Diabetes type 2 Diabetes type 2, meer dan meer dan ` b tj ik

advertisement
Diabetes type 2
2,
meer dan
‘
‘een
beetje
b tj suiker’
ik ’
-----Verpleegkundige
aandachtspunten
Katholieke
Hogeschool
Kempen
Lier
Overzicht
1. Wat is diabetes mellitus (DM) – type 2
2.
2 W
Waarom ons druk
d k maken
k over ttype 2
3. Hoe wordt DM opgespoord
pg p
4. Doel en peilers behandeling
5 Verpleegkundige
5.
V l
k di roll en aandachtspunten
d ht
t
1. Wat is diabetes mellitus
(DM)
?
Chronische stofwisselingsziekte waarbij insuline
- niet of onvoldoende aangemaakt wordt
of
- onvoldoende werkzaam is
(insulineresistentie)..
(insulineresistentie)
Wat resulteert in o.a. een verhoogd
glucosegehalte in het bloed: “hyperglykemie
“hyperglykemie”.
”.
Wat is insuline?

Insuline is een hormoon dat geproduceerd
p
wordt door de bètacellen in de pancreas.

Tegenhangende hormonen zijn:
- glucagon geproduceerd door de
alfacellen in de pancreas;
- adrenaline en cortisol geproduceerd
door het bijniermerg / de bijnierschors;
- g
groeihormoon g
geproduceerd
p
in
hypofysevoorkwab..
hypofysevoorkwab
Werking insuline

I
Insuline
li = ‘sleutel’
‘ l
l’
circuleert in de bloedbaan

‘Sleutel‘ opent
p
spier
spierp -, vetvet- en
levercellen

Glucose kan worden
opgenomen in de cel

Cel gebruikt glucose als
energiebron
Vormen van Diabetes Mellitus




Type 1 DM
Type 2 DM
Zwangerschaps DM: 1 à 2 % van zwangeren
Type 2 vorm
Secundaire DM: door ziekten
ziekten, door medicatie
bv. cortisonen (!), bep
bep.. antipsychotica …

Specifieke vormen: LADA, MODY, MIDD
Type 2 DM

Vroeger:
g NIDDM,, ouderdomsdiabetes
Meestal volwassenen > 40 jaar, tegenwoordig ook
op jongere leeftijd

90% (!) van diabetespopulatie
di b t
l ti
Erfelijkheid >> dan bij type 1


Insulineresistentie d.w.z. cellen zijn minder
gevoelig of weerstandig voor insuline
en
een relatief insulinetekort
Type
T
2 DM

Vage klachten zoals moeheid, slecht
genezende
d wondjes,
dj
schimmelinfecties,
hi
li f ti
slecht zicht

Vaak laattijdig ontdekt
met reeds verwikkelingen!!
verwikkelingen!!

PREVENTIE is mogelijk!
Insulineresistentie
Hyperinsulinemie
↑ glucoseproductie
Falen
F
l betacellen
b t
ll +
Cardiovasculaire + nierproblemen
Metabool Syndroom
y
= 80 % type
yp 2
Lendenomtrek > 80 (V) of 94 cm (M) of
BMI > 30 en 2 van onderstaande KM:
-↑
↑ triglyceriden
↑ triglyceriden ≥ 150 mg/dl of ≥ 150 mg/dl of beh
50 mg/dl of beh
beh. .. beh.
‐ ↓ HDL ↓ HDL < 40 mg/dl bij mannen / < 50 mg/dl < 40 mg/dl bij mannen / < 50 mg/dl bij
bij vrouwen of behandeling
f b h d li
‐ ↑ bloeddruk
↑ bloeddruk: ≥ 130/85 : ≥ 130/85 mmHg
mmHgg of of beh
beh..
‐ ↑ nuchtere bloedglucose ↑ nuchtere bloedglucose ≥ 100 mg/dl ≥ 100 mg/dl of gekende type 2
of gekende type 2
Weetje
Schizofrenie en antipsychoticagebruik:
py
g
- ↑ prevalentie
↑
metabool syndroom
- Atypische antipsychotica sterke invloed
op gewichtstoename en dyslipidemie
(bv. Zyprexa®, Risperdal®, Seroquel®, …)
- Beide g
groepen
p antipsychotica
py
↑ kans op
p DM
type 2
2. Waarom ons druk maken???

1 op 10 Belgen heeft diabetes, 90% = type2
2010: 600
600.000
000 type 2 in België

Frekwentie type 2 stijgt
stijgt, ook op ‘jongere’
jongere leeftijd
(MODY) – wereldwijd in 2025, 300 miljoen!

Type 2 vaak laattijdig ontdekt (1 op 2)

Verwikkelingen:: ernstig maar te voorkomen
Verwikkelingen

Levenskwaliteit èn levensduur verbeterd door
correcte behandeling en controle
Meest voorkomende ziekten
bij 65 jarigen en ouder






Gewrichtsaandoeningen
P
Psychische
hi h aandoeningen
d
i
Diabetes mellitus
Hartziekten
Chronische longziekten
Kanker
28%
15%
11%
10%
10%
5%
Type 2 neemt toe met leeftijd :
2 à 3% op 50
50--55 j
> 10% boven 70 j
Type 2 steeds vaker o.w.v
o
o.w.v.
w v.

Vergrijzing

Erfelijke belasting

Verkeerde leefgewoontes:
g
- verkeerd voedingspatroon
- obesitas (2 op 3)
- te weinig beweging
- stress
- onregelmatig leven …..
Morbiditeit t.g.v.
g diabetes


frequentste oorzaak van blindheid bij volwassen

frequentste oorzaak van nierinsufficiëntie (> 1/3 van
dialysepat.)
dialysepat
.))

2-4 x meer sterfte door ischemisch hartlijden

2-6 x meer cerebrovasculaire accidenten

4 x meer perifeer vaatlijden

15 x meer lidmaatamputaties (> 65 j x 25)
50% meer kanker bij type 2
Gezondheidszorgkosten 7 – 15 % RIZIV


Associatie geriatrische syndromen






Dementie – cognitieve achteruitgang
Depressie
Isolatie
Polyfarmacie
Urinaire incontinentie
Valrisico t.g.v.:
–
–
–
–
–
–

A t
Autonome/perifere
/ if
neuropathie
thi
Orthostatische en postprandiale hypotensie
Vi
Visusstoornis:
Visusstoornis
t
i : cataract
t
t 2X meer, glaucoom
l
3X meer!!
Hypo-- en/of hyperglykemie
Hypo
Spierzwakte
Polyfarmacie
3. Diagnose DM type 2

Diagnose :
2 X nuchtere glykemie > 126 mg/dl
of postprandiaal > 200 mg/dl
of 2 u na OGTT > 200 mg/dl
Geleidelijke instelling – vage klachten




Moeheid
slecht genezende wondjes
Schimmelinfecties
slechter zicht

Vaak bij diagnose reeds
complicaties!
li ti !

Vaatletsels: micro
Vaatletsels:
micro-- en macro
angiopathie
i
thi

Zenuwletsels: sensorische,
Zenuwletsels:
motorische en autonome neuropathie

Voetletsels: ontstaat door combinatie
Voetletsels:
vaat-- en zenuwletsels + verhoogd
vaat
infectierisico
Diabetes : Wie Screenen ?

bij alle personen > 65 j

bij personen > 45 j met volgende risicofactoren :
° diabetes bij 1ste graad familieleden
° algemene obesitas (BMI > 25)
25)
° abdominale obesitas (buikomtrek M > 102, V > 88 cm
cm))
° vroeger zwangerschapsdiabetes
h
di b t off b
baby
b >4
4.5
5 kkg
° gebruik van diabetogene farmaca (vb. corticoïden
corticoïden))
° vroeger gestoord
t d glucosemetabolisme
l
t b li
((vb.
b bij
chirurgie)
° hyperlipidemie
° hypertensie  140/90 mm Hg
4 Doel en peilers behandeling
4.
Doel

Glykemie binnen normale grenzen houden
Nuchter tussen 80 en 126 mg/dl
Postprandiaal onder 160 mg/dl

HbA1c : ≤ 7 %
De test meet in welke mate hemoglobine (de
kleurstof van de rode bloedcellen) versuikerd is en
dit geeft een idee over de glykemiewaarden van de
voorbije 88-12 weken.
Verwikkelingen
g voorkomen
Acute verwikkelingen
g
Chronische verwikkelingen
g
Hypoglykemie: lage
Hypoglykemie:
bloedsuiker
of
Hyperglykemie:: hoge
Hyperglykemie
bloedsuiker
* Aantasting zenuwen
* Aantasting bloedvaten
* Diabetische voet
N
Naarmate
t jje llanger
diabetes hebt, nemen
chronische
verwikkelingen toe, zeker
wanneer de bloedsuikers
meestal te hoog zijn.
1% HbA1c
1 -stijging : 28%
meer cardiovasculaire
mortaliteit
onafhankelijk van
l ftijd bl
leeftijd,
bloeddruk,
dd k
cholesterol, rookgedrag en
BMI
MULTIFACTORIËLE AANPAK!!
Mevrouw,
Mevrouw
u hebt maar een beetje
suiker …
Peilers behandeling




Dieet
Lichaamsbeweging
Medicatie
educatie en (zelf)monitoring
(zelf)monitoring
+

Risicofactoren aanpakken
– Roken
– hyperlipidemie
– Overgewicht
– Hypertensie
H
t
i
– Stress – onregelmatig leven
4. Verpleegkundige
p g
g rol









Beluisteren klachten: complicaties?
Info: risicofactoren tellen dubbel
Advies dieet en beweging
Parameters opvolgen
Informeren m.b.t. OAD - insulinetherapie
O
Opvang
en info
i f acute
t complicaties
li ti
Preventie chronische complicaties o.a.
diabetesvoet
Info en opvang speciale situaties: ziekte
Psycho--sociale aspecten
Psycho
4.1 Beluisteren van klachten

Vasculaire
V
l i problematiek?
bl
ti k?
– Pijn
j borststreek bijj inspanning:
p
g angor
g
Let op: vaak silentieuze ischemie
ischemie!!
!!
– Pijn bij stappen: claudicatio intermittens
– Slechter zicht: maculadegeneratie
maculadegeneratie,,
glaucoom,
glaucoom staar (retinopathie
(retinopathie minder bij
bejaarde type 2)
– Impotentieproblemen
– Slecht genezende wondjes
4.1 Beluisteren van klacht
klachten
en

Neuropathie?
– Pijn
Pij / Tintelingen
Ti t li
 slecht
l ht slapen
l
– Gevoelloosheid voeten  wondjes,
j , vallen,,
veranderd looppatroon
– Krachtsverlies bovenste ledematen
 zelfzorg
– Maaglast door gastroparese
gastroparese,, diarree of
obstipatie  vermageren
– Orthostatische en/of postprandiale
hypotensie  vallen
– Neurogene blaas (vrouwen)  incontinentie
4.1 Beluisteren van klachten

Schimmelinfecties ~ jeuk genitaliën

Voetproblematiek
oetp ob e at e
30 % bej.
bej. kan eigen voeten niet meer inspecteren!

Klachten i.v.m. behandeling
Ontregeling  oorzaak??

Psychosociale klachten:
klachten: chronische ziekte!
~ depressie 2 x meer
~ cognitieve achteruitgang, dementie
4.2 Info: risicofactoren tellen dubbel
Rookstop!
Bloeddruk!
Cholesterol!
Vermager,
beweeg en eet
gezond!
Roken en Diabetes mellitus



Roken bevordert insuline resistentie
Roken verhoogt cardiovasculair risico
p neuro
neuro-- en
en eveneens risico op
nefropathie
Weetje:
Gewichtstoename geeft ook bij type 2
diabetes minder risicoverhoging dan
doorgaan met roken
Aanpak dyslipidemie

Streefdoelen
–
–
–
–

LDL < 75 mg/dL
mg/dL
HDL > 4040-50 mg/
mg/dL
dL
TGL < 150 mg/dL
mg/dL
Totaal cholesterol < 190mg/dl
Voeding aanpassen + cholesterolverlagers:
– Statines (HPS, CARDS)
– Nicotinezuur ((750(750-2000 mg)
g)
– Fibraten
Best ‘ss avonds innemen
 > 7070-jaar??: voordelen even groot voor bej
bej..

Anti--aggregantia of anti
Anti
anti--coagulantia
– Primaire preventie: acetylsalicylzuur

> 40 jaar met cardiovasculaire risicofactor
30% reductie myocardinfarct
 20% reductie CVA

– Secundaire preventie: coumarinederivaten

Allen met voorgeschiedenis harthart- en vaatziekten
4.3 Advies dieet
en beweging
 Doel
– gewicht verminderen (vnl
(vnl. type 2)
– gewicht behouden
– hyper
hyper-- en hypoglykemische pieken
voorkomen
Diabetesdieet = g
gezonde voeding
g!

Regelmatig eetpatroon: 3 keer/dag en niet meer
dan 3 tussendoortjes (uitz
(uitz.. analoge insuline)

50 -55
55%
% trage koolhydraten en vezels
En beperking snelle koolhydraten

Beperk (verborgen) vetten 30 – 35%
Gebruik polypoly- en mono onverz.
onverz. Vetten!

Type 2: eerst vermageren en bewegen
bewegen,, dan
pas pillen of insuline
Zonder koolhydraten geen glucose

Eenvoudige koolhydraten:
Hoge glykemische index: snelle ↑ glykemie
Lege energiebronnen
= slechte koolhydraten

Complexe koolhydraten:
Lage glykemische index: trage ↑ glykemie
Bevatten ook vezels
vezels, vitamines
vitamines, mineralen =
goede koolhydraten
Koolhydraten
y

Eenvoudige:
– Klontjes
Kl tj suiker
ik
– Fijne suiker
– Honing
– Confituur
– Siroop
– Chocolade
– Koekjes
– Gebak
– Ijscrème
j
– Chocolade
– Frisdrank
– Fruitsap

Complexe:
– Brood
– Aardappelen
– Rijst
– Pasta
– Bindmiddelen
– groenten
fruit en fruitsap, melk: meetellen!
K lh d
Koolhydraatruilwaarde
t il
d

15 gr. Koolhydraten = 1 boterham
 ruilen voor andere koolhydraatbron
Mag
g gewone
g
suiker?

Goed lichaamsgewicht/Goed geregeld?

Verpakte vorm mag d.w.z.:
in combinatie met andere, liefst vezelrijke
voedingsmiddelen
vb stukje chocolade bij de boterham
vb. koekje na de hoofdmaaltijd

Geen suiker toevoegen aan dranken,
yoghurt…
Zoetstoffen

Energievrije zoetstoffen:
– aspartaam
aspartaam,, cyclamaat, sacharine,
acesulfaam--K, sucralose
acesulfaam
 beïnvloeden bloedsuiker niet
 ADI (Aanvaardbare Dagelijkse Inname)
 verhitten??
hitt ??

Energieleverende zoetstoffen:
polyolen:: 2 à 3 Kcal, maagdarmlast
- polyolen
- fructose: 4 kcal
 laag glykemische index, slechte vetten
40
 Nieuw:
Ni
T
Tagatesse
t
– Gemaakt uit lactose, maar lactosevrij
– Laag glykemische index
~ beperkte stijging glykemie
– 0,75g
0 75g vervangt 1 g gewone suiker
– Hittebestendig
– 6€ voor 500g
– > 10g/d:
g maag
maagg-darmklachten mogelijk
g j
– 1,5 kcal/g
 Stevia plant of honingkruid
– Niet legale verkoop in België: Stepa
Stepa®
®
– Sterke zoetkracht
– Geen glykemiestijging
gy
jg g
– Hittebestendig
– Blaadjes drogen in microgolfoven
– Niet toxisch
B
Beperk
k verzadigde
di d vetten
tt



Dierlijke: vlees, melkproducten
Plantaardige: harde vetten
Verborgen vetten: snoep
snoep, gefrituurde
snacks, gebak
Diabetes, meer dan een beetje suiker - Vermeulen Oostende 2008
43
G b ik onverzadigde
Gebruik
di d vetten
tt


Poly- : zonnebloemPolyzonnebloem-, sojasoja-, maismais-,
zonnebloemolie
bl
li en vis
i
Enkelvoudige--: olijfolie en zachte boters
Enkelvoudige
Weetje:
Olie = 100% vet / margarine - boter = 80% vet
Maar olie bevat meestal geen transvetzuren
(ontstaan bij harden van vloeibaar vet –
negatieve invloed op hart
hart-- en vaatziekten)
Diabetes, meer dan een beetje suiker - Vermeulen Oostende 2008
44
Vermageren = energie besparen
1
gram vet
g
= 9 kcal
 1 gram koolhydraten = 4 kcal
 1 gram eiwit
= 4 kcal
 1 gram alcohol
= 7 kcal
Toepassing
p
g

1 kilo vet = 7000kcal

350 kcal/dag minder dan verbruik
= 1,5
1 5 kg gewichtsverlies per maand
3 pralines
li
= 300 kkcall
 1 duvel + 3 blokjes kaas = 300 kcal
 1 klein handje noten = 300 kcal
appel + kiwi + appelsien + peer = 300 kcal

Diabetes, meer dan een beetje suiker - Vermeulen Oostende 2008
46
Speciale dieetproducten

Af te raden
– Duur
– Vaak even calorierijk
– Vaak meer verzadigde vetten
– Soms energieleverende zoetstoffen
– Ongezoet = geen extra toegevoegde suiker

Cola light of cola zero:
– 0,2 tot 0,3 Kcal/100ml
– energievrije
g
j zoetstof ((ADI: 40mg/kg/d
g g – 1l))
Let ook op
p met:





Blik off reeds
d klaargemaakte
kl
kt groenten
t
met room
Volle melkproducten
Bananen,
Bananen druiven
druiven, noten
noten, vijgen
Fruit in blik
Fruit-- en groentensappen!!
Fruit
groentensappen!!
En … Ondervoeding
g bejaarden
j
((1/10))
Lichaamsbeweging
g g

Lichaamsbeweging + dieet heeft meer effect
d OAD/i
dan
OAD/insuline
li alleen
ll

Positieve effecten lichaamsbeweging op:
– Insulineresistentie
– Cardiovasculair vlak (morbiditeit)
– Stress
– Gewicht
– Levenskwaliteit + zelfredzaamheid ↑
– Depressie ↓
– Valrisico ↓ door toename kracht + evenwicht
Praktisch: wat is haalbaar?

Flink doorstappen, fietsen, hometrainer
 afhankelijke bejaarden

In dagelijks leven inbouwen: te voet ipv
wagen, trap
t
iipv lift,
lift ttv beperken
b
k

2 X/w. 20 min. aerobe inspanning:
matige polsversnelling en lichte
kortademigheid ( moet nog kunnen praten)

ZNA Hoge Beuken: Wii spelcomputer
spelcomputer!!
Aandachtspunten bij extra
fysieke inspanning bv. marktbezoek

Bij hoge glykemie:
glykemie: geen extra inspanning
anders paradoxale stijging van de glykemie
glykemie!!

Verhoogd risico op hypoglykemie:
hypoglykemie:
=>
> reserves uit spieren en lever worden
aangesproken (glycogeen)
=> moeten terug aangevuld worden nadien
(opm. glucagen werkt minder goed)
Aandachtspunten bij extra
fysieke inspanning

Indien activiteit langer dan een halve dag
=> insuline aanpassen
en extra koolhydraten
y

Indien
I di activiteit
ti it it van 1 à 2 uur
=> combinatie van extra snelle en trage
g
koolhydraten
4.4 Parameters opvolgen
– Gewicht
– Bloeddruk
– Albuminurie
– Pols
– HbA1c: veneus bloedstaal
– Glykemie
Glykemie:: vingerprik
4.4 Opvolgen parameters

Streefdoel gewicht: BMI < 25

Streefdoel bloeddruk
– < 130/85 mm Hg
– < 125/75 mm Hg
g bijj nefropathie
p
– Hoog
Hoog--bejaarden??
bejaarden?? < 150/90 mm Hg en niet te snel
doen dalen!
Keuze: ACE
ACE--inhibitoren
inhibitoren,, sartanen
~ beschermt ook tegen nefropathie
~ opstart van zodra microalbuminurie
bv. zestril®,
zestril®, capoten
capoten®,
®, renitec
renitec®,
®, coversyl
coversyl®
®…
4.4 Opvolgen parameters

Opvolging albuminurie
albuminurie::
– Microalbuminurie ~ aanwijzing vaatbeschadiging
= verhoogd risico op cardiovasculaire
verwikkelingen
– Macroalbuminurie
M
lb i i en creatinine
ti i > 1,5
1 5 mg/dl
/dl
~ manifeste nefropathie
Let op: creatinine bij bejaarden kan normaal zijn,
terwijl er toch nefropathie is, dit tengevolge van de
verminderde spiermassa
4 4 Opvolgen parameters
4.4

Pols snel en onregelmatig ~ VKF
 CAVE: embolen
 anti
anti--aggregantia
aggregantia,, antianti-coagulantia

HbA1c:
 om de 3 maanden
 bij bejaarde max. 8 %
4 4 Opvolgen parameters
4.4

Glykemie::
Glykemie
 Dagcurve:
30’
30 voor 3 maaltijden en voor ‘tt
slapengaan (analoge insuline: vlak voor)
 Nuchter
 Postprandiaal
Postprandiaal:: 2 u na maaltijd
Vingerprik - glucometrie

Controle g
glykemie
y
 afstemming
g
–
–
–
–
Insuline /OAD
Voeding
g
Activiteit
Ziekte,
e te, stress
st ess
~ ↓ ↓ glykemie
glykemie
~ ↑g
glykemie
y
~ ↓ ↓ glykemie
glykemie
~ ↑ glykemie
gy e e

Streefcijfer nuchtere glykemie bij bejaarde type 2:
126 -162 mg/dl  levenkwaliteit primeert!

Patiënt onwel = extra glykemiecontrole

Glykemiewaarden in dagboek/dossier noteren
Aandachtspunten

S t tteststrook
Soort
t t k en wijze
ij druppel
d
l
aanbrenging verschilt per toestel.
Strip lang genoeg in/tegen bloed houden
g
waarde
 vals negatieve
Evt. strip
strip waar je zo nodig bloed kan
g
toevoegen

Zo nodig

– Controle code
– Ijken toestel
bv. One Touch vita:
vita: groot scherm – niet ijken
Vingerprik
g
-g
glucometrie

Wassen met warm water
cf. betere doorbloeding
cf.
f gegeten,
t
zweten
t ~ onjuiste
j i t waarde
d

Ontsmetten?? in ZH/RVT
cf contaminatiegevaar
cf.
15” wachten!!
cf.
f inwerkingstijd
cf. interferentie ~ vals positieve waarde


Zijkant
j
ring
ringg- middenvinger
g

Wissell prikplaats
Wi
ik l t
 eeltvorming
eeltvorming,, pijn

Kies gepaste prikdiepte

Nu ook holle en extra fijne
naalden = minder pijnlijk
(Finetouch
Finetouch®
® Terumo
Terumo))

D
Duw
van d
de palm
l
naar de vingertop

L t op met:
Let
t
– stuwen
– oedeem
verdunning
d
i
bloeddruppel

Sluit potje met teststrips direct
 vochtigheid
hti h id
 licht
 hoge of lage temperatuur

Vermijd bloedcontact/kruisinfectie:
bloedcontact/kruisinfectie:
– Ontsmet je handen tss elke pat
pat.
– Laat pat. zelf zijn vinger afvegen
– Individuele prikker
– ‘Uitwerpbare’
p
naald(dop)
( p)
– Naald direct in naaldcontainer
ZOAP-meting (AST):
ZOAPZ lf
Zelfcontrole
t l op andere
d
plaatsen
l t



Op onderarm, duimmuis
Goede correlatie tussen onderarm en
vinger in de steady
steady--state:
state: nuchter of
preprandiaal
di l
Geldt niet bij snelle bloedglucose
veranderingen: postprandiaal of
dreigende hypo;
hypo; onderarm “ijlt na”
4.5 Info en begeleiding
g
g bij:
j
- orale antidiabetica (OAD)
(O )
- GLP1 analogen
of DPPDPP-4 inhibitor
- insuline
i
li
Bijj bejaarden:
bejaa de
Start low, go slow!!
Orale antidiabetica (OAD)
Biguaniden
 Sulfonylurea
 Gliniden
 Glucosidaseremmers  niet terug betaald
 Glitazones  cave vochtretentie
 Eerste keuze: dieet – dan biguaniden – dan
+ Sulfonylurea


NIEUW: DPP
DPP--4 inhibitor / GLPGLP-1 analoog

Biguaniden vb Glucophage
Glucophage®…
®…
– Werking:
Werking:
verlaagt
l
glucoseproductie
l
d i in
i llever
verhoogt glucoseabsorptie in darm
verbetert
b t t insulinewerking
i
li
ki t.h.v
t h . llever, spiert.h.v.
spier
i - en
vetcellen = sleutel past beter op slot
– Voor wie
wie::
Obese type 2 bij wie dieet niet volstaat
cf. gewichtsdaling
ewichtsdaling,
g, verbetering
g bloedvetten ((+))

Biguaniden vb Glucophage
Glucophage®…
®…
– Bijwerkingen
Bijwerkingen::

maag- en darmlast:
maagdarmlast: diarree,
diarree, metaalsmaak mond
 innemen onmiddelijk na maaltijd
 langzaam opbouwen dosis

Melkzuuracidose
 niet bij OZ met contrast
 aanpassing dosis bij
bij::
- zuurstoftekort door harthart- en longaandoeningen
- bijj nierinsufficiëntie of GM die nierwerking
g
beïnvloeden:: NSAID’s, sartanen
beïnvloeden
sartanen,, ACEACE-inhibitoren
- Cimetidine (Tagamet
Tagamet®)
®) ~ ↑ effect

Sulfonylurea bv
bv.. Minidiab ®, glurenorm ®,
diamicron ®, daonil ® …
– Werking
Werking::
Stimuleert de alvleesklier om insuline vrij te
zetten = meer sleutels
– Inname
Inname::
15 min. voor maaltijd welke suikers bevat
– Bijwerkingen
Bijwerkingen::
Hypoglykemie!!
Hypoglykemie!!
 Gewichtstoename
 Maag
Maag-- darmlast
darmlast,, allergie
 Wisselwerking met andere medicatie en alcohol!!!!

– Cave: Langwerkende SU
bv.. Uni
bv
Uni--diamicron
diamicron®
diamicron®,
® Amarylle
®,
Amarylle®
® (1x/d!)
Bij ouderen voorkeur
voorkeur:: Glurenorm
G
Glurenorm®
® (kort halfleven ~ ↓
kans hypo + metabolisatie voor 95 % in lever)
– Voor wie
wie?
?

Type 2 diabeten met normaal gewicht
gewicht,, maar dieet
onvoldoende..
onvoldoende

Type 2 diabeten met overgewicht,
overgewicht, wanneer dieet en
bi
biguaniden
id onvoldoende
ld
d zijn
zijn.
ij .

Type 2 diabeten behandeld met insulinetherapie en
met nog een insulinereserve
Interactie SU–
SU– medicatie - alcohol

Versterkend effect (hypo):
NSAID, depronal®,
depronal®, tramadol,
tramadol, nietniet-selectieve Bblokkers (bv
bv.. Inderal
Inderal®)
Inderal®),
®)
®), ACE
ACE--inhibitoren en
sartanen,, orale anticoagulantia
sartanen
anticoagulantia,, acetylsalicylzuur,
acetylsalicylzuur,
fibraten,, bep
fibraten
bep.. antibiotica
antibiotica,, azoolderivaten (bv
bv..
Sporanox®),
Sporanox
®), MAO
MAO--inhibitoren
inhibitoren,, alcohol, …

Remmend effect (hyper):
Diuretica,, corticosteroïden
Diuretica
Interactie SU–
SU– medicatie - alcohol

Antabuse effect!

B- blokkers
blokkers:: maskeren ook hypogevoelens
h poge oelens

Orale anticoagulantie:
anticoagulantie: INR stijgt  cave bloedingen

Cave automedicatie
automedicatie!!
Altijd gebruik SU melden aan arts!
http://www.farmaka.be/nl/geneesmiddelenbrief/2009_06_geneesmiddele
nbrief.pdf
nbrief pdf

GLP--1 analogen en DPP
GLP
DPP--4 remmers
Incretines: darmhormonen die hypoglykemiërend
Incretines:
werken door:
 ↑ insulinesecretie
 ↓ ↓ glucagonproductie
glucagonproductie
 ↑ verzadigingsgevoel
↑ verzadigingsgevoel
I
Incretinewerking
ti
ki is i verstoord bij diabetici
is verstoord
diabetici.

GLP--1 analogen en DPP
GLP
DPP--4 remmers
– GLP
GLP--1 analoog: stof die lijkt op hormoon dat
vrijkomen van incretines stimuleert
bv:. Byetta
Byetta®
® SC 2X/d ± 1 u voor maaltijd
Bijwerking: gastro
gastro--intestinale
– DPP
DPP--4 remmer: stof die zorgt voor inhibitie van
hormoon ((DPP(DPP-4)) dat incretines inactiveert
bv. Januvia®
Januvia® p.o. 1X/d
– In combinatie met orale antidiabetica,
antidiabetica, als
(voorlopig) alternatief voor insuline
– Niet bij pat. met nierinsufficiëntie, insulinetherapie
OAD en onderzoeken
onderzoeken/
d
k / operatie
ti

Voor onderzoek met contraststoffen tot 48h
na onderzoek

Heelkundig ingrijpen met algemene
narcose:: 48h voor tot 48h na ingreep
narcose
Glucose infuus
infuus:: neutraliseren
Glykemie op te volgen en ZN insuline
Wanneer overgaan naar
insulinetherapie?





Indien dieet en OAD glykemie niet
normaliseren
Indien verwikkelingen ondanks dieet
en OAD
Bij leverlever- en nieraandoeningen
Zwangerschap
Bij acute ziektetoestanden met
hyperglykemie
Soorten insuline
Klasse
Insuline
Merknaam
Start werking
Piek
Duur werking
Ultrasnel
lispro insuline
aspart insuline
Humalog®
Novorapid®
Apidra ®
5-15 minuten
1 uur
3-5 uur
Snel
regular
insuline
Actrapid®
Humuline
Regular®
R l ®
20--30 minuten
20
2 uur
6-8 uur
Intermediair
NPHNPHsuspensie
Insulatard®
Humuline NPH®
1-2 uur
4-6 uur
10
10--18 uur
Ultratraag
glargine
insuline
detemir
insuline
Lantus®
Levemir®
2 uur
2 uur
geen
3-4 uur
24 uur
18--24 uur
18
regular + NPH
Humuline® 30/70
Humuline® 50/50
Mixtard® 30
Mixtard® 50
aspart +
aspart-aspart
protamine
NPL
Novomix® 30
Humalog Mix ®
Mengsel
Diabetescentrum AZ Groeninge
Ultrasnelwerkend insuline
(ultrakortwerkend)
ultrakortwerkend)



Sneller
S
ll opgenomen uiti onderhuids
d h id
weefsels:: binnen 15 minuten
weefsels
Sneller uitgewerkt ca na 4 uur
Lagere
g
postprandiale
p
p
glykemies
g
y
door
snellere piekwerking
W tj ultrakortwerkende
Weetjes
lt k t
k d

Meer flexibiliteit met maaltijden
– Injecteren vlak voor maaltijd
– Kan ook direct na de maaltijd
toegediend worden
 dementen
dementen:: eerst zien hoeveel ze
eten,, dan aangepaste dosis insuline
eten
Weetjes
j ultrakortwerkende

V l
Volgende
d maaltijd
ltijd meer d
dan 5 uur llater
t
 extra bolus

Geen tussendoortjes meer nodig
Indien toch extra tussendoortje
 extra bolus  toename gewicht!


Minder hypo’s, vnl ‘s nachts (minder
overlap met langwerkende
langwerkende))
Weetjes
j ultrakortwerkende

Hypo < 2 uur na injectie : enkel
g
snelwerkende suikers en volgende
keer deze dosis verlagen

‘Sport’: 2 à 3 uur na maaltijd
of verlaag dosis met 20 à 30% of extra
koolhydraatrijke
y
j snack

Vette maaltijd: na maaltijd spuiten
Ultralangwerkende insuline
(ultratraag)

Langzaam en geleidelijk opgenomen
opgenomen,,
Lantus®
Lantus
® werkt 24 uur
Levemir ® 18 à 24 uur
– Minder variatie nuchtere bloedglucose
bloedglucose,,
minder risico nachtelijke hypo
hypo’s
s
– Geen avondsnack nodig

Heldere oplossing
oplossing!
p
g!
Weetjes ultratraagwerkende





Niet
Ni t mengen mett andere
d
i
insuline
li (zuur
zuur))
Werkt 24 uur ((1X/D))
Altijd op hetzelfde uur (kan ook ‘s
morgens uur maakt niet uit)
morgens,
C bi
Combineerbaar
b
mett ((ultra)snelwerkende
lt )
l
k d
insuline en OAD
Soms last van misselijkheid
Gemengde analoge insuline:
Novomix 30 ®






Suspensie: mengen
Suspensie:
Snelle opname (15’):
(15 ): vlak voor maaltijd
spuiten
Na 4 à 5 u: snelwerkend deel uitgewerkt
Tussendoortjes kunnen wegvallen (ideaal
voor type
t
2 mett obesitas)
obesitas
b it )
Hogere insulinepiek eerste uur na maaltijd:
lagere postprandiale waarden
Aangeprikt
g p
flacon max. 4 weken g
gebruiken:
snelwerkende verliest werking
Algemene
aandachtspunten
insulinetherapie
Bewaren van insuline







Tussen
T
2° en 8°
2°
8° C
Nooit blootstellen aan zonlicht
Hoe warmer de insuline bewaard wordt
wordt,,
hoe minder lang houdbaar
In gebruik zijnde flacons of penfills
penfills:: max. 1
maand op kamertemperatuur bewaren
 startdatum vermelden!
Insulinepen niet in koelkast bewaren
Bevroren: niet meer bruikbaar
Klonters erin: niet meer bruikbaar
Aandachtspunten voor inspuiten

Controle algemene toestand en glykemie

Nuchter voor onderzoek, ingreep?

Normale eetlust
eetlust?
?

Activiteitenpatroon?
Activiteitenpatroon
?
Algemene problemen


Insuline allergie: ZZ
I
Insulineresistentie
li
i
i
– Sommige patiënten hebben steeds hogere
dosissen insuline (>120E) nodig om de
metabole controle te handhaven.

Gewichtstoename

Hypo-- en hyperglykemie
Hypo
Lokale p
problemen:: lipodystrofie
problemen
p y

Lipoatrofie
– Afname van het vetweefsel, ‘Putje’
– Door steeds op dezelfde plaats te spuiten
en/of t.g.v. een lokale inflammatoire reactie
– Komt minder voor sinds humane insulines

Lipohypertrofie
– Toename
T
van het
h t vetweefsel,
t
f l ‘Bultje’
‘B ltj ’
– Door steeds in te spuiten op dezelfde plaats
en/of steeds hetzelfde naaldje te gebruiken
– Komt vaak voor!
Gevolgen lipohypertrofie
 Gevolg = ontregeling glykemie
Inspuiten t.h.v
t.h.v.. verharding = meer insuline
nodig
 Inspuiten op andere plaats = minder
i
insuline
li nodig
di

 Verdwijnt
meestal na 1 jaar indien ze
niet meer als injectieplaats worden
gebruikt
Preventie lipohypertrofie
lipohypertrofie!!
!!

Zonerotatie binnen voorkeurgebied:
voorkeurgebied:
 Injecteer
j
op
p 2 cm van de vorige
g inspuiting
p
g

Naald niet hergebruiken


Thuis: 3 X snelwerkend,
Thuis:
snelwerkend, dan op traagwerkende en
weg
eg
Zelf spuiten
spuiten:: zeker niet in armen
W t beïnvloedt
Wat
b ï l dt opnamesnelheid?
lh id?

Soort insuline

Plaats van injectie: buik > arm > dij > bil

Activiteit: bij beweging versnelt opname

Temperatuur bv. sauna, zonlicht

Massage
Bepaal de juiste injectieplaats
– Buik: kortwerkende insuline of gemengde
 Los onderhuids weefsel
 Uitgezonderd regio ((±
± 3 cm) rond navel
– Dij: traagwerkende insuline
 Vanaf 1 handbreedte van de gewrichten
 Voor
Voor-- en buitenzijde
– Bovenarm: niet meer aangeraden
– Bil: niet veel gebruikt
g
 Onderkant:
traagwerkende
Insulinepennen
p



Humapen®, Autopen 24® (Lilly)
– Regular
Regular®,
®, NPH®, humulinemengsels®
humulinemengsels® en Humalog®
Humalog®
– Idem + lantus
lantus®
®
Humapen: Geheugenmogelijkheid
Autopen: 2versies, één die 1 eenheid en één die 2
eenheden per klik geeft
Novopen 3® en 4, Flexpen (Novo)
– Actrapid
Actrapid®,
®, Insulatard
Insulatard®,
®, Novorapid®,
Novorapid®, Levemir
Levemir®
® en
Mixtard®
Mixtard
®-mengsels.
Novopen 4: grote afleesscherm,
afleesscherm Flexpen
Flexpen:: wegwerp
Optipen Pro 1®
1®, Solostar (Sanofi Aventis)
– Lantus
Lantus®
®
Aandachtspunten bij
inspuiten




Troebele insuline mengen,
mengen
g ,
niet schudden
Desinfectie rubberen dop? Zo
ja, 15” wachten na desinfectie
Purgeer naald – pen 2 à 6 E
~ doorgankelijkheid,
g
j
, volledige
g
dosis, lucht verwijderen
Ontsmetten huid? Niet zo thuis
(wel bij pomptherapie)
Aandachtspunten
p
bijj inspuiten
p

S l juiste
Stel
j i
d
dosis
i in
i en neem h
huidplooi
id l i

Prik loodrecht wanneer de plooi dikker is dan de
naald en behoud p
plooi tijdens
j
spuiten
p
((5 – 6 – 8
mm)
Prik in de andere gevallen schuin in een hoek
van 45°
45° en laat plooi los om te spuiten

D i pas op d
Duim
drukknop
kk
NA het
h t aanprikken
ikk en
druk volledig in tot ‘nul’
Aandachtspunten bij inspuiten



Wacht min. 5 seconden (10 tellen) en trek
dan de naald terug. Laat (indien nog
aanwezig)
g) de huidplooi
p
g
gelijktijdig
j j g los
Observeer op terugvloei
 zo ja: wacht de volgende keer langer
en/of gebruik langere naald
Recappen?!
Recappen
?!
 spuit: in naaldcontainer
 pen: draai naald eraf met buitenste
beschermhuls
Aandachtspunten na inspuiten

Verwijder steeds het naaldje omdat:
– door lekkage en verdamping de
samenstelling kan wijzigen
– Door
D
kkoude
d er llucht
ht iin d
de penvulling
lli kkan
komen wat het toedienen van een
correcte dosis bemoeilijkt
– Hergebruik van naalden lipodystrofie
bevordert
V
Vergrootglas
t l
Toediening van 2 soorten
insuline in 1 insulinespuit




Mengen traagwerkende net voor optrekken
Traagwerkende laatst optrekken en stamper
vasthouden
h d
Teveel traagwerkende opgetrokken = opnieuw
beginnen
Dadelijk
D d lijk na klaarmaken
kl
k toedienen
t di
Anders wordt snelwerkende ‘traagwerkend
‘traagwerkend’’
N
Nazorg
(!) iinsulinetoediening
li t di i

Tijdig de maaltijd bezorgen indien
zorgvrager mag eten
t

Rapporteren

Informeer de zorgvrager i.v.m. tekens van
een eventuele hypoglykemie en de te
ondernemen acties
4.6 Opvang
p
g en info acute
complicaties:
- hypoglykemie
h
l k i
- hyperglykemie
Hypoglykemie
≤ 60 à 70 mg/dl

Symptomen: PLOTS
–
–
–
–
–
–
A
Agressief
i f
Hoofdpijn, duizelig
C
Concentratieverlies
t ti
li
Troebel zicht
Hartkloppingen
Moe, moeilijk wakker
worden
d
Hyperglykemie
≥ 300 mg/dl

Symptomen: TRAAG
–
–
–
–
–
–
Rustig
Suf
Buikpijn
braken
Algemeen pijngevoel
Benauwd gevoel
Hypoglykemie
yp g y

Oorzaken
Hyperglykemie
yp g y

Oorzaken
– Te veel insuline
– Te weinig of geen insuline
– Te weinig koolhydraten
– Te veel koolhydraten
– Voedingsstoornissen
(diarree, braken)
– Insulineresistentie
– Hoger energiegebruik
– Minder energiegebruik
(minder inspanning)
Hypoglykemie

Oorzaken
– Medicatie: sulf.,
sulf., insuline +
or.. Anticoagulantia,
or
Anticoagulantia
NSAID, ACEACE-inhibitoren,
inhibitoren,
acetylsalicylzuur
– Alcohol
– Te snelle resorptie van
insuline
Hyperglykemie

Oorzaken
– Medicatie: diuretica,
cortisonen
- Koorts - Ziekte
– Stress
– Slechte insulineresorptie cf.
lipodystrofie
F
Fasen
h
hypoglykemie
l k i
1. Adrenerge symptomen: rond 60 mg/dl
–
–
–
–
–
–
Hartkloppingen
Angst, zenuwachtigheid
Tremor
Z t
Zweten
Misselijkheid
Bleek worden
Fasen hypoglykemie
2. Neuroglycopene symptomen: 40 mg/dl
–
–
–
–
–
–
–
Moeheid, suf
Concentratieverlies
Troebel zicht
Moeilijkheden met fijne coördinatie
Prikkelbaarheid tot agressiviteit
Neiging tot convulsies
B
Bewusteloosheid
t l
h id
Opm.: hypo’s < 40 mg/dl kunnen hartritmestoornissen
en hersenschade veroorzaken
Diff
Differentiële
tiël di
diagnose

Een ernstige hypoglykemie kan zelfs
gepaard gaan met hallucinatie,
p p
, hemiplegie
p g of coma
epilepsieaanval,

Di b t mett acute
Diabeten
t C.V.A.
C V A symptomen
t
- steeds bloedsuiker meten om
hypoglykemie uit te sluiten
Aanpak hypoglykemie

Behandeling goed bewuste pat.
– 15 gr snel resorbeerbare koolhydraten
= stijging 40 à 80 mg/dl
(geen botermelk,
botermelk chocomelk!! Geen cola light!)
– Na 15 min.
min traag resorbeerbare suikers
(boterham met beleg)
Bij analoge insulines: enkel snelwerkende!
Aanpak hypoglykemie

Voer na 30 minuten terug een
glykemiecontrole
l k i
t l uitit - geeff bij
onvoldoende resultaat terug 15 gr
k lh d t
koolhydraten

Dwing minder bewuste patiënten niet
om te drinken (kans op slikpneumonie)
A
Aanpak
k hypoglykemie
h
l k i

Behandeling verminderd bewuste of
bewusteloze pat.
- 1 mg Glucagen
Glucagen®
® SC, IM of IV
Of 30 à 50 ml. glucose 50% IV
Glucose IV heeft voorkeur bij type 2 en bij
DM die behandeld worden met OAD/insuline
- Orale koolhydraten zodra patiënt terug
goed bewust is!
G
Gevolgen
l
f k
frekwente
t hypo’s
h
’



Reserve aan glycogeen opgebruikt
Aanvoelen hypoglykemie vermindert
De eerste 24 u na een hypoglykemie is
de kans op weer een te lage glykemie
groter !
O
Opvolging
l i hypoglykemie
h
l k i

Registreer de gemeten waarden
waarden,, het
tijdstip en de ondernomen acties in het
p g
g dossier
verpleegkundig

B
Breng
collega’s
ll
’ op de
d hoogte
h
t de
d
patiënt de volgende 24 uur intensiever
te observeren
Hypo unawareness
Hypo

Sommige diabeten kennen episoden
met ongevoeligheid voor eerste
(adrenerge
g symptomen
symptomen)
y p
) => niet vlug
g
genoeg suiker nemen
Oorzaken hypo unawareness

Langdurige diabetes met aantasting
zenuwstelsel

Bepaalde medikamenten
medikamenten,, stoffen blokkeren
adrenaline effect
bv. betabv.
beta-blokkers
Bv.. slaapmiddelen
Bv
Bv.. Alcohol
Bv

Het te vaak hebben van hypoglykemie
(gewenning lichaam
lichaam))
Nachtelijke hypo’s
hypo s

Bron van ongerustheid

S
Symptomen
t
id
idem
maar minder
i d goed
d
opgemerkt:: meer dromen - extreem zweten
opgemerkt

Ontwaken met hoofdpijn kan teken zijn van
nachtelijke
ht lijk hypo
h

Op te sporen door ‘s nachts glykemie te
meten.. (3 à 4 uur)
meten
uur)
N ht lijk hypo’s
Nachtelijke
h
’

Oorzaken:
– geen of te kleine snack voor
slapengaan
p g
– te hoge dosis insuline voor
avondmaal
– Te vroeg toedienen langwerkende,
langwerkende,
waardoor overlap kortwerkende
insuline
Postprandiale hypo’s
hypo s

Bij autonome neuropathie: gastroparese

Insuline toedienen vlak voor of na
maaltijd

Antihypertensiva: verwijderd van maaltijd
Antihypertensiva:
(~ adrenaline effect behouden +
postprandiale
p
p
hypotensie
yp
voorkomen))
Preventie hypoglykemie

Juiste dosis insuline

Maaltijd
j 30 min. na insuline of sulfonylurea
y

Bloedsuiker < 70 mg/dl
g
= insuline na maaltijd
j

Tussenmaaltijden en snacks tijdig geven

Moeilijke eters
eters:: Analoge insuline na maaltijd

Houd rekening met onderzoeken,
onderzoeken, toestand ZV
B h d li hyperglykemie
Behandeling
h
l k i

Hyperosmolair nonketotisch syndroom
Dehydratatie!!!

Behandeling goed bewuste pat.
– Water laten drinken (250 ml. / uur)
– Normale insuline dosis verhogen met
10 à 20 % (snelwerkend insuline om de 2
à 4 uur - MV)
B h d li hyperglykemie
Behandeling
h
l k i

Behandeling bewusteloze pat.
– Hospitalisatie!!!
– Eerst dehydratatie compenseren
(vochttoediening tot urine productie)
Dan insuline via
via infuuspomp IV
– 50E Actrapid in 50 ml NaCl 0,9
09%
– 1ml/u = 1E/u
– Startdosis + aanpassingen = MV
Weetjes

Ontregelde bloedsuiker kan duiden op
een verborgen of verzwegen
ontsteking
ontsteking!!!
g!!!

Ontregelde
g
diabetes + dehydratatie
y
en
hyperosmolariteit = verhoogd risico
trombose

Diuretica: remmen insulinesecretie
Diuretica:
Corticosteroïden:: versterken
Corticosteroïden
insulineresistentie en zetten g
glycogeen
y g
vrij

Weetjes

Nierinsufficiëntie: minder insuline nodig

Antidepressiva:
p
- Serotonineverhogende antidepressiva:
(SSRI’s bv. Cipramil
Cipramil®,
®, Prozac®,
Prozac®, Seroxat
Seroxat®,
®, …)

positieve invloed op diabetes
minder insuline nodig
- Andere antidepressiva:

negatieve invloed op diabetes
meer insuline nodig
 glykemie goed opvolgen
4 7 Preventie diabetische voet
4.7
Oorzaken:
– Verminderde circulatie t.h.v.
t h v de benen door
aantasting van de grote bloedvaten
– Zenuwbeschadiging met als gevolg
–verminderd
verminderd gevoel (sensorische)
–LJM, Abnormale stand (motorische)
–Uitdroging  °eelt (autonome)
– Meer infecties,
infecties slechtere wondheling
Triade diabetische voet
Trauma
Neuropathie
Infectie
Ulcus
Ischemie
Limited jjoint mobility
y
Verstarring van pezen en bindweefsel
->moeilijk
>
ilijk afrollen
f ll van voett
->overdruk
prayer sign
i
Limited joint mobility
 Standverandering
St d
d i
 toegenomen druk
Druk  eelt  druk
 hoog risico op ulcus
Stand
Druk
Eelt
Verminderd gevoel en te
nauwe schoenen?
Amputatie = standverandering 
aanpassing schoenen!
Diabetisch voetonderzoek

N
Neuropathie?
thi ?
– Tintelend gevoel, branderig gevoel
of gevoel van naaldnaald- of
speldenprikken of geen gevoel
 Controle met monofilament
– Standverandering tenen,
doorgezakte voetzool
 aanpassing schoeisel
- Eelt
E lt  podoloog
d l
M
Monofilament
fil
t

Ideaal
screeningsinstrument
g
Diabetisch
Di b ti h voetonderzoek
t d
k

Vaatbeschadiging?
– Verdwijnen beharing
– Roodheid bij neerhangen benen
– Witheid bij optillen benen
– Koude handen en voeten
– Rustpijn
– Arteriële pulsaties beperkt of niet voelbaar
 Indien
I di necrose: niet
i t verweken
k maar droog
d
houden!!
Diabetesvoet: Gecombineerd
l t l (vaten
letsel
( t en zenuw)) +
schimmel nagels
Charcotvoet: botontsteking en
Charcotvoet:
-deformatie
Preventie voetproblemen
p

Bewust worden – Informatie

Goede voethygiëne

dagelijkse voetcontrole (spiegel)
spiegel)

Goede glykemieregeling

Bloeddruk – lipiden – rookstop
Dagelijkse hygiëne en observatie

Was en observeer gehele voet, ook tussen
de tenen:
–
–
–
–
–
–

lauw water (36(36-37 ° C)
zacht washandje/handdoek
neutrale zeep
Goed afspoelen
Goed drogen ook tussen tenen
L ti
Lotion:
mag maar ttussen ttenen droog
d
houden
h d
Voetbad max. 5 minuten
 verweking
ki ttussen ttenen
N
Nagels
l iinspecteren
t
/ verzorgen

Kleur, uitzicht (schimmels) controleren

Ingroeiende nagels voorkomen:
niet te kort
recht
ht knippen
k i

Slecht zicht = hulp van podoloog
Schaar + slechte visus =
+
=

Het schoeisel:
– Leder
L d (huidademhaling)
(h id d h li )
– Goed aansluitend (voet mag niet
verschuiven)
h i
)
– Hak
Hak:: maximaal 3 cm
– Kopen in namiddag
namiddag,, ‘inlopen’
– aftekenen op papier
– Min. 2 paar om af te wisselen
– Controle op oneffenheden
 Sokken
S kk
:
– elke dag zuivere
– geen naden
– nooit te kleine sokken dragen; ze
mogen niet spannen
– Wollen sokken  transpiratie



Nooit blootvoets
blootvoets,nooit
,nooit
nooit electrisch deken of
warmwaterkruik
Circulatiebevorderende oef
oef.
Rookstop
Roken = bloedvatvernauwend
 verwondingen
g g
genezen nog
g trager
g

Jaarlijkse vaatcontrole
4.8
8 Info
o en
e op
opvang
a g bij
bj
ziekte
Eff t Zi
Effecten
Ziekte
kt / Koorts
K
t

Ziek = minder glucoseopname
Zi k = minder
Ziek
i d actief
ti f = minder
i d verbruik
b ik
glucose

Koorts = stresstoestand  cortisol
cortisol,,
adrenaline stijgt = stijging glykemie
 Stijging glykemie
Effecten diarree,
diarree braken

Diarree/braken
= dehydratatie
= kaliumverlies
Hyperglykemie die blijft duren geeft ook al
hypokaliëmie

B k kan
Braken
k wijzen
ij
op hyperglykemie
h
l k i

Reden? Viraal, bacterieel infectie
 stijging
jg g g
glykemie
y
Algemene tips bij ziekte

Stop nooit insuline/OAD op eigen houtje

Normaal eten of koolhydraatrijk
y
j vocht

MV extra
MV:
t bolus
b l kortwerkende
k t
k d iinsuline
li

Meet frequenter bloedglucose
Verwijsindicaties bij ziekte

Dehydratie - onvoldoende vochtintake

Niet te regelen hypo
hypo-- of hyperglykemie

Braken + hyperglykemie = naar ZH!!!

Suffig
g worden p
patient of apathie
p
4.9 Psycho
Psycho--sociale aspecten
Shared care – multidisciplinaire beh.
beh.
Di b t
Diabetesconventie
ti
Zorgtrajecten
« Diabetes
Diabetes:: chronic disease management"
Vraagt veel : organisatie - overleg – uitleg
we kunnen
k
u
de hemel
niet
i beloven
b l
maar …
laat u toch niet
ontmoedigen
di
Vraagt grote inzet van alle zorgverleners
Informatie, educatie, motivatie van patiënt
(empowerment)
 Individuele streefdoelen ~ biografische benadering:
- glykemie zo goed mogelijk regelen (HbA1c)
- correctie andere cardiovasculaire risicofactoren
(hypertensie – dislipidemie – roken – stress en onregelmatig leven)
Progressief
↑ medicatie
↑ medicatie:: ‘treat
‘treat to target
target’
g
g ’
p
p labo,, ggewicht
Complexe
follow
follow--up:
gewicht,, voeding,
voedingg,
oogfundus/fluo--angiografie,
oogfundus/fluo
angiografie, opvolging nierfunctie
nierfunctie,, ECG,
voetcontrole …
 multidisciplinaire behandeling / shared care
Diabetesconventie

Overeenkomst tussen: RIZIV en centra
voor diabetologie

Educatie opvolging en terugbetaling
Educatie,
zelfcontrole (strips) sinds 1987 voor 3
categoriën (1
(1€
€/strip)

Veel van type 2 pat. komen niet in
g – sommige
g ziekenfondsen
aanmerking
geven forfaitaire tussenkomst
Diabetesconventie:
± 60.000.000
60.000.000€
€/jr
Injecties/d
Metingen/m
Strips/m
Cat. 1
Minstens 3
Minstens 120
140
Cat. 2
Minstens 3
Minstens 60
70
Cat. 3
Minstens 2
Minstens 30
30
Shared care
Di b t
Diabetesconventie
ti - diabetespas
di b t

Informatie / motivatie
voor de patiënt
p

V
Vooropstelling
t lli richtlijnen
i htlij
- doelen voor opvolging

Comm nicatiemiddel
Communicatiemiddel
(patiënt-- 1ste en 2de
(patiënt
lijn)
Sti li om pas te
Stimuli
t gebruiken
b ik

Diëtiste en podoloog vergoed
– 2 x ½ u voedingsvoedings-advies per jaar
– Hoog risico voor diabetische voetwonden
(vanaf risico 2b): 2 consultaties bij podoloog
per jaar

h i t vergoed
huisarts
d voor gebruik
b ik pas
Shared care
Zorgtraject voor type 2

Wat:
- 4-jarige verbintenis tussen huisarts /endocrinoloog
en patiënt (sinds 1/9/2009)

Wi
Wie:
- Patiënt die voldoet aan volgende voorwaarden:
- van 1 naar 2 X insuline/dag
of opstart insuline of incretinemimetica
of onvoldoende metabole controle (HbA1c> 7,5 %)
- globaal
g
medisch dossier
- 2 X/jaar bij HA en 1X/jaar bij endocrinoloog
Zorgtraject voor type 2

Voordelen:
- individueel opvolgingsplan
- geen remgelden meer voor consultaties
- gratis zelfzorgmateriaal
- gratis
i educatie
d
i bij een diabeteseducator
di b
d
1ste lijn/conventiecentrum
- terugbetaling 2 consultaties/jr (1/2u) bij diëtist
g
g bijj een ppodoloogg
- terugbetaling

Opmerking:
- Niet cumuleerbaar met diabetespas/conventie
B l it
Besluit

Individuele en haalbare doelstellingen!
Levenskwaliteit en zelfredzaamheid nemen
toe door adequate
q
behandeling.
g
Diverse factoren spelen mee:
Zelfredzaamheid
 Comorbiditeit
 Levensverwachting en –kwaliteit
 Mantelzorg

Besluit

Aandacht voor:
– polyfarmacie en interactie
– Aandacht voor invloed van hypo’s
hypo’s//hypers
 Keuze gaat naar kortwerkende OAD en
analoge insulines
Besluit

Aandacht voor associatie met geriatrische
syndromen:
–Depressie
D
i
–dementie
–urinaire
i i incontinentie
i
ti
ti
–Vallen
–Polyfarmacie
P l f
i
!! Altijd oorzaak nagaan van vallen
!! Differentiële diagnose
g
dementie,, depressie
p
(MMSE – geriatric depression schaal)
Besluit

N d k liligtt op:
Nadruk
– Preventie cardiovasculaire verwikkelingen =
belangrijkste doodsoorzaak bij bejaarde type 2
DM
– Visus
Visus-- en voetproblematiek
 Verpleegkundige
= gezondheidscoach, casemanager
 Shared care
Download