Wilde bijen in de stad Nemen stadsbijen toe of af Arie Koster Arie Koster (bijenmakelaar, stadsecoloog, specialist bijenbeheer) www.bijenhelpdesk.nl [email protected] http://bijenhelpdesk.nl/Flyer.pdf Wilde bijen in de stad - Wat zijn bijen? - Wat is belangrijk voor bijenbeheer - Nemen stadsbijen toe of af - Terug naar het beheer van de jaren 80 - Het omslagpunt in de jaren 90 - Een sterke toenamen van stadsbijen - Inventarisatie van de wilde bijen in Amsterdam Wat zijn bijen Indeling bijen - Taxonomisch op geslacht: zandbijen, metselbijen, hommels etc. - Solitair of sociale bijen - Zelfvoorzienende bijen en parasitaire (koekoeks-) bijen - Poot-, buik- en mondverzamelaars - Bloembezoek: generalisten en specialisten - Wijze van nestelen: in de grond boven de grond - Naar seizoen: voorjaarbijen en zomerbijen - Naar generaties per vliegseizoen 1 (univoltien) of 2 (bivoltien) generaties per jaar. Poot-, buik- mondverzamelaars Wat is belangrijk voor bijenbeheer Dat is de levenswijze! Het beheer moet rekening houden met: A: aanwezigheid van nestgelegenheid - Sociale bijen (hommels) nestelen in holle ruimtes - Bijen die nesten graven in de grond - Bijen die in bestaande gaten in dood hout (stammen en takken) nestelen , of in afgestorven holle stengels van kruidachtige planten en bramen. B: het hele groeiseizoen door een grote variatie aan stuifmeel en nectarplanten Een gevarieerde bijenfauna vraagt om een grote variatie aan habitats/leefplekken. Nestplaatsen en foerageerplekken moet dicht bij elkaar liggen: 30m voor kleine bijen tot max. 500 m voor grote bijen. Open zandige plaatsen zijn van belang voor gravende bijen Pluimvoetbij is een van de wilde bijen die in de grond nestelt Ook tussen het plaveisel nestelen bijen Behangersbijen, metselbijen en een aantal andere groepen bijen nestelen boven de grond Behangersbijen nestelen onder meer in oude kevergangen van dood hout en in holle plantenstengels die ze bekleden met stukjes blad. Voorbeelden van nestplaatsen Rosse metselbij is in alle Nederlandse steden meestal talrijk en een van de eerste bijen die gebruik maken van bijenhotels 35 bijengslachten en 350 bijensoorten in Nederland Een voorbeeld: bijengeslachten in Nijmegen Zelfvoorziendende bijen Koekoeksbijen Zandbijen (ca. 20) Wespbijen (ca. 6) Groefbijen (ca. 8) Bloedbijen (3) Hommels (8) Koekoekhommels (1) Zijdebijen (2) Wolbijen (1) Maskerbijen (5) Behangersbijen (3) Sachembijen (1) Slobkousbijen (1) Dikpootbijen (2) Metselbijen (3) Honingbijen (1) Tubebijen (?) Boerenwormkruid is een drachtplant voor honingbijen. Als deze plant te vroeg wordt gemaaid, kunnen honingbijen uitwijken naar andere planten Aardhommel heeft twee gele strepen en een witte punt Steen hommel is zwart en heeft een rode punt Boomhommel is aan de voorkant bruin en heeft een witte punt Weide hommel is van voren geel en heeft een bruine punt Reseda maskerbij Wormkruidbij vliegt op composieten o.m. op boerenwormkruid, kan na te vroeg maaien niet uitwijken naar andere planten. Dus nooit voor of tijdens de bloei maaien grasbij Wespbijen parasiteren bij zandbijen Roodpatige groefbij Een groefbij Bloedbijen parasiteren voornamelijk bij groefbijen Tuinbladsnijder Grote wolbij De grote wolbij verzamelt haren van planten voor bekleding van het nest Nemen stadsbijen toe of af? Om die vraag te kunnen beantwoorden moeten we terug naar het beheer van de jaren 80 en daar voor. Kenmerken van het beheer waren: - Intensief graslandbeheer: 10 tot 24 maaibeurten per jaar - Intensief mechanisch en chemisch onkruidbeheer in tuinen en beplantingen in het openbaar groen. - Tot in de periode 1960-1970 werden borders in tuinen en bodems van beplantingen in openbaar groen twee keer per jaar gespit, later gefreesd. - Alle dode en afgestorven plantenresten werden verwijderd. Conclusie - Geen nestplaatsen en planten voor bijen. - Dat was mijn ervaring en resultaten van inventarisaties tussen 1976-1985 - Tussen 1960-1970 was ik tuinman. Met uitzondering van hommels kwamen in tuinen (meer dan 200) geen wilde bijen voor. In deze tuinen groeiden wel bijvriendelijke planten, maar iedere vorm van nestgelegenheid ontbrak. Enkele voorbeelden. Let hier ook op de randen van de beplanting In dit park (Veenendaal) kwamen tot begin jaren 90 geen wilde bijen voor. Dat was voor de jaren 90 een beeld dat in het hele land voorkwam Een typisch voorbeeld van een beplanting in de jaren 80 In jonge beplantingen was chemische onkruidbestrijding normaal. Maar ook in oudere beplantingen werd gespoten met herbiciden. Achterstallig onderhoud in de jaren 80-90 leidde tot holle beplantingen waarin geen enkele bijenplant kon groeien. Een toppunt van ecologische armoede Diep spitten maakt voor alle wilde bijen nestelen in de grond onmogelijk. Oppervlakkige grondbewerking (permacultuur) geeft meer ruimte aan wilde bijen. Het omslagpunt in de jaren-90 ET In deze periode vond de grootste omslag plaats van traditioneel beheer en of chemisch beheer naar meer ecologisch beheer. In 1990 waren er maar enkele gemeenten die hun groen substantieel ecologisch beheerden, maar in vrijwel alle gemeenten waren proefplekken. De discussie over chemische bestrijding kwam in de westerse wereld op gang door het boek “silent spring” (Rachell Carson, 1962) en werd versterkt door in het eerste Europese Natuurbeschermingsjaar 1970. Het is samen te vatten in een kreet die veel werd gebruikt: “Het gif er uit en de natuur er in” Al in de jaren 80 begonnen sommige gemeente met ecologisch groenbeheer. De doorbraak kwam begin jaren 90. De chemische onkruidbestrijding in beplantingen verdween snel uit beeld. Van intensief grasland beheer werd in veel gemeenten overgestapt op zogenaamd hooiland beheer (dat later voor een belangrijk deel ook weer is terug gedraaid. 1995: European Nature Conservation Year In 1970, the Council of Europe organised the first major campaign on behalf of the natural environment. A quarter of a century later, the Council is again drawing the attention of all Europeans to their natural environment by declaring 1995 European Nature Conservation Year In dit jaar werd het ook duidelijk dat het met de wilde bijen de goede kant op ging. Voorbeelden van resultaten van ecologisch groenbeheer Een berm met gewoon biggenkruid. (wordt landelijk minstens door 20 soorten wilde bijen bezocht) Boerenwormkruid (ca 10 soorten wilde bijen) Grote kattenstaart in een stadspark. Dit beeld was in de jaren 80 ondenkbaar. Langs deze oever leven nu zeer gespecialiseerde bijen die vóór 1990 niet in het stedelijk gebied voorkwamen: kattenstaartbij en gewone slobkousbij. Beplantingen ondergingen ook een transformatie Bijlmermeer eind jaren 90. In de kruidlaag met onder meer stinkende gouwe die landelijk minstens door 12 soorten wilde bijen wordt bezocht. Een bosachtige beplanting in Amstelveen Een bosplantsoen in Leeuwarden met daslook en gevlekt longkruid. Dood hout was vóór 1980 een “vloek in de kerk”. Vanaf 1990 begint dat geleidelijk aan een normaal verschijnsel te worden. Ook zomen, een van de belangrijkste plekken voor bijen komen steeds meer in beeld Boerenwormkruid Beemdooievaarsbek Groenbijvende ossentong en witte dovenetel 5 Sterke toename van wilde bijen in het stedelijk gebied In de periode 1995-2000 werden ca 30 steden en gemeenten geïnventariseerd. Het resultaat was formidabel: wilde bijen kwamen vaak talrijk voor en meer dan 100 soorten zijn waargenomen. Dit staat in sterk contrast met het agrarisch landschap waar de wilde bijen sinds de jaren 60 -70, vrijwel volledig zijn verdwenen. De deplorabele situatie van wilde bijen op het platte land is niet het effect van de nieuwste generatie pesticiden, maar het gevolg van zeer intensief chemisch en mechanisch beheer van het agrarische gebied in de periode 1960 - 2000. 6 Een nieuwe inventarisatie van wilde bijen in Amsterdam Sinds 2000 is het ecologische groenbeheer in Amsterdam uitgebreid. Welke invloed heeft dat op wilde bijen? In 1999-2000: 50 soorten wilde bijen waargenomen. In 2014-2015: 71 soorten wilde bijen waargenomen en de meeste populaties zijn duidelijk zichtbaar toegenomen. In het algemeen Ecologisch groenbeheer is zeer bevorderlijk voor wilde bijen. Waarschijnlijk leeft 60% van de Nederlandse wilde bijensoorten in stedelijk gebied. Hieronder bevinden zich veel rode lijstsoorten. Als ecologisch groenbeheer wordt uitgebreid en waar nodig is, verbeterd, zullen meer soorten bijen zich in het stedelijk gebied kunnen handhaven. Welke factoren bepalen of bijen wel of niet komen ? - Stuifmeel leverende wilde planten in relatie met nestgelegenheid. - Onderhoud en beheer. - Areaal (gebied van voorkomen) van de bijen. - De positie van de tuin in het stedelijk, agrarisch en natuurlijk gebied. - Isolatie door bebouwing. - Tuinen dicht bij natuurgebieden. - Leeftijd van de tuin en het gebied waar de tuin ligt. - Bijenplanten/drachtplanten in en langs bossen en bosachtige beplantingen - Gebruik bijenhotels - Volledige tekst http://www.drachtplanten.nl/00Factoren.htm Grote klaproos en echte kamille komen op deze wijze buiten de natuurreservaten vrijwel niet meer voor. Beide planten zijn niet zo kritisch ten aanzien van hun milieu, maar te veel mest en het gebruik van herbiciden overleven ze niet. (omg. Espe 1990). Dat dit gevolgen heeft voor veel soorten bijen en andere insecten is duidelijk De Hoeksche Waard is een gebied met grootschalige landbouw. Agroranden dragen niet alleen bij aan en beter milieu, maar ook aan de visuele kwaliteit van het landschap. Door de veelheid van ingezaaide soorten geven ze geen opvallend landschappelijk effect, maar vanaf de weg is het wel duidelijk zichtbaar. Bovendien is het toegestaan om langs en door de agroranden te lopen en bloemen te plukken. (NieuwBeijerland 2009). Of dit voor wilde bijen zin heeft is zeer de vraag Phacelia wordt geregeld als groenbemester gebruikt. Omdat het een buitengewoon goede bijen/drachtplant is snijdt het mes aan twee kanten. Daarnaast wordt het landschap er door verfraaid. (Groningen, omgeving Nieuw-Beerta 1998). Doordat deze soort vaak wordt uitgezaaid en verwildert, is hij aan het inburgeren. Maar ook hier hebben wilde bijen weinig tot niets aan. Akkerrand met gele Ganzenbloem. De kruiden zijn hier uitgezaaid. Opvallend is dat wilde bijen hier nauwelijks zijn waargenomen. De bijen zijn hier nog niet gevestigd. Alleen als dit systeem wordt gecontinueerd komen er bijen. Voor honingbijen en hommels functioneert het wel. Het overgrote deel van de wilde bijen moeten het van de stad hebben Een voorbeeld enkele kansrijke locaties in en rond Nijmegen - Stadspark Stadsdijk - Groene omgeving Maas-Waalkanaal - Goffertpark - Spoorwegemplacementen - Oude kloostertuinen - Park brakkenstein - Bermen, taluds van opritten etc. Daarnaast wordt Nijmegen gevoed door: - Het Waalgebied - Het heuvellandschap - Omgeving Hatterse vennen - Spoorlijnen Waar gaan we naar toe met het beheer? Eerst was het netheidsbeheer Toen chemisch beheer Daarna een stevige groei van het ecologisch beheer En nu komen we of zitten we in deze fase: het doodvonnis voor veel insecten waaronder wilde bijen Zorg voor bijen en het menselijk nageslacht Veel wilde bijen zijn uit het landschap buiten de steden en dorpen verdwenen. Zonder het stedelijk gebied zou de wilde bijenstand nog dramatischer zijn afgenomen dan nu het geval is. Het lot van veel soorten wilde bijen ligt in handen van stads- en gemeentenbesturen. Sinds 1990 is er een goed begin gemaakt met ecologisch groenbeheer, maar vaak was het ook niet meer dan een paar stappen vooruit en dan weer achteruit. Wilde bijen vragen om een krachtig en stabiel beleid. Niet alleen om de biodiversiteit te waarborgen maar ook om voor ons nageslacht een leefbare wereld achter te laten. Sommige gemeenten hebben het geluk dat ze zijn ingebed in bijenrijke gebieden, maar dat maakt de verantwoordelijkheid voor biodiversiteit in deze gemeenten er niet minder om Dus ….. Maak een overzicht van en een beheerplan voor de kansrijke plekken in het openbaar groen