Nederlandse Geschiedenis deel B

advertisement
1
Nederlandse Geschiedenis deel B
HC01
Tussen 1780 en 1848 de overgang van de Bataafse Republiek naar het experiment van het Verenigd
Koninkrijk naar een klein koninkrijk.
Inleiding op het boek
Sinds 1978 is de politieke geschiedenis wat naar de achtergrond gedrongen en kwam er aandacht voor
cultuurgeschiedenis, sociale en economische geschiedenis. De politieke geschiedenis wordt vooral als
een leidraad gebruikt. In de 19e eeuw lag in Nederland de nadruk op politieke leiders, als bijvoorbeeld
Abraham Kuyper. Politieke cultuur betekent vooral politiek in zijn maatschappelijke context. Er
bestaat echter geen strikte domein afbakening, politiek is niet alleen politiek wanneer er ‘politiek’op
staat. Er kwam pas aandacht voor stijl en cultuur in de politiek in de 20e eeuw.
Een staat in verbouwing 1780- 1848
Is dit op te vatten als een twintigste eeuwse, finalistische kijk op het verleden? Nee, want men had in
die tijd wel degelijk het gevoel dat de staat in verbouwing was. Het betrof echter geen geplande
verandering en er was zelfs nauwelijks een proces in te ontdekken. Er werden snelle, gestructureerde
veranderingen doorgevoerd, ook al ontbrak het doelbewuste proces. Er ontstonden verschillende
staatsvormen achtereenvolgens, van een Federatieve staat naar een Verenigd koninkrijk naar een
Constitutionele monarchie. Ook werden er verschillende Grondwetten ingevoerd. De Grondwet van
1848 geldt nog steeds als basis voor de huidige Grondwet. Daarom is deze Grondwet ook als uiterst
belangrijk te beschouwen. De Grondwet van 1848 is te zien als het punt waarop Nederland een
parlementaire monarchie werd. De inzet van Thorbecke was echter niet veranderingen in de
parlementaire politiek, maar eerder aanpassingen in de constitutionele politiek. Het was ook zeker niet
zijn bedoeling dat iedereen kon gaan stemmen, wat dat betreft bleven de liberalen een elitair gezind.
Wat dat betreft komen de veranderingen in de Grondwet van 1798 meer overeen met de hedendaagse
opvattingen. Dit impliceert dat ondanks dit laatste gegeven, de Grondwet van 1848 zeer
doorslaggevend geweest is, maar dan op andere fronten dan uitbreiding van het kiesrecht.
Feit is, dat de veranderingen tussen 1780 en 1848 grotendeels gedicteerd werden door het buitenland.
De Bataafse Republiek was feitelijk te zien als een opmars van de Franse Revolutie. Het Verenigd
Koninkrijk van 1814 hing samen met de ontwikkelingen die zich hadden afgespeeld tussen het
Verenigd Koninkrijk enerzijds en de om onafhankelijkheid roepende Verenigde Staten.
Van patriottentijd en Bataafse Republiek naar het Koninkrijk der Nederlanden
Er bestaat een debat rondom de vraag of de Patriottentijd en de Bataafse Republiek zuiver te wijten is
aan de Franse inbreng, of dat er nog andere internationale factoren c.q. ontwikkelingen een rol
speelden. Nederland was in die tijd te zien als een ‘zusterrepubliek’van Frankrijk en werd dan ook
door deze mogendheid als een bondgenoot gezien.
Volgens Colenbrander die een driedelig werk schreef over de Nederlanden in de patriottentijd, hadden
de Nederlanders zelf bar weinig in te brengen. Engeland en Frankrijk waren in Europa de dominerende
mogendheden. Dit is volgens docente echter een te generaliserende visie.
P. Geyl stoorde zich aan deze visie. Hij zag juist de patriottentijd als een periode waarin de kracht van
de Nederlander naar voren kwam. Volgens Palmer moest men deze ontwikkelingen plaatsen in de tijd;
het was alsof er een ‘Age of democratic revolutions’ over de aarde woedde. Deze revoluties op
verschillende plekken hangen met elkaar samen. De Wit bestreed die ideeën van zowel Geyl als
Colenbrander, maar kon zich vinden in de visie van Palmer. Schama onderstreepte juist de
overeenkomst tussen de Bataven en de Patriotten. Hij zag dit als een synthese in de
geschiedschrijving.Van Sas probeerde het in een breder perspectief te plaatsen. Hij zag de
2
patriottentijd en de Bataafse Republiek als een soort overgangsfase, gekoppeld aan de Verlichting. Het
Liberalisme, Conservatisme en de Romantiek van het Ancien Regime vormden de rode draad op weg
naar de Moderne tijd.
Johan Huizinga zag de periode vanaf 1813 echter niet als modern. Hij meende dat men nadat de
Bataafse Republiek ten einde kwam en ‘de vrijheid herwonnen was’men gewoon weer inkakte.
Huizinga kan zich zodoende vinden in de ideeën van Colenbrander, namelijk dat de Bataafse
Republiek van 1795 te zien is als een marionet van Frankrijk. De patriotten werden overigens door
Willem I in het politieke systeem herplaatst. Dit betekende feitelijk een synthese tussen
constitutionalisme en patriottisme. Het jaar 1813 wordt over het algemeen in de geschiedschrijving
gezien als een terugkeer naar Oranje. Dat dit gepaard ging met felle strijd, moet echter niet vergeten
worden. In de oorlog met Engeland van 1802 was Nederland niet bij machte haar koloniën te
verdedigen en deze werden dan ook geannexeerd door Engeland. Toen Nederland weer aansluiting
had gezocht met Oranje, en daarmee ook met Engeland, wilde Nederland de koloniën in 1813 graag
terug. Hier werd niet afwijzend op gereageerd. Op het congres van Wenen 1814-1815 zette Engeland
zich in voor de belangen van de Noordelijke Nederlanden. Het kreeg de meeste koloniën terug, maar
kon ze nog steeds niet voldoende beschermen.
1815 – 1848 Een nieuwe staat?
Op cultureel en sociaal gebied vertoonde de staat in deze periode meer tekenen van eenheid. Dit kwam
vooral in uiting door de genootschappen en literaire geschriften. Eerder was de republiek op dit gebied
verdeeld. In de jaren zeventig van de negentiende eeuw waren er intellectuele hervormingen waar te
nemen. Ook vernieuwingen op maatschappelijk gebied, zoals de oprichting van ‘de maatschappij tot
het nut van het algemeen.’ De economische tak van deze vereniging spoorde het rijk aan om nieuwe
investeringen te gaan doen, zodat Nederland weer een welvarende handelsstaat zou kunnen worden.
Deze ontwikkelingen werden vanuit verschillend perspectief bekeken, zoals vanuit sociaal politiek en
vanuit cultureel oogpunt. Dit was vernieuwend. De culturele vernieuwing van de Nederlanden ging
dus vooraf aan politieke verandering.
Ook Willem II kan gezien worden als een ‘nieuw’soort monarch. Dit omdat hij feitelijk de eerste
constitutionele monarch was. Dit echter niet in strikte zin, want Willem was niet dusdanig gebonden
aan het ministerie dat hij geen beslissingen kon nemen zonder hen. Toch hadden de leiders van het
ministerie weinig inzicht in de politieke doelen. Willem I dankt een aantal bijnamen aan dit laatste
gegeven. Het streven van Willem I was vooral dat Nederland economisch weer op de rit zou komen,
hier spande hij zich ook voor in. Verder voerde hij belangrijke veranderingen door op het gebied van
de infrastructuur, deze werd door hem gestimuleerd. Hij betaalde dit uit de Koninklijke schatkist, waar
het ministerie verder geen inzicht in had. Ook bracht Willem I een samenwerking tot stand tussen de
Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden, het Amalgaam. Dit deed hij vooral vanuit ideologisch
oogpunt, de eenwording tussen Noord en Zuid was al de inzet van Karel V (de Habsburger) geweest.
Willem I wilde deze traditie voortzetten. Het idee was leuk, maar mislukt helaas voor Willem.
In 1830 bleek de eenwording een mislukking. Is dit te zien als een experiment dat bij voorbaat al
gedoemd was te mislukken? Feit was, dat België een veel kleinere staatsschuld had dan de voormalige
Republiek. Vanuit financieel oogpunt zat België zodoende niet echt te wachten op een hereniging met
de Nederlanden. In de Nederlanden waren op religieus gebied alle religies gelijk aan elkaar gesteld. De
Belgen zagen dit absoluut niet zitten. Verder streefde Willem naar eenheid in taal. Hiermee
onderschatte hij het belang van de Franse taal voor de Belgen. Samenvoeging betekende ook eenheid
in het onderwijs, qua taal. Dit vonden de Belgen niet aantrekkelijk en dreef de twee landen juist verder
uit elkaar terwijl Willem had verwacht dat het als een bindmiddel zou werken. Bovendien werden in
alle staatshervormingsplannen van Willem de Noordelijke Nederlanden centraal gesteld. Ook dit was
niet aantrekkelijk voor België. Na 1830 en het mislukken van de eenheid ontstond er in beide landen
een tendens van verheerlijking van het nationale verleden. Dit kwam vooral tot uiting in monumenten,
volksliederen en nationale helden verering.
3
Willem I bleef een volhardingspolitiek voeren, dit betekent feitelijk dat hij niet kon accepteren dat de
eenwording was mislukt. Hij leek hierin alleen te staan. De Nederlandse politieke elite leek vooralsnog
tevreden met de status quo.
Politieke pers en politisering van het leven 1780- 1787
Er kwam een stroom op gang van politieke periodieken en pamfletten. In 1781 werd de ‘Post van de
Neder-Rhijn’ opgericht, het eerste opinie blad. Ook de opkomst van ‘De politieke Kruyer.’ De inhoud
van deze opinie bladen was nieuw, maar de vorm ervan was al bekend door de eerdere spectators.
Mensen konden daadwerkelijk brieven inzenden die dan vervolgens werden beantwoord. Deze twee
nationale bladen stimuleerden de oprichting van sociëteiten, waar ondermeer gediscussieerd werd over
politieke aangelegenheden. Dit gebeurde door het hele land heen. Dit betekende een politisering van
het openbare leven; steeds meer mensen werden betrokken bij de politiek. Toch kakte het politieke
leven rond 1787 weer in. In 1840 leefde het echter weer op, de politieke discussie werd weer
belangrijk. Kranten werden goedkoper gemaakt waardoor meer mensen de kans kregen in aanraking te
komen met het politieke debat.
4
HC02
Mobiliteit en schaalvergroting in politiek en maatschappij 1848 -1917
De Grondwet van 1848 had grote invloed op de politieke vorm en verhoudingen. Thorbecke een
belangrijke figuur, tot aan 1870 domineert vooral het liberalisme. Vanaf de jaren 1880 ontstaan er
nieuwe groepering die ook van belang zijn. De voornaamste zijn de socialistische en de
antirevolutionaire bewegingen. Als reactie op de opkomst van de nieuwe bewegingen wordt de
nationale eenheid bevordert. Vooral de monarchieën en de koloniën staan in deze periode centraal.
Grondwet van 1848
De liberale Grondwet is niet los te zien van internationale omstandigheden. De betekenis ervan in
algemene zin varieert echter nogal. Volgens sommigen was de Grondwet te modern, volgens anderen
geheel conform veranderingen in het teken van de tijd. Overal in Europa mislukken feitelijk de
revoluties, wat ertoe leidde dat de veranderingen al snel weer werden teruggedraaid. Toch ontstaan er
wel degelijk nieuwe politieke vormen.
Het parlement wordt het centrum van het politieke debat
De pers gaat als forum optreden
Er ontstaan nieuwe sociale groeperingen en verenigingen
De nieuwe Grondwet betekende dat de macht van de koning verder ingeperkt werd. De Kieswet, de
Gemeentewet en de Provinciewet maakten dat het gezag steeds verder gedecentraliseerd raakte. De
Koning werd onschendbaar terwijl politieke verantwoordelijkheid bij het ministerie kwam te liggen.
Opvallend in het eerste kabinet Thorbecke is dat een politieke agenda ontbrak. Onder Thorbecke
werden burgermeesters, wethouders en de gemeenteraden ingesteld. Bovendien kwamen er openbare
raadsvergaderingen, dit leidde tot verbreding van het politiek spectrum. Het kiesrecht bleef echter
verbonden aan census, in de praktijk kwam het er op neer dat ongeveer 11% van de mannen kiesrecht
bezat. Liberalisme betekende zodoende, dat kiesrecht verbonden bleef aan een elite. De vrijheid van
vereniging werd wel vastgelegd in de Grondwet. Opvallend is, dat er echter geen politieke
partijvorming ontstond. Wel ontstonden er kiesverenigingen, deze waren lokaal en voornamelijk actief
ten tijde van verkiezingen.
Thorbecke 1789 -1872
Thorbecke was de leider van de liberalen. Hij borduurde voort op eerdere plannen van vroegere
liberalen. Politiek gezien lag vooral de nadruk op vertegenwoordiging, natie en het volk. Er is echter
wel een democratisch element te ontwaren, ook al is dit niet vergelijkbaar met de gangbare
opvattingen over democratie. De liberalen betrokken de middenstand bij de politiek. Toch betekende
het nog steeds, dat het overgrote gedeelte van het Nederlandse volk geen politieke invloed had. De
middenstand werd bij de politiek betrokken omdat de liberalen van mening waren dat ze voldoende
financieel vermogend was en daarom dus beter zelfstandig kon nadenken. Het nadeel van dit
uitgangspunt is dat een groot gedeelte van het volk geen politieke betrokkenheid kende. De publieke
opinie groeide n.a.v. het censuskiesrecht, men verzette zich ertegen. B.H. Heldt is een persoon die
hierop in sprong en zich inzette voor het algemene kiesrecht. Hij wierp zich op als een organisator van
vakverenigingen. Ook bracht hij de eerste parlementaire enquête tot stand.
Invloed Grondwet op politieke verhoudingen
Er ontstonden door de nieuwe Grondwet andere politieke verhoudingen. Zo groeide de weerstand
tegen het liberalisme. Dit kwam ondermeer tot uiting in de Aprilbeweging van 1853. De liberale
Grondwet gaf alle kerken het recht zich naar eigen inzicht te organiseren. De Aprilbeweging was een
massale opstand van protestanten, gericht tegen het herstel van de rooms katholieke hiërarchie in
Nederland. De protestanten vreesden dat Nederland haar protestantse karakter zou verliezen. De
Armenwet van 1854 bracht sociale veranderingen teweeg. In 1857 werd de Onderwijswet ingevoerd.
5
Dit alles zodoende als een reactie op de liberale Grondwet. Feitelijk won het conservatief liberalisme
steeds meer terrein. Progressieve liberalen als Thorbecke konden het veld ruimen na de
Aprilbeweging. Ook de antirevolutionairen onder leiding van Groen van Prinsterer verzetten zich
tegen het progressieve liberalisme. Tot blijven de liberalen in het zadel tot aan 1870.
Willem III speelt hierin een rol, maar de voornaamste reden dat de liberalen overwinnen heeft te
maken met de koloniale kwestie. Er was een discussie ontstaan rondom het cultuurstelsel in de
koloniën. Dit zorgde voor een splitsing tussen de liberalen (Thorbeckianen) en de conservatief
liberalen (Putteanen). De inkomsten uit Nederlands Indië waren zeer bepalend voor de staatskas,
ongeveer een vijfde aandeel. De liberalen zegevierden in de discussie de Agrarische wet en de
Suikerwet maakte de weg vrij voor particulier ondernemerschap in Nederlands Indië. De conservatief
liberalen wilden juist voorkomen, dat particulieren zouden profiteren van het cultuurstelsel.
Volgens de Jong is het interessant om eens te kijken naar de tegenstelling tussen het politieke en privé
leven van politieke figuren uit die tijd. Er bestaat een briefwisseling tussen Thobecke en van der Putte,
n.a.v. de discussies rondom het cultuurstelsel. De toon van de briefwisseling is vriendschappelijk
terwijl de politieke beeldvorming van Thorbekce een stijve, starre man schetst. Juist deze tegenstelling
is volgens De Jong interessant in een tijd waar persoonlijke ruzies tussen politici de boventoon
voerden.
Volgens Thorbecke moest de politiek plaatsvinden binnen het parlement. Niet in de media zoals zijn
tegenstander Groen van Prinsterer wel vond. In 1860 werd evengoed het dagbladzegel opgeheven, wat
ertoe leidde dat het aantal dagbladen een enorme groei doormaakte. Dit betekende ook een groeiende
publieke opinie en daarmee verdere politisering van het openbare leven.
De periode 1870- 1917
In deze periode staan drie thema’s centraal.
De schoolstrijd met als ontknoping de onderwijswet van 1878
De sociale kwesties met als uitkomst de Arbeiderswet van 1889
Het Kiesrecht met in 1887 een Grondwetswijziging, in 1896 gekwalificeerd kiesrecht gevolgd
door algemeen mannenkiesrecht in 1917 en vrouwenkiesrecht in 1919.
De schoolstrijd leidde tot een sterke organisatie van de confessionele partijen. Rond 1880 is er een
verandering waar te nemen in de politieke cultuur, in de vorm van de opkomst van nieuwe
maatschappelijke groepen. Voorbeelden hiervan zijn het socialisme, werkliedenverenigingen en
Abraham Kuyper. Ook Domela Nieuwenhuis en Troelstra zijn invloedrijke nieuwkomers.Deze
groeperingen konden opkomen omdat de publieke opinie verbreed was, hierbij valt te denken aan de
uitbreiding van de dagbladen. Er ontstaat ook een verschuiving van een passionele manier van politiek
bedrijven naar een meer zakelijkere manier. Ook is dit de periode van de opkomst van de zuilen.
Verder worden er op politiek gebied voor het eerst partijprogramma’s opgesteld. De politiek raakt
strakker georganiseerd en het individu verdwijnt naar de achtergrond. De partij neemt het politieke
gezicht over. De verbreding van het politieke spectrum heeft kunnen ontstaan door betere informatie
voorziening en verbeterde infrastructuur. Nederland werd in geografische zin kleiner en in sociale zin
groter. Ook de opkomst van de industrie speelde een rol in deze veranderingen. De alleenheerschappij
van de burger raakte steeds meer opengebroken.
Een en ander leidde tot een bevordering van de nationale eenheid. Er werden volksfeesten rondom de
monarchie georganiseerd, denk hierbij aan koninginnedag en inhuldigingen. De trots op het koloniale
rijk kwam naar voren op de wereldtentoonstelling van 1883. Hier werden de verschillende koloniën in
het klein nagebouwd om zo een indruk te krijgen van het leven daar. In 1894 werden Nederlanders bij
Lombok in de pan gehakt. Dit leidde tot woedde en zin op wraak en stimuleerde de nationalistische
gevoelens. Ook de Boerenoorlogen in Zuid Afrika stimuleerden de verbondenheid. Daarnaast werd
door het uitrijken van militaire onderscheidingen dit gevoel steeds sterker gevoerd.
6
Het doel van de wereldtentoonstelling was dan ook het bevorderen van het nationalisme. Verder zat er
een kenniselement in, men wilde laten zien hoe men in de koloniën leefde. Ook hiermee aandacht voor
de overzeese cultuur. Bovendien was dit een mooie kans om het economische belang van de koloniën
nogmaals te onderstrepen.
7
HC03
Periode 1917 – 1940
In deze periode staan centraal de pacificatie van 1917 toen de schoolstrijd en de strijd om het kiesrecht
beëindigd werden.Verder aandacht voor de politiek in het interbellum, de sociale kwestie en het
socialisme. Ook ontstond er een kleine en een grote crisis in de democratie.
Rond 1917 werden de onderwijswet en de kieswet ingevoerd, hier komt de term pacificatie vandaan.
Het betekende in de praktijk en grote mate van religieuze tolerantie. Hiermee werd als het ware de
verdeeldheid binnen de samenleving erkend. De onderwijswet maakte mogelijk dat ook religieuze
scholen subsidie van het rijk ontvingen. Men begon langzaam aan de opbouw van de verzorgingsstaat,
met sociale zekerheid hoog in het vaandel.
Adam Lijphart schreef ‘The politics of accomodation.’ Hierin onderscheidde hij vier zuilen in
Nederland. De algemeen liberalen, Katholieken, Protestanten en socialisten. Deze vormden als het
ware vier belangrijke gemeenschappen binnen de staat. Ook vakbonden, partijen, omroepen en
Universiteiten waren verzuild. Volgens de Jong is 1917 niet zo zeer een beginpunt, zoals vaak wordt
aangenomen. Op sociaal gebied werd er we veel bedacht, maar niet echt opgelost. Het waren veelal
lange termijn oplossingen die het verschil maakten. Bedenk hierbij, dat het Kiesrecht en de
Onderwijswet al eerder tot stand kwamen. Wat dat betreft is 1917 dus niet echt als een breekpunt te
zien. Toch is het een belangrijk jaartal.
Er waren namelijk een aantal nieuwe elementen. Ten eerste ontstond er evenredige
vertegenwoordiging. Door de opkomst van de politieke partijen had het volk een stem gekregen in de
politiek. Feitelijk markeert 1917 de overgang van een parlementaire democratie naar een
partijendemocratie. In de nieuwe politiek staat het programma van de partij centraal, evenals de
partijleider. Ook was er een andere invulling ontstaan van het begrip ‘links’en ‘rechts’in de politiek. Er
werd meer samengewerkt, het was de opkomst van de coalitieregering. Vooral de invulling van de
sociale kwestie was van belang. Links raakte meer gelieerd aan sociaal beleid.
Rond 1918
De eerste verkiezingen onder het nieuwe bestel Dit leverde felle campagnes op met veel nieuwe
partijen. Een opvallende is de ‘economische bond‘ onder leiding van Treub, hierna ook wel minister
voorwaarts genoemd. Het belang van deze partij is dat het benadrukte, dat de politiek ook op
economisch terrein een taak zou moeten hebben. Dit was een nieuw element, dat politiek verbonden
werd met economie. De partijen werden veelal geleid door confessionele politici. Dit betekende dus
het einde van de liberale dominantie. Jonkheer de Ruys Beerenbroeck leidde maar liefst drie
parlementen. Tussen 1918 en 1922, 1922 en 1925 en 1929 tot 1933. Opvallend; hij was een katholiek.
Niet onbelangrijk om te beseffen dat de katholieken in deze periode de politiek domineerden. De
RKSP behaalde eigenlijk vrij constant ongeveer een kwart van de stemmen. Belangrijke figuur achter
de schermen is Nolens, ook wel ‘de souffleur’genoemd. Was sociaal zeer bewogen en zette zich in
voor het lot van de mijnwerkers. Was echter antisocialistisch vanwege zijn eigen religieuze kleur. Hij
was een voorstander van samenwerking tussen de ARP en de CHU. Opvallend is dat zeven van de tien
kabinetten in het interbellum extraparlementair waren.
Hendricus Colijn was leider van vijf kabinetten. 1925-1926, 1933-1935, 1935-1937 1937-1939 en
1939. Algemene tendens in het interbellum is dat er maar moeilijk werd samengewerkt. Dit kwam
vooral, doordat de confessionelen intern verdeeld waren.
D.J. de Geer, leider van twee kabinetten. 1926 -1929.
De jaren twintig waren over het algemeen als zeer roerig te beschouwen. De ‘garconnettes’vrouwen
met kort haar en mannelijke trekken deden veel stof opwaaien. Ook was er de opkomst van de NSB,
8
die in 1935 acht procent van de stemmen haalde. Dit is te koppelen aan de Russische revolutie en de
opkomst van het communisme. Men was bang voor een revolutie in Nederland. Een deel van de
sociale maatregelen werd dan ook genomen om de bevolking tot rust te houden, uit angst voor het
overslaan van een revolutie. De Spoorwegstakingen van 1903 hadden angst ingeboezemd. De staking
had aanvankelijk succes maar de regering revancheerde zich door de instelling van de zogenaamde
worgwetten. De massale ontslagen die hierdoor volgden leidden tot verdeeldheid onder de arbeiders.
Staken werd onder minister Kuyper overigens verboden. Dit betekende dat de arbeiders de strijd
verloren. Militairen en politie werden ingezet om de opstandige arbeiders de kop in te drukken. De
confessionelen verwijderden zich steeds meer van het socialisme. Dit betekende dat de verdeeldheid
toenam. Er was bovendien al een grote tegenstelling ontstaan tussen de communisten en de socialisten.
Het waren vooral de communisten die vonden dat de socialisten niet hard genoeg tegen het
kapitalisme aanschopten.
Rond 1935
Was daar het plan van de Arbeid. Dit betekende het symbool van vernieuwing voor de SDAP die zich
ging profileren als een echte volkspartij. Zij kwamen met een cijfermatig onderbouwd crisisplan. Ze
wilden de economische structuur veranderen. Het idee was een planmatig geleide industrialisatie. Er
zou een cultuuromslag plaats moeten vinden. Met behulp van de staat zou er een betere situatie voor
de arbeider kunnen ontstaan. De SDAP wilde bewust regeren. Het probleem was echter, dat Colijn
lijnrecht tegenover deze plannen stond. Hij pleitte juist voor versobering. De SDAP stelde zich
nationaler, doelbewuster en bereid tot samenwerking op.
Er was een kleine crisis in de democratie ontstaan. Er waren simpelweg te veel partijen. Dit maakte dat
de daadkracht van de politiek werd ingeperkt. De grote crisis die ontstond, was de opkomst van het
fascisme. Er werd wel gewerkt aan oplossingen. Het gemeenschapsidee moest bevorderd worden. Men
deed een poging de verzuiling af te breken. De opkomst van ‘de beweging van versterking der
Nederlandse gemeenschap’illustreert hoe men probeerde de eenheid te bevorderen. Ook de
Woudschoten bijeenkomsten tussen 1938 en 1939 zijn hiervan een goed voorbeeld.
9
HC04
Nederland kent een koloniale erfenis. Op cultureel gebied uitte zich dit bijvoorbeeld in gebouwen,
musea, restaurants en literatuur. Op politiek gebied betekende dit dat er kwesties aan de orde kwamen
als slavenhandel en slavernij. De viering van de onafhankelijkheid van Indonesië op 07 augustus 1975
werd door Minister Ben Bot onlangs nog bezocht. Dit past ook zijn politieke visie, namelijk het
aanhalen van de banden met de voormalige koloniën. Maar is het eigenlijk wel zo gepast dat
Nederland deze onafhankelijkheid meeviert? Ook verscheen er een rapport van PJ Drooglever, over
Nieuw Guinea. Dit laatste kan ook gezien worden als een voorbeeld van de politieke koloniale erfenis
van Nederland.
Buitenlandse politiek en zelfbeeld
Nederland een muis in Europa, maar een leeuw in Azië? Nederland is een klein land, maar werd door
het grote koloniale bezit gezien als een middelgrote mogendheid. Vooral Indonesië en vooral Java
waren de belangrijkste koloniën. De west Indische koloniën stelden niet veel voor. De economische
betekenis van het Indonesische bezit was erg groot. Het is daarom ook niet zo verwonderlijk dat
Nederland niet stond te springen om deze zo maar los te laten. Spreuken als ‘Indie verloren,
rampspoed geboren’ en ‘Java, de kurk waarop Nederland drijft’illustreren dit idee. Het is juist
vanwege dit idee, dat Nederland traag omgaat met de opkomende nationalistische beweging in
vergelijking met bijvoorbeeld Groot Brittannie. Nederland was ervan overtuigd dat zij op de juiste
wijze omging met haar koloniën. Er waren zelden problemen en dit voedde de Nederlandse trots alleen
maar.
Expansie
Rond 1860 werd Nederland met Indie gezien als een reus terwijl het in 1816 klein was begonnen. Het
proces van uitbreiding is te zien als paradoxaal. Een langzame, ingewikkelde machtsexpansie. Er
bestond geen uniform stelsel. Sommige plekken vielen direct onder Nederlands gezag, terwijl in
andere gebieden er vriendschapsverdragen werden gesloten met de plaatselijke vorstendommen. In
1903 werd de oorlog in Atjeh beëindigd. Generaal van Heutz werd in 1902 benoemd tot Gouverneur
Generaal. Onderwerping van de kolonie gebeurde doordat er een zogenaamde ‘korte verklaring werd
getekend. De uitbreiding van het Nederlandse gezag werd ‘De afronding van Indie’genoemd. Toen
Nederland echter de oorlog in Atjeh begon, was dit niet vanuit imperialistisch perspectief. De meest
fanatieke kritiek op de Nederlandse expansie kwam van Van Kool, Sociaal Democraat en zelf in het
bezit van een koffie plantage in Nederlands Indie. Toch veranderde zijn mening toen hij tijdens een
bezoek aan Indie werd rondgeleid door Colijn en gouverneur generaal Heutz. Er is wel veel kritiek
ontstaan op de uitwassen van de oorlog. Paradoxaal genoeg werd het militaire onderdeel gezien als een
onderdeel van de ethische politiek. Ook imperialisten raakten ervan overtuigd, dat er kennis en
vooruitgang in de koloniën werd gebracht. De term ethische politiek is overigens afkomstig van een
journalist, met een grote dosis paternalisme. Deze ethische politiek kent een ideologische achtergrond.
Het idee was, dat Nederland kennis en vooruitgang zou brengen in de koloniën. Dit idee is niet nieuw,
als veel ouder dan de negentiende eeuw. Het extra element om deze ethische politiek in de negentiende
eeuw te verkopen was dat er nieuwe consumenten bij betrokken konden worden.
Nederlandse koloniale politiek
Tussen 1815 en 1830 was het vooral een kwestie van vallen en opstaan. Tussen 1830 en 1870 maakte
men gebruik van het cultuurstelsel, gevolgd door een liberale periode tussen 1870 en 1900. Vanaf
1900 werd de zogenaamde ethische politiek gevoerd. J. van den Bosch introduceerde het cultuurstelsel
rond 1830, het was als het ware het VOC systeem in een moderner jasje. Op financieel gebied leverde
het de staat ongeveer 840 miljoen gulden op. Uiteraard ontstonden er discussies over de exploitatie
van de bevolking, of dit wel te rechtvaardigen was.
10
Nederlandse Geschiedenis na 1945
Pacificatie van 1917, aantal prangende kwesties opgelost waaronder schoolstrijd, kiesrechtkwestie en
een aanzet tot het oplossen van de sociale kwestie. Vandaar de term pacificatie. Bovendien was er
voor het eerst een Rooms Katholieke premier (de Ruys Beerenbroeck), na de lange liberale
dominantie. Nederland was in sterke mate verzuild. Er bestond een hervormde, katholieke,
gereformeerde, socialistische en liberale zuil. Deze verzuiling werd niet alleen opgevat als
versnippering van de politieke eenheid. De opvatting dat deze versnippering sommigen in staat stelde
om stemmen te winnen, heeft een Marxistische achtergrond. Het idee was dan, dat de mensen met de
meeste economische macht het voor het zeggen hadden.
Alle politieke partijen hadden al overwogen of zij door het algemeen kiesrecht juist sterker of zwakker
zouden worden. Vooral de socialisten en de confessionelen rekenden op versterking van de macht. De
liberalen zagen hun machtsbasis afbreken. Echter, de RKSP kwam als grote winnaar naar voren. Dit
heeft een oorzaak. De RKSP had de meeste aanhang in de Zuidelijke provincies. Met het algemeen
kiesrecht werd het districtsstelsel vervangen door een meer evenredige vertegenwoordiging. Het hele
land was nu als het ware een district en het loonde dus nu daadwerkelijk om je stem uit te brengen. De
RKSP profiteerde hiervan. Dit leverde een Rooms Katholieke premier op, Ruys de Beerenbroeck.De
partij hield zich aanvankelijk rustig. Paniek over de uitwassen van de tachtigjarige oorlog bleek
ongegrond. In het Interbellum regeerden achtereenvolgens; Ruys, Colijn en de Geer (en dit x 2 in de
zelfde volgorde!!!)
De schoolstrijd werd na 1917 beëindigd en dit betekende dat ook bijzondere (lees confessionele)
scholen subsidie van het rijk ontvingen. Er werd een bedrag per leerling uitgekeerd. Tijdens het
interbellum domineerde een christelijke coalitie de politiek. Zoals al eerder vermeld, hielden de
katholieken zich rustig. De ARP domineerde en leefde als het ware boven haar stand. Er ontstonden
wel spanningen tussen de Rooms Katholieken en de rest. Ondanks het geringe aantal zetels blijft de
ARP de dienst uitmaken. Colijn raakte na 1929 steeds meer omstreden. Hij werd het symbool van het
falen van de Nederlandse economie. Dit kwam vooral doordat hij een behoudende economische
politiek voerde. Hij hield bijvoorbeeld halsstarrig vast aan de Gouden Standaard. De SDAP zien we
opschuiven naar rechts. Het wordt een partij met een sociaal gezicht, zo profileert het zich ook.
Ondertussen de dreiging van het fascisme en de opkomst van Hitler bij de buren; niet iedereen was
ervan overtuigd dat Nederland buiten schot zou blijven. De SDAP werd door de oorlogsdreiging min
of meer gedwongen om beter samen te werken met de andere partijen. Nederland nadert het einde van
de antithese. De tweede pacificatie kondigt zich aan, na 1939.
11
HC05
In 1917 de eerste pacificatie. De schoolstrijd, kiesrecht en de sociale kwestie kwamen tot een besluit.
De christelijke coalitie in het Interbellum kenmerkte zich door het feit dat de ARP domineerde, ook al
had het weinig zetels. Er was een Rooms Katholieke premier, maar de Katholieken hielden zich rustig.
Wel ontstonden er spanningen tussen de RKPS en de overige partijen. Na 1929 raakte Colijn steeds
meer omstreden en werd het symbool van een falende economie. De SDAP wil ook graag gaan
regeren en schuift daarom op naar rechts wat inhield dat de partij een sociaal gezicht ontwikkelde.
Verder de oorlogsdreiging en het naderende einde van de antithese (term = van A. Kuyper) of de
verzuildheid. De tweede pacificatie is op handen.
De antithese kwam steeds meer onder druk te staan.Men vond, dat de christelijken zich te veel
afscheidden van de samenleving. Men was ook waakzaam ten opzichte van het opkomende fascisme.
Er werden verengingen opgericht als ‘Eenheid door democratie’en ’Comité van waakzaamheid.’ Ook
de Woudschoten conferenties tussen 1938 en 1939 zijn een bewijs van de waakzaamheid die leefde.
De verzuildheid hield echter gewoon stand. Er werd wel gestreefd naar eenheid binnen een nationaal
kader.
Nacht van Deckers, 26 juli 1939
Mogelijke tentamenvraag
Colijn die onder druk stond vormde buiten de partijen om een vijfde kabinet. Na twee dagen diende
minister Deckers van de RKSP een motie in, met als gevolg dat het kabinet viel.. De RKSP brak
hierdoor niet alleen met Colijn, maar ook met de ARP. Het gevolg was dat de RKSP emancipeerde en
de ARP ineenkromp. De RKSP moest nu op zoek naar andere coalitiepartners en vond er een in de
SDAP die toch al graag wilde regeren. Hieruit volgde het tweede kabinet de Geer met voor het eerst
sinds lange tijd de ARP langs de zijlijn. De ARP mokt en is hevig beledigd door het feit dat Colijn op
zij is gezet. Bovendien was het ook al niet happy met de onafhankelijkheid van Indonesië. Het werd
zodoende onmogelijk om mee te regeren. Zou de ARP dit wel doen, dan zou de partij zichzelf
verraden. De nacht van Deckers is als een breekpunt te beschouwen. Jaren lang liepen de katholieken
aan het lijntje van Colijn, getuige ook de vele spotprenten uit die tijd. De katholieken bleven huiverig
om zich al te heftig te profileren, misschien nog met de Aprilbeweging in het achterhoofd. De dolk in
de rug van Colijn is dus als een breekpunt te zien.
Voorafgaand aan de nacht van Deckers bestond er echter al onvrede binnen de Katholieke kring. Links
betreurde de samenwerking met rechts. De radicale katholieken vinden hun partij te opportunistisch.
De verzuiling staat onder spanning en de Katholieken wilden niet langer aan de leiband van Colijn
lopen.
De tweede pacificatie
De RKSP gaat eindelijk optreden als een arbeiderspartij, zei het van confessionele aard. Hiermee
doorbreekt de partij een lange christelijke coalitie. De SDAP regeert nu ook mee. Het regeren van de
SDAP komt in verhouding tot andere landen in Nederland pas laat. Denk hierbij aan de Weimar
republiek van 1918, Het Front populaire in Frankrijk van 1936 en Ramsay McDonald in Groot
Brittanie van 1934.
Mobilisatie augustus 1939
Duitse aanval over de waterlinie en de grebbelinie heen. Dat Nederland niet heeft gestreden is een
hardnekkige mythe. In totaal zijn er 5000 doden in vijf dagen gevallen, dit betrof slachtoffers zowel
onder de militairen als de burgerbevolking. De capitulatie na de val van de grebbelinie en de
bombardementen op Rotterdam was volgens docent dan ook onvermijdelijk.
In België vielen in totaal 12.00 doden. In Frankrijk 600.000 doden en in Nederland in totaal 250.000.
Conclusie: Nederland hoeft zich niet te schamen voor de ‘vroege’capitulatie. Het bombardement op
12
Rotterdam was heftig. België hield langer stans, maar werd ook niet gebombardeerd en had veel meer
ervaring op oorlogsgebied. Het was minder vaak neutraal, vormde zelfs met regelmaat het strijdtoneel.
Nederland daarentegen, had eigenlijk sinds de Gouden Eeuw niet echt meer gevochten. Frankrijk werd
in WO I door de Duitsers bezet. De verwachtingen ten op zichte van Frankrijk en de weerstand die het
zou bieden, waren hoog. Twee maanden na aanval capituleerde het al. Hiermee werd een groot deel
van de hoop de bodem ingeslagen.
Vlucht van Wilhelmina
De vlucht van Wilhelmina naar Engeland is een omstreden onderwerp. In 1997 werd er nog een
proefschrift over geschreven, door Nanda van der Zee. Zij voedde het idee dat Wilhelmina onterecht is
gevlucht. Volgens velen is dit echter te zien als een vorm van overspannen moralisme. Feit is, dat er
een golf van ontzetting door Nederland vloog op het moment dat bekend werd dat Wilhelmina haar
koffers had gepakt. Vooral in de jaren zestig werd haar lafheid verweten. Nanda van der Zee hakt hier
nog even vrolijk op in. Ze stelde, dat Wilhlemina een vacuüm achterliet wat ten gunste van de
overheerser heeft uitgepakt. Bosscher meent dat dit grote onzin is, hij stelt dat Wilhelmina helemaal
niet in staat was dit te overzien. Vergelijk hiermee de situatie in België. De koning van België werd
een marionet van de Duitsers. Deze twijfelachtige eer bleef Wilhelmina ten minste bespaard.
13
HC06
Vlucht van Wilhelmina
Aanvankelijk ontstond er veel kritiek naar aanleiding van de vlucht, later keurde men het wel goed.
Een filmpje, gemaakt meteen na de bevrijding door verzetsleden moet laten zien hoe het ‘echt’geweest
was. Nederland werd neergezet als een vredelievend landje, tot aan de uitbraak van WO II.Een hard
werkend volk, religieus. Dan breekt de oorlog uit en men kluistert aan de radio. Wilhelmina werd in
deze film neergezet als de vrouw ‘die voor haar kinderen uit werken ging’in plaats van ze te verlaten.
Waar gaat het nu om in deze film? De verzetsmensen nemen Wilhelmina in bescherming. Het volk zag
ook heus wel in, dat het niet onverstandig was van Wilhelmina om haar biezen te pakken.
De Belgische koningscrisis rond Leopold III leidde tot polarisatie van de onrust onder de verschillende
bevolkingsgroepen. Het Franstalige gedeelte van België verzette zich tegen de koning en was links
georiënteerd. Dit was ook het gedeelte van België dat het meest geïndustrialiseerd was. De socialisten
stonden juist achter het vertrek van de koning. Wilhelmina werd in Nederland het symbool van het
verzet, in tegenstelling tot Leopold van België. Wilhelmina werd gezien als de ‘Churchill’ van
Nederland. De bondgenoten in de vorm van de Britten en de Amerikanen steunden ook het vertrek van
Wilhelmina. Wilhelmina ontsloeg de ministers de Geer. De Geer werd ontslagen, omdat hij wilde
samenwerken met de bezetters, geheel tegen de zin van de koningin. Zij verving hem door minister
Gerbrandy, die het verzet stimuleerde. Gerbrandy was van de ARP, maar zat vooral in de regering op
persoonlijke titel. Dit hield in, dat hij zich in de praktijk weinig aantrok van zijn partij. Wilhelmina
had met de benoeming van Gerbrandy wel het vertrouwen in de ARP hersteld.
Mogelijke tentamenvraag: wat is de rol van de Nederlandse Unie geweest? (zie boek!)
Na de bevrijding ontstond er een politiek vacuüm. De Nederlandse Unie werd meteen na de bezetting
opgericht. Aanvankelijk werd deze Unie als omstreden beschouwd. Het overgrote gedeelte van de
Unie ging het verzet in. Ze richtten verschillende verzetsbladen op. Een deel van de intellectuele elite
die de Unie vormde, werd gegijzeld in St. Michelsgestel. Dit gijzelaarskamp werd bekend onder drie
verschillende namen: Beekvliet Haaren, St. Michelsgestel en Konzentrationslager Herzogenbosch.
In 1942 werden er 450 Nederlandse mannen vastgezet, voornamelijk sympathisanten van het verzet.
Twee maanden later werden er nog eens 800 mannen vastgezet in Haaren. De Duitsers faalden echter
in hun opzet, het verzet werd niet onderdrukt door de executies die zij uitvoerden.
In de jaren vijftig bleef het buiten discussie, maar in de jaren zestig en zeventig kwam de Unie onder
vuur te liggen. Een deel van de Unie zette zich voort in de Nederlandse Volksbeweging van 1945.
Deze volksbeweging was ontstaan in het gijzelaarskamp St. Michelsgestel. In 1946 kwam hier de
PVDA uit voort. De Nederlandse Unie heeft wellicht fouten gemaakt. Het driemanschap van de
Nederlandse Unie bestond uit J.E. de Quay, J. Linthorst-Homan en L. Einthoven. Zoals al
geschreven was de kritiek op de Nederlandse Unie in de jaren zestig en zeventig bijzonder fel. De
Quay kon in 1959 nog premier worden, even later was deze kans verkeken. De discussie rondom de
Unie werd sterk aangewakkerd door Jan Rogier. Deze liet geen spaan heel van de Quay. Rehabilitatie
van de Quay kwam in 1999, met een proefschrift van Ten Have.
NSB en Joden in Nederland
Er bestonden verschillende stromingen binnen de NSB. Tegenwoordig ligt de rol van Mussert onder
vuur, de vraag is of hij nu wel of geen verrader is geweest. Volgens Bosscher was Mussert niet de
ultieme boef van de NSB. Hij was bijvoorbeeld gematigd antisemitistisch. Hij werd daarom door de
Duiters ook helemaal niet serieus genomen. Er werden in totaal 104.000 Nederlandse Joden vermoord,
op een bevolking van 140.000. Dat is een fors aantal, relatief gezien. Alleen Polen en Duitsland zelf
scoorden hoger. In Frankrijk werden er 80.000 van de 333.000 vermoord en in België 28.000 van de
65.000. Waarom werden er nu juist in Nederland zoveel Joden gepakt en vermoord? Een aantal
factoren spelen hierbij een rol.
Nederland was een goed georganiseerde en gezagstrouwe samenleving. De Nederlandse
samenleving stond niet van nature afkerig tegenover de overheid en was dus in die zin volgzaam. De
14
Belgen bijvoorbeeld waren veel meer geneigd hun eigen plan te trekken. Omdat er in Nederland een
bevolkingsregister bestond, konden de Joden dan ook relatief eenvoudig worden opgespoord.
De Joden waren geïntegreerd in de samenleving en dus veel minder op hun hoede. Ze
woonden bovendien in groten getale bij elkaar, dus wederom gemakkelijk te vinden.
Ook de ligging van Nederland ten opzichte van voor Joden veilige landen was niet gunstig.
Denemarken kon bijvoorbeeld haar Joden naar Zweden laten uitwijken. Duistland was de buur en
agressor, Frankrijk was bezet evenals België. En op zee lagen mijnen. Ergo: geen gunstige
geografische ligging.
Bovendien bood het Nederlandse landschap weinig mogelijkheden om je te kunnen verbergen.
Of je moet in een konijnenhol passen. Vergelijk dit met de grotten, kloven en dichte bossen in
Scandinavië.
Nederland was tijdens de bezetting gezegend met een aantal fanatieke Duitsers. Seys Inquart
was berucht. Dit was te zien als domme pech, het had ook anders kunnen zijn. Maar, feit is dat
Nederland door de Duitsers wel werd gezien als lastig landje. Vandaar dat men toch een paar fanatieke
Duisters in Nederland neerzette.
Na de Duiste capitulatie werden NSBers veroordeeld. Er waren ook veel onterechte terechtstellingen.
De term landverrader was niet gedefinieerd in de wet en dus moest Mussert op andere gronden
terechtgesteld worden. Hij werd aangeklaagd en veroordeelt omdat hij de bestaande staatsinrichting
via illegale weg had veranderd. Mussert heeft echter altijd bestreden dat hij Nederland aan de Duitsers
wilde uitleveren. Rost van Tonningen was in dat opzicht veel extremer dan Mussert. Misschien was de
veroordeling van Mussert wel staatsonwaardig, maar voor die tijd toch heel voor de hand liggend.
Frankrijk kende 10.000 illegale afrekeningen en 767 executies. België kende enkele honderden illegale
afrekeningen en 230 executies. Noorwegen 37 executies, Denemarken 46. Wat hierin opvalt, is dat
ondanks het relatief hoge aantal oorlogsslachtoffers in Nederland het niet echt ‘bijltjesdag’werd.
Nederland bleef gematigd in het bestraffen van de oorlogsmisdadigers.
15
HC07
Na WOII was er politiek gezien een vacuüm ontstaan. De laatste verkiezingen werden in 1937
gehouden. De mensen die zouden moeten regeren waren of te oud of al dood. Bovendien was de
administratie lam gelegd door de oorlog.Deze moest eerst hersteld worden voordat er überhaupt
verkiezingen konden worden uitgeschreven. We zien de opkomst van een aantal ‘vreemde partijen’ die
de verkiezingen wilden uitstellen.. Dit gebeurde, want een jaar na de bevrijding waren er weer
verkiezingen. Tussen 1945 en 1946 diende overigens wel het kabinet Schermerhorn\ Drees het
zogenaamde koninklijke of rompparlement. Schermerhorn was van de Nederlandse
Volksbeweging, die opgericht was in St. Michelsgestel. Drees was van de SDAP. De opdracht die het
kabinet zichzelf gaf, was het oprichten van een nieuwe partij die een einde aan de antithese moest
maken. Dit gebeurde met de oprichting van de PVDA.
De verbroedering tussen de elite uit de diverse zuilen, die men na de oorlog voelde en die de antithese
moest opheffen, was gegroeid in St. Michelsgestel. Men had het idee, dat de verzuiling zijn langste tijd
had gehad. De PVDA was aanvankelijk een allegaartje van verschillende partijen waaronder de SDAP
en de Christelijke Unie. Sommigen zijn dan ook van mening dat de nieuwe PVDA feitelijk de SDAP
in een nieuw jasje was. Anderen vonden dat er wel degelijk een vernieuwend element in zat; de partij
wees religie namelijk niet af .
Ontwikkeling stemmental PvdA
Tot 1956 telde de kamer 100 leden, erna werd dit uitgebreid naar 150. De PvdA kende een
teleurstellende start in 1946, ze behaalden slechts 29 zetels van de 100. Dat is minder dan de het aantal
dat de fusiepartijen in 1937 haalden. In 1948 zakte het aantal zetels zelfs nog verder. In 1956 begint
het een stijgende lijn te vertonen. De beste score uit de geschiedenis van de partij zijn de jaren 1977
met 52 zetels en 1986 met het zelfde aantal zetels. Absoluut dieptepunt onder Melkert in verband met
de opkomst van Fortuyn in 2002. Bij de laatste verkiezingen in 2003 haalde het 42 zetels. Aan het
begin was de antithese dus alles behalve opgelost. De CHU, ARU en de RKSP keerden terug. De
doorbraak van de traditionele verhoudingen was derhalve mislukt. Een belangrijke factor die hierin
een rol speelde was het optreden van de PvdA ten tijde van de koloniale oorlog in 1948. De PvdA
werd zowel door rechts als links verlaten. Er was veel kritiek op het ‘te rode’imago van de nieuwe
partij.
Rooms Rode Samenwerking
Tussen 1946 en 1958 was er een rooms –rode samenwerking. Dit betekende in de praktijk, dat de
PvdA een coalitie vormde met de KVP. De leider van deze partij was Carl Romme, Hij raakte in
moeilijkheden vanwege zijn samenwerking met het ‘revolutionaire’rood. Zo ernstig, dat een deel van
de achterban de KVP verliet. In 1948 zei Romme; we laten een tweetal nieuwe partijen toe, die rechts
en links meer in evenwicht moeten brengen. Deze partijen die werden toegelaten waren de VVD en de
CHU. In 1948 verbreedde Romme de basis door aansluiting te zoeken bij het episcopaat, de
bisschoppen. De kerk raakte nu rechtstreeks betrokken bij de politiek. Vanaf de kansel werd men
aangespoord de KVP vooral te blijven steunen.
Tussen 1946 en 1948 kabinet Beel I (volgens Bosscher het enige echte Rooms Rode kabinet)
Vanaf 1948 regeert de KVP niet meer zonder de CHU en\of ARP en\of VVD. Vanaf 1948 het eerste
kabinet Drees met Drees en van Schaik.
Het mandement van 1954
De bisschoppen zijn in staat zich via de kansel met de politiek te bemoeien en verbieden de
kerkgangers het lidmaatschap van de VARA en de NVV. Het lidmaatschap en het stemmen op de
PvdA werd niet verboden, want dat zou te ver gaan, maar wel ontraden. Hier zien we een nieuw
element, namelijk dat van een verbod. Aanvankelijk adviseerde het episcopaat alleen. De gedachte
16
was, dat wie lid van de VARA of de NVV was, zou niet in de hemel komen en ook niet de heilige
sacramenten ontvangen. Om het niet al te bont te maken, bleef het dus bij een ‘ontraden’van het
lidmaatschap van de PvdA. Hoe kwam dit amendement nu tot stand? In 1953 was er de viering van het
100 jarige herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland. Het mandement blikte in 1954 terug
op deze viering en brengt de katholiek zijn plichten in herinnering. Mandement betekent namelijk
opdracht geven.
Romme gokte verkeerd. Een spotprent laat samen spelende kinderen zien. De VARA, het humanisme
en het socialisme spelen samen. Door het amendement werd de KVP buiten spel gezet. De
verkiezingsuitslag van 1956 laat dan ook een grote overwinning voor rechts zien. De linkse achterban
keerde ook niet terug naar de KVP. De KVP kon niet anders dan zichzelf opheffen, want de
rechtsaarde Katholiek moest op de KVP stemmen.De linkse achterban koos voor de PvdA die hierdoor
groeide. Dus, het resultaat van het amendement was dat de PvdA groeide. Hiermee was de doorbraak
mislukt.
In 1958 kwam er een einde aan de Rooms rode samenwerking. De partijen raakten op elkaar
uitgekeken en de wederopbouw was voltooid. Er ontstaat hiermee weer ruimte voor politieke
tegenstellingen. Het is de tijd om keuzes te maken. De onrust in de maatschappij groeide, dit leidde tot
polarisatie van de tegenstellingen. Ging Nederland op socialistische of liberale voet verder? Het was
het wachten op het juiste moment om de oppositie onderuit te halen.
Mogelijke tentamenvraag: De nacht van Schmelzer (zie boek!!)
De nacht van Schmelzer vond plaats op 13-14 oktober 1966. Het kabinet Kals regeerde, een rooms
rood kabinet met een ARP randje. Schmelzer trekt de stekker uit het kabinet. Hij leed een publieke
nederlaag, als man met de dolk. Dit betekende het einde van de KVP. Schmelzer dacht met het
beëindigen van de regering de kiezer te behagen. Dit bleek niet het geval. Er speelden allerlei affaires
in 1966, waaronder het omstreden op handen zijnde huwelijk tussen Beatrix en Claus. Er waren
problemen met het lidmaatschap van de NAVO. Er ontstond discussie over de paleizen van Juliana,
kortom rellen waren schering en inslag. Het kabinet Kals was verre van populair. Schmelzer dat een
‘gaatje’ gevonden te hebben en legde een bommetje onder de begroting. De reactie van de PvdA was
dat zij zich ernstig bedrogen voelden door de confessionele partij. Bosscher is van mening, dat het
nogal meeviel met de bedrieglijkheid van Schmelzer. Het kabinet was volgens hem toch al gedoemd te
mislukken. De PvdA profiteerde publicitair gezien enorm van de val van het kabinet. Behaalde een
grote verkiezingswinst in 1972 omdat het zich openlijk fel verzette tegen de actie van Schmelzer. De
KVP werd afgeschilderd als grote verrader.
Kabinet den Uyl, meest linke kabinet in de geschiedenis 1973 -1977
Den Uyl profiteerde van de nacht van Schmelzer. Het publiek schaarde zich niet meteen achter de
PvdA, pas later. Dit was te danken aan een effectief media offensief. Bovendien bestond er een KVP
resolutie. De PPR, PvdA en D66 regeerden. De KVP mocht niet meedoen vanwege de resolutie. De
politiek leefde enorm in deze periode. De PvdA won in 1977 grandioos, niet in de laatste plaats te
danken aan de enorme populariteit van den Uyl. Toch gaf den Uyl bij de formatie alles uit handen. Het
stelde simpelweg te hoge eisen aan de KVP. Uiteindelijk leidde dit ertoe, dat ondanks de grote
overwinning de PvdA buiten spel kwam te staan! Den Agt van het CDA regeert met Wiegel van de
VVD. (van Agt I 1977 -1981) De PvdA greep de hele kwestie aan, om de KVP wederom zwart te
maken. Volgens Bosscher blunderde de PvdA politiek gezien enorm.
Men filosofeerde over het gedrag van de CDA. Stond dit model voor de eeuwige roomse
gluiperigheid? De Nolens doctrine uit 1926 betekende dat de RKSP alleen in geval van uiterste
noodzaak met de SDAP zou regeren. Hoe valt dit nu te interpreteren? Betekende dit ‘alleen als het niet
anders kan’, of juist ‘indien de noodzaak zich aandient, niet weigeren’Bosscher is van mening, dat
Nolens wel toenadering wilde zoeken maar dat hij dit met fluwelen handschoenen moest aanpakken.
17
Mogelijke tentamenvraag De paarse kabinetten PvdA, VVD en D66 (zie boek!!)
Zijn te zien als unieke kabinetten, zonder de christelijke partijen. Paars I 1994-1998 en Paars II 19982002. Paars I betekende verlies voor zowel de PvdA als het CDA. VVD en D66 wonnen. Zo kon het
CDA buiten spel gezet worden. Paars II kende een moeizame start en het kwam in de moeilijkheden
vanwege de Srebrenica affaire.
Download