Verslagboek presentatiebijeenkomst van ‘Diaconie in beweging. Handboek Diaconiewetenschap’ zoals gehouden op vrijdag 2 december 2011 in De Bergkerk, Dr. A. Kuyperlaan 2 in Amersfoort 1 Colofon Dit verslagboek is een gezamenlijke uitgave van de Oecumenische Diaconale Studiekring De redactie van ‘Diaconie in beweging. Handboek diaconiewetenschap’ Stichting landelijk bureau DISK Per adres: Luijbenstraat 17 5211 BR ’s-Hertogenbosch tel. 073-6128201 e-mail: [email protected] homepage: www.disk-arbeidspastoraat.nl Auteurs: Hub Crijns, Erik Borgman, Ellen Hogema, Roel Kuiper, Dick Schoon en Jozef Wissink. Eindredactie: Hub Crijns ’s-Hertogenbosch, 14 februari 2012. 2 Inhoud Colofon 2 Inhoud 3 Uitnodiging en programma Drs. Hub Crijns 4 Opening Dr. Jozef Wissink 5 Presentatie ‘Diaconie in beweging. Handboek Diaconiewetenschap’ Drs. Ellen Hogema 6 Oecumenisch ja, maar met de hele katholieke traditie erbij? Mgr. Dr. Dick Schoon 10 Inschakelen en opschakelen Dr. Roel Kuijper 13 Diaconie is zelfvoltrekking van de kerk Dr. Erik Borgman 16 Als diaconie in beweging is Drs. Hub Crijns 22 De serie Werken van Barmhartigheid Drs. Hub Crijns 27 3 Programma Programma voor de presentatiebijeenkomst van ‘Diaconie in beweging. Handboek Diaconiewetenschap’. Een boek van uitgeverij Kok bv te Utrecht en landelijk bureau DISK te ’s-Hertogenbosch. In 2004 verscheen het oecumenische Handboek Diaconiewetenschap Barmhartigheid en gerechtigheid. Al spoedig was in 2005 een herdruk nodig. Het boek voorzag in een leemte en is sindsdien veel gelezen en gebruikt. Natuurlijk waren er reacties en is intussen het onderzoek voortgegaan. Diaconie in beweging brengt exegetische en historische ontwikkelingen in beeld, praat theologisch bij en zet diaconie in de belangrijkste thema’s van onze tijd. Diaconie in beweging is bedoeld voor hen die beroepsmatig of wetenschappelijk diaconie studeren, voor hen die actief werkzaam zijn in een diaconale functie en voor de bredere kring van diaconaal geïnteresseerden. De redactie bestaat uit drs. Hub Crijns, drs. Ellen Hogema, dr. Lútzen Miedema, dr. Herman Noordegraaf, Ploni Robbers-van Berkel, drs. Herman van Well, dr. Jozef Wissink en dr. Hanneke Arts-Honselaar (eindredactie). Programma: 10.00-10.30 uur: 10.30-10.40 uur: Zaal open, inloop met koffie en thee Opening en welkom door Jozef Wissink 10.40-11.00 uur: 11.25-11.30 uur Inleiding door Ellen Hogema, voorzitter van de redactie en coördinator van Solidair Groningen-Drenthe over ontstaansgeschiedenis en inhoud van Diaconie in beweging en aanbieding van het boek Muzikaal intermezzo Mgr. Dr. Dick Schoon, bisschop van Haarlem Oud-Katholieke kerk reageert op het boek. Muzikaal intermezzo 11.30-11.45 uur: Koffie/thee en krentenbol 11.45-12.05 uur: Prof. dr. Roel Kuiper reageert op het boek. Hij is hoogleraar Christelijke Filosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, en voorzitter van de ChristenUnie-fractie in de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Prof. dr. Erik Borgman reageert op het boek. Hij is hoogleraar theologie aan de Tilburg School of Humanities, Department of Culture Studies Muzikaal intermezzo 11:00-11:05 uur: 11.05-11.25 uur: 12.05-12.25 uur: 12.25-12.30 uur: 12.30-12.55 uur: 12.55-13.00 uur: Panelgesprek o.l.v. Jozef Wissink, hoogleraar Praktische Theologie Faculteit Katholieke Theologie Universiteit van Tilburg en lid van de redactie Muzikaal intermezzo 13.00-14.00 uur: Napraten met hapje en drankje, boekverkoop De muzikale intermezzo’s worden verzorgd door Nel van der Maden op piano en Lútzen Miedema op cello. 4 Opening Jozef Wissink is hoogleraar Praktische Theologie Faculteit Katholieke Theologie Universiteit van Tilburg en lid van de redactie Wanneer gij uw handen uitstrekt, sluit Ik mijn ogen voor u. Zelfs als gij uw gebeden vermenigvuldigt, luister Ik niet naar u. uw handen zitten vol bloed. Wast u, reinigt u! Uit mijn ogen met uw misdaden. Houdt op met kwaad doen. Doe liever het goede. Betracht rechtvaardigheid. Helpt de verdrukten. Verschaft recht aan de wezen. Verdedigt de weduwen. Komt, laat ons de zaak afhandelen, zegt de Heer. Zouden uw zonden, die als scharlaken zijn, wit kunnen worden als sneeuw? Zouden ze, rood als purper, kunnen worden als wol? Als gij gewillig zijt en luistert zult ge de opbrengst van uw land verteren. Als ge weigert en opstandig blijft zal het zwaard u verteren. Jesaja 1, 15-20. Dit is geen vertoog tegen de liturgie. Maar als de eredienst van het gezamenlijk gebed zich loszingt van de eredienst van de dienst en van de naaste, met name de naaste in nood, dan krijgen we Jesaja op ons dak. In die zin is het een goed begin van deze dag. Ik kort mijn opening in, omdat we al wat achter liggen op het programma door de late aankomst van diverse mensen, waaronder een van de sprekers. Ik mag de voorzitter van de redactie als eerste spreker aankondigen, Ellen Hogema. Zij is de laatste tijd de enige vrouw in ons midden geweest omdat Ploni Robbers ziek is geweest. Zij heeft ons allemaal bij de zaak en bij de les gehouden en toen dit boek gepresenteerd moest worden door iemand van de redactie was de keuze duidelijk: dat kan Ellen het beste doen. Ellen, aan jou het woord. 5 Presentatie ‘Diaconie in beweging. Handboek Diaconiewetenschap’ Inleiding bij de aanbieding van het boek door Ellen Hogema, voorzitter van de redactie en coördinator van Solidair Groningen-Drenthe over ontstaansgeschiedenis en inhoud van Diaconie in beweging Het wezen van de Kerk komt tot uitdrukking in een drievoudige opdracht: de verkondiging van Gods Woord (kerygma-martyria), het vieren van de sacramenten (leiturgia), de dienst van de liefde (diakonia). Deze opdrachten veronderstellen elkaar en zijn niet te scheiden. De dienst van de liefde is voor de Kerk geen soort steunverlening, die men ook aan anderen zou kunnen overlaten, doch behoort tot haar wezen, is een onontbeerlijke uitdrukking van haar diepste Wezen.” Zegt Paus Benedictus XVI, Deus caritas, (2006), n. 25 Vervolgboek Handboek Diaconiewetenschap Diaconie is niet zozeer een taak maar het ís geloof. Diaconaat doet ertoe ( we gebruiken de termen door elkaar) en meer dan dat: zij is wezenlijk voor het kerk-zijn! Dat is de basis van het nieuwe handboek Diaconie in Beweging. Vanuit die visie is de redactie bestaande uit Hub Crijns, Ellen Hogema, Lútzen Miedema, Herman Noordegraaf, Ploni Robbers-van Berkel, Herman van Well, Jozef Wissink, begin december 2005 begonnen met de voorbereidingen van een nieuw Handboek Diaconiewetenschap. Niet omdat wij zo nodig onze hobby wilden uitoefenen, maar omdat er behoefte bleek aan een volgend deel. In september 2004 verscheen het oecumenische Handboek Diaconiewetenschap Barmhartigheid en gerechtigheid. Dat boek trok grote aandacht, want in maart 2005 was er al een tweede druk nodig. Tegelijk wist de toenmalige redactie dat er bij Barmhartigheid en Gerechtigheid zaken waren blijven liggen, die verder onderzoek vroegen. En Barmhartigheid en gerechtigheid kreeg vele commentaren en reacties, die om een antwoord vroegen. Er waren dus genoeg redenen voor de Oecumenische Diaconale Studiekring en de redactie om te gaan werken aan een nieuw handboek. Een belangrijk commentaar was dat de katholieke visie en katholieke actualiteit van diaconie onderbelicht waren. Daarom werd de redactie aangevuld met katholieke leden. Ook is er bewust gezocht naar katholieke auteurs. Teleurstellend daarbij was wel dat het zeer moeilijk bleek om katholieke auteurs te vinden met name voor de katholieke diaconale geschiedenis. Mooi is wel weer dat we met die zoektocht andere auteurs op het spoor kwamen die zeer deskundig bleken en ook katholieke geschiedenis konden inbrengen. Een andere opmerking destijds was dat er weinig aandacht was voor recent onderzoek naar de kernwoorden van diaconie, diaconale methodiek en de doordenking van de diaconale actualiteit. Dit hebben we in het vervolgboek Handboek Diaconiewetenschap opgevangen. We zijn naar aanleiding van deze opmerkingen over Barmhartigheid en Gerechtigheid als redactie begonnen met de vraag welke rode draad er door het boek heen moest lopen. Daar is lang over gepraat en door de jaren heen ook bijgesteld. Toen we de opzet van het boek helder hadden, zijn we op zoek gegaan naar auteurs. Zoals gezegd heeft dat nogal wat voeten in aarde gehad, maar uiteindelijk zijn de juiste deskundigen gevonden. Die auteurs zijn met auteursnotities aan het werk gezet. Alle artikelen werden steeds door de hele redactie besproken. Dit omdat we het van het grootste belang vonden dat de rode draad van het boek zichtbaar bleef. Opbouw van Diaconie in beweging Wat is dan die rode draad door het boek? De leidraad is dat we scherper wilden krijgen wat diaconie is en wat diaconiewetenschap inhoudt. Daaronder verstaan wij de theologische 6 reflectie op het diaconaat/de diaconie. Het betekent dat wij diaconiewetenschap vooral als een theologische discipline zien. Zij maakt gebruik van: exegese, bijbelse theologie, kerkgeschiedenis, dogmatiek, ethiek, moraal theologie, oecumenica, missiologie, kerkrecht, praktische theologie en nog andere. Daarnaast zal zij volop gebruik maken van andere wetenschappen, zoals de sociale wetenschappen, taalwetenschappen, historische wetenschap, omdat deze onontbeerlijk zijn om het diaconale handelen te kunnen onderzoeken, tot theorievorming te kunnen komen en tot aanbevelingen voor de praktijk. De noodzaak van ‘diaconiewetenschap in ontwikkeling’ heeft onder meer te maken met de plek en status binnen de academische wereld. Deze wetenschap komt in de academische wereld in Nederland nog nauwelijks voor; als ze voorkomt, is dat als onderdeel van de praktische theologie. Dit handboek wil andere theologische disciplines uitdagen om hun bijdrage te leveren aan de diaconiewetenschap. De diaconiewetenschap is er ook met het oog op de diaconale praktijk. Zij wordt enerzijds gevoed door die praktijk. Anderzijds ondersteunt ze de praktijk door deze te doordenken. Zij kan daarin bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit van het diaconale handelen en de bewustwording van de vooronderstellingen, doeleinden en de te hanteren methoden, zodat beoefenaars van het diaconaat daar beter zicht op krijgen. De praxis heeft voorts een stem nodig ter legitimering en bemoediging. Het eerste deel gaat over de wortels van diaconie, de bijbelse én historische wortels. De inzichten van de exegeet John Collins hebben hierin een belangrijke rol gespeeld, en zijn ook grondig in de redactie besproken. Als tweede element is onderzocht hoe de traditie van de klassiek Joodse begrippen barmhartigheid en gerechtigheid verbonden zijn met de diaconale kernwoorden. Het tweede deel gaat over diaconie in de hedendaagse context of anders geformuleerd hoe de hedendaagse ontwikkelingen de agenda van diaconie kunnen bepalen. Er is gekozen voor de vier onderwerpen: globalisering, migratie en immigratie, ontwikkelingen in de verzorgingsstaat en lijden. Als omschrijving van diaconaat hanteren wij de definitie zoals de redactie die aan het slot van Barmhartigheid en gerechtigheid formuleert: ‘Het handelen vanuit en door kerken en andere door het evangelie geïnspireerde groepen en bewegingen dat gericht is op het voorkómen,opheffen, verminderen dan wel mee uithouden van lijden en sociaal-maatschappelijke nood van individuen en van groepen mensen en ophet scheppen van rechtvaardige verhoudingen in kerk en samenleving.’ (Crijns e.a. 2004, 392) Deze definitie is er een die aansluit bij de gegroeide praktijk en is doelbewust als een voorlopige en open formulering gepresenteerd. Aan de auteurs is deze definitie als uitgangspunt voorgelegd, en het stond hen vrij om deze te bekritiseren of op grond van nieuwe inzichten en argumenten verder te ontwikkelen. Een leerboek Diaconie in beweging is een leerboek en wel in minstens twee opzichten. Allereerst omdat het bedoeld is als studieboek voor studenten aan hbo-opleidingen en universiteiten. Voor hen in het bijzonder heeft de redactie het geschreven. Tevens is het een studieboek voor beroepskrachten in de diaconale praktijk en voor de bredere kring van diaconaal geinteresseerden. Ten tweede is dit nieuwe boek voor de redactie, zoals ook bij het werken aan Barmhartigheid en gerechtigheid de ervaring was, een leerboek geworden; het schrijven ervan is een 7 vruchtbaar leerproces geweest. Sporen daarvan zijn zichtbaar in de opzet, vooral in het in discussie brengen van de definitie van diaconie uit Barmhartigheid en gerechtigheid. De resultaten oogsten we in de tussenbalansen van elk deel en in de slotbeschouwing. Ook het vak diaconiewetenschap wordt daarbij onderdeel van dit leerproces. Vaak is het leerproces van waaruit een boek ontstaat, niet meer zichtbaar in de publicatie zelf, maar wij hebben ervoor gekozen ons eigen leerproces niet te verhullen voor de gebruikers. Al denkende en doende leren we immers. Ook dit boek is, zoals we geleerd hebben niet het laatste woord. Zo hoopten we, dat de gevraagd auteurs ook het kernwoord ‘verzoening’ bij hun reflecties zouden betrekken. Maar dat is niet spontaan gebeurd, en het waarom daarvan vergt nader onderzoek. De redactie heeft ook een pas op de plaats gemaakt om de vele diaconale werkterreinen in beeld te brengen, zoals die betrekking hebben op ouderen, armen, mensen met beperkingen, vluchtelingen, dak- en thuislozen, enzovoort. Zo’n boek over diaconale werkterreinen zou ook de meer praktische methoden van diaconaal werk in beeld kunnen brengen. Dat blijft werk voor de toekomst. Er is nog veel te doen Uit dat leerproces komt vooral de conclusie dat er rond diaconie veel onderbelicht is gebleven. Zaken als: De relatie met het jodendom en het Oude Testament; De contextbepaalde brillen of visies op diaconie, die ook nog per historisch tijdperk verschillen; Het gegeven dat er altijd vele dragers van diaconie zijn geweest, beroepskrachten en vrijwilligers, gewijd en niet gewijd, vrouwen en mannen, enzovoort; De breedheid van de mensen op wie diaconie zich richt is ook weer duidelijk geworden; Diaconie is wezenlijk geloof, het doortrekt alle thelogische dimensies, alle ecclesiologische aspecten; Kerk en samenleving raken elkaar in de diaconie en hebben elkaar ook altijd beïnvloed. We hebben nog veel meer kernwoorden voor diaconie ontdekt dan al in de definitie van diaconie uit Barmhartigheid en gerechtigheid stond. We hebben die kernwoorden benoemd, en niet meer een nieuwe definitie geformuleerd. Je kennis en inzichten, de bril die je op hebt bepalen hoe je diaconie ziet. Diaconie is het bouwen van relaties en het slaan van bruggen. Kortom een rijk en leerzaam boek. Dankwoorden Ons dankwoord gaat uit naar de vele auteurs die hebben meegewerkt. Het is vaak een hele zoektocht geweest om auteurs te vinden die naast hun werk buiten de universiteit tijd vrijmaakten om mee te werken. Het is een groep vakmensen geworden waar we trots op kunnen zijn. Vanuit landelijk bureau DISK heeft drs. Hub Crijns met verve de secretarisfunctie van de redactie ingevuld, daarbij gedurende het seizoen 2007-2008 ondersteund door Rob Kuppens. Onze dank gaat uit naar dr. Hanneke Arts-Honselaar van Het Bezinningsbureau die de eindredactie van het boek op deskundige en conscientieuze wijze voor haar rekening heeft genomen. Hub en Hanneke hebben ook de correcties van het opmaakwerk van Bureau De Garage-bno verricht, evenals het opzoekwerk voor de registers. We bedanken ook enkele fondsen en instellingen die de uitgave van het boek mogelijk maakten. Van de fondsen noemen we de Stichting Henk van Eekert Fonds, het Maria Stroot Fonds, de Maatschappij van Welstand en de Stichting Interkerkelijk Orientatie Centrum. De 8 royalty’s van de verkopen van de eerste drukken zijn tevens besteed aan dit project, evenals de donaties van enkele belangstellenden. We bedanken de schilder Frans Franciscus die ons zijn hedendaagse impressie van de werken van barmhartigheid ter beschikking heeft gesteld. U ziet vandaag deze reeks schilderijen om ons heen staan en u treft in Diaconie in beweging hierover een kleurkatern aan. Daarin staat ook een verwijzing naar het project ‘Fietsen langs kerken en kunst’. In mei en juni 2011 zijn de schilderijen tentoongesteld in zeven kerken in Zuid-Friesland en werd er een fietstocht georganiseerd. In elke kerk is bij elk werk van barmhartigheid met woord, muziek en beeld stilgestaan. Natuurlijk zijn we blij dat uitgeverij Kok en de Stichting landelijk bureau DISK de uitgave van dit boek hebben willen verzorgen. Ik wil hier nog een persoonlijke opmerking geven. Voor mij als jongste in de redactie en met niet meer dan drs. voor mijn naam zijn de afgelopen jaren in de redactie een weldadige ervaring geweest. Ik heb in de 31 keer dat de redactie bij elkaar is geweest, waaronder vier studiedagen, veel inhoudelijk geleerd over diaconie, iets dat ik dagelijks in mijn werk inzet. Ik merk hoe mensen enthousiast worden voor diaconie als ze meer diepte, meer inhoud, meer theologie meekrijgen over diaconie. Kennis, die op een enthousiaste manier wordt overgedragen, maakt dat mensen geïnspireerd raken en daardoor gevormd worden, als gelovig mens. Verder heb ik enorm genoten van de warme persoonlijke contacten in de redactie en de fundamentele gesprekken die we altijd met passie en respect voor elkaar gevoerd hebben. Ik ben een rijker mens geworden. Redactieleden, bedankt daarvoor. Aanbieding En dan nu het eindresultaat. Vol trots wil ik Diaconie in beweging aanbieden aan de volgende spreker van deze ochtend: Mgr. Dr. Dick Schoon, bisschop van Haarlem Oud-Katholieke kerk, die gevraagd is vanuit zijn ervaringen te reageren op het boek. 9 Oecumenisch ja, maar met de hele katholieke traditie erbij? Inleiding door Mgr. Dr. Dick Schoon, bisschop van Haarlem Oud-Katholieke kerk Van harte feliciteer ik u, redactie, en u, dames en heren aanwezigen, met het verschijnen van dit nieuwe handboek. In de inleiding schrijft u al, dat de eerste uitgave snel om een herdruk vroeg, die er ook kwam. Tegelijkertijd geeft u daarin aan, dat er een leerproces op gang kwam, dat een meer ingrijpende bewerking van het handboek nodig maakte. Het resultaat daarvan ligt nu voor ons: een dikke pil met alle mogelijke aspecten van diaconiewetenschap. Felicitatie Ik beken dat ik niet alle 467 pagina’s van het boek, dat ik op de computer in pdf-formaat kon raadplegen, heb gelezen, maar ik heb ze wel doorgenomen. Ik ben onder de indruk van de rijkdom van de inhoud en ik bewonder de deskundigheid van de verschillende schrijvers. Meer nog: alle bijdragen getuigen van een bewogenheid met de wereld, waarin vanuit het christelijk getuigenis stelling genomen wordt tegen onrechtvaardigheid, structureel of incidenteel. Omdat we de armen altijd bij ons zullen hebben, is die strijd nooit ten einde. In dat opzicht beschouw ik dit boek als een waardevolle bijdrage van het soms wat problematische christelijke zelfverstaan in deze tijd. Uitbreiding en zelfbeperking In de inleiding op het eerste deel wordt aangegeven op welke punten de nieuwe uitgave verschilt van de eerdere. Het zijn er vijf: meer aandacht voor de rooms-katholieke traditie; een sterkere bijbelse grondslag; aandacht voor de hedendaagse context van globalisering en migratie; aandacht voor het lijden, persoonlijk en collectief; en tenslotte methodologische vragen inzake het onderzoeksgebied van de diaconiewetenschap. Aan deze vijf aspecten wordt recht gedaan in de twee delen waaruit het nieuwe boek bestaat: een eerste deel met een herbezinning op bijbelse grondmotieven en een historische beschrijving van diaconaat en armenzorg; en een tweede deel met een analyse van moderne verschijnselen als globalisering en migratie en hun effecten op diaconie. Meer concrete diaconale werkterreinen heeft de redactie bewaard voor een verdere uitwerking in een vervolguitgave – zij kende wijselijk ook haar beperkingen. Eerste kritiekpunt: helaas geen Hebreeuwse teksten In het deel over de bijbelse grondslagen van diaconia ontbreekt helaas een bespreking van wat Jozef Wissink noemt ‘inspirerende teksten uit de Hebreeuwse bijbel’. Als Amsterdamse leerling van Karel Deurloo vind ik dit natuurlijk erg jammer, omdat die teksten toch de basis vormen van de doorwerking in zowel de Septuaginta als het Nieuwe Testament. Het grote gebod om de Heer God lief te hebben en het tweede, daaraan gelijk, om je naaste lief te hebben als jezelf, zijn immers directe verwijzingen naar heel Tenach, waar de eredienst aan de Heer God altijd zijn onmiddellijke parallel heeft in de dienst aan de naaste. Het dienstwerk van Jezus de Christus is niet anders dan de radicale invulling van dit grote gebod, dat model staat voor de apostolische zending van zijn leerlingen in alle tijden. Tweede kritiekpunt: de hele katholieke traditie? U stelt nu in de inleiding bij het eerste deel, dat u daarin een beschrijving opneemt van de ‘hele rooms-katholieke traditie’. Tja, als oud-katholiek heb ik natuurlijk direct in het register opgezocht waar mijn kerk ter sprake komt – maar helaas: ‘oud-katholiek’ en ‘oud-katholieke kerk’ ontbreken. Met de zoekfunctie van de computer kwam ik het woord toch één keer in de tekst tegen: op p. 132 verwijst Hans Wijngaards in zijn bijdrage over Vrouwelijke diakens in 10 de vroege kerk naar de dissertatie van Dorothea Reininger, waarin gesteld wordt dat de OudKatholieke kerk het diakonessenambt weer zou hebben ingevoerd. Wie de Oud-Katholieke Kerk een beetje kent, weet dat die niet zo op de invoering van de nieuwe zaken is. Zij beriep zich in de 19de eeuw tegen de toenmalige vernieuwingen in de Rooms-Katholieke Kerk juist op Vincentius van Lerins, een 5de eeuwse Zuid-Franse monnik, die als criterium voor katholiek stelde: ‘datgene wat altijd, overal en door iedereen geloofd is’. En omdat de 19de eeuwse dogma’s van de Onbevlekte Ontvangenis van de maagd Maria en de persoonlijke onfeilbaarheid van de paus of dienst universele juridictie primaat niet altijd, overal en door iedereen waren geloofd, golden die als ontoelaatbare vernieuwingen waartegen diegenen die vasthielden aan de oude katholieke geloofsleer zich verzetten. De herinvoering van de diakonessenambt is dan ook misvatting. De meeste – maar niet alle – oud-katholieke kerken hebben het drievoudig apostolisch ambt van bisschop, priester en diaken – het éne ambt dus dat vanaf de eerste eeuwen in de kerkelijke traditie kan worden aangewezen – opengesteld voor vrouwen. Inderdaad was er kort sprake van een afzonderlijk diakenambt voor vrouwen, om tegemoet te komen aan hen die tégen de toelating van vrouwen tot het apostolische ambt waren. Maar verschillende landelijke synodes, o.a. die van de Nederlandse kerk, keerden zich – gelukkig, mogen we zeggen – tegen deze schijnoplossing en wilden het ambt zuiver houden: men stond voor de keuze ofwel vrouwen toe te laten tot het ambt, maar dan ook tot het totale ambt in de zuivere apostolische traditie, ofwel hen niet toe te laten; maar men wilde geen afzonderlijk ambt voor vrouwen alleen. De gestalte van de kerk: getuigenis, liturgie en diaconie Waarom herinner ik aan deze toch wat binnenkerkelijke discussie? Omdat daarin een belangrijk aspect van de oud-katholieke visie op diaconaat naar voren komt, namelijk de verbinding van de eredienst en de dienstbaarheid. Zo wordt in het in het jaar 2000 verschenen Statuut van de Internationale Oud-Katholieke Bisschoppenconferentie (IBK) gesteld: ‘Iedere lokale kerk is het lichaam van Christus, waarin zij die gedoopt en gevormd zijn in de naam van de driëne God en steeds weer worden verenigd in de Eucharistie, door de verschillende gaven van de Heilige Geest worden geroepen, gemachtigd en geheiligd tot het leiden van een veelzijdig gemeenschappelijk leven in martyria, leitourgia en diakonia.’ (Urs von Arx und Maja Weyermann, eds., Statut der Internationale Altkatholischen Bischofskonferenz (IBK), uitgave in vijf talen, Beiheft zu IKZ 91, 2001, punt 3.3 pag. 45.) In de drieslag getuigenis, liturgie en diaconie verwerkelijkt de kerk zichzelf als het ware, geleid door Gods heilige Geest, en zonder een van die drie aspecten verwerkelijkt zij zich niet genoeg naar de gaven die haar verleend zijn. Diaconie in de oud-katholieke traditie Hoewel er in de jaren zeventig van de vorige eeuw een lijvig boekwerk gepubliceerd werd over de Oude Rooms-Katholieke Aalmoezenierskamer, de ORKA, die vanaf 1746 de oudkatholieke armenzorg in Utrecht organiseerde en zich tot op de dag van vandaag nog inzet op vele terreinen van maatschappelijke dienstverlening, zou een afzonderlijk hoofdstukje over de Oud-Katholieke Kerk niet heel veel toevoegen aan de bijdrage van Jan Brouwers, Hub Crijns en Jozef Wissink over de Rooms-Katholieke diaconie vanaf de hervormingstijd. Met name in de periode vóór de gelijkberechtiging van de kerken in Nederland, eind 18de begin 19de eeuw, verschilden de kerken die hun pastoors benoemd kregen door Rome niet veel van die met pastoors van de bisschoppelijke Cleresie. Pas gedurende de 19de eeuw gingen de wegen uiteen. De enorme groei die de Rooms-Katholieke Kerk doormaakte en de daarmee gepaard gaande ontwikkeling van eigen instituten op allerlei terreinen, kende in de Oud-Katholieke Kerk geen parallel. De armenzorg bleef kleinschalig veelal in de vorm van bedéling op de eigen leden gericht, ongeveer net zoals in andere kleinere kerken. En mede omdat de Oud- 11 Katholieke Kerk klein was, werd gedurende de 20ste eeuw in oecumenisch verband samengewerkt met verschillende andere kerken. Tanende oecumene: zoeken naar nieuwe wegen Pas recentelijk merken we daarin verandering op. Het oecumenische elan van de jaren zeventig van de vorige eeuw is getemperd. Door de ontkerkelijking voelen verschillende kerken zich genoodzaakt om over hun identiteit te gaan nadenken. Oecumenische hulporganisaties hebben daaronder te lijden. Want behalve dat de middelen beperkter worden, willen de grote kerken ook een directere invloed hebben op het beleid van sommige organisaties. En soms kiest men dan eerder voor kerkplanting dan de structurele leniging van nood met programma’s van alfabetisering of geboortebeperking. Dit heeft tot gevolg dat ook de Oud-Katholieke Kerk eigen wegen moet zoeken om haar roeping als diaconale gemeenschap gestalte te geven. Waar zij tot voor kort vooral een liturgische gemeenschap was, die uitblonk in een klassieke en toch altijd actuele viering van de eredienst, heeft in recentere tijden ook het diaconale aspect van het kerk-zijn nieuwe impulsen gekregen, waarvan ik er drie noem. Zo werd er vorig jaar een overeenkomst gesloten met het anglicaanse bisdom in Europa om het luchthavenpastoraat op Schiphol tot een gemeenschappelijke onderneming te maken. De oud-katholieken beschouwen deze pastorale voorziening als een vorm van diaconaat omdat er strikt genomen niet wordt gebouwd aan een gemeente of parochie, maar louter dienstverlening is aan gestrande reizigers of personeel op de luchthaven. Op soortgelijke wijze kreeg de pastoor van Rotterdam tijd en ruimte om in de buurt rond te wandelen en zijn diensten aan te bieden aan wie daar gebruik van wil maken. En in Leiden werd de pastoor deels vrijgesteld om zich te richten op dak- en thuislozen. Als je bedenkt, dat de gehele OudKatholieke Kerk slechts zo’n twintig formatieplaatsen telt, is met de drie genoemde pastorale voorzieningen een respectabel aandeel aan diaconaat gewijd. Daarnaast zijn er in alle parochies in meer of mindere mate projecten die zich richten op het lenigen van de nood van naasten, of dit nu medeparochianen zijn of mensen buiten de eigen kerkgemeenschap. En een tweetal landelijke organisaties richt zich op missie en diaconaat in binnen- en buitenland. Tot slot Met deze vormen van diaconaat past de Oud-Katholieke Kerk niet alleen goed in het geschetste beeld dat het handboek van modern diaconaat geeft, maar deelt ze ook in de vragen en de uitdagingen waarvoor we in onze eigen tijd staan. Met de crisis die onze wereld momenteel doormaakt en waarvan het einde waarschijnlijk nog niet in zicht is, zullen de kerken als traditionele organisaties die in geweten verplicht zijn de dienst aan de naaste gestalte te geven, nog heel wat te doen hebben. Het handboek is daarbij van grote waarde, omdat het een gedegen overzicht geeft van de bijbelse grondslagen en de historische constellaties waarin de zorg gestalte kreeg. Het boek draagt er wellicht toe bij, om in het verleden gemaakte fouten niet te herhalen. Maar meer nog: het toont de christelijke inspiratie van alle eeuwen en het zekere geloof in een wereld waarin eenieder onder zijn vijgenboom en bij zijn wijnstok kan zitten, zonder opgeschrikt te worden door enige vijand. Ik hoop, dat het handboek onze generatie zal inspireren om dat ideaal van een rechtvaardige wereld in woord en daad vast te houden. 12 Inschakelen en opschakelen Inleiding van Prof. dr. Roel Kuiper, hoogleraar Christelijke Filosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, en voorzitter van de ChristenUnie-fractie in de Eerste Kamer der Staten-Generaal. In het Noord-Hollandse dorp Graft hielden in de Gouden Eeuw dertien verschillende instanties zich bezig met de zorg voor de armen. Het dorp kende ruim 3.000 inwoners en steeds was 15-20% van de bevolking armlastig, aldus de onlangs overleden Arie Th. Van Deursen. Elf van de dertien instanties hadden een kerkelijke herkomst. Er waren armenvoogden en diaconieën van de gereformeerde, doopsgezinde, en rooms-katholieke kerken. Alle deden hun best de armen binnen de gemeenschap te houden om te voorkomen dat zij verpauperden of hun toevlucht namen tot diefstal of prostitutie. Dat lukte over het algemeen en dat was een prestatie van formaat. In de benadering van armoede, ziekte en ouderdom verschilden de kerken van Graft niet zo veel. Aan gezamenlijke bezinning deden zij niet, zij boden daadwerkelijke zorg waar het nodig was. Vandaag wordt er nog altijd aan daadwerkelijke zorg geboden door kerken in totaal veranderde omstandigheden. En de bezinning die er op dit werk is, die wordt inmiddels gezamenlijk gedaan. Vandaag houden we een boek in handen dat geschreven is door protestantse en katholieke deskundigen. Diaconie in beweging De diaconie is in beweging, inderdaad. Er is bezinning op het begrip en het verschijnsel diaconaat, de breedte ervan, de sociaal-maatschappelijke omstandigheden waarmee ze geconfronteerd wordt, de barrières die er te slechten zijn en de heruitvinding van met name lokaal diaconaat in een samenleving die zich steeds moeilijker als een verzorgingstaat laat aanduiden. Die heruitvinding is de meest spannende beweging: zullen kerken, die van nature niet voorop lopen in veranderkunde, in staat zijn opnieuw vorm te geven aan haar diaconale taak in een wereld waarin de nood en zorg van de ontheemde, eenzame en verarmende mensen bijna op haar drempel worden neergelegd? Wat betekent dit voor de levensstijl van gelovigen, voor de accenten in het kerkelijk leven, voor de wijze waarop kerken relaties leggen met de samenleving om haar heen? Mijns inziens kunnen theologie-opleidingen de diaconiale studies niet langer stiefmoederlijk behandelen. In de kerk moet de praktijk van christelijke naastenliefde voorop gaan, zoals dat ook in Graft gebeurde. Ik wil enkele opmerkingen maken bij het rijke en breed-gedocumenteerde boek dat vandaag gepresenteerd wordt. Ik beperk mij uiteraard en wil het hebben over de verbreding van het diaconale denken waarvoor dit boek het nodige aanreikt, vervolgens over veranderingen en bewegingen binnen onze westerse samenleving die ook kerken uit hun comfort-zone trekken en tenslotte over de vormgeving van onze roeping tot naastenliefde en dienstbetoon vandaag. Ik doe dat onder de titel inschakelen en opschakelen. Ingeschakeld-zijn Met interesse heb ik de discussie gelezen over de nieuwe interpretaties van het begrip ‘diaconia’. Het woord ‘dienen’ en ‘dienstbaarheid’ zijn kernwoorden die de houding van christenen en ook kerkelijk leiders typeren. Ik heb voor de ChristenUnie een aantal publicaties verzorgd waarin dit begrip centraal stond: Dienstbare overheid (2003), Dienstbare samenleving (2001) en recent: Dienstbare Politiek (2011). Uitgangspunt was voor mij wat Jezus zegt bij het laatste avondmaal als er een twist uitbreekt onder zijn leerlingen over wie de meeste van hen is. ‘Vorsten oefenen heerschappij uit over de aan hen onderworpen volken, en wie macht heeft laat zich weldoener noemen. Laat dat bij jullie niet zo zijn! De belangrijkste van jullie moet de minste worden en de leider de dienaar’ 13 (Lucas 22: 25-26). Dit wordt dus gezegd tegen leerlingen die straks apostelen zijn en derhalve leiders. Het gaat hier niet om een les in wat zij moeten doen – of dienen nederig is of niet – maar om een houding, misschien beter nog een besef dat de uiteindelijke macht niet hun bezit is of bij hen ligt. Zij treden niet op in eigen naam, maar als vertegenwoordigers van een macht die veel groter is dan zijzelf zijn. Dat zet leiders op hun plaats. Alleen wie zo dient is ingeschakeld in het Koninkrijk van God. Ik kan mij niet mengen in de discussies over het begrip ‘diakonia’, zoals die door de exegeet John Collins zijn aangezwengeld. Mijns inziens worden er in het boek uiteindelijk belangrijke afwegingen gemaakt door Miedema, Wissink en Noordegraaf, waar ik het ook mee eens ben. Ook al zou ‘diakonia’ slechts wijzen op een bemiddelende rol, dan nog heft dit de roeping van de kerk om er te zijn voor de wereld en haar nood niet op, zo vat ik maar even samen. Ik voeg hier twee opmerkingen aan toe. In de eerste plaats: tel uit je winst: de door Collins aangedragen nieuwe connotaties – relaties leggen, bemiddelen, een go-between-zijn – verbreden het belang van het diaconaat juist. Het diaconaat wordt netwerken en pleitbezorgen naast helpen en zorgen. Nogmaals: tel uit je winst. De laatste jaren is er veel aandacht voor de rol van de kerk in de lokale samenleving. Het diaconaat kwam aan tafel te zitten bij de overheid en welzijnsorganisaties om over onder meer opvang- en armoedebeleid te spreken. Sommigen diakenen vroegen zich af of dit nu wel hun taak was. Wanneer diaconaal werk inderdaad ziet op een bemiddelende rol in de bredere gemeenschap om de kerk heen, dan helpt de nieuwe interpretatie om daar zicht op te krijgen. In de tweede plaats: het blijft zo dat, hoe men ook aankijkt tegen het werk dat wordt aangeduid met het begrip diakonia - zorg of bemiddeling – degene die het werk doet blijft een gezondene. Hij definieert zichzelf als gezant van het Koninkrijk van God. Hij of zij is ingeschakeld in een groot werk, waartoe ook het goede zoeken voor alle mensen, het omzien naar mensen in hun lijden, armoede en druk, de liefde tot de naaste gerekend moet worden. Maakt het dan heel veel uit wie welk werk doet in welke functie? Het belangrijkste is ingeschakeld te zijn in het Koninkrijk van God. En wat nog belangrijker is: via het diaconaat worden mensen betrokken op de werkelijkheid van het Koninkrijk van God. Zij worden binnen de gemeenschap getrokken en ingeschakeld. Onze wereld en wij Snelle verandering is een kenmerk van onze tijd. We leven in een tijd van ‘transformatie’. Onze wereld krijgt opnieuw vorm door processen van individualisering en globalisering. Veel oude verbanden brokkelen af, dikwijls komen daar geen nieuwe voor in de plaats. Ik heb in mijn boek Moreel Kapitaal (2008) onze samenleving gekenschetst als een ‘onthechtingssamenleving’. Dat wat zou moeten hechten, laat los. In oude volkswijken wonen veel mensen zonder enig verband met elkaar. In Vogelaarwijken wordt aan inwoners gevraagd met plannen en initiatieven te komen voor de buurt. Soms komt er geen enkel antwoord. Mensen op dergelijke plekken zijn niet met de buurt bezig, maar met overleven. Het proces dat zich voordoet is wel geduid met de begrippen ‘disembedding’ en ‘reembedding’. We worden uit onze beddingen getrokken en weer in andere teruggebracht die de lossere structuur heeft van een netwerk. Er is een opgave in onze tijd opnieuw structuur en geborgenheid aan te brengen in het leven van onszelf en van mensen die daartoe niet meer in staat zijn. Ik ben getroffen door het hoofdstuk van Trinus Hoekstra en Greetje Witte in het boek over diaconaat in een wereld waarin de westerse mens geleerd heeft geborgenheid te creëren door middel van welvaart. Zij spreken met Peter Sloterdijk over de ‘wereldbinnenruimte van het kapitaal’. We scheppen een paleis waarin wijzelf met andere welvarende soortgenoten goed kunnen vertoeven. Nieuwe geborgenheid krijgt in onze wereld vorm aan de hand van ons kapitaal – al beseffen we dat het een kwetsbare zekerheid is. Ik vind dat ontdekkende en 14 confronterende analyses. Als individuele welvaartsvergroting een eerste liefde wordt in het leven van mensen, is er geen geld en geen tijd om diaconaal present te zijn in de wereld. Het houdt ons letterlijk ver weg van de plekken waar de grootste armoede en nood is, wij zijn daar dan gewoon niet meer bij, fysiek niet en mentaal niet. Om als kerk en als christenen daadwerkelijk in de wereld te zijn, moeten we gebondenheid aan geld en tijd relativeren. Hier worden heel radicale dingen gezegd die het overdenken meer dan waard zijn. Onze wereld zal mogelijk nog verder van aanschijn veranderen. De Euro wankelt, we gaan een recessie tegemoet, Europa krijgt wellicht een andere politieke structuur en onze relatieve welvaart zal afnemen. Het komt er op aan juist wanneer nood en armoede ook in ons eigen werelddeel groter worden dat de kerk diaconaal present is. In een werelddeel dat zinkt, maakt de kerk zich klaar voor een nieuwe rol. Zo zou ik het graag zien. Het is een rol die past bij een evangelisch beeld: de voorbereiding van een bruiloft. De kerk maakt zich er voor klaar, nu al. Zij roept allen op die genodigd zijn voor dat feest. Omzien naar anderen die ook genodigd zijn voor dat feest is een van de manieren waarop die kerk zich klaarmaakt voor haar eigen toekomst die er een zal zijn van vreugde en sjalom. Daar nu al mee beginnen is het liefdewerk van de kerk. Dat liefdewerk is de kern van het diaconaat. We kunnen het er niet genoeg over hebben. Opschakelen Na het inschakelen dan nu het opschakelen. Kerken zijn gewend geraakt aan bestaan dat was aangepast aan de condities van de verzorgingsstaat. De overheid had de zorg voor zieken, ouderen en armen overgenomen. Kerken hadden zich toegelegd op het lenigen van nood in de marge van deze massieve rol van de staat. Het diaconaat was zich gaan richten op verre naasten. Maar kerken die niet diaconaal in de samenleving staan, gaan op den duur een bepaald elan missen. Zij raken eenzijdig gericht op interne vraagstukken en worden passief in hun opstelling naar hen die buiten staan. Nu de verzorgingsstaat terugtreedt, is het weer zaak dat de kerk opschakelt. Ze krijgt alle kansen, zoals de praktijk na de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) ook heeft laten zien. Teveel kerken vallen echter weer terug in oude reflexen en in een passieve opstelling. Maar het is juist de gerichtheid op de wereld die leven in de kerk brengt. Het zal ook weer duidelijk moeten worden dat een diaconale opstelling iets kost in termen van inspanning, tijd en strijd. De vroege kerk won aanzien door het barmhartigheidswerk dat zij deed in de samenleving. Christenen deden werk dat niemand anders wilde doen. Zij zagen om naar zieken en begroeven de doden. Zij noemden dit werk ‘caritas’. Ook nu is er werk te doen dat niemand graag wil doen. Het is het werk in volkswijken en onder prostituees en vereenzamende mensen. De werken van barmhartigheid – getekend in Mattheus 25 – vraagt om een identificatie met mensen die niets meer te geven hebben. Nu deze mensen buiten de beschermende kaders van de verzorgingsstaat vallen, is er opnieuw een taak voor de kerk weggelegd die ze kan invullen. Het vergt een proces van opschakelen, waarbij de eerste fase is dat er in kerken een gesprek op gang komt over gemeente-diaconaat en ieders gaven daarin. Vervolgens gaat het om de vormgeving van nieuwe vormen van lokaal diaconaat. Dit handboek zou m.i. opgevolgd moeten worden door een praktijkboek waarin beschreven wordt hoe dit opschakelen in zijn werk gaat. Maar eerst vieren we de verschijning van dit boek dat in de titel al aangeeft dat het diaconaat in beweging is. Dat komt dat andere boek ook vanzelf. 15 Diaconie is zelfvoltrekking van de kerk Inleiding door Erik Borgman, hoogleraar theologie aan de Tilburg School of Humanities, Department of Culture Studies Bij het slot van het verhaal van Roel Kuiper over inschakelen en opschakelen moest ik heel even denken aan een oud punt van Thomas van Aquino, die de kwestie behandelt waarom Jezus geen boek geschreven heeft. Zijn antwoord was: “Jezus heeft geen boek geschreven, want de overlevering van zijn getuigenis vraagt om levende getuigen.” Ja, er moet misschien meer op de praktijk in de concrete zin gereflecteerd worden. Maar of dat in een boek moet, daarvan ben ik minder zeker. De teksten die we nodig hebben voor de voortgang van de diaconie worden al geschreven: door de mensen die feitelijk in de praktijk van de diaconie werkzaam zijn. Dit is misschien toch nog andersoortig accent, misschien in een bepaalde zin een katholiek accent. Een goed leerboek Ik vind het boek Diaconie in beweging heel goed. Ik vind het boek met name heel goed omdat het niet doet wat het wilde doen. Het is namelijk géén handboek en het is géén introductie in de diaconiewetenschap. Juist daarom is het een fantastisch boek. Dit is meer dan een retorisch grapje. Er zit wat mij betreft een probleem in de neiging een veld helder te definiëren en precies te willen categoriseren wat erop gebeurt. Dit probleem drukt zich uit in het idee van handboeken. Ik voor mij vind handboeken dodelijk vervelend. Ik lees ze nooit, ik gebruik ze: zoek er iets op, kijk er eens doorheen en leg ze weer weg. Dat komt omdat er geen leven in is. Ze zijn het resultaat van een levend proces, maar was in een handboek staat, staat stil en leeft niet meer. Echte handboeken zijn resultaatboeken en dit is geen resultaatboek. Het is een leerboek, zoals Ellen Hogema eerder gezegd heeft, en daarom is het een goed boek. Omdat het ons iets leert, niet door het resultaat van een proces te presenteren, maar door ons te laten meedenken en meedoen met dat proces. Dat het begrijpen van de diaconie niet afgerond is, maar dat we moeten meedenken en meedoen om de diaconie goed in beeld te krijgen, is niet alleen de feitelijke situatie. Het hoort principieel bij de situatie van diaconie. Laten we eens kijken naar twee beelden uit de intrigerende serie Werken van Barmhartigheid die achter mij tentoongesteld staan. Ik wijs naar de afbeelding van ‘De Naakten kleden’ en van ‘De hongerigen voeden’. Beide afbeeldingen van een werk van barmhartigheid zijn ook liturgische afbeeldingen. ‘De naakten kleden’ is tegelijk een afbeelding van de doop. ‘De hongerigen voeden’ is tegelijk het verhaal van de leerlingen die naar Emmaüs liepen en nu, met de onbekende metgezel, aan tafel zitten: diaconie is dus ook de eucharistie. Ik denk dat hier een samenhang wordt verbeeld die fundamenteel hoort bij wat diaconie doet en is. Het gaat om een intrinsieke samenhang. Dus niet: er is diaconie, en daarnaast is liturgie, en daarnaast is prediking en die samen vormen de taken van de kerk. Nee, intrinsiek horen al deze dingen samen, of zoals Dick Schoon het vanmorgen zei: “Er is maar één ambt in de kerk en daar horen deze drie aspecten bij”. Dat is volgens mij fundamenteel voor de beweging die wij moeten maken als we diaconie willen begrijpen: diaconie is een aspect van wat gezien vanuit een andere invalshoek liturgie is, en vanuit weer een andere pastoraat of gemeenschapsopbouw. Het gaat om aspecten van hetzelfde. Ik ben dan ook huiverig voor een al te duidelijke afbakening van de diaconie. De overgangen, die zijn nu net van belang. Als we niet meer precies weten wat de grens is tussen diaconie en prediking, dan zijn we waarschijnlijk ergens. Als we op deze manier naar diaconie kijken zien we dat diaconie op een eigen manier verbonden is met de rest van het dienstwerk van de Kerk. 16 Anders gezegd, diaconie kun je volgens mij niet vatten in een definitie. Het is eerder een veld, iets dat weliswaar samenhang heeft, maar deze samenhang laat zich niet in één definitie vastleggen. Daarom zou ik ook eerder van diaconiestudies willen speken dan van diaconiewetenschap. ‘Studies’ – zoals in ‘religiestudies’, bijvoorbeeld – is de gebruikelijke aanduiding voor de academische bestudering van verschijnselen die zich niet laten vangen in een eenduidige theorie en een samenhangende discipline. Het gaat om gecompliceerde verschijnselen waar je op heel verschillende manieren naar kunt kijken. Als die manieren dragen bij het aan inzicht in het betreffende verschijnsel. Ik ben ervan overtuigd dat de discussie over de eigen aard en het juiste verstaan van diaconie niet iets is waar we zo snel mogelijk van af moeten willen, zodat we verder kunnen. Juist de discussie hoort bij wat diaconie is. Dus het gaat niet om even snel de zaak te verkennen en in een definitie vast te leggen, zodat we verder kunnen. De discussie zelf, het feit dat we niet weten wat nu precies de taak van de diaconie hoort, wanneer iets het terrein is van de diaconale werkers of dat het tot de rest van de samenleving, dat hoort erbij. Juist deze discussie is belangrijk en niet een voorfase van de het echte bestuderen van de diaconie. Publieke theologie Ik probeer in mijn werk als theoloog voortdurend te laten zien dat het christelijk geloof ook maatschappelijk gezien iets te betekenen heeft. Niet alleen maar om gelovigen tot maatschappelijk handelen te bewegen, maar intrinsiek: geloof en theologie hebben iets te zeggen over wat er in de samenleving aan de hand is. Ik noem dat – in het spoor van anderen – ‘publieke theologie’. Voor mij was het mooi te zien dat Diaconie in beweging deze theologie niet alleen beschouwt als een ander, belangrijk aspect van de kerk naast diaconie, maar als een diaconaal relevante theologie. Ik herken mij daarin, mijn theologie is een dienst aan de samenleving. Maar op het moment dat je zegt dat een theologisch spreken over de wereld een diaconale betekenis heeft – en daar ben ik het dus mee eens – zeg je dat de definitie van diaconie, zoals die in het dit boek gebruikt wordt, niet helemaal klopt. Als definitie van diaconie wordt ook in Diaconie in beweging gebruikt: ‘Het handelen vanuit en door kerken en andere door het evangelie geïnspireerde groepen en bewegingen dat gericht is op het voorkómen, opheffen, verminderen dan wel mee uithouden van lijden en sociaal-maatschappelijke nood van individuen en van groepen mensen en op het scheppen van rechtvaardige verhoudingen in kerk en samenleving.’ (Crijns H., e.a., Diaconie in beweging - handboek diaconiewetenschap, 2011, 12) Ten eerste is diaconie dan niet alleen handelen, het is ook denken, in een samenhang plaatsen, zaken op een bepaalde manier in beeld brengen. Ten tweede is diaconie dan blijkbaar niet alleen iets dat plaatsvindt vanuit kerken en andere door het evangelie geïnspireerde groepen en bewegingen. Mijn theologiebeoefening vindt plaats aan de universiteit en wordt – God zij dank – dus nog steeds door de Nederlandse overheid betaald. Zij vindt plaats in en ten dienste van de publieke ruimte. Diaconie is dan ten derde ook niet zomaar alleen gericht op – zoals Diaconie in beweging stelt – het voorkómen, opheffen, verminderen dan wel uithouden van lijden en sociaal-maatschappelijke nood van individuen en van groepen mensen. Zeker, zinvol spreken over problematische situaties kan mensen wel degelijk helpen om zich minder geïsoleerd te voelen en in zover hun nood en lijden verlichten. Dit begrijpen is existentieel gesproken vaak te zien als een mee uithouden van dat lijden. Maar het maakt duidelijk dat diaconie niet alleen maar of in de eerste plaats instrumenteel te begrijpen valt. Theologie 17 draagt mede bij aan rechtvaardige verhoudingen door de vraag op de agenda te houden wat theologisch gesproken met recht ‘rechtvaardige verhoudingen’ kunnen worden genoemd. Dat de definitie van diaconie in Diaconie in beweging niet volledig is, wordt voor een goede lezer ook in het boek gaandeweg erkend. De ‘Collins-discussie’ Zij is ook vandaag al langsgekomen: de discussie over de studies van John Collins. Het is een gecompliceerde discussie met allerlei lagen en – hoewel ik niemand wil ontmoedigen – ook in Diaconie in beweging wordt het niet een duidelijk gestructureerd debat. De discussie komt op een paar plaatsen in het boek terug. Uiteindelijk levert dat wel iets op, maar de lezer moet er wel voor werken. Ik probeer toch een soort samenvatting te formuleren. Collins heeft laten zien dat de betekenis van de diakon-woorden in het Nieuwe Testament vooral verbindend is. Misschien is de conclusie wel dat diaconie vertaald moet worden met ‘dienst’ (aan de wereld). In het woord ‘dienst’ zit zowel iets zelfbewust – ik doe iets belangrijks – als iets zelfvergetens – belangrijk voor de ander –, er zit zowel een aspect van representatie in – in naam van en gezonden door Jezus Christus – als een aspect van gerichtheid op wat hier en nu concreet nodig blijkt. Hoe deze aspecten zich tot elkaar verhouden en welke activiteiten in welke zin als ‘dienst’ worden verstaan, zou ik zien als een open vraag die samenhangt met de visie op de evangelische boodschap, de religieuze betekenis van de eigentijdse wereld en de verhouding tussen Christus’ uitspraken ‘dit is mijn lichaam’ en ‘wie één kind bij zich ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij’. Collins laat zien dat aan ‘diaconie’ niet een specifiekere betekenis kan worden toegekend dan ‘dienst’. En dat heel veel dingen in de kerk zich aanbieden als dienst: prediking bijvoorbeeld, en liturgie of eredienst. Ik kan de technische details van Collins’ onderzoek niet goed controleren, maar intuïtief zou ik zeggen dat dit wel klopt. Je kunt dus niet op basis van een specifieke woordbetekenis onderscheid maken tussen de verschillende diensten. De verhouding ertussen hangt samen wat we verder vinden over de kerk en haar taak. Het maakt bijvoorbeeld nogal uit hoe je naar de taak van de kerk en hoe je naar prediking kijkt voor hoe je meent dat andere praktijken in de kerk met deze prediking samenhangen. Als wij bijvoorbeeld willen begrijpen waarom – om bij Roel Kuiper aan te sluiten – het voor kerken van belang is om met de gemeente ambtenaar aan tafel te gaan zitten, is tegelijkertijd de vraag aan de orde wat eigenlijk de zending van de kerk is. Wat is het evangelie? Wat doen we eigenlijk als kerk en waarom is dit van belang? Wat heeft dit te maken met het publieke domein, waarop de gemeente actief is? Dat allemaal zijn vragen wanneer je met de burgerlijke gemeente over samenwerking op diaconaal gebied overlegt. Er is wel wat verschil tussen katholieken en protestanten in deze, maar bij katholieken kom ik weinig reserve tegen om met de burgerlijke gemeente mee te doen. Als een burgerlijke gemeente je als kerk iets vraagt of geld aanbiedt om iets te doen, dan is de neiging groot om erop te springen. Want geld ligt voor kerken niet voor het oprapen en we moeten van onze Lieve Heer toch slim zijn als de slangen, alhoewel dat niet alleen. En als er iets gevraagd wordt waar we zelf toch al waarde aan hechten of misschien zelfs ook al uit onszelf deden, wat is er dan mis mee? In beginsel niets, zou ik zeggen, maar er zit wel een gevaar in. Dat gevaar kennen we uit de geschiedenis van alle kerken in Nederland van de laatste vijftig jaren. De logica van de overheid dreigt de logica van de Kerk te verdringen. Diaconale activiteiten lopen het gevaar zo onderdeel worden van de doelgerichtheid, de projectfinanciering, de afrekencultuur dat uit beeld verdwijnt dat vanuit de kerk gezien er bij diaconie iets heel anders aan de orde is. Kerkelijke activiteiten dreigen soms dat wat ze uniek maakt op een vreemde manier te verkopen, letterlijk. 18 De kwestie kan soms schrijnend en ingewikkeld zijn. U kent waarschijnlijk de ontwikkelingen rond het oude wijkenpastoraat binnen de rooms-katholieke kerk. Daar wilde op een bepaalde manier het aartsbisdom Utrecht de werkers geen zending meer voor geven – het ging niet om geld, er was subsidie – want het vond het werk dat zij deden geen pastoraat. Vervolgens zei de gemeente Utrecht dat zij belangstelling hadden om bepaalde aspecten van het werk te financieren en te steunen. Maar dan dreigt een ingewikkelde spanning te ontstaan. Aan de ene kant vindt de gemeente het werk van het oude wijkenpastoraat belangrijk, omdat het iets doet wat de gemeente niet zomaar zelf kan. Het staat dicht bij mensen waarmee de gemeente maar heel moeilijk contact weet te leggen. De oude wijkenpastores bereiken daarom dingen die de sociale dienst niet voor elkaar krijgt. Aan de andere kant heeft de gemeente, als er afgerekend moet worden over de verleende subsidies, regels die de erkenning geheel dreigt te ondergraven. Want er moeten wel rendement aangetoond kunnen worden, resultaten kunnen worden overgelegd – allemaal dingen waar het oude wijkenpastoraat niet op gericht is, waardoor ze kan wat de gemeente niet kan! Deze spanningen tussen echt verschillende logica’s is wel uit te houden, maar het is wel een echte spanning. Ik wil hiermee illustreren dat de vraag naar wat de diaconie eigenlijk doet niet los staat van de vraag naar het evangelie en de relatie ervan tot de samenleving. Wie diaconie ziet als ‘armen helpen’, die denkt al snel dat als de gemeente meer geld geeft dan de kerk, dit per definitie een goede zaak is want zo kunnen er meer armen beter geholpen worden. Maar zo verdwijnt uit beeld dat diaconie de uitdrukking is van het geloof van een God die mensen liefheeft zonder aanzien des persoons. Diaconie is zelfvoltrekking van de kerk Bij dit alles is het voor mij van fundamenteel belang het kerkelijk handelen als één te zien. Ik sluit hier aan bij hetgeen bisschop Schoon eerder zei: “Er is maar één ambt”. Mijn stelling is: er is maar één zending van de Kerk. Deze eenheid is wezenlijk en het is geen eenheid als een touwtje om verschillende activiteiten heen, in de zin van: ‘uiteindelijk worden ze vanuit eenzelfde punt bestuurd’ of ‘uiteindelijk zijn ze op hetzelfde doel uit’. Specialisering op de wijze waarop wij daar in de Westerse samenleving over zijn gaan nadenken is soms nodig, maar is tegelijkertijd een bedreiging. Voor je het weet denk je verkokerd. Ik zie dat als een echt een gevaar van deze tijd en meen dat we de dingen juist weer bij elkaar moeten denken. Dat betekent voor mij dat diaconie altijd en intrinsiek verbonden is met de andere twee aspecten van kerk-zijn: verkondiging en liturgie. Wat betekent dit? Om het uit te leggen citeer ik een tekst waaraan ik voor een ander doel werk. Het gaat om een uitleg van de gelijkenis van het Laatste Oordeel (Mattheüs 25, 31-46) waar het verhaal van de Werken van Barmhartigheid op gebaseerd is. In dat verhaal kun je volgens mij heel goed zien dat het bij deze werken, dat het bij diaconie niet een kwestie is van een opdracht uitvoeren, maar ook van de werkelijkheid op een bepaalde manier zien en God op een bepaalde manier aan het werk zien. Diaconie is geen uitvloeisel van geloof, diaconie is het geloof in een concrete gestalte: Deze rechter-koning vraagt geen gehoorzaamheid aan een door hem afgekondigde wet, maar de wet waar het hem om gaat, gaat schuil in honger en dorst, in kwetsbaarheid en behoeftigheid, in het verlangen naar gezelschap en de hunkering naar betrokkenheid. Onder zijn regering staat of valt de kwaliteit van ons leven met de mate waarin wij aan deze wet gehoorzamen en hen die het nodig hebben te eten en te drinken geven, onderdak bieden en kleden, gezelschap houden en bezoeken. Het koninkrijk van God is niet allereerst nabij in de boodschap dat barmhartigheid belangrijk is en een plicht. De Mensenzoon als de brenger van dit koninkrijk is verborgen aanwezig in degenen die op barmhartigheid en zorg zijn aangewezen. 19 Degenen die deze afhankelijkheid inzien en daarom barmhartig en zorgzaam handelen, brengen deze aanwezigheid aan het licht. Niet door te gehoorzamen wat hen als een wet is voorgehouden, maar de goddelijke liefde waarvan zij leven heeft bezit genomen van hun handelen en brengt hen tot de dienst van de liefde. Het is uiteindelijk een uitleg van de uitspraak ‘Hetgeen jullie aan de minsten van de mijnen hebben gedaan, dat hebben jullie aan mij gedaan’: ik ben aanwezig in de honger van de hongerigen, in de dorst van de dorstigen, enzovoorts. Ook als mensen die water geven of eten of kleding of bezoeken geen christenen zijn, vervullen zij, als zij barmhartigheid bewijzen, een theologische taak en zijn zij predikers! De verkondiging zit in het handelen: je ziet iets, je doet iets en daarmee vertel je iets. Je voert geen wet uit die je is voorgehouden, geen plan in dienst waarvan je je stelt. De goddelijke Liefde heeft bezit genomen van het handelen en brengt mensen tot de dienst van de liefde. Iemand heeft honger en uit dat feit zelf spreekt de Mensenzoon, dat is de stelling. Iemand die dat ziet en daarop ingaat door de nood te lenigen verkondigt daarmee de Mensenzoon in de honger als vraag om eten. De verkondiging zit dus in de diaconie. Zeker, dat moet geëxpliciteerd worden, maar het is explicitering, wat uitgelegd wordt het zit er al in. En wat er gebeurt, is natuurlijk liturgie: de dienst aan de verborgen Mensenzoon. Dit is de intrinsieke samenhang van de zending van de Kerk. Je kunt op allerlei manieren en via allerlei aspecten uit Bijbel en traditie laten zien dat liturgie, prediking en diaconie altijd tegelijkertijd aan de orde is. Anders gezegd: we moeten onze eigen activiteiten niet te arm maken. Het is niet zo dat de praktijk op zich religieus gesproken ‘kaal’ is en aangevuld moet worden met een verkondiging of een theologische reflectie, die iets over het handelen heen legt dat het betekenis geeft. In de handelingen zelf zit waar het om gaat. Juist dat moet je uitpakken en soms wat assertiever uitpakken en als de wereld blind is, moet je er een boek over schrijven en op een televisieserie over maken. Maar het blijft gaan over hetgeen al in ons menselijk handelen te vinden is. Nog iets anders gezegd: ik meen dat we naar een sacramentele opvatting van diaconaat of diaconie zouden moeten. Uiteindelijk is diaconie eredienst: ze laat zien dat de Mensenzoon in de wereld aanwezig is door te handelen. Ik ga nog weer even terug op wat ik eerder zei over de verhouding tussen twee identificatiemomenten waar Christus zegt dat Hij te vinden is. Eén identificatiemoment is in de katholieke traditie vanzelfsprekend: in de eucharistie. Jezus zegt over het brood: ‘Dit is mijn lichaam’. Het andere identificatiemoment is het meest duidelijk in het verhaal, waarin Jezus een kind in het midden zet en zegt: ‘Wie één zo’n kind bij zich ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij’ of ‘Wat je aan dit kind gedaan hebt, doe je aan Mij’. Waarbij het overigens in relatie met de actuele kwestie van het seksueel misbruik in de rooms-katholieke kerk ook nog op een heel specifieke manier klemmend is geworden erover na te denken wat het betekent deze uitspraak serieus te nemen. Hoe dit laatste ook zij, deze twee identificatiemomenten zijn van fundamenteel belang en daarom is de diaconie uiteindelijk fundamenteel voor de kerk. Niet omdat we nu eenmaal ook moeten laten zien wat we geloven – als moet dat natuurlijk wel. Wie zegt te geloven dat God Liefde is, maar geen Liefde kan opbrengen, die is niet consistent. Maar uiteindelijk is het punt dat er maar één eredienst is, en dat is de eredienst aan de ene Mensenzoon die verkondigde en zijn aanwezigheid heeft nagelaten in brood en wijn en in de honger van de hongerigen en de eenzaamheid van de gevangenen. De praktijk Als je op deze manier over diaconie nadenkt, kom je in ieder geval dichtbij de feitelijke praktijk. Als je vraagt wat mensen tot hun inzet voor de diaconie brengt, antwoorden ze dat ze 20 het hen gaat om hulp aan concrete mensen met concrete problemen. En dat is het precies en helemaal. Het gaat om deze zieke, deze naakte etc. En tegelijkertijd brengt deze benadering je bij de theologie in zijn geheel: het voeden van hem of haar, verkondigt de liefde van de God van de kosmos en brengt hem de eer die hem toekomt. Zeker, de diaconie is een eigen aspect van het gelovig zijn en ja, het heeft zin om daar op te focussen. Maar maak het niet tot een eigen vak. De praktische theologie is tot een eigen vak gemaakt en de ontwikkelingen daarna hebben uitgewezen dat dit niet bepaald gunstig is gebleken voor de praktische theologie en de rest van de theologie. De dogmatiek is tot een eigen vak gemaakt en dat is niet gunstig geweest voor de dogmatiek en de rest van de theologie. Het lijkt er soms op of de disciplinaire logica van de theologie de incarnatie weer ongedaan probeert te maken! De zaken bij elkaar houden is volgens mij van fundamenteel belang. Dienst aan de hongerigen, de dorstigen, etc (diaconie) is intrinsiek tegelijkertijd eredienst (liturgie) en verkondiging (prediking). Voor wie het iets zegt: het lijkt op hetgeen klassiek gezegd wordt over het handelen van de goddelijke Personen van de Triniteit: liturgie, missionaire verkondiging en dienstbaar handelen aan de wereld zijn onafscheidelijk (sunt indivisia). Ze zijn aspecten van elkaar, waarbij het zwaartepunt verschillend kan liggen. Een boek waarin verlegenheid niet nodig is Het voorgaande is allemaal niet gezegd tegen Diaconie in beweging gezegd. Integendeel. Het probeert iets te zeggen over de wijze waarop het boek gelezen zou moeten worden. Voor wie er oog voor heeft, laat dit boek goed laat deze intrinsieke samenhang van de kerkelijke zending zien. Soms lijken de redacteurs en auteurs daar wat mee verlegen en proberen ze de zaken uit elkaar te leggen, en dat mislukt dan natuurlijk. Maar die verlegenheid is onnodig. Zo gecompliceerd is onze wereld en daarom kunnen we in het begrijpen ervan alleen maar doormodderen. Het wordt nooit helemaal helder, maar wij doen al modderend wel degelijk echte inzichten op. Dank u wel. 21 Als diaconie in beweging is Verslag van de plenaire discussie tijdens de presentatie op vrijdag 2 december 2011 onder leiding van Dr. Jozef Wissink, hoogleraar Praktische Theologie Faculteit Katholieke Theologie Universiteit van Tilburg en lid van de redactie door Drs. Hub Crijns, directeur van landelijk bureau DISK en redactiesecretaris Jozef Wissink Op het programma staat dat er nu gelegenheid is voor gesprek met het panel. Dat betekent dat we ieder die gesproken heeft kunnen bevragen. Maar omdat de tijd die hiervoor is uitgetrokken relatief kort is, lijkt het me beter ook met elkaar in gesprek te gaan. Als u opmerkingen heeft of punten die u getroffen hebben of u gemist heeft of vragen, dan kunnen we op elkaar reageren. Als het vragen aan een eerdere spreker zijn, dan roepen wij die er weer bij. Hub Crijns staat klaar met een microfoon. De floor is yours. Carla Kwakman Ik heb in het boek een bijdrage geschreven over bedelarij in de Middeleeuwen. Ik eindig met de slotzin dat in de Middeleeuwen de Werken van Barmhartigheid opgenomen zijn in de geloofsleer. Door middel van de Werken van barmhartigheid wil men aan God laten zien dat men goed wil doen. Ze zijn ook een middel om te zien of men het goed doet. In de Reformatie is dat niet meer het geval. In feite beluister ik bij Erik Borgman een terugkeer naar de Middeleeuwse opvatting. Erik Borgman Het antwoord is bevestigend. Wat mij betreft hoort daar bij dat in de Middeleeuwen de letterlijke solidariteit met de bedelaar, het zelf de bedelaar worden, de bedelmonnik, ook ontdekt is. Het punt is ook hier: als de bedelaar een waardige vorm van mens-zijn is, dan is het bedelen tevens een waardige vorm die het bestaan van Christus erkent. Je kunt die visie terugvinden bij de franciscanen, de dominicanen, enzovoorts. Het gaat mij om een vergelijkbare beweging. We moeten af van het idee dat diaconie iets is dat ons is opgedragen om te doen. Het gaat uiteindelijk om de waardigheid van degene die afhankelijk is. Op een bepaalde manier zijn we allemaal afhankelijk en dat inzicht helpt ons tegelijkertijd om de waardigheid van de ander te zien én om te zien wat er nodig is om te doen. Want als wij ons eten aan anderen te danken hebben, wie zijn wij dan om, als wij te veel hebben, het aan anderen te onthouden. Jozef Wissink Interessant in jouw artikel, Carla Kwakman, is ook dat je de omkering laat zien van bedelwetgeving naar aalmoezenrecht. Dat sluit hier bij aan. En misschien ook hetgeen Roel Kuiper zei toen hij Van Deursen aanhaalde over de dertien verschillende instanties die in de Gouden Eeuw de armenzorg in Graft verzorgden en mensen bij de gemeenschap wilden betrekken. Peter Osendarp, gepensioneerd arbeidspastor uit Etten-Leur Ik wil aansluiten bij de nieuwste ontwikkelingen in de rooms-katholieke kerk, zoals we die meemaken in het bisdom Breda, namelijk het onderricht in de Sociale Leer van de Kerk. Misschien dat dit meegenomen kan worden in een volgend boek. In het Bisdom Breda worden sinds kort cursussen rond diaconie gekoppeld met de Sociale Leer. Professor doctor Fred van Iersel is aangesteld als diocesaan functionaris voor de Katholieke Sociale Leer. Het blijkt dat in de praktijk van de cursussen het onderdeel Sociale Leer belangrijker wordt dan het 22 onderdeel Diaconie. Ik vind dit een opmerkelijke trend. Ik heb de indruk dat dit ook in het bisdom Haarlem-Amsterdam aan de gang is. Daar is een Instituut voor de Sociale Leer ingericht. Ik weet niet of het in andere bisdommen ook aan de gang is. Zo ver reikt mijn blikveld niet. Ik vind het wel een opmerkelijk gebeuren als het om diaconie gaat en ik ben benieuwd naar de reactie van Erik Borgman. Erik Borgman Ik wil daar graag op ingaan, maar ik wijs vooraf op het gevaar dat we ingaan op een ontwikkeling die alleen in de rooms-katholieke kerk speelt. Voor mij is de nadruk op de Sociale Leer op dit moment een logische ontwikkeling, volgend op internationale ontwikkelingen. In Nederland is het katholiek Sociale Denken, de Sociale Leer, een beetje verwaarloosd, maar dat is internationaal helemaal niet zo. In die zin is het een aansluiten bij internationale bewegingen. Het is voor mij een ontwikkeling met een dubbelzinnige betekenis, omdat er een probleem zit in de logica van de Sociale Leer van de Kerk. Dat probleem is ook al uit eerdere analyses duidelijk geworden en het bestaat hierin dat de Sociale Leer door de Kerk gebaseerd wordt op wat te omschrijven is als een ‘interne leugen’. Die interne leugen bestaat hieruit dat de Kerk doet alsof ze alles zelf bedacht heeft, maar in feite alles van anderen overneemt. De Kerk sluit aan bij eigentijdse ontwikkelingen en sociale verhoudingen en wil daar op een christelijke manier over nadenken. Dat is een prima ontwikkeling. Maar wat ze vervolgens bij het opschrijven doet is te zeggen dat alles uit eigen schat en traditie komt, hetgeen vooral blijkt uit de gehanteerde bronnen. Dat laatste is om allerlei redenen een probleem. Maar in ieder geval in de communicatie, want het lijkt wel of de Kerk alleen maar met zichzelf in gesprek is. Dat betekent praktisch dat je moet laten zien dat die Sociale Leer vooral een discussie is met eigentijdse ontwikkelingen en dat kun je ook heel goed laten zien. De laatste encyclieken van de huidige Paus zijn heel goed te verhelderen als discussies van de Kerk met de laatste sociale ontwikkelingen, zowel internationaal en nationaal. Ik vind opmerkelijk en de moeite waard om er in diepere zin over door te denken dat de Paus de nadruk heeft gelegd op het feit dat caritas en diaconie te maken heeft met persoonlijke verhoudingen. Dat heeft hij goed gezien en daar moeten we dieper over nadenken. U kunt allemaal de trend nog die vooral in de zeventiger jaren van de vorige eeuw is ingezet, dat het bij diaconie en missie vooral om structurele verhoudingen gaat. Je moet mensen geen vissen geven, maar hengels of een boot. De barmhartige Samaritaan had er beter aan gedaan om die weg een beetje veiliger te maken voor de reizigers. U kent allemaal die discussie. Dat punt is toen natuurlijk gemaakt en blijft zijn geldigheid houden. Maar ik denk dat de Paus in zijn laatste encyclieken heel scherp gezien heeft dat voor heel veel mensen in onze samenleving het probleem niet of niet in de eerste plaats is: ‘Hoe krijg ik mijn eten op tafel?’, maar ‘Wie zorgt er nog voor mij?’. Het antwoord op die laatste vraag is een kwestie van gezichten, van mensen, van rechtstreeks persoonlijke betrokkenheid. Dat betekent dat beide visies meer bij elkaar horen dan wij ook in ons denken over verzorgingsstaat gedacht hebben. Dit vind ik er in eerste instantie van. Maar zoals alles in onze traditie en die van anderen ook: we moeten niets zomaar klakkeloos aannemen. We moeten de ontwikkeling waarnemen en er zelf ook over nadenken. Meer plek voor de Sociale Leer is op zich geen probleem. Je kunt er iets mee doen. Maar er zitten ook haken en ogen aan, zoals aangegeven. Joop Brongers Ik heb in het boek een hoofdstuk gemaakt samen met Wim Althuis over evangelisch diaconaat. Ik wil de focus van het gesprek wat verleggen en ik heb daarbij ook een vraag voor Roel Kuiper. Als ik het evangelie goed gelezen heb, dan zie ik dat alles begon met Jezus Christus, die bewogen was met hetgeen Hij om zich heen zag. Dat aspect van die bewogenheid kun je nooit invullen met plichtmatigheid of door een soort Goede Werken 23 theologie. Daar heb je een nabijheid bij Jezus Christus voor nodig. Ik voeg daar de vraag voor Roel Kuiper aan toe. Hoe zie jij Roel in dat opschakelen dat je noemde het verbonden zijn met, het opzien naar Jezus Christus en het bewogen worden door de liefde van Jezus Christus? Dat kunnen we nooit allemaal individueel apart. Daar hebben we duidelijk de gemeenschap voor nodig. En dan kunnen we ook gebruik maken van het charismatische element dat de gemeenschap verschillende gaven heeft gekregen. Dat onderscheid mis ik in jouw verhaal. Ik voel nu een soort loden last op de schouders van de plaatselijke kerk liggen, waarvan ik denk: ‘Daar gaan we aan onderdoor’. Laten we daar wat opgewekter mee omgaan en als we het geestelijk element erbij nemen, hoe houden we het geestelijk draaglijk? Roel Kuiper Dank voor de vraag. Er zit in onze manier van leven iets indirects. Er zit altijd iets tussen: de schema’s, de instrumenten, de wereld met zijn eigen dingen. Ik heb dat voor mezelf vertaald in een noodzaak van directheid: het direct zien van de ander. Ik denk dat dit ook het unieke in het optreden van Jezus was: Jezus is direct bewogen over mensen. Met zijn Koninkrijk is dat ook zo. Als Johannes hem de vraag stelt ‘Bent u degeen die we verwachten of hebben we een ander te verwachten?’, dan zegt Jezus: ‘Kijk om je heen. De zieken worden genezen, de lammen gaan weer lopen’. Daar zit het onmiddellijke directe presente van het Koninkrijk van God in. Wat moeten wij nu doen om als Kerk op te schakelen? Er wordt vandaag de dag heel veel gedaan met het woord presentie. De naam van Andries Baart is nog niet genoemd, maar hij heeft die theorie ontwikkeld. Het er zijn betekent ook gewoon op die plek aanwezig zijn waar je zou moeten staan. Dat vind ik al heel belangrijk om bevrijd te raken van die loden last die je noemt. Zowel van de loden last van methodiek als van de last om voortdurend iets te moeten. Er-zijn is belangrijk, liefdes gemeenschap zijn, op de plekken waar het kan, waar het moet, waar het blijkt, waar het ontstaat, waar liefde gevierd kan worden. Ik denk aan de vele christenen die overal in de wereld naar de steden trekken en die daar gewoon zijn. Niet om iets te doen, of dat ze weten wat er te doen, maar er gewoon zijn. Ze beginnen weer opnieuw met gemeenschap te stichten met de mensen om hen heen, met de buren, met mensen te zien. Misschien is dat een antwoord en misschien geeft dat iets minder loden last. Jozef Wissink We hebben laatst de verdediging van het proefschrift Diaconie van Henk Meeuws meegemaakt. Henk Meeuws suggereert dat goed doen deugd doet. Niet alleen dat het deugdzaam is om te doen, maar diaconie doet mensen zelf ook deugd. Dat is misschien ook het feestelijke erin. Hub heeft ondertussen een volgende vragensteller gevonden. Willem Sinnighe Damsté Ik ben geïnteresseerd in diaconie. Ik heb een vraag aan de heer Kuiper in zijn hoedanigheid als lid van de Eerste Kamer. Een van de sprekers heeft opgemerkt dat na een opleving ten gevolge van de Wmo de diaconale zaak weer is ingestort. Ik denk dat met de miljarden bezuinigingen die nu voor de deur staan de overheid die taken niet goed kan uitvoeren. Ik denk dat de diaconie of het diaconaat er winst bij zouden hebben als ze meteen inspringen in het gat dat zo ontstaat en tegen de overheid zeggen: ‘laten wij die klus samen doen’. En laten we dan meteen enkele heilige huisjes beslechten. We lezen in de krant dat winst wordt behaald doordat bestandsvergelijking mogelijk is tussen belastingdienst, UWV, sociale dienst, zorg en andere bestanden van de overheid. Fraude en oneigenlijk gebruik kan nu beter ontdekt en bestreden worden. Wat is er eigenlijk op tegen dat ook de diaconie inzage krijgt in de bestanden van de sociale dienst, zodat zij inzicht krijgt in de situatie van mensen? Bent u het daarmee eens? 24 Roel Kuiper De Wmo heeft twee kanten in zich. Ik onderscheid de harde kant van de loketten, voorzieningen en regelingen en daar wordt sterk op bezuinigd. In deze zin is de Wmo ook een bezuiniging. Er gaat minder geld dan voorheen naar de burgerlijke gemeenten om dezelfde voorzieningen aan burgers aan te bieden die dat nodig hebben. Er is ook een zachte kant en dat is de normatieve kant van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. En gelukkig dat die er is. Die gaat namelijk over de vraag welk soort samenleving we willen zijn. Het is fraai dat de Kerk daarin een plaats heeft gekregen. We leven in een participatie samenleving waarin we allemaal moeten toetreden. En de Kerk is daar nadrukkelijk bij ingesloten. Dat vind ik een grote winst. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft daar ook over gepubliceerd en dat wordt inmiddels in brede kring ook zo gezien: de Kerk is een belangrijke gemeenschap in de samenleving met een eigen bijdrage. Nu vraagt u: zouden de kerken de bestanden van de Sociale Dienst kunnen inzien? Dat weet ik niet. Ik weet wel dat het heel belangrijk is dat kerkelijke vertegenwoordigers, die diakenen, bemiddelen en relaties leggen, samen met het gemeentebestuur spreken over de sociale kaart en de sociale nood van een bepaalde gemeenschap, van een bepaalde gemeente. Dat is al een heel belangrijke functie. Diakenen zien heel veel en het zal goed zijn als zij - zonder daarin al te persoonlijk te worden natuurlijk - die informatie delen met het gemeentebestuur. Zodat er van beide kanten zicht komt op wat nodig is en wie wat het beste kan doen. Ik denk dat er veel meer winst te behalen valt in goede samenwerking van alle lokale partners met elkaar. Ik denk dat kerken daarin nu nog een te beperkte blik hebben. Nog teveel gevoed worden vanuit oude beelden over diaconaal bezig zijn van gericht zijn op een kleine gemeente met een kleine kring er omheen. Dat bedoel ik dus ook met opschakelen. Dit soort opschakelen naar de samenleving toe. Zie ook dat je zelf gesprekspartner bent, een belangrijke informant, creëer dat lokale bondgenootschap waardoor je kan kijken wie wat nodig heeft en wie wat kan doen. Ik denk dat kerken vaak een te bescheiden instelling kiezen. Sake Stoppels docent gemeente opbouw aan de VU in Amsterdam Ik ben heel blij met het boek. Maar ik ben er ook zeer ongemakkelijk over, omdat ik geen idee heb hoe ik het nog een plekje zou kunnen geven in het onderwijsprogramma. Ik zie met lede ogen gebeuren dat de universitaire studies loszingen van de geloofsgemeenschap en daarmee bijna automatische buiten beeld raken. Het is ook een cri de coeur van mijn kant op deze plek. Ik ben dus heel blij met een stevig diaconaal boek erbij. En ik ben droevig omdat ik niet zou weten hoe ik dit kan gebruiken in mijn huidige zeer beperkte programma voor kerkopbouw. Als ik naar het huidige Bachelorprogramma van de PTHU kijk zie ik geen verbetering op dit vlak. Dat vind ik een zorgelijke ontwikkeling, die eigenlijk de bodem onder dit soort studieboeken vandaan haalt. Ik weet niet of dit herkenbaar is voor andere docenten aan universiteiten? Ik vind dat er op dit vlak heel zorgelijke ontwikkelingen gaande zijn. Erik Borgman Deze ontwikkelingen kunnen we aan alle universiteiten waarnemen. De kerkelijke opleidingen worden kleiner, de meer algemene en seculiere groter. In die zin is het voor auteurs zoals wij dat zijn ook een goede zelfkritiek. Het is namelijk niet zo dat als wij een goed boek maken wij op de universiteiten kunnen uitmaken wat het curriculum zal zijn. Die plek hebben we niet. Daar gaan heel andere mensen over. Dat zijn meestal mensen die geen verstand hebben van theologie noch van onderwijs geven. Dus dat maakt het allemaal ingewikkeld. Dit gezegd zijnde vind ik wel dat wij er aan onze kant een verantwoordelijkheid bij hebben. Dat lijkt een beetje op de kwestie, die ik voor de diaconie aan de orde heb proberen te stellen. Wij moeten wel met de overheid samenwerken, maar we moeten niet geloven in wat de overheid zegt dat logisch is. Dat geldt hier ook: als wij vinden dat wij in 25 ons curriculum te weinig ruimte hebben, dan moeten wij iets anders verzinnen, een andere structuur, een ander curriculum. Wij kunnen nooit zeggen: het mag niet meer van de overheid, zelf al is het de kerkelijke overheid. Wij hebben vanuit katholieke kant enige ervaring met laat ik zeggen soepel omgaan met een kerkelijke overheid. Je moet uiteindelijk toch doen wat je nodig vindt. Hoe je dat dan vervolgens concreet doet, daar moet je ter plekke een list voor verzinnen. Wat mij betreft zou het boek al ontzettend hebben bijgedragen, als er over deze kwestie een discussie op gang komt onder theologen. Hoe gaan we dit nu oppakken, gezien het feit dat we in het nu geldende curriculum geen ruimte voor hebben? Ik vind dat wel een belangrijke discussie. Maar je hebt helemaal gelijk, een eenvoudig antwoord is er op dit moment niet, want de ruimte is er op dit moment niet. Dat is zo. Jorge Castillo Guerra Ik wil ook nog even reageren op de opmerking van Sake Stoppels. Bij ons in Nijmegen speelt hetzelfde probleem. Ik ben universitair docent missiewetenschappen. Wij hebben het probleem van de beschikbare ruimte opgelost op een praktische manier. Wij hebben diaconiewetenschap helemaal ingetrokken bij missiewetenschap. Het gaat immers om diaconie, missie en pastoraat. In ons onderwijs is college geven over de Wmo ook een thema. Het boek Diaconie in beweging valt bij ons onder missiewetenschappen en zo kunnen we het gebruiken. Ik wil nog even reageren op wat werd verteld over onthechting van de gemeenschap. De bijdrage van migranten aan nieuwe vormen van sociale cohesie levert een nieuw verstaan op van diaconie als koinonia. Diaconie is niet alleen bezig met materiële zaken, maar ook met opbouw van gemeenschap. Dit is een nieuwe tijd waarin oude vormen wegvallen en nieuwe ontstaan. Dit is voor ons een nieuwe dimensie van diaconie. Dus ik pleit voor een pragmatische manier om daar mee om te gaan. Jozef Wissink Dat is begrepen. Praktisch kun je de hele theologie onderbrengen bij missiewetenschappen en dat lijkt me niet eens zo’n slecht idee. We gaan over tot de finale van deze ochtend. We luisteren voor de laatste keer naar onze musici. 26 De serie Werken van Barmhartigheid Drs. Hub Crijns De serie Werken van Barmhartigheid in het boek Diaconie in beweging is ontleend aan de schilder Frans Franciscus die ons zijn hedendaagse impressie van de werken van barmhartigheid ter beschikking heeft gesteld. Informatie over Frans Franciscus is te vinden op www.fransfranciscus.com, en wie schilderijen wil kopen kan terecht op www.galeriejacobawijk.nl. In mei en juni 2011 is naar aanleiding van deze werken in de Greidhoeke in Zuid-Friesland een fietstocht gehouden. De kerken van Deinum, Blessum, Boksum, Leons, Baard, Easterlittens en Winsum exposeerden een schilderij uit de serie en bij elk werk van barmhartigheid is met woord, muziek en beeld stilgestaan. U treft in het boek enkele foto’s aan van deze uitdrukking van de levende doorwerking van de werken van barmhartigheid. Diaconie in beweging Handboek diaconiewetenschap Redactie: Hub Crijns, Ellen Hogema, Lútzen Miedema, Herman Noordegraaf, Ploni Robbers-van Berkel, Herman van Well, Jozef Wissink, Hanneke Arts-Honselaar (eindredactie) © 2011 Uitgeverij Kok In samenwerking met de Stichting landelijk bureau Dienst in de Industriële Samenleving vanwege de Kerken (DISK) ISBN 978.90.435.0453.9 NUR 700 27