Zurückhaltung en Wilkommenskultur in één beleid Een analyse van het hedendaags buitenlands beleid van Duitsland in de NAVO en de Europese Unie Yvonne van Laarhoven, 3973654 Julianalaan 8 3581NT Utrecht [email protected] Onderzoeksseminar III: Diplomatieke praktijken Christ Klep 4 januari 2016 7400 woorden 1 Inhoudsopgave Inleiding 3 Hoofdstuk 1: Het nut van instituties 7 Hoofdstuk 2: De NAVO in Libië 12 Hoofdstuk 3: De Europese Unie en de vluchtelingencrisis 17 Conclusie 22 Literatuurlijst 24 2 Inleiding ‘Kohl was more right than Kissinger. Kissinger said Germany is too big for Europe, but too small for the world. Kohl said Germany is too big to be first among equals, but too small to dominate Europe’ - Radoslaw Sikorski, minster van Buitenlandse Zaken van Polen, op de Müncher Sicherheitskonferenz, 4 februari 2012. De Europese Unie ligt in toenemende mate onder vuur. De optimistische ideeën over de monetaire unie vielen door de Eurocrisis in duigen. De gigantische staatsschulden ondermijnen de stabiliteit van de euro en na decennia van werken aan Europese integratie neemt de euroscepsis toe. Niet alleen op monetair gebied zijn er problemen, de culturele verschillen en de machtsverhoudingen tussen lidstaten zijn onder de loep komen te liggen. In tijden van economische problemen kijkt Europa naar één vrouw voor de oplossing. Angela Merkel werd door het Amerikaanse zakenblad Forbes de afgelopen negen jaar maar liefst acht keer verkozen tot machtigste vrouw ter wereld.1 Dit weerspiegelt de positie van Duitsland op het continent. Hoewel het niet vreemd is dat het land met de sterkste Europese economie en het hoogste aantal inwoners proportioneel veel macht heeft, is dit gegeven binnen de Europese Unie niet vanzelfsprekend. Na de Tweede Wereldoorlog hebben de overwinnaars de Bondsrepubliek niet teveel macht willen geven en Duitsland heeft zich in deze relatief bescheiden rol geschikt. Een passieve houding op diplomatiek en militair gebied was onderdeel van de politieke en morele schuldenlast van de twee wereldoorlogen. Nu van Duitsland gevraagd wordt het voortouw te nemen, plaatst dat Duitsland in een tegenstrijdige positie. Door middel van de Vrede van Westfalen werd in 1648 een Europese orde geschapen op basis van soevereine staten. Het idee was dat wanneer de macht verdeeld werd over deze staten er geen land zou zijn dat de overmacht had. Na de Dertigjarige Oorlog was er behoefte aan een stelsel dat in de toekomst zou kunnen voorkomen dat Europa opnieuw in oorlog raakte. Door soevereine staten naast elkaar te laten bestaan, zou de hoeveelheid macht per staat beperkt blijven. Hoewel Europa er niet in slaagde de vrede te bewaren, bleven de Westfaalse principes de dominante theorie om de machtsbalans handhaven.2 Met de Duitse eenwording van 1871 werd Duitsland een potentieel dominante staat. Duitsland was niet alleen demografisch maar ook op militair en 1 Jennie Barbier, ‘Angela Merkel opnieuw ‘machtigste vrouw ter wereld’, De Volkskrant, 27 mei 2015. S. Schmidt, To Order the Minds of Scholars: The Discourse of the Peace of Westphalia in International Relations Literature, International Studies Quarterly 55 (2011) 601-623, 602. 2 3 economisch gebied sterker dan al zijn afzonderlijke buurlanden. De centrale ligging en de militaire suprematie op het continent maakten Duitsland tot een tikkende tijdbom.3 Na de Eerste Wereldoorlog braken de overwinnaars zich het hoofd over hoe de Duitse agressie beheerst zou kunnen worden. Frankrijk, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten dachten het Duitse Probleem op te lossen door Duitsland kleiner te maken, zowel geografisch als militair en economisch. De geschiedenis leert ons dat de bepalingen van de Vrede van Versailles er niet in slaagden de Duitse agressie in te dammen. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog lag Europa in puin en was de Europese economie verwoest. De wederopbouw vond plaats terwijl Duitsland in twee stukken werd verdeeld. De bezettingszones zouden de periode tot een vredesverdrag gaan overbruggen. Aan het begin van de Koude Oorlog stond de Duitse kwestie centraal op de agenda van de geallieerden. Het kleiner maken van Duitsland leek dus wederom de oplossing. Het IJzeren Gordijn werd midden door Duitsland opgehangen.4 Duitsland was niet langer een belangrijke actor in de Europese machtsstrijd, maar was door de sterke invloedssferen van communistisch oost en kapitalistisch west eerder een middel geworden. Op 9 november 1989 viel de Berlijnse Muur. Op dat moment kwam Europa voor een cruciaal vraagstuk te staan: mocht Duitsland weer één worden? De potentiële Duitse hereniging hield de Europese politiek in haar greep. In november 1989 demonstreerden er massa’s in onder andere Leipzig onder de leus ‘Wir sind ein Vok’. Het was duidelijk wat de Duitsers zelf wilden. De Britse premier, Margaret Thatcher, nam vervolgens stelling tegen de snelle eenwording die ook bondskanselier Helmut Kohl voor ogen had. Volgens Thatcher zou iedereen van haar generatie zich ter waarschuwing moeten herinneren wat er kon gebeuren wanneer Duitsland te machtig werd. Nationaal karakter verandert niet, aldus Thatcher.5 Ondanks dergelijke tegenstand werd Duitsland al binnen twee jaar herenigd. De controverse rondom de Duitse eenwording leefde in Duitsland zelf minder sterk. Al in de jaren vijftig werd onder Konrad Adenauer vastgesteld hoe de Bondsrepubliek Duitsland zich zou gaan presenteren in de internationale politiek en ook na de eenwording zou aan deze waarden worden vastgehouden. Duitsland zou bij het westen horen en samen met zijn Europese en Atlantische partners zijn internationale verantwoordelijkheden aanvaarden. De Duitse Alleingang werd afgezworen en de democratische waarden onderschreven. Duitsland omarmde de Europese integratie en beschouwde de bevordering ervan als zijn grondwettelijke opdracht, aldus Adenauer. 6 Het feit dat de Duitse economie en het inwonersaantal opvallend groot zijn tussen de andere 3 Henry Kissinger, World Order. Reflections on the Character of Nations and the Course of History. (London 2014) 77. Mathieu Segers, Waagstuk Europa, (Amsterdam, 2014) 65. 5 S. Dyson, Style and Foreign Policy: Margaret Thatcher's Black-and-White Thinking, International Political Science Review 30 (2009) 42. 6 A. Baring, Im Anfang war Adenauer. Die Entstehung der Kanzelerdemokratie, (München 1969) 46. 4 4 lidstaten, werd de afgelopen decennia daarom niet meer zozeer als een bedreiging beschouwd binnen West-Europa. De andere lidstaten hebben van de grootte van Duitsland geen serieus agendapunt meer gemaakt. De afgelopen twintig jaar, na het eind van de Koude Oorlog, heeft Duitsland deze historische last met zich meegedragen in het diplomatiek handelen. Duitsland kan veel macht uitoefenen binnen de Europese Unie, maar gedraagt zich liever als een normale lidstaat.7 Sinds het begin van de eurocrisis is dat lastig geworden, men kan niet meer om Duitsland heen. In een periode waarin Duitsland zijn positie in de internationale politiek langzaam herdefinieert, is het relevant om het hedendaags diplomatiek handelen in historische context te bekijken. Opvallend is dat Duitsland op economisch gebied binnen de Europese Unie veel meer dan eerste onder de gelijken is, maar bijvoorbeeld op militair gebied de leiding niet neemt. In het diplomatiek handelen wijst Duitsland meer dan welk land dan ook op multilaterale instituties als de Europese Unie en de Noord Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO). Geen land in Europa vecht zo hard voor het behoud van de monetaire unie en de zoektocht naar gezamenlijke oplossingen voor de problemen waar Europa en de wereld mee geconfronteerd wordt. Deze houding is voor een groot deel te herleiden op de Duitse geschiedenis. In dit onderzoek wordt het diplomatiek handelen van Duitsland in multilaterale instituties heden ten dage in historisch perspectief geplaatst. In hoeverre is het buitenlands beleid dat Duitsland voert in supranationale instituties historisch te verklaren? Daarnaast is het belangrijk de vraag te stellen in hoeverre dit verschilt per institutie en thema. Om antwoord te geven op deze vraag zal de theorie van het internationaal institutionalisme, zoals met name geformuleerd door Robert Keohane, als handvat gebruikt worden. Daarnaast zal de geschiedenis van twee multilaterale instituties, de NAVO en de Europese Unie, uitgelegd worden. De Europese Unie wordt door Duitsland gebruikt als het politiek geweten van Europa en de NAVO hoofdzakelijk als militair instituut. Ter illustratie zullen er twee voorbeelden van het hedendaags diplomatiek handelen van Duitsland in multilaterale instituties aan bod komen. Allereerst de militaire interventie door de NAVO in Libië en ten tweede de positie van Duitsland in de Europese Unie met betrekking tot de vluchtelingencrisis. Deze twee casussen zijn sterke voorbeelden van het diplomatiek handelen van Duitsland in multilaterale zin en omvatten zeer actuele internationale problemen. In een periode waarin de ogen in het diplomatieke landschap vaak op Duitsland gericht zijn, is het dus relevant om te onderzoeken hoe Duitsland zich gedraagt in multilaterale instituties en waarom. Het wetenschappelijk onderzoek naar internationale betrekkingen richt zich vaak op theorievorming. Deze theorieën bieden naar verhoopt een goed handvat tijdens onderzoek. Maar 7 Peter J. Katzenstein, Tamed Power: Germany in Europe, Foreign Affairs, Vol. 77, No. 3 (1998) 142. 5 het is belangrijk de context van de situatie waarin het handelen van, in dit geval, Duitsland zich voltrekt, mee te nemen. Hierbij dient ook gekeken te worden naar het verschil in diplomatiek handelen per situatie. Hierin ligt de meerwaarde van dit onderzoek. Het doel van dit betoog is het begrip van de huidige internationale politiek en de rol die Duitsland daarin speelt te vergroten. 6 Hoofdstuk 1, Het nut van instituties: ‘Niets is mogelijk zonder mensen, niets is duurzaam zonder instituties’8 – Jean Monnet Met het huidige groeiende gevoel van internationale onzekerheid is in veel landen een hernieuwd nationalistisch geluid te horen, zowel in de politiek als vanuit de bevolking. Er wordt gevraagd om minder macht voor de supranationale organisaties en meer soevereiniteit voor staten. In hedendaags Europa heeft nationalisme nog altijd een beetje een vieze bijsmaak. De littekens van twee gruwelijke oorlogen binnen één generatie zijn tot op heden aanwezig. Tegenstrijdig genoeg zijn veel van de eurosceptische sentimenten die er nu leven de reden dat de supranationale en intergouvernementele instituties en afspraken, die samen de Europese Unie vormen, zijn opgericht. Twee internationale instituties die hun oorsprong vinden in de naoorlogse periode waarin gezocht werd naar manieren om de vrede te handhaven zijn de NAVO en de Europese Unie. Op dit moment spelen ze beide, misschien wel meer dan ooit, een belangrijke rol in het Duitse diplomatiek handelen. Kennis van de oorsprong van deze instituties is van belang bij het onderzoeken van de rol die Duitsland in beide instituties aanneemt. Om het diplomatiek handelen van staten in multilaterale samenwerkingsverbanden te begrijpen, is het van belang om begrip te hebben voor hoe internationale instituties werken en waar ze vandaan komen. In de wetenschappelijke kringen van de internationale betrekkingen werd eind vorige eeuw de term internationaal institutionalisme gemunt. Door middel van deze theorie wordt geanalyseerd hoe instituties opereren en waarom staten bereid zijn soevereiniteit af te staan aan deze instituties. De definitie van instituties die dit betoog hanteert is ontwikkeld door Robert Keohane. Er zijn verschillende vormen van instituties; hier wordt gefocust op multilaterale instituties. Instituties identificeren regels voor de deelnemende actoren, in dit geval vooral staten. Die regels beperken de activiteiten die de deelnemers mogen ondernemen of schrijven juist activiteiten voor. Daarnaast scheppen ze verwachtingen over het gedrag van de andere deelnemers. Ten slotte verdelen ze rollen en taken voor alle deelnemende actoren. De definitie van instituties die hier gehanteerd wordt is: een internationale organisatie met regels die afgebakend is in tijd en ruimte.9 De regels dienen vaak als een vorm van bevroren geschiedenis. Het zijn ideeën die op een bepaald moment zo belangrijk en fundamenteel waren dat de instituties ze hebben vastgezet, ook voor tijden waarin deze ideeën minder vanzelfsprekend zullen zijn. Instituties kunnen de internationale gemeenschap op deze manier beschermen tegen de politieke waan van de dag en ideologische fundamenten beschermen op het moment dat deze uitgedaagd worden. Deze regels 8 9 Jean Monnet, Memoirs (Parijs 1976) 477. Robert Keohane, International Institutions and State Power: Essays in International Relations Theory (Westview 1989) 381. 7 zorgen ervoor dat wanneer een van deze principes geschonden wordt, bijvoorbeeld de bezetting van de Amerikaanse ambassade in Teheran in 1979, dit soort acties vrijwel universeel veroordeeld worden. In de realistische visie op de internationale betrekkingen wordt dit verklaard door de permanente drang van staten om hun normale en stabiele relaties te behouden. Deze zorgen namelijk voor voorspelbare en afdwingbare gedragscodes.10 Keohane onderscheidt een aantal factoren die institutionalisering aantrekkelijk maken voor staten. Ten eerste moet er sprake zijn van een wederzijds gewin. In de realistische definitie van instituties is dit het stabiliseren van betrekkingen tussen staten en het voorkomen van onverwachtse problemen. Ten tweede, pleit Keohane niet alleen voor de realistische zaak. Zijn theorie is om ook empirisch onderzoek te doen naar specifieke instituties en hoe deze werken. Hij streeft ernaar, met behulp van de theorie, instituties in hun context te bekijken. Alleen dan krijg je een goed beeld van het wat en waarom van een institutie.11 Voordat er conclusies getrokken kunnen worden over de positie van Duitsland in instituties is het daarom van belang de historie van de Europese Unie en de NAVO uiteen te zetten. Deze kennis kan vervolgens gebruikt worden als handvat bij het analyseren van het diplomatiek handelen van Duitsland. Op 9 mei 1950 werd in Frankrijk het revolutionaire plan voor de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal gepresenteerd. Dit revolutionaire idee kwam uit de koker van Jean Monnet, een Franse diplomaat en politiek adviseur met korte lijntjes naar Groot-Brittannië. Zijn zelfverklaarde missie was het veranderen van de bestaande Europese orde. Het Duitse probleem moest doormiddel van instituties worden opgelost.12 De machtspolitiek op het continent had geleid tot onderling wantrouwen en grootschalig geweld. Het structureren van bovenstatelijke samenwerking zou de manier zijn om herhaling van het bloedige verleden te voorkomen. De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal zou het symbool worden voor deze belofte, aldus Monnet. Economische samenwerking per sector was de eerste stap naar een supranationale gemeenschap. Intensieve samenwerking was het tegengif voor gevaarlijk nationalisme dat sinds de vorming van de natiestaten steeds weer de kop op stak. Vanaf de Vrede van Westfalen was soevereiniteit de stelregel van de Europese betrekkingen en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal vormde het prille begin van een supranationale tegenbeweging.13 De weg naar Europese integratie die begin jaren vijftig in gang werd gezet leidde uiteindelijk tot de ondertekening van het Verdrag van Maastricht op 7 februari 1992. Hierin werden verschillende instituties opgericht op basis van drie pijlers. Ten eerste het gemeenschappelijk 10 Keohane, International Institutions and State Power, 385. Ibidem, 393. 12 Segers, Waagstuk Europa, 70. 13 Ibidem, 71. 11 8 economisch en monetair beleid dat mede door middel van de invoering van de Euro uitgevoerd zou worden. De Economisch Monetaire Unie is de institutionalisering van deze pijler. Daarnaast werkt de Europese Commissie door middel van supranationale bevoegdheden. Zij is verantwoordelijk voor cruciale beleidsterreinen als het handelsverkeer, eerlijke concurrentie en inflatiebestrijding. Vervolgens zou een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, dat door zou kunnen groeien tot hechte defensiesamenwerking, opgezet worden. De laatste pijler betrof justitie en binnenlandse zaken, bijvoorbeeld in de vorm van asielbeleid en meer politiesamenwerking doormiddel van Europol.14 De bepalingen uit het Verdrag van Maastricht zorgden voor verlies van nationale zeggenschap, maar werden desalniettemin door de meeste Europese landen als een grote stap vooruit gezien op de weg naar een veiliger en welvarender Europa. Hoewel vaak wordt gedacht dat de NAVO primair is opgericht als reactie op de dreiging die door de Sovjet Unie veroorzaakt werd, waren er meerdere doelen die een rol speelden, aldus ook de organisatie zelf. In het overzicht van de geschiedenis van de NAVO op de website van de organisatie wordt onderstreept dat het inkapselen van Sovjet expansionisme slechts één van de hoofddoelen was. Het voorkomen van de heropleving van nationale agressie in Europa mede door middel van een sterke Noord-Amerikaanse aanwezigheid speelde evenzeer een grote rol. Daarnaast trachtte de Verenigde Staten de Europese politieke integratie onder andere via de NAVO te bevorderen.15 De kern van het oprichtingsverdrag van de NAVO bestaat uit artikel 5. Daarin wordt gesteld dat een aanval op één van de NAVO-landen door de andere zal worden opgevat als een aanval op alle landen en dat alle lidstaten zullen samenwerken om de aanval af te weren. In de laatste decennia is er weinig sprake van dreiging tegen of binnenin lidstaten en heeft de NAVO haar pijlen dus op andere continenten gericht. De alliantie wil niet slechts een militaire organisatie zijn, maar streeft ook naar het consolideren van vrede out of area.16 Na de Koude Oorlog kwamen diepgaande vragen op over de toekomst van de NAVO. Nu het Sovjet-gevaar geweken was, leek de NAVO overbodig geworden. Dit bleek niet het geval te zijn en de NAVO is tot op heden actief en zelfs aan het uitbreiden. Het toekomststreven van de NAVO is een politiek verbond van vrije staten te blijven vormen. Om de veiligheid van de huidige lidstaten te garanderen wordt er gekeken naar het opnemen van nieuwe staten. Deze landen moeten een gelijkgestemd democratisch systeem hebben en door hun deelname aan de NAVO de stabiliteit op 14 Verdrag betreffende de Europese Unie (Verdrag van Maastricht) (Luxemburg 1992). A Short History of NATO http://www.nato.int/history/nato-history.html (12 december 2015). 16 A Short History of NATO http://www.nato.int/history/nato-history.html (12 december 2015). 15 9 het Europese continent versterken.17 Voorbeelden van deze ‘tactische’ toevoegingen zijn de Baltische staten en vrijwel alle voormalige Warschau Pact-landen. Na de Tweede Wereldoorlog is met name in het Westen het idee ontstaan dat soevereiniteit niet langer heilig is, machtsuitoefening moet meer legitimiteit bezitten dan territorium en hard power. Veiligheid van de burgers wordt niet langer gezien als iets dat slechts door de natie gewaarborgd kan worden, maar ook door supranationale organisaties bewaakt moet worden. De NAVO ziet zichzelf evenals de Europese Unie niet alleen als een samenwerkingsverband met een concreet doel, zoals veiligheid of economische vooruitgang. Beide instituten definiëren zichzelf als een waardengemeenschap van democratisch bestuurde staten. De institutionalisering gaat verder dan praktische zaken en strekt zich ook uit in gedeelde ideologie. Het Westen belichaamt de vrijheid en de politieke stelsels in de lidstaten waarborgen de menselijke waardigheid. Aan dit gemeenschappelijke idee ontlenen de NAVO en de Europese Unie voor een groot deel hun legitimiteit. Instituties spelen een belangrijke rol bij het handhaven van de interstatelijke machtsbalans. Het is alleen te simpel gezegd dat dit het belangrijkste doel is van de Europese Unie en de NAVO. In de volgende hoofdstukken zal het handelen van deze instituties op een specifiek moment beschreven worden. Met name de bijzondere rol die Duitsland in beide instituties vervult, zal uitgediept worden. Hoe kan het bijvoorbeeld dat Frankrijk en Duitsland met een ongeveer gelijke capaciteit om militaire interventies uit te voeren zo’n verschillend beleid voeren? Of dat een land als Nederland met minder capaciteiten eerder bereid is over te gaan op militair ingrijpen?18 Hierbij wordt met name gezocht naar een antwoord op de vraag in hoeverre Duitsland in deze instituties handelt op basis van nationale geschiedenis. In de lijn van de realistische theorie zou Duitsland geen problemen moeten hebben met het deelnemen aan militaire interventies. In 1994 werd officieel vastgelegd dat Duitsland deel mag nemen aan militaire missies van bijvoorbeeld de NAVO en de Verenigde Naties door militairen in te zetten. Daarnaast heeft Duitsland voldoende macht om dergelijk ingrijpen te helpen legitimeren. Toch gebruikt Duitsland zijn macht liever niet op deze manier. De diplomatieke houding van Duitsland in het debat over militaire interventie in Libië is hier een voorbeeld van. Daarnaast biedt de Duitse houding in het vluchtelingendebat dat op dit moment in de Europese Unie speelt een treffende illustratie. Aan de hand van de aanpak van Robert Keohane wordt er niet alleen op een realistisch-theoretische manier naar de instituten gekeken, maar ook context gegeven bij de 17 Lawrence Kaplan, NATO Divided, NATO United: The Evolution of an Alliance, (Santa Barbara, 2004) 32. Jessica Bucher, Lena Engel, Stephanie Harfensteller en Hylke Dijkstra Domestic politics, news media and humanitarian intervention: why France and Germany diverged over Libya, European Security (2013) 524. 18 10 voorbeelden. De realistische theorie van de internationale betrekkingen is immers op zich niet voldoende om de huidige positie van Duitsland te duiden. 11 Hoofdstuk 2: NAVO in Libië Tegen de achtergrond van de Arabische Lente kwam de Libische bevolking in februari 2011 in opstand tegen het regime van kolonel Khadaffi. Sinds de staatsgreep op 1 september 1969 was Khadaffi aan de macht in Libië. Onder zijn bewind werd het land gekenmerkt door een totaal gebrek aan vrijheid en democratie en werd het gecontroleerd door een sterke politiemacht en geheime diensten. De opstand ontketende een golf van geweld tussen de regeringsmilitairen en oppositiegroepen. Omdat pers slechts beperkt werd toegelaten en internet en mobiele telefonie nauwelijks nog te gebruiken waren, was er veel onduidelijkheid over de hoeveelheid burgerslachtoffers die gevallen waren. Human Rights Watch vreesde voor ernstige mensenrechtenschendingen en riep de Verenigde Naties op om te handelen. Om een bloedbad onder de burgerbevolking te voorkomen, besloot de internationale gemeenschap in te grijpen. Op 17 maart 2011 gaf de Verenigde Naties door middel van resolutie 1973 groen licht voor militaire interventie in Libië. De leiding over de missie in Libië werd overgedragen aan de NAVO. Vanaf 31 maart vielen de verschillende operaties in Libië onder de NAVO geleide missie Unified Protector. 19 Operatie Unified Protector had als doel enerzijds het handhaven van het wapenembargo en anderzijds de bescherming van de Libische bevolking en de woongebieden tegen aanvallen of de dreiging daarmee. Een belangrijk instrument was het afdwingen van een No Fly Zone. De operatie werd internationaal breed gedragen en als een groot succes geëvalueerd. De deelnemende NAVO landen waren: België, Bulgarije, Canada, Denemarken, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Kroatië, Noorwegen, Polen, Portugal, Roemenië, Spanje, Turkije, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Daarnaast droegen ook Zweden en verschillende Arabische landen, zoals Qatar, de Verenigde Arabische Emiraten en Jordanië, als partners van de NAVO, vanaf het begin van de operatie bij aan Operatie Unified Protector.20 In de lange rij van landen die deelnamen aan de missie in Libië springt de afwezigheid van Duitsland in het oog. Na een aantal maanden werd in oktober operatie Unified Protector officieel beëindigd. De officiële verklaringen van de deelnemende landen en organisaties over de interventie in Libië spreken achteraf allemaal van een succes. Zowel de NAVO als bijvoorbeeld de Nederlandse overheid hebben de missie positief geëvalueerd . Er werd met name gesproken over het enorme aantal verijdelde burgerslachtoffers. De commotie die er voorafgaand aan de missie ontstond en de rol die Duitsland in dit debat speelde, is daarom weer naar de achtergrond verdwenen. Toen de situatie in 19 20 R. Murray, A Hehir, Libya, the responsibility to protect and the future of humanitarian intervention, (London, 2013), 191. Eindevaluatie Operatie Unified Protector, Ministerie van Defensie en Ministerie van Buitenlandse Zaken, 27 april 2012. 12 Libië aangekaart werd in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties was Duitsland in eerste instantie een sterke voorstander van het indammen van geweld. Een aantal weken later onthield Duitsland zich echter van stemming over resolutie 1973. In dit betoog zal de keuze van Duitsland om niet voor de resolutie te stemmen, uitgelegd worden. Daarnaast zal geanalyseerd worden in hoeverre de argumenten in de diplomatieke traditie van Duitsland na de Koude Oorlog passen.21 De internationale gemeenschap reageerde relatief snel op de chaotische situatie in Libië. Al op 26 februari, minder dan twee weken na de uitbraak van de opstand, werd de eerste Veiligheidsraad resolutie aangenomen. In resolutie 1970 werd het gebruik van dodelijk geweld tegen de burgerbevolking veroordeeld. Daarnaast werd de regering van Khadaffi niet langer erkend als legitieme macht. De internationale gemeenschap greep in door middel van reisverboden, een wapenembargo en het bevriezen van tegoeden.22 In deze resolutie werd er wel al gesproken over de responsibility to protect van de internationale gemeenschap voor de Libische burgers, maar was er van militaire interventie nog geen sprake. Na de onderhandelingen over resolutie 1970 werd de houding van Duitse diplomaten tegenover de resolutie, zoals in interviews door andere diplomaten omschreven, als positief. Er waren diplomaten die de houding van Duitsland soms zelfs opdringerig vonden. De Duitse minister van Buitenlandse Zaken, Guido Westerwelle, benadrukte herhaaldelijk hoe belangrijk Duitsland het vond dat de Libische bevolking beschermd werd door de internationale gemeenschap.23 De resolutie stopte het geweld in Libië niet. Integendeel, het geweld werd heviger en het aantal slachtoffers steeg. Khadaffi gaf aan de opstanden tegen elke prijs neer te zullen slaan. Naar aanleiding van de verslechterende situatie op de grond veranderde ook de toon van het internationale debat over Libië. De bepalingen van resolutie 1970 waren niet voldoende om de Libische bevolking te beschermen tegen het geweld. Er werd gestreefd naar verdere maatregelen vanuit de internationale gemeenschap. Hierbij werd al gauw gesproken over een No Fly Zone en werd er nagedacht over de militaire planning van nieuwe maatregelen. De Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk namen het voortouw in de ontwikkeling van deze plannen.24 Met deze verandering van toon in het internationale debat, veranderde ook het standpunt van Duitsland. Westerwelle sprak zich uit tegen de No Fly Zone en andere militaire maatregelen. Dat wil niet zeggen dat Duitsland de bepalingen uit resolutie 1970 afdoende vond en tegen verder optreden van de internationale gemeenschap was. Westerwelle pleitte bijvoorbeeld voor een embargo op olie. Het was niet logisch bommen te werpen op Libië en tegelijkertijd door te gaan met 21 Sarah Bockmeier, Germany and the Intervention in Libya (Berlijn 2013) 64. Verenigde Naties, Veiligheidsraad, Resolution 1970, 26 February 2011. 23 Bockmeier, Germany and the Intervention in Libya, 67. 24 Ibidem, 68. 22 13 de handel in olie met het regime van Khadaffi, aldus Westerwelle. Daarnaast benadrukte Westerwelle dat dergelijke nieuwe plannen niet uitgevoerd konden worden zonder expliciet mandaat van de Veiligheidsraad en toestemming van de Arabische staten.25 De minister van Buitenlandse Zaken benadrukte in het debat nogmaals de terughoudende en sceptische houding van Duitsland ten opzichte van militaire interventie door aan te geven dat er zeker geen Duitse militairen geleverd zouden worden. Westerwelle wees nogmaals op de grote risico’s van een militaire missie in de regio. Hij verklaarde bezorgd te zijn voor escalatie van de complexe situatie in Libië. En zijn grootste zorg was dat deze escalatie zou leiden tot interventie op de grond in plaats van interventie vanuit de lucht. Daarnaast wees Westerwelle op de instabiele situatie van de hele regio die zorgde voor een onvoorspelbare situatie. De nadruk van resolutie 1973 lag op het militair ingrijpen. Duitsland verkoos humanitaire hulp aan de noodlijdende burgers in Libië boven militaire interventie. Omdat de bescherming van de burgerbevolking het belangrijkste doel van de internationale gemeenschap was, diende de focus volgens Duitsland ook precies daar te liggen. Met een budget van 30 miljoen euro om noodhulp en opvang voor vluchtelingen in de regio te faciliteren, droeg Duitsland een significant aandeel bij.26 Naast de inhoudelijke bezwaren die Duitsland bij het militair ingrijpen had, waren er ook nog praktische bezwaren. Het hoge tempo waarmee de situatie in Libië veranderde, vroeg volgens het merendeel van de internationale gemeenschap op snelle besluitvorming. Duitsland had sterker dan de andere leden van de Veiligheidsraad en de NAVO het idee dat alles via de normale besluitvorming van de internationale gemeenschap moest gaan. Dat wil zeggen dat er tijd moest worden gemaakt om het debat ook binnenlands te voeren en op basis daarvan een nationaal standpunt te formuleren. De besluitvorming op de manier die Duitsland het liefst had gezien, zou meer tijd gaan kosten dan de andere landen wilden nemen. Het argument van de tijdsdruk was voor Westerwelle echter geen reden om over te gaan tot gehaaste besluiten zonder nieuw en expliciet mandaat van de Veiligheidsraad.27 De stemonthouding van Duitsland staat in een lange traditie van terughoudendheid als het gaat om militaire interventie. Duitsland kiest door de historische bagage eerder voor soft power en economisch gerichte diplomatie dan voor militaire en machtsgerichte oplossingen. Door het gebrek aan tijd heeft er geen goed debat plaats kunnen vinden in de Bundestag. Het nemen van een beslissing met de nodige tijdsdruk zorgde ervoor dat Westerwelle zich in de rol schikte waarin Duitsland zich vertrouwd voelde. Door stemonthouding werd het Duitsland makkelijk gemaakt geen 25 Auswärtiges Ambt, Federal Minister Westerwelle Welcomes Naming of UN Special Envoy to Libya (7 Maart 2011) http://www. auswaertiges-amt.de/EN/Infoservice/ Presse/Meldungen/2011/110307_VN_ Libyen.html. 26 Auswärtiges Ambt, Federal Minister Westerwelle Welcomes Naming of UN Special Envoy to Libya (7 Maart 2011) 27 Bockmeier, Germany and the Intervention in Libya, 68. 14 militairen bij te dragen toen de missie overgedragen werd aan de NAVO. Het vermijden van militaire betrokkenheid en daardoor verantwoordelijkheid als de missie geen succes werd, was de veilige optie. 28 Het terughoudende diplomatieke handelen van Duitsland in militaire zin moet niet geïnterpreteerd worden als onverschilligheid over wat er in de wereld speelt. De financiële steun aan het Rode Kruis in Libië werd voor een significant deel betaald door Duitsland. Tevens was Duitsland een groot voorstander van de sancties die opgelegd waren door de internationale gemeenschap. Het grote verschil met bijvoorbeeld Frankrijk, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk is dat Duitsland wilde dat zo min mogelijk op militair niveau geopereerd werd. Er werd institutionele actie om de burgers te beschermen bepleit. Dit zou via organisaties als het Rode Kruis of de United Nations High Commissioner of Refugees georganiseerd kunnen worden, volgens Duitsland.29 De publieke opinie in Duitsland leek voorafgaand aan de stemming in de Veiligheidsraad tegen militaire interventie te zijn. Door de tijdsdruk kon er geen debat plaatsvinden waarin de publieke opinie beïnvloed kon worden. Bij het uitvoeren van buitenlands beleid zijn niet alleen de internationale verhoudingen van belang, ook de binnenlandse publieke opinie dient meegenomen te worden. Uit onderzoek naar de publieke opinie over militaire interventie in Libië blijkt dat in Duitsland relatief weinig berichtgeving in kranten heeft gestaan over de Libische crisis in vergelijking met bijvoorbeeld Frankrijk. Kranten uit verschillende hoeken van het politieke spectrum schreven over het zoeken naar oplossingen in de regio. Daarnaast werd er meer gespeculeerd over het eventuele falen van de missie.30 De angst voor het falen van een militaire interventie bij politici is niet alleen een kwestie van barmhartigheid, maar ook vanuit persoonlijk gewin van belang. Het electorale voordeel van een geslaagde missie is kleiner dan het electorale verlies bij een duidelijk gefaalde missie.31 Kortom, de belangrijkste oorzaken van de stemonthouding van Duitsland zijn te vinden in de tijdsdruk waar de besluitvorming mee te maken had en de Duitse diplomatieke traditie. Door de tijdsdruk was het voor de hand liggend om terug te grijpen op de reguliere diplomatieke houding, dat wil zeggen terughoudend zijn als het gaat om militair ingrijpen. De terughoudende diplomatiek van Duitsland op militair gebied is zoals bovengenoemd voor een groot deel historisch te herleiden. Duitsland lijkt zich meer dan de andere Westerse landen in de Veiligheidsraad bewust te zijn van de negatieve gevolgen als de missie geen succes blijkt te zijn. Hierbij spelen niet alleen de electorale gevolgen die er voor Westerwelle en Merkel zouden zijn een rol, maar ook de angst voor de humanitaire gevolgen. Een groot historisch besef van de gevolgen van oorlog zou hiervoor als 28 Ibidem, 70 29 Bucher, Engel, Harfensteller en Dijkstra, Domestic politics, news media and humanitarian intervention, 525. 30 Ibidem, 534. Ibidem, 528. 31 15 verklaring kunnen dienen. De houding van Duitsland in de kwestie Libië is voor een groot deel terug te leiden naar de nationale historie. Deze houding werd geuit door terughoudend te zijn en een grote nadruk te leggen op de rol van instituties boven de rol van staten in het debat. 16 Hoofdstuk 3: De Europese Unie en de vluchtelingencrisis ‘Wir schaffen das!’ – Angela Merkel Het jaar 2015 zal in de herinnering van vele Europeanen het jaar van de vluchtelingen zijn, zo prijkt op de voorkant van de Volkskrant van 1 januari 2016. In de media is er geen onderwerp zo onder de aandacht gebracht als de grootschalige migratie vanuit met name Syrië. Het iconische beeld van een verdronken kind in de Middellandse Zee stond in alle kranten en was te zien op televisie en internet. Toen de vluchtelingenproblematiek op met name Lampedusa voor het eerst zichtbaar werd in de media, werd het in de nationale politiek van veel Europese landen nog gezien als geografische pech voor Italië.32 Inmiddels is de omvang van het vluchtelingenprobleem een stuk duidelijker. Daarnaast reizen de vluchtelingen niet alleen per boot naar het eerste land dat zij kunnen bereiken, alvorens asiel aan te vragen proberen zij vaak nog door te reizen naar andere Europese landen. In de Europese Unie wordt niet langer gesproken over pech, maar over gezamenlijke verantwoordelijkheid. In lijn met deze gezamenlijke verantwoordelijkheid wordt er gezocht naar een Europese oplossing en een rechtvaardige verdeling van de vluchtelingen over de verschillende Europese staten. Er is doorgaans weinig aandacht voor Europees beleid onder de Europese bevolking. Burgers voelen zich burger van een land en niet van Europa. Dit gebrek aan draagvlak brengt met zich mee dat de discussie vaak wordt gevoerd met als hoofdvraag: ben je voor- of tegenstander van Europa? En daardoor gaat de discussie niet in op de inhoud van het Europese beleid.33 Het debat over vluchtelingen is hierop een uitzondering. Op nationaal niveau wordt het debat in de meeste lidstaten hevig gevoerd. De binnenlandse toon in het debat neemt de regering van een staat mee naar het debat op Europees niveau. Publieke opinie speelt in de vluchtelingencrisis een belangrijke rol. De manier waarop het debat in de media wordt besproken is daarom van groot belang. Hierin is een onderscheid te maken tussen de meeste Europese Unie lidstaten en Duitsland. Veel lidstaten benadrukken maar weinig vluchtelingen op te kunnen vangen of in het geval van Denemarken voeren ze zelfs actief campagne om vluchtelingen af te schrikken. Angela Merkel heeft aangegeven geen limiet te stellen op de opvang. 34 Wederom bevindt Duitsland zich in een bijzondere positie. In een debat dat in grote mate in het publieke domein gevoerd wordt, is de publieke diplomatie van groot belang. Hiervoor wordt vaak de regeringsleider, het staatshoofd of de minister 32 Louise van Schaik, Dutch reluctantly shift to EU-wide response on migrants, (versie: 26 oktober 2015) http://europesworld.org/2015/10/26/dutch-reluctantly-shift-to-eu-wide-response-on-migrants/#.VkrieV58qJ8 (20 december 2015). 33 Segers, Waagstuk Europa, 11. 34 Bundesregierung, Refugee policy, http://www.bundesregierung.de/Content/EN/Artikel/2015/11_en/201511-27-flucht-asyl-woche-im-ueberblick_en.html (22 december 2015) 17 van Buitenlandse Zaken gebruikt als spreekbuis in plaats van de minder bekende diplomaten die bij de onderhandelingen betrokken zijn. Deze bekende gezichten kunnen voor een groot deel het discours van het debat bepalen.35 Een speech van het staatshoofd kan onrust wegenemen bij de bevolking en het debat structureren. Deze manier van het publiek informeren kan echter ook voor problemen zorgen. Het staatshoofd of de regeringsleider is namelijk vaak niet aanwezig bij de onderhandelingen in Europa en kan daarom dingen zeggen die de onderhandelingen tegenwerken.36 Een tweede probleem bij het bepalen van het discours kan ontstaan vanuit de oppositie. Wanneer de oppositie een luidere stem weet te verkrijgen dan de regering of beter inspeelt op de sentimenten van de burgers, beïnvloedt dit het debat. De toon waarmee Angela Merkel over de vluchtelingenproblematiek spreekt is wezenlijk anders dan de toon waarmee bijvoorbeeld Mark Rutte dat doet. In Nederland is een zichtbare verharding van het debat aanwezig. De VVD streeft naar een zo sober mogelijke opvang en is tegen het geven van opvang aan uitgeprocedeerde asielzoekers. Een reden voor deze houding is de populariteitsgroei van Geert Wilders en zijn PVV. In Nederland is het debat hierdoor voor een groot deel door de oppositie vormgegeven. Met een verkiezingsjaar in aantocht wordt er gehoor gegeven aan populisme. Er wordt veel gesproken over de afwezigheid van Mark Rutte in een periode waarin hij namens de regering zich uit had moeten spreken over de vluchtelingencrisis.37 Hierin zit een groot verschil met Angela Merkel. Zij heeft zowel op binnenlands niveau als op Europees niveau belangrijke speeches gegeven en statements laten publiceren.38 Merkel als persoon krijgt veel aandacht en weet daarom het debat sterk te beïnvloeden. De Duitse diplomatie is sterk verbonden met de persoon Merkel. Evenals bij de debatten over militaire interventie in Libië ligt de nadruk van het Duits diplomatiek handelen met betrekking tot de vluchtelingencrisis op internationale samenwerking. Hoewel Duitsland nu een andere strategie kiest dan in 2011, is de grondslag van het Duitse beleid wederom het zoeken naar oplossingen via de institutionele weg. In de Veiligheidsraad koos Duitsland voor terughoudende diplomatie, in het vluchtelingendebat in de Europese Unie wordt door Duitsland het voortouw genomen. Angela Merkel wijst er in de officiële statements van de Duitse regering op dat de migranten recht hebben op een veilige plaats om te leven in de regio waar ze vandaan komen. Echter, op het moment is dit niet mogelijk en moeten de lasten van dit probleem eerlijk verdeeld 35 G.R. Berridge, Diplomacy: Theory and Practice, (Londen, 2010) 179. Berridge, Diplomacy, 164. 37 Louise van Schaik, Dutch reluctantly shift to EU-wide response on migrants, (versie: 26 oktober 2015) http://europesworld.org/2015/10/26/dutch-reluctantly-shift-to-eu-wide-response-on-migrants/#.VkrieV58qJ8 (20 december 2015). 38 Auswartiges ambt, http://www.auswaertigesamt.de/DE/Aussenpolitik/GlobaleFragen/Fluechtlinge/Uebersicht_node.html. (20 december 2015) 36 18 worden. Rechtvaardigheid gebiedt dat je niet van te voren aan kunt geven dat er een maximaal aantal personen opgevangen kan worden, iedereen heeft recht op opvang. De opvang van migranten moet op een solidaire en rechtvaardige manier gebeuren, aldus Angela Merkel.39 De oplossing die Duitsland biedt voor de vluchtelingencrisis bestaat uit twee onderdelen: het aanpakken van de wortels van het probleem buiten Europa en het gezamenlijk dragen van de lasten die er binnen Europa zijn door de vluchtelingencrisis. Op de website van de Duitse overheid staan de volgende uitspraken van Merkel over het Duitse beleid: ‘Out of area heeft de Europese Unie niet genoeg financiële middelen beschikbaar gesteld voor de programma’s van de Verenigde Naties, het World Food Programme en de UNHCR, waardoor de situatie in de regio blijft verslechteren. Zolang de leefomstandigheden in Syrië en het gebied daaromheen niet beter worden, is het vanzelfsprekend dat de problemen onze kant opkomen. Als we de wortels van het probleem aanpakken, zal de groep vluchtelingen krimpen.’40 Daarnaast wordt er in de officiële statements solidariteit met Turkije uitgesproken. Turkije draagt relatief een te zware last in de vluchtelingencrisis, aldus de Duitse regering.41 In praktische zin vragen de Duitse oplossingen om een consequent beleid vanuit de Europese Unie, waarbij Duitsland bereid is zelf het goede voorbeeld te geven aan andere lidstaten. Allereerst dient er meer geld vrij gemaakt te worden voor opvang en integratie. De Duitse minister van Binnenlandse Zaken, Thomas de Maizière, maakte onlangs bekend dat er in 2016 een budget van 326 miljoen euro vrijgemaakt wordt voor integratie van migranten in Duitsland. Integratie zorgt voor meer binnenlandse veiligheid en vergroot de kans dat de migranten ingezet kunnen worden in het Duitse arbeidsproces. Door deze verhoging in het budget kan de Bundesamt fur Migration und Flüchtlinge meer personeel aanstellen om vluchtelingen beter op te vangen.42 Duitsland roept andere landen op ook te investeren in integratie en tracht met zijn beleid het goede voorbeeld te geven binnen Europa. De investeringen in integratie in Duitsland worden niet alleen uit barmhartigheid gedaan. Economische overwegingen voor de toekomst spelen hierbij ook een rol. Uit het rapport met de economische prognose voor Europa van de Europese Commissie dat uitkwam in de herfst van 2015 blijkt dat de grootschalige migratie een positieve invloed heeft op de Duitse economie op termijn. De nieuwkomers kunnen de opkomende schaarste in bepaalde sectoren op de arbeidsmarkt opvullen. 39 Bundesregierung, Refugee policy, http://www.bundesregierung.de/Content/EN/Artikel/2015/11_en/201511-27-flucht-asyl-woche-im-ueberblick_en.html (22 december 2015) 40 Ibidem. 41 Ibidem. 42 Ibidem. 19 Met name in Oost-Duitsland is er sprake van bevolkingskrimp. De demografische groei die de migratie met zich meebrengt kan in deze regio positief effect hebben. 43 Het feit dat integratie niet alleen een grote kostenpost is, maar ook een lucratieve investering is een sterk argument in het vluchtelingendebat. De Duitse oorlogsgeschiedenis wordt herhaaldelijk gebruikt in het publieke debat als argument voor opvang. Ten tijde van de Eerste Wereldoorlog en later tijdens de Tweede Wereldoorlog waren er enorm veel vluchtelingen op de been in Europa. En ook na de val van de Muur was er veel migratie. In de media worden deze zaken als argument gebruikt onder het motto: als het toen mogelijk was, is het nu ook mogelijk.44 Maar niet alleen de media gebruikt historie in het debat. Angela Merkel gebruikt vaak haar persoonlijke historie bij het verklaren van haar standpunt. Opgroeien in de armoede van Oost-Duitsland heeft haar gevormd. Het heeft haar vastberadenheid om de Europese Unie tot een succes te maken gesterkt. Zoals ze zelf heeft gezegd: ‘Ik weet hoe het is om te leven in een systeem dat in elkaar stort, en ik wil dat niet opnieuw meemaken.’ 45 De sobere deugdzaamheid die Angela Merkel niet alleen bepleit in de politiek maar ook uitstraalt als persoon wordt vaak toegeschreven aan haar achtergrond. De opmerking ‘het is niet lang vol te houden om boven je stand te leven’ zorgde ervoor dat Merkel de bijnaam Schwäbische Hausfrau verkreeg. De Oost-Duitse achtergrond van Angela Merkel is een voorbeeld van hoe de nationale historie de Duitse politiek beïnvloedt. De vluchtelingencrisis heeft in veel Europese landen de populariteit van rechts-populistische partijen doen groeien, zo ook in Duitsland. Jarenlang is Duitsland het enige Europese land geweest zonder grote populistische partij op de rechterflank van het politieke spectrum. De recente ontwikkelingen zijn daarom opvallend. De rechtsextremistische organisatie Pegida (Patriottische Europeanen Gegen Islamiserung Des Abendlandes) liet met demonstraties in Dresden een ander geluid vanuit de Duitse burgers horen. Daarnaast staat de eurosceptische partij Alternativ für Deutschland in de peilingen hoog genoeg om bij de volgende verkiezingen de kiesdrempel wel te halen. Toch lukt het de beide organisaties niet echt een overtuigende achterban te vinden. De Pegida demonstraties in andere Duitse steden trokken een stuk minder aandacht. Het fenomeen lijkt vooral aanhangers te vinden in de voormalige DDR. Daarnaast waren de tegendemonstranten vaak ruim in de meerderheid en liet de Duitse bevolking op die manier blijken niet van rechtsextremisme gediend te zijn. De angst voor rechtsextremisme is in dergelijke tegendemonstraties nog duidelijk te merken in Duitsland. Ook op dit gebied spreekt Merkel zich sterker uit dan de meeste andere Europese 43 44 Europese Commissie, European Economic Forecast Autumn 2015 (Luxemburg 2015). Kick Hommes, Historische lessen voor een vluchtelingencrisis, Trouw, 11 september 2015. 45 S. Kornelius, Angela Merkel (Londen, 2013) 81. 20 leiders. Zij riep in een toespraak Duitsers op niet deel te nemen aan de demonstraties en benadrukte de negatieve historische lading van leuzen als ‘Wij zijn het volk’.46 In het vluchtelingendebat houdt Merkel voet bij stuk. Hoewel er binnen het CDU afspraken zijn om de instroom van vluchtelingen terug te dringen, wordt er niet gesproken over een limiet. Deze houding is het sterkste wapen dat Merkel heeft tegen het populisme en rechtsextremisme. Een opmerking als ‘Wir schaffen das’ is van een aanzienlijk ander kaliber dan de onzekerheid van de Nederlandse politici over hoeveel asielzoekerscentra er nog bij kunnen. Op 12 december publiceerde Trouw een interview met Klaas Dijkhoff waarin hij terugblikte op zijn eerste maanden als staatssecretaris. Zijn reactie op de klare taal van Merkel was een twijfelachtig ‘het kan kunnen’.47 De belangrijkste motivaties voor het diplomatiek handelen en het buitenlands beleid van Duitsland met betrekking tot de vluchtelingencrisis zijn wederom voor een groot deel historisch te herleiden. Er heerst een grotere angst voor rechtsextremisme in Duitsland dan in de andere Europese lidstaten. Een gevolg hiervan is dat er feller gereageerd wordt op populisme vanuit de bevolking en de politiek. Xenofobie en racisme wordt sterk veroordeeld. Een tweede argument is de persoonlijke historie van Angela Merkel. Haar jeugd in Oost-Duitsland heeft haar erg bewust gemaakt van de invloed van een politiek systeem op de mens en haar normen en waarden gevormd. Deze normen en waarden draagt zij uit in het vluchtelingenbeleid van Duitsland. Merkel heeft van het vluchtelingenbeleid een morele kwestie gemaakt. Een net land houd zich aan de afspraken en gaat humaan om met mensen in nood, lijkt de boodschap te zijn. Een overeenkomst met de diplomatieke houding van Duitsland in Libië is de sterke nadruk op het vinden van een gezamenlijke oplossing. Wederom uit Duitsland weinig vertrouwen in het op individuele basis handelen van de Europese lidstaten. Een duurzame en grondige oplossing kan alleen ontstaan vanuit consequent beleid van de Europese Unie. Het vormen van dit beleid dient te gebeuren op basis van het morele principe dat de westerse democratieën zorg dragen voor mensen in nood. Een onderdeel hiervan is het rechtvaardig verdelen van de lasten en het bieden van menswaardige opvang. Duitsland verwacht hier dat de lidstaten hun verantwoordelijkheid pas nemen, wanneer door de Europese Unie vastgelegd wordt wat deze verantwoordelijkheid inhoud. 46 Saskia Jonker, Merkel wakkert met toespraak Duits immigratiedebat aan, Trouw, 1 januari 2015. 47 Nicole Besselink en Bart Zuidervaart, Klaas Dijkhoff: 'Wir schaffen das? Nee. Het kan kunnen', Trouw, 19 december 2015. 21 Conclusie Het buitenlands beleid en diplomatiek handelen van Duitsland is sterk beïnvloed door de nationale historie. De historische bagage van twee wereldoorlogen heeft Duitsland zeer bewust gemaakt van zijn gevoelige positie in de internationale gemeenschap. Sinds het einde van de Koude Oorlog is het steeds lastiger geworden voor Duitsland om afzijdig te blijven in out of area missies van de NAVO en wordt er meer verantwoordelijkheid gevraagd van Duitsland in de Europese Unie. Er zijn steeds meer internationale vredesmissies en responsibilty to protect is in toenemende mate onderwerp van debat. Duitsland zoekt de oplossing voor zijn veranderende positie op het internationale toneel hoofdzakelijk in supranationale organisaties. Toch is er een verschil in de manier waarop Duitsland zich manifesteert in internationale instituties als het gaat om militair ingrijpen ten opzichte van andere onderwerpen. De NAVO operatie Unified Protector en het vluchtelingendebat illustreren dit verschil. In de NAVO schikt Duitsland zich in zijn historisch bekende terughoudende rol. Ondanks dat Duitsland op het continent in realistisch-theoretische zin over de meeste macht beschikt, neemt Duitsland deze macht niet. In het debat over militaire interventie in Libië wijst Duitsland herhaaldelijk op het belang van een expliciet mandaat van de Veiligheidsraad. De diplomatieke houding van Duitsland met betrekking tot de interventie in Libië werd gekenmerkt door terughoudendheid. Ondanks de tijdsdruk wil Guido Westerwelle dat alle besluiten volgens het boekje genomen worden. De terughoudende diplomatie op militair gebied is voor een groot deel historisch te herleiden. Duitsland is zich zeer bewust van de risico’s van militair ingrijpen en zoekt liever naar andere oplossingen, zoals het sturen van humanitaire hulp in de vorm van het Rode Kruis of de Verenigde Naties. Daarnaast heeft Duitsland een grotere angst voor negatieve gevolgen als de missie geen succes zou worden. In de Europese Unie durft Duitsland het voortouw wel te nemen. Na de uitbraak van de economische crisis is de rol van Angela Merkel groter dan ooit. Omdat Duitsland de leidende rol heeft gehad in het debat rondom de financiële problemen van Griekenland werd er voor een oplossing voor de vluchtelingencrisis wederom haar kant op gekeken. Een oorzaak van het verschil tussen de twee instituties kan gezocht worden in het thema. De interventie in Libië vraagt om militaire inzet out of area. De vluchtelingenproblematiek speelt op het continent en is voor Angela Merkel een persoonlijke en morele kwestie. Op militair gebied is Duitsland passief en risico vermijdend. Door de historische last die Duitsland met zich meedraagt, is diplomatie altijd een delicate kwestie. Mede daarom is het voor de Duitse diplomatie goed een kans om zich van zijn beste kant te laten zien te benutten. Dit wordt op het moment gedaan met de vluchtelingencrisis. 22 De ontwikkeling van Duitsland op het internationale speelveld is nog in volle gang. Het Duitse buitenlands beleid verzet zich niet langer tegen de sterke, zelfs bepalende, positie die het binnen de Europese Unie verworven heeft. Duitsland grijpt de kans om het goede voorbeeld te geven in de vluchtelingencrisis met beide handen aan en durft ook als moreel kompas op te treden voor de andere lidstaten. Toch is de bescheiden rol waar Duitsland zich na de Tweede Wereldoorlog zo lang in heeft moeten schikken niet volledig verdwenen. Met name op militair gebied blijft de terughoudendheid kenmerkend voor het Duitse beleid. Internationale instituties zijn, zoals beschreven door Keohane, voor Duitsland een middel om de internationale samenwerking te beschermen tegen de politieke waan van de dag. Duitsland heeft zich in de internationale betrekkingen deels weten te ontworstelen aan zijn oorlogsverleden, maar de sporen zijn zeker nog zichtbaar. 23 Literatuurlijst: A Short History of Nato, http://www.nato.int/history/nato-history.html (12 december 2015). Auswartiges ambt, http://www.auswaertigesamt.de/DE/Aussenpolitik/GlobaleFragen/Fluechtlinge/Uebersicht_node.html. (20 december 2015). Auswärtiges Ambt, Federal Minister Westerwelle Welcomes Naming of UN Special Envoy to Libya (7 Maart 2011) http://www. auswaertiges-amt.de/EN/Infoservice/ Presse/Meldungen/2011/110307_VN_ Libyen.html. Barbier, Jennie, ‘Angela Merkel opnieuw ‘machtigste vrouw ter wereld’, De Volkskrant, 27 mei 2015. Baring, A., Im Anfang war Adenauer. Die Entstehung der Kanzelerdemokratie, (München 1969) . Berridge, G.R., Diplomacy: Theory and Practice (Londen 2010). Besselink, Nicole en Zuidervaart, Bart, Klaas Dijkhoff: 'Wir schaffen das? Nee. Het kan kunnen', Trouw, 19 december 2015. Bockmeier, Sarah, Germany and the Intervention in Libya (Berlijn 2013). Bucher, Jessica, Engel, Lena, Harfensteller, Stephanie en Dijkstra, Hylke, Domestic politics, news media and humanitarian intervention: why France and Germany diverged over Libya, European Security (2013). Bundesregierung, Refugee policy, http://www.bundesregierung.de/Content/EN/Artikel/2015/11_en/2015-11-27-flucht-asyl-woche-imueberblick_en.html (22 december 2015). Dyson, S., Style and Foreign Policy: Margaret Thatcher's Black-and-White Thinking, International Political Science Review 30 (2009). Eindevaluatie Operatie Unified Protector (Ministerie van Defensie en Ministerie van Buitenlandse Zaken) 27 april 2012. Europese Commissie, European Economic Forecast Autumn 2015 (Luxemburg 2015). Hommes, Kick, Historische lessen voor een vluchtelingencrisis, Trouw, 11 september 2015. Jonker, Saskia, Merkel wakkert met toespraak Duits immigratiedebat aan, Trouw, 1 januari 2015. Kaplan, Lawrence, NATO Divided, NATO United: The Evolution of an Alliance (Santa Barbara, 2004). Keohane, Robert, International Institutions and State Power: Essays in International Relations Theory (Westview 1989) Kissinger, Henry, World Order. Reflections on the Character of Nations and the Course of History (London, 2014). Kornelius, S., Angela Merkel (Londen, 2013). 24 Monnet, Jean, Memoirs (Parijs 1976). Murray, R., Hehir, A., Libya, the responsibility to protect and the future of humanitarian intervention (2013). Schmidt, S., To Order the Minds of Scholars: The Discourse of the Peace of Westphalia in International Relations Literature, International Studies Quarterly 55 (2011). Schaik, van, Louise, Dutch reluctantly shift to EU-wide response on migrants, (versie: 26 oktober 2015) http://europesworld.org/2015/10/26/dutch-reluctantly-shift-to-eu-wide-response-onmigrants/#.VkrieV58qJ8 (20 december 2015). Segers, Mathieu, Waagstuk Europa (Amsterdam 2014). Verdrag betreffende de Europese Unie (Verdrag van Maastricht) (Luxemburg 1992). Verenigde Naties, Veiligheidsraad, Resolution 1970, 26 February 2011. 25