Partnermap Peru Achtergrond Peru in cijfers Peru in een notendop Het politieke landschap Drie jaar Toledo: algemene ontgoocheling Peru in de globale economie De impact op vrouwen Mijnen versus boeren Campagnethema Toegang tot water GATS en vrouwen Partner CONACAMI en LABOR Persartikel Gemeenten maken zich zorgen om water Achtergrond Peru in cijfers Bevolking Gemiddeld aantal kinderen per vrouw Stedelijke bevolking Levensverwachting Sterfte van kinderen onder 5 jaar Toegang tot verbeterde watervoorziening Aantal geletterden boven de 15 jaar mannen: vrouwen: Aantal artsen per 100.000 mensen BBP per capita Rangorde volgens de Human Development Index 26,4 miljoen 2,9 73,1% 69.4 jaar 39 per 1.000 80 % 90,2 % 94,8% 85,7% 117 2051$ 82ste Cijfers: UNDP rapport 2003 Peru in een notendop Freya Rondelez, verantwoordelijke 11.11.11-kantoor in Lima, Peru Peru is ongeveer 41 keer groter dan België. Het land kent in het landschap indrukwekkende verschillen, die aan de basis liggen van een al even rijke diversiteit aan bevolking, culturen en tradities. Reliëf Het Andesgebergte, de Sierra, scheidt de Costa of kust van de Selva, het Amazoneoerwoud. De kust bestaat van noord naar zuid uit een vlak woestijngebied, af en toe onderbroken door vruchtbare rivierdalen. In het Peruaanse Andesgebergte varieert de hoogte van 3.000 tot bijna 7.000 meter. Verschillende ketens van grillige, soms besneeuwde bergtoppen zijn met elkaar verbonden door hoge plateaus of van elkaar gescheiden door diepe valleien en rivierdalen. De Selva is nog ontoegankelijker dan de Sierra. Er zijn daar nauwelijks wegen aangelegd en het grootste deel van het transport gebeurt via de rivieren. Diversiteit Eén derde van de meer dan 25 miljoen inwoners woont in de hoofdstad Lima. Mede door de migratie vanuit het binnenland vind je hier de meest diverse bevolkingsgroepen. De blanke bovenlaag - ongeveer 10% van de bevolking - is het nageslacht van de Spaanse overheersers en van latere Europese immigranten. Bijna de helft van de mensen zijn mesties, een mengeling van blank en indiaans bloed. Verder heb je een klein percentage Peruanen van Afrikaanse oorsprong. Zij zijn afstammelingen van de slaven die in de 17e eeuw, vooral voor het werk op de suikerplantages, naar Peru werden gehaald. Hoe blanker, hoe rijker Het grootste deel van de indiaanse bevolking woont in de Andes, een klein deel in het Amazonegebied. Hoewel de verschillende bevolkingsgroepen zich door de tijd heen meer en meer mengden, blijven er grote verschillen bestaan, bijvoorbeeld in muziek, dans en klederdracht. Op economisch vlak is de wet ‘hoe blanker, hoe rijker’ nog lang niet doorbroken. De toegang tot zaken als degelijk onderwijs, goede gezondheidszorg en de arbeidsmarkt is nog altijd een privilege van de hogere klassen. Terwijl de indiaanse bevolking een soort tweederangsburger blijft. Het Spaans domineert alom, maar in de dorpen in de Andes wordt nog veel het Quechua gesproken, de officiële taal van de Inca’s. Een kleinere groep Andesbewoners spreekt Aymara en de inheemse volkeren van het Amazonegebied gebruiken verschillende andere talen. Inca’s Toen de Spanjaarden in Zuid-Amerika aan land gingen, was Peru het centrum van de Incabeschaving. Die cultuur was in feite niet erg oud, maar de Inca’s slaagden er door veroveringen in hun kleine regionale macht uit te breiden tot een waar imperium. Het was hun enorme rijkdom die de Spanjaarden in 1532 vanuit Panama naar Peru lokten. En eenmaal onderworpen moesten de Inca’s de Spanjaarden helpen om het zilver en het goud uit de vele mijnen te halen. Door het harde werk en de nieuwe ziektes die de Conquistadores of veroveraars met zich meebrachten, overleefde slechts een vierde van de indiaanse bevolking de volgende eeuw. Onafhankelijkheid De koloniale stad Lima groeide al snel uit tot hét economisch en politiek centrum van de Spanjaarden in Zuid-Amerika. Ook groeide de macht van de katholieke kerk, die de indiaanse bevolking ertoe verplichtte om zich te kerstenen. De eerste belangrijke opstand tegen de Spaanse overheersing vond plaats in 1780, onder leiding van Túpac Amaru. Maar de onafhankelijkheid werd pas in 1824 een feit. De vier jaar lange oorlog tussen Bolivia, Peru en Chili werd in 1883 gewonnen door de Chilenen die, omwille van economische belangen, hulp kregen van de Engelsen. Peru had enorme economische verliezen geleden en moest een deel van haar grondgebied afstaan. Het politiek landschap Freya Rondelez, verantwoordelijke 11.11.11-kantoor in Lima, Peru Het onafhankelijke Peru kent een voortdurende afwisseling van militaire dictaturen, autoritaire regimes en korte democratische opflakkeringen. Boerenprotest In 1930 komen de eerste linkse partijen op, maar ze worden snel verboden en genadeloos vervolgd. Op het einde van de jaren vijftig wakkert het clandestiene linkse verzet op in Cusco, met grondbezettingen door kleine boeren. Begin jaren zestig blaast president Belaúnde van de rechtse Acción Popular de democratie nieuw leven in met voorzichtige landhervormingen en - voor het eerst - gemeentelijke verkiezingen. Dit kan het protest van de boeren echter niet sussen. In 1968 grijpen progressieve militairen de macht en voeren een drastische landhervorming door, die definitief een einde maakt aan de feodale praktijken op het platteland. Kleine boeren krijgen een lapje grond, maar verder weinig steun van de regering, die op economisch vlak niet erg succesvol is. Isolement Naast de democratie legt de overheid ook de persvrijheid aan banden. Als Belaúnde in 1980 weer als president verkozen wordt, erft hij een politieke en economische ruïne. Hij kampt met een sterke linkse oppositie en moet ook de toenemende aanslagen van de guerrillagroep Sendero Luminoso (Lichtend Pad) dulden. In 1985 kampen twee sterke linkse partijen om het presidentschap. Alan García van de APRA haalt het tegen Izquierda Unida. Zijn radicale en populistische maatregelen, zoals de nationalisering van de banken en de rem op de afbetaling van de buitenlandse schulden, dompelen Peru in een internationaal isolement en een diepe economische crisis, met hyperinflatie en mega-devaluatie. Bovendien nemen, ondanks de harde onderdrukking van Garcia, de aanslagen van Sendero Luminoso toe. Ook de MRTA-guerrilla, de revolutionaire beweging Túpac Amaru, steekt de kop op. Fujimori Tijdens de verkiezingscampagne van 1990 belooft de bekende schrijver Vargas Llosa dat hij met een ultraliberaal beleid orde op zaken zal stellen. Hij lijkt op een zekere zege af te stevenen. Maar de partijloze en onervaren landbouwkundige Alberto Fujimori verslaat hem verrassend, dankzij zijn populistische beloftes van een zachte aanpak. Na zijn verkiezing past die echter het genadeloze ultraliberale beleid dat Vargas Llosa voorstelde toe. Hij pleegt in april 1992 een staatsgreep, met de hulp van het leger en de inlichtingendienst SIN, en legt het parlement en het gerecht aan banden. Ondanks een flagrant gebrek aan democratie kan Fujimori op veel steun van de bevolking rekenen. Velen praten zijn autoritaire aanpak goed, want hij slaagt erin om orde in de chaos te scheppen. Inflatie en devaluatie zijn onder controle en vele leiders van de gewapende verzetsbewegingen zijn opgepakt. Hulpprogramma’s In 1995 behaalt Fujimori dan ook een vlotte herverkiezing. Hij blijft een strakke ultraliberale koers varen, met steeds meer autoritaire en centralistische trekjes. Hoewel de economie vanaf 1998 achteruit boert en de werkloosheid onrustwekkend toeneemt, weet Fujimori zijn populariteit te handhaven met allerlei paternalistische hulpprogramma’s. Met het oog op herverkiezing ondermijnt hij steeds meer de persvrijheid en verstrakt, samen met zijn duistere handlanger Montesinos van de SIN, de greep op alle niveaus van de Peruaanse staat. Het tij keert Begin januari 2000 maakt Fujimori met de coalitie Peru 2000 zijn kandidatuur bekend voor een (ongrondwettelijke) derde termijn. De oppositie is erg verdeeld en een tiental presidentskandidaten gaat de strijd aan. De campagne van Fujimori is zeer ongelijk en oneerlijk. Alleen Peru 2000 heeft immers toegang tot de openbare Tv-zenders en de meeste kranten. Fujimori doet tal van loze beloftes, zoals een eigen huis voor ieder van de bijna 1 miljoen landloze Peruanen. De kandidaten van de oppositie worden op diverse wijzen gesaboteerd en gepest. In de laatste weken vóór de verkiezingen krijgt echter de vrij onbekende economist Alejandro Toledo (Perú Posible) onverwacht het grootste deel van de oppositie achter zich. Door grootschalige fraude wint Fujimori toch nog de verkiezingen, maar in de loop van het verkiezingsproces groeit het protest in binnen- en buitenland. Tijdens zijn eedaflegging op 28 juli 2000 brengt de Marcha de los 4 Suyos in Lima honderdduizenden betogers samen. Ze wijzen Fujimori af als illegale president. De politie drijft de betogers met geweld uiteen en er vallen zes doden. Overgangsregering In september barst de bom. Een video toont Vladimiro Montesinos, hoofd van de inlichtingendienst, die een parlementslid van de oppositie omkoopt om toe te treden tot Peru 2000. Nadat Fujimori nieuwe verkiezingen aankondigt en Montesinos het land uitvlucht, duiken andere video’s op die de diepgaande corruptie van het regime in alle geledingen zwart op wit bewijzen. Omdat de binnen- en buitenlandse druk te groot wordt, vlucht Fujimori midden november naar Japan, dat hem als Japans staatsburger asiel verleent. Een paar dagen later duidt het parlement haar voorzitter, Valentin Paniagua, een oude, gematigde verzoeningsfiguur, aan als nieuwe president. De overgangsregering heeft als belangrijkste taak op 8 april 2001 nieuwe presidents- en parlementsverkiezingen te organiseren. Met haar snelle en drastische hervormingen bespoedigt de overgangsregering de terugkeer naar de democratie en de rechtstaat. Daarmee geniet ze alle steun van de verenigde oppositie en het buitenland. Toledo De verkiezingsstrijd wordt beslecht tussen Toledo en Alan García, die met zijn redenaarstalent de herinneringen aan zijn rampzalig beleid weet uit te wissen en dichtbij de overwinning komt te staan. Toledo beroept zich tijdens de campagne op zijn indiaanse afkomst, van waaruit hij zichzelf opwerkte tot economist, professor aan de Stanford Universiteit en ex-medewerker van het IMF. Toledo wint uiteindelijk de verkiezingen en neemt op 28 juli 2001 de fakkel over van de overgangsregering. Mensenrechten In de jaren tachtig nemen de acties van de gewapende verzetsbewegingen toe. Vooral het Lichtend Pad kenmerkt zich door zeer wrede praktijken. De represailles van het leger blijven niet uit. Al vlug ontstaat een zeer gewelddadige situatie met duizenden moorden, kidnappingen, verdwijningen, folteringen en verkrachtingen. Onschuldige slachtoffers Vooral de arme boerenbevolking in verre afgelegen gebieden lijdt onder het geweld. Zo’n 600.000 Peruanen ontvluchten hun geboortestreek. In het begin van de jaren negentig slaagt Fujimori erin om de kopstukken van het Lichtend Pad gevangen te nemen, waardoor de organisatie sterk verzwakte. De maatregelen van president Fujimori om het terrorisme te bestrijden, hebben wel tot gevolg dat vele onschuldigen opgepakt en onrechtmatig veroordeeld worden tot lange gevangenisstraffen. De meeste kwamen de afgelopen jaren vrij, dankzij de acties van mensenrechtenorganisaties. Dictatuur in een nieuw jasje Het dictatoriale bewind van Fujimori beknot de democratie op alle niveaus. De politieke macht is volledig in handen van het driemanschap Fujimori-Montesinos-leger. De wetgevende en de rechterlijke macht is daaraan ondergeschikt. Officieel is er persvrijheid, maar televisiekanalen en geschreven pers worden via omkoperij en andere manoeuvres naar de hand van Fujimori gezet. Een paramilitaire groepering pleegt een aantal terreuracties, waaronder de moord op negen universiteitsstudenten en een professor, en een moorddadige aanslag tijdens een familiebijeenkomst in Lima. Uiteindelijk roept het Inter-Amerikaans gerechtshof Fujimori officieel op het matje. Maar die legt de uitspraak naast zich neer en ontkent de bevoegdheid van het inter-Amerikaans rechtssysteem in Peru. Herstel van de rechtsstaat Als de schandalen van het regime van Fujimori aan het licht komen, is de verontwaardiging groot. Ook bij degenen die voordien het autoritarisme rechtvaardigden. Plotseling heeft iedereen de mond vol over democratie en mensenrechten. Tijdens de overgangsregering en onder Toledo is op dat vlak al een hele weg afgelegd. Maar er moet nog veel gebeuren. Zo is het allesbehalve gemakkelijk om het corruptienetwerk helemaal te ontmantelen. Nog moeilijker is het om de mentaliteit te veranderen, zowel bij de toplaag als bij de bevolking. Politiek wordt bijna automatisch gekoppeld aan populisme, autoritair gedrag en winstbejag. Drie jaar Toledo: algemene ontgoocheling Freya Rondelez, verantwoordelijke 11.11.11-kantoor in Lima, Peru Twee structurele problemen bemoeilijken nog steeds de bestuurbaarheid van het land en zijn bron van sociale onrust: de aanhoudende armoede die meer dan 50% van de bevolking onder de armoedegrens houdt en de zwakheid van de democratische instellingen veroorzaakt door tien jaar dictatuur. Toledo allesbehalve populair Al slaagt president Toledo erin zijn imago in het buitenland min of meer op peil te houden, in Peru is zijn populariteit tot een absoluut minimum gezakt. Minder dan 10% van de bevolking gaat akkoord met zijn beleid. In haar eerste vijfjarenplan stelde de regering Toledo als belangrijkste doel “de armoede bestrijden door een markteconomie met een menselijk gezicht en met fiscale voorzichtigheid”. Ze zou daarvoor meer investeren in sociale sectoren als gezondheidszorg en onderwijs en ook werkgelegenheid creëren. In de afgelopen twee jaar heeft Toledo vooral werk gemaakt van de ‘markteconomie’ en van ‘fiscale voorzichtigheid’. Met andere woorden, de regering volgt vooral de richtlijnen van Washington en de belangen van het grootkapitaal. Maat het overgrote deel van de bevolking heeft daar geen boodschap aan. Armoedebestrijding en het menselijke gezicht van de markteconomie, twee beloften van Toledo, lijken ver weggeborgen. De werkgelegenheid is niet toegenomen, en meer dan de helft van de Peruaanse bevolking leeft nog steeds onder de armoedegrens. Nieuwe schandalen Op het vlak van de corruptiebestrijding lopen er heel wat aanklachten omwille van praktijken tijdens het Fujimori-regime, maar de indruk leeft dat de beschuldigden niet hard genoeg worden aangepakt. In het gerechtelijk systeem en andere invloedrijke kringen werken nog veel mensen die betrokken waren bij de ‘maffia van Montesinos’. Bovendien komen nieuwe schandalen van nepotisme en corruptie aan het licht die vertrouwenspersonen en familieleden van Toledo in opspraak brengen. Die schandalen veroorzaken telkens opnieuw een politieke crisis, gevolgd door nieuwe aanstellingen. Fundamentele koerswijzigingen blijven echter uit. Ook de persoonlijke blunders van Toledo en de manier waarop de heersende klasse haar privileges beschermt, doen de onvrede bij de bevolking toenemen. Geen doordacht, evenwichtig beleid Ondertussen pakt de regering de reële problemen van de bevolking niet aan. Geen enkele sector is tevreden over de manier waarop de regering met hun eisen omspringt. Als ze hun bekommernissen enigszins onder de aandacht willen krijgen dan moeten ze op straat komen. De afgelopen jaren werd Peru dan ook gekenmerkt door een aaneenschakeling van manifestaties. Toledo doet dan dikwijls een aantal toegevingen, maar moet het geld daarvoor gaan zoeken bij weer andere sectoren omwille van de beperkingen van het staatsbudget. Na de staking van de leraars bijvoorbeeld, verhoogde hij de BTW van 18 tot 19%. Begin maart kwam er dan een nieuwe, sterk betwiste belasting op geldtransacties. Aarzelend genomen beleidsmaatregelen worden nadien weer geheel of gedeeltelijk teruggeschroefd. Zelfs de privatiseringspolitiek is daar een duidelijk voorbeeld van die wankele politiek. Tijdens de verkiezingscampagne leek Toledo te pleiten voor het stopzetten van de privatiseringsgolf. Eenmaal aan de macht knoopte hij toch onderhandelingen aan met Tractebel en de Franse groep Suez over de verkoop van twee nationale energiebedrijven. Hevig protest in Arequipa in juli 2002 leidde tot het uitroepen van de noodtoestand en uiteindelijk moest de overheid zwichten en de privatiseringsplannen opbergen. Begin februari 2004 werd een hydro-elektrische centrale verkocht aan Tractebel. Deze keer verliep de verkoop zonder veel protest, doordat er betere voorwaarden bedongen werden voor sociale investeringen in de regio waar deze zich bevindt. Enkel wat de promotie van buitenlandse investeringen betreft, lijkt de regering vastberaden vol te houden. De interesse van buitenlandse bedrijven is eerder beperkt, behalve dan voor ontginningen. De boom van investeringen in de mijnbouw zet zich verder, dankzij de goede voorwaarden voor de bedrijven. Het grootste investeringsproject van het afgelopen jaar betreft de gaswinning uit Camisea, inclusief de aanleg van een gasleiding vanuit de streek rond Cusco in de Andes tot aan de kust en de bouw van infrastructuur om de producten te exporteren. Verschillende sociale organisaties protesteerden tegen verschillende aspecten van het project omwille van onvoldoende garanties voor de bescherming van inheemse bevolkingsgroepen en het milieu. Ook bij dit project is Tractebel betrokken, vooral met de distributie van het gas, en ook nog gedeeltelijk in het transport. Verdiensten In vergelijking met het Fujimori-tijdperk, heeft de regering vorderingen geboekt op twee niet onbelangrijke terreinen: de centralisering en de democratisering. De extreme centralisatie op alle vlakken is één van de grootste problemen van Peru. Alle politieke en bijna alle economische macht is in Lima geconcentreerd. Goede universiteiten, gesofisticeerde gezondheidszorg, openbare instellingen, supermarkten en computerapparatuur zijn in het binnenland nauwelijks te vinden, zelfs niet in de grotere steden. Toledo zette stappen om de decentralisatie vorm te geven, met de organisatie van regionale verkiezingen en de overheveling van een aantal bevoegdheden en middelen naar de regionale regeringen. Het blijft moeilijk om de extreme centralisatie terug te schroeven, maar de eerste bouwstenen zijn gelegd. Schuchtere democratisering Sinds Toledo aan de macht is, worden ook geen grove schendingen van de politieke en civiele mensenrechten meer genoteerd. Zeer belangrijk voor de mensenrechtenorganisaties was de steun van Toledo aan de Commissie voor Waarheid en Nationale Verzoening. Maar duurde wel tot eind december 2003 vooraleer Toledo een toespraak houdt over de verdiensten van de Waarheidscommissie. En de aanbevelingen van de Commissie wachten nog steeds op omzetting in beleidsmaatregelen. Zo ziet het er naar uit dat de slachtoffers geen compensatiemaatregelen zullen ontvangen. Ook de juridische procedures voor de aanklacht tegen de schenders laten op zich wachten. Algemeen beschouwd, kan men stellen dat het democratiseringsproces verre van beëindigd is. De hervorming van de rechterlijke macht moet nog veel verder gaan, de aanbevelingen van de Waarheidscommissie moeten in maatregelen omgezet worden en herziening van de grondwet van 1993, op maat van Fujimori, zit nog altijd vast. Waarheid en gerechtigheid in Peru Op 28 augustus 2003 verscheen het rapport van de Peruaanse Waarheidscommissie over het gewapende conflict dat Peru teisterde tussen 1980 en 2000. De Commissie verrichtte grondig werk en brengt opmerkelijke feiten en conclusies naar buiten. Veel meer inheemse slachtoffers Het rapport stelt Het Lichtend Pad (Sendero Luminoso) verantwoordelijk voor 54% van de vermoorde en vermiste personen en verwijt ook leger, politie en geheime diensten grove mensenrechtenschendingen. Maar ook de verschillende regeringsleiders en partijen die aan de macht waren - en in het bijzonder het regime van Fujimori – dragen volgens de Commissie voor Waarheid en Verzoening een grote verantwoordelijkheid. De Commissie schat het aantal dodelijke slachtoffers van de 20 jaar geweld op 69.280 personen, meer dan het dubbel van de tot nu toe gehanteerde schatting. Dat verschil heeft volgens de Commissie alles te maken met de diepgewortelde minachting van de stedelingen en het establishment voor de inheemse plattelandsbevolking. Daardoor werd aan de catastrofe in de inheemse gemeenschappen nauwelijks aandacht besteed. De Commissie toont duidelijk aan dat armen meer kans maakten om slachtoffer te worden van het geweld. Maar liefst 85 % van de slachtoffers viel in de zes armste departementen van het land. Ongeveer driekwart van de dodelijke slachtoffers van het gewapend conflict waren van inheemse afkomst, voornamelijk indianen uit Quechua en Ashaninka.. Genderimpact De Comisión de la Verdad y la Reconciliación (CVR) probeerde heel de Peruaanse maatschappij te betrekken bij haar zoektocht naar de waarheid. Ze hoorde bijna 17.000 getuigen tijdens de vele openbare sessies. Aangrijpende getuigenissen van slachtoffers waren te zien op de televisie. Heel wat vrouwen hebben uitzonderlijk actief meegewerkt aan de activiteiten van de waarheidscommissie. Er is dan ook een speciaal hoofdstuk gewijd aan de genderproblematiek. Vrouwen zijn specifiek getroffen geweest door misdaden en aanslagen tegen hun waardigheid en hun rechten. Deze verschillen zijn natuurlijk niet nieuw en vinden hun oorsprong in de bestaande sociale, etnische en genderongelijkheid. Maar tegelijkertijd waren vrouwen erg actief in het verzet tegen dat geweld. Dat heeft dan weer de bewustmaking bevorderd over de onrechtvaardige man-vrouwverhouding en heeft bijgedragen tot een grotere participatie van vrouwen aan het sociale leven. Koen Warmenbol, coördinator Latijns-Amerika van 11.11.11 Sociale bewegingen Een goed werkende democratie moet naast verkiezingen ook beschikken over voldoende kanalen voor inspraak van de bevolking. Daarom zijn er op verschillende niveaus overlegorganen opgericht. Zo zijn bijvoorbeeld de overleginstanties voor de armoedebestrijding een belangrijk platform geworden, al ontbreekt het dikwijls aan mogelijkheden en middelen om de plannen uit te voeren. Daarnaast werkt men op lokaal vlak meer en meer met ‘participatieve budgetten’. De inwoners van een wijk of een dorp worden dan betrokken bij het vastleggen van de prioriteiten bij de besteding van die budgetten. NGO’s leveren een belangrijke bijdrage in dit proces. Maar anderzijds zitten heel wat overleginstanties vast. De wijdverbreide corruptie en het gebrek aan politieke wil verlammen hun werking. De organisaties stapelen de frustraties op, en zoeken hun toevlucht tot manifestaties, wegblokkades enz. Conflicten zoals die tussen lokale gemeenschappen en de mijnbedrijven blijven aanslepen, zonder dat er naar fundamentele oplossingen gezocht wordt. Het sociale protest is jammer genoeg erg versnipperd. Iedere sector komt op voor zijn eigen belangen, en kijkt nauwelijks naar die van de anderen. Peru in de globale economie Freya Rondelez, verantwoordelijke 11.11.11-kantoor in Lima, Peru Onder Fujimori was Peru tien jaar lang de braafste leerling in de IMF-klas. Het paste het universele recept toe van monetaire discipline, inkrimping van de overheidsuitgaven, privatisering, flexibilisering van de arbeidswetgeving en prioriteit voor op uitvoer gerichte groei. Toledo bracht hier geen verandering in. Liberale koers Fujimori slaagde erin om de inflatie en devaluatie onder controle te krijgen en in de meeste jaren werd ook een lichte groei van het BNP genoteerd. Maar een reële verbetering van de levensomstandigheden kwam er niet, de ongelijkheid houdt stand. De rijkste 20% van de bevolking rijft meer dan 50% van het inkomen binnen, de 40% meest armen moeten het doen met 13%. Van de 26,4 miljoen Peruanen leeft meer dan de helft in armoede, waarvan zo’n 15% in extreme armoede. Op het platteland is twee derde arm, één derde extreem arm. Twee derde van de bevolking verdient minder dan € 1,14 per dag. In Lima is 45,2% arm en 4,7% extreem arm. Gebrek aan werk Alle Peruanen bestempelen het gebrek aan degelijke tewerkstelling als hét centrale probleem. In 2000 bedroeg de officiële werkloosheid 10%, maar 44% was ondertewerkgesteld. Anderen schatten dit laatste cijfer op 74%! Het gemiddeld maandloon is lager dan in 1985. De structurele aanpassingsprogramma’s uit het begin van de jaren negentig hadden heel wat ontslagen in de openbare sector tot gevolg. Bij de privatiseringen werd ook flink afgeslankt en dankzij de flexibilisering van de arbeidswetgeving deden de nieuwe eigenaars van de bedrijven steeds meer beroep op onderaanneming. De onderaannemers werken meer met ‘losse’ arbeidskrachten, waarbij ze verplichtingen van de sociale zekerheid kunnen omzeilen. Buitenlandse schuld Erg arbeidsintensieve sectoren, zoals de traditionele landbouw en KMO’s, worden grotendeels aan hun lot overgelaten door de staat. Ze moeten het stellen zonder krediet, zonder technologische steun en zonder belastingsverminderingen. De boeren kampen bovendien met de gevolgen van de massale voedselimport. Alleen grote agro-industriëlen boeken met bepaalde exportgewassen mooie winsten. Daarnaast heeft de regering nog geen enkele stap gezet om het probleem van de buitenlandse schuld aan te pakken. 25% van de jaarlijkse nationale begroting gaat naar afbetaling van intresten op schulden, zoals voorgeschreven door het IMF. Samen met de militaire uitgaven slorpt die terugbetaling twee derde van de begroting op! Daardoor is er weinig ruimte om meer te investeren in de sociale sectoren. Privatiseringen In de afgelopen tien jaar werd in een aantal sectoren grote uitverkoop gehouden. Omwille van de betere dienstverlening leidde dit in diensten zoals telefoon en elektriciteit aanvankelijk tot tevredenheid van de bevolking. Maar nadien schoten de prijzen de hoogte in. Men wilde zelfs het water privatiseren, maar dat is - tot nu toe - niet gelukt. Kritische stemmen menen dat er opzettelijk niet geïnvesteerd wordt in de bestaande publieke drinkwatervoorziening. De crisis die hierdoor veroorzaakt wordt, zou dan het voorwendsel zijn om de watervoorziening over te laten aan de privé-sector. Zeer verontrustend zijn ook de plannen om steeds meer onderdelen van sociale sectoren als onderwijs, gezondheidszorg en de pensioenen in privé-handen te laten. Nu al doet de gegoede bevolking in grote mate een beroep op privé-onderwijs en gezondheidszorg. Onder druk van IMF en Wereldbank haalt de onderwijsbegroting nog geen 3% van het bruto binnenlands product (BBP). Daarmee geeft het openbaar onderwijs in Peru 171 euro per leerling per jaar uit. Privé-scholen rekenen maandelijks 57 tot 456 euro, en meer aan. De privé-sector beschikt dan ook over goedbetaalde, gemotiveerde leraars, educatief materiaal en computers. Dit in tegenstelling tot de publieke sector. De markt Binnen de huidige globalisering zijn alle landen gedwongen om zich in te schakelen in de internationale economie. Voor landen als Peru heeft dat tot gevolg dat zij hun markten moeten openstellen voor producten van het buitenland. De markt wordt dan ook overspoeld met consumptiegoederen uit het Noorden die de grote multinationals aan de man brengen via agressieve publiciteitscampagnes. Voor een deel gaat het over producten die alleen maar toegankelijk zijn voor de bovenlaag. Zoals luxeauto’s, GSM’s, speelgoed van dure merken, toeristische uitstapjes naar Miami en schoonheidsproducten. Maar ook armere mensen spenderen een deel van het schaarse inkomen aan Coca-Cola, geïmporteerde kledij en schoenen, Mc Donalds en speelgoed uit China. Niet alleen worden lokale tradities hierdoor stilaan verdrongen door westerse patronen, de nationale industrie krijgt het ook steeds moeilijker om te overleven. De Peruaanse producten die goed op de markt liggen, komen vooral voort uit de exploitatie van natuurlijke rijkdommen als goud, koper, vismeel, zink en petroleum. Naast het feit dat de meeste van die hulpbronnen niet ‘hernieuwbaar’ zijn, brengt de exploitatie ervan ook ecologische schade toe. Bovendien zijn het stuk voor stuk producten met weinig toegevoegde waarde, die zeer weinig werkgelegenheid opleveren. Integratie Ondertussen zijn cruciale regionale en internationale processen aan de gang die een grote impact kunnen hebben op de situatie van de arme Peruanen. Het hoofdaccent bij de onderhandelingen van zowat alle verdragen en op alle fora ligt op vrije toegang voor investeringen en liberalisering van de markt. Niet alleen van goederen maar ook van diensten Peru is een gewillige onderhandelaar en denkt bijna uitsluitend aan gunstige handelsvoorwaarden voor de export van Peruaanse producten. Bij de impact van die verdragen voor verschillende sectoren van de Peruaanse economie en de maatschappij in het algemeen staat men niet stil. Tijdens de onderhandelingen in het kader van de WTO in Cancun, sloot Peru zich eventjes aan bij de zogenaamde G 21, een blok van 21 landen o.l.v. Brazilië, Argentinië, India, die betere voorwaarden opeisten voor het Zuiden. Onder druk van de Verenigde Staten haakte Peru echter al snel af, omdat ze haar kansen op bevoorrechte onderhandelingen met de reus niet wilde verliezen. Ook in het proces voor de uitbouw van de Vrijhandelsassociatie van Amerika (ALCA), trachten Brazilië en Argentinië op een intelligente manier betere voorwaarden voor hun economieën af te dwingen. Peru daarentegen kiest ervoor om een bilateraal vrijhandelsverdrag met de VS te versnellen. De impact op vrouwen Freya Rondelez, verantwoordelijke 11.11.11-kantoor in Lima, Peru Zoals overal worden de Peruaanse vrouwen harder getroffen door armoede en structurele aanpassingen dan de mannen. De discriminatie van de vrouw op vlak van tewerkstelling en inkomens is immers groot, terwijl zij meestal instaan voor de opvang van het gezin. Ook neemt het aantal alleenstaande vrouwen met kinderen sterk toe. Grote verschillen In de jaren negentig kwamen meer, vooral arme, vrouwen op de arbeidsmarkt terecht. Het gemiddeld aantal werkuren per dag en het aantal werkjaren van de vrouwen stegen. Voor dezelfde job verdient een vrouw echter gemiddeld 44,6% van het salaris van een man, en in de bergen en het oerwoud nog veel minder. Op lagere niveaus zijn de loonverschillen tussen man en vrouw het grootst. Die verschillen nemen ook toe met de anciënniteit, omdat vrouwen meestal minder promotiekansen hebben. Een vrouw moet vier jaar meer studeren dan een man om hetzelfde loon te verdienen. Veel vrouwen werken bovendien in sociale of industriële sectoren met lagere lonen. Eén vijfde van de vrouwen, vooral zwarten en inheemsen, werken als dienstmeisje, waarbij slechts één op zes sociale zekerheid geniet. De informele sector, die vooral vrouwen tewerkstelt, zorgde voor 80% van de nieuwe jobs in de jaren negentig. Vrouwen in de politiek Fujimori kreeg tijdens de conferentie in Peking over de positie van de vrouw een daverend applaus omwille van zijn grootse beloften. Hij voerde inderdaad het ministerie voor de vrouw in, maar dat diende vooral voor verkiezingsmanipulatie. Zo deelde het ministerie voor miljoenen euro geschenken uit aan vrouwen en andere gemarginaliseerde groepen. Een reële stap vooruit in de promotie voor gelijke kansen was de invoering van de verplichting om bij alle verkiezingen minstens 25% vrouwen op de lijst te zetten. Ondertussen is dat 33% geworden. Natuurlijk betekent dat nog niet dat er ook vele vrouwen verkozen worden. De politiek blijft een overwegend mannelijke aangelegenheid, al doken er de laatste jaren een aantal sterke vrouwelijke politici op. In de jaren tachtig hadden zich ook een aantal sterke, progressieve vrouwenorganisaties ontwikkeld. Die waren betrokken bij de volkskeukens en het programma om voor de kinderen één glas melk per dag te verzekeren. Die organisaties zijn tijdens het regime van Fujimori echter fel gemanipuleerd door middel van caritatieve en paternalistische hulpprogramma’s. Daardoor hebben ze veel van hun kracht ingeboet. Voortplanting Op het vlak van het recht op voortplanting is er nog veel werk. Nog steeds sterven 240 van de 100.000 moeders tijdens de zwangerschap of de bevalling. Fujimori ontwikkelde een zeer agressief beleid inzake geboortebeperking dat heel wat vrouwen zo goed als dwong om zich te laten steriliseren. Een aantal werd gesteriliseerd zonder voorafgaande toestemming. Daarover werd een rechtszaak tegen de Peruaanse staat aangespannen bij het InterAmerikaans Gerechtshof. Onder druk van de katholieke kerk beperkt huidig president Toledo de programma’s voor geboortebeperking,. Zo wordt bvb. een nieuwe morning-afterpil niet aanvaard. Heel wat tienermeisjes raken zwanger en heel wat daarvan plegen abortus. Daarnaast zijn vrouwen zeer regelmatig het slachtoffer van seksueel en ander geweld. Mijnen versus boeren Freya Rondelez, verantwoordelijke 11.11.11-kantoor in Lima, Peru Peru kent al eeuwen belangrijke mijnexploitatie van vooral goud en koper, maar ook van zilver en zink. In de periode tussen 1992 en 2000 groeiden de investeringen exponentieel. De transnationale mijnbedrijven zochten nieuwe goedkope exploitaties, terwijl de regering voor hen de rode loper uitrolde, zonder veel ecologische en sociale voorwaarden te stellen. Lokale gemeenschappen bedreigd Maar liefst 15 miljoen hectare, of 13% van de totale oppervlakte van Peru, werd voor exploratie en/of exploitatie van mineralen in concessie gegeven. In dit gebied wonen zo’n 3.300 boerengemeenschappen of gemeenschappen van inheemse volkeren. Dat houdt in dat zo’n 40% van de erkende gemeenschappen te maken krijgt met mijnbouw. Naast de traditionele mijnbouwzones worden nu ook nieuwe gebieden in beslag genomen. De bevolking heeft daar geen weet van de gevolgen van de mijnexploitatie. Voor de gemeenschappen die vooral afhankelijke zijn van land en water geeft dat enorme problemen. Misbruik van onwetendheid De overheid geeft concessies aan de mijnbedrijven zonder de lokale bevolking te raadplegen. De overheid is immers eigenaar van de ondergrond, de boeren van de bovengrond. Ook nu nog zijn vele gemeenschappen niet eens op de hoogte van het feit dat hun grond in concessie gegeven werd. De meeste bedrijven beginnen dan ook zonder enig contact met de bevolking met de eerste proefnemingen. Eens de bedrijven willen exploiteren, moeten ze normaliter onderhandelen met de bevolking over de prijs van de grond. Hier heerst de ‘Ley de Servidumbre’. Die wet stelt, dat als er geen akkoord gesloten wordt, de boeren hun grond moeten verkopen aan een opgelegde prijs. Door gebruik te maken van de grote armoede en het gebrek aan informatie bij de gemeenschappen konden bedrijven in het verleden enorme oppervlakten kopen tegen belachelijk lage prijzen, zelfs van 30 euro per hectare. De boeren hebben dus geen grond meer, of een stuk grond waar door vervuiling niet veel meer te verbouwen valt. Omdat ze zo geen inkomen meer hebben, zit er niets anders op dan migreren of tijdelijke arbeid buiten hun gemeenschap zoeken. Milieu-impact De wet verplicht de bedrijven om een milieu-impactstudie uit te voeren. Die studie moet door de overheid goedgekeurd worden, maar die doet dat bijna altijd automatisch. Nochtans zijn de gevolgen voor het milieu vaak heel groot. Mijnen gebruiken ontzettend veel water. Ze leggen bronnen droog en vervuilen ook het water door afvalwater zonder enige zuivering in de rivieren te lozen. Zo hypothekeren ze de landbouw in de streek. De mijnbedrijven stapelen de ontgonnen grond zomaar op, zonder enige sanering, en ook de lucht, flora en fauna geraken aangetast. Bovendien gebeurden er al veel ongelukken waarbij de getroffen bevolking geen enkele bijstand of schadevergoeding kreeg. Sociale problemen Door de ingrijpende veranderingen in de gemeenschap komt ook de traditionele levenswijze in het gedrang. Bovendien brengt de mijnbouw een dynamiek op gang met immigranten uit andere zones, dancings en discotheken. Wanneer een bedrijf activiteiten in een boerengemeenschap opstart, zorgt dit voor heel wat opschudding. Als de onderhandelingen over de verkoop van de gronden niet willen vlotten, of als er weerstand is, schakelt het bedrijf zo nodig advocaten en sociale werkers in. De boeren daarentegen zijn nauwelijks geïnformeerd over hun rechten en de gevolgen voor hun land. De bedrijven kopen een aantal plaatselijke leiders om, die de gemeenschap over de streep moeten trekken. Soms bieden ze kleine projecten aan, zoals de aanleg van een voetbalveld, of de bouw van een schooltje. Ze hangen ook een mooi beeld op over de exploitatie: geen negatieve impact op het milieu, na gebruik wordt de grond als nieuw teruggegeven, veel werkgelegenheid voor de jongeren, een nieuwe commerciële dynamiek, door aankoop van eten, nood aan accommodatie en aanleg van wegen. Dikwijls wordt er met opzet onenigheid in de gemeenschap gezaaid, zodat het voor de bedrijven gemakkelijker is om de weg vrij te maken. Voordelen voor de lokale ontwikkeling? Onder de huidige voorwaarden levert de mijnbouw geen enkel voordeel op voor de lokale gemeenschappen. Ze brengt alleen maar schade toe. Normaal gesproken moeten de bedrijven wel de ‘canon minera’, een deel van hun opbrengst, betalen aan de overheid. De centrale overheid moet hiervan dan weer een deel overdragen aan de lokale besturen, om te investeren in de plaatselijke ontwikkeling. In werkelijkheid betalen de bedrijven maar een deel (en te laat), en blijft er heel veel aan de vingers van de centrale overheid plakken. Het geld dat met veel vertraging bij de gemeenten terecht komt, investeren die meestal niet in essentiële zaken voor de getroffen bevolking. Steeds minder werkvolk De creatie van werkgelegenheid voor de lokale bevolking is een veel gehanteerde lokvogel. Maar die bevolking krijgt bijna nooit werk. De topmanagers worden meestal aangetrokken uit het buitenland met enorme lonen, de ingenieurs en technici komen van buitenaf. Er wordt steeds minder ‘werkvolk’ ingeschakeld, omdat de exploitatie op meer gesofisticeerde en gemechaniseerde technieken berust. De weinige arbeiders die een baan vinden komen meestal uit andere streken. De voorwaarden zijn niet al te aantrekkelijk. Het beschermde vaste dienstverband wordt steeds meer vervangen door losse contracten, zonder werkzekerheid en sociale zekerheid, zonder mogelijkheden voor syndicale organisatie. De mijnen vormen ook een soort enclave-economie, waar lokale producten nauwelijks hun weg vinden. Niet alleen de productiemiddelen komen uit het buitenland, zelfs eten en drinken worden meestal van buiten de streek aangevoerd. Wetgeving De wetgeving werkt in het voordeel van de bedrijven. Om te beginnen vertoont ze vele gaten. En waar er al een reglementering bestaat, wordt die nauwelijks toegepast. De overheid voert immers weinig of geen controle uit op de naleving van de arbeids- en milieuwetten. Milieueffectrapporten worden omzeild of gemanipuleerd, en meestal krijgen de bedrijven zeer snel groen licht. Dat alles zonder al te veel te investeren in technologie om ‘ethisch en ecologisch’ verantwoord te produceren. Campagnethema Toegang tot water Walter Struyf, projectverantwoordelijke Latijns-Amerika van 11.11.11 en Myriam Keustermans, educatiecel 11.11.11 Gemiddeld 75% van de Peruanen hebben toegang tot veilig drinkwater. In de stad hebben 87% van de gezinnen redelijke toegang tot drinkbaar water, tegenover slechts 50% op het platteland. In Cajamarca heeft 11% toegang tot veilig drinkwater.1 Aan het handje van IMF en Wereldbank Sinds de jaren negentig volgt Peru trouw de voorschriften van het IMF en de Wereldbank. Het aantrekken van buitenlandse investeringen in onder meer de mijnbouw en de privatisering van publieke diensten maken deel uit van dit model. (Zie Peru in de globale economie). President Toledo heeft deze koers voortgezet. Ondanks de zware gevolgen voor een hele reeks bevolkingsgroepen, houdt de regering geen rekening met de eisen van de sociale organisaties om bij te sturen. Tegengestelde belangen Wat water betreft staan mijnbedrijven en boerengemeenschappen pal tegenover elkaar. Een mijn in werking heeft enorme hoeveelheden water nodig. In vele gebieden monopoliseren de bedrijven het water, dat meestal al schaars is. Of het water nu geput wordt uit ondergrondse bronnen, waar men nauwelijks voor betaalt, of uit rivieren, in elk geval worden het ecologisch systeem en de landbouwproductie op korte termijn zeer sterk aangetast. Op langere termijn vormt de vervuiling een groot probleem. In de eerste plaats van het water, waarin de mijnen hun afvalwater zonder enig zuiveringsproces lozen. Nochtans bevat het afvalwater enorme hoeveelheden cyanide en andere chemische stoffen. De rivieren waarmee de boerengemeenschappen in de omgeving van de mijnen hun grond irrigeren zijn al snel erg vervuild en maken landbouwproductie onmogelijk. Ook de lager gelegen gemeenschappen langs de vuile of uitdrogende rivieren komen in de problemen. In de rivieren sterven massaal vissen, terwijl die deel uitmaken van het basisvoedsel van die gemeenschappen. Ondergrondse waterbronnen, die dikwijls dienen voor drinkwater, raken aangetast. De toegang tot zuiver water zowel voor de landbouw als voor menselijke consumptie is een belangrijk aspect in de strijd van CONACAMI (zie verder). Het is een basisrecht dat bovendien verweven is met andere basisrechten, zoals het recht op een gezond leefmilieu, het recht op voedsel en op wonen. In 2004 wil CONACAMI specifiek de aandacht vestigen op de waterproblematiek, en dat samen met andere organisaties. 1 gegevens OPS-WHO-2000 Effect op de landbouw De belangrijkste economische activiteit van de plattelandsbevolking die de negatieve effecten van de mijnbouw ondervindt is uiteraard de landbouw. Water is essentieel voor landbouw. Als de mijnbedrijven het water monopoliseren en vervuilen schenden ze dus ook het recht van de bevolking op voedsel en op een gezond milieu. De Peruaanse staat moet de sociale, economische en culturele rechten van de bevolking beschermen en alle nodige maatregelen nemen om deze schendingen van de mensenrechten te stoppen én te voorkomen. De grootste goudmijn in Latijns-Amerika De Yanacocha, in het noorden van Peru, is de meest rendabele goudmijn van LatijnsAmerika en de tweede grootste in de wereld. Het gebied van de mijn bestrijkt maar liefst 9.000 ha. Maar de plaatselijke bevolking zit met de kwalijke gevolgen van door cyanide vervuild water. Weiden worden onbruikbaar, vee wordt ziek. Yanacocha loost afvalwater in twee rivieren die allebei te hoge gehalten arsenicum en kwik bevatten. In 2000 stierven 12.000 forellen ten gevolge van een lozing van afvalwater. De mijn gebruikt het zeer giftige cyanide om goud uit het erts te winnen. Ingenieurs zeggen wel dat er geen cyanide weglekt uit het mijnbedrijf, maar de mensen zijn ongerust. De Yanacocha is gevestigd bovenop de continentale waterscheiding. Het water loopt af naar 4 watergebieden, naar zowel de Atlantische als de Stille Oceaan. Goed waterbeheer is daarom essentieel voor het veilig uitbaten van de mijn. Yanacocha wil nu haar bedrijvigheid nog uitbreiden naar de Quilishberg. Maar boeren uit de omgeving en bewoners van de nabijgelegen stad Cajamarca verzetten zich hiertegen. Ze zijn afhankelijk van het water van Quilish als drinkwater en voor de landbouw. Het bestuur van Cajamarca heeft Quilish en twee rivieren die daar ontspringen tot beschermd gebied uitgeroepen. Maar Yanacocha diende bezwaar in. Het juridisch touwtrekken is nog aan de gang. Invloed op drinkwater De toegang tot drinkwater is essentieel. Zonder proper drinkwater kan er geen sprake zijn van het recht op gezondheid. De helft van de plattelandsfamilies in Peru heeft tot op vandaag geen toegang tot watervoorzieningen. De privatisering van essentiële diensten biedt evenmin garanties dat de toegang van die families tot watervoorzieningen (en andere diensten) zou verbeteren. 700 liter grondwater per seconde De Cuajone-mijn van het Mexicaans-Amerikaanse Southern Peru Copper Corporation valt nog best te vergelijken met en Israëlische nederzetting in Palestijns gebied… Behalve gewapende mannetjes tref je er keurig aangeharkte bloemenperken aan, mooi asfalt, een niet onaardig ziekenhuis, op het eerste gezicht degelijke arbeiderswoningen, witte villaatjes voor het hogere kader, een goederentreinstation en een bescheiden vliegveld. In het midden van de nederzetting gaapt een gigantische, voor gecontroleerde passanten onzichtbare maar naar verluidt honderden meters brede dagbouwput. Aan de rand bevindt zich, stofwolken spuwend en hevig kreunend, de concentradora, een reuzengrote ertsverbrijzelaar die koper van goud, zilver, zink, lood en steengruis scheidt en een niet te lessen dorst heeft. Het monster drinkt gemakkelijk 700 liter glashelder grondwater per seconde. “Dan heb ik nog liever dat ze een stuwdam voor eigen gebruik aanleggen”, haalt Concesa de schouders op. “Dan slokten ze tenminste ons water niet op, stonden onze weidegronden niet droog, werden onze dieren niet om de haverklap ziek en leverde de maïs-, marjolein- en aardappeloogst nog wat op. Klimaatverandering, zo verklaren de hoge heren de droogte. Of ze zeggen dat we de juiste meststoffen maar moeten zien te gebruiken, dat het verband tussen de mijnactiviteiten en de droogte niet wetenschappelijk bewezen is en dat de mijnen heus wel milieu-inspanningen leveren.” Lode Delputte in De Morgen, 9 november 2002 GATS en vrouwen Samira Wymeersch, studiedienst 11.11.11 Zowel in het Zuiden als in het Noorden kan GATS een verregaande impact hebben op het leven van vrouwen en mannen. In het Zuiden zou de invoering van GATS de weinige openbare diensten die er vandaag zijn, nog meer ondermijnen. De overheid in ontwikkelingslanden zal dan helemaal niet meer in staat zijn om een minimumpakket aan zorgtaken te voorzien voor haar burgers. De impact op het leven van vrouwen zal anders zijn omwille van een aantal factoren: 1. Vrouwen hebben een specifieke rol als dienstverstrekkers. In het Zuiden ligt de liberalisering van diensten onder Gats in het verlengde van de liberalisering van diensten onder de Structurele Aanpassingsprogramma’s (SAP) van IMF en Wereldbank. Uit de ervaringen met de SAP blijkt dat de leemte die onstaat door het wegvallen van basisdiensten, wordt opgevuld door extra inspanningen van vrouwen. Wanneer de overheid faalt in het voorzien van basisgezondheidszorg en onderwijs, van gezond en voldoende voedsel en water, zijn vrouwen verplicht om deze taken over te nemen. Aan de basis hiervan liggen ondermeer de traditionele rollenpatronen die zowel in Noord als Zuid nog gelden. Voorbeeld 1: wanneer de zorg voor een ouder persoon te duur is geworden, komt deze zorg terecht op de schouders van vrouwen, bovenop hun gewone dagtaak. Voorbeeld 2: het opleggen van toegangsgeld voor scholen, hoe minimaal ook, heeft tot gevolg dat minder meisjes naar school gaan, en in vergelijking met jongens ook minder lang. 2. Vrouwen als consumenten van diensten. Liberalisering van diensten kan leiden tot prijsverhogingen, bijvoorbeeld omdat de overheid niet mag tussenkomen in de prijs die de consument moet betalen voor een basisgoed als water. Prijsverhogingen zorgen voor een verminderde toegang, vooral voor arme consumenten, waarvan vrouwen een groot deel uitmaken. Wereldwijd zijn 70% van de armen vrouwen. Een hogere prijs heeft ook consequenties op het vlak van tijdsbesteding, gezondheid en budget. Ook deze gevolgen komen vooral op de schouders van vrouwen terecht. Waterdraagsters Uit een studie over de impact van de privatisering van water in Ghana bleek dat armere gezinnen procentueel meer uitgeven aan water, soms tot een kwart van het maandelijks inkomen. Vaak is het dan kiezen tussen cholera en de pest: geld uitgeven aan water en dus besparen op andere levensnoodzakelijke dingen of slecht water drinken en ziek worden. Traditioneel is het voorzien in water een taak voor vrouwen, waardoor alle extra lasten die hiermee gepaard gaan voor rekening van vrouwen zijn. Een opvallend feit was dat vrouwen vaker en zwaarder ziek werden na het drinken van vuil water. Na onderzoek bleek dat van vrouwen verwacht werd dat zij eerst hun man en hun kinderen lieten drinken en pas daarna zelf aan de beurt kwamen. En in het laatste restje water zitten net de meeste microben … 3. Vrouwen als werknemers. De meerderheid van de werknemers in de dienstensector zijn vrouwen. Deze jobs zijn over het algemeen goed betaald en redelijk stabiel. Maar het merendeel van hen werkt onderaan de ladder. Hoe hoger de functie, hoe minder vrouwen. Bovendien bleek dat ook in de openbare sector vrouwen het eerst worden afgedankt wanneer de sector geliberaliseerd wordt. En elke regelgeving die vrouwen positief discrimineert, wordt onder Gats beschouwd als ’onnodig handelsverstorend’ en moet dus afgeschaft worden. Voor vrouwen die niet in de openbare sector werken, zal liberalisering werkomstandigheden en lonen onder druk zetten. De concurrentie en de flexibiliteit zal toenemen en de kosten zullen tot het minimum worden teruggebracht. De drijfveer is dan niet langer het voorzien in diensten of het vervullen van behoeften, maar het streven naar winst. 4. Vrouwen als burgers: toegang tot besluitvorming. Het hele proces van onderhandelingen over Gats verloopt al bijzonder ondemocratisch. Hier komt nog bij dat zowel in de nationale parlementen als binnen de civiele maatschappij de inspraak van vrouwen en vrouwenorganisaties zo goed als nihil is. Zowel in het Noorden als in het Zuiden maken vrouwen de minderheid uit van de volksvertegenwoordigers. En wat de toegang tot besluitvorming betreft, is het plaatje vaak nog veel minder rooskleurig. Het is voor 11.11.11 dan ook duidelijk dat extra inspanningen geleverd moeten worden om de inspraak van vrouwen te garanderen in het Gats-debat, vóór het akkoord ondertekend wordt. Een grondige analyse van de sociale impact van het akkoord is onontbeerlijk. Hierbij moet vooral de genderdimensie mee in rekening gebracht worden. Water en vrouwen In India schat men dat de nationale kost voor het waterhalen door vrouwen oploopt tot 150 miljoen werkdagen, wat neerkomt op een nationaal verlies aan inkomen van 10 biljoen roepies. Al zijn boeren wereldwijd meestal boerinnen, vaak is de bijdrage van mannen in de landbouw zichtbaarder en wordt hun werk eerder als productief beschouwd en wordt het beter geschikt geacht voor investeringen en de uitbouw van infrastructuur. Zo kan het gebeuren dat er wel infrastructuur is voor irrigatie maar niet voor gezond drinkwater binnen wandelafstand. Water is van fundamenteel belang voor een gezond huishouden: als drinkwater, maar ook voor het bereiden van voedsel, om het huis schoon te houden en voor persoonlijke hygiëne. Al deze taken worden traditioneel aan vrouwen overgelaten. Als water schaars of duur wordt, verhoogt de druk voor vrouwen om alternatieven te vinden. Vaak is dit vuil water. Infopartners CONACAMI en LABOR Myriam Keustermans, educatiecel 11.11.11 Project 3204 De verdediging van gemeenschappen wiens rechten in het gedrang worden gebracht door grootschalige investeringen in de mijnbouw in Peru. Sinds enkele jaren beginnen de lokale gemeenschappen zich te organiseren om hun rechten te verdedigen tegenover een explosief groeiende mijnbouw. CONACAMI neemt de verdediging van de rechten van de gemeenschappen op, naar de overheid en de bedrijven toe. De NGO LABOR geeft ruggesteun bij de vaak technische dossiers. Boeren komen op voor hun rechten De Peruaanse mijnbouw is een zeer schrijnende problematiek. Zeer sterke en winstgevende bedrijven, gesteund door de Peruaanse overheid, staan tegenover enorm arme, geïsoleerde boerengemeenschappen, die geen informatie hebben en geen onderhandelingscapaciteiten. Tot voor kort was er zo goed als niemand, die voor de rechten van de boerengemeenschappen opkwam. Zelfs sterke NGO’s durfden het thema van de mijnexploitaties niet aan te raken. Ook progressieve media ontweken de berichtgeving daarover, omwille van de belangrijke inkomsten van de publiciteit van de mijnbedrijven. Slechts recentelijk kwam daar enige verandering in. Maar de boerengemeenschappen hebben daar niet op gewacht. Ze bundelen de krachten en komen meer en meer op voor hun rechten. In het najaar van 1999 kwamen ze voor het eerst samen in een congres, waar ze de ‘Coordinadora Nacional de Comunidades Afectadas por la Minería’, CONACAMI, oprichtten. Deze organisatie ontwikkelde op zeer korte tijd een grote dynamiek, die uniek is in de regio. De lokale gemeenschappen die in verschillende conflicten zijn gewikkeld, zijn georganiseerd in regionaal verband, de CORECAMI’s. Die maken dan weer deel uit van CONACAMI. Om de twee jaar worden in de 14 regio’s brede congressen gehouden, en een nationaal congres, waar de beslissingen over de acties van CONACAMI vallen. Activiteiten De activiteiten van CONACAMI zijn divers. Er zijn bijvoorbeeld sensibilisatiecampagnes naar de pers, de beleidsmakers en de publieke opinie toe. Maar ze werkt ook beleidsvoorstellen uit en voorstellen rond de wetgeving. Om de lokale gemeenschappen te versterken, stimuleert ze uitwisseling tussen gemeenschappen in Peru en in andere landen. Ze organiseert vorming van de basis en hun leiders over de problematiek van de mijnexploitatie, over gevolgen daarvan, wetgeving en conflictbeheersing. In de mate van het mogelijke begeleidt CONACAMI de boeren in individuele conflicten, zowel op juridisch vlak, als wat betreft ecologische vragen, bij de onderhandelingen met de bedrijven en bij het opzetten van lokale waakzaamheid. Ook wordt getracht om internationale allianties uit te bouwen, in de eerste plaats met organisaties uit Chili, Bolivia en Ecuador. CONACAMI heeft sinds een jaar een lokaal in Lima, en twee steunpunten met medewerker in het binnenland. Ondersteuning door Peruaanse NGOs CONACAMI heeft van bij het begin kunnen rekenen op de steun van een aantal zeer geëngageerde organisaties. Elk van hen is werkzaam in bepaalde regio’s en heeft haar eigen specialisatie, op economisch, ecologisch en/of juridisch vlak. Hun bijdrage is essentieel, omdat de problematiek zo complex is, en de nood aan ondersteuning op technisch vlak immens. NGO’s als COOPERACCIÓN, ECO en LABOR voeren onderzoek uit over wetgeving, praktijken en milieueffecten. De mensenrechtenorganisatie APRODEH en CEAS belichten de problematiek vanuit de mensenrechten. Deze organisaties ondersteunen CONACAMI in vorming rond verschillende aspecten, en onderbouwen de strategieën van de gemeenschappen rond specifieke conflicten, bijvoorbeeld in de uitbouw van lokale waakzaamheid. … en door 11.11.11 De intense samenwerking tussen een basisorganisatie van getroffenen zelf en Peruaanse NGO’s is bijna uniek in Peru. 11.11.11 probeert deze samenwerking te versterken. Vanaf het congres waarin CONACAMI werd opgericht ondersteunt 11.11.11 die dynamiek. Op dit moment wordt de gehele institutionele werking van de organisatie gefinancierd door 11.11.11 en Oxfam USA, waarbij wij ongeveer 40% voor onze rekening nemen. Daarnaast steunt 11.11.11 ook de NGO LABOR voor algemene begeleiding van CONACAMI en de samenwerking met de regionale coördinaties in een aantal gebieden (Ilo-Moquegua, Cajamarca). Naast financiële steun tracht 11.11.11 de organisatie ook bij te staan op andere vlakken. Directe beleidsbeïnvloeding ligt moeilijk, aangezien de meeste moederbedrijven van de mijnen in Canada en de Verenigde Staten gevestigd zijn. Onrechtstreeks hebben we al iets ondernomen rond de investeringen van Tractebel in een steenkoolcentrale in Ilo die elektriciteit levert aan koperreus Southern Peru. Sinds september 2003 trachten we ook input te leveren aan LABOR omtrent dit laatste bedrijf. Om haar kopersmelterij te moderniseren zou Southern Peru dezelfde technologie inschakelen als degene die UMICORE in Hoboken gebruikt. Met informatie uit Hoboken, kan LABOR uitmaken aan welke voorwaarden de vernieuwing moet voldoen om reële vooruitgang te boeken op vlak van milieu. We namen ook deel aan briefschrijfacties rond Tambogrande (zie elders). Individuele cases Elk conflict op zich is belangrijk. Een aantal cases worden door CONACAMI sterker naar voor geschoven, omwille van de omvang van de problemen en de dringendheid van de acties. Er zijn bijvoorbeeld de duizelingwekkende investeringen in Ancash, waar niet alleen de boeren in de omgeving van de mijn getroffen worden, maar ook de vissers aan de kust. En er is de goudexploitatie in Cajamarca, waar het bedrijf Yanacocha zowat iedereen tracht te manipuleren. Yanacocha is een multinational met Noord-Amerikaans en Peruaans kapitaal. Het bedrijf werkt ook samen met een organisatie die gespecialiseerd is in bebossing en die van de Belgische ontwikkelingssamenwerking grote hoeveelheden steun ontving. Vooruitgang Om duurzame veranderingen teweeg te brengen is deelname van basisorganisaties essentieel. Ze moeten betrokken zijn bij de analyse van de problematiek en daaruit voortvloeiende acties. CONACAMI begeleidt hen daarin. Zo draagt ze ertoe bij dat de getroffen bevolking haar recht op participatie op verschillende beleidsniveaus kan realiseren. Het is echter een traag proces dat veel inspanningen vraagt. Toch begint het werk van CONACAMI vruchten af te werpen. De gemeenschappen beginnen de capaciteit te ontwikkelen om de aandacht te vestigen op hun problemen en te mobiliseren. Ze krijgen stilaan het technische luik van de problematiek onder de knie, ondernemen juridische acties en oefenen politieke druk uit op de autoriteiten en de bedrijven. De bedrijven weten dat ze niet zo maar hun gang meer kunnen gaan, en in specifieke conflicten worden kleine of grotere overwinningen geboekt. Niettemin ontbreekt nog steeds de politieke wil om de problematiek op een meer structurele manier aan te pakken. De overheid blijft de bedrijven op alle vlakken bevoordelen. Overwinning in Tambogrande In deze zeer vruchtbare vallei in het noorden van Peru wilde het Canadese Manhattan goud gaan ontginnen. De belangrijkste goudader bevindt zich onder het dorp zelf, waardoor er om te beginnen maar liefst 20.000 personen zouden moeten verhuizen. In een tweede fase zou exploitatie van andere zones de productie van mango’s en limoenen bedreigen. Tambogrande is de grootste leverancier van deze vruchten in Peru. Er stond veel op het spel en het verzet van de bevolking tegen de plannen van Manhattan was hevig en algemeen. Historiek van actief verzet Het Front voor de verdediging van Tambogrande en de burgemeester van het district namen in 2002 het initiatief voor een referendum. De bevolking kon zich uitspreken over de wenselijkheid van de mijninvesteringen in haar omgeving. Het Frente de Defensa slaagde erin de bevolking massaal achter zich te krijgen in die volksraadpleging van juni 2002. Maar liefst 94% van de bewoners zei “nee” tegen het mijnbedrijf. De regering erkende de uitslag van het referendum niet. Bij de verkiezingen werd de voorzitter van het front verkozen als burgemeester van het district Tambogrande. Ondanks de pogingen van het bedrijf om verdeeldheid te zaaien, bleef de bevolking zich massaal en eensgezind mobiliseren en druk uitoefenen. Hierdoor zag de regering zich verplicht om een aantal wettelijke bepalingen met betrekking tot de inspraak van de lokale bevolking in de evaluatie van het milieueffectrapport te verbeteren. Het milieueffectrapport werd opgesteld door ‘onafhankelijke consultants’, betaald door het mijnbedrijf. De globale milieu-impact van het project werd omschreven als ‘neutraal tot positief’! Bovendien was duidelijk dat het zogenaamd overleg enkel uit een aantal formele informatiesessies bestond waarbij het bedrijf zou trachten bepaalde delen van de bevolking te overtuigen van het belang van het project. De burgers besloten niet deel te nemen aan dit proces. Steeds meer organisaties en personen uit Lima en de provincies begonnen campagne te voeren voor de verdediging van Tambogrande. Grootse overwinning Uiteindelijk moest de regering op basis van het milieueffectrapport beslissen of het mijnbedrijf al dan niet aan de slag kon. Hierbij stond ze tussen twee vuren. Tambogrande was uitgegroeid tot een cruciale case voor de bedrijven én voor CONACAMI en andere sociale organisaties. De mijnbedrijven wilden kost wat kost een precedent vermijden. Andere gemeenschappen zouden het in het hoofd kunnen halen om net als in Tambogrande hun mijnprojecten te dwarsbomen. De organisaties beseften dat ze deze slag niet mochten verliezen. Bovendien zou het simpelweg onmogelijk zijn om te starten met de mijnbouw, zonder de inschakeling van het leger. In december 2003 komt de ontknoping : de regering beslist dat het bedrijf niet kan beginnen aan de exploitatie. Manhattan krijgt geen vergunning omdat het niet voldoet aan een aantal bedrijfstechnische voorwaarden uit het contract. Geen enkele verwijzing naar de milieuproblematiek of naar het geslaagde, collectieve verzet. Voorzichtigheid geblazen Het probleem is echter nog niet volledig achter de rug voor de ‘ambograndinos. Hoewel het project voor de ontginning van de goudader onder het dorp werd afgewezen, bedreigen andere concessies de omgeving van het dorp. Ook die moeten nog afgekeurd geraken. Ondertussen is Manhattan ook aan juridische acties begonnen om de beslissing te wijzigen, en minstens de kosten van gedane investeringen terug te winnen. Begeleiding Als nationale organisatie van de gemeenschappen getroffen door de mijnbouw, begeleidt CONACAMI gelijkaardige processen in heel het land. Omwille van het groot aantal conflicten in de verschillende regio’s moet CONACAMI ontzettend veel werk verzetten met de beperkte middelen waarover het beschikt. Er is een stijgende vraag naar begeleiding en bijstand. Zij slaagt daarin dankzij de inzet en motivatie van de nationale en de regionale leiders en de steun van partnerorganisaties. CONACAMI zorgt voor uitwisseling tussen de organisaties uit verschillende regio’s zodat iedereen kan leren uit de processen in andere regio’s. Er lopen juridische acties rond specifieke aspecten van verschillende conflicten. In een conflict in Espinar in de zone van Cusco experimenteert men met een intensief onderhandelingsproces tussen de bevolking en het mijnbedrijf. In andere cases worden nieuwe instrumenten gehanteerd, zoals rechtstreekse monitoring van de activiteiten van de mijnbedrijven, o.m. door middel van regelmatige wateranalyses. Bewustmaking en versterking van lokale organisaties dragen eveneens bij tot het succes van de nationale acties van CONACAMI waarbij de mobilisatie van heel de achterban uiterst belangrijk is. Deze acties zijn nodig om het beleid op hogere niveaus te beïnvloeden. Vooruitgang en hindernissen Het probleem van de mijnbouw is complex en treft een groot deel van de Peruaanse boerengemeenschappen. Structurele maatregelen zijn nodig om de rechten van de getroffen bevolkingsgroepen op langere termijn te vrijwaren. CONACAMI schenkt precies daarom veel aandacht aan beïnvloeding van het nationaal beleid. Met brede nationale acties en voorstellen tot aanpassing van de wetgeving wil CONACAMI veranderingen op nationaal vlak afdwingen. Dat is allesbehalve makkelijk want de coördinatie wordt geconfronteerd met politieke onwil, onevenwichtige machtsverhoudingen en tegenstrijdige belangen. Bij twee grote protestacties slaagde CONACAMI erin heel wat volk op de been te brengen en de aandacht van de publieke opinie te trekken. Na de protestmars van juli 2002, zag de regering zich verplicht een principieel akkoord te sluiten voor het oprichten van een overleginstantie tussen de drie partijen: de gemeenschappen, de mijnbedrijven en de overheid. De Comisión de Diálogo Tripartito is er uiteindelijk niet gekomen omdat de politieke wil ontbrak om er een evenwichtige invulling aan te geven. Terug naar af, dus. CONACAMI blijft vechten voor structurele veranderingen, maar heeft het allesbehalve makkelijk. Allerlei bevolkingsgroepen komen op straat met hun eisen, en de regering lukt er niet in om ernstige oplossingen te zoeken voor de sociale problemen. Tegenwerking Bovendien krijgen de boerenleiders, CONACAMI en bevriende organisaties te maken met campagnes tegen hen. De mijnbedrijven, met medewerking van (lokale) media en belangrijke politici proberen het sociale protest te criminaliseren. Men gaat zelfs zo ver boerenleiders te beschuldigen van banden met extremistische organisaties. CONACAMI wordt in verschillende media zwart gemaakt. In Tambogrande werd een leider op mysterieuze wijze vermoord, maar een ernstig onderzoek naar de feiten kwam er niet. Bij lokale protestacties waar schade werd aangericht aan de infrastructuur van de mijnbedrijven, wordt de schuld afgewenteld op CONACAMI. Zelfs Oxfam USA was al verschillende keren het mikpunt van beschuldigingen, omdat het zeer ‘open en bloot’ de mijnbouwproblematiek aanklaagt. Door al deze intimidaties trekken sommige lokale gemeenschappen zich af en toe terug in hun schelp, uit angst voor represailles. CONACAMI is echter vastberaden de strijd verder te zetten. Nieuwe acties Ondertussen blijft CONACAMI de druk op de regering opvoeren. Zo diende ze in 2003 een klacht in tegen de Peruaanse staat bij het Inter-Amerikaans Gerechtshof. De klacht stelt dat de staat het recht van de getroffen gemeenschappen op leven, gezondheid en eigendom onvoldoende beschermt. De klacht steunt op vijftien goed gedocumenteerde cases. Voorlopig werden slechts drie cases weerhouden voor onderzoek omwille van hun directe band met het gevaar voor de volksgezondheid. Een dergelijke klachtenprocedure is een moeilijk proces dat veel technisch-juridisch inzicht in dit soort instrumenten vergt. Maar zelfs indien het Inter-Amerikaans Gerechtshof uiteindelijk voor geen enkele van de cases de aanklacht tegen de Peruaanse staat zou bevestigen, toch zullen de regering en de bedrijven zich verplicht voelen om meer aandacht te schenken aan de sociale en ecologische aspecten van de mijnbouw. Nieuwe allianties CONACAMI bouwt haar allianties uit met andere nationale organisaties verder uit. De organisatie heeft een leidende rol opgenomen om het ‘inheemse’ bewustzijn van de boeren te versterken. Samen met andere organisaties van inheemse volkeren (zoals de amazonevolkeren) trekt ze het overkoepelende platform COPPIP. COPPIP komt op voor het zelfbeschikkingsrecht van de inheemse volkeren, dat – althans op papier - internationaal erkend wordt, o.m. in de internationale verdragen van de Wereldarbeidsorganisatie. Ook andere conflicten waarbij inheemse bevolkingsgroepen de dupe zijn van grootschalige investeringen zoals petroleumwinning en houtnijverheid, worden opgenomen. Internationale solidariteit Daarnaast versterkt CONACAMI haar banden met organisaties uit Ecuador en Bolivia die soortgelijke acties voeren en sluit ze meer en meer aan bij internationale initiatieven. Zo zag de Wereldbank zich verplicht om een onderzoek te voeren naar de problematiek, en de voorwaarden voor haar steun aan projecten in extractieve industrieën. Het onderzoek en het overleg heeft drie jaar in beslag genomen, maar het eindrapport mag er zijn: het formuleert belangrijke suggesties voor een sociaal en ecologisch meer verantwoord beleid. Ondertussen wordt echter duidelijk dat het management van de Wereldbank de aanbevelingen grotendeels naast zich neer wil leggen en enkel wat marginale aanpassingen wil opnemen. CONACAMI en organisaties uit alle delen van de wereld voeren allerlei acties om de Wereldbank van gedacht te doen veranderen. Internationale solidariteit is broodnodig. De internationale instellingen moeten dringend gaan beseffen dat de rechten van de mensen voorrang moeten krijgen op de economische belangen van landen in het Noorden en van transnationale bedrijven. Budget van project 3204 Uitgaven Bedrag Inkomsten Bedrag Investeringen Werking Vorming Personeel Administratie € 880 € 16.100 € 43.700 € 33.320 € 8.732 Overheid 11.11.11 € 87.322 € 15.410 Totaal € 102.732 Totaal € 102.732 11.11.11 steunt naast CONACAMI ook LABOR voor algemene begeleiding van CONACAMI en samenwerking met haar regionale coördinaties in specifieke zones en conflicten. Persartikel Gemeenten maken zich zorgen om water 11.11.11 blijft zich verzetten tegen de privatisering van essentiële diensten zoals water. Dit jaar richten we ons naar de gemeentebesturen om ook daar de liberalisering van diensten in Noord en Zuid op de agenda te krijgen. De ervaring in Peru geeft goed aan wat de gevolgen zijn van zo’n liberalisering. Water als koopwaar GATS, het dienstenakkoord van de Wereldhandelsorganisatie, wil diensten als drinkwatervoorziening, elektriciteit, gezondheidszorg en onderwijs volledig open maken voor de vrije markt. Grote multinationals hebben hun oog laten vallen op de watermarkt. Voor gemeenten in Noord en Zuid staat veel op het spel! Mijnbouw bedreigt boerengemeenschappen In de traditionele boerengemeenschappen van het Andes-gebergte wordt het water collectief beheerd en verdeeld onder de boeren. Privatisering zou hier op groot protest stuiten. Want water is leven voor de inheemse gemeenschappen die vooral van kleinschalige landbouw en veeteelt leven. Water staat ook centraal in de ongelijke strijd tussen kleine boerengemeenschappen en grote nationale en buitenlandse mijnbedrijven. Die gebruiken enorme hoeveelheden water. Ze putten de natuurlijke reserves uit en vergiftigen de waterlopen. Boeren worden verjaagd van hun grond of zien hun leven bedreigd door vervuiling. De overheid legt de mijnbedrijven weinig in de weg, want ze hoopt op inkomsten om haar enorme buitenlandse schuld af te betalen. Vorming voor basisgroepen De Peruaanse NGO CONACAMI is de coördinatie van gemeenschappen die getroffen zijn door de mijnbouw. Zij ondersteunt de boeren die opkomen voor hun basisrechten, zoals water. En zij zet de overheid onder druk om die rechten te garanderen. CONACAMI krijgt ondersteuning in de vaak technische dossiers van de Peruaanse NGO LABOR.