Handreiking Voldoende inkomen (word-bestand)

advertisement
Handreiking
Voldoende inkomen
september 2016
Opkomen voor werk en
inkomensondersteuning
Inhoud
1. Inleiding
4
2. Betaald werk
6
3. Inkomensondersteuning: 5 opties
8
4. Eigen bijdragen binnen de perken
11
5. Zorggeld echt besteden aan zorg en inkomen
14
6. In gesprek met uw gemeente
16
7. Verder lezen
18
3
1.
Inleiding
Deze handreiking helpt u om met uw gemeente in gesprek te gaan over
passende maatregelen voor een toereikend inkomen voor mensen met een
beperking. Welke mogelijkheden heeft de gemeente om meer men- sen aan de
slag te helpen in een baan die voldoende inkomen oplevert? Welke
mogelijkheden heeft de gemeente om hoge (zorg)kosten te voor- komen of te
compenseren?
‘Een toereikend inkomen’ is een belangrijk onderdeel in het VN-verdrag voor de rechten van
mensen met een beperking. Artikel 28 van dat verdrag stelt dat landen moeten zorgen voor
een behoorlijke levensstandaard voor mensen met een beper- king en voor hun gezinnen.
Daarmee wordt gedoeld op financiële hulp en de mogelijkheid voor mensen om
de hoge zorgkosten door handicap of ziekte te kunnen opbrengen. Dit is van belang omdat het
besteedbaar inkomen van veel mensen met een chronische ziekte of beperking aanzienlijk
lager is dan het gemiddelde inkomen van de bevolking.
Minder aan het werk en een lager inkomen
Een baan levert inkomen op. Helaas is de beschikbaarheid van werk voor mensen met een
beperking nog geen vanzelfsprekendheid. Dit blijkt onder meer uit cijfers van de tweejaarlijkse
Nivel-monitor: de arbeidsparticipatie van mensen met een ziekte of beperking is slechts 26
procent tegenover 66 procent voor de gehele beroepsbevolking. Door dit gebrek aan betaald
werk is het besteedbaar inkomen van mensen met een chronische ziekte of beperking
aanzienlijk lager dan het besteedbaar inkomen voor de rest van de bevolking. Dit verschil
wordt volgens de Nivel-monitor ook steeds groter. Sinds 2010 daalt het inkomen van mensen
met een beperking sterker dan bij andere bevolkingsgroepen. Onderzoek van Ieder(in) onder
de achterban bevestigt dit beeld. Meer dan de helft van de deelnemers aan dat onderzoek zag
zich afgelopen drie jaar geconfronteerd met een achteruitgang van het inkomen. Een steeds
groter deel van die mensen is afhankelijk van een uitkering.
Extra kosten door ziekte of beperking
Mensen met een handicap hebben vaak hogere meerkosten omdat zij meer geld kwijt zijn
aan zorg vanwege de eigen bijdragen, het eigen risico en eigen betalin- gen voor medicijnen
of hulpmiddelen. Daarnaast pakken de kosten voor sociale
4
activiteiten en dagelijks levensonderhoud vaak duurder uit. Daarbij gaat het om b.v. extra energiekosten, hogere
reiskosten en extra kosten voor begeleiding en dagbesteding.
Binnen al deze kostenposten gaat het meeste geld op aan hulpmiddelen, aanpas- singen,
eigen bijdragen en eigen kosten voor voeding of dieet (Nivel-onderzoek Werk en Inkomen,
2015). Mensen met een beperking gaven in 2007 voor deze meerkosten gemiddeld 2.500
euro extra per jaar uit.
Tegelijkertijd is tussen 2009-2016 de hoogte van deze meerkosten sterk gestegen. Onder
meer door de stijging van het verplicht eigen risico in de zorgverzekering van 155 euro naar
385 euro en door de jaarlijkse versoberingen in het basispakket van de zorgverzekering.
Ook zijn allerlei gerichte tegemoetkomingen geschrapt de afgelopen jaren.
De hogere meerkosten worden deels via de belastingaftrek gecompenseerd. Maar een
groot deel van de kosten wordt niet via de belasting vergoed. Gemeenten hebben hierbij de
taak inkomensondersteuning te leveren aan hun inwoners, zodat zij deze meerkosten
kunnen opbrengen.
Rol gemeente
Gemeenten moeten invulling geven aan artikel 27 van het VN-verdrag. Hierin staat dat
mensen met een handicap, net als iedereen, het recht hebben om in hun eigen
levensonderhoud te voorzien met werk dat zij zelf kunnen kiezen. Niemand mag worden
uitgesloten van de arbeidsmarkt en de werkomgeving moet gewoon toegankelijk zijn voor
personen met een beperking.
Artikel 28 van het VN-verdrag bepaalt dat de overheid moet zorgen voor een behoorlijke
levensstandaard. Een belangrijke taak van gemeenten is daarom het aanbieden van
gerichte inkomensondersteuning.
Lokale aandachtspunten
Gemeenten zijn sinds 2015 verantwoordelijk voor het bieden van maatwerk in
inkomensondersteuning. Het rijk stelt hiervoor structureel geld beschikbaar. Ge- meenten
bepalen zelf het beleid en zorgen dat het wordt uitgevoerd. Het is daarom van belang dat
lokaal het onderwerp toereikend inkomen goed wordt besproken
in de lokale politiek.
Met ‘toereikend inkomen’ bedoelen we alle maatregelen waardoor mensen met een
beperking genoeg geld hebben. Dit kan via betaald werk of door het beperken of
compenseren van uitgaven.
Het is belangrijk dat de afdeling werk/inkomen van gemeenten extra aandacht heeft voor
mensen met een beperking. Deze groep is vaker afhankelijk van een (lagere) uitkering.
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) biedt gemeenten een grote vrijheid bij
het bepalen van de regels voor financiële ondersteuning van mensen
met een handicap of chronische ziekte. De situatie kan daardoor per gemeente sterk
verschillen. Goed overleg met de gemeente draagt bij aan betere inkomensonder- steuning.
Leeswijzer
De volgende vragen kunnen dienen als leidraad wanneer u voor uw achterban met de gemeente gaat overleggen
over het inkomensbeleid. Ze komen in de volgende hoofdstukken aan de orde:
• Hoe kan uw gemeente het beste helpen bij het organiseren van passend werk?
• Welke mogelijkheden gebruikt uw gemeente om meerkosten te vergoeden?
• Wat doet uw gemeente een stapeling van eigen bijdragen te voorkomen?
• Wat kunt u doen als er in uw gemeente zorggeld op de plank blijft liggen?
5
2.
Betaald werk
Werk is belangrijk. Werk zorgt niet alleen voor inkomen, maar draagt ook bij aan
zelfontplooiing, sociale contacten, een betere gezondheid en welzijn.
Werk wordt in de Dikke van Dale als volgt omschreven:
Moeite, inspanning van lichamelijke en/of geestelijke krachten om iets te verrichten, te verkrijgen, of tot stand te
brengen (dus met een doelstelling of als taak, hetzij door anderen of zichzelf opgelegd, of als levensnoodzaak).
Deze definitie omschrijft het belang van werk. Er wordt iets verricht of tot stand gebracht en je
krijgt er iets voor terug. In het najaar van 2015 presenteerde Ieder(in) samen met het
Landelijk Platform GGz en de Patiëntenfederatie Nederland een onderzoek naar de
ervaringen van mensen met een beperking en/of chronische ziekte en werk. Voor hen geldt,
net als voor ieder ander, dat werk belangrijk is, voor een inkomen, sociale contacten en het
gevoel bij te dragen aan de samenleving.
Een deel van de respondenten gaf ook aan dat werk bijdraagt aan hun geestelijk en
lichamelijk welzijn. Dit laatste punt is interessant. Het laat zien dat werken en meedoen,
bijdragen aan betere gezondheid en welzijn.
Ieder(in) vindt dat het percentage van mensen met een arbeidsbeperking op de arbeidsmarkt
gelijk moet zijn aan dat van mensen zonder een beperking. De Partici- patiewet en de Wet
banenafspraak uit 2015 zijn bedoeld om meer mensen met
een arbeidsbeperking te laten meedoen.
Gemeenten hebben hierbij een belangrijke rol omdat de hulp uit de Wajong
(arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten) afneemt door de aan- gescherpte
voorwaarden. Daarnaast sluiten sociale werkplaatsen en komen er te weinig banen in het
beschut werken bij. Steeds meer mensen met een beperking zijn daarom aangewezen op
ondersteuning vanuit de gemeente (binnen of buiten de Participatiewet).
Wat kunt u doen?
Aandachtspunten richting gemeente
Verschillende gemeentelijke verordeningen gaan over de invulling van de Participatie- wet.
Adviesraden (cliëntenraad, Wmo-raad, Adviesraad sociaal domein) en belangen- behartigers
kunnen het onderwerp betaald werk aan de orde stellen bij het gemeentebestuur of in de
gemeenteraad.
6
•
•
•
•
•
•
Vraag uw gemeente wat het beleid is voor werk en inkomen. Zijn er concrete
afspraken? Zo ja, vraag naar de voortgang van deze afspraken. Zo nee, ga in overleg
om tot afspraken te komen.
De overheid blijft flink achter als het gaat om het nakomen van de banenaf- spraak en
het organiseren van beschut werk. U kunt navraag doen hoe het er in uw
gemeente/regio voorstaat en of de beoogde aantallen worden gehaald.
De groep die buiten de banenafspraak valt, kan ook voor ondersteuning en begeleiding
bij de gemeente terecht. Een gemeente kan ervoor kiezen dat deze groep geen prioriteit
heeft, omdat ze eerst aan de banenafspraak wil voldoen. Vraag uw gemeente hoe zij
toch gelijkwaardige kansen voor deze groep wil bieden.
De groep Niet-Uitkeringsgerechtigden (‘Nuggers’) kent een vergelijkbaar pro- bleem. Zij
krijgen vaak geen ondersteuning omdat ze geen uitkering krijgen en dus geen ‘kostenpost’
zijn voor de gemeente. Veel gemeenten bieden deze groep wel degelijk begeleiding naar
werk. Vraag uw gemeente wat het beleid is voor de Nuggers. Is er nog geen beleid, kijk
dan naar verordeningen van gemeenten die hier wel aan werken. Haal daar voorbeelden,
adviezen en tips op en leg ze voor aan uw gemeente.
Vraag uw gemeente om een kritische beschouwing van het aanbod en het resultaat voor
uw achterban. Dat kan goede verbeterpunten opleveren, zoals de conclusie dat extra
scholing een belangrijk instrument is voordat de stap naar werk kan worden gemaakt.
Informatievoorziening is een belangrijke voorwaarde om mensen zover te krijgen dat ze
van de begeleidingsmogelijkheden gebruik maken. Dat kan bijvoorbeeld met
voorlichtingsbijeenkomsten, onafhankelijke cliëntondersteuning, folders en toegankelijke
websites. Vraag aan uw gemeente hoe mensen met een beperking worden geïnformeerd.
Aandachtspunten richting werkgevers
• Mensen met een arbeidsbeperking kunnen beter meedoen als er meer flexibili- teit
mogelijk is binnen hun werk. Voor veel mensen is het belangrijk dat werktijden en
werkinhoud aangepast kunnen worden. U kunt als belangenbehar- tiger hierover contact
zoeken met bijvoorbeeld lokale werkgeversorganisaties.
• Het risico bestaat dat mensen afhaken in hun zoektocht naar werk omdat ze tegen
problemen aanlopen. Er is bijvoorbeeld te weinig passend werk of er kan sprake zijn
van discriminatie.
• Ook kan de ondersteuning door instanties onbenut blijven omdat er te weinig vertrouwen is
in de verschillende partijen (zoals arbodienst, re-integratiebureaus, bedrijfs- en
verzekeringsartsen) of omdat mensen er slechte ervaringen mee hebben.
• Veel meer vertrouwen hebben mensen in hun sociaal netwerk. Ruim 60 procent ervaart dat
ambassadeurs uit de doelgroep deuren helpen openen voor mensen met een
arbeidsbeperking.
Aandachtspunten voor uw achterban
• Activeer de achterban zodat ze de noodzaak en mogelijkheden zien van reintegratie naar werk.
• Geef informatie en ondersteuning aan de achterban. Bijvoorbeeld door Nuggers erop te
wijzen dat ook zij bij de gemeente terecht kunnen voor begeleiding naar werk.
• Uw achterban kan ook een bijdrage leveren door echt een beroep te doen op de
onafhankelijke cliëntenondersteuning bij het vinden van werk. De gemeente moet zorgen
dat die onafhankelijke ondersteuning beschikbaar is.
7
3.
Inkomensondersteuning:
5 opties
Gemeenten krijgen elk jaar geld om inkomensondersteuning te regelen voor
mensen die extra kosten maken vanwege hun beperking. Gemeenten mogen zelf
beslissen hoe ze dat geld inzetten.
Gemeenten krijgen voor de inkomensondersteuning in 2016 een structureel budget van 266
miljoen euro en vanaf 2017 is dat 268 miljoen euro. Dit geld maakt deel uit van het totale
budget voor het sociaal domein en wordt verdeeld over de 290 gemeenten. Daarnaast is voor
de fiscale aftrek en tegemoetkoming zorgkosten landelijk 438 miljoen euro beschikbaar.
Gemeenten moeten duidelijk maken hoe zij mensen met een beperking financiële steun bieden
voor de meerkosten. En hoe het geld ook echt terechtkomt bij mensen die te maken hebben
met een opeenstapeling van kosten.
Wat kunt u doen?
Gemeenten hebben globaal vijf mogelijkheden om inkomensondersteuning te bieden. Die
opties vindt u hieronder. In overleg met de wethouder en gemeenteraad kunt u onderzoeken
welke optie of combinatie van mogelijkheden het beste werkt voor de doelgroep. Ieder(in) vindt
het belangrijk dat gemeenten in hun beleidsplan- nen en verordeningen motiveren hoe zij
inkomensondersteuning voor mensen met een beperking regelen. Ieder(in) wil dat het geld dat
iedere gemeente voor deze taak krijgt, zo gericht mogelijk terechtkomt bij de mensen die dit
nodig hebben.
Gemeenten mogen zelf kiezen welke burgers een tegemoetkoming krijgen. De enige verplichting
is dat ze in hun verordening uitleggen of en hoe zij inkomensonder- steuning geven. Anders
gezegd: gemeenten kunnen een bepaalde doelgroep selecteren, bijvoorbeeld mensen met
Wmo-ondersteuning met een bijstandsuitke- ring. Vervolgens kunnen ze die groep collectief
een tegemoetkoming bieden.
De Wmo 2015 biedt gemeenten ook de mogelijkheid om een regeling te treffen voor personen
met een chronische ziekte of beperking en met een inkomen boven het netto sociaal minimum.
Dat kan bijvoorbeeld een tegemoetkoming in kosten zijn.
De onderstaande opties komen uit de ‘Handreiking gemeentelijk maatwerk’ die is opgesteld door het ministerie van
VWS en gemeentekoepel VNG. Gemeenten kunnen meerdere mogelijkheden combineren. Optie 2, 3 en 4 zijn
maatregelen die de gemeente vrij eenvoudig kan inzetten voor een grote groep mensen. Optie 1 en 5 zijn geschikt
om individueler maatwerk te bieden, bijvoorbeeld als aanvulling.
8
Optie 1: individuele bijzondere bijstand (maatwerk)
Gemeenten kunnen individuele bijzondere bijstand geven voor daadwerkelijk gemaakte en
noodzakelijke kosten vanwege bijzondere omstandigheden, zoals voor meerkosten zorg.
Veel gemeenten verstrekken al een tegemoetkoming uit de bijzondere bijstand aan burgers
met medische kosten, zoals tandheelkundige hulp of dieetkosten. In hun beleidsregels
kunnen gemeenten vastleggen welke kosten worden vergoed worden en tot welk bedrag.
Gemeenten hebben de vrijheid om zelf te bepalen welke regels ze hanteren.
Belangrijk is dat u met de gemeente in gesprek gaat over deze vergoedingen.
Vraag of mensen die geen beroep doen op de gemeentepolis (zie hieronder optie 2), wel
gebruik kunnen maken van de bijzondere bijstand voor meerkosten.
Optie 2: gemeente biedt een collectieve zorgverzekering (gemeentepolis)
Veel gemeenten bieden mensen met een minimuminkomen een collectieve basis- verzekering
en een collectieve aanvullende zorgverzekering. Dit kan ook worden gedaan voor mensen die
meerkosten hebben. Via het aanvullend pakket kunnen veelvoorkomende meerkosten zo
worden gedekt. Over de inhoud van het aanvul- lend pakket onderhandelt de gemeente met
de verzekeraar. Zowel directe kosten, als het eigen risico kunnen worden gedekt door de
collectieve zorgverzekering.
Nieuw is dat gemeenten deze gemeentepolis ook aan inwoners met een inkomen boven de
110% van het sociaal minimum mogen aanbieden.
In het informatieblad Gemeentelijke Zorgverzekering van Ieder(in) vindt u een factsheet en
stappenplan die u kunt gebruiken als u in gesprek gaat met de ge- meente over de polis. Ook
al heeft uw gemeente een brede en goed betaalbare gemeentepolis, belangrijk blijft dat er
altijd maatwerk mogelijk is - ook voor de mensen die niet van deze verzekering gebruik maken.
Optie 3: tegemoetkoming vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning
De Wmo biedt gemeenten de mogelijkheid om een tegemoetkoming te geven aan mensen met
een beperking of chronische psychische/psychosociale problemen als ze meerkosten hebben
vanwege die beperking (Wmo, artikel 2.1.7). Een gemeente kan zelf bepalen hoe en aan wie
deze tegemoetkoming wordt gegeven. De gemeen- te mag hierbij inkomensgrenzen en
draagkrachtregels hanteren die afwijken van de regels voor bijzondere bijstand.
De gemeente zal eerst zelf de doelgroep moeten bepalen als ze gebruik maakt van deze
mogelijkheid in de Wmo. Verder moet de gemeente bepalen voor welke meerkosten de
tegemoetkoming geldt. De gemeente stelt vast hoe de tegemoet- koming wordt gegeven. Dit
kan zowel in vorm van een financiële vergoeding voor daadwerkelijke gemaakte kosten, als in
de vorm een forfaitaire vergoeding (vooraf vastgesteld normbedrag) voor aannemelijke
meerkosten.
Optie 4: eigen bijdrage vanuit de Wmo verlagen
Gemeenten mogen voor een Wmo-voorziening een eigen bijdrage vragen. Zij heb- ben de
mogelijkheid om af te zien van de maximale eigen bijdrage en daarvoor in de plaats een
lagere eigen bijdrage in rekening te brengen. Het is voor gemeenten ook mogelijk om via het
minimabeleid de eigen bijdrage geheel kwijt te schelden. De uitvoering gebeurt via het CAK.
Gemeenten worden hiervoor gecompenseerd uit de extra financiële middelen die zij van de
rijksoverheid ontvangen. Lees verder in hoofdstuk 4.
Optie 5: subsidie geven aan een fonds (maatwerk)
Gemeenten kunnen ervoor kiezen om de extra financiële middelen in te zetten voor een
subsidie aan een particulier fonds. Het beheer daarvan gebeurt vaak door vrijwilligers en
vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties. Het fonds kan op basis van vooraf door de
gemeente bepaalde criteria financiële ondersteuning bieden aan mensen met een chronische
ziekte of beperking. Een voorbeeld van zo’n fonds is de Stichting Leergeld (www.leergeld.nl).
9
Aandachtspunten richting gemeente
In de gemeentelijke plannen voor de Wet maatschappelijke ondersteuning, Wet werk en
inkomen en de bijbehorende verordeningen wordt het beleid voor inko- mensondersteuning
vastgelegd. Adviesraden (Cliëntenraad, Wmo-raad, Adviesraad sociaal domein) en
belangenbehartigers kunnen deze beleidsplannen met de gemeente of met de
gemeenteraad bespreken.
•
Kennis is macht: zorg dat u goed op de hoogte bent van de situatie in uw ge- meente.
Organiseer een bijeenkomst met de mensen om wie het gaat en breng hun wensen en
problemen in kaart. Ga in gesprek met de betrokken wethouder of ambtenaar en vraag
naar de beschikbare budgetten en het bereik van bestaande regelingen. Cijfers zijn
belangrijk, maar persoonlijke dagboekjes en ervaringsver- halen zijn ook een goed middel
om aandacht voor problemen te krijgen.
•
Bepaal de inzet die voor u belangrijk is. Krijg inzicht in het budget dat de ge- meente
beschikbaar heeft voor gerichte inkomensondersteuning voor mensen met een
beperking. Probeer zo goed mogelijk inzicht te krijgen of dit geld ook echt bij de
doelgroep terecht komt.
•
Zoek steun: kijk met wie u samen kunt optrekken. Bijvoorbeeld met andere
maatschappelijke organisaties of met lokale politieke partijen. U hebt meer kans op
succes bij de wethouder als veel partijen uit de raad u steunen.
•
Vraag uw gemeente of de betrokken ambtenaar om de beleidsvisie voor inkomensondersteuning aan mensen met een beperking die meerkosten hebben. Zijn er concrete
afspraken gemaakt? En is er een monitor van deze afspraken? Als dit ontbreekt, probeer
dan tot afspraken te komen.
•
Kiest uw gemeente voor een collectieve zorgverzekering (gemeentepolis)? Doe dan in ieder
geval de volgende checks:
•
 Check 1: Zorgt uw gemeente voor een goede premiebijdrage voor mensen met een laag inkomen?
Voor mensen met een laag inkomen die een uitgebreid pakket nodig hebben, is een bijdrage van
30 euro of meer per maand nodig.
 Check 2: Kunnen mensen kiezen uit verschillende soorten dekking? Mensen moeten kunnen kiezen
voor b.v. een tandartsverzekering, een uitgebreide dekking voor zorgkosten of een vergoeding voor de
eigen bijdrage en voor het eigen risico.
 Check 3: Worden de inwoners goed geïnformeerd? Communiceert uw gemeente actief over het
aanbod en de voorwaarden van de gemeentelijke zorgverzekering?
 Check 4: Krijgen mensen die niet kiezen voor een collectieve verzekering een alternatief aangeboden?
Krijgen mensen die geen gebruik maken van de gemeentelijke zorgverzekering op een andere manier
hun kosten vergoed, bijvoorbeeld via de bijzondere bijstand?
•
Ga na of de informatieverstrekking over inkomensondersteuning in orde is en of de
mensen om wie het gaat ook daadwerkelijk worden bereikt. Check met
ervaringsdeskundigen de informatie op de gemeente-website. Kijk of uw ge- meente
lokale organisaties voldoende betrekt bij het verbeteren om de inkomenspositie van
mensen met een beperking.
•
Ga na of er in uw gemeente goede en actuele informatie is over de verschillende vormen
van cliëntondersteuning en (particuliere) fondsen waar mensen een beroep op kunnen
doen als zij financiële ondersteuning nodig hebben.
•
Probeer met alle politieke partijen en relevante contactpersonen een band op te bouwen.
Zo wordt u als belangenorganisatie beter geïnformeerd, vaak al voordat de beslissingen
worden genomen.
10
4.
Eigen bijdragen
binnen de perken
Gemeenten moeten rekening houden met landelijke regels voor de maximale
hoogte van eigen bijdragen. De wet biedt veel ruimte voor gemeenten om de
wettelijke eigen bijdragen te verlagen of zelfs kwijt te schelden. In de praktijk
maken te weinig gemeenten gebruik van de mogelijkheden.
Het Landelijk Besluit eigen bijdrageregeling van het kabinet schrijft aan gemeenten voor wat
de maximale hoogte van eigen bijdragen is voor maatwerkvoorzieningen. Dit wordt bepaald
aan de hand van inkomen, vermogen, leeftijd en gezinssamen- stelling van de cliënten. Een
gemeente kan een eigen bijdrage vragen voor hulp
bij het huishouden, hulpmiddelen en voorzieningen (b.v. vervoer), begeleiding, beschermd
wonen, kortdurend verblijf (b.v. dagopvang, thuisopvang) en woning- aanpassingen voor
minderjarigen.
Via het rekenprogramma ‘Bereken eigen bijdrage’ dat beschikbaar is via www.hetcak.nl kan de
hoogte van de eigen bijdragen per gemeente worden opgezocht.
Een eigen bijdrage mag nooit hoger dan de kostprijs. Gemeenten mogen wel een lagere
bijdrage vragen. Een beperkt aantal gemeenten doet dat ook- circa 20 van de 400
gemeenten. Het CAK voert de eigen bijdrageregels van de gemeente uit. Ieder(in) krijgt
steeds vaker signalen dat mensen door de hoogte van eigen bijdra- gen afzien van zorg.
Ook ziet Ieder(in) de verschillen tussen gemeenten steeds groter worden (Rapport Meldactie
eigen bijdrage, Ieder(in), 2016). Meer informatie:
https://iederin.nl/nieuws/17759/kwart-zorgvragers-ziet-af-van-zorg-door-hoge-kosten/
Stapeling eigen bijdragen voorkomen
Voor algemene voorzieningen als buurthuizen, Tafeltje Dekje, vervoer en scootmo- bielleenpools mogen gemeenten ook een bijdrage of toegangsprijs vragen die maximaal
kostendekkend is. Daarbij kunnen bijvoorbeeld cliënten met lagere inkomens op deze
voorzieningen korting krijgen.
De eigen bijdragen voor zulke algemene voorzieningen worden niet via het CAK berekend,
tenzij een gemeente ervoor kiest dit bedrag op te nemen binnen het maximale bedrag voor
inkomensafhankelijke eigen bijdrage.
Veel gemeenten realiseren zich dat hoe hoger die eigen bijdrage is voor een alge- mene
voorziening, hoe minder toegankelijk deze voorziening voor inwoners zal zijn.
11
Wat kan de gemeente doen?
Gemeenten hebben twee mogelijkheden om de wettelijke inkomensafhankelijke eigen
bijdragen binnen de perken te houden. De eerste is het verlagen of kwijt- schelden van de
eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen. De tweede mogelijkheid is het voorkomen van
een stapeling van eigen bijdragen voor mensen die gebruik maken van algemene
voorzieningen én van maatwerkvoorzieningen.
Mogelijkheid 1: verlagen of kwijtschelden van de eigen bijdrage
Een gemeente kan beleid voeren om de wettelijk eigen bijdragen (voor een maatwerkoplossing) voor bepaalde groepen kwijt te schelden of lager vast te stellen. De
maximale eigen bijdragen zijn bepaald in het Besluit maatschappelijke onder- steuning.
Gemeenten hebben een aantal mogelijkheden om eigen bijdragen voor inwoners te
verlagen:
1. De gemeente kan een lagere dan de werkelijke kostprijs aan het CAK doorgeven.
2. De gemeente kan de eigen bijdrage per inkomensgroep minder sterk laten stijgen, zodat inkomens net boven
het minimum en modale inkomens ook een lagere eigen bijdrage dan het landelijk geldende maximum betalen.
3. De gemeente kan aan het CAK doorgeven dat de maximale eigen bijdrage voor een bepaalde voorziening,
bijvoorbeeld dagbesteding of woningaanpassing, nooit meer dan x euro per dag/ periode kan zijn. Dit kan
de gemeente doen om bepaalde ondersteuning of voorzieningen goed toegankelijk te houden, ten behoeve
van b.v. preventie.
4. De gemeente kan besluiten om voor cliënten met een laag inkomen de minimale eigen bijdrage te betalen
(minimabeleid) of dit bijvoorbeeld te regelen via een collectieve ziektekostenverzeke- ring. Veel gemeenten
hebben al beleid om de lagere inkomens - tot bijvoorbeeld 130% van het minimuminkomen - financieel
tegemoet te komen in de vorm van bijzondere bijstand of gericht minimabeleid.
Het is de verwachting dat de mensen die nu al de laagste eigen bijdrage betalen, of waar de
gemeente deze betaalt (minimabeleid), een beroep moeten blijven doen op deze regelingen.
Ook kwetsbare groepen met midden- en hogere inkomens hebben te maken met hoge eigen
bijdragen. Juist deze groepen zien vaak af van noodzakelijke zorg vanwege de hoge eigen
kosten.
Hoe gemeenten omgaan met eigen bijdragen wordt vastgelegd in lokaal beleid. Van belang is
om te voorkomen dat door te hoge bijdragen juist kwetsbare mensen stoppen met de hulp,
begeleiding, of dagbesteding.
Mogelijkheid 2: tegengaan van stapeling van eigen bijdragen
Gemeenten hebben de mogelijkheid om de stapeling van eigen bijdragen voor
maatwerkvoorzieningen en de eigen betalingen voor algemene voorzieningen tegen te gaan
(voor b.v. maaltijdvoorzieningen of dagopvang in de buurt). Dit kan door de bijdragen voor
algemene voorzieningen mee te tellen voor het inkomens- afhankelijke maximum aan eigen
bijdragen dat mensen moeten opbrengen.
In de praktijk maken mensen gebruik van zowel algemene voorzieningen als
maatwerkvoorzieningen. De kosten die mensen moeten betalen voor een algemene
voorziening vallen buiten de landelijke eigen bijdrage regeling die door het CAK wordt
uitgevoerd. Dat kan onwenselijk zijn omdat die cliënten dan financieel zwaarder worden belast.
Zij betalen dan namelijk hun maximale inkomensafhanke- lijke bijdrage plus de extra kosten die
in rekening worden gebracht voor algemene voorzieningen.
Gemeenten die de kosten van de algemene voorziening willen laten meetellen voor de
berekening van de eigen bijdrage moeten daarvoor afspraken maken met uitvoeringsorganisatie CAK.
12
Wat kunt u doen?
•
Vraag uw gemeente naar het eigen bijdrage beleid. Wat zijn de uitgangspunten en wat
betekent dit voor mensen om wie het gaat? Onderzoek of uw gemeente uitgaat van de
wettelijke maximale periode bedragen of dat zij hierin een verlaging toepast. Zijn er
concrete doelen bepaald en zo ja, worden deze ge- ëvalueerd? Zo nee, ga hierover in
gesprek en maak (nieuwe) afspraken.
•
Welke bijdrage hanteert uw gemeente voor algemene voorzieningen? Worden eigen
betalingen doorgegeven aan het CAK voor het landelijke maximum?
•
Organiseer een bijeenkomst met de mensen om wie het gaat en breng ervaringen en
knelpunten in kaart. Zorg dat het eigen bijdrage beleid wordt meegenomen in de verplichte
gemeentelijke monitor sociaal domein. Bespreek de resultaten met de gemeente.
•
Onderzoek met ervaringsdeskundigen of de informatie over eigen bijdragen voor
algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen goed op de website staat uitgelegd.
Worden de eigen bijdragen ook in het keukentafelgesprek besproken? Worden ze goed
vermeld in het schriftelijk verslag dat mensen van het gesprek krijgen? Maak duidelijk aan
de gemeente dat het voor mensen belangrijk is dat zij tijdig inzicht hebben in de kosten.
Alleen als mensen op tijd zicht krijgen op hun kosten, kan naar passende alternatieven
worden gezocht.
•
Als uw wilt weten hoe het eigen bijdrage-beleid in uw gemeente uitpakt voor bewoners,
dan kunt u zelf ook de rekentool van het CAK invullen. Dit kan aan de hand van een
aantal voorbeeldhuishoudens met verschillende vormen van zorg. Beoordeel of de
gevraagde bedragen op te brengen zijn. Doe dit ook voor een aantal buurgemeenten en
bijvoorbeeld voor Amsterdam (dat positief afwijkt ten opzichte van de meeste andere
gemeenten).
Zorgprofiel/Inkomen
Eenpersoons huishouden/tot € 22.000
3 uur huishoudelijke
hulp
2 uur begeleiding
3 uur huishoudelijke
hulp en 3 uur
begeleiding
6 dagdelen
dagbesteding
Woningaanpassing
€ 6.000
Hulpmiddel € 3.000
13
Meerpersoons-huishouden/tot € 36.0000
Meerpersoons-huishouden/tot € 60.000
5.
Zorggeld echt
besteden aan zorg
en inkomen
Veel gemeenten houden geld over voor zorg en welzijn. Het is belangrijk dat dit
geld ingezet wordt voor een toereikend inkomen voor mensen met een beperking
of chronische ziekte.
Een groot aantal gemeenten blijkt geld over te houden in het sociale domein.
Zo gaven gemeenten in 2015 minstens 310 miljoen euro van het Wmo-budget niet uit aan de
zorg en ondersteuning, waarvoor het wel bedoeld is. Het is belangrijk
dat het geld uit de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg), de Wmo
en Participatiewet, zoals in de wet bepaald, beschikbaar blijft binnen het sociaal domein en
wordt gebruikt om meer mensen mee te laten doen in de maat- schappij. Het geld blijft niet
over omdat het niet nodig was. Het geld is over omdat het niet op de juiste plek is
terechtgekomen: bij de mensen die zorg en ondersteu- ning nodig hebben.
Wat ‘mogen’ gemeenten doen met het zorggeld dat zij niet besteden? Het geld
dat de rijksoverheid voor het sociaal domein overmaakt naar de gemeenten is niet
geoormerkt. Gemeenten mogen die ‘overschotten’ ook buiten dat domein besteden of ze
kunnen het geld reserveren voor toekomstige uitgaven. Dit mag alleen als de doelstellingen
van de verschillende wetten (zoals de Wmo) zijn behaald. Maar dat is in de meeste
gemeenten nog lang niet het geval.
Wat kunt u doen?
Ga na hoe de situatie is in uw gemeente. In veel gemeenten zijn de cijfers over 2015
inmiddels bekend gemaakt. Dat gebeurt elkaar jaar in mei/juni.
Vanwege de aandacht in de media en omdat in veel gemeenten de jaarrekening
in de periode voor de zomer in de gemeenteraad wordt besproken, is dat een goed moment
om inzicht te krijgen in de bestedingen voor Wmo, Jeugdwet, Participatie- wet en
inkomensondersteuning (sociaal domein). U vindt de financiële gegevens op de
gemeentelijke website of u kunt ze bij uw gemeente opvragen.
Aandachtspunten:
• Ga na wat de situatie is in uw gemeente. Er zijn verschillende momenten in het jaar
waarop gemeenten inzicht geven in hun plannen en bestedingen. U kunt dan ook uw
stem laten horen en invloed uitoefenen.
14
1 In de programmabegroting (najaar) maakt de gemeente duidelijk hoe uitgaven en
inkomsten bij elkaar worden gebracht. Per programma laat de gemeente zien wat zij wil
bereiken en hoe zij dat gaat doen. De uiteindelijke begroting moet op 15 november
voorafgaand aan het nieuwe begrotingsjaar door de gemeenteraad zijn behandeld.
2. In veel gemeenten wordt een Kadernota opgesteld. De Kadernota wordt ook de
voorjaarsnota genoemd, omdat deze vaak voor de zomervakantie in de
gemeenteraad wordt behandeld. Tijdens de bespreking van de voorjaarsnota heeft de
gemeenteraad nog veel invloed.
3. In de jaarrekening wordt achteraf teruggekeken op welke wijze de begroting is
uitgevoerd. De jaarrekening moet in iedere gemeente voor 15 juli worden behandeld.
4. In de Wmo en de Jeugdwet staat de verplichting om jaarlijks de wet te evalu- eren (cliëntervaringsonderzoek). De uitkomsten kunnen worden gebruikt om het beleid bij de sturen.
(zie https://iederin.nl/nieuws/17753/lokale-belangen- behartiger--praat-mee-over-hetnieuwe-wmo-ervaringenonderzoek/)
5. Daarnaast informeren veel gemeenten hun gemeenteraad via tussentijdse
rapportages. Deze tussenstanden geven een goed beeld van de praktijk en zijn vaak
een goed aanknopingspunten om een onderwerp te agenderen.
•
Gebruik bovenstaande momenten om inzicht te krijgen in het beschikbare geld binnen het
sociaal domein, en de doelen en de resultaten van het beleid. Ge- meenten mogen de
middelen die zij van het Rijk ontvangen voor het sociaal domein ook besteden buiten dat
domein, of het geld reserveren voor toekom- stige uitgaven. Dat mag alleen als de doelen
van de verschillende wetten (zoals de Wmo) worden behaald. Een gemeenteraad kan er
lokaal voor kiezen geld voor bepaalde onderwerpen of werkterreinen te oormerken.
De Tweede Kamer nam dit jaar een motie aan die ‘bevordert’ dat Wmo-geld dat gemeenten nog niet hebben
uitgegeven, beschikbaar blijft voor het sociale domein. Hier leest u welke partijen voor deze motie stemden (zie
ook: https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2016Z09827&did=201 6D20356). U kunt de lokale
fracties van deze partijen erop wijzen dat hun Tweede Kamerfractie hiermee heeft ingestemd.
15
6.
In gesprek met
uw gemeente
Wat kunt u als lokale belangenbehartiger doen om het onderwerp ‘toereikend
inkomen’ op de lokale agenda te zetten? Een korte samen- vatting.
1. Wat is de situatie in uw gemeente?
Voor lokale belangenbehartiging is het belangrijk op de hoogte te zijn van het beleid en de
verdeling van het budget voor inkomensondersteuning van de ge- meente. Blijft er geld op de
plank liggen? Is er sprake van een stapeling van eigen bijdragen? Biedt uw gemeente een
goede regeling voor inkomensondersteuning?
2. Bepaal de belangrijkste knelpunten in uw gemeente
Bepaal wat de belangrijkste knelpunten zijn bij inkomensondersteuning in uw gemeente.
Focus op een of twee punten. Bijvoorbeeld: te hoge eigen bijdragen en doorgeschoten
bezuinigingen op begeleiding naar werk. Probeer zulke punten op de politieke agenda te
krijgen.
3. Neem contact op met de politiek
Om het onderwerp op de politieke agenda te krijgen, kunt u contact opnemen met politieke
partijen in de gemeenteraad of gebruik maken van uw burgerrecht om
in te spreken bij de gemeenteraad. Als er in uw gemeente nog geen onderzoek is gedaan naar
de oorzaken van bijvoorbeeld het overschot aan zorggeld, kunt u om zo’n onderzoek vragen.
U kunt, al dan niet in samenwerking met een politieke partij, overwegen om lokale publiciteit te
zoeken.
4. Doe concrete voorstellen
Gemeenten kunnen een aantal maatregelen nemen voor inkomensondersteuning. Leg deze
maatregelen voor aan de gemeenteraad of verantwoordelijk wethouder.
16
Lokale maatwerkregelingen samengevat:
• Meer werk voor arbeidsgehandicapten
• Effectieve toeleiding en ondersteuning naar werk
• Passende scholing
• Verlaging eigen bijdragen
• Uitbreiding bijzondere bijstand
• Goede voorlichting
• Doelgroepenbeleid
• Gemeentelijke zorgverzekering
• Bijzondere bijdrage voor bepaalde groepen (art. 2.1.7 Wmo)
Goede voorbeelden
Er zijn al gemeenten die rond het Wmo-budget goede besluiten hebben genomen. In het
gesprek met de gemeente kunt u die als goede voorbeelden aanvoeren:
•
In de Noordoostpolder krijgen Wmo-cliënten de eigen bijdrage terug.
•
In Wageningen zijn in het college-akkoord afspraken gemaakt over het oormerken van geld
binnen het sociaal domein.
•
Het Wmo-forum in Veenendaal heeft voorgesteld om de eigen bijdragen te
verlagen.
17
7.
Verder lezen
Verder lezen over begeleiding naar werk
•
•
•
•
Factsheets lokale belangenbehartiging van programma PG Werkt Samen:
http://monitor.clientperspectief.nl/informatie/informatiebladen
Handreiking Participatiewet voor cliëntenraden (LCR, 2015):
http://www.landelijkeclientenraad.nl/Publicaties
Werk en Inkomen: kerngegevens & trends (Nivel, 2015): http://www.nivel.nl/
sites/default/files/bestanden/Rapport-werk-en-inkomen-2015.pdf
Over vernieuwing van dienstverlening aan werkgevers en werkzoekenden:
http://www.samenvoordeklant.nl/wetten/banenafspraak
Verder lezen over inkomensondersteuning
•
•
•
•
Handreiking gemeentelijk maatwerk voor personen met een chronische ziekte en/of
beperking (TransitieBureau Wmo, 2014):
https://www.vng.nl/files/vng/nieuws_attachments/2014/201403-handreikinggemeentelijk-maatwerk-chronische-ziekte-beperking.pdf
Informatieblad Gemeentelijke zorgverzekering - Factsheet en stappenplan
(Ieder(in), 2016): https://iederin.nl/nieuws/17861/nieuwe-cijfers-overgemeentelijke-zorgverzekering/
Rapport Meldactie eigen bijdrage (Ieder(in), 2016): https://iederin.nl/
nieuws/17759/kwart-zorgvragers-ziet-af-van-zorg-door-hoge-kosten/
Informatie over het (berekenen) van eigen bijdragen door uitvoeringsorganisatie CAK:
http://www.hetcak.nl/portalserver/portals/cak-portal/pages/k1-14-downloads
Goede voorbeelden
•
•
•
•
Eigen bijdrage terug in Noordoostpolder: http://www.denoordoostpolder.nl/
nieuws/72044/wmo-clienten-krijgen-250-euro-eigen-bijdrage-terug/
Particulier fonds via Stichting Leergeld: http://www.leergeld.nl
Tegemoetkomingsregeling in Amsterdam: https://www.amsterdam.nl/werkinkomen/pak-je-kans/regeling/
Verlagen eigen bijdragen in Veenendaal: http://veenendaalsekrant.nl/lokaal/ eigenbijdrage-de-wmo-kan-verlaagd-worden-119199
18
Colofon
Uitgave september 2016
Samenstelling
Joris Barendrecht
Marijke Hempenius
Aartjan ter Haar
Opmaak
Dorine Fliervoet, Ieder(in)
Ieder(in)
Bezoekadres
Churchilllaan 11
3527 GV Utrecht
Postadres
Postbus 169
3500 AD Utrecht
T 030-720 00 00
E [email protected] I
www.iederin.nl
@iederin www.facebook.com/iederin
ieder(in)
Download