Frenk, oud-voorzitter JGRotterdam, Nieuw Israelitisch Weekblad (NIVV), 19 juli 1985 (omslag 432). 22. Notulen van de 119de vergadering van de Kerkeraad der Nederlands Israelitische Gemeente te Rotterdam, 20 januari 1966 (omslag 2). 23. Zie voor een uitgebreide geschiedenis van de Nederlandse Israel itische Gemeente te Rotterdam (1945-2007) P. van Trigt, Een Kleine Kehilla met de jeroesje van een grote (Rotterdam 2007). 24. Zie brief van Frenk aan Mr. Cieslik, 12 april 1972 (omslag 107). 25. Deze ervaringen verhaalt Salomon in een brief van 9 mei 1980 aan zijn zus Myra en haar man Theo Pinkowitz (omslag 11). 26. De aanstelling van een niet-Brit in het bestuur was mede ingegeven doordat hetVerenigd Koninkrijk een jaar eerder was toegetreden tot de Europese Economische Gemeenschap (EEG) waardoor de afzetmarkt voor zowel de Britten als de EEGlanden vergrootte en op elkaar werd afgestemd (brief Frenk 8 juli 1973 aan teerbeminde dochters; omslag 8). 27. Zie verzoek van het Bedrijfschap voorVee en VIeesch aan het Braziliaanse consulaat om de benodigde visa voor 'Mr. Frenk as meat-experf (11 maart 1948) (omslag 198). 28. Door een spaaractie van supermarktketen Albert Heijn nam het bezit van een koelkast begin jaren zestig nog verder toe. T. de Rijk, Het elektrische huis (Rotterdam 1998) 359-360. 29. Misset's vakblad De Vee- en Vleeshandel (21 april 1959) 'Pers-naklanken van de Kontactdag in de Rivierahal' (omslag 1). 30. The National Provisioner, 'Red Meat Packaged at Packer Level is Big Hit in Holland' (omslag 1). 31. Frenk kende Broere en Soesman al enkele jaren. Zij vertegenwoordigden namelijk de Rotterdamse Vleesgrossiers Combinatie (R.V.C.), waarmee Frenk contracten afsloot voor de firma's N.S. Frenk & Zoon en D. van Creveld. 32. Oorspronkelijk was de heer Visser ook betrokken bij de oprichting van de V.V.H. Na het overlijden van Broere sr. in 1954 werd het contract volgens de vennootschapovereenkomst ontbonden en een nieuw contract opgesteld onder voortzetting van dezelfde naam. Visser verklaarde toen geen deelgenoot meer te willen zijn in de voort te zetten firma V.V.H. (vennootschapsakte, omslag 255) 33. Een tiental aannemers schreef zich in om de klus te klaren voor ongeveer een half miljoen gulden. De geschatte bouwtijd lag tussen de 250 en 300 dagen. Uiteindelijk kregen de architecten Swanefeld en Goslinga en bouwbedrijf N.V. gebr. Koudijs uit Rotterdam opdracht om het nieuwe bedrijfspand te realiseren (omslag 370). 34. Misset's vakblad De Vee- en Vleeshandel (26 april 1960) 'Officiele opening VVH gebouw' (omslag 363). 35. Misset's vakblad De Slagerij (22 april 1960) 'De VVH te Rotterdam in nieuw bedrijfspand' (omslag 363). 36. Zie bijvoorbeeld brief van Frenk aan zijn teerbeminde dochters van 1 mei 1970 (omslag 5). 37. V.V.H. bezoekersboek, mei 1960 - nov. 1973 (omslag 127). 38. Brief van 8 juli 1964 van Frenk aan zijn drie medefirmanten (omslag 253). 39. Brief van R. Krol namens de vier firmanten aan getuigen D. Mak, F. Melis en W. Westbroek, 10 november 1964 (omslag 253). 40. De gemiddelde vleesconsumptie van de Nederlander daalde inderdaad in de periode 19711973 van 50,9 kilo naar 48,5. Daarna steeg de vleesconsumptie weer naar 52,8 in 1974 en zelfs naar 61,3 in 1975. Als we de prijsindexcijfers ernaast leggen (met 1990=100), dan zien we een stijgende vleesprijsindex van 51 in 1971 naar 67 in 1975. (bron: CBS StatLine, geraadpleegd juli 2007). 'Vlees per kilo lokt huisvrouw naar grossier', Het Algemeen Dagblad, 5 februari 1974 (omslag 585). 41. Rotterdams Nieuwsblad (2 juli 1981) 'De Verenigde Vleeshandel: systematisch uitgebeend?' (omslag 127). 203 42. Boddaert, Havenloods (16 September 1993) (omslag 412). 43. Voor de verkoop van vlees- en andere conserven door Van Creveld Delicatessen was 't Raedthuys het gedeponeerde handelsmerk. 44. Holland Herald (ongedateerd) (omslag 400). 45. Interview Frenk in Jaarverslag 1988, een terugblik op de periode 1954-1989 van de Nederlandse Vereniging van Scheepsleveranciers (omslag 432) 46. Overzicht van onkosten en aantal schepen (omslag 705). 47. The National Provisioner, 'Red Meat Packaged at Packer Level is Big Hit in Holland' (omslag 1). 48. Een schrijven van Frenk gericht aan de medewerkers op 1 november 1968 (omslag 3). 49. Reprint from The Institute of Meat "Bulletin" nummer 86, 'Celebrations in Rotterdam' (omslag 448). 50. Ongeveer eenderde van de schepen die N.S. Frenk & Zoon bevoorraadde droeg de Engelse, een op de zes schepen de Franse, een op de acht schepen de Italiaanse en een op de tien schepen een vlag van een Noord of Zuid Amerikaans land en verder enkele schepen uit Israel, Ethiopie, Filippijnen en Hongkong. Dit is opvallend, aangezien ongeveer de helft van alle uit buitenlandse schepen voor een Duitse, Zweeds of Noorse maatschappij voer (document opgesteld in 1968 en getiteld 'History of N.S. Frenk & Zoon N.V.' (omslag 215)). 51. Zie bijvoorbeeld brief van Frenk van 12 maart 1974 aan dochter Ruth (omslag 9). 52. J.C.H Blom en J.J Cahen, 'Joodse Nederlanders, Nederlandse joden en joden in Nederland (18701940)' in: J.C.H. Blom, R.G. Fuks-Mansfeld, I. Schoffer (red.), Geschiedenis van de joden in Nederland (Amsterdam 1995) 247-312. 53. Zo was Gerzons vleeschconservenfabriek een van de eerste bedrijven die zich grootschalig toe- 204 legde op vleesconserven en waren Hartog en Zwanenberg de oprichters van de twee grootste exportslachterijen eind negentiende eeuw. M. Schrover, 'Gij zult het bokje niet koken in de melk zijner moeder. Joodse ondernemers in de voedingsen genotsmiddelenindustrie' in: H. Berg, T. Wijsenbeek, E. Fischer (red.), Venter, fabriquer, fabrikant. Joodse ondernemers en ondernemingen in Nederland 1796-1940 (Amsterdam 1994) 160190. 54. Schrover, 'Gij zult het bokje niet koken', 182. 55. Schrover, 'Gij zult het bokje niet koken', 187188. 56. Notulen van de 119de vergadering van de Kerkeraad der Nederlands Israelitische Gemeente te Rotterdam, 20 januari 1966 (omslag 2).